Raadsvoorstel
Agendanummer: Datum raadsvergadering:
19-12-2013
Onderwerp:
Vorming Groenalliantie Midden-Holland e.o.
Gevraagde Beslissing:
Te besluiten om: 1. De twee huidige natuur- en recreatieschappen Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen e.o. op te heffen en gelijktijdig te treffen het nieuwe openbaar lichaam Groenalliantie Midden-Holland e.o. (zie bijgevoegd raadsbesluit).
Aan de gemeenteraad van Krimpen aan den IJssel
Krimpen aan den IJssel, 5 november 2013
INLEIDING In het gebied van de regio Midden-Holland bestaan momenteel de natuur- en recreatieschappen Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen e.o. naast elkaar. Deze schappen hebben elk volgens hun doelstelling als taak het ontwikkelen en beheren van de in gemeenschappelijkheid aangewezen recreatiegebieden. In de afgelopen jaren is er zo een aantal belangrijke natuur- en recreatiegebieden en verbindingen in de regio ontwikkeld. De Groenservice Zuid-Holland (een dienst van de provincie Zuid-Holland) voert in opdracht van de schappen het beheer over de recreatiegebieden van de schappen. In de afgelopen periode hebben de bestuurders van beide schappen en van de provincie Zuid-Holland met elkaar gesproken over de visie op het beheer en de ontwikkeling van het recreatieve groen in het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart. De aanleiding voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie is tweeledig. De provincie is een discussie gestart over de maatschappelijke functie van het recreatieve groen en over de herpositionering van de rollen en taken binnen het beheer van de groene recreatie. Maar er is de laatste tijd ook sprake van een aantal ontwikkelingen die elk op zich aanleiding vormen om de huidige werkwijze en organisatie van het beheer van het (recreatieve) groen tegen het licht te houden en te verbeteren. De dialogen hebben geresulteerd in een gezamenlijk besluit van de dagelijkse en algemene besturen van beide schappen om aan de betrokken gemeenten en de provincie voor te stellen om de huidige twee schappen per 1 mei 2014 te laten fuseren tot één nieuwe gemeenschappelijke regeling: de Groenalliantie Midden-Holland e.o. Door middel van een raadsinformatiebrief d.d. 16 januari 2013 bent u reeds uitgebreid over bovengenoemde proces geïnformeerd.
BEOOGD E F F E C T De nieuwe Groenalliantie heeft als doelstelling om vanuit de publieke verantwoordelijkheid, in samenspel met markt en maatschappij, de ontwikkeling en het beheer van het unieke Groene Hart-landschap in de regio Midden-Holland e.o. op te pakken, om zo te bouwen aan een attractief en duurzaam leefklimaat, natuur en biodiversiteit te beschermen en in samenwerking met andere sectoren een vitale regio te realiseren. Daarnaast blijft de goede zorg voor de in gemeenschappelijkheid bestemde groene recreatiegebieden en verbindingen een taak.
ARGUMENTEN 1.
In de regio moet het landschap duurzaam leefklimaat worden
worden beschermd gecreëerd.
en moet een attractief
en
Het landschap van het Groene Hart is uniek, maar de centrale ligging in de Randstad legt een druk op het gebied en zorgt voor ruimteclaims die niet altijd de ontwikkeling van de regio en het leefklimaat ten goede komen. Het unieke landschap is juist een kwaliteit die niet alleen op zich de moeite waard is om te behouden, maar ook kan worden benut als een belangrijke drager voor de verdere ontwikkeling van een vitale regio. Andersom is een vitale regio ook de belangrijkste drager om het landschap te beschermen en de unieke waarden te behouden en te versterken. De ambitie die centraal staat in dit traject is om in de regio een attractief en duurzaam leefklimaat te creëren. De burger waardeert de landschappen en de natuur- en recreatiegebieden en kan daarin prima recreëren; toeristen komen één of meerdere dagen naar het gebied om van het unieke landschap en de cultuurhistorie te genieten; bedrijven zien het als een positieve vestigingsvoorwaarde; boeren en overige ondernemers kunnen er goed ondernemen en de natuur- en landschapswaarden worden beschermd. Tegelijkertijd willen wij als overheden een betere kwaliteit tegen een lagere prijs realiseren en daarvoor meer samenwerken met markt en maatschappij. Algemeen erkend wordt dat groene recreatie (recreatie en toerisme) een rol moet spelen in het behoud en de versterking van de economische vitaliteit van het landelijk gebied. Een toeristisch aansprekende regio is aantrekkelijk voor de eigen bevolking en draagt bij aan het woon- en werkklimaat, maar de mogelijkheden van toerisme en recreatie zijn nu nog onderbenut. Vanuit die ambitie rijzen er meerdere vraagstukken waar de Groenalliantie mee aan de slag kan gaan. 2.
Er is een nieuwe structuur nodig: de twee huidige natuur- en recreatieschappen regio worden opgeheven en er wordt gelijktijdig een nieuw openbaar lichaam Groenalliantie opgericht.
in de
De huidige structuur waarlangs het beheer en de ontwikkeling van de groene recreatie is georganiseerd kan geen antwoord meer bieden op de zich voordoende vraagstukken en kan onvoldoende adequaat inspelen op actuele ontwikkelingen. De focus ligt teveel exclusief op aanbodsturing en de zorg voor de eigen gebieden. Daarnaast biedt de constructie bestuurders te weinig mogelijkheden om de sturende rol op te pakken. Daarom wordt voorgesteld om de twee huidige natuur- en recreatieschappen in de regio op te heffen en gelijktijdig een openbaar lichaam Groenalliantie op te richten die aan de volgende structuurvereisten voldoet:
2
»
»
» » »
» » »
De vorming van een sterk platform voor behartiging van de gezamenlijke belangen van de aangesloten gemeenten en van de provincie op het gebied van de groene recreatie door krachtenbundeling en een duidelijke toedeling van taken en verantwoordelijkheden; Sturing vanuit een integrale benadering door vooral op strategische niveau het dossier groene recreatie te verbinden met andere belangrijke regionale dossiers zoals economie, wonen, wateropgave en landbouw; Het scheppen van meer ruimte voor lokale autonomie en regie door besluitvorming over lokale zaken aan de lokale bestuurders over te laten; Versterking van de democratische legitimatie door de gemeenteraden adequaat van informatie te voorzien en nauwer te betrekken bij de besluitvorming; Vermindering van bestuurlijke drukte door alleen de overleggen te houden die er werkelijk toe doen en daarnaast de besluitvorming te versnellen. Dubbele agenderingen op verschillende bestuurslagen (lokaal, subregionaal, regionaal, provinciaal) worden voorkomen; Een betere kostenbeheersing door besluitvorming, kosten en profijteffecten dichter bij elkaar te brengen; Geen financiële kostenverhoging voor de individuele gemeenten en provincie; In de nieuwe structuur is een rol weggelegd voor overheid, markt en maatschappij. Alleen in samenspel tussen deze drie sferen kunnen het beheer en de ontwikkeling van landschap en groene recreatie effectief betekenis krijgen. De overheid stuurt vanuit haar publieke verantwoordelijkheid. Zij zet de grote lijnen uit, zorgt voor een evenwichtige afweging tussen de diverse belangen en zij faciliteert. Markt en maatschappij worden nadrukkelijk uitgenodigd om invulling te geven aan hun rol op dat gebied.
Een Groenalliantie die voldoet aan deze vereisten zorgt ervoor dat de bestaande structuren op het gebied van de groene recreatie niet worden 'weggegooid' maar met elkaar worden verbonden en gerestyled. Er is sprake van vermindering van bestuurlijke drukte, ten dele doordat er minder wordt overlegd, maar met name doordat het karakter van de overleggen verandert. De effectiviteit zal toenemen. Aan de strategische tafel wordt het beleid besproken in verbinding met andere dossiers en wordt de ontwikkelopgave afgestemd. Aan de behandeling van dergelijke essentiële vraagstukken wordt thans niet toegekomen. De vergaderfrequentie van de strategische tafels zal lager liggen dan de huidige AB- en DB-cyclus (voorkeur is twee keer per jaar). Aan de subregionale tafels worden de (niet-strategische) belangen van het groene recreatiebeheer in de subregio behandeld. Dat gebeurt met de bestuurders die dergelijke zaken ook werkelijk aangaat. De provincie is daar dan ook in principe niet bij. Zij zal alleen aanschuiven bij bespreekpunten die direct de provinciale belangen raken. De tactische tafels zijn minder formeel ingericht en de deelnemers bepalen zelf wanneer zij overleg nodig vinden. Naar verwachting zullen de tactische tafels frequenter bijeenkomen. De tien gemeenten in de Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen e.o. en de provincie zijn de beoogde bestuurlijke samenwerkingspartners in de Groenalliantie, terwijl de regeling open staat voor aangrenzende gemeenten die in de toekomst willen toetreden. De insteek is om niet te groot te beginnen, maar het op te starten binnen een gebied waarin samenwerking logisch kan worden opgepakt en via samenwerking meerwaarde kan worden behaald. In een latere fase kan de samenwerking worden uitgebreid met naastgelegen gemeenten voor zover er sprake is van verwantschap in opgaven. Programmatische samenwerking is effectief als die is ingegeven door de geografische schaal waarop oplossingen voor het vraagstuk gevonden moeten worden. Voor strategische vraagstukken is daarom een hoger schaalniveau vereist dan voor praktische beleidsuitwerking en uitvoering. Maar wanneer het schaalniveau te hoog is, leidt dat tot vervreemding en tot betrokkenheid van partijen bij besluitvorming over zaken waarin zij geen belang hebben. En wanneer het schaalniveau te laag is, staat de effectiviteit onder druk doordat essentiële
3
verbindingen niet kunnen worden gelegd en/of relevante partijen van besluitvorming zijn uitgesloten. Voor de strategische ontwikkeling en beleidsmatige afstemming is de schaal van de Groenalliantie een ideale maat. Het maken van meerjarige afspraken over de financiering van landschapsontwikkeling, de samenhang met andere dossiers en onderwerpen als routestructuren, de diversiteit van de gebieden en de spreiding van grootschalige voorzieningen, horen op dat niveau besproken te worden. Een nieuwe organisatie op deze schaal geeft ook voldoende massa om een sterke speler te kunnen zijn. De nabijheid van de gebieden biedt kansen om synergievoordelen te behalen. De combinatie van unieke landschappen en de historische steden levert een aantrekkelijk aanbod op voor recreanten en toeristen. Om te voorkomen dat er in de toekomst nieuwe bestuurlijk drukte ontstaat zullen er tussen de verschillende gremia duidelijke afspraken worden gemaakt over de toedeling van verantwoordelijkheden. De gemeente Zuidplas oriënteert zich voor de groene recreatie voornamelijk op de Rotterdamse regio. De gemeente neemt deel in het recreatieschap Rottemeren. Het ligt voor de hand dat dit in de toekomst ongewijzigd blijft en dat Zuidplas zich aansluit bij de te vormen grootstedelijke Groenautoriteit. Zuidplas kan wel worden toegelaten als waarnemer in de Groenalliantie. De nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn zal volgend jaar een besluit moeten nemen over voortzetting van deelname aan de nieuwe structuur. In principe lijkt daar bereidheid toe. Voor de tactische vraagstukken, zoals de uitwerking van beleid in concrete afspraken met private partijen over ontwikkeling van een locatie, praktische afspraken met andere terreinbeheerders over samenwerking in het beheer en de afwikkeling van wensen en klachten van burgers, ondernemers en belangenorganisaties, is de schaal van de subregio's de meest ideale maat. 3.
De tegenwoordige maatschappelijke realiteit samenwerken centraal staat en noodzakelijk
vraagt een benadering is.
waarin
De 2 schappen in het gebied van de regio Midden-Holland e.o. hebben elk afzonderlijk als taak het ontwikkelen en beheren van de in gemeenschappelijkheid aangewezen recreatiegebieden. In de afgelopen jaren zijn zo enkele belangrijke natuur- en recreatiegebieden en verbindingen in de regio ontwikkeld. De groenservice Zuid-Holland voert in opdracht van de schappen het beheer over de gebieden. Een dergelijke constructie kan goed werken zolang het louter gaat om het beheren en ontwikkelen van concrete natuur- en recreatiegebieden. Maar de tegenwoordige maatschappelijke realiteit vraagt een andere benadering, waarin samenwerken centraal staat: » De wensen en behoeften van de tegenwoordige recreant zijn veranderd. Deze wil niet meer passief recreëren in de schapsgebieden, maar wil zelf bepalen hoe en waar hij recreëert. Hij is voornamelijk op zoek naar een individueel in te vullen belevenis in een landschap met een unieke eigen identiteit. Dat is bijvoorbeeld een afwisselend landschap met groen, water en cultuurhistorie en een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen voor de recreant. Aan de wensen en behoeften van de recreant (en toerist) kan alleen maar tegemoet worden gekomen door over de grenzen van de huidige gebieden heen te kijken, onderling af te stemmen en door samen te werken. » De financiële middelen van de overheden zijn beperkt. Dat is een risico voor de natuuren recreatiegebieden van de schappen, waarvan de beheer- en ontwikkellasten vrijwel uitsluitend door de overheden wordt gedragen. Efficiëntere vormen van beheer en het
4
aanboren van alternatieve financieringsmogelijkheden zijn daarom dringend gewenst. Er liggen kansen in het maken van gezamenlijke beheerafspraken met andere terreinbeheerders, het onderling ruilen van gebieden en het samen bedenken van financiële arrangementen. » De muren tussen de verschillende beleidsdomeinen worden steeds verder afgebroken. Het groene domein moet in deze nieuwe verhoudingen haar plaats bepalen. Zij zal moeten laten zien dat zij niet alleen geld kost, maar ook meerwaarde toevoegt in het grotere maatschappelijke perspectief. Groen is immers van betekenis voor de leefkwaliteit van de inwoners, maar ook voor de gezondheid, biodiversiteit en vanuit economisch(-toeristisch) perspectief. Samenwerking over de grenzen van de beleidsdomeinen biedt dus wederzijds belangrijke kansen om tot een beter totaalresultaat te komen. » De verhoudingen tussen de overheid, markt en maatschappij zijn veranderd. Ook in het groendomein wordt steeds meer van de overheid gevraagd om vanuit haar rol als bewaker van de publieke waarden sturing te geven en waar nodig verantwoordelijkheid te nemen. Verder wordt verwacht dat zij vooral ruimte geeft aan initiatieven van burgers, ondernemers en belangenorganisaties en verbindingen legt met deze partijen. De dynamiek die vervolgens ontstaat kan resultaten opleveren die de overheid zelf nooit had kunnen bedenken en zorgt voor meer veerkracht en een sterkere maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap ("mentaal eigenaarschap"). Al deze facetten geven de noodzaak aan van meer samenwerking, zowel tussen de overheden onderling, als met niet-overheidspartijen. De huidige organisatie van de (groene) recreatie is daar onvoldoende op ingericht. Door de huidige fragmentatie is er op dit moment onvoldoende inbreng in relevante discussies en blijven kansen liggen om het landschap te behouden en te versterken. Samenwerking met maatschappelijke partners en ondernemers is van groot belang voor een succesvolle aanpak. De nieuwe governance biedt betere kansen om gezamenlijk afspraken te maken met andere partijen zoals waterschappen, Staatsbosbeheer, Zuid-Hollands Landschap, ANWB, agrarisch natuurbeheer, etc. Op strategisch niveau kunnen allianties worden aangegaan met dergelijke partijen, terwijl zij op subregionaal niveau zelfs deelnemer kunnen worden van de tactische tafel. Initiatieven van private partijen kunnen op deze wijze beter worden gefaciliteerd en ingepast. Daarnaast is het gebied van Midden-Holland een aantrekkelijke alliantiepartner voor bijvoorbeeld de grote steden in de omgeving (met name de Metropoolregio MRDH). Zij zoeken recreatieve overloopgebieden voor hun burgers. Nieuwe kansen liggen er dus als het gaat om deze groep een aantrekkelijke dagrecreatieve bestemming te bieden. Andersom kan deze groep een belangrijke economische drager worden voor de toeristische voorzieningen in de regio. Tezamen kan de regio een completer aanbod voor de recreant en toerist uit de grotere steden ontwikkelen. 4.
Een nieuw governancemodel is nodig om enerzijds in gezamenlijkheid algemeen beleid te kunnen bespreken in verbinding met andere dossiers en om de ontwikkelopgave met elkaar af te stemmen en om anderzijds de (niet strategische) belangen te kunnen behartigen van het (groene) recreatiebeheer in de subregio.
De Groenalliantie krijgt een governancemodel met één strategische tafel en twee tactische tafels. De strategische tafel wordt met name benut om in gezamenlijkheid algemeen beleid te bespreken in verbinding met andere dossiers en om de ontwikkelopgave met elkaar af te stemmen. Daarnaast wordt er voor elk van de twee subregio's een tactische tafel ingericht. Deze worden benut om de (niet strategische) belangen te behartigen van het (groene) recreatiebeheer in de betreffende subregio.
5
Uitgewerkt levert dat het volgende beeld op: A. Strategische tafel Alle deelnemers in de GR participeren aan de strategische tafel, waar zij met name in gezamenlijkheid het groenbeleid bespreken in verbinding met andere dossiers en de ontwikkelopgave afstemmen. Onderwerpen aan de Strategische tafel kunnen zijn (niet uitputtend): »
Strategische verbindingen leggen tussen de ontwikkeling en het beheer van het (recreatieve) groen en andere dossiers zoals economie (vestigingsklimaat, landbouw), leefbaarheid, klimaat, water en gezondheid;
»
Allianties met grootstedelijk gebied over bijvoorbeeld het creëren van recreatiemogelijkheden voor de stedeling, toerisme, duurzaamheidsdoelstellingen en kansen voor stadslandbouw;
»
Strategische allianties met onder meer andere terreinbeheerders;
»
Nieuwe verdienmodellen;
»
Thematische invulling van gebieden met regionale betekenis (subregio-overstijgend);
»
Allocatie grootschalige projecten en voorzieningen met regionale betekenis;
»
Stad-landverbindingen;
»
Ontwikkelopgave.
De ontwikkelopgave omvat voorstellen voor ontwikkeling en financiering van nieuwe groene (recreatie-) gebieden, -functies en verbindingen. Op basis hiervan kan een Meerjaren Investeringsprogramma Groen (MIG) worden opgesteld dat ter vaststelling wordt voorgelegd aan de gemeenteraden en provinciale staten . Binnen een dergelijk programma wordt tussen provincie en gemeenten een programmering overeengekomen van nieuwe programma's en projecten binnen een bepaalde periode. De programmering omvat afspraken over de prioriteitstelling van projecten, de financiering door participerende overheden en cofinanciering door andere partijen en een realisatieplanning. Opname in de programmering en prioriteitstelling van projecten gebeurt op basis van een beoordeling van de maatschappelijke meerwaarde, realisatiemogelijkheden en -planning, inzet van cofinanciering, een realistische business case, deugdelijkheid van beheerafspraken en een risicoanalyse. 1
Voor de uitvoering van de ontwikkelopgave kan de instelling van een groenfonds worden overwogen. Een dergelijk fonds kan bijdragen aan een efficiëntere en effectievere inzet van de beschikbare middelen. In het fonds kunnen de bestemde middelen vanuit gemeenten, provincie, bestaande fondsen en cofinanciering worden samengevoegd. Daarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld rijksgelden, middelen van private partijen en mogelijke compensatiegelden. Belangrijk voordeel van het fonds is dat door bundeling van geldstromen projecten sneller en beter kunnen worden uitgevoerd. De verwachting is dat een ontwikkelingsfonds ook extra middelen kan genereren. In Nederland heeft het Nationale Groenfonds ruime ervaring met het opzetten van regionale grondfondsen ^ ontwikkelingsfondsen). Zijn kunnen benaderd worden voor een gezamenlijk onderzoek naar de oprichting van een dergelijk fonds voor de regio Midden-Holland en omstreken.
1
Gemeenteraden, provinciale staten en Algemene Besturen hebben budgetrecht voor de middelen die zij beschikbaar stellen bij vaststelling en wijziging van het MIG.
6
Het Bestuursakkoord 2011-2015 van Rijk, IPO en VNG bepaalt dat het omgevingsbeleid een provinciale kerntaak is en dat de provincie ^ middenbestuur) fungeert als gebiedsregisseur. Dit betekent dat de provincie aan te spreken is op de vaststelling en kwaliteit van plannen en visies op het gebied van omgevingsbeleid. Vanuit die niet vrijblijvende verantwoordelijkheid voelt de zij zich gehouden om het voortouw te nemen bij de gezamenlijke opstelling van de ontwikkelopgave. Verder mag de provincie door deelname niet belemmerd worden in de uitoefening van de aan haar toegekende wettelijke taken op het gebied van de RO en natuur en in haar verantwoordelijkheid om de belangen van alle gemeenten in de provincie evenwichtig af te wegen. B. Tactische tafel Per subregio participeren alle gemeenten aan de tactische tafel voor de behartiging van de (niet strategische) belangen van het groen recreatiebeheer in de subregio. Onderwerpen aan de tactische tafel kunnen zijn (niet uitputtend): »
Realisatie van projecten binnen de algemene strategische kaders;
»
Afspraken over de kwaliteit van de inrichting van de groene recreatie in de subregio;
»
Afspraken over handhaving en toezicht in de subregio;
»
Recreatiebehoefte vanuit de directe omgeving;
»
Afstemming met stakeholders in de subregio (landbouw, natuurorganisaties, Recron, etc.);
»
Afspraken met ondernemers en individuele gemeenten over realisatie van investeringen;
»
Financiering van het beheer (compartiment subregio);
»
Bestuurlijke aansturing van de beheerfunctie in de subregio, incl. beheerarrangementen;
»
Afspraken over mogelijke gezamenlijke aanbesteding.
Aan de tactische tafel kunnen ook andere partijen zoals waterschappen, TBO's (terrein beherende organisaties) en ondernemers worden uitgenodigd om deel te nemen aan de discussie. Dat kan eventueel zelfs in de vorm van lidmaatschap van de adviescommissie. Het is de verantwoordelijkheid van het nieuwe bestuur en van de bestuurders op subregionaal niveau om hier invulling aan te geven. De bevoegdheden van de Groenalliantie in het kader van het beheer van de bestaande natuur- en recreatiegebieden (die momenteel bij de twee schappen zijn belegd) worden op het tactisch niveau neergelegd, zodat het beheer van de gebieden met de benodigde slagvaardigheid en lokale betrokkenheid kan plaatsvinden. C. Opdrachtgeverschap Om de slagvaardigheid te vergroten en kwaliteit te verhogen komt er per subregio een secretaris/subregionale opdrachtgever met beslissingsmandaat. In elk van de twee subregio's bepalen de lokale bestuurders aan de tactische tafel feitelijk wat er in het gebied moet gebeuren. Om dit mogelijk te maken is er een bijzondere constructie bedacht. In juridische zin is het namelijk niet mogelijk om bij een gebiedsgerichte tactische tafel van een GR besluitvormende bevoegdheden neer te leggen. Alle bevoegdheden liggen wettelijk namelijk bij het bestuur van de GR. In formele zin zal de tactische tafel daarom een subregionale adviescommissie zijn van het bestuur van de GR Groenalliantie. Via mandaat legt het bestuur van de GR zijn
7
bevoegdheden per subregio neer bij een secretaris/opdrachtgever (m.u.v. de bevoegdheden zoals BBV-cyclus die op grond van de Wgr niet kunnen worden overgedragen). Deze functionaris mag dus de besluiten nemen, waaronder het verstrekken van opdrachten voor de uitvoering van werkzaamheden door het personeel van de G.Z-H en door derden. Maar de besluiten worden niet eerder genomen dan gehoord de adviescommissie. Daarmee is hij de "linking pin" tussen de bestuurders en de uitvoerders van opdrachten. De lokale bestuurders sturen, terwijl de secretaris formeel aangeeft wat er moet worden gedaan en hij toetst later of de geleverde producten en adviezen in overeenstemming zijn met de uitvraag. Hij bepaalt ook of geleverde stukken kwalitatief op orde zijn en kunnen worden doorgestuurd voor bespreking door de bestuurders. Verder zal de secretaris nauw overleg voeren met de ambtenaren van gemeenten en provincie die zijn belast met ondersteuning van de bestuurders in de GR.
Strategische tafel Midden Holland e.o.
Algemeen Bestuur
Afstemming
'
A GR
Beleid
Mandaat
Mandaat
Tactische tafel Subregio R P e.o.
Tactische tafel Subregio KW
Alphen (Boskoop) i Bodegraven-Reeuwijk Gouda / Waddinxveen / (* HHS, TBOs, ...)
Advies commissie
Gehoord
Dagelijks Bestuur
/
Opdracht¬ Gever Subregio RP
Bergambacht/ Krimpen / Nederlek Ouderkerk / Schoonhoven / Vlist / (* HHS, TBOs, ...) Opdracht¬ Gever Subregio KW
Gehoord
Advies¬ commissie
Opdrachten
Groenservice Zuid-Holland
Aannemers
De principes waarop deze constructie berust zijn gelijk aan die waarop de opdracht- en mandaatconstructie berust die in overheidsorganisaties wordt toegepast. De rol van secretaris wordt in principe neergelegd bij een door het bestuur aan te wijzen ambtenaar van de G.Z-H. Het bestuur van de GR kan de secretaris instructies geven voor de wijze waarop hij geacht wordt zijn rol uit te voeren en kan verlangen dat hij periodiek verantwoording aflegt over de uitoefening van zijn mandaat. De functie van secretaris/opdrachtgever is ook ingevoerd om een betere scheiding tussen opdrachtgeversrol en opdrachtnemersrol aan te brengen. Op operationeel niveau verandert er niets. De huidige opdrachtnemers voor het beheer en de ontwikkeling blijven dat ook in de nieuwe situatie. De dienstverleningsovereenkomsten met de G.Z-H worden één op één overgezet naar de nieuwe organisatie, evenals de lopende overeenkomsten met bijvoorbeeld aannemers voor groenonderhoud. Onlangs is een discussie gestart over de toekomstige positie van de G.Z-H als dienstverlener aan de natuur- en recreatieschappen. Deze discussie wordt tegelijkertijd gevoerd, maar staat los van de bestuurlijke opschaling.
8
D. Stemverhoudingen In het algemeen bestuur heeft elk lid één stem, met uitzondering van de provinciaal vertegenwoordiger die twee stemmen kan uitbrengen. De stemverhouding komt overeen met de huidige systematiek in de twee schappen. In het algemeen bestuur kunnen maximaal twaalf stemmen worden uitgebracht bij een stemming. Voor het tot stand komen van een besluit is een volstrekte meerderheid nodig. Dat wil zeggen dat bij twaalf geldige stemmen een besluit tot stand is gekomen indien zeven stemmen vóór het besluit zijn uitgebracht. Alleen voor het vaststellen van de begroting is een uitzondering gemaakt. Daarvoor is een drie vierde meerderheid vereist waaronder de stemmen van de provincie. E . Samenwerking met andere partijen Samenwerking met maatschappelijke partners en ondernemers is van groot belang voor een succesvolle aanpak. De nieuwe governance biedt betere kansen om andere publieke, maatschappelijke en private partners bij het beheer en de ontwikkeling van het gebied te betrekken en initiatieven van derden te faciliteren en in te passen. Er komt meer ruimte om gezamenlijk afspraken te maken met andere partijen zoals waterschappen, Staatsbosbeheer, Zuid-Hollands Landschap, ANWB, agrarisch natuurbeheer, toeristisch-recreatieve ondernemers, etc... Op strategisch niveau kunnen allianties worden aangegaan met dergelijke partijen. Ook kunnen op strategisch niveau andere partijen door het bestuur worden uitgenodigd om bij de discussie over bepaalde onderwerpen aan te schuiven. Externen kunnen echter niet aan de besluitvorming deelnemen. Op subregionaal niveau zouden externe partijen een actievere rol kunnen krijgen. De regeling biedt zelfs nadrukkelijk de mogelijkheid om externen te benoemen tot lid van de tactische adviescommissies. Hoewel intensieve betrokkenheid van sommige regionale organisaties wellicht voor de hand ligt, zal het bestuur van het nieuwe schap zich moeten uitspreken over de vraag met welke externe partijen en op welke wijze de samenwerking vorm wordt gegeven. Daarnaast is het gebied van Midden-Holland e.o. een aantrekkelijke alliantiepartner voor bijvoorbeeld de grote steden in de omgeving (met name de Metropoolregio MRDH). Zij zoeken recreatieve overloopgebieden voor hun burgers. Nieuwe kansen liggen er dus als het gaat om deze groep een aantrekkelijke dagrecreatieve bestemming te bieden. Andersom kan deze groep een belangrijke economische drager worden voor de toeristische voorzieningen in de regio. Tezamen kan de regio een completer aanbod voor de recreant en toerist uit de grotere steden ontwikkelen. Dit sluit aan bij de conclusies van de commissie Hendrikx, die adviseert om gebiedsontwikkeling nieuwe stijl in te voeren, waarin stedelijke en landelijke gemeenten samen aan de slag gaan met ondernemers, andere overheden en maatschappelijke instellingen. F. Lokale betrokkenheid en het democratische proces Het governancemodel voor de Groenalliantie biedt ruimte voor meer lokale betrokkenheid en invulling van het democratische proces.
9
In het governancemodel krijgen gemeenteraden en burgers ten opzichte van de huidige schappen meer invloed en meer mogelijkheden voor controle achteraf: » In de nieuwe structuur wordt zoveel mogelijk op subregionaal / lokaal niveau (tactische tafel) besproken en besloten. Afspraken over de uitvoering van projecten en de behandeling van wensen en klachten vinden plaats op dit niveau. Op regionaal niveau worden met name ontwikkelingen op elkaar afgestemd en worden verbindingen gelegd met andere dossiers. » De besluitvormingstermijnen worden aanzienlijk verkort, waardoor de relatie tussen wens en uitvoering beter zichtbaar wordt. » De gemeenteraden hebben budgetrecht voor de middelen die zij beschikbaar stellen voor het MeerjarenInvesteringsprogramma Groen. » De raads- en statenleden zullen actief worden geïnformeerd over het beleid en de activiteiten van de GR Groenalliantie. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven zal in goed overleg moeten worden bepaald. Gedacht kan worden aan onder meer periodieke themabijeenkomsten waar raadsleden worden geïnformeerd en in discussie kunnen over de visie, het beleid en de plannen. Dit in aanvulling op hetgeen op grond van de Wgr wettelijk is verplicht.
FINANCIËN De huidige financiering blijft ongewijzigd en geoormerkt beschikbaar voor de huidige gebieden via zgn. compartimentering. Het budget voor het beheer van de twee samengevoegde recreatieschappen is op strategisch niveau ondergebracht, maar wordt gealloceerd naar de betreffende tactische tafel. De staande afspraken over de financiële verdeling van het nadelig exploitatiesaldo in de huidige schappen blijven dus intact. Deze financiële compartimentering wordt in de regeling vastgelegd. Indien het algemeen bestuur bij begroting besluit dat een deel van het nadelig exploitatiesaldo niet ten laste van één van de twee deelgebieden wordt gebracht, bepaalt zij tevens de daarbij behorende verdeelsleutel. Voor bepaalde activiteiten in de toekomst kan een knip volgens de lijn van de compartimenten onlogisch zijn.Omdat een dergelijke afwijking bij begroting wordt vastgesteld, zijn er extra waarborgen opgenomen voor een zorgvuldige belangenafweging. Net als bij elk openbaar lichaam, is het algemeen bestuur (wettelijk) verantwoordelijk voor het vaststellen van de begroting en jaarrekening, waaronder de aan te houden bestemmingsreserves, voorzieningen en een verantwoord weerstandsvermogen. Dit betekent dat het algemeen bestuur ook de benodigde totale deelnemersbijdrage vaststelt, waarmee het nadelig exploitatiesaldo immers moet worden aangevuld. Ook de bestemming van een eventueel overschot bij de jaarrekening (bijv. toevoeging aan reserves/voorzieningen of een (éénmalige) verlaging van de deelnemersbijdragen) is een bestuursbesluit. De raden en provinciale staten kunnen ten aanzien van de begroting hun zienswijze kenbaar maken. Als gevolg van de opschaling zullen de deelnemersbijdragen niet stijgen. Maar omdat de hoogte van de deelnemersbijdragen uiteindelijk wordt bepaald door het algemeen bestuur, kan niet op voorhand zekerheid worden gegeven dat de bijdragen niet zullen stijgen als gevolg van andere factoren. Dit is een keuze die de vertegenwoordigers van de deelnemers in het algemeen bestuur samen moeten maken. Maar in de toekomst wordt bij het opstellen van de projectenlijst van het MIG nadrukkelijk een beoordeling van de deugdelijkheid van de
10
beheerafspraken (incl. financiering daarvan) meegenomen, Stijgingen van de deelnemersbijdragen zullen daardoor naar verwachting minder snel aan de orde zijn. In verband met de beëindiging van de twee huidige schappen stellen de afzonderlijke algemene besturen van de schappen een liquidatieplan op. Daarin wordt onder meer per op te heffen schap de bestemming van de thans aanwezige reserves en voorzieningen geregeld. Het ligt voor de hand dat deze over gaan naar de Groenalliantie en worden geoormerkt voor het desbetreffende compartiment. Daarmee worden de aanwezige reserves en voorzieningen zeker gesteld voor de gebieden waarvoor zij ooit waren bedoeld.
Fin. stand 1-1-2014 (t)
Exploitatiebegro ting (lasten)
Risicorati Algemene
o
Bestemmin
Voorziening
groot
reserve
(prognose
gs-reserves
onderhoud
dec '14)
Reeuwijkse Plassen
1.457.110
413.560
1,9
492.750
754.814
Krimpenerwaar d
2.225.976
1.452.05
11,3
1.291.036
2.363.619
Het financiële mandaat van de secretaris/opdrachtgever wordt bepaald door de middelen die in het subregionale compartiment zitten ten behoeve van het beheer van de gebieden en door eventuele middelen die beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van nieuwe gebieden en de groenrecreatieve infrastructuur. De financiering van het MIG staat nadrukkelijk los van de reguliere exploitatie en is vooral bedoeld voor nieuw geld voor nieuwe zaken. De vastgelegde financiële verdeling is daar niet op van toepassing, omdat de financieringsbronnen van het MIG variabel zullen zijn (bijv. bijdragen overheden, subsidies, externe financiering, opbrengsten). Per project zullen de financiering en daarbij behorende verdeelsleutel verschillen. Het MIG behoeft de instemming van elk van de raden van de deelnemende gemeenten en van provinciale staten van de deelnemende provincies. Daarmee is verzekerd dat elke raad en provinciale staten het budgetrecht behoudt ten aanzien van de eigen bijdrage.
B E S L U I T V O R M I N G S P R O C E S EN TIJDPAD De aandachtspunten die in dit raadsvoorstel zijn behandeld hebben geresulteerd in een gecombineerd raads- en statenbesluit tot opheffing van de Gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard en de opheffing van de Gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving, alsmede het gelijktijdig treffen van en deelnemen aan de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken. Naast raden en provinciale staten moeten ook de colleges als betrokken bestuursorganen een eigen en afzonderlijk besluit tot deelname aan de gemeenschappelijke regeling nemen. De oprichting van de nieuwe Groenalliantie moet gelijktijdig plaatsvinden met de opheffing van de bestaande twee schappen om te voorkomen dat er een vacuüm ontstaat, waarin de verordeningen niet meer zouden gelden en de rechten en plichten jegens andere partijen
11
niet meer kunnen worden nagekomen, dan wel tegen mogelijk hoge kosten moeten worden ontbonden. De ambitie is om de Groenalliantie per 1 mei 2014 in werking te laten treden. Mocht dit onverhoopt niet haalbaar zijn, dan kan de startdatum met één of enkele maanden worden opgeschoven. Het tijdpad in verband met de oprichting van de Groenalliantie Midden-Holland en omstreken luidt: Regionale bespreking met de fractiespecialisten in de
september 2013
gemeenteraden en Provinciale Staten (informeren/consulteren/draagvlak). september 2013
Aanbieding van de stukken aan de colleges van B&W van de vijf
4e kwartaal 2013
Aanbieding van de stukken aan de gemeenteraden en aan PS.
november 2013 - januari
Besluitvorming gemeenteraden en PS over het treffen van de
2014
nieuwe gemeenschappelijke regeling en het opheffen van de twee
deelnemende gemeenten en aan de colleges van G S .
bestaande gemeenschappelijke regelingen. januari 2014 - april 2014
Benoeming AB-leden
april 2013
Constituerende vergadering nieuwe regeling.
1 mei 2014
Deelname aan de gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken is een feit.
Gebîed A: Reeuwijkse Piassen e.o
V?
-
•-aí
ŗ
â I
.,.;:J:--.:.::
I : -
i
1
: : I
1
i.
ļļ!
^1
ÌŴ
i
ik
1:
Legenda
P M
IS' i
12
Gebied B: Krimpenerwaard
įjŵ
\
Legenda ļ
Grenswerkgebied
\
' S
1
';
'"
-
^jţ -
1 1
\
^ :
' -
\--
— ^V'
7
;
' į ' .;. X
" : įį^*"
y
ļ
íj
F **'"'"
'
li
y
BIJLAGEN 1. De Gemeenschappelijk regeling Groenalliantie Midden-Holland e.o. met toelichting
In de vergadering van de besluitvoorbereidende commissie van 2 december 2013 is dit voorstel aan de orde geweest.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel, Mr. A. Boele secretaris
13
L.M. Huizer burgemeester
\
Ontwerp-besluit De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2013; Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Provinciewet en de Algemene wet bestuursrecht Overwegende dat: - het wenselijk is te komen tot een heroriëntatie op de maatschappelijke betekenis van de recreatiegebieden en de rol en taken van de overheden; - de provincie Zuid-Holland en de deelnemende gemeenten afspraken hebben gemaakt omtrent het beheer en de afstemming van de ontwikkeling van groengebieden binnen het grondgebied van de deelnemende gemeenten; - de deelnemende gemeenten en de provincie Zuid-Holland de intentie hebben uitgesproken deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling inhoudende de oprichting van een openbaar lichaam voor het als Midden-Holland aangeduide grondgebied van de deelnemende gemeenten, onder gelijktijdige opheffing van de bestaande natuur- en recreatieschappen Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen en omgeving; - het bestuur van de in te stellen groenalliantie de bevoegdheid krijgt tot het nemen van strategische besluiten betreffende het beheer en de ontwikkeling van groengebieden van bovengemeentelijke betekenis binnen het werkgebied van de deelnemende gemeenten, alsmede de bevoegdheid krijgt tot het per werkgebied van daartoe in te stellen commissies van advies uitvoeren of doen uitvoeren van beheer- en ontwikkelingstaken, waaronder onderhoudstaken, vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in de gebieden die door de groenalliantie worden beheerd; - de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, alsmede provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincie Zuid¬ Holland, zijn overeengekomen een gemeenschappelijke regeling te treffen voor het vormen van de Groenalliantie Midden-Holland en omstreken;
besluit: - tot het treffen van de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken, overeenkomstig de regeling met toelichting die bij dit besluit is gevoegd en hiervan onderdeel uitmaakt; - gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken op te heffen de Gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard en op te heffen de Gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving; - in te stemmen met de overdracht van alle rechten en verplichtingen van de op te heffen natuur- en recreatieschappen Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen en omgeving aan
14
de ingevolge de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken ingestelde Groenalliantie Midden-Holland en omstreken, onverminderd het bepaalde in de van toepassing zijnde liquidatieplannen; - te bepalen dat de door het bestuur van het natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard en door het bestuur van het natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving vastgestelde verordeningen en voorschriften tot twee jaar na inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken hun rechtskracht blijven behouden en overeenkomstig van toepassing zijn ten aanzien van het gebied waarvoor deze zijn vastgesteld, voor zover het bestuur van het bij de Gemeenschappelijke regeling Groenalliantie Midden-Holland en omstreken nieuw in te stellen openbaar lichaam deze verordeningen en voorschriften niet eerder vervallen verklaart; - te bepalen dat de door het bestuur van het natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard en door het bestuur van het natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving voor het jaar 2014 vastgestelde bijdragen van de deelnemende gemeenten en de provincie Zuid-Holland voor het jaar 2014 van kracht blijven voor de gebieden waarvoor deze zijn vastgesteld; - te bepalen dat - in aanvulling op het vorige beslispunt - de afspraken over de deelnemersbijdragen van kracht blijven die zijn vastgesteld in het kader van de zogenaamde Package Deal (2012) door het bestuur van het natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 19 december 2013. De griffier,
15
De voorzitter,