RAADSVERGADERING 30 OKTOBER NR. XV
2014
Aan de leden van de Raad Aan de wethouders en de secretaris Hierbij nodig ik u uit voor de Openbare Raadsvergadering op donderdag 30 oktober 2014 om 19.30 uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. AGENDA Vragenhalfuur voor de burgers Vragenhalfuur voor de raad
Aanvang/streeftijd 19.30 uur
1. 2. 3. 4.
Algemeen 20.00 uur Opening Vaststelling agenda Besluitenlijst en toezeggingenlijst raadsvergadering 25 september 2014 Toezeggingenlijst totaal raad per oktober 2014
5. 6.
Besluitvormend/bespreekstukken Vaststelling Beleidsplan en verordening Wmo Vaststelling Beleidsplan en verordening jeugdhulp
20.05 uur
Pauze
21.35 uur
7. 8.
20.50 uur
21.50 uur Besluitvormend/hamerstukken Kennisname concept Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord Nederland 2015 - 2018 Vaststelling aanbestedingsdocument t.b.v. de Europese aanbesteding benoeming nieuwe accountant
9.
Opiniërend Beleidsplan participatie
21.55 uur
10.
Ingekomen stukken
22.40 uur
11.
Afscheid raadslid C.H.D. (Kees) de Rijk (PvdA)
22.45 uur
12.
Sluiting
Zuidwolde, 17 oktober 2014 De voorzitter van de Raad,
R.T. de Groot
Het woord voeren door de burgers Voorafgaand aan de vergadering, tijdens het vragenhalfuur, kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan. Ook kunnen zij ideeën over het gemeentelijk beleid kenbaar maken. Tijdens de vergadering kan er per agendapunt worden ingesproken. Dit kan niet als er een afzonderlijke hoorzitting over het onderwerp is/wordt gehouden. Een ieder heeft maximaal 5 minuten spreektijd. Voor het inspreken is maximaal 30 minuten beschikbaar. Om het woord te kunnen voeren, moet men zich voor de vergadering bij de griffier melden. Opiniërend Tijdens het opiniërende vergaderblok voert de raad opiniërende discussies. De resultaten van deze discussies vormen bouwstenen voor voorstellen aan de raad. Deze raadsvoorstellen worden in een volgende vergadering besluitvormend behandeld.
Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 25 september 2014 om 19.30 uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: H.S. Benning (Gb), R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), H. BuldKist (Gb), G. Gol (Gb), P. Groot (Gb), A. Haar (D66), G. Hempen-Prent (Gb), H.C.M. Langen (PvdA), H. Mulder (VVD), D. Oosterveen (Gb), C.H.D. de Rijk (PvdA), H.G. Scheper-Beijering (VVD), E.M.M. Verheijen (GL), J.H. Wiechers (CU), T.J. de Wit (CDA) (vanaf 19.35), D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb) (vanaf 21:01), M. Pauwels-Paauw (VVD) en J.R. van ’t Zand (Gb) wethouders; N. Kramer, secretarisdirecteur. Afwezig m.k.: M.S.J. Hulst (VVD), G.C. Leffers-Heeling (Gb). Voorzitter: Griffier: Verslag:
R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute
Vragenhalfuur voor de burgers De voorzitter meldt dat er geen insprekers zijn. Vragenhalfuur voor de raad Mevrouw Mulder (VVD) stelt een artikel 37A-vraag over de fietsoversteek verbinding Koekange – de Wijk in bocht Commissieweg. In verband met de afwezigheid van wethouder Ten Kate beantwoordt wethouder Van ’t Zand de vragen. De heer Wiechers (CU) stelt een artikel 37A-vraag huishoudelijke hulp via de WMO. Wethouder Pauwels beantwoordt de vragen. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering. 2. Vaststelling agenda De heer Groot (Gb) wenst gezamenlijk namens alle fracties een motie in te dienen over de budgetten binnen het sociaal domein. De voorzitter zegt toe dat deze motie wordt behandeld als agendapunt 10A. De heer Oosterveen (Gb) wenst een opmerking te plaatsen bij agendapunt 4 en agendapunt 10. De heer Haar (D66) wenst een opmerking te maken bij agendapunt 10. De voorzitter vraagt om vaststelling van de gewijzigde agenda. De voorzitter stelt de gewijzigde agenda vast. 3. Toezeggingenlijst totaal raad per september 2014 De voorzitter vraagt om vaststelling van de toezeggingenlijst. De raad stelt de toezeggingenlijst totaal raad per september 2014 vast. 4. Benoeming plv. griffier van De Wolden De heer Oosterveen (Gb) stelt namens de werkgeverscommissie van de raad voor dat de griffie een attentie verzorgt voor de heer De Jong, voormalig plv. griffier van de raad van De Wolden.
1
De voorzitter stelt voor mevrouw Middelkamp te benoemen tot plv. griffier van De Wolden. De vergadering wordt om 19:46 uur geschorst. Om 19:50 heropent de voorzitter de vergadering. Mevrouw Middelkamp wordt met 17 stemmen voor, en 0 stemmen tegen, per 25 september 2014 tot en met 1 januari 2016 benoemd tot plv. griffier van De Wolden. 5. Beëdiging plv. griffier van De Wolden Mevrouw Middelkamp wordt beëdigd tot plv. griffier van De Wolden. 6. Uitwerking burgerinitiatief het Wheemhuus te Zuidwolde De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. Het CDA dient een amendement in, dit amendement wordt unaniem aangenomen. De raad besluit conform het geamendeerde voorstel. 7. Vaststelling Bestuursrapportage 2014 De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel en de aanpassingen van de budgetten worden vastgesteld. 8. Vaststelling bestemmingsplan de Wijk, Parkweg e.o. De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. Alle fracties, behalve het CDA, gaan akkoord met het voorstel. 9. Vaststelling bestemmingsplan Oosterweg 66 – Jan Haarstraat Alteveer De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 10. Vaststelling Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen De Wolden De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De heer Oosterveen (Gb) merkt op dat de verordening 9 maanden te laat aan de raad wordt voorgelegd. De heer Haar (D66) merkt op dat zijn fractie privacy belangrijk vindt. De raad besluit conform het voorstel. 10A. Motie budgetten sociaal domein De heer Groot (Gb) dient namens alle fracties een motie in. De voorzitter vraagt om stemming. De motie wordt, met 17 stemmen voor en 0 stemmen tegen, aangenomen. 11. Ingekomen stukken De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst ingekomen stukken. De raad besluit conform het voorstel. 12. Sluiting De voorzitter sluit om 22:44 uur de vergadering. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 30 oktober 2014,
de griffier,
de voorzitter,
2
Toezeggingenlijst vergadering raad 25 september 2014
Data
Onderwerp
Afspraak/Toezegging
Actie door
25 september 2014
Artikel 37A-vraag van de VVD m.b.t. Fietsoversteek verbinding Koekange – de Wijk in bocht Commissieweg Vaststelling bestemmingsplan de Wijk, Parkweg e.o.
Het college gaat kijken of de bebording optimaal is en tijdens het eerstvolgende gesprek met dorpsbelangen de Wijk wordt dit punt meegenomen bij de evaluatie verkeerssituaties.
Wethouder Van ‘t Zand
Toegezegd wordt dat de omwonenden van het complex zo snel mogelijk betrokken worden bij de inrichting van het appartementencomplex. Deze boodschap wordt zo snel mogelijk naar Actium gecommuniceerd.
Wethouder Ten Kate
25 september 2014
griffie, 16 oktober 2014
Afdoening vóór Eerstvolgende overleg met dorpsbelangen de Wijk
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 30 oktober 2014 Agendapuntnummer : XV, punt 4 Opdrachtgever : de raad
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Toezeggingenlijst Totaal Raad. Samenvatting: Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: De toezeggingenlijst Totaal Raad, per oktober 2014, voor kennisgeving aannemen. Inleiding en aanleiding: Volgens de formele procedure voor afhandeling toezeggingen aan de raad, vindt er maandelijks terugkoppeling aan de raad plaats. Bijgevoegd is de Toezeggingenlijst Totaal Raad, met de laatste stand van zaken. Problemen of vraagstukken: n.v.t. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Volgens de procedure kunt u desgewenst procedurele vragen stellen. Een inhoudelijke reactie van het college is thans niet aan de orde. Alternatief beleid: n.v.t. Financiële effecten: n.v.t Personele effecten: n.v.t Bijlagen: - Toezeggingenlijst Totaal Raad per oktober 2014
Zuidwolde, 17 oktober 2014 griffier drs. Josee Gehrke
burgemeester Roger de Groot
1
Nr. XV / 4
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en griffier van 17 oktober 2014;
Besluit:
De toezeggingenlijst Totaal Raad, per oktober 2014, voor kennisgeving aan te nemen.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Griffie Postbus 20 7920 AA Zuidwolde tel. 0528-378376
Toezeggingen Totaal Raad, plus voortgang afhandeling moties stand van zaken per oktober 2014 Data
Onderwerp
Afspraak/toezegging
Actie door
Afdoening vóór
2014 30 januari 2014
Zwembad Ruinen
Vraag GB tussenevaluatie na 2 jaar, en informatieve eindevaluatie na vier jaar. De burgemeester stemt in met het verzoek van de werkgeverscommissie om een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenschappelijke regeling en de werkgeverscommissie/ griffie (in uren en budgetten) op te stellen.
Wethouder Mirjam Pauwels Burgemeester Roger de Groot
1 april 2016
13 maart 2014
Ambtelijke samenvoeging De Wolden – Hoogeveen.
13 maart 2014
Ambtelijke samenvoeging De Wolden – Hoogeveen.
8 mei 2014
Vaststelling zienswijze beleidsbegroting 2015 en jaarstukken 2013 GGD
12 juni 2014
Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de RUD Drenthe
26 juni 2014
Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015
Stand van zaken De dienstverleningsovereenk omst is eind augustus in de werkgeverscommissie besproken en wordt in oktober aangeboden. De dienstverlening aan de inwoners zal verbeteren door de samenvoeging van de ambtelijke organisaties Het college zegt toe dat er een evaluatie volgt van het alcoholmatigingsbeleid in combinatie met een evaluatie van het ketenbeleid zodra hier cijfers over beschikbaar zijn. Het college zegt toe de RUD uit te nodigen de volgende ontwerp begroting te presenteren en toe te lichten aan de gemeenteraad. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd met een voorstel te komen voor het instellen van een sociaal noodfonds. Pagina 1 van 2
1 november 2015
Burgemeester Roger de Groot
1 september 2015
Wethouder Mirjam Pauwels
Zodra er cijfers beschikbaar zijn.
Wethouder Ten Kate
1 mei 2015
Wethouder Pauwels
De begrotingsraad op 6 november 2014.
Data 26 juni 2014
Onderwerp Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015
26 juni 2014
Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015
26 juni 2014
Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015
11 september 2014
Vaststelling economische activiteiten in het algemeen belang ogv de wet markt en overheid.
11 september 2014
Vaststelling economische activiteiten in het algemeen belang ogv de wet markt en overheid. Griffie, 8 oktober 2014
Afspraak/toezegging Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd een overzicht op te stellen van de investeringen voor de rioleringen voor de komende 15 jaar. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd een overzicht op te nemen voor de drie decentralisaties. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd de resultaten van het onderzoek van zonnepanelen op alle gemeentelijke gebouwen te presenteren.
Actie door Wethouder Van t Zand
Afdoening vóór De begrotingsraad op 6 november 2014.
Wethouder Pauwels
De begrotingsraad op 6 november 2014.
Wethouder Ten Kate
De begrotingsraad op 6 november 2014.
Aan het ontwerp-besluit wordt toegevoegd: 1. Bij de verhuur aan commerciële kinderopvangorganisaties komt de locatie Kerkinge 16a, 7921 HC Zuidwolde te vervallen en de locatie Schoolbrink 1a, 7921 HG Zuidwolde wordt toegevoegd. 2. Aan de binnen- en buitensportaccommodatie s moet toegevoegd worden: sportpark de Wijk.
Burgemeest er R.T. de Groot
Stand van zaken Uitgevoerd. Er wordt een inventarisatie van de ruimten in de brede scholen gemaakt en aangeboden aan de raad
Pagina 2 van 2
Burgemeest er R.T. de Groot
1 december 2014
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 30 oktober 2014 : XV, punt 5 : 1583 : Wethouder Mirjam Pauwels
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling beleidsplan en verordening Wmo. Samenvatting: Vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) van kracht. In de Wmo 2015 is bepaald dat de gemeenteraad het beleidsplan en de verordening vóór 1 november 2014 vaststelt. Het voorliggende beleidsplan is een verdere uitwerking van de Kadernota Sociaal Domein. Het sluit aan bij de ambities zoals verwoord in het collegeprogramma ‘Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht 2014-2018’. Het beleidsplan geeft op hoofdlijnen hoe de gemeente invulling gaat geven aan de nieuwe Wmo 2015. We kiezen voor een actief sturende rol van de gemeente. Uitgangspunt in het beleidsplan is dat inwoners primair zelf en samen met hun sociaal netwerk, verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun leven en dat de ondersteuning vanuit de Wmo 2015 daarop aanvullend is. Door de ondersteuning zijn inwoners in staat om zelf vorm te geven aan hun leven op een manier die past bij hun mogelijkheden en hun beperkingen. In de verordening worden onder andere de regels gesteld over de door de gemeente te verlenen maatwerkvoorzieningen. Met deze verordening wordt een volledig beeld gegeven van de rechten en plichten van de inwoner als cliënt. Uitgangspunt bij de verordening is het vaststellen van kaders door de gemeenteraad, waarbij de gemeenteraad het college verzoekt om de nadere (beleids)regels uit te werken. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: 1. Het beleidsplan Wmo vaststellen; 2. De verordening Wmo vaststellen. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Vanaf 1 januari 2015 wordt de nieuwe Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) van kracht. De Wmo 2015 vervangt de huidige Wmo. De belangrijkste reden om te komen tot een nieuwe Wmo is dat de gemeente nieuwe taken krijgt die nu nog onder de Algemene Wet Bijzondere Kosten (AWBZ) vallen.
Pagina 1 van 4
Aanleiding: In de Wmo 2015 is bepaald dat de gemeenteraad vóór 1 november 2014 een beleidsplan en een verordening vaststelt. Naar integraal beleid Sociaal Domein Naast dit voorstel over de Wmo zijn er ook vergelijkbare voorstellen die betrekking hebben op de Jeugdwet en de Participatiewet. Met die voorliggende beleidsplannen en verordeningen voldoen we aan de in de 3 wetten geformuleerde opdrachten. In zowel de Kadernota Sociaal Domein als in het Collegeprogramma 2014-2018 is aangegeven dat het streven is om zoveel mogelijk verbinding te maken tussen de decentralisaties om integraal werken en ontschotting te borgen. En dat we de ondersteuning van onze kwetsbare inwoner benaderen vanuit diens vraag en leefomgeving. Dit betekent dat de oplossingen niet vanuit de verschillende kolommen maar vanuit de vraag van onze inwoner moeten worden georganiseerd In de komende transformatieperiode gaan we nadrukkelijk (ook) op zoek naar de integrale samenhang tussen diverse beleidsterreinen, zoals jeugd, participatie, sport, volksgezondheid en onderwijs. De stip aan de horizon kan zijn één beleidsplan Sociaal Domein. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: In de Wmo 2015 is in artikel 2.1.2 bepaald dat gemeenten in een beleidsplan moeten vastleggen hoe ze invulling geven aan hun nieuwe taken met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. De verordening Wmo De Wolden 2015 vloeit voort uit de verplichting op grond van artikel 2.1.3 van de Wmo 2015, om bij verordening regels te stellen die nodig zijn om het beleidsplan Wmo uit te voeren. In de verordening worden in ieder geval regels gesteld over onder andere maatwerkvoorzieningen, de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, de kwaliteit van voorzieningen en een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten. Op 17 juli 2014 heeft het college de conceptstukken vrijgegeven voor inspraak. De inspraakperiode is op 11 september 2014 gesloten. Tijdens de inspraakperiode zijn 2 inloopbijeenkomsten over de conceptstukken gehouden. De inspraakreacties zijn verwerkt in een reactienota, die is bijgevoegd bij dit voorstel. Beoogd effect: Voldoen aan de hiervoor genoemde verplichtingen die in de Wmo 2015 staan. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Beleidsplan Wmo Voorliggend beleidsplan betreft een verdere uitwerking van de Kadernota Sociaal Domein. Het sluit aan bij de ambities zoals verwoord in het Collegeprogramma ‘Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht 2014-2018’. Het beleidsplan geeft op hoofdlijnen hoe de gemeente invulling gaat geven aan de Wmo 2015. Het beleidsplan wordt verder uitgewerkt in een gemeentelijke verordening en vervolgens in beleidsregels. De ondersteuning vanuit de Wmo 2015 is aanvullend op wat inwoners zelf kunnen, samen met hun sociaal netwerk. Door de ondersteuning zijn inwoners in staat om zelf vorm te geven aan hun leven op een manier die past bij hun mogelijkheden en hun beperkingen. Verordening Wmo De verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. Bij het opstellen van de verordening is als uitgangspunt genomen dat inwoners een eigen
Pagina 2 van 4
verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven. Van inwoners mag worden verwacht dat ze elkaar daarin naar vermogen bijstaan. Als inwoners onvoldoende zelfredzaam zijn, onvoldoende in staat zijn tot deelname aan het maatschappelijk leven, moeten ze een beroep kunnen doen op ondersteuning door de gemeente. Met als doel om zo lang als mogelijk is in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen. Met deze verordening wordt een volledig beeld gegeven van de rechten en plichten van de inwoner als cliënt. Uitgangspunt bij de verordening is het vaststellen van kaders door de gemeenteraad, waarbij de gemeenteraad het college verzoekt om de nadere (beleids)regels uit te werken. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: Het budget voor de uitvoering van de Wmo 2015 bedraagt voor 2015 in totaal € 5,1 miljoen: € 3.2 miljoen voor nieuw taken en € 1.9 voor bestaande taken. Hiervan moeten zowel de ondersteuning als de uitvoeringkosten betaald te worden. Uitgangspunt is dat we het doen met de middelen die we daarvoor krijgen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de begroting 2015, waarin een aparte paragraaf is opgenomen voor het sociaal domein. Op dit moment is het moeilijk in te schatten of we binnen dat budget blijven aangezien we nog niet beschikken over eenduidige kostenramingen. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: De juridische effecten blijken uit hetgeen hiervoor is toegelicht. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De inspraakreacties van inwoners en organisaties alsmede het advies van de Wmo-raad De Wolden zijn in dit voorstel verwerkt. De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en moet daarom bekendgemaakt worden in het digitale gemeenteblad. Daarnaast zal er ter informatie een kennisgeving in De Wolder Courant worden geplaatst. Na vaststelling van de stukken volgt er een publicatie op de website en in De Wolder Courant in samenspraak met de stukken behorend bij de andere twee decentralisaties. Fatale termijnen: Wettelijk gezien moeten deze stukken op 1 november 2014 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Aanpak en uitvoering: Een aantal thema’s uit het beleidsplan wordt nader uitgewerkt in beleidsstukken. De uitwerking van de verordening vindt plaats via nadere beleidsregels welke voor 1 januari 2015 moeten zijn vastgesteld door het college. De door het college vastgestelde beleidsregels gaan ter kennisname naar de gemeenteraad. De uitvoering van de nieuwe wet valt onder verantwoordelijkheid van de nieuwe gemeentelijke organisatie. Ter voorbereiding hierop is een werkgroep implementatie actief waarin concrete uitvoeringszaken verder worden uitgewerkt.
Pagina 3 van 4
Bijlagen: - Beleidsplan Wmo; - Verordening Wmo; - Reactienota Wmo.
Zuidwolde, 17 oktober 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 4 van 4
Ontwerp Nr.
XV / 5
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2014;
Besluit:
Vast te stellen: 1. Het Beleidsplan Wmo 2015-2018; 2. De Verordening maatschappelijke ondersteuning De Wolden 2015.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Sociaal Domein - Beleidsplan Wmo
actief en betrokken
dewolden.nl
Pagina 2 van 30
Inhoudsopgave Inleiding
3
1. De nieuwe Wmo
5
2. Bevorderen van sociale samenhang en ondersteunen van mantelzorgers en vrijwiligers
8
3. Bevorderen van toegankelijkheid en algemene voorzieningen
10
4. Preventie en vroegsignalering
14
5. Maatwerkvoorzieningen
17
6. Beschermd wonen en opvang en bestrijding huiselijk geweld
22
7. Randvoorwaarden
25
Bijlage: Lijst met afkortingen
30
Pagina 3 van 30
Inleiding Algemeen Na vaststelling op 28 april 2014 door de Tweede Kamer heeft de Eerste kamer op 8 juli 2014 besloten in te stemmen met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Dat betekent dat het definitief is dat de wet op 1 januari 2015 in werking treedt. De nieuwe Wmo formuleert een aantal opdrachten aan de gemeente. Één van die opdrachten is het op- en vaststellen van een beleidsplan. In artikel 2.1.2 van de nieuwe Wmo is opgenomen dat de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan moet voor 1 november 2014 door de gemeenteraad worden vastgesteld. Van transitie naar transformatie Het zoeken naar een nieuwe balans in het sociale domein vraagt om ‘anders denken en anders doen’. Aan dat transformatieproces moet in gezamenlijkheid invulling worden gegeven met betrokkenheid, inzet en draagvlak als belangrijke basiselementen. Het transformatieproces vraagt tijd en reikt veel verder dan 1 januari 2015. Op die datum moeten we echter wel klaar zijn om onze nieuwe wettelijke taken en verantwoordelijkheden goed uit te voeren. Het transitieproces dat dus op 1 januari 2015 klaar moet zijn, dient er toe te leiden dat voor kwetsbare inwoners die afhankelijk zijn van maatschappelijke dienstverlening, de ondersteuning wordt voorgezet. Uitgangspunt is wel dat waar we op de korte termijn zaken moeten regelen (transitie), we dat zo gaan doen dat dat het proces op de langere termijn (transformatie) niet nadelig beïnvloedt. Ook de late besluitvorming door de rijksoverheid in relatie tot de invoerdatum van 1 januari 2015 maakt het noodzakelijk om eerst aan het transitieproces goede invulling te geven. Visie en beleidskaders Na de visie op het ‘Sociale Domein’ (2013) en de ‘Zorgvisie’ (2013) is de kadernota ‘Het sociale domein is onze gezamenlijke zorg!’ opgesteld en door de gemeenteraad op 14 februari 2014 vastgesteld. In die kadernota is de visie nader uitgewerkt en zijn beleidskaders geformuleerd. Deze kaders vormen de basis voor het vervolgproces dat moet leiden tot praktische uitvoering van de nieuwe taken. Wmo-beleidsplan 2015-2018 Voor u ligt het Wmo-beleidsplan 2015-2018 voor de gemeente De Wolden. Dit beleidsplan is een verdere uitwerking van de wettelijke opdracht, de visie op het sociale domein en de kader nota Sociaal Domein. Het beleidsplan op haar beurt wordt weer nader uitgewerkt in de gemeentelijke verordening en in uitvoeringsplannen/beleidsregels. De wet benoemt de beleidsterreinen die in het plan moeten worden beschreven. Dit beleidplan sluit daarop aan. Hoofdstuk 1 gaat in op de hoofdlijnen van de nieuwe Wmo. Hoofdstuk 2 gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Hoofdstuk 3 is gewijd aan het bevorderen van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking en op het realiseren van algemene voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 4 beschrijft wat er van ons wordt verwacht en wat we gaan doen om vragen om ondersteuning te voorkomen en op tijd te signaleren. Hoofdstuk 5 gaat in op de individuele maatwerkvoorzieningen waar inwoners een beroep op kunnen doen. In hoofdstuk 6 beschrijven we het vangnet aan ondersteuning: beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat in op een aantal randvoorwaarden die de wet stelt aan het beleid en de uitvoering op alle
Pagina 4 van 30
beleidsterreinen. Het gaat dan om zaken als eigen bijdragen, financiële tegemoetkomingen, kwaliteit, toezicht, klachtenregeling etc. De verschillende hoofdstukken hebben een vergelijkbare opbouw, te weten: • Een beschrijving van de bedoeling van de wetgever: wat wil de wetgever, wat moet de gemeente doen en welke ruimte krijgt de gemeente daarvoor. • Wat is er al: wat hebben we al geregeld, welke voorzieningen hebben we al? • Wat mist er en wat kan beter? • Welke doelen stellen we ons? Deze doelen vloeien voort uit de reeds gestelde beleidskaders en de wettelijke taken. • Wat gaan we doen en wanneer om onze doelen te realiseren? Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een opsomming van beleidsvoorstellen die voortvloeien uit de gestelde doelen en de analyse van de huidige situatie (wat is er, wat mist er en wat kan beter?). Naar integraal beleid en beleidsplan In het huidige Wmo-beleidsplan is ook volksgezondheid geïntegreerd. De uitgangspunten en acties op dat beleidsterrein blijven van kracht. Met het voorliggende Wmo-beleidsplan voldoen we aan de wettelijke opdracht. In de Kadernota Sociaal Domein is aangegeven dat het streven is om zoveel mogelijk verbinding te maken tussen de decentralisaties om integraal werken en ontschotting te borgen. En dat we de ondersteuning van onze kwetsbare inwoner benaderen vanuit diens vraag en leefomgeving. Dit betekent dat de oplossingen niet vanuit de verschillende kolommen maar vanuit de vraag van onze inwoner moet worden georganiseerd In de transformatieperiode die in het najaar 2014 van start gaat, gaan we nadrukkelijk (ook) op zoek naar de integrale samenhang tussen diverse beleidsterreinen, zoals jeugd, participatie, sport, volksgezondheid en onderwijs. De stip aan de horizon kan zijn 1 beleidsplan Sociaal Domein.
Pagina 5 van 30
1.
De nieuwe Wmo
Bedoeling van de wetgever Het kabinet wil de ondersteuning en langdurige zorg vanaf 2015 anders organiseren. De bedoeling is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Centraal staan de behoeften en eigen mogelijkheden van mensen. Daarna komt hulp van familie of anderen in de directe omgeving. Als de grenzen zijn bereikt van de eigen mogelijkheden en die van de sociale omgeving komt de gemeente in beeld. Zij kan zo nodig ondersteuning bieden in de vorm van algemene voorzieningen en als dat onvoldoende is met maatwerkvoorzieningen. Bijvoorbeeld begeleiding, participatie of huishoudelijke ondersteuning. Voor medische zorg thuis moeten mensen niet naar de gemeente maar naar hun zorgverzekeraar, bijvoorbeeld voor verpleegkundige zorg. De gemeente is ook niet verantwoordelijk voor zware 24 uurs-zorg in een instelling. Daarvoor moeten mensen in de toekomst een beroep doen op de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit is de opvolger van de huidige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Gemeenten worden met de nieuwe Wmo verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die als gevolg van huiselijk geweld de thuissituatie hebben verlaten, moeten gemeenten voorzien in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. De gemeente is verplicht om bij een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning een gedegen onderzoek uit te voeren naar de ondersteuningsbehoeften van mensen. Van gemeenten wordt verwacht dat zij dit onderzoek uitvoeren in goede samenspraak met de mensen om wie het gaat en dat zij samen met betrokkenen komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening. In het onderzoek moeten eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de sociale omgeving worden betrokken en meegewogen. Verder is het essentieel dat de hulpvraag integraal en domein overstijgend wordt behandeld en beoordeeld. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De huidige Wmo is ook gericht op het bieden van passende ondersteuning aan mensen die verminderd zelfredzaam zijn en problemen hebben met maatschappelijke participatie. Om de ondersteunings-behoefte te bepalen volgt ook nu op een melding een gedegen onderzoek door een Wmo-consulent. Daarbij wordt ook nu samen met de cliënt gekeken naar de eigen kracht, de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de sociale omgeving. We noemen dat het “keukentafelgesprek”. Wat mist er en wat kan beter? In 2015 krijgt de gemeente te maken met nieuwe ondersteuningsvragen van mensen die tot die tijd zorg ontvingen op grond van de AWBZ. Het gaat – op basis van de gegevens per 1 juli 2014 - om de volgende cliënten: ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (43 personen) volwassenen met psychiatrische problematiek (135 personen) volwassenen met een verstandelijke beperking (109 personen) volwassenen met een zintuiglijke beperking (9 personen) volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (48 personen) Het betreft mensen van 18 jaar en ouder met lichte maar soms ook ernstige beperkingen of complexe hulpvragen. Deze volwassenen hadden binnen de AWBZ recht op begeleiding aan huis, dagbesteding, vervoer van en naar de dagbesteding, kortdurend verblijf (respijtzorg), niet medische persoonlijke verzorging, beschermd wonen met begeleiding en/of gebruik van de laagdrempelige inloopvoorziening voor GGZ-cliënten. Deze mensen en anderen konden daarnaast gebruik maken van de door het Rijk (en
Pagina 6 van 30
soms door de provincies ) gefinancierde cliëntondersteuning van de MEE-organisaties, 7x24 uur telefonische hulpdiensten en doventolken. Daarnaast konden deze en andere chronisch zieken en gehandicapten een beroep doen op landelijke regelingen voor tegemoetkomingen in de ziektekosten. Al deze rechten komen onder de nieuwe Wmo te vervallen, al dan niet na een overgangsperiode. De gemeente moet daarvoor in de plaats indien nodig een maatwerkvoorziening aanbieden. Deze verplichting vervangt de compensatieplicht in de huidige Wmo. Begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf voor jeugd tot 18 jaar wordt met ingang van 2015 niet gedecentraliseerd van de AWBZ naar de Wmo maar naar de Jeugdwet. De bedragen die het Rijk nu uitgeeft voor de functies die naar de gemeenten worden gedecentraliseerd, worden toegevoegd aan een deelfonds sociaal domein van het Gemeentefonds. Voor De Wolden gaat het in 2015 om een toevoeging van €3,2 miljoen. De budgetten voor de nieuwe taken worden verdeeld over de gemeenten op grond van historische uitgaven. Dit betekent dat er wordt gekeken naar de feitelijk uitgaven per gemeente. Het Rijk wil toe naar een verdeelmodel op grond van objectieve criteria met ingang van 2016. Helaas worden de budgetten niet 1-op-1 toegevoegd aan het deelfonds, maar is er op onderdelen sprake van een bezuiniging, al dan niet gefaseerd. Ook op het bestaande Wmo-budget wordt door het Rijk bezuinigd. Op macroniveau gaat het vooral om de volgende bezuinigingen: Begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf oplopend van 6% in 2015 naar 11% in 2016 tot uiteindelijk 20% vanaf 2017. Persoonlijke verzorging Wmo 15% structureel vanaf 2015. Huishoudelijke hulp 40%. Deze korting wordt opgebouwd in twee jaren. In 2015 € 465 miljoen en vanaf 2016 structureel € 610 miljoen op macroniveau. De gemeenten moeten ook de beheerskosten dekken uit de storting in het deelfonds. Wel is aan het budget van de gemeenten landelijk € 42 miljoen toegevoegd voor toenemende beheerskosten. Wat de exacte bezuinigingspercentages zijn voor de gemeenten De Wolden is nog niet helemaal duidelijk. Doelen en uitgangspunten Onze centrale uitgangspunten en doelen op het sociale domein zijn al beschreven en vastgelegd in de visie op het sociale domein, de Kadernota Sociaal Domein en het collegeprogramma 2014-2018. Ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning zijn al de volgende uitgangspunten vastgesteld: 1. Bij alle vormen van ondersteuning (zorg, welzijn, inkomen) staat actieve deelname aan de samenleving op eigen kracht voorop. 2. Mensen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid, hun deelname aan de samenleving en het organiseren van hulp en ondersteuning als ze dat nodig hebben. 3. Vanuit het basisprincipe van samenredzaamheid kijken we eerst wat de mensen zelf en hun omgeving kunnen organiseren. We geven ruimte aan het zelfoplossend vermogen van individuen en de samenleving. Inwoners die het initiatief nemen om kwetsbare mede-inwoners bij te staan kunnen rekenen op steun van de gemeente. 4. Inwoners hebben zelf de regie over hun leven, inclusief keuzevrijheid ten aanzien van de hulp die men ontvangt. Voorwaarde daarbij is dat mensen in staat zijn om zelf verantwoorde keuzes te maken. 5. We focussen op kwetsbare inwoners. 6. We richten ons op preventie en vroegsignalering. 7. We richten ons op het zo goed en zo snel mogelijk herstellen van de zelfregie van kwetsbare inwoners.
Pagina 7 van 30
8. 9. 10. 11.
12.
13.
14. 15.
We zetten in op het opbouwen of versterken van de sociale netwerken van kwetsbare inwoners. We werken vraaggericht en kijken daarbij ook naar de omgeving van de cliënt. We werken vanuit het principe: 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. Nieuwe, gedecentraliseerde taken en verantwoordelijkheden op grond van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet, voeren we in beginsel uit met de budgetten die het rijk daarvoor beschikbaar stelt De transities Jeugdwet, Wmo en Participatiewet zijn complex en omvangrijk. In de sturing, bekostiging en inkoop gaan we daarom uit van een ontwikkel- en groeimodel. We zetten tijdens de transitie eerst in op het doorgaan van de zorg die wordt geboden aan de mensen die daarop aangewezen zijn. Continuïteit van ondersteuning garanderen we op grond van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Voor samenwerking met andere gemeenten geldt als uitgangspunt: “lokaal waar het kan en regionaal waar nodig”. De gemeente is – in ieder geval de eerste jaren - aan het stuur.
Op basis van de nieuwe Wmo en de geformuleerde uitgangspunten komen we tot de volgende centrale doelen voor maatschappelijke ondersteuning: 1. Stimuleren dat inwoners zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen, eigen regie blijven voeren en optimaal participeren in de samenleving. 2. Stimuleren van samenredzaamheid, dat wil zeggen dat inwoners en de samenleving zelf oplossingen vinden voor maatschappelijke vragen. 3. Het realiseren van een degelijk sociaal vangnet dichtbij en op maat voor kwetsbare inwoners die het op eigen kracht en met hulp van hun sociale omgeving niet redden. Om te komen tot een zo integraal mogelijke dienstverlening is het belangrijk om samen te werken met zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Dit zijn veelal nieuwe partners voor de gemeente. Ons streven is om met hen, met cliënten(vertegenwoordigers) en andere maatschappelijke organisaties te werken aan nieuwe vormen van preventie, integrale zorg en ondersteuning. Ten minste jaarlijks legt het college van burgemeester en wethouders, conform de wet, verantwoording af over de uitvoering van het beleid met betrekking tot zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. De jaarlijkse verantwoording wordt gedeeld met de Wmo-raad.
Pagina 8 van 30
2.
Bevorderen van sociale samenhang en ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
Bedoeling van de wetgever De verplichting in de Wmo om de sociale samenhang te bevorderen heeft vooral betrekking op het stimuleren van sociale netwerken en naoberhulp. Dit draagt bij aan het voorkomen en het beperken van professionele ondersteuning. Deze verplichting hangt nauw samen met een andere taak in de Wmo, namelijk om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen. Immers: bij beide taken gaat het om het stimuleren en ondersteunen van de zelfredzaamheid van de samenleving zelf. Met “vrijwilligers” bedoelt de Wmo vooral vrijwilligers die ondersteuning bieden aan mensen die hulp nodig hebben en hun naasten. Gemeenten moeten niet alleen algemene maatregelen treffen om mantelzorgers te ondersteunen, maar zijn ook verplicht jaarlijks een blijk van waardering te geven aan mantelzorgers. De blijk van waardering kan bestaan uit een geldbedrag maar ook uit een waardering in natura. Hiertoe wordt het budget dat tot 2015 werd besteed aan de regeling mantelzorgcompliment toegevoegd aan het Gemeentefonds. De regeling mantelzorgcompliment komt in 2015 te vervallen en houdt in dat mensen die extramurale AWBZ-zorg ontvangen voor 1 mantelzorger bij de Sociale Verzekeringsbank een bedrag kunnen aanvragen van ca. € 200 per jaar. Deze gelden worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. Voor De Wolden betekent dat een extra bijdrage van ca. € 58.000 in 2015 en ca. € 84.000 vanaf 2016. In het keukentafelgesprek moet integraal worden gekeken naar de behoeften en (on)mogelijkheden van zowel de cliënt als de mantelzorger. Om overbelasting te voorkomen moet de mantelzorger op maat worden ondersteund. Hierom en omdat mantelzorgers vaak het beste weten wat de werkelijke behoefte is van een cliënt is het gewenst zo mogelijk de mantelzorger uit te nodigen aan tafel. Mantelzorgers kunnen worden ondersteund door te kijken of anderen in het sociale netwerk wat kunnen doen, door het inzetten van vrijwilligers of door het bieden van respijtzorg. Met respijtzorg wordt bedoeld het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter ontlasting van de mantelzorger door beroepskrachten of vrijwilligers in de vorm van thuisopvang, dagopvang, kortdurende opname enz. Ook de respijtzorg binnen de AWBZ wordt per 1 januari 2015 gedecentraliseerd naar de nieuwe Wmo. Die respijtzorg bestaat uit de huidige AWBZ-functie Kortdurend Verblijf. Mensen met een beperking of een handicap die thuis wonen en permanent toezicht nodig hebben, kunnen met een indicatie voor Kortdurend Verblijf maximaal drie etmalen per week ergens anders logeren, zodat hun mantelzorgers vrijaf krijgen. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? In De Wolden wordt via Stichting Welzijn De Wolden (SWDW) professionele en vrijwillige mantelzorgondersteuning geboden. De ondersteuning bestaat uit emotionele ondersteuning, praktische hulp bij regelzaken en informatie over mantelzorg, ziektebeelden, vrijwilligerszorg etc. Ook kunnen mantelzorgers bij SWDW terecht voor respijtzorg. Verder wordt aandacht gevraagd voor het herkennen en erkennen van mantelzorgers via lezingen etc. We waarderen mantelzorg nu vooral door het subsidiëren van het ondersteuningsaanbod en door het subsidiëren van de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg; een verwendag voor plaatselijke mantelzorgers. Ook stimuleren we initiatieven uit de samenleving die zich richten op het ondersteunen van inwoners. Daarvoor hebben we een subsidiebudget. Vrijwilligersorganisaties die thuishulp verlenen kunnen zonder bureaucratische rompslomp een tegemoetkoming krijgen in de kosten van het vrijwilligerswerk. SWDW heeft ook de opdracht om op buurten dorpsniveau netwerken tot stand te brengen van inwoners die praktische hulp en ondersteuning bieden aan hun buurt- en dorpsgenoten.
Pagina 9 van 30
Wat mist er en wat kan beter? Met de nieuwe Wmo neemt het beroep op mantelzorgers en vrijwilligers fors toe. Van de 1,7 miljoen mantelzorgers in Nederland die zorgen voor iemand met ernstige beperkingen heeft één op de vier behoefte aan respijtzorg. Het daadwerkelijk gebruik blijft daarbij ver achter. Mantelzorgers kennen de mogelijkheden niet, zien op tegen het regelen, vinden het moeilijk de zorg uit handen te geven of kunnen geen passend zorgaanbod vinden. Het is daarom onduidelijk of het bestaande aanbod aan mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp, inclusief respijtzorg, voldoende bekend is en voorziet in de behoefte van cliënten en hun mantelzorgers. Ook is niet bekend hoe de gemeente het aanbod verder kan versterken. Tevens is de vraag welke vorm van waardering het meest tegemoet komt aan de behoefte van mantelzorgers. Doelen We stellen ons ten doel om de zelfredzaamheid van de samenleving zoveel mogelijk te stimuleren en te ondersteunen. Dat willen we realiseren door: 1. Stimuleren dat kwetsbare inwoners hun sociale netwerk behouden en uitbreiden. 2. Het bieden van mantelzorgondersteuning inclusief respijtzorg. 3. Het breed onder de aandacht brengen van de mogelijkheden van respijtzorg. 4. Het verbinden van informele hulp en professionele ondersteuning. 5. Het stimuleren van vormen van naoberhulp. 6. Het bevorderen en ondersteunen van vrijwillige thuishulp. 7. Het jaarlijks aanbieden van een blijk van waardering aan mantelzorgers. Wat gaan we doen en wanneer? De gemeenten doen al het nodige om deze doelen te realiseren, maar de vraag blijft of we niet meer kunnen doen. Het bestaande gemeentelijke beleid op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp (informele zorg) moet daarom worden geëvalueerd en geactualiseerd. Vervolgens moet die evaluatie worden omgezet in concrete beleidsvoorstellen in 2015.
Beleidsvoorstellen: 1. In 2015 starten met een actualisatie en evaluatie van het bestaande gemeentelijke beleid op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp (informele zorg) en aanvullen met mantelzorgwaardering. Dit, gebaseerd op een verkenning van de behoeften bij mantelzorgers en maatschappelijk organisaties en samen met vertegenwoordigers van mantelzorgers en maatschappelijke organisaties. 2. De extra rijksbijdrage voor de waardering van mantelzorgers reserveren voor de beleidsvoorstellen die voortkomen uit de actualisering en aanvulling van het gemeentelijk beleid op het gebied van de informele zorg.
Pagina 10 van 30
3.
Bevorderen van toegankelijkheid en algemene voorzieningen
Bedoeling van de wetgever Het doel is dat mensen met beperkingen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven (zogenaamd ‘inclusief beleid’). Gemeenten hebben de opdracht om voor mensen met een beperking de toegankelijkheid te bevorderen van voorzieningen, diensten en ruimten. Vanuit het oogpunt van zo normaal mogelijk deelnemen aan de samenleving zijn algemene voorzieningen te prefereren boven individuele diensten voor kwetsbare inwoners. Gemeenten zijn verplicht om aan te geven welke algemene voorzieningen ze bieden aan mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. Er wordt gesproken van een algemene voorziening als het zonder indicatie toegankelijk is. Wel kan de voorziening bestemd zijn voor een specifieke doelgroep, maar leden van die doelgroep kunnen er meestal direct gebruik van maken. De gemeente is in het algemeen vrij in de keuze welke ondersteuning ze aanbiedt in de vorm van een algemene voorziening. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn (bepaalde soorten) ondersteuning in het huishouden, klussendienst, maaltijdvoorziening, sociaal culturele voorzieningen, etc. Als een algemene voorziening niet genoeg past bij de ondersteuningsvraag van een cliënt moet een maatwerkvoorziening worden geboden. De Wmo verplicht de gemeente om in ieder geval te voorzien in de volgende algemene voorzieningen: 1. cliёntondersteuning; 2. op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies; 3. steunpunt huiselijk geweld (zie hoofdstuk 6). Cliënten die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, onderwijs of schuldenproblematiek, moeten kosteloos gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Bij cliëntondersteuning gaat het om informatie, advies en algemene kortdurende ondersteuning ten aanzien van de voorzieningen van de gemeente en aanpalende domeinen zoals zorg, wonen en onderwijs. Cliëntondersteuning speelt vooral bij cliënten die niet goed in staat zijn zelf regie over het eigen leven te voeren, hun hulpvraag te verwoorden, de mogelijkheden van hun eigen sociale netwerk in kaart te brengen en keuzes te maken. Het is gericht op zowel kwetsbare burgers als het netwerk en moet preventief werken en onnodig beroep op dure voorzieningen voorkomen. Cliëntondersteuning dient onafhankelijk te zijn, dat wil zeggen dat het belang van de cliënt uitgangspunt is voor de cliëntondersteuning. De persoon die cliëntondersteuning levert kan niet dezelfde persoon zijn als die het besluit neemt over het toekennen van een maatwerkvoorziening. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner moet verder worden gewaarborgd door het regelen van professionele autonomie van de cliëntondersteuner, vergelijkbaar met functionarissen in de positie van sociale raadslieden, maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs. Indien de cliënt twijfelt aan de objectiviteit van de cliëntondersteuner, mag de cliënt de gemeente daarop wijzen en vragen om een andere ondersteuner. Onder deze voorwaarden kunnen cliëntondersteuners deel uitmaken van een sociaal team en kan cliëntondersteuning zowel door de gemeente als door een derde partij worden uitgevoerd. Cliëntondersteuning op zichzelf kan al een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van mensen. De Awbz-gelden voor cliëntondersteuning worden per 2015 onderdeel van het sociaal deelfonds van het gemeentefonds en daarbinnen vrij besteedbaar.
Pagina 11 van 30
De verplichte anonieme 7x24-uurs hulp op afstand is bestemd voor mensen die te maken hebben met eenzaamheid, psychosociale problemen, gezondheidsproblemen, relatieproblemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening. Vaak is het bieden van een geduldig ‘luisterend oor’ voldoende, maar de dienst kan ook bestaan uit het verstrekken van informatie en advies, het helpen bij het formuleren van een hulpvraag en het doorverwijzen naar professionele hulp of zorg. Het aanbod lijkt sterk op dat van de Kindertelefoon, waarvoor in het kader van de Jeugdwet een financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid bij gemeenten is gelegd. Gemeenten zijn vrij in hoe zij de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand inrichten. Deze dienstverlening wordt tot 2015 gefinancierd door de provincies, G4-steden en VWS. Vooralsnog stelt het Rijk geen budget ter beschikking aan gemeenten voor de uitvoering van deze nieuwe taak. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De gemeente zorgt al voor een goede toegankelijkheid van de fysieke omgeving voor mensen met een beperking. Denk daarbij aan op- en afritjes voor rolstoelen van het trottoir, blindegeleidestroken of aangepaste bushaltes. Er zijn al veel vervoersvoorzieningen voor mensen met een beperking: AWBZ- en WSWvervoer, leerlingenvervoer, Wmo-vervoer/regiotaxi, Valys, regulier openbaar vervoer en vrijwillig georganiseerd vervoer. Gemeenten worden ook meegenomen bij de ontwikkelingen van het openbaar vervoer. Ook ten aanzien van algemene voorzieningen voor ondersteuningsvragen hoeven we niet bij nul te beginnen. Ook voor onderdelen van de huidige AWBZ-begeleiding bestaan al algemene voorzieningen. Zo wordt bijvoorbeeld begeleiding bij de thuisadministratie geboden door Humanitas en vanuit de kerken, en dagontmoeting voor ouderen die dagstructuur nodig hebben. Vanuit de kerken zijn ook vrijwilligers actief en nemen deel aan samenwerking met andere instellingen, zoals bijvoorbeeld Humanitas. De AWBZ-gelden voor cliëntondersteuning gaan thans naar de MEE-organisaties. In De Wolden levert MEE-Drenthe cliëntondersteuning voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking of chronische aandoening. Het accent van de dienstverlening van MEE ligt op informatie en advies. MEE is niet exclusief als het gaat om cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning wordt ook geboden door zorgaanbieders, patiëntenverenigingen, de SWDW, het Wmo-loket, organisaties voor vrijwillige thuishulp e.d. Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand wordt thans geboden door Sensoor (voorheen SOS telefonische hulpdienst). Sensoor is een landelijk organisatie met meerdere vestigingen waaronder 1 voor Groningen en Drenthe. Bij Sensoor bieden getrainde vrijwilligers hulp per telefoon, chat en e-mail. De 7x24-uurs hulp op afstand die Sensoor levert kost minimaal 26 cent per inwoner. Dat betekent voor De Wolden ruim € 6.200. Er zijn ook andere 7x24-uurs bereikbaarheidsdiensten voor specifieke vragen en doelgroepen. Ook zijn er telefonische hulpdiensten voor specifieke doelgroepen die beperkter bereikbaar zijn. Zo heeft het maatschappelijk werk een 7x24 uur bereikbaarheidsdienst. Via een meldkamer kunnen cliënten en verwijzers dag en nacht een hulpverlener bereiken als een crisissituatie zich voordoet. Telefonische hulpdiensten die niet 7x24 uur bereikbaar zijn bijvoorbeeld de kindertelefoon, Tegen Haar Wil, Korrelatie e.d. Wat mist er en wat kan beter? Uit een analyse van de vervoersstromen blijkt dat het vervoer van mensen met een beperking efficiënter kan worden georganiseerd. Zo is er sprake van vervoer naar
Pagina 12 van 30
locaties buiten de gemeente terwijl er binnen de gemeente ook aanbod is en is sprake van overlap tussen en binnen de verschillende vervoersstromen. De zorgaanbieders in Hoogeveen en De Wolden gaven in een bijeenkomst aan dat het denkbaar is om onderdelen van de begeleiding goedkoper te organiseren in een algemene voorziening. Gedacht kan worden aan begeleiding van cliënten bij het op orde krijgen en houden van de privé-administratie. Door aanbieders is geopperd om als algemene voorziening leun- en steunpunten te organiseren met vrijwilligers die hulp bieden bij administratieve huishoudelijke taken of hulp bij het invullen van formulieren. Verder schatten aanbieders in dat zorgkosten voorkomen kunnen worden als meer gebruik wordt gemaakt van laagdrempelige dagbesteding en welzijnsactiviteiten en vooral door ouderen. Algemeen toegankelijke activiteiten in de buurt leiden af van de zorgbehoefte, dragen bij aan het welbevinden, bevorderen het sociale netwerk en voorkomen overbelasting van de mantelzorger. Op dit moment hebben we onvoldoende zicht op de behoefte bij onze inwoners aan cliëntondersteuning. Ook is niet inzichtelijk welke andere organisaties allemaal in staat zijn cliëntondersteuning en anonieme 7x24-uurs hulp op afstand te verlenen en onder welke condities. Op het gebied van cliëntondersteuning lijkt het niet zozeer de vraag wat er mist in het aanbod, als wel hoe het aanbod kan worden gestroomlijnd. Bij 7x24-uurs hulp op afstand is de vraag of een combinatie met andere bereikbaarheidsdiensten efficiencywinst kan opleveren. Doelen 1. Mensen met beperkingen kunnen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijke leven (zogenaamd ‘inclusief beleid’). Dat willen we realiseren door: a. De toegankelijkheid te stimuleren van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Daarbij laten we ons adviseren door een door de Wmo-Raad erkend gremium van ervaringsdeskundigen. b. Mensen met een beperking in staat te stellen zich te verplaatsen met een vervoerssysteem dat passend en toekomstbestendig is. Toekomstbestendig wil zeggen kostenefficiënt. c. Maatschappelijke ondersteuning zo veel mogelijk te bieden in de vorm van algemene voorzieningen die aansluiten op wat inwoners zelf kunnen en willen. 2. Kosteloos informatie, advies of algemene kortdurende ondersteuning bieden aan inwoners waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is (cliëntondersteuning). 3. Anonieme 7x24-uurs hulp op afstand bieden aan inwoners die te maken hebben met eenzaamheid, psychosociale problemen, gezondheidsproblemen, relatieproblemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening. Wat gaan we doen en wanneer? Het veld van cliëntondersteuning en telefonische en elektronische hulpdiensten is dusdanig nieuw voor ons en complex dat het niet verstandig is om nu al definitieve keuzes te maken. In onze contacten met de nieuwe cliënten en met MEE Drenthe zal in 2015 blijken hoeveel behoefte er bestaat aan cliëntondersteuning zowel qua inhoud als qua vorm.
Pagina 13 van 30
Beleidsvoorstellen 1. In 2015 de huidige vervoersstromen zoveel mogelijk handhaven en starten met het verbinden van vervoersstromen al dan niet in de vorm van experimenten. 2. In 2016/2017 komen tot een efficiënter regionaal vervoerssysteem met de volgende kenmerken: a. Meer inzetten op de eigen kracht van cliënten, de sociale omgeving en het vrijwilligerswerk. Dit betekent een omslag van personenvervoer naar eigen vervoer. Vervoer wordt alleen nog als maatwerk aangeboden aan inwoners die niet over alternatieve vervoersmogelijkheden beschikken. b. Minder en kortere vervoersstromen. c. Meer gecombineerde vervoersstromen (doelgroepen samen vervoeren). d. Maatwerkvervoer waar dat nodig is. 3. Tot en met 2015 de mogelijkheden en wenselijkheid onderzoeken en eventueel in de praktijk ervaren (d.m.v. pilots) van nieuwe algemene voorzieningen die maatwerkvoorzieningen vervangen of voorkomen. Het gaat dan om: a. een leun- en steunpunt voor thuisadministratie e.d. b. laagdrempelige preventieve tijdbestedingsvormen. 4. Om de continuïteit van de cliëntondersteuning te borgen in 2015 (en mogelijk 2016) voor een belangrijk deel gebruik blijven maken van de inzet van MEE Drenthe. 5. Om de continuïteit van de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand te waarborgen in 2015 gebruik maken van de diensten van Sensoor. 6. 2015 en mogelijk 2016 benutten om te bepalen hoe de cliëntondersteuning moet worden ingericht opdat het zo nauw mogelijk aansluit bij de behoefte van de cliënt en zo doelmatig mogelijk functioneert. Ten aanzien van de doelmatigheid kijken we vooral naar het stroomlijnen van het huidige versnipperde aanbod aan cliëntondersteuning. 7. 2015 benutten om te bepalen hoe de anonieme 7x24-uurs hulp op afstand moet worden ingericht opdat het zo nauw mogelijk aansluit bij de behoefte van de cliënt en zo doelmatig mogelijk functioneert. Ten aanzien van de doelmatigheid kijken we vooral naar combinaties met andere bereikbaarheidsdiensten.
Pagina 14 van 30
4.
Preventie en vroegsignalering
Bedoeling van de wetgever De Wmo verwacht van gemeenten een actieve inzet op het gebied van preventie en vroegsignalering om te voorkomen dat mensen aangewezen raken op (zwaardere) vormen van langdurige, maatschappelijke ondersteuning. Daarbij wordt onder meer gedacht aan outreachend werken. Dat wil zeggen gericht op zoek gaan naar mensen die ondersteuning kunnen gebruiken ter voorkoming van grotere problemen in de toekomst. Een signalerende rol wordt ook toegedacht aan ‘gezinsregisseurs’ en sociale teams. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Preventie begint dus met het op tijd signaleren van kwetsbare inwoners. Maar wat doe je daarna? Uit de literatuur en een rondgang langs deskundigen, blijkt dat er 3 belangrijke manieren zijn om bij kwetsbare inwoners een (zwaarder) beroep op professionele ondersteuning te voorkomen. 1. Het stimuleren van een gezonde leefstijl, waaronder in beweging blijven. 2. Het behouden en uitbreiden van het sociale netwerk van kwetsbare inwoners waarop men terug kan vallen. 3. Het bieden van ondersteuning op maat: een optimale verhouding tussen informele zorg (mantelzorg en vrijwillige thuishulp), Wmo en verpleging/verzorging. Optimaal wil zeggen zo veel mogelijk gericht op zelfwerkzaamheid. Overnemen van taken leidt tot passiviteit en daardoor tot groeiende afhankelijkheid.
Wat is er al? Wij zijn bezig met de verdere ontwikkeling van het sociaal team. Dat team bestaat uit consulenten van verschillende organisaties die allemaal al kwetsbare inwoners in de praktijk tegenkomen. Zij zijn signaleerders bij uitstek. Het samenbrengen van eerstelijnswerkers van verschillende organisaties moet leiden tot een brede beoordeling van de ondersteuningsvraag. Er wordt niet meer gekeken naar de behoefte en het aanbod vanuit één professie, maar vanuit meerdere disciplines. Dat moet leiden tot ondersteuning op maat, eenduidig aangestuurd door één professional/regisseur. Sinds 1 januari 2014 zijn er De Wolden ook buurtteams werkzaam vanuit SWDW. Deze teams richten zich vooral op de collectieve ondersteuningsvragen, terwijl het sociale team de focus heeft op de individuele ondersteuningsvraag. Wat mist er en wat kan beter? Voor inwoners is het van belang om te weten waar zij terecht kunnen met hun zorg- en ondersteuningvragen. Wij introduceren dan ook het sociale “loket” voor inwoners van De Wolden met een hulp- en/of zorgvraag. Dit loket moet nog worden ingevuld, enkele kenmerken: - Het is zowel een fysiek loket met ook een telefoonnummer als een virtueel loket als een netwerkloket; - Het loket voert de eerstelijns zorg uit; - Loket is 7x24 uur bereikbaar; - Dit loket fungeert als eerste aanspreekpunt en heeft medewerkers met een generalistische en goedopgeleide achtergrond; - Het loket bestaat verder uit de volgende professionals: de Wmo consulenten, klantmanagers sociale zaken/participatie, de wijkverpleegkundigen, de huisartsen, de CJG medewerkers en de MEE-consulenten; - De professionals hebben korte lijnen met elkaar, ze zitten immers niet allemaal in een zelfde werkomgeving. We willen van sociaal team toe naar een integrale toegang voor het hele sociaal domein. Dit betekent een verbreding van het huidige sociaal team. In de doorontwikkeling kijken we naar de overlegstructuur en de uitvoeringspraktijk. Alleen de beoordeling van de
Pagina 15 van 30
ondersteuningsvraag zal door een team van specialisten worden gerealiseerd waarna de focus ligt op de integrale uitvoering in de praktijk. Hiermee voorkomen we een overleg cultuur en bevorderen we de actiegerichte realisatie van de ondersteuning. In de uitvoering wordt nauw samengewerkt waardoor op termijn individuele medewerkers breder inzetbaar worden. Het sociaal team gaat meer outreachend werken. In het kader van de Jeugdwet hebben huisartsen een eigenstandige positie wat betreft het doorverwijzen naar jeugdhulp. Die samenwerking tussen de huisartsen in De Wolden en de gemeente wordt vastgelegd in een convenant. Ook in het kader van de uitvoering van de nieuwe Wmo willen we nadrukkelijke de samenwerking met huisartsen en wijkverpleegkundigen bevorderen om de doelstelling van de Wmo (‘inwoners zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving laten functioneren’) te realiseren. Samenwerking tussen huisartsen en gemeenten kan op 3 niveaus worden onderscheiden: - Samenwerking in de zorgketen: signalering en overleg over individuele patiënten; - Samenwerking op het niveau van voorzieningen: afspraken over verwijzingen; - Samenwerking op bestuurlijk en beleidsniveau: gezamenlijk inspelen op maatschappelijke trends, het delen van visie en oplossingsrichtingen. De samenwerking met huisartsen gaan we verder vorm en inhoud geven door het maken van afspraken, onder andere op welke wijze zij een rol spelen in de uitvoering van de Wmo. De functie ‘wijkverpleegkundige’ wordt gefinancierd vanuit de Wet Langdurige zorg (Wlz). De uitvoering daarvan is neergelegd bij de zorgverzekeraar. Vanaf september 2014 start een traject van (Drentse) gemeenten en de zorgverzekeraar om invulling te geven aan landelijke afspraken, onder andere over de inzet van de wijkverpleegkundigen.
Doelen We stellen ons ten doel om zo veel mogelijk te voorkomen dat inwoners aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning of steeds zwaardere vormen van ondersteuning nodig hebben. Dat willen we realiseren door: 1. De signaleringsfunctie van eerstelijnswerkers te versterken. Dit, door hen breder te laten kijken naar de behoeften van inwoners en naar de mogelijkheden tot ondersteuning: voorbij de eigen discipline. 2. Gericht op zoek te gaan naar mensen die ondersteuning kunnen gebruiken ter voorkoming van grotere problemen in de toekomst (outreachend werken: ‘erop af gaan’). 3. Kwetsbare inwoners te stimuleren tot een gezonde leefstijl, waaronder in beweging blijven. 4. Kwetsbare inwoners te stimuleren om een sociaal netwerk op te bouwen of uit te breiden waarop men een beroep kan doen voor ondersteuning nu of in de toekomst. 5. Het bieden van ondersteuning op maat gericht op activering en minder afhankelijkheid. Wat gaan we doen en wanneer? Evaluatie en doorontwikkeling van het sociaal team in De Wolden zal leiden tot een brede integrale toegang voor het sociaal domein. Ook zal moeten blijken of de extra inzet zich terugverdient door het voorkomen van zwaardere en langdurige professionele ondersteuning. Verder zal moeten blijken welke vormen van samenwerking en welke interventies het meeste effect sorteren.
Pagina 16 van 30
Beleidsvoorstellen (2015 en volgend): 1. Nu en in de toekomst ruimte bieden aan het organisch doorontwikkelen van kansrijke methoden voor preventie en vroegsignalering, waaronder het sociaal team/integrale toegang. Ruimte in financiële zin, maar ook in tijd. Sommige benaderingen vragen om een cultuurverandering en/of leveren pas na lange tijd resultaten op. 2. Het verder ontwikkelen van een herkenbaar sociaal loket. 3. De samenwerking met huisartsen en wijkverpleegkundigen verder uitbouwen en daarover afspraken maken met huisartsen en zorgverzekeraar.
Pagina 17 van 30
5.
Maatwerkvoorzieningen
Bedoeling van de wetgever Voor mensen die op maatschappelijke ondersteuning zijn aangewezen en hierin zelf niet kunnen voorzien, ook niet met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, dient de gemeente te voorzien in een maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening is een op het individu afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen, inclusief beschermd wonen, opvang, kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger en vervoer naar de voorziening. De verplichting om te voorzien in een maatwerkvoorziening vervangt de compensatieplicht in de oude Wmo. Een maatwerkvoorziening moet zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht zijn en bijdragen aan het versterken van zelfredzaamheid (de eigen kracht en voeren van eigen regie) of participatie van een cliënt en hem of haar de mogelijkheid bieden zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De maatwerkvoorziening is altijd aanvullend op de eigen kracht van cliënten en de inzet van hun sociale netwerk. Cliënten mogen in dezen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Cliënten hebben het recht om een maatwerkvoorziening te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Hiermee kunnen zij zelf de ondersteuning regelen. De betaling van het pgb geschiedt namens de gemeente door de Sociale Verzekeringsbank aan degenen die de ondersteuning biedt. Om in aanmerking te komen voor een pgb, kent de wet een drietal voorwaarden. Ten eerste moet de gemeente de aanvrager of diens vertegenwoordiger in staat achten om de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren (o.a. het sluiten van overeenkomsten en het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen). Ten tweede moet de aanvrager kunnen motiveren dat de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een aanbieder voor hem niet passend is. Ten slotte moet de gemeente van oordeel zijn dat de kwaliteit van de maatwerkvoorziening gewaarborgd is. De gemeente kan in de verordening ook bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden de cliënt de mogelijkheid heeft om iemand in te huren uit zijn sociale netwerk. Hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk zeer waardevol vindt, acht zij het wenselijk dat beloning daarvan met een pgb beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Een aanvraag om pgb mag worden geweigerd als de kosten ervan hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. Cliënten moeten bij maatwerkvoorzieningen altijd hun voorkeuren kenbaar kunnen maken. Gemeenten moeten nadrukkelijk aandacht besteden aan keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, in het bijzonder voor kleine doelgroepen. In de Memorie van Toelichting bij de wet benadrukt de regering het belang van zeggenschap van de cliënt over de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt uitgevoerd. Het gaat daarbij om de mogelijkheid voor de cliënt om de aanbieder van zijn keuze te kiezen op grond van religieuze, levensbeschouwelijke of andere overwegingen. Maar het gaat ook om het bieden van maatwerk door aanbieders zelf. Gemeenten worden opgeroepen om bij hun inkoopbeleid te streven naar diversiteit in het gecontracteerde aanbod. De wet geeft niet aan hoe een maatwerkvoorziening eruit moet zien. AWBZ-termen als begeleiding, dagbesteding of persoonlijke verzorging worden dan ook niet in de wet genoemd. Tot maatwerkvoorzieningen worden gerekend de “oude” Wmo verstrekkingen zoals huishoudelijke hulp, woningaanpassingen, vervoer en rolstoelen. Vanaf 2015 komen daar bij maatwerkvoorzieningen voor ondersteuningsvragen die nu nog worden beantwoord
Pagina 18 van 30
met de AWBZ-voorzieningen ‘extramurale begeleiding’, ‘dagbesteding’, ‘kortdurend verblijf’, ‘beschermd wonen’ en ‘persoonlijke verzorging‘. Bij dat laatste gaat het alleen om de persoonlijke verzorging die niet ingegeven is door een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Het gaat meestal om persoonlijke verzorging in de vorm van ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van ‘algemene dagelijkse levensverrichting’ door de cliënt zelf. De verzorging wordt als het ware gegeven in het verlengde van overige benodigde begeleiding. Bijvoorbeeld het aansporen om onder de douche te gaan. Per 2015 krijgen gemeente te maken met de ondersteuningsvragen van een nieuwe groep cliënten: mensen met een somatische, psychogeriatrische, psychiatrische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. De nieuwe vragen betreffen: 1. Vragen om dagbesteding, inclusief vervoer. 2. Vragen om kortdurend verblijf ter ontlasting van de mantelzorger. 3. Vragen om een beschermde woonomgeving. 4. Vragen om een doventolk. 5. Vragen om ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om hulp bij het opstarten van de dag, hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van (dag)structuur, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met geld, hulp bij het oppakken van activiteiten, hulp bij plannen van taken/activiteiten, hulp bij besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen. 6. Vragen om ondersteuning bij het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zoals hulp bij het initiëren en uitvoeren van dagelijkse taken (opstaan, wassen, aankleden, eten), hulp bij het oppakken, aanreiken en verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen, oefenen met vaardigheden en hulpmiddelen voor bewegen/verplaatsen. 7. Vragen om ondersteuning bij sociale interactie. Hierbij gaat het om hulp bij het plannen, realiseren en onderhouden van sociaal contact/relaties, hulp bij het communiceren met anderen, oefenen met (hulpmiddelen voor) communicatie, hulp bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis, oefenen met wenselijk gedrag/inslijpen van gedrag, hulp bij zich aan regels/afspraken houden. 8. Vragen om ondersteuning bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen, hulp bij het tijdig signaleren en aanpakken van factoren die een negatief effect hebben op het functioneren, e.d. De AWBZ-aanspraken begeleiding, kortdurend verblijf, vervoer, persoonlijke verzorging, beschermd wonen en doventolkzorg komen met ingang van 1 januari 2015 te vervallen. Personen die deze AWBZ zorg ontvangen op 1 januari 2015 houden gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit en uiterlijk tot eind 2015 recht op de zorg die aan het indicatiebesluit verbonden is, onder dezelfde condities (ook wat betreft de eigen bijdragen). Een zelfde overgangsrecht geldt voor personen die zelf hun AWBZ-zorg inkopen met een pgb. Voor beschermd wonen, geldt een afwijkende overgangsregeling (zie hoofdstuk 6). De decentralisatie van de ondersteuningsvragen van de AWBZ naar de Wmo gaat gepaard met een forse taakstelling (zie hoofdstuk 1). Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? De gemeente kent al maatwerkvoorzieningen krachtens de “oude” Wmo zoals huishoudelijke hulp, woningaanpassingen, regiovervoer en rolstoelen. Deze voorzieningen en de daarvoor geldende regelingen voldoen en kunnen worden gecontinueerd. Dat geldt niet voor huishoudelijke hulp omdat het Rijk vanaf 2015 40%
Pagina 19 van 30
bezuinigt op budget daarvoor. Door het dempende effect van de inkomsten uit eigen bijdragen valt deze bezuinigingstaakstelling in de praktijk lager uit. In De Wolden is de opgave 17% in 2015 en vanaf 2016 28%. Wat mist er en wat kan beter? Het is dus noodzakelijk om nieuwe beleidskaders vast te stellen voor huishoudelijke hulp. Ook moeten beleidskaders worden vastgesteld voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen voor de nieuwe ondersteuningsvragen die als gevolg van de AWBZ-decentralisaties aan de gemeenten gesteld zullen worden. Aanbieders van AWBZbegeleiding en -dagbesteding in De Wolden en Hoogeveen gaven in een bijeenkomst in april 2014 aan ruimte te zien om het huidige aanbod goedkoper te organiseren. Ze zijn daar nu ook al mee bezig. Hiermee zou de taakstelling op AWBZ-begeleiding en – dagbesteding in 2015 kunnen worden opgevangen. De gemeente kan de aanbieders bij het realiseren van de taakstelling helpen door de administratieve lastendruk te verlichten. In de AWBZ kost het verantwoorden van de besteding van de gelden veel tijd en geld wat ten koste gaat van de daadwerkelijke zorgverlening. Voor de periode na 2015 zien de aanbieders in De Wolden en Hoogeveen mogelijkheden om efficiencywinst te boeken door verschillende vormen van begeleiding en dagbesteding te combineren. Gedacht kan worden aan het verbinden/combineren van persoonlijke verzorging en begeleiding en van huishoudelijk hulp en begeleiding. Ook het verbinden van extramurale dagbesteding en intramurale dagbesteding kan efficiencywinst opleveren. Het combineren van verschillende dagbestedingsvormen en vormen van dagbesteding met welzijnsactiviteiten is ook denkbaar. Daarbij gaat het niet alleen om het delen van accommodaties, maar ook om het combineren van verschillende groepen cliënten. Vanzelfsprekend is het combineren van verschillende groepen cliënten slechts tot op zekere hoogte mogelijk en sterk afhankelijk van de sociale beperkingen van de cliëntgroepen. Maatwerk is hier op zijn plaats. Ook het combineren van dagbesteding en vormen van werk biedt kansen. Gedacht kan worden aan het breder benutten van arbeidsmatige dagbesteding/projecten (bijv. activiteitencentra) door minder uit te gaan van specifieke doelgroepen en meer van de ondersteuningsvragen. Ook het benutten van het bedrijfsleven voor arbeidsmatige dagbesteding biedt mogelijkheden. Slimme verbindingen tussen de gemeentelijke taken in het kader van de Participatiewet en de gemeentelijke taken in het kader van de Wmo biedt ook perspectief. Verder worden door de aanbieders kansen gezien in het stroomlijnen van de zorg. Dat wil zeggen minder schotten, minder schijven en meer samenhang. Bijvoorbeeld door het inzetten van sociale teams. Of door tijdelijk hulp bij het huishouden in te zetten om daarmee duurdere of zwaardere zorg te voorkomen. Tot slot kan digitalisering voor sommige cliënten ook een (gedeeltelijke) oplossing zijn voor de ondersteuningsvraag. Gedacht kan worden aan groepsapp’s, digitale (familie)netwerken, domotica e.d. Doelen 1. We bieden een passende maatwerkvoorziening aan mensen die deze ondersteuning nodig hebben om zelfstandig te functioneren en maatschappelijk te kunnen participeren en die hierin niet zelf kunnen voorzien, ook niet met hun sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen. Maatwerkvoorzieningen daar waar ondersteuning voorzienbaar is of was, is niet vanzelfsprekend. 2. Passende maatwerkvoorziening betekent ook dat de cliënt kan kiezen tussen persoonsgebonden budget en zorg in natura en tussen meerdere aanbieders van zorg in natura, alsmede dat de cliënt zeggenschap heeft over de wijze waarop de maatwerkvoorziening door de aanbieder wordt uitgevoerd (maatwerk). 3. Een maatwerkvoorziening moet zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht zijn en bijdragen aan het versterken van de zelfredzaamheid.
Pagina 20 van 30
Wat gaan we doen en wanneer? Een schoon huis is geen doel op zich. Een woning moet zodanig “op orde” zijn dat er goed in geleefd kan worden. Het moet een thuis vormen en een veilige basis waar een cliënt mensen kan ontvangen en van waaruit een cliënt kan participeren in de samenleving. Een woning hoeft daarvoor niet overal “spik en span” te zijn. Vanuit deze gedachte is het mogelijk om het aantal te indiceren uren huishoudelijke hulp te verminderen en de huishoudelijke hulp te beperken tot het zware huishoudelijke werk. Voor het lichte huishoudelijke werk, maaltijdvoorzieningen en extra schoonmaak kan een groter beroep worden gedaan op de mogelijkheden van mensen zelf of het sociaal netwerk en de particuliere markt. Voor die cliënten waarbij huishoudelijke hulp ook ondersteuning biedt bij de regievoering (huidige HH2) moet die ondersteuning gewaarborgd blijven. Daarbij moet gekeken worden naar de kansen die er nu liggen om de huishoudelijke hulp te combineren met de begeleidingsfunctie. De nieuwe cliënten die overkomen van de AWBZ naar de gemeente zijn (bijzonder) kwetsbaar. Daarom vinden we het belangrijk om de continuïteit van de ondersteuning in het overgangsjaar te waarborgen en de betreffende inwoners zo spoedig mogelijk gerust te kunnen stellen. We willen daarom in de overgangsperiode zo min mogelijk wijzigingen aanbrengen in het ondersteuningsaanbod. De bezuinigingstaakstelling op de (voormalige) AWBZ-functies begeleiding en dagbesteding zijn na 2015 is niet meer op te vangen met het doorvertalen van de taakstelling in de tarieven voor zorg in natura en pgb. De omvang van de taakstelling vraagt om hervorming van het ondersteuningsaanbod. Hiervoor is het nodig om goed zicht te hebben op de ondersteuningsvraag van alle cliënten die vanuit de AWBZ naar de gemeente komen. Om dit inzicht zo snel mogelijk te krijgen is het gewenst om met al deze cliënten in 2015 een keukentafelgesprek te voeren. Daarbij moet worden gekeken naar de mogelijkheden van de persoon zelf, van het sociale netwerk, van de mantelzorg en van al bestaande (algemene) voorzieningen op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijn en werk. De resultaten van deze keukentafelgesprekken moeten in 2015 nauwgezet worden gemonitord om hiaten en kansen in het bestaande aanbod te ontdekken en aan te grijpen voor de noodzakelijke innovaties. Dit vraagt nogal wat van degene die het keukentafelgesprek voert. Hij of zij moet weet hebben van, en feeling hebben met, het totale ondersteuningsaanbod op het gebied van zorg, welzijn en vrijwilligerswerk. Ook moet hij of zij ten aanzien van de nieuwe doelgroepen beschikken over kennis van de cliënten en hun mogelijkheden, feeling hebben voor de cliënten en vaardigheden bezitten voor het omgaan met de cliënten.
Pagina 21 van 30
Beleidsvoorstellen: 1. De huishoudelijke hulp beperken tot het ondersteunen van de cliënt bij het “op orde” houden van het huishouden wat nodig is om zelfredzaam te participeren in de samenleving. Dat betekent: a. voor licht huishoudelijke werk een groter beroep doen op de mogelijkheden van mensen zelf en het sociaal netwerk; b. de huishoudelijke hulp in beginsel beperken tot basis thuishulp voor het zwaar huishoudelijk werk met beperkte ruimte voor signalering, sociaal contact en extra werkzaamheden; c. daar waar noodzakelijk de basis thuishulp aanvullen met ondersteuning bij de regievoering (incl. persoonlijke verzorging) en lichte vormen van begeleiding (Thuishulp Plus). Hierbij moet verbinding worden gelegd met de begeleidingstaken die worden overgeheveld van de AWBZ naar de gemeente. 2. In 2015 de ondersteuning die wordt overgeheveld van de AWBZ naar de gemeente continueren door dezelfde aanbieder, maar tegen een lager tarief dat correspondeert met de taakstelling van het Rijk. 3. De verantwoordingslast voor de aanbieders tot een minimum beperken. 4. Bij nieuwe aanvragen en herindicaties in de keukentafelgesprekken actief sturen op: de inzet van eigen kracht, de inzet van het eigen sociale netwerk, de inzet van vrijwilligerswerk, mantelzorgondersteuning, inzet van technische/digitale middelen en een combinatie tussen begeleiding en huishoudelijke hulp. 5. Ten aanzien van de nieuwe ondersteuningsvragen bij nieuwe indicaties en herindicaties een lager pgb-tarief hanteren dat correspondeert met de verlaging van de tarieven voor ondersteuning in natura. Dit, onder de voorwaarde dat met het tarief nog wel de minimale kosten kunnen worden gedekt. 6. Met alle cliënten in 2015 een keukentafelgesprek voeren om een scherp zicht te krijgen op de totale ondersteuningsvraag. Dit is nodig om hiaten en kansen in het aanbod te ontdekken en innovaties in gang te zetten. 7. Van medio 2014 tot en met 2015 de mogelijkheden en wenselijkheid van alternatief aanbod onderzoeken en eventueel in de praktijk ervaren (bijv. door middel van pilots). Het gaat dan om: a. het combineren van begeleiding en huishoudelijke hulp; b. het combineren van begeleiding en persoonlijke verzorging; c. het combineren van dagbestedingsvormen, dagbestedingsgroepen en welzijnsactiviteiten; d. het combineren van dagbesteding en werk; e. een leun- en steunpunt voor thuisadministratie e.d. f. laagdrempelige preventieve tijdbestedingsvormen. 8. In 2014 de voorwaarden beschrijven die verbonden zijn aan de verstrekking van een pgb, inclusief de voorwaarden waaronder een pgb kan worden aangewend om mensen uit het sociale netwerk financieel voor hun diensten te belonen
Pagina 22 van 30
6.
Beschermd wonen en opvang en bestrijding huiselijk geweld
Bedoeling van de wetgever Gemeenten zijn verplicht om daar waar het passend is beschermd wonen en opvang te bieden. Onder beschermd wonen, wordt verstaan het wonen in een accommodatie of een “gewone woning” van een instelling met in de directe nabijheid 24 uur per dag toezicht of begeleiding, waarbij participatie in de samenleving centraal staat. Als behandeling van de aandoening centraal staat en er grote verwevenheid is tussen behandeling en (woon)begeleiding, dan is niet de gemeente verantwoordelijk maar de zorgverzekeraar. Beschermd wonen is bedoeld voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Een deel van de doelgroep zal, op termijn, een min of meer regulier leven kunnen opbouwen, maar een ander deel zal levenslang afhankelijk zijn van de begeleiding en soms ook medicatie. Opvang moet worden geboden aan dak- en thuislozen (maatschappelijke opvang) en slachtoffers van huiselijk geweld (vrouwenopvang). Opvang gaat niet alleen over asiel (bed, bad en brood), maar ook over preventie, begeleiden, ondersteunen, hulpverlenen en herstel van de zelfredzaamheid. De opvang moet zo kort mogelijk zijn. Opvang is een stap in de keten naar zelfredzaamheid en naar een zo zelfstandig mogelijke woonvorm. Gemeenten moeten aangeven hoe ze de keten van preventie/vroegsignalering tot uitstroom uit de opvang willen realiseren. Een bijzondere vorm van preventie die van gemeenten wordt verwacht is het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. De gemeente is verplicht zorg te dragen voor een steunpunt huiselijk geweld (SHG) dat dienst doet als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en dat indien nodig professionele hulp, de politie of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) inschakelt. Ook moet het SHG aan melders advies en ondersteuning geven rond de stappen die kunnen worden ondernomen. De gemeente moet zorgen voor een goede samenwerking tussen het SHG en het AMK, de hulpverlenende instanties en de politie. De uitvoering van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is al jaren een wettelijk verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Beschermd wonen wordt aan deze verantwoordelijkheid toegevoegd. De gemeenten moeten deze verantwoordelijkheden mandateren aan bepaalde centrumgemeenten. De centrumgemeenten ontvangen specifieke uitkeringen van het Rijk voor de regievoering en voor een samenhangend aanbod van voorzieningen in hun regio. Voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is de centrumgemeente Assen en voor vrouwenopvang Emmen. Centrumgemeenten voeren overleg met de regiogemeenten over het gewenste voorzieningenaanbod. De budgetten die op dit moment vanuit de AWBZ beschikbaar zijn voor beschermd wonen worden ongekort overgeheveld naar de centrumgemeenten. Cliënten die per 1 januari 2015 een indicatie hebben voor beschermd wonen, kunnen gebruik blijven maken van beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie.
Pagina 23 van 30
Bestaand aanbod, behoeften en kansen Wat is er al? In Zuidwest Drenthe bestaat al een keten van preventie/vroegsignalering tot uitstroom uit de opvang voor mensen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in een reguliere woning. Vroegsignalering en outreachend werken (‘erop af gaan’) gebeuren door (hulpverlenende) instellingen, de sociale teams en de gemeentelijke oggz-netwerken (oggz: openbare geestelijke gezondheidszorg). Zo ondernemen woningstichtingen snel actie bij huurachterstanden om huisuitzettingen te voorkomen. In de oggz-netwerken zitten uitvoerende werkers van het maatschappelijk werk, de ggz, de verslavingszorg, de GGD, de politie, de woningstichting en de gemeente. Zij bespreken inwoners die kampen met complexe problematiek op meerdere leefgebieden (zoals wonen, inkomen, schulden, verslaving, psychiatrische of psychische problematiek, gezondheid, dagbesteding, etc.) en die hulpverlening veelal ontwijken en soms overlast veroorzaken. In het netwerk worden afspraken gemaakt over het outreachend benaderen van cliënten en het te volgen hulpverleningstraject. De netwerkpartijen spreken elkaar aan op het tijdig signaleren van risicogroepen. Het sluitstuk van de zorgketen in Zuidwest Drenthe is de inloopvoorziening voor dak- en thuislozen in Hoogeveen. De doelgroep van de inloopvoorziening bestaat niet zozeer uit daklozen, maar vooral uit thuislozen, dat wil zeggen mensen die geen eigen woonruimte hebben en “logeren” bij verschillende vrienden en bekenden. De inloopvoorziening is een rustpunt waar dak- en thuislozen regelmaat en een luisterend oor vinden en gebruik kunnen maken van voorzieningen voor eerste levensbehoeften (drinken, eenvoudige maaltijd, douche e.d.). De inloopvoorziening fungeert als vindplaats voor dak- en thuislozen. Door de voorziening krijgen we zicht op de omvang en behoeften van de groep dak- en thuislozen. Zo mogelijk worden bezoekers toegeleid naar de hulpverlening en naar zelfstandig wonen via voorzieningen zoals Interwonen. Indien nodig wordt via de inloopvoorziening nachtopvang geregeld in de Breehof (Hoogeveen) of een andere nachtopvangvoorziening in de regio. Er bestaat al jaren een Steunpunt Huiselijk Geweld, dat werkzaam is voor heel Drenthe. Het steunpunt is ondergebracht bij de GGD Drenthe. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is ondergebracht bij het Bureau Jeugdzorg. Wat mist er en wat kan beter? De Drentse gemeenten hebben besloten om het AMK en het SHG per 1 januari 2015 samen te voegen tot een Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid te brengen van de GGD Drenthe. Het Rijk heeft de centrumgemeente voor huiselijk geweld en vrouwenopvang, de gemeente Emmen, de opdracht gegeven een regiovisie Veilig Thuis in 2014 op te stellen samen met de 12 Drentse gemeenten. Doel hiervan is om de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling als onderdeel van de ontwikkelingen op het sociale domein te ondersteunen en daarbinnen in voldoende mate het veiligheidsaspect en de hulpverlening te borgen. Zowel landelijk als in Drenthe wordt ernaar gestreefd om deskundigheid op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling toe te voegen aan de lokale sociale teams. Uiteindelijk moeten de professionals in het sociale team in staat zijn preventieve activiteiten uit te voeren, huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en over deze lastige onderwerpen ook met het huishouden of gezin in gesprek te gaan. Het AMHK ondersteunt, adviseert en geeft deskundigheidsbevordering. Er wordt veel waarde toegekend aan het professioneel ondersteunen, versterken en indien nodig opbouwen van de sociale omgeving van betrokkenen. Als die omgeving zelf veilig en krachtig is, (of is gemaakt) kan die een grote bijdrage leveren aan het creëren van duurzame veiligheid en hernieuwde ontwikkelingskansen van alle betrokkenen. Dit neemt niet weg dat in situaties van (acute) dreiging en escalerende onveiligheid, een krachtige en snelle aanpak in zeer nauwe afstemming met politie en justitie gewenst is.
Pagina 24 van 30
Het aantal inwoners met psychiatrische problematiek neemt toe door de reductie van het aantal bedden in psychiatrische instellingen. Daardoor zal het beroep op beschermd wonen en opvang eerder toe dan afnemen. De bestaande keten voor mensen met psychische of psychosociale problemen die zich moeilijk kunnen handhaven in een reguliere woning, moet daarom worden gehandhaafd. De decentralisatie van beschermd wonen en extramurale begeleiding biedt kansen om de keten te versterken. Het geeft zicht op andere vormen van ondersteuning die aanvullend kunnen worden ingezet of die nog beter aansluiten bij de behoeften van de doelgroep. Een voorwaarde zijn goede afspraken met de centrumgemeente over de samenstelling van de zorgketen en de toegang tot en de regie over de keten. Doelen 1. Meer preventie, snellere signalering en integrale aanpak van huiselijk geweld met de nadruk op het versterken van de sociale omgeving. 2. Het bieden van beschermd wonen en opvang daar waar het passend is. 3. Het zoveel mogelijk voorkomen van instroom in vormen van beschermd wonen en opvang door vroegsignalering en outreachend werken. 4. Bevorderen dat cliënten zo snel mogelijk weer zelfredzaam zijn en zo snel mogelijk doorstromen naar zo zelfstandig mogelijk wonen. Wat gaan we doen en wanneer?
Beleidsvoorstellen: 1. De bestaande keten handhaven voor mensen met psychische of psychosociale problemen die zich moeilijk kunnen handhaven in een reguliere woning. Het is mogelijk dat de functie van het oggz-netwerk op termijn geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen door sociale team. 2. Ten aanzien van de maatschappelijke opvang en beschermd wonen met centrumgemeente Assen afspraken maken over: a. De financiering van die onderdelen van de bestaande keten die behoren tot het domein van de centrumgemeente. b. De voorzieningen in de regio die door de centrumgemeente worden ingekocht. c. De in- en uitstroom bij beschermd wonen, waaronder de criteria voor toegang. d. Preventie en nazorg. e. Het informeren van de cliënten. f. Monitoring en verantwoording. Centrumgemeente Assen heeft aangegeven hierover met de regiogemeenten een convenant te willen sluiten. 3. Samen met centrumgemeente voor vrouwenopvang Emmen en de overige Drentse gemeenten een regiovisie Veilig Thuis Drenthe opstellen.
Pagina 25 van 30
7.
Randvoorwaarden
In de voorgaande hoofdstukken is aangegeven wat de nieuwe Wmo van gemeenten verwacht op diverse beleidsterreinen en hoe wij die nieuwe verantwoordelijkheden oppakken. Op al deze terreinen stelt de nieuwe Wmo ook nadere voorwaarden aan de uitvoering waarover gemeenten ook keuzes moeten maken. In dit hoofdstuk gaan we in op verplichtingen en keuzes op het gebied van: eigen bijdragen; financiële tegemoetkomingen; kwaliteit & toezicht en klachten, bezwaar & beroep. Bedoeling van de wetgever Eigen bijdragen Uitgangspunt van de nieuwe Wmo is dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar is voor degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen of vermogen. De regering kiest niet voor het hanteren van een inkomensgrens dan wel vermogensgrens die bepaalt of iemand in aanmerking komt voor ondersteuning. De gemeente kan wel bij verordening bepalen of cliënten een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van de bijdrage kan verschillen per soort voorzieningen. Voor enkele voorzieningen mag geen eigen bijdrage worden gevraagd. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening en een persoonsgebonden budget mag afhankelijk worden gesteld van inkomen en vermogen. Het Rijk stelt nadere regels ten aanzien van de hoogte van de eigen bijdrage, de wijze waarop het inkomen en vermogen worden meegerekend, de wijze van invordering en de uitzonderingsgronden. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat ook de vaststelling en inning van eigen bijdragen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzorgt. Door hier één organisatie mee te belasten bestaat zicht op de eigen bijdragen die een cliënt of één huishouden moet betalen en wordt het mogelijk om die, waar nodig, te beperken en kan cumulatie worden voorkomen. De gemeente kan voor het gebruik van een algemene voorziening al dan niet een eigen bijdrage vragen. De hoogte daarvan kan de gemeente zelf bepalen. Ook kan de gemeente besluiten om op de eigen bijdrage een korting toe te passen voor lage inkomensgroepen. De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen worden in principe niet geïnd door het CAK. Dit maakt het moeilijk voor gemeenten om bij het vaststellen en innen van eigen bijdragen voor algemene voorzieningen rekening te houden met cumulatie van eigen bijdragen. Het CAK onderzoekt hoe ze gemeenten hierbij kan ondersteunen. Financiële tegemoetkomingen Gemeenten kunnen ervoor kiezen om al dan niet financiële tegemoetkomingen te verstrekken aan cliënten voor “aannemelijke meerkosten” als gevolg van hun aandoening of beperking ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. In de verordening moeten de toepasselijke grenzen met betrekking tot de financiële draagkracht worden vastgesteld. Deze uitbreiding van de gemeentelijke beleidsruimte hangt samen met het voornemen van de regering om de bestaande Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) met ingang van 2014 af te schaffen. De vrijkomende middelen worden overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Gemeenten kunnen deze gelden dus ook besteden aan Wmovoorzieningen. Kwaliteit en toezicht De Wmo 2015 legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning integraal bij de gemeenten.
Pagina 26 van 30
Als extra waarborg voor kwalitatief goede ondersteuning aan de meest kwetsbare mensen formuleert het wetsvoorstel een basisnorm. De voorzieningen moeten in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en afgestemd zijn op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt. Voorts moet de voorziening worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaarden. Ook de zorgaanbieders zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door hen geleverde ondersteuning. De gemeenten hebben de plicht gekregen lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de maatschappelijke ondersteuning. Momenteel wordt onder leiding van de VNG, door gemeenten, cliëntorganisaties, professionals, aanbieders en zorgverzekeraars bezien of landelijke kwaliteitsstandaarden kunnen worden ontwikkeld, die als richtinggevend kader voor gemeenten kunnen dienen. Uitgangspunt hierbij is dat deze standaarden de benodigde ruimte voor maatwerk, om goed in te kunnen spelen op de situatie van de cliënt, intact laten. Het wetsvoorstel draagt het college op om de personen aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet zijn belast. Het college is vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie. Klachten, bezwaar & beroep Een cliënt, die het niet eens is met een beslissing van de gemeente op zijn aanvraag om ondersteuning, kan daartegen bezwaar (volledige heroverweging door de gemeente) en beroep (bij de rechtbank) aantekenen. Hij kan ingeval van een spoedeisend belang ook een voorlopige voorziening vragen. Indien de cliënt zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan, deze op basis van de Algemene wet bestuursrecht een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente moet zorg dragen voor een adequate behandeling van klachten over gedragingen van personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Als de gemeente de klacht niet naar tevredenheid afwikkelt, staat de weg naar de ombudsman open. De regering vindt het van groot belang, mede met het oog op de kwetsbare positie van de doelgroep, dat juridisering en procedures zo veel mogelijk worden voorkomen. Ze pleit er dan ook voor om vormen van alternatieve geschillenbeslissing, zoals mediation of een ombudsfunctie, als onderdeel van het proces te organiseren. Ook de functie van cliëntondersteuning kan hierin een belangrijke rol spelen. Gemeenten moeten cliënten goed informeren over de mogelijkheden om klachten in te dienen. Sociale ombudsfunctie In de Kadernota Sociaal Domein is opgenomen dat er wordt onderzocht in hoeverre het wenselijk is om een lokale sociale ombudsfunctie in te richten. In het Collegeprogramma 2014-2018 is opgenomen dat er een sociale ombudsfunctie komt. Klachten van inwoners beschouwen we primair als adviezen om tot een betere inrichting van het sociale domein te komen. Bestaand aanbod, behoeften en kansen Eigen bijdragen Bij het vaststellen van de eigen bijdragen voor Wmo-verstrekkingen volgen we thans de systematiek van het Rijk. Deze systematiek beoogt een uniforme en eerlijke manier van het vaststellen van eigen bijdragen en houdt rekening met inkomen en vermogen en cumulatie van eigen bijdragen. We kiezen er daarbij voor om geen uitzonderingen te maken voor personen met een minimuminkomen. We willen graag dat iedereen naar
Pagina 27 van 30
vermogen bijdraagt aan de ondersteuning. Het kan voorkomen dat mensen met een hoger inkomen de hele voorziening of alle voorzieningen uiteindelijk zelf betalen. Financiële tegemoetkomingen In verband het wegvallen van de Wtcg en de CER moet de gemeente zich bezinnen op de manier waarop chronisch zieken en gehandicapten tegemoetgekomen kunnen worden voor de extra kosten die hun ziekte en/of handicap met zich meebrengt. Een nieuwe regeling moet vóór 1 januari 2015 geaccordeerd zijn door de gemeenteraad. Kernvragen waarop een antwoord moet komen voor de opzet van een regeling zijn: Gaat de gemeente met deze regeling aansluiten bij de Wmo of bij de collectieve ziektekostenverzekering of wordt het een volledig separate regeling? Wil de gemeente een inkomensplafond gaan toepassen? Welke kosten worden gezien als specifiek gevolg van de chronische aandoening of de handicap? Wil de gemeente een drempelbedrag gaan hanteren? Wordt de uitkering in geld verstrekt of in natura? Klachten, bezwaar & beroep De bestaande procedures voor zowel klachten als bezwaar en beroep voldoen aan de eisen van de nieuwe Wmo. In beide procedures hebben (pre)mediation en een ombudsfunctie een plek. Doelen 1. Chronisch zieken en gehandicapten op een passende wijze tegemoetkomen voor aannemelijke meerkosten die hun ziekte en/of handicap met zich meebrengt. 2. Daar waar ondersteuning van de gemeente noodzakelijk is, dragen cliënten zelf zoveel mogelijk bij aan deze ondersteuning. 3. Voorkomen dat het inkomen van cliënten onevenredig belast wordt door stapeling van eigen bijdragen. 4. Ondersteuning op maat leveren die voldoet aan minstens de volgende kwaliteitseisen: veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en integraal. 5. Toezicht op en handhaving van de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning op een efficiënte en doeltreffende manier in de organisatie borgen. 6. Cliënten hebben altijd toegang tot een laagdrempelige klachtenregeling, zowel voor de voorzieningen zelf als voor de bejegening door de gemeente. 7. De bezwaar- en beroepsprocedures zijn duidelijk en efficiënt ingericht.
Pagina 28 van 30
Wat gaan we doen en wanneer?
Beleidsvoorstellen: 1. Voor 1 januari 2015 een regeling opstellen voor het verstrekken van tegemoetkomingen voor aannemelijke meerkosten als gevolg van ziekte en/of handicap. Dit, in overleg met het werkveld of vertegenwoordigers daarvan. 2. De huidige eigen bijdrage-systematiek voor Wmo-voorzieningen uitbreiden naar alle maatwerkvoorzieningen waarvoor dat wettelijk toegestaan is. 3. Bij het ontwikkelen van algemene voorzieningen maatregelen treffen om ongewenste cumulatie van eigen bijdragen te voorkomen. 4. In 2015 kiezen voor het monitoren van de basis-kwaliteitseisen en daar waar problemen ontstaan over kwaliteit alert reageren en actie ondernemen. We hebben daarbij vertrouwen in de huidige aanbieders van de AWBZ-zorg die naar de gemeenten komt. We willen voor deze aanbieders en voor ons zelf de administratieve lastendruk zo laag mogelijk houden. 5. Het hanteren van de landelijke kwaliteitsstandaard zodra deze beschikbaar komt. 6. In nauwe samenwerking met de Wmo-raad en de zorgaanbieders de kwaliteit van de geboden ondersteuning continu bewaken en verder vorm geven. 7. In 2015 vorm geven aan de toezichthoudende taak van de gemeente, bijvoorbeeld in combinatie met contractbeheer of accountmanagement. 8. Onderzoeken of de klachtenprocedure en de bezwaar- en beroepsprocedure aangescherpt kunnen worden ten aanzien van het informeren en ondersteunen van cliënten. 9. Voor 1 januari 2015 wordt een voorstel aan de gemeenteraad voorgelegd om een lokale sociale ombudsfunctie in te richten. 10. Voor klachten over de voorzieningen en aanbieders aansluiten bij hoe de aanbieders de klachtenprocedures nu ingericht hebben op basis van de huidige wetgeving. 11. Bij het ontwikkelen van nieuw ondersteuningsaanbod afspraken maken met aanbieders over een inzichtelijk klachtensysteem.
Pagina 29 van 30
Bijlage Afkortingen
AMHK: AMK: AWBZ: BG-ind/gr: CAK: CER: CIZ CJG: GGZ: HH: Humanitas: LG LVG MEE: PGB: SHG: SVB SWDW: VB VG VNG: Wlz: Wmo: WsW: Wtcg: Zzp
Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld (Vanaf 2015 Veilig Huis). Advies- en meldpunt kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Begeleiding individueel of begeleiding groep Centraal Administratie Kantoor Compensatie Eigen Risico centrum Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Geestelijke gezondheidszorg Huishoudelijke Hulp Nederlandse vereniging voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw Lichamelijk Gehandicapt Licht Verstandelijk Gehandicapt MEE staat voor MEEdoen, MEEdenken, MEElachen, etc. Ondersteunende organisatie voor iedereen met een beperking Persoonsgebonden budget Steunpunt huiselijk Geweld Sociale Verzekeringsbank Stichting Welzijn De Wolden Verblijf tijdelijk (logeren) en verblijf langdurig (zzp) Verstandelijk Gehandicapt Vereniging Nederlandse Gemeenten Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Social Werkvoorziening Wet tegemoetkoming chronische zieken en Gehandicapten Zorgzwaartepakket
Pagina 30 van 30
Sociaal Domein - Verordening Wmo
actief en betrokken
dewolden.nl
Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente De Wolden De raad van de gemeente De Wolden; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; gezien het advies van de Wmo-raad De Wolden van 16 september 2014; overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Wolden 2015 Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a.
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
b.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
c.
bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
d.
gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
e.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
f.
melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
g.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;
h.
voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;
i.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2
Artikel 2. Melding hulpvraag 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk. 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. 2. Ten behoeve van het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Artikel 5. Gesprek 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van
3
g.
h. i. j.
zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek. Artikel 6. Verslag 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd. Artikel 7. Aanvraag 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. 2. Het college kan een door de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of
4
b.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
3. Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als: a. de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en/of b. de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt. 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen; b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning. 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening. Artikel 9. Advisering Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht tijdens het onderzoek of voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Artikel 10. Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de Beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
5
e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 11. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was. 3. Het tarief voor een pgb: a. is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. 4. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten 5. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering. 6. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en, b. voor een maatwerkvoorziening, zolang hij van de maatwerkvoorziening in natura gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. 2. Het college bepaalt bij nadere regeling voor welke groep personen op de bijdrage voor een algemene voorziening een korting geldt. Hierbij houdt het college rekening met het stapelingseffect van eigen bijdragen. 3. De hoogte van de bijdrage voor een algemene voorziening wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van deze voorziening. 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald: a. door een aanbesteding;
6
b. c.
na een consultatie in de markt, of in overleg met de aanbieder.
5. Het college bepaalt bij nadere regeling door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd. 6. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt. Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, en c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard. 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt
7
dat: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze Voorziening worden teruggevorderd. 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s. Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat. Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen 1. Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. 2. Het college bepaalt bij nadere regeling de voorwaarden waaronder de tegemoetkoming verstrekt wordt. Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en d. kosten voor bijscholing van het personeel. 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
8
a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: 1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; 2o. instructie over het gebruik van de voorziening; 3o. onderhoud van de voorziening, en 4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams). Artikel 19. Klachtregeling 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen, voor zover het gaat om leveringen van zorg of ondersteuning. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente De Wolden 2012 wordt Ingetrokken met ingang van 1 januari 2015. 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de
9
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente De Wolden 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente De Wolden 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente De Wolden 2012. 4. In aanvulling op het tweede en het derde lid kan het college nadere regels stellen met betrekking tot overgangstermijnen. 5. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente De Wolden 2012, wordt beslist met inachtneming van die verordening. Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning De Wolden 2015.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
10
11
Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure daarom vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van ‘aanbieder’ de toelichting onder artikel 1. Deze beperking geldt alleen voor mandatering aan niet-ondergeschikten. Het college kan de vaststelling van rechten en plichten ook aan ondergeschikten mandateren. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de
12
verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: - op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; - op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; - welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten; - ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is; - ten aanzien welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; - op welke wijze ingezeten, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; - op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en - op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: - voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; - ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: - bepalen dat cliënten voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage verschuldigd zullen zijn; - de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot; - bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd; - bepalen dat in geval van een minderjarige cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de cliënt uitoefent; - bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht; - bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
13
Artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd.
14
Artikelsgewijs Artikel 1. Begripsbepalingen Een algemeen gebruikelijke voorziening is bijvoorbeeld een elektrische fiets. ’Gebruikelijke hulp’ is niet in de verordening, maar in de wet gedefinieerd en is bijvoorbeeld de hulp van een partner van de cliënt. Zie ook de wettelijke definitie hieronder. Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven. - aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren; - algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; - begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven; - cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid; - cliёntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; - gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten; - maatschappelijke ondersteuning: 1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psycho-sociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3°. bieden van beschermd wonen en opvang; - maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in
15
-
-
-
-
-
een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang; mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep; participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer; persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken; sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt; vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake; voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening; zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal (definitie)bepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid): een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen, en ‘beschikking’ (artikel 1:2). Artikel 2. Melding hulpvraag Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling verankert ook in de verordening dat bij het college een melding kan worden gedaan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken. Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. Zie de algemene toelichting over mandatering door het college. In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim
16
worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen. In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid. In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook elektronisch. Indien de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen worden afgesproken. Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang. In het derde lid is overeenkomstig artikel 2.3.3 van de wet een uitzondering vervat voor spoedeisende gevallen. Het college is op grond van de wet verplicht in dergelijke gevallen een passende tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding. Artikel 3. Cliëntondersteuning Het eerste lid is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de cliënt bekende gegevens in kaart worden gebracht en cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de belanghebbende afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronderzoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de cliënt worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen. De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de
17
gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden. Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het vooronderzoek indien dat een onnodige herhaling van zetten zou betekenen. In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Zie ook artikel 5, tweede lid. Artikel 5. Gesprek Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij onder meer is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen. De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de wet opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 143) verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden. In onderdeel b is als onderwerp van gesprek ‘het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning’ opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt in de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In het wetsvoorstel Wmo 2015 staat het bereiken van dit resultaat centraal”. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek. Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft. Artikel 6. Verslag Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure en is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet opgenomen. Het eerste lid borgt dat altijd verslag wordt opgemaakt. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij kan worden voortgeborduurd op de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het
18
voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag. Soms kan een verslag al direct worden meegegeven, maar vaak zal dit toch nog moeten worden uitgewerkt en gaat daar een paar dagen overheen. Daarom begint het tweede lid met de zinsnede “Binnen 10 werkdagen na het gesprek”. Het kan overigens ook zijn dat na een gesprek de cliënt bijvoorbeeld nog onderzoekt wat er in zijn omgeving mogelijk is, bijvoorbeeld of hij met iemand kan meerijden om boodschappen te doen, of dat hij nog een aanvullende opmerking heeft. Ook dan is een paar dagen tijd na het gesprek nuttig. Artikel 7. Aanvraag Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Zie hiervoor artikel 2 en de toelichting daarbij. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Artikel 8.Criteria voor een maatwerkvoorziening In artikel 2.1.3, tweede lid, onder a, van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In de memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 134) wordt aangegeven dat het bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening op maatwerk aankomt. Gemeentelijke vrijheid is nodig omdat de behoeften van inwoners per gemeente kunnen verschillen en de sociale en fysieke infrastructuur per gemeente anders is. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het is daarom niet mogelijk of wenselijk dat in de verordening limitatief wordt geregeld welke maatwerkvoorzieningen zullen
19
worden verstrekt. De gemeente moet wel aan de hand van geschikte en toepasbare criteria meer in detail en concreet nader afbakenen in welke gevallen iemand een maatwerkvoorziening kan krijgen. In dit artikel is deze verplichting uitgewerkt. Artikel 9. Advisering Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht. Het is bij de adviesaanvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliёnt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is. In artikel 2.3.8, derde lid, van de wet is een medewerkingsplicht opgenomen. De cliёnt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Artikel 10. Inhoud beschikking Uitgangspunt van de wet is dat de cliёnt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliёnt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een budget. Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’. Zie ook de toelichting op artikel 5, eerste lid, onder b. Tweede, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven. Het vierde lid dient uitsluitend ter informatie aan de cliënt. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt immers via het CAK, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. Zie artikel 12 en artikel 2.14, zesde lid, van de wet, waarin is bepaald dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget, met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK. Artikel 11. Regels voor pgb Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een pgb verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een pgb alleen wordt verstrekt indien de cliёnt dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b). Met behoud van de motivatieeis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103). Het tweede lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren. Het derde tot en met vijfde lid berusten op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de
20
kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een pgb. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Ten aanzien van het zesde lid is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder dit sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet). Artikel 12. Regels voor bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet. De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt. De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet) en in het Besluit maatschappelijke ondersteuning worden regels vastgesteld met
21
betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Besluit maatschappelijke ondersteuning stelt. De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4, derde lid, tweede zin). Dat kan op drie manieren en deze zijn vastgelegd in de drie onderdelen van het vierde lid. Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 e.v. van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van cliënten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning. In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt. Het in het derde lid genoemde jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek is verplicht op grond van artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet. Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In artikel 6.1 van de wet is bepaald dat het college personen aanwijst die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet. In aanvulling op het bovenstaande regelt artikel 14 dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Overeenkomstig het vierde lid kan het college bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het eerste, tweede en vierde lid bevatten een herhaling van hetgeen al in de tekst van de wet is opgenomen (artikel 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Met opname van deze wettekst in de verordening wordt beoogd een compleet beeld te geven van de regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.
22
Het derde lid is een ‘kan’-bepaling. Een pgb wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van het pgb nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing geheel of gedeeltelijk in te trekken. Deze bepaling is te zien als een verbijzondering van de bepaling in het tweede lid, onder e (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet). In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; ‘omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.’ In het vijfde en zesde lid zijn dan ook bepalingen opgenomen die het college de bevoegdheid geven tot terugvordering van in eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen. Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen. Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 2.1.7 van de wet. Daarin is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. De tegemoetkoming kan op aanvraag kan verstrekt. De beslissing op een dergelijke aanvraag is een beschikking. Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het
23
vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 19. Klachtregeling De gemeente is op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. In het eerste lid is een bepaling opgenomen over het gemeentelijke klachtrecht. Deze bepaling is niet verplicht op grond van deze wet en is hier opgenomen in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met de eenvoudige bepaling van het eerste lid worden volstaan. In het tweede lid is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. Een dergelijke bepaling is verplicht op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder e, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten is vereist. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de wet). In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 57-58) staat dat cliënten in beginsel moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen. De cliënt kan ontevreden zijn over het gedrag van een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld over de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid. Is de cliënt niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder). Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open. In het derde lid zijn een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder f, van de wet, waarin is bepaald dat in ieder geval moet worden bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. In dit artikel gaat het dus om medezeggenschap van cliënten tegenover de aanbieder. Voorheen moest de aanbieder voldoen aan de in de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gestelde regels. Onder de Wmcz werd inspraak tegenover de aanbieder reeds verwezenlijkt via de cliëntenraad. Onder de Wmo 2015 is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten.
24
In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een medezeggenschapsregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder b, van de wet). In het tweede lid zijn een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd. Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het Wmo-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven. Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor lopende voorzieningen op basis van de oude verordening. In het derde lid is bepaald dat aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze nieuwe verordening zijn ingediend maar waarop bij de inwerkingtreding nog niet is beslist, worden afgedaan op grond van de oude verordening. In het vierde lid is voor lopende bezwaarschriften bepaald dat deze volgens de oude verordening worden afgedaan. Daarnaast bevat de wet nog overgangsrecht voor AWBZ cliënten die overgaan naar de Wmo en voor de doelgroep beschermd wonen (zie de artikelen 8.1 tot en met 8.4 van de wet.
25
Reactienota op adviezen en inspraakreacties op het conceptbeleidsplan Wmo en de conceptverordening Wmo Gedurende de inspraakperiode zijn schriftelijke reacties ontvangen op het Wmo-beleidsplan en de Wmo-verordening. Er zijn reacties ontvangen van: - De Wmo-raad De Wolden - Particulieren (3) - MEE-Drenthe Bij elke inspraakreactie is de gemeentelijke reactie weergegeven en tevens of de inspraakreacties hebben geleid tot aanpassing van de voorstellen en waar deze aanpassing is verwerkt. De inspraakoperiode liep van 17 juli tot en met 11 september 2014.
a. 1 2
3
4
Vraag/opmerkingen Beleidsplan Wmo Wmo-raad
Conceptreactie
Aanpassing document?
Wmo-raad verzoekt om in het overgangsjaar 2015 beleid te ontwikkelen voor de ondersteuning van de nieuwe cliënten die overkomen van de AWBZ Wmo-raad signaleert dat mogelijke (financiele) belangen en prikkels voor zowel zorgverzekeraars als de gemeente. De raad vindt dat de beslissingen en indiceringen vanuit deze achtergrond nooit in het nadeel van de cliënt mogen uitvallen. Het lijkt de Wmo-raad van belang dat een toedeling naar de 5 genoemde cliëntengroepen plaatsvindt en zichtbaar wordt gemaakt en dat al gauw wordt begonnen met het onwikkelen van specifiek beleid voor elke categorie. De Wmo-raad geeft in overweging te onderzoeken of, evenals bij de jeugdzorg, een gezamenlijke aanpak met andere gemeenten op dit terrein voordelen biedt.
Eens met de opmerking, medio 2015 zal beleid worden ontwikkeld en aan de raad worden voorgelegd. Eens met de opmerking en is een harde voorwaarde van het gemeentelijk beleid
Nee
Eens met de opmerking
Nee
Op beide terreinen is zeker sprake van samenwerking, juist omdat organisaties en instellingen
Nee
1
Nee
5
6
7
Ten aanzien van de jaarlijkse verantwoording over de uitvoering van het beleid mbt zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, stelt de raad toe te voegen: naast verantwoording afleggen aan de gemeenteraad, het informeren van de Wmo-raad. De raad maakt onderscheid tussen vrijwilligers en mantelzorgers. Aandacht wordt gevraagd voor het toenemend beroep op deze groepen en goede afstemming van communicatie tussen zorgloket van de gemeente en de taken van de stichting Welzijn De Wolden op dit terrein. De raad vraagt beleid te initiëren tav vrijwilligers en mantelzorgers en daarin een proactieve opstelling van de gemeente.
De raad stelt voor de adviesrol tav mensen met een beperking te beleggen bij een clientenplatform als “Gehandicaptenbeleid De Wolden”.
werkzaam zijn voor meerdere gemeenten. Gezamenlijke aanpak biedt zeker voordelen, zowel inhoudelijk als budgettair. Overigens is in de nieuwe wet Wmo in artikel 2.6.2. het volgende bepaald: “De colleges werken met elkaar samen, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is”. Eens met het voorstel. De jaarlijkse verantwoording aan de gemeenteraad wordt gedeeld met de Wmo-raad. De gemeente heeft beleid op het gebied van mantelzorg en mantelzorgers (zie Wmo/vgz beleidsplan 2012-2015). De stichting Welzijn De Wolden heeft acties uitgezet. Evaluatie van het huidige beleid moet leiden tot nieuw meerjarig beleid, met nieuwe acties in relatie met andere Wmo-onderdelen, gepland in 2015 De onafhankelijkheid van de raad moet zeker in stand blijven. Dat kan door de deskundigheid van genoemd platform in voorkomende gevallen te betrekken bij de adviesvraag die voorligt bij de raad. De raad blijft daarmee het enige adviesorgaan van de gemeente op het terrein van de Wmo en jeugdzorg.
2
Beleidsplan aangepast. Blz. 7, aan laatste alinea een zin toegevoegd.
Nee
Nee
8
De Wmo-raad is van mening, dat het passend aanbod voor de cliënt en niet de efficiency van het vervoer.
9
De raad mist dat de doelen preventie en vroegsignalering zijn vertaald in een beleidsvoorstel met een tijdpad en stelt voor deze toe te voegen. De raad vindt het tegengaan van bureaucratie, waaronder het terugbrengen van de administratieve ballast een belangrijk aandachtspunt. De raad vindt dat ondanks dit gegeven er wel een correcte verantwoording moet blijven gewaarborgd. Een pragmatische kijke op wat nuttig en noodzakelijk is, zal hieribij helpen.
10
11
De raad pleit er voor om het oggz-netwerk geheel of gedeeltelijk te laten overnemen door het sociaal team nu nog niet door te voeren. De raad vraagt zich tevens af of op dit gebied alles wel voldoende in beeld is gebracht.
12
De raad onderschrijft de instelling van een klachtencommissie of sociale ombudsman.
13
14
Particulieren Betrokkene maakt zich zorgen dat er willekeur wordt gemaakt tussen leuke en minder leuke mensen. Met andere woorden: de hulp is afhankelijk van de willekeur van de ambtenaar.
Hebben mensen die nu al vele jaren vrijwilligerswerk doen straks voorrang wanneer ze zelf hulp nodig hebben? Kan de vermogenstoets hierop worden
Mee eens, het uitgangspunt blijft een aanbod wat het best past bij de persoon/aanvrager. Mee eens.Bij de aanbieding aan de gemeenteraad wordt een tijdsplanning toegevoegd. Terechte opermerking, de decentralisaties mogen zeker niet leiden dat de gemeente zich opstels als een “tweede Den Haag”. Bij de implementatie van de 3 D’s blijft de dienstverlening aan inwoners voorop staan en mogen geen hinder ondervinden van admini- stratieve verplichtingen van de gemeente. Terechte opmerking en ook mee eens. Het gaat om kwetsbare groepen, waarvoor specifieke deskundigheid nodig is. Voor (gedeeltelijke) overdracht van het netwerk moet ervaring worden opgedaan en vraagt om zorgvuldigheid. Er is een conceptvoorstel gereed voor de instelling van een sociale ombudsman. Gemeente zal er alles aan doen om te voorkomen dat deze situatie zich kan voor doen. De decentralisaties vragen inspanningen voor zowel organisaties en instellingen alsook voor de gemeentelijke organisatie. Uiteraard bestaat er respect voor mensen die al vele jaren vrijwilligerswerk verrichten. Dat mag
3
Nee
Blz. 16 (beleidsvoorstellen) is 2015 toegevoegd. Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
toegepast
15
16 17
MEE Drenthe Ten aanzien van het efficiënter organiseren van de vervoersstromen, benadrukt MEE Drenthe de inzet van eigen kracht en het trainen van zelfred- zaamheid, zodat burgers zelfstandig kunnen (leren) reizen, een essentieel onderdeel is. MEE wil daarin ondersteunen. MEE Drenthe biedt aan mee te denken over welk profiel past bij een professional voor het sociale loket. MEE Drenthe wil een bijdrage leveren aan het stimuleren van kwetsbare inwoners tot een gezonde leefstijl, die vraagt om een goede aansluiting bij de doelgroep. MEE Drenthe biedt haar kennis en ervaring aan.
18
MEE Drenthe wijst op de trainingen die zij aanbiedt ten aanzien van de sociale netwerkversterking. Opgedane kennis en ervaring zijn beschikbaar.
19
MEE Drenthe vraagt aandacht voor het aspect bezwaar en beroep nu de financiering van MEE vanaf 1-1-2015 via de gemeente verloopt.
b.
Verordening Wmo Wmo-raad De raad vindt het belangrijk dat in de verordening is vastgelegd, dat een advies onafhankelijk is. Zodoende wordt voorkomen, dat het aanbod van welzijns- of zorgaanbieder sturend wordt in het advies. De raad adviseert het college bij nadere regeling in de overeenkomst met zorgaanbieder(s) eisen te stellen aan de kwaliteit van de voorziening en de deskundigheid van beroepskrachten.
20
21
echter niet leiden tot een voorkeurs behandeling. De ondersteuning die MEE is professioneel en wordt gewaardeerd. De gemeente wil dat deze ondersteuning wordt voortgezet.
Nee
De gemeente maakt daarvan graag gebruik. Van de genoemde kennis en ervaring wordt reeds met succes gebruik gemaakt. MEE Drenthe behoudt deze functie in het netwerk dat taken heeft bij preven- tie en vroegsignalering Ook hier geldt dat de gemeente de kennis en ervaring van MEE Drenthe een rol hebben bij de behandeling van de zorgvragen. De gemeente onderkent deze situatie en bevestigt het belang van zorgvuldigheid.
Nee
De gemeente ondersteunt deze opmerking volledig. Daarmee wordt het belang van de vastlegging in de verordening bevestigd. Terechte opmerking. In de contracten die met zorgaanbieders worden afgesloten zijn hieromtrent bepalingen opgenomen. In hoofdstuk 3 van de wet Wmo is het een en ander vastgelegd over de
4
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
kwaliteite van de voorzieningen.
22
23
Particulieren Hoe bepaalt het college welke gegevens relevant zijn voor het onderzoek, en waarom bepaalt het college dat (en niet de zorgvrager/cliënt)?
Is het opvragen van beschermde vertrouwelijke gegevens van dit onderzoek uitgesloten? Denk daarbij m.n. aan medische gegevens, die alleen met instemming van de patiënt mogen worden verkregen, en dan nog alleen in specifieke vorm, en direct en uitsluitend aan een bevoegd en terzake kundig arts (en niet als geheel 'dossier' en/of aan een 'team'). Mag worden aangenomen dat het niet verstrekken van medische (of eventueel andere beschermde vertrouwelijke gegevens, zoals financiële of juridische) gegevens geen consequentie zal hebben voor de beoordeling van de zorgvraag?
Artikel 2.3.2 is bepalend wat nodig is om de zorgvraag van de cliënt te kunnen bepalen. Zowel de cliënt als de gemeente hebben hierin een taak. Zonodig wordt externe deskundigheid ingeschakeld om tot de beant- woording van die zorgvraag te komen. Een persoonlijk contact met de aanvrager geeft een adequaat totaalbeeld van de cliënt en zijn situatie. Anders dan onder de AWBZ gebruikt de gemeente geen catalogus van welomschreven voorzieningen. • In de nieuwe wetten (Jeugd, WMO, Participatie) is geregeld wat er wel en niet mag per domein. Wanneer er sprake is van domeinoverstijgend (integraal) werken dan is de Wet Bescherming Persoonsgegevens leidend. • Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen noodzakelijke gegevensverwerking vanuit maatschappelijke opgave sociaal domein én borging van de privacy. • Gegevens opvragen/verwerken en delen gebeurt altijd op basis van noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit en op basis van een
5
Nee
Nee
24
Hoe denkt het college de vertrouwelijkheid van alle verstrekte informatie te waarborgen, d.w.z. de toegang tot databestanden en dossiers, of delen daarvan? Hoe wordt, populair gezegd, voorkomen dat niet een aanzienlijk deel van het gemeentelijk ambtelijk apparaat toegang heeft tot gegevens van kwetsbare burgers. En, gezien de Wmo met zijn brede c.q. interdisciplinaire aanpak, hoe wordt voorkomen dat vertrouwelijke informatie weglekt via overlegstructuren in rijk geschakeerde 'wijkteams' en wat dies meer zij. Voorbeeld: hoe wordt geborgd dat medische informatie afkomstig van dan wel via een psychiater terechtkomt bij een daartoe niet toegeruste/opgeleide jeugdzorg- of welzijnswerker, of administratieve kracht. (Of zelfs zorgverzekeraar).
professionele afweging. In hoofdstuk 4, lid 4.1.1. is het een en ander geregeld ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens. Ter aanvulling op bovenstaande De cliënt verstrekt in het kader van het onderzoek de benodigde gegevens merendeels zelf en heeft daarmee met verwerking ingestemd, en dat voorts gegevens uit andere bronnen kunnen worden verwerkt als de cliënt daarvoor ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven. Het is onvermijdelijk dat het college, omdat het gaat om personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, in het kader van dat onderzoek ook de beschikking krijgt over zgn. bijzondere persoonsgegevens inzake de gezondheid: gegevens over diens lichamelijke of geestelijke beperkingen of problemen en, voor zover relevant voor de beoordeling van de problematiek. Het college is als verantwoordelijke voor de bewerking in de zin van de Wbp aangewezen. Dit houdt in dat op het college op grond van die wet een aantal verplichtingen rusten. Hoofdstuk 4 van de nieuwe wet Wmo wordt uitvoering ingegaan op
6
Nee
de gegevensverwerking, alsmede in de toelichting. Het voert te ver om op deze plaats daarop in te gaan.
7
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 30 oktober 2014 : XV, punt 6 : 1573 : Burgemeester Roger de Groot
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling beleidsnota en verordening Jeugdhulp. Samenvatting: Vanaf 1 januari 2015 wordt de Jeugdwet van kracht. In de Jeugdwet art. 12.4 is bepaald dat de gemeenteraad het beleidsplan en de verordening vóór 1 november 2014 vaststelt. Voorliggend beleidsplan betreft een verdere uitwerking van de kadernota Sociaal Domein, de vastgestelde Drentse visie ”Als jeugd en toekomst tellen” en het Regionaal Transitie Arrangement. Het sluit aan bij de ambities zoals verwoord in het collegeprogramma Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht 2014-2018. Het beleidsplan geeft op hoofdlijnen hoe de gemeente invulling gaat geven aan de nieuwe Jeugdwet. Kenmerkend is dat we kiezen voor een actief sturende rol voor de gemeente. Voorgesteld uitgangspunt in dit beleidsplan is dat ouders en jongeren zelf verantwoordelijk zijn (eigen kracht) en daarop worden aangesproken en waar nodig ondersteund worden vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. Het versterken van het voorveld om zo een goede sociale omgeving voor gezinnen te bouwen, is essentieel. In de verordening worden de regels gesteld over de door de gemeente te verlenen individuele- en overige voorzieningen. Waar het om voorzieningen gaat die regionaal beschikbaar zijn, is er op Drents niveau gezamenlijke afspraken gemaakt. Belangrijk uitgangspunt bij de verordening is het vaststellen van kaders door de gemeenteraad, waarbij de gemeenteraad het college verzoekt om de nadere (beleids)regels uit te werken. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: 1. Het beleidsplan Jeugdhulp vaststellen; 2. De verordening Jeugdhulp vaststellen. Inleiding en aanleiding: Vanaf 1 januari 2015 wordt de Jeugdwet van kracht. De Jeugdwet regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp, en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Aanleiding: In de Jeugdwet art. 12.4 is bepaald dat de gemeenteraad het beleidsplan en de
Pagina 1 van 4
verordening vóór 1 november 2014 vaststelt. Problemen of vraagstukken: In de Jeugdwet (artikel 2.2) is bepaald dat gemeenten in een beleidsplan moeten vastleggen hoe ze invulling geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp. De verordening Jeugdhulp De Wolden 2015 vloeit voort uit de verplichting op grond van artikel 2.9 van de Jeugdwet, om bij verordening regels te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen voor jeugdigen, de wijze van afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor jeugdhulp wordt vastgesteld, de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, alsmede de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Op 17 juli heeft het college de conceptstukken vrijgegeven voor inspraak. De inspraakperiode is op 11 september gesloten. De inspraakreacties zijn verwerkt in een reactienota, welke is bijgevoegd bij dit voorstel. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Beleidsplan jeugdhulp Voorliggend beleidsplan betreft een verdere uitwerking van de kadernota Sociaal Domein, de vastgestelde Drentse visie ”Als jeugd en toekomst tellen” en het Regionaal Transitie Arrangement. Het sluit aan bij de ambities zoals verwoord in het collegeprogramma Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht 2014-2018. Het beleidsplan geeft op hoofdlijnen hoe de gemeente invulling gaat geven aan de nieuwe Jeugdwet. Een aantal thema’s uit het beleidsplan worden verder uitgewerkt in uitvoeringsplannen. Kenmerkend is dat we kiezen voor een actief sturende rol voor de gemeente. Voorgesteld uitgangspunt in dit beleidsplan is dat ouders en jongeren zelf verantwoordelijk zijn (eigen kracht) en daarop worden aangesproken en waar nodig ondersteund worden vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. Het versterken van het voorveld om zo een goede sociale omgeving voor gezinnen te bouwen, is essentieel. Verordening jeugdhulp De conceptverordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG en er zijn op Drents niveau gezamenlijke afspraken gemaakt. Dit heeft te maken met de toegang en toeleiding van (duurdere) zorg en het eerder afgesproken solidariteitsprincipe (zie beleidsplan). Uitgangspunt bij de verordening is het vaststellen van kaders door de gemeenteraad, waarbij de gemeenteraad het college verzoekt om de nadere (beleids)regels uit te werken. Afwijkend aan de modelverordening van de VNG wordt het onderdeel over de toegang via de huisarts niet opgenomen in de verordening. Nader juridisch advies geeft aan dat er geen sprake kan zijn van het afgeven van een beschikking op een besluit tot verwijzen van de huisarts. Voor de zwaarste vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening, niveau 4 van de overige voorziening, is opgenomen dat de jeugdige zich eerst meldt bij een de door de gemeente aangewezen deskundige medewerker. Ondanks dat het een vrij toegankelijke voorziening betreft, is de medewerker betrokken zodat de jeugdige snel terecht komt bij de beste bij hem passende overige voorziening. Niveau 4 is daarom bij de overige
Pagina 2 van 4
voorzieningen ingedeeld om te benadrukken dat het in principe een vrij toegankelijke voorziening is en dat er niet zo’n uitgebreide toets plaats hoeft te vinden als bij de niveaus 5 tot en met 8. Het aantal administratieve handelingen blijft daardoor ook zo laag mogelijk. Voor een overige voorziening kan op grond van de wet geen PGB verleend worden, maar het aanbod op niveau 4 is voldoende van kwaliteit en variatie waardoor in de vraag vanuit de jeugdige in voldoende mate kan worden voorzien. Alternatief beleid: Niet van toepassing. Financiële effecten: Het budget voor de uitvoering van de Jeugdwet bedraagt voor 2015 € 3,4 miljoen. Hiervan dient zowel de zorg als de uitvoeringkosten betaald te worden. Uitgangspunt is dat we het doen met de middelen die we daarvoor krijgen. In hoofdstuk 9 van het beleidsplan wordt ingegaan op de financiële risico’s die we lopen. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de begroting 2015, waarin een aparte paragraaf is opgenomen voor het sociaal domein. Op dit moment is het moeilijk in te schatten of we binnen dat budget blijven aangezien we nog niet beschikken over eenduidige kostenramingen.
Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: De juridische effecten blijken uit hetgeen hiervoor is toegelicht. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De inspraakreacties van inwoners, organisaties, raadsleden alsmede het advies van de Wmo-raad en het onderwijs zijn in dit voorstel verwerkt. Conform de wettelijke verplichting heeft er afstemming plaatsgevonden met het samenwerkingsverband van het onderwijs. Tevens zijn de plannen besproken op het lokale onderwijs overleg met de bovenschoolse directeuren. De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en moet daarom bekendgemaakt worden in het digitale gemeenteblad. Daarnaast zal er ter informatie een kennisgeving in de Wolder Courant worden geplaatst. Na definitieve vaststelling van de stukken volgt er een publicatie op de website en in de Wolder Courant in samenspraak met de stukken behorend bij de andere twee decentralisaties. Fatale termijnen: Wettelijk gezien moeten deze stukken op 1 november 2014 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Aanpak en uitvoering: Een aantal thema’s uit het beleidsplan worden nader uitgewerkt in beleidsstukken welke afzonderlijk aan het college ter vaststelling worden aangeboden. De uitwerking van de verordening zal plaatsvinden via nadere beleidsregels welke voor 1 januari 2015 moeten zijn vastgesteld door het college. De uitvoering van de nieuwe wet valt onder verantwoordelijkheid van de nieuwe gemeentelijke organisaties. Ter voorbereiding hierop is een werkgroep implementatie actief waarin concrete uitvoeringszaken verder worden uitgewerkt.
Pagina 3 van 4
Bijlagen: - Beleidsplan Jeugdhulp - Verordening Jeugdhulp - Reactienota
Zuidwolde, 17 oktober 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 4 van 4
Ontwerp Nr.
XV / 6
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2014;
Besluit:
1. Het beleidsplan Jeugdhulp vast te stellen. 2. De verordening Jeugdhulp vast te stellen.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Sociaal Domein - Beleidsplan Jeugdhulp
actief en betrokken
dewolden.nl
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Inleiding 1.2 Beleidsplan
2 2 3
2. De huidige situatie 2.1 Aantal jeugdigen 2.2 Opgave voor De Wolden
4 4 6
3. De toekomst 3.1 Visie en ambities 3.2 Rollen en verwachtingen
7 7 7
4. Zorginfrastructuur in De Wolden 4.1 Inleiding 4.2 Interventieniveaus jeugdhulp 4.3 Voorveld / lokaal jeugdbeleid
9 9 9 10
5. Toegang 5.1 Kaders voor toegang 5.2 Samenwerking met huisartsen 5.3 Sociaal Team De Wolden 5.4 Gespecialiseerde dyslexiezorg
13 13 15 15 16
6. Kwaliteit, verantwoording en monitoring 6.1 Inleiding 6.2 Criteria en bewaking kwaliteit 6.3 Monitoring: Meetbaar Beter Drenthe 6.4 Incidenten en calamiteiten
17 17 15 16 16
7. Organisatie en samenwerking 7.1 Provinciale en regionale samenwerking 7.2 Jeugdbescherming en jeugdreclassering 7.3 AMHK 7.4 Aansluiting passend onderwijs
19 19 19 19 20
8. Inkoop en contractering 8.1 Uitgangspunten 8.2 Persoonsgebonden budget
21 21 21
9. Financiën 9.1 Uitgangspunten 9.2 Financiele risico’s
23 23 23
10.Cliëntenbeleid 10.1 Kaders voor cliëntenbeleid 10.2 Vertrouwenspersoon 10.3 Privacy
25 25 26 26
11.Communicatie
27
Bijlage: lijst met afkortingen
29
1
Hoofdstuk 1.
Inleiding
1.1 Jeugdwet Vanaf 1 januari 2015 is de Jeugdwet van kracht. De Jeugdwet regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp, en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In de Jeugdwet is de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot en met het 23e levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en onder bepaalde, in de wet vastgelegde, voorwaarden. Daarnaast is het woonplaats-beginsel van toepassing. De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. De middelen en bevoegdheden voor alle vormen van zorg en hulp voor jeugd en gezin die nu zijn belegd bij provincie, rijk en zorgverzekeraars, worden bij de gemeenten gelegd (zie figuur 1). De achterliggende gedachte hierbij is dat gemeenten beter in staat zijn om – op basis van de specifieke situatie van het kind – maatwerk te leveren en verbinding te leggen met andere leefdomeinen: zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Een majeure operatie waarbij we insteken op transitie eerst (=klaar voor de wet) en waar mogelijk transformatie. De komende jaren zal de transformatie verder vorm krijgen, met name binnen het lokale domein en integraal met de andere decentralisaties. De decentralisatie van de jeugdhulp past hiermee in de grote veranderingen in het sociaal domein, zoals de decentralisatie van de AWBZ en de participatiewet. Met de nieuwe bevoegdheden van gemeenten ontstaan de randvoorwaarden om de omslag te maken die nodig is in de zorg en ondersteuning van kinderen en gezinnen. Gemeenten zijn dus vanaf 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals Jeugd-GGZ, zorg voor jongeren met een beperking (zoals jongeren met een verstandelijke handicap of, autisme) en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze ondersteuning is nu geregeld binnen verschillende domeinen. Zie onderstaand figuur:
Figuur 1: Overzicht van taken 2
De verantwoordelijkheid van de gemeente omvat: • het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod; • het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische (en verslavings-) problemen en stoornissen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; • het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht zoals deze gold in Wmo tot 1 januari 2015), als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden; • de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; • het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling; • de regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid; • het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners. 1.2 Beleidsplan In de Jeugdwet is bepaald dat gemeenten in een beleidsplan moeten vastleggen hoe ze invulling geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp (artikel 2.2). In deze notitie moet worden aangegeven wat de gemeente wil bereiken, hoe zij de zorg voor jeugdigen wil organiseren, welke middelen zij daarvoor inzet en hoe zij invulling geeft aan haar eigen rol. Wettelijk is bepaald dat het beleidsplan uiterlijk op 31 oktober 2014 door de gemeenteraad moet zijn goedgekeurd. Het beleidsplan van de gemeente De Wolden vormt de basis waar vanuit we dat gezamenlijk met alle partners in de zorg voor jeugd de komende maanden en jaren gaan doen. Voorliggend beleidsplan is een tussenstap: een eerste uitgebreide uiteenzetting waarin vele ontwikkelingen nader worden toegelicht maar waarvan ook veel onderwerpen nog nadere uitwerking behoeven. Hierdoor kunnen we nog niet altijd concreet aangeven hoe we zaken willen bereiken of gaan organiseren.Voor het vervolgtraject zien we een steeds nauwere samenwerking met de partners in het maatschappelijk veld en de ouders/verzorgers van de betrokken jeugd om de ideeën vanuit het beleid naar de praktijk te vertalen. En bij te stellen waar nodig. Dit beleidsplan staat niet op zich, maar is een document in een reeks van eerdere besluiten en stukken. - Jeugdwet - Drentse visie “Als jeugd en toekomst tellen” - Kadernota Sociaal Domein De Wolden, februari 2014 - Regionaal Transitie Arrangement (RTA) , vastgesteld op 19 december 2013 - Collegeprogramma 'Dichtbij & Vitaal - op eigen kracht 2014-2018’ - Regionaal Transformatieplan jeugdhulp, 24 juni 2014 In het belang van continuïteit en op tijd klaar zijn voor de transitie, zijn op Drents en regionaal niveau al veel samenwerkingsafspraken gemaakt voor de periode 2014-2016. Dit maakt de lokale beleidsruimte kleiner. Voor een aantal onderwerpen vindt op Drents niveau nog een nadere uitwerking. De reikwijdte van dit beleidsplan is 2014-2016. Het loopt hiermee gelijk aan de RTA periode. We kiezen bewust niet voor een periode van vier jaar omdat de transitie en transformatie van de zorg voor jeugd een dynamische en veelomvattende ontwikkeling is waar tussentijdse bijstelling misschien nodig is. Gedurende de RTA periode ontstaat meer duidelijkheid over de gewenste richting voor de toekomst. 3
Hoofdstuk 2.
De huidige situatie
2.1 Aantal jeugdigen in zorg In totaal zijn in De Wolden ruim 600 jeugdigen in zorg. In onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in het aantal jeugdigen tot 18 jaar binnen de huidige jeugdzorg in De Wolden, die per 1 januari 2015 onder de Jeugdwet vallen1.
Totaal overzicht gebruikers Jeugdzorg De Wolden AWBZ
Aantal cliënten
Zin
indicatie met verblijf Indicatie zonder verblijf Geen geldige indicatie geen indicatie
Totaal Zin
PGB
indicatie met verblijf Indicatie zonder verblijf Geen geldige indicatie geen indicatie
2012
2013
4
2
19
15
1
6
0
0
23
18
0 onbekend 29 onbekend 1 onbekend 33 onbekend
Correctie pgb verpleging Totaal PGB
onbekend 61 onbekend
Totaal AWBZ
84
GGZ (vm. ZVW) Eerstelijns psychologische zorg
191
Tweedelijns zorg GGZ
256
Totaal GGZ
447
Provinciaal gefinancierde Jeugdzorg
Zorg & opvoedhulp Ambulante zorg
20
Dagbehandeling
5
residentiële zorg Pleegzorg
5 15
Bureau JZ
1 In het najaar wordt een zogenaamd ‘factlab’ georganiseerd met de aanbieders, waar de meest recente cijfers en aantallen beschikbaar komen.
4
Onder toezichtstelling
20
Voogdij
5
Jeugdreclassering
5
Totaal Provinciaal gefinancierde jeugdzorg
Totaal aantal gebruikers jeugdzorg
75
606
Bron: Vektis, CBS.
Cijfers Bureau Jeugdzorg Van Bureau Jeugdzorg hebben we inzicht gekregen in de cijfers van het 1e half jaar 2014 (periode 01-01-2014 tot en met 30-06-2014) Aanmeldingen Toegang: 32 Dit betreft alle aanmeldingen, dus ook de aanmeldingen die geen vervolg binnen Bureau Jeugdzorg krijgen. Deze aanmeldingen zijn gedaan door de cliënt zelf, door professionals (vanuit preventieve jeugdhulp en jeugdhulp, onderwijsvoorzieningen, andere Bureaus Jeugdzorg of overige professionals) of door verwijzers (waaronder ook (huis)artsen). Gemiddeld aantal gespecialiseerd casemanagement: 8.80 Het gemiddeld aantal gespecialiseerd casemanagement zaken op de eerste(n) van de maand in de periode. Gemiddeld aantal JB: 11.80 Het gemiddeld aantal jeugdbeschermingszaken ((V)OTS/(Voorlopige)Voogdij) op de eerste(n) van de maand in de periode. Gemiddeld aantal JR: 6 Het gemiddeld aantal jeugdreclasseringszaken op de eerste(n) van de maand in de periode. Aantal cliënten met AWBZ indicatie: 33 Het unieke aantal clienten met een lopende AWBZ aanspraak op de einddatum van de periode. Aantal indicatiebesluiten: 22 Het aantal indicatiebesluiten dat genomen is voor clienten. Dit kunnen meerdere besluiten per client zijn. Aantal AMK onderzoeken: 5 het aantal gestarte AMK onderzoeken in de periode.
5
2.2
Opgave voor De Wolden
Knelpunten Een van de belangrijkste knelpunten die in het huidige stelsel van zorg voor jeugd (landelijk) ervaren wordt, is dat de zorg en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen teveel versnipperd is. Gezinnen moeten naar meerdere loketten toe, ontvangen hulp van veel verschillende hulpverleners, die elk hun eigen stukje van de hulp uitvoeren en bovendien onderling onvoldoende afstemmen. Daarnaast werkt de huidige vorm van toegang en indiceren sterk vertragend en zijn er voor bepaalde vormen van zorg wachtlijsten. Dit blijkt onder andere uit een landelijke Evaluatie van de Jeugdzorg (2009) en een parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg (2010). Met de Jeugdwet wordt beoogd deze knelpunten op te lossen en wordt het stelsel ingrijpend gewijzigd. De stelselwijziging is geen doel, maar een middel om een concrete omslag (transformatie) in de zorg voor jeugd te realiseren. Omslag De belangrijkste opgave voor onze gemeente is om dit te veranderen en een omslag tot stand te brengen. Die omslag moet leiden tot: • Preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk • Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen, normaliseren • Eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen • Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één aanspreekpunt • Meer ruimte voor jeugdprofessionals en minder regeldruk. Vraagstukken In de aanloop naar de decentralisatie jeugdzorg spelen er allerlei vragen. Hoe zetten we mensen in hun kracht? Hoe kunnen we gezinnen zoveel als mogelijk zelfredzaam maken? Hoe kunnen we de hulpverleners de vrijheid geven om de gezinnen in dit proces te ondersteunen en niet de zorg laten overnemen? Hoe beperken we de toestroom maar bieden we onze jeugd wel de juiste zorg en ondersteuning? De belangrijkste opgave is om antwoord op deze en andere vragen te vinden, gestuurd door de praktijk. De antwoorden op deze vragen worden niet gegeven in dit beleidsplan, slechts een eerste aanzet daartoe wordt gegeven. De daadwerkelijke uitvoering moet plaatsvinden in het transformatieproces. Voorgesteld uitgangspunt in dit beleidsplan is dat ouders en jongeren zelf verantwoordelijk zijn (eigen kracht) en daarop worden aangesproken en waar nodig ondersteund vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. In hoofdstuk 5 komen we daar op terug.
6
Hoofdstuk 3. 3.1
De toekomst
Visies en ambities
Kadernota Sociaal domein Op 13 februari 2014 heeft de gemeenteraad van De Wolden de kadernota Sociaal Domein vastgesteld. Daarin is een aantal kaderstellende uitspraken vastgesteld: -
Zelfredzaamheid en participatie Wederkerigheid Preventie Vrijwillige inzet en mantelzorg Samenhang en integrale aanpak
In de nota zijn de uitspraken vertaald naar beleidskaders. Collegeprogramma 'Dichtbij & Vitaal - op eigen kracht 2014-2018’ In het collegeprogramma heeft het college aangegeven zich maximaal in te zetten om kwetsbare kinderen en jeugdigen een positieve leefomgeving en veiligheid te bieden. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn maatwerk en een aanpak van ‘1 gezin-1 plan-1 regisseur’. Vroegtijdige signalering van probleemsituaties vindt het college van groot belang. Specifiek het jeugd- en jongerenwerk, dat door de buurtteams vorm en inhoud krijgt. Verder wordt gestreefd naar een sterk netwerk waarin het sociaal team, het Centrum voor jeugd en gezin, huisartsen en wijkverpleegkundigen effectief samenwerken. We gaan een systeem ontwikkelen, waarbinnen we in crisissituaties snel en effectief kunnen handelen en waarbinnen duidelijkheid is over ieders rol en positie. Drentse pilot jeugd visie: ´als jeugd en toekomst tellen´ In 2012 is de visie in het kader van de Drentse pilot jeugd opgesteld. In de afgelopen jaren heeft desamenwerking tussen de provincie en de twaalf Drentse gemeenten in voorbereiding op de komende decentralisatie jeugdzorg, geleid tot de Drentse Pilot Jeugd. Het gaat daarbij niet alleen om een overdracht van taken, maar ook om het ontwikkelen van een nieuw inhoudelijk fundament. In de Drentse pilot is het volgende uitgangspunt geformuleerd: Beleidsuitgangspunt is dat de woonomgeving van jeugdigen een goede plek is om op te groeien; Met de nodige voorzieningen die een volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk maken en stimuleren. Deze brede maatschappelijke opdracht sluit aan bij het Internationale Verdrag van de rechten van het kind. Hierin is het universele recht van elk kind, ongeacht achtergrond of beperking, vastgelegd om gezond en veilig op te kunnen groeien. 3.2 Rollen en verwachtingen Het uitgangspunt van het jeugdstelsel is dat het met het merendeel van de kinderen en jongeren goed gaat. De meeste gezinnen zijn prima in staat zichzelf te redden. Ouders zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor opvoeding en welzijn van hun kinderen. Wanneer opvoeders tegen bepaalde zaken aanlopen of vragen hebben, is een positief opvoedklimaat van belang. Ouders worden bij vragen of problemen in eerste instantie ondersteund door hun sociale omgeving. Die sociale omgeving wordt bijvoorbeeld gevormd door ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren en sportcoaches. Een belangrijk onderdeel in het jeugdstelsel zijn de (basis)voorzieningen of ‘het 7
voorveld’. Hieronder verstaan we de voorzieningen waar vrijwel alle ouders en kinderen komen en die algemeen toegankelijk zijn. Denk daarbij aan de peuterspeelzalen, scholen, kinderopvang, verenigingen voor de jeugd, jeugdwelzijnswerk en de jeugdgezondheidszorg. We verwachten van hen dat zij zich expliciet richten op het creëren van een positief opvoedkundig klimaat, met aandacht voor preventie en vroegsignalering. Deze voorzieningen geven uitvoering aan de principes van positief opvoeden (kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden, kinderen laten leren door positieve ondersteuning, realistische verwachtingen hebben van kinderen, etc). Daar hoort ook bij het versterken van de eigen kracht en het stimuleren van sociale netwerken. De gemeente De Wolden vervult een faciliterende en stimulerende rol bij het versterken van het positief opvoedkundig klimaat. Onze regierol varieert van actief sturend, dan wel passief sturend tot faciliterend. De eerste jaren leggen we het accent op actief sturend, zoals bijvoorbeeld door de inzet van Positief Opvoeden Drenthe (POD) of Positive behaviour support (PBS) binnen het onderwijs. Onze regierol in het sociale domein krijgt vorm door – naast het reguliere toezicht op maatschappelijke effecten en middelen – ook toezicht te houden op processen, procedures, kwaliteit, budget en samenwerking. Ten aanzien van de zorg voor jeugd (van lichte ondersteuning tot specialistische zorg) is de gemeente bestuurlijk en financieel verantwoordelijk en voeren de partners uit. We gaan daarbij voor samenwerking en partnerschap tussen gemeente en instellingen. De klassieke rol van opdrachtgever - opdrachtnemer verdwijnt. Instellingen zelf zijn met ondersteuning vanuit de gemeente verantwoordelijk voor het bereiken van de resultaten in hun eigen maatschappelijke opgave.
Beleidsvoorstel: Bij de zorg voor jeugd gaan we uit van samenwerking en partnerschap tussen gemeente en instellingen. Instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het bereiken van de resultaten in hun maatschappelijke opgave.
8
Hoofdstuk 4.
Zorginfrastructuur in De Wolden
4.1 Inleiding De decentralisatie van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen van het rijk naar lokaal niveau dwingt de gemeente, maatschappelijke instellingen, bedrijven en burgers om zich te bezinnen op hun rol en positie in het lokale sociale domein. Dit geldt ook voor de vierde decentralisatie, die van passend onderwijs, waarbij de regie niet zo zeer bij de gemeente maar bij het onderwijs ligt. De noodzaak om samen te werken aan vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. Onderstaande piramide geeft inzicht in die verhoudingen.
Er ontstaat als gevolg van de decentralisaties een nieuw lokaal samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe verhoudingen en nieuwe werkwijzen. Om de kansen die de decentralisaties bieden optimaal te benutten, is het zaak te komen tot meer samenhang op het terrein van de participatie, ondersteuning en jeugdzorg. De organisatie van de lokale zorginfrastructuur is daarbij van groot belang. In de kadernota sociaal domein is een aantal uitgangspunten al vastgelegd: • • •
• •
We streven naar een samenleving waarin iedereen kan meedoen met als uitgangspunt dat iedereen daar primair zelf verantwoordelijk voor is. De ondersteuning van inwoners met een beperking sluit aan bij het zelforganiserend vermogen van inwoners, eigen oplossingen, inzet van het sociale netwerk en algemene voorzieningen. Zelfredzaamheid kent grenzen. Als inwoners weinig of niet zelfredzaam zijn,kunnen ze rekenen op (individuele) hulp en ondersteuning om daarmee hun eigen regie te versterken. Bij de invulling van die hulp en ondersteuning ligt de regie primair bij de inwoner zelf. Om zelfredzaamheid en participatie te stimuleren staan we open voor (vernieuwende) initiatieven vanuit de samenleving. Waar mogelijk ondersteunen wij dergelijke initiatieven. We leggen zoveel mogelijk verbinding en samenhang tussen de thema’s jeugd, maatschappelijke ondersteuning, participatie en passend onderwijs.
9
4.2 Interventieniveaus jeugdhulp Er bestaan diverse vormen van jeugdhulp. In Drenthe wordt gewerkt met zgn. interventieniveaus van niveau 1 t/m 8 (figuur 2). Het uitgangspunt is dat de interventieniveaus 1 t/m 3 preventie betreffen. Voor deze niveaus is de gemeente nu al verantwoordelijk en dat blijft ook zo. Vanaf interventieniveau 4 hebben we het over jeugdhulp. Hoe hoger het interventieniveau hoe specialistischer en intensiever de vorm van jeugdhulp. De jeugdhulp op de interventieniveaus 7 en 8 betreffen de dagopname en de opname met verblijf. Een gering percentage (3%) van de Drentse jeugd maakt gebruik van deze zorg. Voor de zorg vanaf niveau 4 worden (boven)regionaal afspraken gemaakt. Hiervoor wordt verwezen naar het transformatieplan.
Figuur 2: De Drentse jeugdzorgketen
In dit lokale beleidsplan staat ook aangegeven wat we doen op de interventieniveaus 1 tot en met 3, het zogenaamde voorveld. Essentieel uitgangspunt daarbij is dat door het versterken van de basisvoorzieningen een preventieve uitwerking uitgaat. Het is van belang dat in het voorveld (waar mogelijk) zaken adequaat en slagvaardig worden opgepakt, waarmee de inzet van de duurdere zorg wordt teruggedrongen. 4.3 Voorveld/lokaal jeugdbeleid Gemeenten zijn al vanaf 2008 verantwoordelijk voor het (preventieve) jeugdbeleid vanuit de Wmo (prestatieveld 2) en eerder al voor enkele taken op het gebied van jeugdgezondheidszorg (JGZ) op basis van de Wet Publieke gezondheid (WPG). Gemeente De Wolden heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het (preventieve) jeugdbeleid. Zo zetten we onder andere in op: • Jeugdgezondheidszorg (integraal 0-19 jaar sinds januari 2014) o Consultatiebureaus. • Gezondheidsbeleid: o Alcoholmatiging o De Gezonde School en Genotmiddelen op scholen o Project Jongeren op gezond gewicht • Inzet Schoolmaatschappelijk werk op basisscholen • Voor- en Vroegschoolse educatie op de peuterspeelzalen • Brede scholen en combinatiefuncties 10
• • •
Inzet jeugd- en jongerenwerk via de buurtteams Aanpak overlastgevende jongeren via het koppelwerk Integrale Vroeghulp
De investeringen zijn gericht op het laagdrempelig ondersteunen van ouders, jeugdigen en bieden basisvoorzieningen bij het opvoeden en opgroeien, liefst nog voordat er problemen zijn. Partners als de jeugdgezondheidszorg, de welzijnsinstellingen, de kinderopvang, het onderwijs, het (school)maatschappelijk werk vervullen hier een grote rol in. Investering in deze basis blijft de komende jaren noodzakelijk. We borduren voort op de ontwikkelingen en taken die al binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) De Wolden zijn ingezet: 1. Het geven van informatie en advies 2. Het bieden van pedagogische ondersteuning 3. Ondersteuning bij vraagverheldering op gezinsniveau en op alle levensdomeinen 4. 1 Gezin 1 Plan 1 Aanspreekpunt (coördinatie van de zorg op gezinsniveau): uitvoeringscoördinatie en procesregie (bij complexe problematiek en/of stagnatie uitvoeringscoördinatie afstemming met of – tijdelijke- overname door procesregisseur). Zachte landing Medio 2013 zijn we in De Wolden begonnen met het naar voren halen van de deskundigheid van Bureau Jeugdzorg (BJZ). Door de inzet van verschillende expertise van BJZ binnen het CJG, is het CJG begonnen met de overheveling van aanmeldtaken van Bureau Jeugdzorg naar het CJG. Voor de verdere bemensing van onze toegang (zie hoofdstuk 5) gaan we gebruik maken van de huidige medewerkers Bureau Jeugdzorg zodat bestaande kennis en expertise wordt geborgd. Per 1 januari 2015 houdt Bureau Jeugdzorg in de huidige vorm op te bestaan. De afgelopen periode zijn door de Drentse gemeenten besluiten genomen over het borgen van de huidige taken, en de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Hiervoor wordt verwezen naar het RTA en het transformatieplan. Versterking Voorliggend Veld In het regionaal transitie arrangement (RTA) is gesteld dat: “per subregio in Drenthe een plan van aanpak opgesteld wordt om de preventieve dienstverlening in het voorliggende veld van en in gemeenten te versterken”. Gemeenten hebben de wens om meer integraal oplossingen van signalen en problemen van en met de burgers in en met de eigen (leef)omgeving van de burgers te bevorderen, zodat (vaak dure) specialistische zorg minder of minder intensief en lang nodig is, of eerder en effectiever ingezet kan worden. In Drenthe hebben de gezamenlijke jeugdzorgaanbieders afgesproken dat ze 4% van hun budget (of inzet expertise) aanwenden voor de versterking van het voorliggende veld. De gemeenten zullen hiervoor een plan van aanpak moeten maken, waarin ze inhoudelijk en financieel aangeven hoe zij deze versterking willen inrichten. In de regio Zuidwest zijn aanbieders in de jeugdzorg samen met gemeenten, welzijn en Jeugdgezondheidszorg om tafel gaan zitten om gezamenlijk een plan van aanpak versterking voorliggend veld op stellen. De gezamenlijke ambitie is dat de eerste lijns voorzieningen en de tweede lijns jeugdzorgaanbieders elkaar versterken om tot een goede jeugdzorg te komen. In Zuidwest Drenthe zetten we in op de volgende resultaten: • Vroegsignalering • Gezamenlijk ontwikkeld en integraal te gebruiken hulpmiddel wat ons helpt de juiste vragen te stellen, de juiste doelen te stellen door jeugdigen en ouders en deze vast te leggen. 11
• •
Binnen de zorg voor jeugd elkaars rollen en expertise kennen en inzetten Gezamenlijk werken in de toegang (‘erbij haal model’)
Deze onderwerpen worden binnen verschillende werkgroepen uitgewerkt. Dit moet leiden tot een voorstel hoe we invulling gaan geven aan het beschikbare budget/expertise. Na de zomer is deze uitwerking gereed om aan ons college van B&W aan te bieden. Voor 2014 is in elk geval, conform de afspraken met de provincie, per subregio € 40.000 begroot, als uitgave binnen de 4%, specifiek voor PoD. Beleidsvoorstel: De bovenstaande uitgangspunten en resultaten vaststellen voor het versterken van het voorliggend veld. Positief Opgroeien Drenthe (POD) In het RTA is vastgesteld dat Positief Opgroeien Drenthe het fundament is voor de toekomstige jeugdtaken in Drenthe. Met inzet van POD is de verwachting dat er met minder budget gezorgd kan worden voor adequate zorg voor jeugdigen. Essentieel uitgangspunt is niet alleen dat met het hanteren van de POD-werkwijze, de kwaliteit van preventieve dienstverlening (preventie, signalering en 1e diagnosestelling) toeneemt, maar met name dat een effectieve aanpak wordt gehanteerd. Om die reden reserveren de gezamenlijke gemeenten in Drenthe vanaf 2015, 2% van het totale budget voor de uitrol en doorontwikkeling van POD. De afgelopen jaren is er al gewerkt door professionals met methodieken die passen binnen POD. De kracht van deze methodieken is de gezamenlijkheid: in heel Drenthe zijn de methodieken Positief opvoeden 2 en 3 voor ouders en kinderen voorhanden. De kern van Positief Opgroeien Drenthe is het versterken van de opvoeding vanuit een positieve grondhouding en het verbinden van de ondersteuningsvraag in de verschillende leefmilieus van kinderen/opvoeders. Positief Opgroeien Drenthe gaat daarmee over versterken van het leefklimaat (milieu) waar kinderen zijn en het bieden van kind/gezinsgerichte interventies. Bij Positief Opgroeien Drenthe staan dus het kind en de (directe) leefomgeving van het kind centraal. Belangrijk is dat door inzet van POD de zelfredzaamheid van gezinnen wordt versterkt en de eigen kracht van mensen wordt gestimuleerd. Positief Opgroeien 3 wordt doorontwikkeld naar een aantoonbaar effectieve interventie (najaar 2014). Een volgende stap is dat methodieken op interventieniveau 4 ook worden ontwikkeld volgens de principes van POD tot een aanbod generieke hulpverlening. Als hulpmiddel voor professionals willen we starten met een digitale leer- en werkomgeving voor professionals. Bovendien heeft dit het voordeel dat informatie voor de monitor Meetbaar Beter op deze wijze eenvoudig kan worden gegenereerd. Er wordt regionaal gewerkt aan een verdere vertaling van de visie in daadwerkelijk handelen. Een nadere uitwerking en begroting zijn na de zomer voorhanden en wordt gelijk met de uitwerking van Versterking Voorliggende Veld aan het College aangeboden. Beleidsvoorstel: We blijven Positief Opgroeien Drenthe als fundament voor de uitvoering van jeugdtaken in De Wolden beschouwen.
12
Hoofdstuk 5: Toegang
5.1 Kaders voor toegang Het organiseren van de toegang is een belangrijk onderdeel van de decentralisatie jeugdzorg. Onder toegang verstaan we het proces vanaf het moment waarop een inwoner zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag tot het bieden van een passende oplossing. Met de invoering van de Jeugdwet vervalt de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg en het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Dit hoofdstuk geeft de kaders voor de toegang (en toeleiding) van jeugdzorg. Over de toegang en de uitgangspunten is op verschillende niveaus al het nodige geregeld c.q. vastgelegd. Hieronder volgt per onderdeel een korte samenvatting: Wettelijke eisen De verantwoordelijkheid van gemeenten voor de toegang tot jeugdhulp omvat: • Organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdzorg • Waarborgen dat passende hulp tijdig wordt ingezet en dat de juiste expertise beschikbaar is • Voorzien in een consultatiefunctie voor professionals die werken met jeugdigen • Mogelijk maken directe interventies in crisissituaties • Bij complexe hulpvragen of wanneer de veiligheid van het kind in geding is, zo snel mogelijk specialistische hulp inschakelen of een verzoek tot onderzoek bij de raad van de kinderbescherming overwegen • Kosteloos en anoniem advies beschikbaar stellen voor jeugdigen met vragen over opgroeien en opvoeden (kindertelefoon) In de concept Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) betreffende de toegang staat dat binnen de gemeentelijke toegang tenminste kennis en deskundigheid moet zijn over: • Opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen • Opvoedingssituatie waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling kunnen worden bedreigd. • Taal- en leerproblemen (dyslexie) • Somatische aandoeningen • Lichamelijke of verstandelijke beperkingen • Kindermishandeling en huiselijk geweld Kadernota Sociaal Domein De Wolden • De toegang wordt lokaal (De Wolden) georganiseerd. De regie daarvoor ligt bij de gemeente. • De centrale rol binnen de toegang ligt bij het sociale ‘loket’ 2 van de gemeente. Samen met de netwerkpartners wordt invulling aan het ‘loket’ gegeven onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente met inachtneming van hiervoor genoemde kenmerken. • Met de zorgverzekeraars worden afspraken gemaakt over de inzet van en de 2 Dit loket moet nog verder worden ingevuld, enkele kenmerken zoals zijn opgenomen in de kadernota: - Het is zowel een fysiek loket met ook een telefoonnummer als een virtueel loket als een netwerkloket; - Het loket voert de eerstelijns zorg uit; - Loket is 7x24 uur bereikbaar; - Het eerste aanspreekpunt heeft een generalistische en goedopgeleide achtergrond; - Het loket bestaat verder uit de volgende professionals: de Wmo consulenten, klantmanagers sociale zaken/participatie, de wijkverpleegkundigen, de huisartsen, de CJG medewerkers en de MEE consulenten; - De professionals hebben korte lijnen met elkaar, ze zitten immers niet allemaal in een zelfde werkomgeving.
13
•
samenwerking met de wijkverpleegkundigen op lokaal niveau, vooral met het sociaal team. In situaties waarin sprake is van een crisis wordt vooralsnog de thans gebruikelijke werkwijze gevolgd met daarin een leidende rol voor de eerstelijns gezondheidszorg (o.a. huisartsen/huisartsenpost).
Aanvullend op bovenstaande is voor het Drentse en lokale niveau een aantal aanvullende uitgangspunten voor de toegang geformuleerd. Afspraken op Drents Niveau De gemeenten in Drenthe kiezen voor een eenvoudig ‘erbij haal’ model. In het RTA (vastgesteld in alle colleges en gemeenteraden van de 12 gemeenten) en in de zes beleidskaders voor toegang en toeleiding (vastgesteld in het ABO najaar 2013) is het kader opgenomen voor het ‘erbij haal model’. In dit model krijgt het gezin in twee stappen de juiste ondersteuning of zorg. Alle gemeenten en organisaties voor jeugdhulp in Drenthe onderschrijven het model van ‘matched care’ en de gezamenlijke uitwerking van het ‘erbij haal’ model geeft hieraan aantoonbaar invulling. 6 Drentse beleidskaders voor toegang en toeleiding: • Toeleiding naar hulp gaat via een eenvoudig model zonder langdurige en bureaucratische processen wat via het uitgangspunt van ‘matched care’ hulp ‘nabij haalt’ via maximaal een tweetal schakelpunten. Het eerste schakelpunt is verbonden met het sociaal domein en het tweede schakelpunt is de ingang tot specialistische jeugdhulp waaronder tevens de gedwongen jeugdhulp. • Ouders en jongere zijn zelfverantwoordelijk en worden daarop aangesproken en waar nodig ondersteunt vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. • Tot en met niveau 3 is vrij toegankelijke hulp, niveau 4 is via een professional in te zetten en niveau 5 en hoger zijn niet vrij toegankelijk. • Het plan uit 1gezin1plan1aanspreekpunt is eigendom van ouders en jongere. Het plan is niet vrijblijvend voor betrokkenen en het perspectief, resultaat van de ingezette hulp en de eigen mogelijkheden van ouders en jongere maakt onderdeel uit van het plan. • In het normale leven wordt de toeleiding naar hulp georganiseerd. • Professionals zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering en gemeenten stellen hen daartoe in de gelegenheid.
Beleidsvoorstel: Bovenstaande uitgangspunten vast te stellen als kaders voor het vormgeven van de lokale toegang. Systeemeisen Op basis van bovenstaande wordt duidelijk dat er rondom toegang al veel geregeld en vastgelegd is. Op Drents niveau de ontwikkeling van zogenaamde ‘systeemeisen’. Deze systeemeisen moeten ervoor zorgen dat er in Drenthe op dezelfde kwalitatieve wijze zorg toegewezen wordt. Dat is noodzakelijk omdat elke gemeente op een eigen wijze vorm geeft aan toegang c.q. het gebiedsgericht werken. Dit dient het doel van de decentralisaties, namelijk het bieden van maatwerk op gemeentelijk niveau. In het kader daarvan is het belangrijk dat de gemeentelijke toegang tot zorg voor jeugd in heel Drenthe voldoet aan een aantal systeemeisen en tegelijkertijd voldoende ruimte geeft voor ‘de couleur locale’. Deze systeemeisen betreffen: 1. Alle professionals (niveau 3) zijn in staat een brede integrale analyse te maken; 2. Positief Opgroeien Drenthe (POD) als fundament; 3. Veilig Opgroeien Drenthe ingebed en onlosmakelijk verbonden aan POD; 14
4. We hanteren de interventieniveaus 1-8; 5. Coördinatie van de integrale ondersteuning vanuit het lokale team o 1Gezin 1Plan 1 Aanspreekpunt o Uitvoeringscoördinatie o Procesregie bij complexe problematiek, veiligheidsissues en stagnerende hulpverlening; 6. De toegang volgens het ‘erbij haal’ model; 7. Specialistische expertise beschikbaar voor de lokale toegang. Beleidsvoorstel: Deze systeemeisen vast te stellen als kaders voor het vormgeven van de lokale toegang
5.2 Samenwerking met huisartsen In de nieuwe Jeugdwet staat dat de huisarts (en ook jeugdarts van de GGD en medisch specialist) op basis van medische richtlijnen, rechtstreeks kan verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp, waaronder de jeugd GGZ en de jeugdzorg. Echter de gemeente blijft eindverantwoordelijk. Het is daarom belangrijk om samenwerkingsafspraken te maken met de huisartsen over het vormgeven van de toeleiding tot passende hulp, afstemming in de hulpverlening en omgang met gegevensuitwisseling. Het CJG De Wolden is gestart met de samenwerking met de huisartsen en de Generalistische Basis GGZ3 om te komen tot ‘Eén Toegang naar zorg en ondersteuning’. De komende periode moeten afspraken verder worden uitgewerkt en vastgelegd. Beleidsvoorstel: De samenwerking met de huisartsen en de Generalistische Basis GGZ formaliseren middels een samenwerkingsovereenkomst. 5.3 Sociaal Team De Wolden In het kader van de drie decentralisaties op het sociaal domein is ook de toegang tot zorg aan ontwikkeling onderhevig. De gemeenteraad heeft in de kadernota sociaal domein aangegeven toe te willen naar een integrale toegang voor het sociaal domein. Immers, problemen op verschillende leefdomeinen (inkomen, opvoeding, welzijn, onderwijs et cetera) hangen veelal nauw met elkaar samen. De Wolden heeft een start gemaakt met integraal werken door middel van integrale vraagverheldering in het sociaal domein. Hiervoor is het sociaal team ingericht. Voorstel is om de zorgtoewijzing voor de jeugdhulp, wanneer het gaat om meervoudige problematiek/hulpvraag, in dit sociaal team te laten doen. Hiervoor moet opnieuw gekeken worden naar de inrichting en aansturing van dit sociaal team. Wanneer het een enkelvoudige hulpvraag betreft wordt deze binnen het Centrum Jeugd en Gezin opgepakt. Belangrijk is de juiste kennis en expertise beschikbaar te hebben om passende jeugdhulp te kunnen toewijzen en inzetten die aansluit bij de problematiek van het gezin en / of de jeugdige (Jeugdwet art. 2.5).
3
Op 1 januari 2014 is de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) omgevormd naar een stelsel met een ‘generalistische basis GGZ’ en een ‘gespecialiseerde GGZ’. Patiënten met lichte klachten worden geholpen in de huisartsenzorg. Behandeling van lichte tot matige, niet complexe psychische stoornissen vindt plaats in de generalistische basis GGZ. Patiënten met complexe stoornissen worden geholpen in de gespecialiseerde GGZ. 15
5.4 Gespecialiseerde dyslexiezorg In overleg met de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs (en de MBO’s) zal worden bepaald op welke wijze de bestaande verwijsstructuur naar de gespecialiseerde dyslexiezorg ingevuld gaat worden. Van belang is dat enerzijds de toegang goed geregeld wordt (zodat passende zorg wordt verleend, maar ook budgettaire kaders gehanteerd worden) en anderzijds een dekkend aanbod wordt verzorgd voor kinderen, ouders en scholen. De aanbieders van dyslexiezorg in Drenthe, zijn gestart met een gezamenlijk overleg. De bestaande bekostigingstitel (DBC’s) wordt in stand gehouden: de eisen, voorwaarden en kaders voor de gespecialiseerde dyslexiezorg zijn daarmee duidelijk en hanteerbaar vastgesteld. Over de rol van de schoolbesturen, van gemeenten en over de te hanteren tarieven worden afspraken gemaakt. Gemeenten nemen gezamenlijk het initiatief om dit overleg met de zorgaanbieders in te richten.
16
Hoofdstuk 6:
Kwaliteit, verantwoording en monitoring
6.1 Inleiding Onder kwaliteit verstaan we: goede zorg en doen wat nodig is: de juiste vormen van ondersteuning om het optimale resultaat te bereiken. Niet te licht, niet te zwaar. Niet te lang, niet te kort. De juiste acties moeten tijdig worden ingezet, en gecoördineerd worden indien er sprake is van meerdere hulpverleners. Waarbij de regie in handen is van de juiste persoon en deze persoon het belangrijkste aanspreekpunt voor het gezin is. Onder kwaliteit verstaan we ook: breder kijken dan je eigen specialisme en je richten op alle leefgebieden van een gezin. Met een brede analyse aan de start van het proces kan een goede inschatting worden gemaakt van wat er nodig is om 'het gewone leven' weer op te pakken en de juiste ondersteuning daarbij te bieden. Ondersteuning met een goede kwaliteit betrekt bovendien het hele gezin en haar eigen netwerk erbij om tot de beste oplossingsrichtingen te komen. Tot slot verstaan we onder kwaliteit: het bevragen van kinderen, jongeren en ouders over wat zij zelf onder kwaliteit verstaan, hoe zij de zorg en ondersteuning graag zouden zien. We verwachten van de instellingen dat zij deze wensen kennen en als basis voor hun inzet gebruiken. 6.2 Criteria en bewaking van de kwaliteit Het kwaliteitsbeleid is nu nog erg versnipperd binnen de huidige domeinen. Eind maart 2014 startte de ontwikkeling van een breed kwaliteitskader voor de Jeugdwet, in opdracht van VWS en de VNG. Dit kwaliteitskader is een uitwerking van een amendement van de Tweede Kamer. Gevraagd werd om een integrale aanpak van professionalisering, door samen met alle betrokken partijen een nieuw kwaliteitskader te ontwikkelen voor de jeugdhulp vanuit het brede perspectief van het brede sociale domein. Bij dit traject zijn veel partijen betrokken waaronder zorgbranches, beroepsverenigingen en vertegenwoordigers van cliënten(organisaties). Het kwaliteitskader jeugd moet bijdragen aan de kwaliteit van de beroepsbeoefenaren in het jeugddomein en de beoogde transformatie in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen. Ook moet het kader aannemelijk maken dat verantwoorde hulp kan worden geboden. In de Jeugdwet blijft de norm van verantwoorde werktoedeling de basis voor aantoonbare kwaliteit. Alle jeugdhulpaanbieders moeten op basis van deze norm geregistreerde professionals inzetten tenzij het inzetten van niet-geregistreerden aantoonbaar niet leidt tot kwaliteitsverlies. Aangesloten wordt bij bestaande kwaliteitswetgeving. Het gaat dan om eisen met betrekking tot verantwoorde zorg, Verklaring Omtrent Gedrag, hulpverleningsplan, systematische kwaliteitsbewaking, klachtrecht en medezeggenschap en inhoudelijke eisen aan de vertrouwenspersoon. Opdracht in de Drentse pilot (gestart mei 2014): • • •
Inventariseren kwaliteitseisen in de Jeugdwet en welke in Drenthe nader moeten worden uitgewerkt; afstemming met de expertgroep cliëntenbeleid voor dit onderdeel van het kwaliteitsbeleid; aansluiten bij de landelijke opdracht en waar mogelijk een bijdrage leveren; 17
• • •
instellen werkgroep kwaliteitsmedewerkers die het kwaliteitsbeleid in Drenthe in kaart brengen met specifieke aandacht voor kwaliteitskader AMHK en JB/JR; op basis van de bevindingen projectopdracht geven voor het aanbrengen van samenhang in kwaliteitsbeleid binnen organisaties en domeinen; advies over vervolg ontwikkelingen kwaliteitsbeleid.
Resultaat van de opdracht is dat Gemeenten en Drentse jeugdzorgaanbieders voldoen aan de kwaliteitseisen in de Jeugdwet per januari 2015. De kwaliteits- en verantwoordingseisen die uit de nieuwe wetten voortvloeien, worden vertaald naar normen waaraan de gemeentelijke organisatie en de (contract)partners/aanbieders moeten voldoen. Hierdoor kan bij inkoop/aanbesteding en subsidieverstrekking een passende, effectieve en efficiënte set aan vereisten worden opgesteld. Er vindt een landelijk en uniform toezicht plaats op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Daarnaast sturen we op kwaliteit, effecten en kosten. De verantwoordingssystematiek die daarvoor wordt ontwikkeld, is gericht op: -
Wettelijke regels (doel- en rechtmatigheid); Administratieve lastenverlichting; Effectmeting en bijsturing; Beheersing van kosten; Publiek verantwoorden.
We vinden het belangrijk te weten in hoeverre een inwoner tevreden is over de ingezette dienstverlening voor zorg en ondersteuning. Het meten van klanttevredenheid gebeurt op een eenvoudig, zorgvuldige en onafhankelijke wijze. Beleidsvoorstel: Bovenstaande elementen voor de verantwoordingssystematiek hanteren in De Wolden. 6.3 Monitoring: Meetbaar beter Drenthe Er is bestuurlijk opdracht gegeven voor de doorontwikkeling van de monitor Meetbaar Beter Drente (www.meetbaarbeterdrenthe.nl). De Drentse werkgroep Meetbaar beter is in 2013 met een jeugdmonitor gekomen waar inzet en resultaat van hulp zichtbaar moet worden. Ook worden, met inzet van de regio, landelijk indicatoren ontwikkeld waarmee maatschappelijke effecten van jeugdzorg gemeten kunnen worden. In het RTA zijn afspraken gemaakt over het benutten van Monitor Meetbaar teneinde zicht te krijgen op het gebruik van jeugdzorg. Een eerste concept is beschikbaar met indicatoren om de voortgang van de implementatie en transformatie te meten. Dit concept wordt i.o.m. de aanbieders verder aangescherpt en is medio juli 2014 gereed. De gevraagde gegevens kunnen zo worden meegenomen bij de contractering van de aanbieders. 6.4 Incidenten en calamiteiten We willen de zorg voor jeugd transformeren, zodat gezinnen sneller en beter geholpen kunnen worden. Toch zullen er altijd incidenten en calamiteiten zijn. We vinden het als gemeente belangrijk om hier op een goede manier mee om te gaan. We willen dit soort situaties gedegen oppakken en achteraf direct met elkaar analyseren hoe de dienstverlening is verlopen en bekijken of en waar we de dienstverlening verder kunnen aanscherpen. Een aanzet tot een crisisprotocol is op Drentse schaal in voorbereiding, mede op initiatief van een aantal bestuurders. 18
Hoofdstuk 7
Organisatie en samenwerking
7.1 Provinciale en regionale samenwerking In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken, indien dat noodzakelijk is. Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Het betreft hier relatief kleine doelgroepen, waarvoor een beperkt aanbod beschikbaar is. Vaak gaat het ook om dure vormen van zorg, of is hiervoor specifieke kennis nodig. Om die redenen is het, zowel inhoudelijk als vanwege het financiële risico, opportuun dat gemeenten deze taken via samenwerking oppakken. Dit geldt ook voor de gemeenten in Drenthe. Over de jeugdbescherming / jeugdreclassering en het meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld zijn al besluiten genomen over (boven)provinciale samenwerking. Door de komst van de nieuwe Jeugdwet is er in Drenthe voor gekozen om de organisatie Bureau Jeugdzorg per 1 januari 2015 op te heffen, mits er sprake is van een goede overdracht van taken op het gebied van kennis, ervaring en expertise. Dat maakt dat voor taken die wel voortgezet gaan worden na de stelselwijziging van de Jeugdwet, mogelijk op een andere wijze, tijdig keuzes gemaakt moeten worden. 7.2 Jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB & JR) Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Jeugdreclassering wordt opgelegd door de rechter. In de concept Jeugdwet is aangegeven dat gemeenten voor het terrein Jeugdbescherming en Jeugdreclassering moeten samenwerken. De gemeenten in Groningen en Drenthe hebben aangegeven in te zetten op het afnemen van JB&JR bij één gecertificeerde instelling en daartoe met de huidige Bureaus Jeugdzorg van Groningen en Drenthe afspraken te maken. Dit past binnen het eerder vastgestelde voornemen in het RTA. Hiermee zijn de taken op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering geborgd. Op basis van de Jeugdwet moet de gemeente afspraken maken met de raad voor de kinderbescherming. Hiertoe is landelijk een handreiking en een model samenwerkingsovereenkomst ontwikkeld. Een werkgroep is bezig om, op basis van de modelovereenkomst, voor de regio Drenthe hier invulling aan te geven, zodat dit via de colleges kan worden bekrachtigd. Op basis van dit samenwerkingsprotocol kan ook de procesinrichting van CORV4 (beveiligde digitale collectieve routeervoorziening) ter hand worden genomen. 7.3 AMHK: meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) Het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling (AMK )en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) worden per 1 januari 2015 samengevoegd tot een Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Dit is zowel op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning als de Jeugdwet een vereiste. Regionaal is er voor gekozen deze onder te brengen onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de GGD Drenthe. 4
Gemeenten zijn wettelijk verplicht voor 1 januari 2015 berichtenuitwisseling te regelen via de CORV, om de uitvoeringsketen tussen de betrokken gemeentelijke partijen en justitie partijen sluitend te maken. CORV is een infrastructurele voorziening en sectoraal knooppunt voor justitie. 19
Er is middels een intentieverklaring afgesproken dat alle betrokken partijen, te weten de 12 Drentse gemeenten, provincie Drenthe, Bureau Jeugdzorg Drenthe en GGD Drenthe per 1 januari 2015 in Drenthe het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) realiseren. Hiermee zijn de taken ten aanzien van het meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld, geborgd. Landelijk wordt gesproken over een gecombineerde meldpunt ‘Veilig Thuis’. De naam Veilig Thuis (ondertitel: Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) sluit aan op de publiekscampagne ‘Voor een veilig thuis’, met de bekende slogan: ‘Het houdt niet op, niet vanzelf’.
7.4 Aansluiting Passend Onderwijs Ook de invoering van Passend Onderwijs vormt voor de gemeente een met het onderwijs gedeelde opgave die grenst aan de decentralisaties. Op 1 augustus 2014 gaat de Wet passend onderwijs in. Daarin staat dat de schoolbesturen een zorgplicht krijgen. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn voor het bieden van een goede onderwijsplek, aan elk kind. Dit kan op de eigen school zijn, eventueel met extra ondersteuning in de klas, maar ook op een andere school in de regio, regulier of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ouders moeten hier nauw bij betrokken worden. Dat doen scholen niet alleen. Reguliere en speciale scholen vormen samen regionale samenwerkingsverbanden om aan alle kinderen een goede onderwijsplek te kunnen bieden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. Zij hebben hun afspraken uitgewerkt in een ondersteuningsplan. Zowel in de Wet passend onderwijs als de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten en samenwerkingsverbanden hun plannen rondom passend onderwijs en zorg voor jeugd met elkaar moeten afstemmen. Dat is belangrijk: de school is een belangrijke vindplaats om problemen vroeg te signaleren, zodat snel en adequaat lichte zorg verleend kan worden. Dit voorkomt dat problemen escaleren en gaat schooluitval tegen. Daarom wordt er regionaal een Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) gevoerd tussen het bestuur van het samenwerkingsverband en het bestuur van de gemeente (de portefeuillehouders onderwijs en jeugdzorg). Zij worden daarbij ondersteund door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden basis- en voortgezet onderwijs. Er is met de contactpersonen van het samenwerkingsverband afstemming geweest over het beleidsplan en zij kunnen zich vinden in de voorgestelde beleidskeuzes. Tevens is het beleidsplan geagendeerd op de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) waarin de bovenschoolse directeuren participeren. Ook zij kunnen zich vinden in het beleidsplan. Zowel met het samenwerkingsverband als met de lokale onderwijspartners is afgesproken dat we in gesprek blijven over de ontwikkelingen en de afstemming tussen het onderwijs en de gemeente.
20
Hoofdstuk 8
Inkoop en contractering
8.1 Uitgangspunten Dit onderwerp wordt voor het belangrijkste deel uitgewerkt in de Drentse pilot, dus op provinciaal niveau. In het RTA is aangegeven hoe gemeenten hier mee willen omgaan. Dit is verder uitgewerkt in het transformatieplan. Gedurende de periode van het RTA (2014-2016) vindt de inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdzorg op Drents niveau plaats. Ook lokaal is een aantal uitgangspunten geschetst bij de inkoop en contractering. Deze zijn vastgelegd in de kadernota sociaal domein. • • • •
•
Ook bij inkoop van zorg en ondersteuning kiezen we voor het uitgangspunt: “lokaal wat lokaal kan en (boven)regionaal wat (boven)regionaal beter kan”. Bij de samenwerking met andere gemeenten kiezen voor die inkoopvorm waarbij de gemeentelijke autonomie zo veel mogelijk blijft behouden. Naast de goede verhouding tussen prijs en kwaliteit, worden de vermelde kwaliteitscriteria toegepast. Bij de inrichting van de bekostigingssystematiek gaan we uit van de volgende uitgangspunten: - Keuzevrijheid voor inwoners; - Zo min mogelijk administratieve lasten voor inwoners en organisaties; - Zo veel mogelijk voorkomen van misbruik en fraude. We kiezen niet voor één bekostigingssysteem, maar ontwikkelen een systematiek die het beste past bij de uit te voeren taak.
De gemeente vindt het belangrijk dat ook lokale aanbieders niet tussen wal en schip raken. Met name de basis generalistische GGZ aanbieders. Juist deze lokale aanbieders staan dichtbij onze burgers en hebben vaak snelle lijnen met de huisartsen. Vaak zijn ze ook innovatief. Kleine aanbieders kunnen meedoen door zich aan te sluiten bij een collectief (KLIK). Lokaal ligt er een gemeentelijke taak om deze aanbieders te stimuleren om zich hierbij aan te sluiten. 8.2 Persoonsgebonden budget Een persoonsgebonden budget (pgb) kan een succesvol instrument zijn voor de aanvrager om regie over het eigen leven te behouden. In de kadernota Sociaal Domein zijn de volgende uitgangspunten over PGB’s opgenomen: • Het PGB of een daarmee vergelijkbare vorm wordt behouden. • Een voorwaarde voor het zelf organiseren van de ondersteuning of zorg door een PGB of daarmee vergelijkbare vorm is dat cliënt in staat is om zelf de regie te voeren. • Het organiseren van zorg in natura blijft mogelijk. In de Jeugdwet worden aan personen een drietal voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een pgb. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien: 1) de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; 2) de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet); 3) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. 21
Daarnaast kan de gemeente in een verordening of beleidsregels bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden de persoon de mogelijkheid heeft om iemand in te schakelen uit zijn sociale omgeving. De gemeente moet in een verordening of beleidsregels opnemen op welke wijze de hoogte van het pgb in de gemeente wordt vastgesteld, met de mogelijkheid om een bepaalde differentiatie in tarieven aan te brengen. De betaling van het PGB geschiedt door de Sociale Verzekeringsbank5 namens het college.
5
Momenteel wordt het toegekende pgb op de rekening van de budgethouder gestort. Het kabinet heeft besloten dit vanaf 2015 niet meer te doen en zgn. trekkingsrechten in te voeren. Bij trekkingsrechten komt het budget niet meer op de rekening van de budgethouder, maar bij de Sociale Verzekeringsbank op de bankrekening te staan. De budgethouder stuurt de rekeningen voor het betalen van zorgverleners aan deze instantie op en zij controleert vooraf of het om verzekerde zorg gaat.
22
Hoofdstuk 9
Financiën
9.1 Uitgangspunten In de kadernota sociaal domein van de gemeente De Wolden zijn de volgende financiële kaders vastgelegd: • De gemeente gaat uit van een budgettair neutrale uitvoering van de nieuwe taken. Dit betekent op hoofdlijnen dat de budgetten die thans beschikbaar binnen de begroting zijn en vanuit het rijk, inclusief kortingen, beschikbaar komen, bestemd zijn voor de uitvoering van de nieuwe taken. • Binnen de wettelijke kaders gaan we uit van het principe dat degenen die de ondersteuning en zorg zelf kunnen betalen, dat ook doen. Daarnaast hebben de Drentse gemeenten in het Regionaal Transitiearrangement (RTA) ook een aantal financiële afspraken gemaakt. Deze afspraken gaan over de inkoop en de kosten. Samengevat is hierin afgesproken dat de Drentse gemeenten voor de interventieniveaus 6, 7 en 8, crisisinterventie en pleegzorg het solidariteitsbeginsel hanteren. Voor de interventieniveaus 4 en 5 wordt het profijtbeginsel gehanteerd. Deze afspraak is gemaakt om een grens te stellen aan het solidariteitsbeginsel om als individuele gemeenten te profiteren van investeringen in het voorliggend veld c.q. op de lage interventieniveaus, teneinde minder zorgverbruik te hebben op de hoge interventieniveaus. Het solidariteitsbeginsel wordt toegepast op die interventieniveaus waarvoor de kosten hoog zijn per gebruiker, het gebruik ervan en de toestroom ernaar toe moeilijk te beïnvloeden is. Dit geldt zeker voor de relatief korte RTA-periode waarvoor deze afspraak geldt. De bijdrage van iedere gemeente voor de jeugdhulpkosten die worden verrekend op basis van solidariteit is gelijk aan het relatieve aandeel dat een gemeente ontvangt van het Rijk. Voor alle kosten van jeugdhulp waar het profijtbeginsel voor is afgesproken gaat er verrekend worden op basis van werkelijke kosten. Het budget voor de uitvoering van de Jeugdwet bedraagt voor 2015 € 3,4 miljoen. Hiervan dient zowel de zorg als de uitvoeringkosten betaald te worden. Uitgangspunt is dat we de taken uitvoeren met de middelen die we krijgen. 9.2 Financiële risico’s De decentralisatie van de jeugdzorg brengt de volgende financiële risico’s met zich mee: • Onvoldoende budget om benodigde zorgaanbod te realiseren. Het rijksbudget is taakstellend, maar als gemeente hebben we de plicht om bestaande zorg te continueren. Daarnaast wordt vanaf 2017 het rijksbudget niet meer verdeeld o.b.v. historische kosten maar o.b.v. objectieve maatstaven, dit kan nadelig uitpakken. • Zorggebruik: het zorggebruik neemt nu nog jaarlijks toe en een transformatieproces neemt meerdere jaren in beslag. Het is de vraag of de zorgsector en het beleid in 2015 al zodanig zijn getransformeerd dat de jaarlijkse toename van zorggebruik geremd kan worden. • Deels zal de toegang bij de gemeente zelf liggen, huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten houden hun bevoegdheid om rechtstreeks door te verwijzen naar (gespecialiseerde) hulpverlening. Het risico dat daar uit voortvloeit is dat de gemeente moet betalen voor de inzet van zorg waarbij zij de toegang daartoe niet zelf beoordeelt. Met alle partijen zullen daarom goede afspraken moeten worden gemaakt. • Leveringsplicht van jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp. De gemeente zal ongeacht de ruimte in het budget moeten voldoen aan deze plicht. 23
•
De interventieniveaus 4 en 5 worden bekostigd op basis van het profijtbeginsel. Het risico is aanwezig dat de verwachte invloed op het gebruik van de zorg op interventieniveaus 4 en 5 de eerste jaren beperkt is omdat de transformatie nog vorm moet krijgen.
Verder worden er tussen gemeenten en zorgaanbieders nog afspraken gemaakt over de risicoverdeling. Dit wordt nog nader uitgewerkt.
24
Hoofdstuk 10
Cliëntenbeleid
10.1 Kaders voor cliëntenbeleid De Jeugdwet schrijft voor dat gemeenten kaders voor het cliëntenbeleid binnen de jeugdhulp dienen vast te leggen. Onder cliëntenbeleid verstaan we: ‘het vaststellen van de rechten van cliënten en stimuleren van betrokkenheid van cliënten bij gemeenten en zorginstellingen (om de positie van cliënten te versterken)’. De collectieve belangenbehartiging binnen de gemeente en de medezeggenschap van cliënten rond het beleid van instellingen moet zodanig zijn ingericht dat cliënten daadwerkelijk zeggenschap hebben over de hulp die zij krijgen. In de kadernota sociaal domein is het volgende vastgelegd over cliëntenbeleid: • Samen met de Wmo-raad De Wolden, Adviesraad Sociaal Beleid De Wolden en de nieuwe doelgroepen onderzoeken we de wenselijkheid en mogelijkheid om op termijn te komen tot één adviesplatform voor het hele sociale domein en de instelling van een cliëntenplatform. Ook instellingen zelf hebben hun eigen cliëntenraden. Een ieder die gebruik maakt van zorg moet daarnaast toegang hebben tot een effectieve, laagdrempelige klachten en geschillenbehandeling. Hiervoor is een gezaghebbende instantie nodig die een klacht onderzoekt en maatregelen kan nemen. Voor cliënten moet heldere, onafhankelijke en makkelijk toegankelijke informatie beschikbaar zijn over rechten en plichten. Dat is een voorwaarde om actief de regie te nemen en houden. Cliëntenparticipatie is onderwerp van verdere uitwerking, dat wordt na de zomer gedaan. Ook op beleidsniveau zien we graag participatie van cliënten. Bij het ontwikkelen van beleidsplannen als deze betrekken we hen dan ook, om hun input op te halen. Van de instellingen waar we mee samenwerken verwachten we hetzelfde. Beleidsvoorstel: Voor cliënten moet heldere, onafhankelijke en makkelijk toegankelijke informatie beschikbaar zijn over rechten en plichten. Daarnaast worden cliënten betrokken bij het ontwikkelen van beleid.
10.2 Vertrouwenspersoon Het college van de gemeente De Wolden is er onder andere voor verantwoordelijk dat jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon is werkzaam bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en van personen in dienst van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt. Het college stelt de vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen. In juni 2014 is landelijk besloten om het vertrouwenswerk collectief in te kopen via de VNG; hiertoe wordt een uitname uit het macrobudget Jeugd gedaan voor een periode van twee jaar.
25
De insteek in Drenthe is om in elk geval voor 2015 de contracten met de huidige organisaties voort te zetten, te weten: Vertrouwenswerk Zorgbelang en belangenbehartiging door Stichting Pleegwijzer. Financiering van deze organisaties is meegenomen binnen het RTA en dus geborgd. De Drentse expertgroep cliëntenbeleid jeugdzorg komt met een advies over de inrichting van processen betreffende klachten, bezwaar en beroep. Daarnaast speelt dat de MEE gelden overgaan naar gemeenten per 2015. Een VDG werkgroep is actief om het vervolg uit te werken. Afgesproken is om op Drents niveau een gezamenlijke visie uit te werken op het gebied van cliëntenbeleid, participatie en ondersteuning en verbeteringen door te voeren. Beleidsvoorstel: In 2015 de organisatie van de functie van vertrouwenspersoon te continueren bij de huidige organisaties (Vertrouwenswerk Zorgbelang en Stichting Pleegwijzer).
10.3 Privacy Gezien het grote aantal nieuwe taken dat op ons afkomt, is het ook van belang na te denken over hoe de gemeente omgaat met privacy en de organisatie daarvan. Hoe de gemeente omgaat met rollen, taken en bevoegdheden als het gaat om de verwerking van persoonsgegevens, moet nog worden uitgewerkt. Daarbij horen ook de afspraken die de gemeente maakt over de verantwoording over het privacy beleid van betrokken partijen. Dit wordt vastgelegd in het nog op te stellen privacy protocol. 10.4 Klachtenprocedure Een cliënt, die het niet eens is met een beslissing van de gemeente op zijn aanvraag om ondersteuning, kan daartegen bezwaar (volledige heroverweging door de gemeente) en beroep (bij de rechtbank) aantekenen. Hij kan ingeval van een spoedeisend belang ook een voorlopige voorziening vragen. Indien de cliënt zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan, deze op basis van de Algemene wet bestuursrecht een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente moet zorg dragen voor een adequate behandeling van klachten over gedragingen van personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Als de gemeente de klacht niet naar tevredenheid afwikkelt, staat de weg naar de ombudsman open. Sociale ombudsfunctie In de Kadernota Sociaal Domein is opgenomen dat er wordt onderzocht in hoeverre het wenselijk is om een lokale sociale ombudsfunctie in te richten. Dat onderzoek is voor 1 oktober 2014 afgerond en de resultaten daarvan worden voor 1 december 2014 aan de gemeenteraad voorgelegd in de vorm van een voorstel. Conform artikel 4.2 van de jeugdwet dienen jeugdzorgaanbieders en de gecertificeerde instelling een eigen klachtenregeling te treffen en dit onder de aandacht te brengen van de jeugdigen, ouders en pleegouders.
26
Hoofdstuk 11
Communicatie
In de communicatie over de decentralisatie jeugdzorg wordt gezamenlijk opgetrokken met de andere twee decentralisaties. In de kadernota sociaal domein is een aantal uitgangspunten al vastgelegd: •
•
Ook met betrekking tot de nieuwe taken binnen het sociale domein hecht de gemeente De Wolden veel waarde aan burgerparticipatie en communicatie. In een op te stellen communicatiekalender geven we aan hoe we de communicatie vorm en inhoud geven. De Wmo-raad De Wolden en Adviesraad Sociaal Beleid De Wolden worden op de gebruikelijke wijze betrokken bij de verdere ontwikkelingen binnen het sociale domein.
De communicatie is gericht op cliënten, partnerorganisaties en inwoners. Op dit moment richten wij ons op de periode tot 2015 waar bij het gaat om: informatie over transities, cliënten zorgvuldig informeren en het begin van transformaties. Op het gebied van communicatie hebben we de volgende ambities: • Inwoners en samenwerkingspartners weten dat de gemeente werkt aan de nieuwe inrichting van het sociaal domein en ze weten op welke manier ze invloed uit kunnen oefenen op deze verandering. Ze kunnen ook het proces en de uitkomsten volgen. • Doelgroepen voelen zich erkend in hun zorgen en emoties over de veranderingen. • Samenwerkingspartners en inwoners voelen zich betrokken en denken mee over de vorming van een nieuwe ondersteuningsstructuur. • Medewerkers zijn voorbereid op hun veranderende taken. Ze moeten oude en nieuwe klanten op een andere manier benaderen. Verder moeten ze bekend raken met de inhoud van het gewijzigde en nieuwe werk. • Inwoners en bedrijven weten welke bijdrage van hen wordt verwacht in de nieuwe situatie en zijn bereid die bijdrage naar vermogen te leveren. Hoe gaan we deze doelen bereiken? Doel voor ogen en inspelend op de actuele stand van zaken De vele onzekerheden en voortdurende koerswijzigingen vanuit het rijk maken het onmogelijk een dichtgetimmerd communicatieplan te maken. Dit vraagt een proces van continu evalueren, bijstellen en nieuwe acties uitzetten. Herhaling is de kracht De ervaring leert dat eenmalige communicatie onvoldoende is. Op verschillende momenten op verschillende wijze gaan we communiceren over de nieuwe koers van de gemeente - zowel over het proces als inhoudelijk. Regelmatig en divers is nodig omdat niet iedereen op hetzelfde moment en met dezelfde kennis aanhaakt. Begrijpelijke verhalen We zetten voorbeelden in die herkenbaar en begrijpelijk zijn. Verhalend en herkenbaar. Via vertrouwde kanalen Veel stakeholders werken met doelgroepen die straks (ook) doelgroepen worden van de gemeente. Deze stakeholders maken vaak gebruik van nieuwsbrieven en dergelijke. We zetten erop in om gemeentelijke informatie ook via deze kanalen te verspreiden. Integraal Het is de bedoeling de nieuwe taken en de bestaande taken op elkaar aan te laten sluiten, redenerend vanuit de ‘klant’. Op het gebied van toegang, (zorg)arrangementen, 27
contracten, vervoer, inkoop en begeleiding wordt gekeken naar integrale aanpak. Deze integraliteit moet ook tot uiting komen in de communicatie. Dit vraagt goede afstemming tussen de verschillende projecten. Communicatie over toegang Een belangrijk aandachtspunt is de communicatie richting inwoners over bij wie zij straks terecht kunnen met hun hulpvraag. De uitkomst van de gesprekken met huisartsen en de inrichting van de toegang is hiervoor leidend. Hiervoor wordt in het implementatietraject nog een apart communicatietraject geformuleerd.
28
Bijlage Afkortingen AmvB: AMHK: AMK: BJZ: CIZ: CJG: COVR: DBC´s: GGD Drenthe: GGZ: JB en JR: JGZ: LVB: LVG: MBO: OOGO: PBS: PGB: PO: PoD: RTA: VNG: VO: VWS: WMO: ZvW:
Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld Advies- en meldpunt kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Centrum indicatiestelling zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Collectieve routeervoorziening Diagnose Behandeling Combinatie Geestelijke gezondheidsdienst Drenthe Geestelijke gezondheidszorg Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jeugdgezondheidszorg Licht verstandelijk beperkt Licht verstandelijk gehandicapt Middelbaar beroepsonderwijs Op overeenstemming gericht overleg Positive behaviour support Persoonsgebonden budget Primair onderwijs Positief Opvoeden Drenthe Regionaal Transitiearrangement Vereniging Nederlandse Gemeenten Voorgezet onderwijs Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zorgverzekeringswet
29
Sociaal Domein - Verordening Jeugdhulp
actief en betrokken
dewolden.nl
Verordening jeugdhulp gemeente De Wolden 2015.
De raad van de gemeente De Wolden; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk. besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente De Wolden 2015. Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; b. hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; c. individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; d. overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid e. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken; f. wet: Jeugdwet.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar: Interventieniveau 1 betreft universele preventie Interventieniveau 2 betreft selectieve preventie Interventieniveau 3 betreft lichte opvoedhulp Interventieniveau 4 betreft intensieve jeugdhulp, die, na consult van een niveau 4 medewerker ‘erbij gehaald’ kan worden door een door de gemeente aangewezen POD3 geschoolde hulpverlener.
2
2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar: Interventieniveau 5 betreft specialistische jeugdhulp Interventieniveau 6 betreft specialistische intensieve jeugdhulp Interventieniveau 7 betreft verblijf deeltijd Interventieniveau 8 betreft verblijf voltijd. 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen. Artikel 5 Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd. 3. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 6 Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. 2. De hoogte van een pgb a. wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. 4. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
3
b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd. 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 9. Vertrouwenspersoon 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Artikel 10. Klachtregeling Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
4
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente De Wolden 2015.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
5
Toelichting Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugdggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt: • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen; • met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet; • over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Toeleiding naar de jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden.
6
Vrij toegankelijk In de verordening is onderscheid gemaakt tussen overige (vrij-toegankelijke) en individuele (niet vrij-toegankelijke) voorzieningen op het gebied van jeugdhulp (zie artikel 2, eerste, respectievelijk tweede lid). Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Toegang jeugdhulp via de gemeente Ook kan een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder binnenkomen bij de gemeente. De beslissing door de gemeente welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige en de jeugdige en zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan de hulpvraag. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan zal eerst gekeken worden of dit een vrij-toegankelijke voorziening is of een niet vrij-toegankelijke voorziening. Is het laatste het geval dan neemt het college een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken zullen verder ook ingaan op hoe de artsen en de gemeentelijke toegang goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind. Het is de bedoeling dat de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 regisseur – 1 plan, met name bij multiproblematiek, kan worden geborgd en er geen nieuwe ‘verkokering’ zal plaatsvinden en waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast zal de jeugdhulpaanbieder rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Deze verordening regelt welk aanbod van de gemeente alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk is (zie artikel 2). Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt in bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt deze slechts een enkel aspect met betrekking tot het proces (zie artikel 3). Artikel 9 en verder zijn wel van overeenkomstige toepassing. Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente.
7
Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. De gemeente is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Deze leveringsplicht van de gemeente vloeit voort uit het feit dat uitspraken van rechters te allen tijde moeten worden uitgevoerd om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te kunnen garanderen. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter juist omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Toegang via de advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een indirecte toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en heeft daartoe korte lijnen met de gemeente. Artikelsgewijs Artikel 1. Begripsbepalingen Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet. De individuele voorzieningen en overige voorzieningen zijn opgenomen in artikel 2. Hoe individuele voorzieningen verkregen kunnen worden, is nader geregeld in artikel 3 e.v. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in de verordening. Het betreft onder meer definities van centrale begrippen als ‘jeugdhulp’, ‘jeugdige’ en ‘ouder’. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar). In artikel 1.1 van de wet is jeugdhulp als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
8
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal definitiebepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb) en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb). Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente. Het begrip 'voorziening' is een lastig te vatten begrip. De wetgever waagt zich dan ook niet aan een definitie, maar geeft wel in de memorie van toelichting aan dat de door de gemeente te treffen voorziening zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening kan zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal door de gemeente (artikel 4) of door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder (artikel 3) eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp (zie de toelichting op artikel 1). Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. Een beschrijving is gewenst omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de voorzieningen in het kader van jeugdhulp. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2). Zie ook de algemene toelichting. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a
9
en b van de wet waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Artikel 5. Inhoud beschikking Het eerste lid bevestigt de regeling van deze onderwerpen in de Jeugdwet en de Awb en is hier opgenomen in het belang van burgers om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep op grond van de Awb kunnen indienen. In de beschikking wordt vermeld of een voorziening in natura of in pgb wordt verstrekt. Een pgb kan alleen worden verstrekt als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in de wet Indien van toepassing wordt in de beschikking opgenomen dat een ouderbijdrage verschuldigd is. Daarbij wordt informatie verschaft over de vaststelling van de hoogte en over de wijze van inning van de ouderbijdrage.” Artikel 6. Regels pgb De regeling in artikel 8.1.1 van de wet voor het pgb is aangepast aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). In de Jeugdwet worden aan personen een drietal voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een pgb. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien: 1) de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; 2) de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet); 3) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn.
Duidelijkis geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het tweede en derde lid berusten op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling is een uitwerking van de bij nota van wijziging ( Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel D) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Ook deze bepaling beoogt het standaardiseren met de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Zie ook de toelichting onder artikel 6.
10
In de toelichting op de nota van wijziging is voorts vermeld dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan. De artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 (oorspronkelijk genummerd: 8.1.1a tot en met 8.1.1c) zijn eveneens bij nota van wijziging en ter standaardisering van de regelgeving aan het wetsvoorstel toegevoegd. Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 9. Vertrouwenspersoon In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor
11
verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven. Bij algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) zal een nadere uitwerking worden gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon. Artikel 10. Klachtregeling Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met een enkele bepaling worden volstaan. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
12
Nota van beantwoording van de inspraakreacties op het concept Beleidsplan & verordening Jeugdhulp In deze nota zijn de reacties, opmerkingen en vragen opgenomen die gedurende de inspraakperiode voor het concept beleidsplan en de concept verordening Jeugdwet De Wolden zijn ingediend. De inspraakperiode liep van 17 juli 2014 tot en met 11 september 2014. Er is door de Wmo-raad, twee organisaties en een inwoner schriftelijk gereageerd. Ook is de reactie van het onderwijs, het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs en de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) opgenomen. Achter elke vraag/opmerking is het antwoord van de gemeente gegeven met vermelding of de reactie tot aanpassing van de voorstellen heeft geleid en waar de aanpassing is verwerkt.
Vraag/opmerkingen
1
2 3
4
5
Wmo-raad De Wmo-raad wil graag nauwgezet op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen op het terrein van de jeugdzorg. Verder willen we in de toekomst graag vroegtijdig en regelmatig betrokken worden bij beleidsontwikkelingen en tussentijdse evaluaties op dit gebied. Onderzoek de mogelijkheden voor inspraak regionaal beleid. 23-uurs bereikbaarheid: de Wmo-raad vindt het belangrijk dat bij het in werking treden van de Jeugdwet deze voorziening ook gerealiseerd is en breed aan de doelgroep kenbaar is gemaakt. De Wmo-raad heeft geen opmerkingen tav de verordening. Bureau Jeugdzorg Drenthe Dit beleidsplan sluit goed aan bij het door de Drentse gemeenten al eerder gepresenteerde visiedocument “Als
Concept reactie
Dit nemen wij voor kennisgeving aan.
Dit brengen we in op het beleidsoverleg waarin alle 12 de gemeenten vertegenwoordigd zijn. Bij de uitwerking van de lokale toegang wordt de bereikbaarheid van het CJG, zowel binnen- als buiten kantoortijden meegenomen. De communicatie naar de doelgroep heeft hoge prioriteit. Dit nemen wij voor kennisgeving aan.
We vinden dit prettig om te horen.
1
Aanpassing document?
Jeugd en Toekomst tellen”. We herkennen ons dan ook in de geformuleerde ambities en de wijze waarop u enerzijds het accent legt op het versterken van de eigen kracht, en anderzijds waar u de samenwerking met andere gemeenten zoekt. 6
Het conceptbeleidsplan is erg herkenbaar en een gedeelde verantwoordelijkheid tussen gemeente en organisaties. De ingezette lijn en het toewerken naar een heldere samenhang met het sociaal team en de buurtteams is voor de hand liggend.
Deze mening delen wij.
7
In de conceptnotitie wordt gesproken over POD. De termen Positief Opgroeien Drenthe (werkwijze) en Positief Opvoeden Drenthe (methodiek) worden ons inziens af en toe door elkaar gehaald. In de Drentse jeugdzorgketen (pagina 9) missen we de preventieve inzet van integrale vroeghulp (IVH).
Dit passen we aan.
Ja
Dit voegen we toe in de definitieve versie van de beleidsnota.
Ja
9
10
Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Wij kunnen met de inhoud van de plannen akkoord gaan.
We nemen dit voor kennisgeving aan.
Volgend jaar zal er meer te zeggen zijn over de werking/ werkwijze van de Commissie Arrangeren en toegekende arrangementen c.q. toegekende Toewijzingen voor SBO en SO Cluster-3 en Cluster-4. 11
12
We stellen het op prijs dat er een aanspreekpunt voor OOGO voor de gemeente de Wolden blijft. LEA De bovenschoolse directeuren kunnen instemmen met het beleidsplan en de verordening Ze zijn vooral benieuwd wat dit in de praktijk betekent voor hun scholen. De intern begeleiders van de scholen weten op dit moment het CJG goed te vinden, dit wordt als prettig ervaren. Er wordt veel waarde gehecht aan de inzet van het
In de uitwerking van het beleid zullen we zorgdragen voor een duidelijk aanspreekpunt voor De Wolden.
We nemen dit voor kennisgeving aan. Bij de uitwerking van het plan Versterking Voorliggend Veld wordt het schoolmaatschappelijk werk nadrukkelijk meegenomen.
2
schoolmaatschappelijk werk. Bij de Versterking van het Voorliggend Veld dient hier aandacht voor te zijn. 13
14
15
De bovenschoolse directeuren vinden het van belang dat de transitie jeugdzorg, evenals Passend Onderwijs, een vast agendapunt vormen van de LEA. Inwoner Hoe ga je te werk wanneer er twee gezagdragende ouders zijn die in twee verschillende gemeenten wonen?
Er wordt in Hoofdstuk 1 alleen maar gesproken over jongeren met beperkingen op welke manier dan ook. Maar wat zijn de mogelijkheden als het gaat om de begeleiding van hoogbegaafde kinderen?
Deze mening delen wij.
Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden. Zoals aangegeven wordt de gemeente verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. We willen benadrukken dat het niet alleen de jeugdhulp betreft die nu door Bureau Jeugdzorg wordt uitgevoerd. Welke mogelijkheden er zijn voor de begeleiding van hoogbegaafde kinderen is nu nog niet te zeggen. Iedere hulpvraag zal afzonderlijk bekeken moeten worden. Het beschikbare aanbod hangt o.a. af van hetgeen er ingekocht wordt. Alle vormen van Jeugdhulp vanaf interventieniveau 4 worden op Drents niveau ingekocht. De gemeente Hoogeveen doet namens de 12 gemeenten het
3
penvoerderschap. Wat er op lokaal niveau al is op basis van interventieniveau’s 1 t/m 3 blijft gehandhaafd. Los van het aanbod van de gemeente is er uiteraard ook particulier aanbod. Wanneer het aanbod van de gemeente niet passend is, kan een persoonsgebonden budget worden toegewezen waarbij de client zelf passende zorg mee in kan kopen. In het beleidsplan de tekst over PGB (8.2) gewijzigd. 16
Gaat de gemeente BJZ aansturen of verdwijnt BJZ?
Zie verderop in deze notitie.
17
Wanneer er klachten zijn over de hulpverleners, moeten deze dan bij de gemeente ingediend worden? Wat is het klachtenprotocol?
Indien er een klacht is over de toegang, bijvoorbeeld over een professional van de gemeente of wanneer men het niet eens is met de toegewezen voorziening, dan geldt de klachten- en bezwaarprocedure van de gemeente. Op het moment dat de jeugdige al bij een zorgaanbieder in zorg zit, geldt de klachtenprocedure van de betreffende zorgaanbieder. We nemen een passage hierover op in het beleidsplan.
18
Met welke organisaties zijn er samenwerkingafspraken gemaakt en wat zijn deze afspraken? Het wekt de indruk dat er veel te weinig tijd is geweest om een stabiel plan uit te werken en dat er daarom samenwerkingsafspraken zijn gemaakt om toch iets op papier klaar te hebben.
Op Drents niveau zijn alle grote zorgaanbieders betrokken bij de Drentse Pilot Jeugd. Alle zorgaanbieders die het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) hebben ondertekend, hebben aangegeven concreet te willen meewerken aan het versterken van de preventie en aan het terugdringen van de kosten voor jeugdhulp. Dit zijn o.a. organisaties als Accare, Ambiq, GGZ-Drenthe, Yorneo, het Poortje, Promens Care, De Trans, Verslavingszorg Noord Nederland, Lentis, Molendrift en de Timpaangroep, Bureau Jeugdzorg Drenthe, Lokaal maken we o.a. afspraken met het welzijnswerk, maatschappelijk werk, GGD (jeugdgezondheidszorg) en MEE. Er is inderdaad weinig tijd geweest. Immers de Wet
4
Ja
is pas maart 2014 definitief vastgesteld. De gemeente De Wolden kiest er daarom voor om nu de focus te leggen op zorgcontinuiteit. 19
De reikwijdte van dit beleidsplan is 2014-2016. Het loopt hiermee gelijk aan de RTA periode. We kiezen bewust niet voor een periode van vier jaar omdat de transitie en transformatie van de zorg voor jeugd een dynamische en veelomvattende ontwikkeling is waar tussentijdse bijstelling misschien nodig is. Gedurende de RTA periode ontstaat meer duidelijkheid over de gewenste richting voor de toekomst. Het lijkt mij onwenselijk voor de jeugdigen die hulp nodig hebben op welk vlak dan ook, dat de hulp die zij kunnen verwachten vanaf 01-01-2015 niet helder is en dat deze misschien nog bijgesteld moet worden.
In de Jeugdwet wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. Deze jeugdhulpplicht houdt in dat: "indien (naar het oordeel van het college) een jeugdige hulp nodig heeft een gemeente deze hulp moet bieden. De gemeente treft daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, een voorziening op het gebied van jeugdhulp. De jeugdhulpplicht gaat direct per 1 januari 2015 in. Hiermee is geborgd dat jongeren die hulp nodig hebben, deze ook ontvangen. Dit geldt dus al in 2015 en blijft ook na 2015 gelden. Met de decentralisatie van de jeugdzorg moet de gemeente met minder geld de jeugdzorg organiseren. Hiermee kan het niet anders dat wij keuzes moeten maken, en dat de zorg, in sommige situaties, anders georganiseerd gaat worden. In 2015 geldt continitueit van zorg. Dit heeft betrekking op alle jeugdigen en hun ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet (1 januari 2015) al een verwijzing of een indicatiebesluit hebben. Dit betreft zowel jeugdigen en hun ouders die al in zorg zitten als die nog op zorg wachten, maar voor wie al wel een indicatiebesluit of verwijzing (zoals hierboven omschreven) is vastgesteld. Voor jeugdigen die vóór 1 januari 2015 een verzoek tot indicatie hebben ingediend, maar waar dit nog niet tot een indicatiebesluit heeft geleid, geldt de continuïteit van zorg niet. Zij zullen met hun
5
hulpvraag bij de gemeente terechtkomen. 21
Wie zijn de jeugdprofessionals?
De jeugdprofessionals zijn professionals waaronder huidige casemanagers, toegangsmedewerkers. Maar ook jongerenwerkers, schoolmaatschappelijk werkers etc.
22
Gaat de gemeente ook meebeslissen over medicaliseren?
Een van de landelijke doelen transitie van de jeugdzorg is het de-medicaliseren. De gemeente kan echter niet beslissen over medicatie. Dit wordt voorgeschreven door huisartsen en/of medisch specialisten. We kunnen wel in samenwerking met de huisartsen en onze samenwerkingspartners in het voorliggende veld zoveel mogelijk kijken of de problemen medisch gerelateerd zijn, of dat hier bijvoorbeeld een opvoedprobleem aan ten grondslag ligt.
23
Wat is jullie definitie van kwetsbare kinderen?
We hanteren in De Wolden geen strakke definitie van kwetsbare kinderen. In de WMO hanteren wij de volgende definitie over kwetsbare burgers: inwoners die vastgelopen zijn in hulpverlening, zorg mijden of die te maken krijgen met meervoudige problematiek en opvang/zorg nodig hebben.
24
Er wordt gesproken over 1 gezin, 1 plan, 1 aanspreekpunt. Bij een geval van scheiding heb je al met twee gezinnen te maken.
In dat geval maken beiden gezinnen onderdeel uit van het plan, wat zich richt op de jeugdige.
25
Hoe staat het met de privacy van de gezinnen wanneer er buurtteams zijn. Zo groot is de gemeente niet.
De buurtteams bestaan uit jongerenwerkers, (school)maatschappelijk werkers, medewerkers informele zorg, opbouwwerkers van de Stichting Welzijn De Wolden. De stichting beschikt over een privacyreglement dat
6
voldoet aan de uitgangspunten van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en draagt zorg voor naleving van het reglement. Indien zaken het veronderstelde privacyreglement snelle en flexibele oplossingen in de weg staan, dient de stichting in overleg te treden met de gemeente zodat professionals niet ten onrechte in een situatie van handelingsverlegenheid terecht komen.
26
Er wordt verschillende keren gesproken over een sociaal netwerk of sociaal team, wat wordt daar onder verstaan?
Het Sociaal Team van de gemeente is er voor om alle complexere/meervoudige vragen van inwoners op het vlak van wonen, zorg en inkomen op elkaar af te stemmen. In dit team, dat kan wisselen van samenstelling, zitten wmo-consulten, klantmanagers, MEE consulenten, maatschappelijk werkers en CJG medewerkers. Dat team wordt onder meer gevoed door buurtwerkers, die in hun dorp bepaalde zaken tegenkomen.
27
28
Hoe kan dit wanneer gezin met een inkomen boven de bijstandsnorm, maar met hele hoge kosten door de crisis (bv onmogelijkheid om huis te verkopen wegens onderwaarde etc.) toch niet bij de gemeente kan aankloppen ondanks dat er uiteindelijk netto te weinig te besteden overblijft waardoor kinderen kunnen meedoen met sporten etc.? Wie en hoe wordt bepaald of de woonomgeving van de jeugdigen al dan niet een goede plek is om op te groeien?
Met een sociaal netwerk wordt bedoelt de personen die betrokken zijn bij het gezin. Dit zijn ouders, familieleden, buren, vrienden, kennissen etc. We kunnen niet ingaan op persoonlijke situaties. In het beleidsplan, Hoofdstuk 5, geven we de kaders weer voor de Toegang. Zoals in paragraaf 5.3 is weergegeven werken we naar een integrale toegang dmv een sociaal team. We streven als gemeente naar afstemming en samenhang in de aanpak wanneer er sprake is van problemen op meerdere leefdomeinen. De nieuwe Jeugdwet blijft ongewijzigd op het punt van de gedwongen zorg en uithuisplaatsing van jeugdigen. Alleen de kinderrechter of officier van justitie kan besluiten tot maatregelen in het gedwongen kader,
7
na zorgvuldige beoordeling door de Raad voor de Kinderbescherming. De uitvoering van deze maatregel kan alleen geschieden door gekwalificeerde (c.q. gecertificeerde) instellingen. De Drentse gemeenten maken gezamenlijk samenwerkingsafspraken met de Raad van de Kinderbescherming. 29
30
31
Wanneer er sprake is van gescheiden ouders, is er ook sprake van twee sociale netwerken waarbinnen de jeugdigen zich bewegen. Deze twee netwerken hebben ook een bepaalde overlapping, bv huisarts en leraren, echter zijn de twee netwerken verder verschillend en elk bevooroordeeld en hebben een eigen kijk op de gezinssituatie bij de één of de ander. Hoe willen jullie dit uitsluiten?
Zoals reeds eerder is genoemd wordt gewerkt met 1 plan. De jeugdige staat hierin centraal. De professional zal dan beide sociale netwerken hierbij moeten betrekken.
Wie bepaald de opgave c.q. doelstellingen die er door de instellingen bereikt moeten worden? Hoe gaat het klachtenprotocol eruitzien?
De Drentse gemeenten maken gezamenlijk inkoopafspraken met de zorgaanbieders.
Wat is het RTA en het transformatieplan. Dit is niet op de website van de gemeente te vinden.
Regionaal Transitie Arrangement Rijk (VWS en VenJ), provincies (IPO) en gemeenten (VNG) hanteren landelijk een route in de voorbereiding op de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten per 1-1-2015. Binnen deze route hebben deze partijen afgesproken dat er in de huidige jeugdzorgregio’s op 31 oktober 2013 een overeenkomst ligt die beschrijft hoe samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit ten tijde van het transitiemoment (1-1-2015) realiseren, waarin cliënten in zorg of met een indicatie voor zorg, recht houden op deze zorg, zodat er sprake is van
Daarnaast is in de jeugdwet het recht opgenomen tot het maken van een familiegroepsplan. Dit is een plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren
Zie eerder opmerking over klachten.
8
zorgcontinuïteit. Landelijk is gezocht naar het zorgvuldig vormgeven van deze overgang middels een ‘overgangsregeling’. Deze arrangementen worden ‘regionale transitiearrangementen’ (RTA) genoemd. Het RTA wordt opgesteld in de huidige 41 jeugdzorgregio’s die landelijk zijn vastgesteld. In onze situatie is Drenthe ‘de regio’. Dit betekende voor de gemeente De Wolden dat er een RTA moest worden opgesteld samen met de andere elf gemeenten van de provincie Drenthe. Bij het opstellen van het RTA zijn de huidige zorgaanbieders en de financiers van de geïndiceerde jeugdzorg (provincie en zorgverzekeraar) als partijen betrokken. In het RTA moest volgens de landelijke richtlijnen in ieder geval worden opgenomen hoe de samenwerkende gemeenten: - de continuïteit van deze zorg realiseren in het jaar 2015; - de infrastructuur realiseren om de cliënten (zittende en nieuwe tot aan 1 januari 2015) deze continuïteit van zorg in 2015 te bieden, bij de jeugdhulpaanbieder die op 31 december 2014 deze zorg biedt; - de frictiekosten beperken (hoewel de gemeenten niet aansprakelijk zijn voor frictiekosten). Het RTA is op 19 december vastgesteld door de gemeenteraad van De Wolden. Stukken zijn o.a. te vinden op onze website: http://www.dewolden.nl/politiekorganisatie/agenda_3407/item/vergaderinggemeenteraad_927.html Transformatieplan Het Transformatieplan Jeugdhulp is een tussenstap tussen het RTA en de uiteindelijke concrete afspraken en contractvorming in oktober met de aanbieders van
9
jeugdhulp. Het is een weergave van wederzijdse afspraken (op hoofdlijnen) tussen zorgaanbieders en gemeenten en een eerste uitwerking van de intergemeentelijke samenwerking rondom jeugdhulp. Het transformatieplan is op 24 juni 2014 vastgesteld door het college van B&W in De Wolden. Stukken zijn helaas nog niet te vinden op onze eigen website. Zowel het RTA als het Transformatieplan staan op de site: www.drentsepilotjeugd.nl 32
Waarom moeten de huidige taken en medewerkers van BJZ geborgen worden? Als dit de juiste manier was om de jeugdzorg te borgen was er toch door de overheid geen beslissing genomen om dit juist bij de gemeenten neer te leggen in plaats van bij BJZ. Dit lijkt op een contradictie.
Als de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking treedt, houden de huidige Bureaus Jeugdzorg op te bestaan. Het overgrote deel van de taken van Bureau Jeugdzorg is in het nieuwe stelsel eveneens relevant. Er wordt gewerkt aan de inbedding van deze taken, waarvoor de gemeente met ingang van 2015 verantwoordelijk is. Het is noodzakelijk dat per 1 januari 2015 voorzien is in: • de inrichting van de toeleiding naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp; • continuïteit van zorg voor cliënten; • het beperken van frictiekosten; Binnen het Drents RTA wordt gewerkt met een overgangsperiode van 2 jaar (2015 en 2016) om zo zorg te dragen voor een zachte landing door voldoende tijd te nemen voor de transitie en de transformatie verder in gang te zetten. De opgedane ervaring dient niet verloren te gaan.
10
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 30 oktober 2014 : XV, punt 7 : 1570 : Burgemeester Roger de Groot
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Regionaal Beleidsplan Veiligheid 2015 – 2018. Samenvatting: Het concept Regionaal Beleidsplan Veiligheid is opgesteld voor alle gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe. Basis voor het beleidsplan vormt de inventarisatie van de prioriteiten in de aanpak van veiligheid voor alle 59 gemeenten. Alle raden krijgen de gelegenheid om voor vrijdag 31 oktober hun zienswijzen in te dienen. Fase van besluitvorming: Opiniërend. Er is daarbij mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen. Ontwerpbesluit: 1. Kennis nemen van het concept Regionaal Beleidsplan Veiligheid 2015 – 2018. 2. Ongewijzigd in te stemmen met het concept beleidsplan. Inleiding en aanleiding: Twee jaar geleden is uw gemeenteraad gehoord over het Regionaal Beleidsplan 2013 – 2014. Op grond van dit beleidsplan ligt nu het nieuwe plan voor. In mei is tijdens het Regionaal Bestuurlijk Politie Overleg (RBPO) Noord-Nederland het voorliggende plan besproken. Vervolgens is er in juni landelijk consensus bereikt over de Gemeenschappelijke Veiligheidsagenda. Deze afspraken zijn waar mogelijk verwerkt in het voorliggende plan. Conform artikel 38 lid 2 van de Politiewet wordt u gehoord over het concept beleidsplan. Problemen of vraagstukken: Het doel is een optimale gezamenlijke aanpak ter ondersteuning aan gemeenten voor problemen die niet alleen lokaal zijn. Daarom liggen de volgende vraagstukken aan u voor: 1. Is dit concept Regionaal Beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 voldoende herkenbaar voor De Wolden? 2. Biedt dit concept Regionaal Beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 voldoende kaders en ruimte om op Woldens niveau invulling te geven aan de uitvoering van het eigen Integraal Veiligheidsbeleid? Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: De basis van het beleidsplan vormt de inventarisatie van de prioriteiten in de aanpak van veiligheid van alle 59 gemeenten. Deze prioriteiten zijn samengebracht met de landelijke gemeenschappelijke veiligheidsagenda en getoetst aan het veiligheidsbeeld Noord-Nederland. Dit heeft geresulteerd in vijf gemeenschappelijke prioriteiten: • Jeugd en veiligheid;
Pagina 1 van 3
• • • •
Geweld (inclusief straatroven, overvallen, huiselijk geweld, uitgaansgeweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak); Woninginbraken; Grootschalige incidenten en evenementen; Georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit.
Ten opzichte van het voorgaande beleidsplan is er 1 prioriteit toegevoegd: grootschalige incidenten en evenementen. De gekozen prioriteiten komen nadrukkelijk niet in de plaats van andere lokale prioriteiten. Het zijn thema’s die extra aandacht vragen en waarop we forse winst willen boeken door samen te werken. Telkens wordt het volgende voor ogen gehouden: • Wat lokaal kan, doen we lokaal en wat regionaal beter kan, pakken we regionaal samen op; • Politiek primaat voorop: inzet op lokale prioriteiten (raden) en landelijke (minister); • Aantoonbare impact: niet de inspanning telt, maar het resultaat; • Voelbaar (daders), herkenbaar (slachtoffers) en merkbaar (de samenleving); • Oplossingsgericht en informatiegestuurd; • Smeden van een brede veiligheidscoalitie; • Lokale contextgedreven veiligheidsaanpak; • Meer publiek vertrouwen; • Slachtoffers centraal; • Niet zaaksgericht maar persoonsgerichte aanpak; • Bestuursrechtelijke aanpak. Dit Regionaal Beleidsplan sluit goed aan op het lokale Integraal Veiligheidsbeleid 20102014. Daarin is al aangegeven dat er op het terrein van veiligheid steeds meer en vaker wordt samengewerkt met veiligheidspartners en andere gemeenten. Ook wordt benoemd dat een integrale aanpak van veiligheidsmaatregelen ruimte biedt voor repressief optreden en voor het ontwikkelen van preventief beleid om ongewenst gedrag te voorkomen. Op dit moment is nieuw Integraal Veiligheidsbeleid in ontwikkeling. De verwachting is dat op gebied van samenwerking het huidige beleid wordt voortgezet. Kanttekeningen/risico’s Het RBPO heeft in mei 2013 een sterkteverdeling over de nieuwe basisteams vastgesteld. Deze is vastgelegd in de formatie voor de nieuwe politie-eenheid. Het RBPO besloot om de nieuwe sterkteverdeling gefaseerd in te voeren. In deze fasering beweegt de feitelijke sterkte van de basisteams in een periode van 3 tot 4 jaar in drie stappen naar de verdeling vastgelegd in de formatie. Het concept beleidsplan bevat de sterkte en de afspraken. Voor het basisteam Zuidwest Drenthe wijzigt de operationele politiesterkte niet. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: N.v.t. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: U heeft de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.
Pagina 2 van 3
Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) Alle gemeenteraden in Noord-Nederland worden gehoord voor 31 oktober. Fatale termijnen: Uiterlijk 31 oktober aanstaande dient het horen van gemeenteraden te zijn afgerond. Op 20 november aanstaande wordt het plan besproken in het RBPO. Aanpak en uitvoering: Na het horen van de gemeenteraden moet worden vastgesteld of het plan de instemming heeft van zowel de Hoofdofficier van Justitie als alle burgemeesters in Noord-Nederland. Dit is een verplichting uit de politiewet (art. 39, lid 1). In NoordNederland gebeurt dit door een RBPO. Bijlagen: − Aanbiedingsbrief; − Regionaal beleidsplan Veiligheid 2015-2018 Noord-Nederland.
Zuidwolde, 17 oktober 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 3 van 3
Ontwerp Nr.
XV / 7
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2014;
Besluit:
1. Kennis nemen van het concept Regionaal Beleidsplan Veiligheid 2015 – 2018; 2. Ongewijzigd in te stemmen met het concept beleidsplan.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
Postadres
Telefoon
Behandeld door Direct nummer
Postbus 107 9400 AC Assen 0900-8844
C.J. van Bruxvoort 06 – 50 27 44 44
Datum
Onderwerp
Blad Bijlage(n)
28 augustus 2014
Aan: de burgemeesters van alle gemeenten in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe
Horen gemeenteraden over concept Regionaal Beleidsplan Veiligheid 2015-2018 Noord-Nederland 1 van 2 1
Geachte dames en heren,
Tijdens het Regionaal Bestuurlijk Politie Overleg Noord-Nederland (RBPO) van 15 mei jl. hebben wij het concept Regionaal Beleidsplan 2015-2018 Noord-Nederland besproken. Uitgangspunt is dat het plan goed moet aansluiten op ons eerste gezamenlijke beleidsplan 2013-2014. Vervolgens is er in juni landelijk consensus bereikt over de Gemeenschappelijke Veiligheidsagenda in het zgn. art.19-overleg tussen de Minister van Veiligheid en Justitie, de regioburgemeesters en de voorzitter van het college van PG’s. Deze afspraken zijn waar mogelijk verwerkt in voorliggend concept, bv waar het gaat om de noordelijke ambities met betrekking de zogenaamde High Impact Crimes. Op een aantal landelijke thema’s zoals cybercrime, kinderporno en fraude volgt dit najaar nog een kwantitatieve uitwerking per regionale politie-eenheid. Graag wil ik u nu verzoeken om cf. art 38 lid 2 van de Politiewet net als twee jaar geleden uw gemeenteraad te horen over dit concept beleidsplan (bijgevoegd). Inhoud beleidsplan Basis voor het beleidsplan vormt de inventarisatie van de prioriteiten in de aanpak van veiligheid van alle 59 gemeenten. De prioriteiten zijn samengebracht met de landelijke gemeenschappelijke veiligheidsagenda en getoetst aan het veiligheidsbeeld NoordNederland. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in vijf gemeenschappelijke prioriteiten voor de komende jaren 2015 -2018, te weten: Jeugd en Veiligheid; Geweld (incl. straatroof, overvallen, huiselijk geweld, uitgaansgeweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak); Woninginbraken; Grootschalige incidenten en evenementen; Georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit. Uitgangspunt voor dit regionaal beleidsplan vormt het adagium: “wat lokaal kan, doen we lokaal en wat regionaal beter kan, pakken we regionaal samen op”. Ten opzichte van het vorige beleidsplan is er 1 prioriteit aan toegevoegd: grootschalige incidenten en evenementen. Het plan bevat samenwerkingsafspraken om de gezamenlijke ambities voor de aanpak van onveiligheid waar te maken. Het geeft kaders aan en biedt zo ruimte voor verdere uitwerking en inkleuring door de lokale driehoeken. Het doel is een optimale gezamenlijke aanpak ter ondersteuning aan gemeenten voor problemen die niet enkel lokaal zijn. Daarom doe ik u ook de suggestie de gemeenteraad vooral te horen over de volgende vraagstellingen:
2 van 2
Blad
(1) Is dit concept Regionaal Beleidsplan Noord-Nederland 2015 - 2018 voldoende herkenbaar? (2) Biedt dit concept Regionaal Beleidsplan Noord-Nederland 2015 - 2018 voldoende kaders alsook ruimte om op lokaal niveau invulling te geven aan de uitvoering van het eigen gemeentelijke integrale veiligheidsplan. Sterkte-verdeling Conform artikel 39 van de politiewet dient het regionaal beleidsplan in ieder geval de verdeling van de beschikbare politiesterkte te bevatten. Het RBPO heeft in mei 2013 een sterkteverdeling over de nieuwe basisteams vastgesteld. Deze is vastgelegd in de formatie voor de nieuwe politie-eenheid. Het RBPO besloot om de nieuwe sterkteverdeling gefaseerd in te voeren. In deze fasering beweegt de feitelijke sterkte van de basisteams in een periode van 3 tot 4 jaar in drie stappen naar de verdeling vastgelegd in de formatie. Het concept beleidsplan bevat de sterkte cf. deze afspraken. In het regionaal tijdpad is voorzien dat het horen van de gemeenteraden uiterlijk vrijdag 31 oktober a.s. is afgerond. Het verzoek is om de reactie van uw gemeenteraad zo spoedig mogelijk via uw veiligheidsadviseur/AOV’er te sturen naar een van de onderstaande personen: Rija Blaauw: Aat Jan de Jong: Claire de Jong:
[email protected] [email protected] [email protected]
Cf. art.39, lid 1 van de politiewet dient na het horen van de gemeenteraden te worden vastgesteld of dit plan de instemming heeft van zowel de Hoofdofficier van Justitie als alle burgemeesters in Noord-Nederland. Dit gebeurt in Noord-Nederland net als vorige keer door middel van het RBPO en is gepland op 20 november a.s. In het vertrouwen u hiermee vooralsnog voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet,
De heer Ruud Vreeman Regioburgemeester eenheid Noord-Nederland Bestuurlijk portefeuillehouder Regionaal Beleidsplan 2015-2018 Noord-Nederland
- CONCEPT – Versie 28 augustus 2014
Regionaal beleidsplan Veiligheid 2015-2018 Noord-Nederland
Voorwoord Voor u ligt het Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord-Nederland 2015-2018. De samenwerking tussen gemeenten, politie en Openbaar Ministerie in Noord-Nederland is al in 2013 goed van start gegaan met het eerste regionaal veiligheidsplan. In de samenwerking hebben we ons gericht op de aanpak van veiligheidsproblemen die grensoverschrijdend zijn en/of door gemeenten en veiligheidspartners breed ervaren worden. In de beleidsperiode 2013 – 2014 is de samenwerking intensiever geworden en is een bestuursstructuur ontwikkeld waarin burgemeesters, politie en OM elkaar vinden en afspraken maken. Het Regionaal Bestuurlijk Politie Overleg en de lokale gezagsdriehoeken krijgen steeds meer vorm en inhoud. Dat is een basis waar we de komende beleidsperiode op kunnen voortbouwen. Noord-Nederland is een uniek gebied met specifieke kenmerken qua infrastructuur en problematiek: steden met grootstedenproblematiek, kleine dorpen en buurtschappen, uitgestrekte gebieden met veel (water)recreatie, de Waddeneilanden én problematiek rondom de aardbevingen. In dit diverse gebied zijn er op het terrein van veiligheid raakvlakken, maar is er ook differentiatie in veiligheidsproblemen. De kracht van het regionaal beleidsplan is, dat daar waar raakvlakken zijn, we in het Noorden gezamenlijk optrekken; efficiënt en effectief. Dit gebeurt uiteraard altijd met aandacht en respect voor de specifieke problemen in een stad, dorp of gebied. Het motto voor de komende periode is co-creatie! In co-creatie willen we vorm en inhoud geven aan veiligheid. De eigen verantwoordelijkheid van inwoners staat daarbij voorop. Gelijktijdig zullen we een nieuwe invulling geven aan een rol, waarin bestuur en veiligheidspartners samen met betrokken partijen aan de slag gaan met het verbeteren van de veiligheid. Dat betekent dat gemeenten, politie en OM zaken op het terrein van veiligheid anders moeten gaan (samen)werken. Co-creatie zal betekenen dat er meer ruimte komt voor verschil in de wijze waarop wijken, dorpen en steden direct betrokken zijn bij de oplossing van veiligheidsvraagstukken. Dit plan geeft richting aan de doelstellingen en activiteiten op het terrein van veiligheid van de 59 gemeenten in Drenthe, Fryslân en Groningen, het Openbaar Ministerie en de Politie-eenheid NoordNederland. Het plan is van onderop tot stand gekomen. De lokale prioriteiten van de gemeenten vormden de basis. Tevens past dit plan binnen de gemeenschappelijke veiligheidsagenda die landelijk is opgesteld door de Minister van V&J, de regioburgemeesters en het College van PGs. Dit regionaal beleidsplan veiligheid vormt een gemeenschappelijk kader voor Noord-Nederland: het geeft kaders voor de ambities die we gezamenlijk van belang vinden voor het gehele gebied, maar biedt ook ruimte voor een verdere uitwerking en inkleuring door de lokale driehoeken. Het is een uitdagende en grote opgave om met 59 gemeenten, politie en Openbaar Ministerie gezamenlijk beleid te bepalen dat ertoe bijdraagt dat het Noorden van Nederland een veilige omgeving is en blijft voor inwoners, bezoekers en bedrijven. De Burgemeesters HF v. Oosterhout, G. Gerbrandy, A de Hoop, HK Pot, C Abbenhues, HP Bakker, J Snijder, MLJ Out, BJ Bouwmeester, S Heldoorn, A Aalberts, FH Wiersma, R de Groot, EA Groot, M Waanders, M v. Beek, C Bijl, W v.d. Berg, F Veenstra, RM Vreeman, KB Dijkstra, JG Vlietstra, WR Sluiter, TJ v.d. Zwan, G Krol, K Loohuis, F de Jong, B Bilker, BC Hoekstra, FJM Crone, JRA Boertjens, J Liemburg, A Rodenboog, H Kosmeijer, T v. Mourik, EA v. Zuijlen, JC Westmaas, J Broertjes, JH v.d. Laan, P Smit, H Oosterman, M Jager-Wöltgens, M Schollema, S Stellinga, T Bekkum, GJ ten Brink, BAH Galama, H Apotheker, NA v.d. Nadort, R Bats, P Adema, EJ ter Keurs, S Swierstra, LAM Kompier, E Schadd, H Jager, G v. Klaveren, MAP Michels en LK Swart en Hoofdofficier van Justitie JR Eland en Politiechef Noord-Nederland OR Dros.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
2
Fotopagina burgemeesters
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
3
Inhoudsopgave 1.
BESCHOUWINGEN ..................................................................................................................................... 5
2.
BESTUURLIJKE SAMENVATTING............................................................................................................. 7
3.
SAMEN WERKEN AAN VEILIGHEID IN NOORD-NEDERLAND ............................................................... 8
4.
GEZAMENLIJKE PRIORITEITEN IN NOORD NEDERLAND ..................................................................... 9
5.
6.
7.
4.1.
JEUGD EN VEILIGHEID ............................................................................................................... 11
4.2.
GEWELD ....................................................................................................................................... 12
4.3.
WONINGINBRAKEN .................................................................................................................... 14
4.4
GROOTSCHALIGE INCIDENTEN EN EVENEMENTEN .............................................................. 15
4.5
GEORGANISEERDE (ONDERMIJNENDE) CRIMINALITEIT ...................................................... 16
NOORDELIJKE VERTALING LANDELIJKE VEILIGHEIDSTHEMA’S ..................................................... 18 5.1
CYBERCRIME .............................................................................................................................. 18
5.2
FRAUDE ....................................................................................................................................... 18
5.3
KINDERPORNO............................................................................................................................ 18
STRATEGISCHE UITGANGSPUNTEN ..................................................................................................... 20 6.1
UITBOUWEN BREDE VEILIGHEIDSCOALITIE........................................................................... 20
6.2
LOKALE CONTEXTGEDREVEN VEILIGHEIDSAANPAK ........................................................... 21
6.3
AANPAK ALCOHOL-/ DRUGSGEBRUIK EN SOCIALE PROBLEMATIEK................................ 22
6.4
SLACHTOFFERS CENTRAAL ..................................................................................................... 23
6.5
PERSOONSGERICHTE AANPAK ............................................................................................... 24
6.6
BESTUURSRECHTELIJKE AANPAK .......................................................................................... 25
STERKTEVERDELING EENHEID NOORD-NEDERLAND ....................................................................... 27
BIJLAGE 1: VERDELING POLITIESTERKTE NOORD-NEDERLAND ................................................................ 28 BIJLAGE 2: VERDELING OPERATIONELE POLITIESTERKTE BASISTEAMS EN DISTRICTSRECHERCHE 29 BIJLAGE 3: VEILIGHEIDSBEELD NOORD-NEDERLAND .................................................................................. 30 BIJLAGE 4: GEOGRAFISCH KAART BASISTEAMS .......................................................................................... 32
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
4
1.
Beschouwingen
Korte terugblik In het vorige regionaal beleidsplan hebben we de intentie uitgesproken om samen veiligheidsvraagstukken op te gaan lossen. Dit heeft er o.a. toe geleid dat er een betere samenwerking is ontstaan tussen de drie veiligheidshuizen in Noord-Nederland en dat er samen wordt gewerkt aan het thema veilige publieke taak. We constateren ook dat door de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit via het RIEC-N meer gemeenten een betere informatiepositie hebben opgebouwd. Het nieuwe samenwerkingsverband Noord-Nederland heeft geleid tot ontwikkelingen op diverse thema’s. Veel veiligheidsonderwerpen zijn in noordelijk verband opgepakt en waar dat aan de orde is ook op lokaal niveau geïntensiveerd, zowel preventief als repressief. Dit heeft op meerdere thema’s een positief resultaat gehad op de criminaliteitscijfers, maar helaas (nog) niet overal. Met name de woninginbraken blijken in het Noorden een hardnekkig probleem. Deze thema’s verdienen nog steeds onze gezamenlijke intensieve aandacht en hebben daardoor nog steeds hoge prioriteit. Naast deze bestaande veiligheidsthema’s doen zich ook nieuwe fenomenen voor, zoals de groei van outlaw motorgangs en de rol van social media in het ontstaan van hypes waaruit rellen, onverwachte toestroom van mensen of maatschappelijke onrust kunnen voortkomen. Maar ook het groeiende aantal evenementen en de betaalde voetbalclubs brengen de nodige openbare orde risico's met zich mee en leggen een claim op de politiecapaciteit. We hebben geleerd van het verleden en werken aan een scherpe en alerte houding ten aanzien van ontwikkelingen die mogelijk impact hebben op veiligheid. Deze ontwikkelingen zullen we daarom goed monitoren, om daar waar nodig adequaat te kunnen optreden. Dit betekent dat een optimale informatiehuishouding voorhanden dient te zijn. De komende jaren zullen we ons nog meer moeten richten op dergelijke ontwikkelingen. Dit met de slagkracht vanuit bestuursrecht en strafrecht. Context 2015 is het eerste jaar van een nieuwe bestuursperiode van gemeentebesturen, waarbij politieke verschuivingen een wezenlijke invloed kunnen hebben op beleid. Dit is ook een tijd waarin grote veranderingen afkomen op gemeenten, immers de drie grote decentralisaties zijn een feit, inclusief de bezuinigingsopgave. Tegelijkertijd hebben de vorming van de Nationale Politie en de ontwikkeling van het Openbaar Ministerie nog meer dan in het verleden effect op het stellen van prioriteiten. Bezuinigingen en taakstellingen op diverse fronten vragen enerzijds om meer en betere afstemming op prioriteiten en anderzijds om afgestemde veelal gezamenlijke inzet van veiligheidsvraagstukken. Een gemeenschappelijke veiligheidsagenda Met de komst van de nationale politie zijn de rollen en verantwoordelijkheden binnen het politiebestel gewijzigd. De burgemeesters en officieren van justitie hebben en houden het gezag over de politie. De minister van Veiligheid en Justitie is politiek verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de nationale politie. De korpschef is belast met het beheer. Tenslotte stelt de minister de landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie vast, gehoord hebbende de regioburgemeesters en het college van procureurs-generaal. Vanuit deze gezamenlijke verantwoordelijkheid is op 30 juni 2014 een gemeenschappelijke veiligheidsagenda opgesteld, waarin aan de hand van gezamenlijk vastgestelde thema’s afspraken gemaakt zijn over de bijdrage van een ieder aan de aanpak van deze veiligheidsproblemen. De gezagen zijn daarbij verantwoordelijk voor de sturing op de inzet van de politie. De minister zorgt voor de juiste randvoorwaarden. De gemeenschappelijke veiligheidsagenda richt zich op de aanpak van maatschappelijke veiligheidsproblemen die zowel landelijk als lokaal spelen en waarop afstemming nodig is voor een zo optimaal mogelijk resultaat. Landelijke en lokale/regionale afspraken dienen elkaar te versterken. De uitdaging voor de periode 2015-2018 is te komen tot versterkte integrale samenwerking. Het gaat niet alleen om de strafrechtelijke aanpak, maar ook om de bestuurlijke aanpak, de preventie en om de combinatie van dwang, drang en zorg. Dit vereist nauwe samenwerking op lokaal niveau tussen politie, OM en gemeenten, waaronder een goede aansluiting tussen de sociale wijkteams, zorg- en strafrechtketen en tussen ZSM en de veiligheidshuizen. Belangrijke voorwaarden hiertoe zijn ruimte voor lokale regie en maatwerk en het samen kiezen en strategie bepalen. Om dit te kunnen realiseren investeren we in een integraal beeld door informatiedeling en gezamenlijke analyse.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
5
De gezamenlijke ambitie zit in het leveren van een bijdrage aan de veiligheid door samenwerking tussen organisaties die een rol hebben in het veiligheidsdomein. De focus ligt op versterking van de integrale aanpak op alle niveaus, het bevorderen van de preventie, het terugdringen van recidive en het verhogen van de pakkans. De veiligheidsagenda geeft per veiligheidsthema de focus op de aanpak en de bijdragen van de partners. De afspraken die gelden voor de eenheid Noord-Nederland, zijn in dit beleidsplan opgenomen. Aan enkele van deze prestatieafspraken en de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten per jaar die daarbij horen, wordt nu nog gewerkt. Deze zullen in een later stadium in dit regionaal beleidsplan worden verwerkt. De prestatieafspraken voor de zogenaamde high-impact-crimes zijn van onderop door de regionale gezagen geformuleerd. Op woninginbraken, straatroven en overvallen zijn noordelijke doelstellingen geformuleerd, die zich richten op een daling van het aantal misdrijven en een stijging van het ophelderingspercentage. Voor de overige prioriteiten zijn de landelijke doelstellingen opgenomen en deze worden op een later tijdstip vertaald naar noordelijke doelstellingen. Wezenlijk onderdeel van de veiligheidsagenda is de aanpak op gebied van zorg en hulpverlening. De drie grote decentralisaties zijn vanaf 2015 een feit, inclusief een forse bezuinigingsopgave. Dit betekent dat gemeenten ook regie voeren op de aanpak van diverse groepen die in het kader van de veiligheid ook bij ons bekend zijn, zoals overlastgevende en criminele jeugd, verslaafde dak- en thuislozen, ernstige overlastgevers, verwarde personen, etc. Er wordt gewerkt vanuit de visie: één gezin/persoon, één plan en één coördinerend sociaal werker, maar ook vanuit de zelfredzaamheid van een persoon. Deze werkwijze is ons niet vreemd, immers binnen de veiligheidshuizen werken de strafketen en zorgketen al geruime tijd op deze manier. Wel moeten we beducht zijn op de kwetsbare personen/groepen in de samenleving die voor veel overlast zorgen en criminaliteit veroorzaken. Een goede opschaling van de aanpak van de sociale wijkteams naar specialistische teams, bijvoorbeeld het veiligheidshuis, moet gewaarborgd zijn. Er is een sterke beweging op ambulantisering, de bezuinigingen in het sociale domein leiden tot minder budget. Dit brengt risico’s op overlast en onveilige situaties met zich mee. De samenwerking met de sociale wijkteams bij signalen die worden opgepikt vanuit de veiligheidsketen/politie, zijn cruciaal om escalaties te voorkomen. Binnen de diverse paragrafen in dit document besteden wij aandacht aan de drie decentralisaties per thema.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
6
2.
Bestuurlijke samenvatting
Veiligheid komt niet vanzelf. Een veilige buurt, dorp of stad ontstaat pas als we er samen aan werken. Niet alleen politie, justitie en bestuur, maar ook ouders, ondernemers, scholen en maatschappelijke organisaties spelen in toenemende mate een rol bij het bevorderen van de veiligheid. Samenwerking levert meer op dan wanneer we afzonderlijk op eigen kracht onveiligheid en criminaliteit aanpakken. Overigens vragen de veiligheidsproblemen zélf om samenwerking. Problemen houden zich niet aan de grenzen van één gemeente. En waar ze dat wel doen, zijn ze meestal sterk vergelijkbaar met die van de buren. De veiligheidspartners maken met dit Regionaal Beleidsplan Veiligheid afspraken op een aantal gezamenlijke prioriteiten die door de 59 gemeenten zijn aangedragen op basis van de problemen die lokaal worden ervaren en op basis van de landelijke gemeenschappelijke veiligheidsagenda. De grootste gemene deler van de gemeentelijke prioriteiten is gecombineerd met de prioriteiten uit de gemeenschappelijke veiligheidsagenda. Dit alles leidt tot vijf prioriteiten die we de komende vier jaren in Noord-Nederland voorop stellen en een noordelijke doorvertaling van vier landelijke veiligheidsthema’s. De vijf noordelijke prioriteiten zijn: • jeugd en veiligheid; • geweld; • woninginbraken; • grootschalige incidenten en evenementen; • georganiseerde criminaliteit. In aanvulling op de noordelijke prioriteiten worden vanuit de gemeenschappelijke veiligheidsagenda cybercrime, fraude en kinderporno doorvertaald in een noordelijke aanpak. De uitwerking van elke genoemde prioriteit begint met een korte terugblik op resultaten en ontwikkelingen uit de achterliggende periode en daarna volgt welke ambitie we nastreven en welke afspraken nodig zijn om dit te realiseren. Overmatig alcohol- en/of drugsgebruik vormen veelal de basis van veiligheids- en gezondheidsproblemen en er zijn overlastmeldingen waarachter een bredere sociale problematiek schuilgaat. Reden om de aanpak van beide problematieken mee te nemen in de noordelijke samenwerking. De gekozen prioriteiten komen nadrukkelijk niet in de plaats van andere lokale prioriteiten. Het zijn thema’s die extra aandacht vragen en waarop we forse winst willen boeken door samen te werken. Telkens willen we daarbij voor ogen houden dat, wat lokaal kan, we ook lokaal doen en wat regionaal beter kan, pakken we regionaal samen op. Daarbij telt niet alleen de inspanning, maar vooral het resultaat en dat moet voelbaar zijn voor daders, herkenbaar voor slachtoffers en merkbaar voor de samenleving. Onze uitgangspunten hierbij zijn: • het uitbouwen van de brede veiligheidscoalitie; • lokale contextgedreven veiligheidsaanpak; • aanpak alcohol-/drugsgebruik en sociale problematiek; • slachtoffers centraal; • persoonsgerichte aanpak • bestuursrechtelijke aanpak.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
7
3.
Samen werken aan veiligheid in Noord-Nederland
Zoals in de Politiewet is aangegeven stellen de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie, met inachtneming van de landelijke doelstellingen, het gezamenlijk beleid van de eenheid NoordNederland en de verdeling van de beschikbare politiesterkte vast. Dit regionale beleidsplan voor Noord-Nederland vormt het gezamenlijke kader van de 59 gemeenten, het OM en de politie. Het concept van dit plan is, voorafgaand aan de vaststelling, door de burgemeesters ter consultatie aan de gemeenteraden voorgelegd. Wat willen we bereiken? Gezamenlijke ambitie We willen dat Noord-Nederland een veilige omgeving is en blijft voor inwoners, bezoekers en bedrijven. Dat kan alleen als we als veiligheidspartners vertrouwen geven aan burgers en bedrijven en andersom dat zij vertrouwen hebben in ons als veiligheidspartners. Om dit vertrouwen verder te vergroten, blijven we op tal van onderwerpen verbinding zoeken. We staan midden in de samenleving en vragen van onze samenleving eigen initiatief en bijdrage bij de aanpak van veiligheidsvraagstukken. We geven invulling aan de integrale aanpak van gezamenlijk ervaren veiligheidsproblemen. Onze ambities zijn hoog. Meer veiligheid, meer betrokkenheid en meer vertrouwen in elkaar. Onveiligheid trekt zich weinig aan van gemeentegrenzen. Veel lokale problemen strekken zich ook uit tot (ver) buiten de gemeente. Afhankelijk van de problematiek vraagt dit naast een lokale aanpak ook om districtelijke, noordelijke of landelijke samenwerking. Samenwerking dus als resultante van de stapeling van lokale problemen en als aanvulling op de plaatselijke inspanningen van gemeenten, OM en politie. De landelijke schaal waarop politie en OM zijn georganiseerd, biedt in dit kader voordelen: landelijke deskundigheid kan worden aangewend voor lokale problemen en bij grote zaken of calamiteiten kan bovenlokaal capaciteit worden ingezet (vanuit de andere basisteams, districten, of zelfs vanuit het land). De basisteamchef is gemandateerd om onder het gezag van de driehoek politiecapaciteit aan te wenden voor geprioriteerde veiligheidsproblemen. Om onze ambities te realiseren, zijn we steeds meer afhankelijk van elkaar. Gemeenten, OM en politie werken intensief samen met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties en verenigingen aan de aanpak van onveiligheid en overlast in de eigen leefomgeving. Wij gaan er vanuit dat we in co-creatie de komende jaren meer vanuit initiatieven van onze inwoners in samenwerking aan veiligheid gewerkt gaat worden. Vanuit deze optiek hebben gemeenten de lokale regie op probleemgerichte aanpak en verantwoordelijkheid voor de bovenlokale en regionale afstemming tussen veiligheidspartners en andere gemeenten. Informatie en analyse Centraal in de ontwikkeling van een adequaat integraal veiligheidsbeleid staat de opbouw van een goede informatiepositie en analyse. Afstemming en structurering van de informatievoorziening is de basis voor het maken van de juiste keuzes in de gemeenschappelijke aanpak van problemen. Deze keuzes zijn de basis voor een efficiënte inzet van capaciteit en middelen; informatiegestuurde veiligheidszorg. Hiervoor zijn objectieve informatie gecombineerd met subjectieve informatie van belang. Veiligheidspartners beschikken elk over specifieke informatie en hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De komende jaren wordt meer geïnvesteerd in het inwinnen van informatie: welke problemen spelen er, welke informatie is nodig, etc. Informatieproducten zijn de basis voor besluitvorming (prioriteiten) op noordelijk en lokaal niveau.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
8
4.
Gezamenlijke prioriteiten in Noord Nederland
Meer resultaat door samenwerking Het aanpakken van onveiligheid doen we gezamenlijk: lokaal, regionaal en landelijk. De gemeente bepaalt samen met haar partners de lokale prioriteiten. Op landelijk niveau is door de minister, de regioburgemeesters en het college van procureurs-generaal een gemeenschappelijke veiligheidsagenda opgesteld, met gezamenlijk vastgestelde thema’s en afspraken over ieders bijdrage aan de aanpak van deze veiligheidsproblemen. In Noord-Nederland willen we door samenwerking doelen realiseren. Veel gemeentelijke prioriteiten komen overeen. En niet toevallig zijn dit voor een groot deel ook de landelijke prioriteiten. Door op deze gezamenlijke prioriteiten verregaand samen op te trekken, ontstaat een grotere effectiviteit van de aanpak. Dit gegeven vormt het uitgangspunt voor dit regionaal beleidsplan. Onze gezamenlijke ambities en aanpak hebben we hierin vastgelegd. Gemeenschappelijke prioriteiten in Noord-Nederland De lokale prioriteiten van alle 59 gemeenten en de input vanuit politie en OM vormen de basis voor dit beleidsplan. Deze prioriteiten en de landelijke prioriteiten van politie en OM zijn gebundeld en gerangschikt conform de veiligheidsthema’s van het VNG-model ‘Kernbeleid Veiligheid’ in een totaaloverzicht van prioriteiten (zie tabel pagina 10). De grootste gemene deler van deze prioriteiten komt overeen met de veiligheidsthema’s in de landelijke veiligheidsagenda. De meest voorkomende lokale prioriteiten en de landelijke veiligheidsagenda leiden, samen met de impact op slachtoffers als belangrijke graadmeter en gebeurtenissen uit het recente verleden, tot de gemeenschappelijke prioriteiten in Noord-Nederland. Deze keuze wordt ondersteund door het veiligheidsbeeld (bijlage 3). In Noord-Nederland komen we voor de periode 2015-2018 uit op de volgende gemeenschappelijke prioriteiten: • Jeugd en veiligheid; • Geweld; • Woninginbraken; • Grootschalige incidenten en evenementen; • Georganiseerde criminaliteit. Behoudens de georganiseerde criminaliteit kan bij deze prioriteiten de conclusie worden getrokken dat veelal overmatig alcohol- en/of drugsgebruik de basis vormt van veiligheids- en gezondheidsproblemen. Een andere punt dat mogelijk meer gezamenlijke aandacht vraagt, zijn overlastmeldingen waarachter een bredere sociale problematiek schuilgaat. Reden om de aanpak van beide problematieken mee te nemen in de noordelijke samenwerking (hoofdstuk 6.3). De gemeenschappelijke prioriteiten komen nadrukkelijk niet in de plaats van de lokale prioriteiten, maar zijn een weergave van de thema’s waarop we willen samenwerken en die extra aandacht vragen. Landelijk zijn ondermijnende criminaliteit, cybercrime, fraude, kinderporno en High Impact Crimes (waaronder jeugd) benoemd als prioritaire thema’s. Deze overlappen grotendeels met de noordelijke gemeenschappelijke prioriteiten. Jeugd en veiligheid, geweld en woninginbraken passen binnen de landelijke definitie van High Impact Crimes. Ondermijnende criminaliteit vertoont veel raakvlakken met georganiseerde criminaliteit. Realisatie van de landelijke ambities is alleen mogelijk als er in de eenheden, in samenwerking met partners, invulling aan wordt gegeven. De landelijke doelstellingen zijn daarom integraal opgenomen in dit beleidsplan, deels verweven met de noordelijke thema’s en voor zover relevant doorvertaald in een noordelijke aanpak. Het uitgangspunt is, dat er substantiële ruimte blijft in de beschikbare politiecapaciteit voor de realisatie van lokale afspraken over de inzet van politie. Hoe willen we dit realiseren? De veiligheidspartners maken bindende afspraken op de gezamenlijke prioriteiten. Het regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 geeft hiervoor de kaders aan. Om doelen te bereiken en de effectiviteit van de aanpak te vergroten, gaan we uit van: • dat wat lokaal kan, doen we lokaal en dat wat regionaal beter kan, pakken we samen op; • politiek primaat voorop: inzet op lokale prioriteiten (raden) en landelijke (minister); • aantoonbare impact: niet de inspanning telt, maar het resultaat;
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
9
• • • • • •
voelbaar (daders), herkenbaar (slachtoffers) en merkbaar (de samenleving); lokale contextgedreven veiligheidsaanpak; onderhouden en uitbouwen van een brede veiligheidscoalitie; oplossingsgericht en informatiegestuurd samenwerken op de prioriteiten; persoonsgerichte aanpak bestuursrechtelijke aanpak.
Totaaloverzicht prioriteiten
5. Assen
1
6. Bedum
1
7. Bellingwedde
1
8. Borger-Odoorn
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
15. Dongeradeel
1
1
1
1
1
1
1
16. Eemsmond 17. Emmen 18. Ferwerderadiel 19. Franekeradeel 20. Groningen
1
21. Grootegast
1
1
23. Harlingen
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1 1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
0
1
1 1
1
1
1
34. Marum
1
1
1
1
1
1
1
1
33. Loppersum
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1 1
1 1
1
1
1
0
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
32. Littenseradiel
35. Menameradiel
1
1
1
1
30. Leeuwarden 31. Leeuwarderadeel
1
1
1
24. Heerenveen 25. Het Bildt 26. Hoogeveen 27. HoogezandSappemeer 28. Kollumerland en Nieuwkruisland 29. Leek
1 1
1 1
22. Haren
georganiseerde criminaliteit 1 1
1
14. Delfzijl
1
1
11. De Fryske Marren
13. De Wolden
1
1
10. Dantumadiel 12. De Marne
1
1
1
9. Coevorden
overlast en criminaliteit door jeugd(groepen)
Veilige evenementen
hotspot: bedrijventerreinen
1
1 1
1
1
1
1
1
1 1
aanpak illegaliteit en vreemdelingen
1
4. Appingedam
1 1
5. Integriteit en veiligheid
polarisatie en radicalisering
1
4. Fysieke veiligheid
verkeersveiligheid/ alcohol in het verkeer
2. Achtkarspelen
hotspot: centrum/ uitgaansgebied/ veilig uitgaan - link met uitgaansgeweld
veiligheidsgevoel
dierenmishandeling
1
1
1. Aa en Hunze 3. Ameland
Geweld incl. straatroven, overvallen, huiselijk geweld en uitgaansgeweld 1
1
vernieling
1
fietsendiefstal
woninginbraken
1
autokraak
alcohol/drugoverlast
gemeente
3. Jeugd en Veiligheid
2. Bedrijvigheid en Veiligheid
1. Veilige woon- en leefomgeving
algemene overlast
prioriteiten 2015-2018 (indeling volgens Kernbeleid Veiligheid)
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
36. Menterwolde 37. Meppel
1
38. Midden-Drenthe
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
39. Noordenveld 40. Oldambt 41. Ooststellingwerf
1
1
1
1
42. Opsterland
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
43. Pekela 44. Schiermonnikoog 45. Slochteren 46. Smallingerland 47. Stadskanaal 48. Súdwest-Fryslân 49. Ten Boer 50. Terschelling 51. Tynaarlo 52. Tytsjerksteradiel 53. Veendam 54. Vlagtwedde 55. Vlieland 56. Westerveld 57. Weststellingwerf 58. Winsum 59. Zuidhorn TOTAAL Politie Openbaar Ministerie
1 1 1
1
1
1 1 1
1
1
1 1 1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
18
51
1 26
40
4
5
2
41
1
1
1
1
27
1
1
1 1
1
0
3
17
1
1 1
17
16
1
1
1
1
1
1
1
1
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
10
4.1. Jeugd en veiligheid De veiligheid in de toekomst ligt bij de jeugd van nu. De gedachte hierachter is dat als jeugdigen opgroeien in een veilige omgeving, ze minder snel overlast zullen veroorzaken of het criminele circuit in gaan. Overlast is subjectief, zeer contextafhankelijk en de mate waarin het wordt ervaren, verschilt per persoon. Niettemin geven we in heel Noord-Nederland de aanpak van jeugdoverlast een hoge prioriteit. Terugblik Met het grootste deel van de jongeren in Noord-Nederland gaat het goed. Het feit dat in het Noorden de aantallen jeugdige delinquenten en overlastmeldingen afnemen, bevestigt dit beeld. Overigens is in enkele gemeenten juist wel een toename van meldingen overlast. We hebben wel zorgen over de relatief kleine groep jongeren waar het niet goed mee gaat. Het beeld is dat het aantal risicojongeren of hun impact op de veiligheid(sbeleving) niet kleiner is geworden. Armoede, afkomst gecombineerd met onderwijsachterstand en een weinig perspectief op werk vergroten de kans dat deze kwetsbare groep jongeren in de criminaliteit komt. Ontwikkelingen Jongeren plegen in wisselende samenstellingen strafbare feiten en zijn regelmatig actief in een breed spectrum van criminele activiteiten. Een groepsgerichte aanpak alleen is hierdoor niet langer effectief, maar er is een combinatie met probleem- en dadergerichte benadering nodig. Verder nemen ook de ontwikkelingen op internet een hoge vlucht. Jongeren groeien op in een tijd waarin het ‘world wide web’ vast onderdeel is van hun ontwikkeling. Internet is een mooi medium met ongekende mogelijkheden, maar brengt ook risico’s met zich mee. Grooming, identiteitscriminaliteit en pesten via social media zijn daarvan slechts enkele voorbeelden. Organisatorisch gebeurt er veel op het gebied van jeugd; gemeenten worden primair verantwoordelijk voor de jeugdzorg (transitie jeugdzorg, bezuinigingstaakstelling). Dat geeft onrust, maar biedt ook kansen doordat gemeenten meer instrumenten in handen krijgen die kunnen bijdragen aan het oplossen van problemen met jongeren. De Veiligheidshuizen in het Noorden ondersteunen bij een integrale aanpak van probleemjongeren met dwang, drang en zorg. Ambitie Kinderen moeten veilig op kunnen groeien. Iedere betrokkene (van ouder tot professional) neemt daarvoor verantwoordelijkheid vanuit zijn/haar rol. Door een gezamenlijke preventieve aanpak wordt voorkomen dat jongeren ernstige overlast veroorzaken en doorgroeien naar een criminele carrière. Daar waar al sprake is van ernstige overlast en/of criminaliteit, wordt dit door een sluitende ketenaanpak effectief aangepakt. Door een preventieve aanpak op het gebied van veilig internetgebruik zijn jongeren en hun ouders zich bewust van de risico’s van internetgebruik en daardoor weerbaar. Aanpak • Gemeenten nemen het initiatief in de versterking van het jeugdveiligheidsbeleid. Om dit binnen de transities van het sociale domein stevig te borgen, wordt hier op zowel regionaal als lokaal niveau aan gewerkt. Lokaal worden gemeentelijke structuren voor uitvoering van nieuwe zorgtaken opgezet en vraagstukken op (jeugd)veiligheid voldoende geborgd. Veiligheidshuizen zorgen voor het agenderen van de (jeugd)veiligheidsvraagstukken voor de transities op regionaal niveau. Zij adviseren waar nodig gemeenten over het borgen van de zorgstructuren (en opschalingstructuren). • Met betrekking tot ontwikkelingen op internet en bewustwording van de risico’s van internetgebruik wordt de komende periode gebruikt om de betrokkenheid en mogelijke invulling van gemeenten, politie en OM bij veilig internetgebruik te onderzoeken. • Hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen worden aangepakt vanuit het uitgangspunt: één groep, één plan. De volgende werkwijze wordt gehanteerd:
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
11
-
• •
•
•
De politie brengt de problematische jeugdgroepen en jongerenproblematiek in beeld met de 1 landelijk overeengekomen methode (groepsscan ) in de gebiedsscans. Op basis van de scan wordt een rapportage Problematische Jeugdgroepen opgesteld. - De gemeente bundelt en analyseert interne en externe informatie om tot een integraal gedragen probleemstelling op deze groep te komen, die wordt besproken in de driehoek. Op basis hiervan kan gekozen worden voor het aanpakken van de jeugdgroep. Er kan gekozen worden voor een persoons-, groeps- of domeingerichte aanpak of een combinatie hiervan. Een persoonsgerichte (keten)aanpak (PGA) voor individuele problematische/criminele jongeren wordt opgesteld met eventuele ondersteuning van het Veiligheidshuis. In zowel de groeps- als persoonsgerichte aanpak geldt dat de samenwerkingspartners op het gebied van zorg, drang en dwang een sluitende keten vormen en wordt nauw samengewerkt met ouders, bewoners, scholen, welzijnsinstellingen, ondernemers, etc. Er wordt door gemeenten optimaal gebruik gemaakt van bestuursrechtelijk instrumentarium, zoals de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast, gebiedsaanwijzingen/ontzeggingen op basis van de APV en de nieuwe Drank- en Horecawet (DHW). Met specifieke aandacht op lokaal en regionaal niveau voor het drank- en drugsgebruik onder jongeren (zie 4.5). Korte doorlooptijden dragen bij aan de vermindering van recidive, omdat de interventie snel volgt op het delict. Politie en OM voldoen aan de landelijk vastgestelde normen in de jeugdstrafrechtketen voor minderjarige verdachten en Halt-verwijzingen. ZSM zorgt voor verkorten van doorlooptijden bij de afhandeling van strafzaken en bovendien wordt het strafrecht waar nodig selectief ingezet; als er andere, betere oplossingen zijn kunnen ketenpartners daar in een vroeg stadium voor kiezen.
Concrete afspraken en prestatie-indicatoren De afspraken voor jeugd en veiligheid zijn een richtinggevend kader met ruimte voor maatwerk. Concretisering gebeurt op lokaal niveau. Concrete afspraken dienen parallel te lopen met de resultaten die landelijk nog worden afgesproken. • Schoolveiligheid is bij voorkeur een vast onderdeel van de integrale veiligheidsplannen van de gemeenten. In de periode 2015-2018 stimuleren gemeenten het ontwikkelen en gebruik van schoolveiligheidsplannen/zorgteams door scholen. De politie draagt zorg voor een contactpersoon voor scholen. • Er wordt een Noordelijke Preventieve Aanpak Veilig Internetgebruik Jongeren ontwikkeld. • Door het aanpakken van PJG’s daalt het aantal overlastincidenten Jeugd, neemt de recidive af en neemt het aantal strafbare feiten af. • Doorlooptijden: aan het einde van dit jaar zijn afspraken hierover vastgesteld. • Schade veroorzaakt door jongeren wordt zoveel mogelijk verhaald op de personen zelf of hun ouders. Gemeenten spannen zich in om dit, in samenwerking met het OM, uiterlijk eind 2015 te realiseren.
4.2. Geweld Onder geweld verstaan we uitgaansgeweld, geweld tegen werknemers met een publieke taak (VPT), huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, homofoob geweld, kindermishandeling, overvallen en straatroven. Geweld heeft een grote impact op slachtoffers en hun omgeving. Geweld is een groot maatschappelijk probleem en komt in Noord-Nederland nog steeds te veel voor in buurten en wijken, in uitgaansgelegenheden en in thuissituaties. Wij tolereren geen geweld. Terugblik Landelijk neemt het aantal geweldsmisdrijven af. De daling in Noord-Nederland is iets minder sterk dan landelijk. Uitgaansgeweld wordt in verschillende noordelijke gemeenten als een probleem ervaren. Ontwikkelingen daarin zijn moeilijk af te leiden uit politiecijfers, omdat uitgaansgeweld niet als zodanig worden geregistreerd. Het aandeel van huiselijk geweld in het totaal aantal geweldsincidenten vertoont een stijgende lijn. Dat wil niet automatisch zeggen dat huiselijk geweld toeneemt, wel dat we er meer aandacht voor hebben gekregen en vooral actie hebben ondernomen. De aangiftebereidheid bij huiselijk geweld is laag. In meer dan de helft van de gevallen waar een huisverbod is opgelegd, is
1
De huidige shortlist wordt in 2015 vervangen door de nieuwe groepsscan
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
12
daarna geen politie-interventie meer geweest. Bij hardnekkige recidivisten hebben opeenvolgende interventies blijkbaar onvoldoende effect. Veel geweldsdelicten worden gepleegd onder invloed van (meerdere) genotmiddelen. Middelengebruik speelt een rol bij uitgaansgeweld, maar ook bij huiselijk geweld. Ontwikkelingen In Noord-Nederland is een concept Regiovisie Huiselijk Geweld opgesteld waarin richting wordt gegeven aan de geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast dienen gemeenten ook een bovenlokaal Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) in te stellen, met als doel één meldpunt voor alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling en meer samenhang in de aanpak ervan. Gemeenten en de zorgpartners zijn in mei 2014 gezamenlijk gestart met een pilot Inzet Tijdelijk Huisverbod bij (een vermoeden van) kindermishandeling. Met deze methodiek wordt een brug geslagen tussen enerzijds de politie als poortwachter en anderzijds de instellingen/ hulpverleners als ontvanger van meldingen en zorgsignalen kindermishandeling. In 2015 wordt de pilot geëvalueerd en eventueel voortgezet. Een relatief nieuw fenomeen is het uiten van bedreigingen of oproepen tot massale actie via social media. We hebben geen indicatie dat in Noord-Nederland sprake is van een zorgwekkende stijgende lijn. Wel is het zaak dat zowel politie als gemeenten social media goed monitoren om escalaties te kunnen voorkomen. Goed thuis raken op het terrein van social media is nodig om problemen vroegtijdig te kunnen detecteren, duiden en adequaat te kunnen interveniëren. Een recent onderzoek in politieregistraties naar homogeweld wijst uit dat de omvang van het probleem in Noord-Nederland niet zo groot is. Er is nog weinig bekend over de grootte van het aandeel nietgeregistreerde homogeweld. Straatroven en overvallen komen in Noord-Nederland relatief gezien weinig voor. Tegelijkertijd is in de aantallen een dalende trend te zien. Landelijk is een dalende trend in VPT-zaken te zien. Die daling is echter niet in alle sectoren te zien (o.a. woningcorporaties, zorginstellingen, scholen). Blijvende aandacht voor de aanpak van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke functie is nodig. Ambitie Geweld accepteren we niet. Onze aanpak richt zich op het realiseren van een daling van het aantal geweldsmisdrijven en op het vergroten van de pakkans van daders. Als basis voor een effectieve integrale aanpak hebben we een gezamenlijk beeld van aantallen, probleemgebieden, oorzaken en effecten van maatregelen. Aanpak • Bevorderen aangiftebereidheid bij alle vormen van geweld. • Op basis van vroegtijdige informatie-uitwisseling en een gemeenschappelijke analyse wordt vanuit diverse partners een gerichte aanpak van de geweldsproblematiek uitgevoerd. • In uitgaansgebieden trekken politie en gemeente gezamenlijk op om uitgaansgeweld te beteugelen. Horecabeleid is lokaal maatwerk, de handhavingsparagraaf dient concrete afspraken te bevatten over inzet van politie, BOA’s/toezichthouders en handhavers DHW. • Bij huiselijk en seksueel geweld richten interventies zich bij voorkeur niet enkel op de dader, maar ook op het systeem waarbinnen het delict wordt gepleegd (gezin, partner, afhankelijkheidsrelatie). Hiervoor is een integrale aanpak nodig, bestaande uit een combinatie van strafrechtelijke interventies met zorg, opvang en hulpverlening. • Het opleggen van een huisverbod met de daarbij behorende hulpverlening is een belangrijk instrument dat om blijvende aandacht vraagt. De politie geeft een kwaliteitsimpuls aan het interne proces o.a. door gerichte voorlichting/instructie aan alle betrokken onderdelen en het instellen van een vaste pool van HOvJ’s-Huisverbod in alle districten. De gemeenten werken samen om tijdige en intensieve hulpverlening bij huisverboden blijvend te organiseren. • Voor de ketenaanpak huiselijk geweld ontwikkelen we een beperkt aantal essentiële indicatoren die iets zeggen over de daadwerkelijke resultaten van de aanpak huiselijk geweld. • Persoonsgerichte integrale aanpak van recidivisten van huiselijk geweld. Het Veiligheidshuis speelt hierin een belangrijke rol.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
13
•
•
Politie vraagt bij geweldsincidenten toestemming voor controle op alcohol- en drugsgebruik en registreert om inzicht te verkrijgen als basis voor integrale aanpak. Gemeenten zetten bij alcoholpreventie hun bevoegdheid in het kader van de DHW in. Voor VPT wordt projectmatig ingezet op versterking bestuurlijke lokale aanpak, het ondersteunen van werkgevers bij de toepassing van de acht VPT-maatregelen en de ketenaanpak van geweldsincidenten en agressie. De VPT-maatregelen bevatten o.a. normstelling, registratie, aangifte en nazorg, met speciale aandacht voor een goede afhandeling van aangiften. Tevens wordt ingezet op verbreding van de VPT-handleiding ‘Veilig Oud en Nieuw’ naar een handleiding evenementen.
Concrete afspraken en prestatie-indicatoren In gemeenten waar geweld, in welke vorm dan ook, een probleem is, werken we vanuit een standaard aanpak, waarbij: • sprake is van een gezamenlijke probleemanalyse met input van alle relevante partijen • concrete afspraken gemaakt worden over ieders activiteiten met een concreet tijdpad • lessons learned worden vastgelegd na een gezamenlijke evaluatie. De aanpak op straatroven en overvallen is gericht op een daling van het aantal misdrijven en het verhogen van het ophelderingspercentage. Noordelijke ambitie op basis van de gemeenschappelijke veiligheidsagenda is: Streefcijfer aantal misdrijven Aantallen straatroven Aantallen overvallen Streefcijfer ophelderingspercentage Ophelderingspercentage straatroven Ophelderingspercentage overvallen
Ambitie 2015 170 95 Ambitie 2015 46% 55%
Ambitie 2016 162 90 Ambitie 2016 46% 55%
Ambitie 2017 155 85 Ambitie 2017 46% 55%
Ambitie 2018 155 80 Ambitie 2018 46% 55%
4.3. Woninginbraken Woninginbraken hebben doorgaans een enorme impact op slachtoffers en hierdoor wordt het veiligheidsgevoel van burgers fundamenteel aangetast. Het is geen geringe opgave om de toename van de woninginbraken een halt toe te roepen, maar we zullen ons hier gezamenlijk volledig voor inzetten. Terugblik Ten tijde van het vorige beleidsplan constateerden we al een forse stijging van het aantal woninginbraken. Ondanks onze inspanningen, zoals het ‘donkere dagen offensief’, hebben we de stijgende trend in woninginbraken niet kunnen keren. Dit staat haaks op de landelijke trend van een lichte daling. Het aantal woninginbraken gerelateerd aan het inwonertal ligt in Noord-Nederland nog wel lager dan het landelijk gemiddelde, maar een forse en gerichte inzet is nodig om ervoor te zorgen dat het aantal inbraken weer wordt teruggebracht naar een niveau dat past bij het Noorden. Inbraken komen in alle gemeenten voor, maar tussen gemeenten zijn wel grote verschillen. Uit gebiedsscans blijkt dat er binnen gemeenten hotspots zijn en dat soms sprake is van dadergroepen of meerplegers. Voor een integrale aanpak en gerichte interventies blijven analyse en het delen van informatie onverminderd van cruciaal belang. Ervaringen in gemeenten laten zien dat het mogelijk is om met een gerichte inzet van preventieve en repressieve maatregelen, het aantal woninginbraken terug te dringen. Burgerparticipatie is in de strijd tegen woninginbraken een krachtig instrument gebleken. Ontwikkelingen Er zijn indicaties voor mobiel banditisme en fluïde netwerken, dit dient nader onderzocht te worden. Dit geldt ook voor het veronderstelde verband tussen woningeninbraken en economische situatie in een gebied; in dat geval zou met de huidige economische crisis een verdere toename van woninginbraken kunnen worden verwacht. Bij de aanpak van woninginbraken wordt een breed scala aan (preventieve en repressieve) interventies ingezet. Dat een gezamenlijke focus werkt, is gebleken uit ervaringen in het Noorden en elders. Maar het inzicht in de effectiviteit van de diverse methodes, mede afhankelijk van het soort buurt en de problematiek, dient te worden vergroot. Informatiegestuurd werken is hierbij belangrijk. Om meer aan de voorkant van het probleem te komen moet de focus verschuiven van achteruitkijken naar voorspellen.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
14
Ambitie Onze inzet is er op gericht om via zowel preventieve als repressieve acties een vermindering van woninginbraken te realiseren. Als basis voor een effectieve integrale aanpak hebben we een gezamenlijk beeld van aantallen, probleemgebieden, oorzaken en effecten van maatregelen. Aanpak • Als basis voor een integrale lokale aanpak wordt de analyse versterkt. Gezamenlijk wordt voor de eenheid een analyse uitgevoerd naar fenomenen als mobiel banditisme, sociaal-economische invloeden op ontwikkelingen in woninginbraken, verschuivingen van stad naar platteland, etc. • Gemeenten stellen samen met (lokale) partners prestatieafspraken op ter bestrijding van woninginbraken. • Gemeenten stimuleren burgerparticipatie (Burgernet) om de sociale cohesie te verhogen in de gebieden die het meest vatbaar zijn voor woninginbraken. Tevens werken ze aan de bewustwording van inwoners over risico’s die ze lopen als de woning makkelijk te betreden is en stimuleren inwoners om hun huizen beter te beveiligen (bv Keurmerk Veilig Wonen). • Het OM maakt afspraken in de strafrechtketen specifiek gericht op het voorkomen van recidive bij (jeugdige) woninginbrekers. • De focus ligt op de persoonsgerichte aanpak van veel- en meerplegers welke moet leiden tot beperking van recidive. Dit in samenwerking met de veiligheidshuizen. • De inzet van de politie is gericht op het vergroten van de pakkans. Vergroten heterdaadkracht, informatievoorziening en snellere afhandeling van heterdaadverdachten (ZSM) zijn hierbij van groot belang. • Samen organiseren we dat een digitaal opkoopregister mogelijk wordt ter bestrijding van helingpraktijken. Daaraan gekoppeld wordt een bestuurlijke aanpak van heling ontwikkeld, indien mogelijk in samenhang met de strafrechtelijke aanpak. Concrete afspraken en prestatie-indicatoren De ambitie kan alleen gerealiseerd worden als een ieder zijn bijdrage levert aan deze aanpak. Dat betekent dat zowel lokaal, regionaal als landelijk gestuurd moet worden op betrokkenheid bij de aanpak van alle partijen. In Noord-Nederland streven we komende jaren naar een intensivering van de aanpak woninginbraken met als doel een substantiële daling van het aantal woninginbraken en een verhoging van het ophelderingspercentage. We willen dit bereiken op de volgende manier: • een integrale aanpak: samen doen • een succesvolle aanpak bestaat uit maatregelen in alle vijf fasen van een woninginbraak: preventie, verdachte situatie, heterdaad, heterdaad strafvorderlijk en opsporing. Om langetermijneffect te hebben moeten alle activiteiten met elkaar in balans zijn in het betreffende gebied • een bestuurlijk contactpersoon vanuit Noord-Nederland als aanspreekpunt voor de programmamanager. Noordelijke ambitie op basis van de gemeenschappelijke veiligheidsagenda is: Streefcijfer aantal misdrijven Woninginbraken totaal (incl poging) Woninginbraken voltooid Streefcijfer ophelderingspercentage Ophelderingspercentage woninginbraken
Ambitie 2015 6.682 5.120 Ambitie 2015 13,5%
Ambitie 2016 6.400 5.000 Ambitie 2016 14%
Ambitie 2017 6.000 4.800 Ambitie 2017 14,5%
Ambitie 2018 5.500 4.500 Ambitie 2018 15%
4.4 Grootschalige incidenten en evenementen Het Noorden kent veel grote(re) evenementen en we hebben ervaren dat social media grote hypes kunnen veroorzaken. Dit alles brengt de nodige openbare orde risico's met zich mee en legt een claim op de politiecapaciteit. Terugblik Recente gebeurtenissen hebben laten zien dat ook in een kleine en rustige kern zich grote incidenten kunnen voordoen. In het verlengde hiervan hebben gemeenten de voorbereiding van evenementen in het Noorden aangescherpt en heeft de politie gewerkt aan de professionalisering van grootschalig optreden (scherp, alert en weerbaar).
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
15
Met de maatschappelijke onrust rondom de gaswinning in Groningen, de windmolens in Drenthe en de economische ontwikkelingen in het Noorden, is de kans groot dat de regio langere tijd onrustig blijft. Voor de komende periode zal dit waarschijnlijk actueel blijven. Ontwikkelingen We constateren een toename van evenementen, en dan vooral evenementen met een hogere risicoklasse C. Het betaald voetbal vraagt meer aandacht. Noord-Nederland heeft betaald voetbalclubs in de Eredivisie en de Jupilerleague. In de planning van voetbalwedstrijden is de KNVB dominant, daar hebben we weinig invloed op. Uit analyses blijkt dat veel problemen rondom het voetbal en evenementen direct samenhangen met alcohol- en druggebruik en met groepsgedrag. Bij enkele gebiedoverstijgende evenementen en bij grootschalige en ernstige calamiteiten is de veiligheidsregio betrokken en heeft de regie op crisisbeheersing en grip-situaties. De veiligheidsregio is marginaal betrokken geweest bij het eerste beleidsplan. Het overleg met de drie veiligheidsregio’s wordt geïntensiveerd op de terreinen waar de raakvlakken zijn. De landelijke Handreiking Evenementenveiligheid dient voor de betrokken organisaties als uitgangspunt voor de organisatie van veiligheid rondom evenementen. Ambitie Onze gezamenlijke inzet is gericht op een goede voorbereiding van risicovolle en grootschalige evenementen, het verminderen van politie-inzet en een adequate reactie op onveiligheid en calamiteiten. Dit betekent alertheid en paraatheid op momenten die er toe doen. Aanpak • Gezamenlijk werken aan een goede informatiepositie en een gezamenlijke strategie (preventief, bestuurlijk, strafrechtelijk) om problemen te voorkomen of op te lossen. • Inzet van de gemeenten op alcoholgebruik rondom evenementen; de aangepaste Drank en Horecawet geeft de gemeenten een extra instrument in handen. Inzet van gemeentelijke Boa’s Openbare Ruimte onder operationele regie van de politie. • Gemeenten implementeren het in de veiligheidsregio’s vastgestelde evenementenbeleid dat past binnen de kaders van de Landelijke Handreiking Evenementenveiligheid. • Aandacht voor aantallen en planning van evenementen bovenlokaal; evenementen goed op elkaar afstemmen, zodat een problematische samenloop wordt vermeden en capaciteit goed kan worden gemanaged. • Een gezamenlijke voorbereiding om de veiligheid rondom evenementen te waarborgen. • De inzet van de politie is gericht op professioneel grootschalig optreden, paraatheid en een effectieve social media strategie. Concrete afspraken en prestatie-indicatoren De inspectie Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie hebben in 2010/2011 gezamenlijk 2 onderzoek gedaan naar de evenementenveiligheid in Nederland. Het rapport heeft een reeks verbetervoorstellen opgeleverd. De ambitie in Noord is om gezamenlijk verbeteringen te realiseren zoals aanbevolen in het rapport van de inspecties.
4.5 Georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit Georganiseerde of ondermijnende criminaliteit is een maatschappelijk probleem. Het zorgt niet alleen voor veel onveiligheid en overlast bij de bevolking, maar ook voor minder zichtbare, sluipende ontwrichting en ondermijning van de samenleving door de verwevenheid van de onder- met de bovenwereld. Deze criminaliteit is vaak onzichtbaar, maar kan zich ook manifesteren in de publieke ruimte door intimidatie, geweld en de verwerving van machtsposities. Waar daders vaak bovenregionaal en/of internationaal opereren, heeft ondermijnende criminaliteit tegelijkertijd op lokaal niveau veel uitingsvormen en verbindingen. Er is sprake van beroepscriminelen en facilitators die een (sleutel)rol spelen in samenwerkingsverbanden en netwerken die in toenemende mate fluïde van karakter zijn. Zij zijn niet zelden actief op verschillende criminele markten. Strikt onderscheid tussen
2
Rapport getiteld: “veiligheid en gezondheidsbescherming bij publieke evenementen moeten verbeteren”, inspecties
Gezondheidszorg en Veiligheid & Justitie
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
16
criminele thema’s is daarom niet te maken. Binnen de geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit ligt het accent op de regionaal bepaalde prioriteiten en op de in het Nationaal Dreigingsbeeld gesignaleerde dreigingen. Terugblik Het Regionaal Informatie en Expertice Centrum Noord (RIEC-N) is de afgelopen jaren steeds steviger gepositioneerd en heeft ertoe bijgedragen dat het bewustzijn en de informatiepositie van gemeenten ten aanzien van georganiseerde criminaliteit is toegenomen. Een mooie basis om verder op door te bouwen. Ontwikkelingen Maandelijks komen zo’n 100 tot 150 meldingen over hennepteelt bij de politie binnen. In 2012 en 2013 waren er respectievelijk 447 en 675 ontruimingen. De gevaarzetting van hennepkwekerijen is evident en bovendien is er vaak verband met zware georganiseerde criminaliteit en aan (gewelds)delicten. Ondanks landelijk beleid constateren we in het Noorden een explosieve groei van het aantal en de omvang van outlawmotorgangs (OMG). Er is onrust binnen en tussen de diverse groepen en er is een toenemende betrokkenheid van OMG bij incidenten. Migratiecriminaliteit komt in het Noorden voornamelijk voor in Groningen en Fryslân. Daarnaast komen ook nieuwe fenomenen voor, zoals grooming en weggelopen kinderen die opduiken in de prostitutiebranche. Onderzoek hierin moet inzichten geven die helpen bij de aanpak en voorkoming. Ambitie We zullen ons in Noord-Nederland voornamelijk richten op: - Signalen uit het Nationaal Dreigingsbeeld: aanpak drugscriminaliteit, witwassen/vastgoed, mensenhandel- en smokkel, fraude en milieucriminaliteit. Op deze terreinen wordt zowel landelijk als regionaal geïnvesteerd. - Regionaal bepaalde prioriteiten: aanpak OMG en vrijplaatsen. - Integrale aanpak van de bovenkant van de HIC (georganiseerde vermogenscriminaliteit / zware overvallen). Aanpak • De focus ligt op het afpakken van crimineel of illegaal verworven vermogen (misdaad mag niet lonen). • Een effectieve aanpak van georganiseerde criminaliteit vraagt om een georganiseerde overheid, die alle middelen en instrumenten inzet die tot haar beschikking staan. Elke organisatie (zoals gemeenten, OM, politie, Belastingdienst, etc.) kan een bijdrage leveren aan het verslechteren van het criminele ondernemersklimaat in Noord-Nederland. Het uitgangspunt is: Integraal, tenzij… • Aanpak van georganiseerde criminaliteit vereist een keuze voor de meest effectieve (combinatie van) strafrechtelijke, bestuurlijke, fiscale en alternatieve interventies; thema- of fenomeengerichte (opwerpen barrières), subjectgerichte (cruciale spelers in criminele netwerken en dadergroepen) en objectgerichte (hotspots, vrijplaatsen) benaderingen. • De al ingezette weg van versterking van de integrale aanpak ondermijnende criminaliteit in RIECverband met gezamenlijke informatiepositie en probleemanalyse wordt voortgezet. Bij die aanpak is steeds aandacht voor preventie en het stimuleren van weerbaarheid, bijvoorbeeld middels bestuurlijke rapportages of dossiers. • Ook burgers, bedrijven, branches en publieke partijen moeten zich bewust worden van hun vermogen om op te treden tegen ondermijnende criminaliteit met oog voor het achterliggende maatschappelijke probleem. • De gezamenlijke informatiepositie moet, binnen de bestaande kaders, worden versterkt door alle ogen en oren van de overheid in te zetten: dit betekent dat bewustwording gecreëerd dient te worden bij zoveel mogelijk spelers in het publieke én private domein, dus ook bij wijkagenten, BOA's, bouw- en woningtoezicht, burgers etc.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
17
5.
Noordelijke vertaling landelijke veiligheidsthema’s
De landelijke veiligheidsagenda bevat een vijftal thema’s. De high impact crimes en ondermijnende criminaliteit zijn behandeld in het vorige hoofdstuk. Cybercrime, fraude en kinderporno zijn geen noordelijke prioriteit, maar de landelijke afspraken worden kunnen alleen worden gerealiseerd als de thema’s in de eenheden aandacht krijgen, en als de eenheden daarin samenwerken met hun partners. De landelijke prioritering heeft ook lokaal voordelen. Dat betekent namelijk dat landelijk expertise wordt ontwikkeld en inzet wordt gepleegd, hetgeen kan worden aangewend voor zaken die zich ten aanzien van deze thema’s in het Noorden voordoen. De landelijke thema’s hebben deels raakvlakken met ons lokaal cq regionaal veiligheidsbeleid, deels zijn het primair prioriteiten van OM en politie. De afspraken in de gemeenschappelijke veiligheidsagenda worden voor Noord-Nederland nader uitgewerkt.
5.1
Cybercrime
De toenemende digitalisering van de samenleving brengt met zich mee dat er sprake is van een toename van cybercrime (criminaliteit waarbij in overwegende mate informatie en computertechnologie (ICT) doelwit is zoals bij hacken, Ddos en botnets) en criminaliteit met een digitale component. De omvang van cybercrime is lastig vast te stellen, maar uit CBS cijfers blijkt dat 1 op de 8 Nederlanders slachtoffer wordt van cybercrime (2013) Focus in aanpak Gekozen wordt voor een tweeledige aanpak. Ten eerste wordt de focus verruimd van de aanpak van hightech zaken op het niveau van de landelijke eenheid naar de aanpak van cybercrime op het niveau van alle eenheden. Ten tweede is focus en aandacht noodzakelijk voor de inrichting van (de ondersteuning van) de politieorganisatie (als ook bij OM). Dit ziet tevens op de aanpak van criminaliteit met een digitale component. Strafrechtelijk optreden moet onderdeel zijn van een brede interventiestrategie, met ruimte voor alternatieve interventies en een rol voor private partijen en gemeenten. Technologische ontwikkelingen vereisen regelmatige herijking van het wettelijk kader.
5.2 Fraude Horizontale fraude betreft fraude in het particuliere geld- en goederenverkeer, met een particuliere partij als benadeelde. Dit veroorzaakt grote financiële schade bij burgers en bedrijven en ondermijnt het vertrouwen in een veilig handels- en betalingsverkeer. De strafrechtelijke aanpak van horizontale fraude moet concurreren met aandacht voor de andere aandachtsgebieden binnen de ondermijning, waardoor fraude in de praktijk onvoldoende wordt aangepakt, onder andere door het diffuse karakter (veel verschillende uitingsvormen en grote hoeveelheid kleine zaken). Focus in aanpak De focus ligt op een brede integrale aanpak (van preventie tot repressie, privaat en publiek), met focus van het strafrecht op fraudezaken waarbij inzet van het strafrecht de meest aangewezen interventie is. Er zal een verschuiving plaatsvinden van een meer incidentgerichte, gefragmenteerde aanpak, naar een proactieve, integrale aanpak die scherper focust op de ernstige vormen van fraude (kwetsbare slachtoffers en/of stelselmatige daders, omvang financiële schade en ondermijnend karakter), waarbij wordt ingezet op de aanpak van onderliggende structuren. Tevens wordt ingezet op een subjectgerichte aanpak van beroepsfraudeurs.
5.3 Kinderporno Het maatschappelijk effect van kinderpornozaken is groot. Mede als gevolg van de digitalisering van de samenleving, neemt de omvang van het probleem toe. De digitale component maakt dit ook een fenomeen dat in beginsel grenzeloos is. Het misbruik dat ten grondslag ligt aan de kinderpornografische afbeelding, vindt steeds meer op afstand plaats (i.e. het wordt ‘internationaler’). Daarnaast wordt het misbruik grover, de slachtoffers jonger en de hoeveelheid van materiaal (als
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
18
gevolg van de beschikbaarheid van steeds grotere gegevensdragers) neemt toe. Het grensoverschrijdend misbruik in het kader van kindersekstoerisme wordt als onderdeel van dit probleem beschouwd. Focus in aanpak De bestaande focus op slachtoffers, vervaardigers en verspreiders wordt verder uitgebreid. Het maatschappelijk effect bij de bestrijding van kinderporno komt (in toenemende mate) centraal te staan met hierbinnen een nadrukkelijke focus op het ontzetten van slachtoffers aan acuut misbruik (elk signaal van actueel misbruik wordt opgepakt) in plaats van een focus op het behalen van ‘harde cijfers’. In de dadergerichte aanpak komt de nadruk meer te liggen recidivisten, daders opererend in besloten netwerken en daders in risicovolle beroepen en posities. Dit betekent in toenemende mate een focus op het type zaak (kwaliteit) versus het aantal zaken (kwantiteit), waarbij de aanpak van downloadzaken nadrukkelijk niet uit het oog zal worden verloren. Eveneens van belang is de aanpak van het toegenomen probleem van kindersekstoerisme. De betrokkenheid van de gemeenten bij de effecten van de ontdekking van kinderporno/ zedenzaken in een wijk is van belang. Scenario’s om maatschappelijke onrust te voorkomen zijn voorhanden. Ook wordt de burgemeester geïnformeerd als een gedetineerde inzake kinderporno/zedenzaken vrij komt. Ook hier weer met als doel de maatschappelijke onrust te voorkomen/beheersen.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
19
6.
Strategische uitgangspunten
Om onze ambities op de gezamenlijke prioriteiten te bereiken en de effectiviteit van de aanpak te vergroten kiezen we voor een zestal strategische uitgangspunten. Deze geven vooral weer hoe en vanuit welk perspectief we veiligheidsvraagstukken ter hand nemen. Ook in de strategie formuleren we ambities die ons helpen om de focus vast te houden en uiteindelijk te komen tot het realiseren van de gewenste doelen.
6.1
Uitbouwen brede veiligheidscoalitie
Er is vrijwel geen veiligheidsprobleem dat zich slechts in één gemeente voordoet, laat staan door slechts één partij opgelost kan worden. Afstemming over de aanpak van veiligheidsproblemen op bovenlokaal niveau is dan ook vaak noodzakelijk om op lokaal niveau in de uitvoering goede resultaten te kunnen boeken. De uitdaging voor de periode 2015-2018 is te komen tot een versterkte integrale samenwerking. Belangrijke voorwaarden hiervoor zijn ruimte voor lokale regie en maatwerk en het samen kiezen en strategie bepalen. Terugblik In januari 2013 is ZSM in Noord-Nederland van start gegaan. ZSM staat voor zo selectief, snel, simpel en samen mogelijk afhandelen van verdachten. Het is een innovatieve werkwijze, waarbij politie, Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp, Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming samen effectief ingrijpen als er strafbare feiten worden gepleegd. ZSM is er op gericht beter te selecteren welke zaken in het strafrecht moeten worden afgedaan en er dan voor te zorgen dat de ketenpartners, onder verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie, gezamenlijk voor de beste afdoening kiezen. De veiligheidshuizen in Noord-Nederland zijn samenwerkingsverbanden tussen straf- en zorgpartners en gemeenten, waarin zij komen tot een ketenoverstijgende aanpak van complexe problematiek om ernstige overlast en criminaliteit te bestrijden. Wanneer reguliere inzet van partners binnen de eigen keten niet meer werkt, kan een beroep worden gedaan op, c.q. worden opgeschaald naar, het Veiligheidshuis. Een goede informatiepositie van het bestuur vormt het hart van een effectieve (integrale) aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het bestuur krijgt door een goede informatiepositie gelegenheid om de juiste keuzes te maken wanneer zich situaties voordoen die gerelateerd kunnen zijn aan georganiseerde criminaliteit of verwevenheid tussen onderwereld en bovenwereld. Ervaringen in de afgelopen jaren maken duidelijk dat de samenwerking met het RIEC-N heeft geresulteerd in een betere informatiepositie van de betreffende gemeenten. Daarnaast is in die projecten de basis gelegd voor korte lijnen naar en betere afstemming met de samenwerkende partners. Hierdoor zijn die gemeenten beter in staat om op te treden in o.a. de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Ontwikkelingen Wij gaan er vanuit dat onze inwoners de komende jaren meer beslisruimte vragen en krijgen over hun eigen woon- en leefomgeving. In dit kader zullen zij steeds vaker initiatieven nemen en bereid zijn om een bijdrage te leveren. Deze verandering zal gepaard gaan met kansen (meer onderlinge betrokkenheid, meer initiatief, maatschappelijke vitaliteit en sociale veerkracht) maar ook bedreigingen (pijn over verlies aan voorzieningen en wrijving over toenemende ongelijkheid). De verandering stelt echter niet alleen andere eisen aan inwoners, maar vraagt eveneens andere competenties van allen die werkzaam zijn in het publieke domein. Het geheel vraagt van alle partners in veiligheid een heroriëntatie op de eigen rol, positie en werkwijze. In dit kader vormen bezuinigingstaakstellingen een extra stimulans om het ‘anders denken, anders organiseren en uiteindelijk anders doen’ vorm te geven. Vanuit dit perspectief wordt het belang van een lokale, als ook een bovenlokale afstemming des te noodzakelijker. De afgelopen jaren heeft de burgemeester meer bevoegdheden gekregen om overlast aan te pakken en daarmee de openbare orde te herstellen/handhaven. Een veel gehanteerde bevoegdheid is de inzet van een noodverordening c.q. noodbevel. Naast het benutten van de APV wordt ook veel
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
20
gebruik gemaakt van de wet MBVEO (bestrijding (voetbal)overlast), de wet Victoria, 13b Opiumwet (aanpak woonoverlast en/of drugsoverlast en –handel) en de Wet Bibob (tegengaan (georganiseerde) criminaliteit). Naast deze bevoegdheden kan de gemeente ook een rol hebben als vergunningverlener bijvoorbeeld voor prostitutiepanden, kamerverhuurpanden, coffeeshops, cafés, evenementen etc. Ambitie Vanuit co-creatie zullen wij samen invulling geven aan veiligheid. Wederzijds vertrouwen, flexibiliteit van en goede afstemming in de brede veiligheidscoalities vormt de basis voor een stimulerende samenwerking. De uitdaging in deze bestuursperiode ligt in het paradigma ‘eenheid in verscheidenheid’. In Noord-Nederland maken we afspraken over wat we wel en niet tolereren als het gaat om veiligheidsvraagstukken. Vanuit eenzelfde gedeelde norm gaan we samen met bewoners en maatschappelijke organisaties lokaal (zelfs op straatniveau) maatwerk vormgeven. Aanpak • Voor ZSM zal de komende jaren de nadruk liggen op het verbeteren van de kwaliteit van werkprocessen, processen-verbaal en samenwerking op ZSM, maar ook op het verder uitbreiden van ZSM. Er vinden diverse pilots plaats, waarbij ook de advocatuur en de zittende magistratuur in ZSM worden betrokken. Er ligt een verdere versnelling van de afdoening op zitting in het verschiet door het verkorten van de dagvaardingstermijn en tegelijkertijd wordt bezien of de zorgvuldigheid kan worden verbreed door het beter organiseren van de rechtsbijstand in ZSM. Dat moet ertoe leiden dat ZSM in deze beleidsperiode de staande werkwijze wordt voor vrijwel alle veel voorkomende criminaliteit, waarbij zaken zorgvuldig, snel en op maat worden afgedaan. • Een effectieve inzet van de bestuursrechtelijk bevoegden door de burgemeester. Dit is alleen mogelijk met een goed en voldoende politiedossiers. Daarnaast dient de gemeente haar APV, inclusief uitgewerkte beleidsregels op orde en vastgesteld te hebben. • Voor het Veiligheidshuis zal de komende beleidsperiode nadrukkelijk de focus komen te liggen op het versterken van de eenheid en de uniformiteit in Noord-Nederland. Daarnaast zal verbinding uitgebouwd worden met Justitie en zorgpartners op de terreinen ZSM, huiselijk geweld, risicojeugd en de persoongerichte aanpak HIC. • Bezien moet worden op welke wijze kennis, expertise en informatie vanuit de Veiligheidshuizen in het Noorden nog beter afgestemd kunnen worden en resultaten van de inzet duidelijk zichtbaar gemaakt kunnen worden. • Het RIEC-N zal in deze beleidsperiode zich ontwikkelen tot een stabiele en volwaardige voorziening. Daartoe worden de volgende stappen gezet: - een meer proactieve klanthouding - een hoger niveau van kennis en expertise - beter contact met de opdrachtgevers d.m.v. accounthouders en - een solide evenwichtige financiering vanuit de regio.
6.2 Lokale contextgedreven veiligheidsaanpak Een effectieve aanpak van onveiligheid op lokaal niveau vereist maatwerk. De gemeenteraad legt in een integraal meerjarig veiligheidsplan de lokale prioriteiten vast, evenals de doelen die gedurende de looptijd van het plan moeten worden gerealiseerd. Het veiligheidsplan dient gebaseerd te zijn op een goede veiligheidsanalyse. Een goede informatiepositie is daarvoor onontbeerlijk. De gemeente heeft de taak om informatiestromen (objectief en subjectief) uit verschillende hoeken te bundelen en, samen met de veiligheidspartners, te analyseren. De context waarbinnen de veiligheidsproblemen zich manifesteren wordt daarmee zichtbaar en is mede bepalend voor de inhoud van het te voeren beleid. De komende jaren zal meer geïnvesteerd moeten worden in het inwinnen van informatie en de totstandkoming van goede informatieproducten. Naast de inspanningen van de gemeente vormen de afspraken, die zij met andere partners heeft gemaakt over hun inzet, een belangrijk onderdeel van het integraal veiligheidsplan. Een goede afstemming tussen de beleidscycli van de veiligheidspartners vraagt hiervoor de nodige aandacht. De inhoud van de lokale veiligheidsplannen vormt tevens input voor de gezamenlijke regionale veiligheidsstrategie. Met de prioriteitsstelling in de lokale plannen beïnvloeden gemeenteraden de keuze van de regionale prioriteiten.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
21
Terugblik Steeds meer gemeenten pakken hun taak in de totstandkoming van veiligheidsanalyses en de ontwikkeling van een integrale aanpak van problemen op of zijn begonnen die taak te versterken. Het betekent een andere wijze van samenwerken tussen de gemeente en de veiligheidpartners. Er is langere tijd nodig om die verandering in de samenwerking ambtelijk en bestuurlijk te verankeren. Ontwikkelingen 2015 is het eerste jaar van een nieuwe bestuursperiode van gemeentebesturen. Duidelijk is dat een aantal gemeenten te maken heeft met wijzigingen in het bestuur; nieuwe wethouders en soms een groot aantal nieuwe raadsleden. Dat zal kunnen betekenen dat er in sommige gemeenten een wijziging in de lokale prioriteitstelling komt die op onderdelen afwijkt van de prioriteitstelling die gebruikt is in het regionaal beleidsplan. Ambitie Gemeenteraden zijn goed in positie om hun rol te vervullen in de vaststelling van de lokale prioriteiten en het lokale veiligheidsbeleid. Gemeenten geven een goede uitvoering aan hun regietaak. Aanpak • De politie levert op verzoek van de gemeente een actuele gemeentelijke gebiedsscan. • Gemeenten bundelen en analyseren gegevens uit interne en externe informatiebronnen voor een lokaal veiligheidsbeeld. • Alle gemeenten in Noord-Nederland hebben een actueel door de gemeenteraad vastgesteld meerjaren integraal veiligheidsplan. • Jaarlijks worden gemeenteraden geïnformeerd over de behaalde resultaten van het integrale veiligheidsplan. • Gemeenteraden worden geconsulteerd voordat een nieuw regionaal meerjarenplan wordt vastgesteld.
6.3 Aanpak alcohol-/ drugsgebruik en sociale problematiek Bij alle genoemde prioriteiten, behoudens de georganiseerde criminaliteit kan de conclusie worden getrokken dat overmatig alcoholgebruik, soms gecombineerd met drugsgebruik, vaak de basis vormt van jeugdoverlast, diverse vormen van geweld zoals uitgaansgeweld en huiselijk geweld. Uit analyse van de politie wordt duidelijk dat veel problemen rondom voetbal en andere grote evenementen direct samenhangen met alcohol- en drugsgebruik. Aan de andere kant zien we dat langdurig alcohol- en drugsgebruik aanzienlijke gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. De groep verslaafde dak- en thuislozen, ernstige overlastgevers en verwarde personen lijkt mede door verslaving te groeien. Gemeenten doen voor wat betreft de zorg voor deze groep mensen een appèl op de zelfredzaamheid van die persoon en diens directe (familie)omgeving. Dat kan meer spanning geven in dorpen/wijken. Vanuit de politiecijfers is te zien dat de overlast van personen psychiatrische problematiek c.q. stoornis de afgelopen jaren is toegenomen. We zullen nauwlettend monitoren hoe het met deze personen gaat en betrekken de juiste partners bij de ontwikkelingen om zo in goede gezamenlijkheid tot een effectieve aanpak te komen. In de komende beleidsperiode zullen de gemeenten, in samenwerking met de Veiligheidshuizen en de politie, focus aanbrengen op een betere registratie van alcohol- en drugsgebruik bij incidenten. Vervolgens gaan we op basis van een gezamenlijke analyse aangevuld met gegevens van andere partners een passende aanpak van dit probleem verder verkennen. Gemeenten beschikken veelal al over een alcoholpreventiebeleid voor jongeren. Hoe moeilijk het ook is, we zullen samen met betrokkenen, o.a. jongeren en deskundigen (instituten en partijen) op basis van een gedegen onderzoek een weg vinden om dit probleem aan de voorkant beter te stroomlijnen. Een andere punt dat meer gezamenlijke aandacht vraagt, zijn overlastmeldingen, en dan vooral meldingen waarachter een bredere sociale problematiek schuilgaat. De politie krijgt veel meldingen
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
22
binnen van overlast waar zij zelf weinig kan bijdragen aan de oplossing, bijvoorbeeld omdat sprake is van psychiatrische of sociale problematiek. De sleutel tot de oplossing ligt dan veel eerder bij de zorgen hulpverlening. Opvallend vaak gaat het om enkele mensen die heel veel overlast veroorzaken. Een persoons- of systeemgerichte integrale benadering is dan van belang. In de gebiedsscans wordt vrij veel aandacht besteed aan overlast, het is het grootste ‘volumedelict’: in sommige gemeenten ervaren wijkagenten ook een toename van overlast, hoewel dit niet altijd met cijfers kan worden onderbouwd. De overlast veroorzaakt door personen met een achterliggende psychiatrische of sociale problematiek zou in de beleidsperiode 2015 – 2018 verder kunnen toenemen door verschillende ontwikkelingen. - Ten eerste de ambulantisering in de GGZ. Dit terwijl het aantal GGZ-gerelateerde meldingen altijd al hoog is: jaarlijks zijn dit er in Noord-Nederland tussen de 22.000 en 25.000 (verwarde personen, vermissingen van mensen met een RM, assistenties in GGZ-klinieken en bij IBS). - Ten tweede de ontwikkeling naar een ‘participatiemaatschappij’: bij het toekennen van hulp wordt eerst gekeken wat mensen zelf kunnen en wat de directe omgeving kan oppakken, voordat er aanspraak kan worden gemaakt op gefinancierde hulpverlening. Dat zou effect kunnen hebben op kwetsbare overlastveroorzakers. Voor de aanpak zijn primair gemeenten aan zet: met de decentralisatie van bevoegdheden in het kader van zorg, werk en inkomen, en jeugdzorg, krijgen gemeenten ook meer instrumenten in handen om oplossingen te bieden. Partners als politie en OM kunnen daarbij behulpzaam zijn. De stijgende (overlast)problematiek van verwarde personen (al dan niet met psychiatrische stoornissen) lijkt vooralsnog op het niveau van gemeenten, provincies of Noord-Nederland niet tot een oplossing te leiden. Via de lijn van de VNG c.q. de G32 wordt dit thema besproken met de verantwoordelijke ministeries met als doel gezamenlijk tot een afdoende oplossing te komen.
6.4 Slachtoffers centraal Onze inspanningen zijn uiteraard gericht op het voorkomen dat inwoners slachtoffer worden van criminaliteit, maar als iemand toch slachtoffer wordt, hebben we hier veel aandacht voor. Terugblik Het strafproces is van oorsprong dadergericht. Hierdoor voelden veel slachtoffers zich onvoldoende erkend. De afgelopen jaren is de aandacht voor het slachtoffer in het publieke en politieke debat aanzienlijk toegenomen. Eén en ander heeft in het strafrechtelijke domein geleid tot nieuwe wetgeving, die meer rechten voor slachtoffers regelt. Een spilfunctie in de uitvoering van deze wetgeving is weggelegd voor Slachtofferhulp Nederland. Naast de zorg voor slachtoffers binnen de kaders van een strafproces, liggen er ook volop mogelijkheden voor partners om aandacht te hebben voor belangen van slachtoffers; persoonlijk contact, een luisterend oor en steun kunnen een verschil maken. Een aantal jaren terug is de politie gestart met de invoering van het dienstverleningsconcept om burgers een kwalitatief hoogwaardige, eenduidige en uniforme dienstverlening aan te bieden. Het dienstverleningsconcept heeft een brede werking en omvat alle diensten die aan burgers worden aangeboden en alle contactkanalen die zijn of worden ingericht. In de komende jaren wordt dit dienstverleningsconcept uitgebreid en verbeterd. Ontwikkelingen Er zijn wetswijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de regeling omtrent processtukken, uitbreiding van mogelijkheden tot het uitoefenen van het spreekrecht en invoering van de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir beslag voor de schadevergoedingsmaatregel. Er staat nog een aantal nieuwe wijzigingen op stapel. Verder worden de rechten van slachtoffers verankerd in de ZSM werkwijze. Een zaak kan pas binnen het ZSM-proces door de officier worden afgedaan indien de gevolgen voor en de wensen van het slachtoffer bekend zijn. De rechten van slachtoffers op het gebied van informatie, schade en bejegening, zoals beschreven in de wet Versterking Positie Slachtoffers (VPS), zijn daarmee gewaarborgd. Ambitie Belangen van slachtoffers staan voor ons centraal. We verankeren rechten en bejegening van slachtoffers in onze werkwijzen en ketenbenadering.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
23
Aanpak • Alle slachtoffers worden door de politie doorverwezen naar Slachtofferhulp Nederland. • Verbetering van de slachtofferzorg door bundeling van activiteiten van politie, OM en Slachtofferzorg door middel van het slachtofferloket. • Informatieverstrekking aan slachtoffers is pro-actief en integraal. Slachtoffers houden zo in de verschillende fases van het opsporings- en vervolgingsproces zicht op het proces. • Alle slachtoffers worden in de gelegenheid gesteld hun wensen in het strafproces kenbaar te maken. Slachtoffers die schadeloos gesteld wensen te worden, worden hierbij in een zo vroeg mogelijk stadium ondersteund. • Alle slachtoffers bij wie de verdachte na vervolging is aangemerkt als dader, worden gewezen op de mogelijkheid van slachtoffer-dadergesprekken. • Om te komen tot slimmere, meer gerichte preventiemaatregelen wordt onderzocht in hoeverre er patronen van herhaling van slachtofferschap bestaan. • Uitbreiden en verbeteren van het dienstverleningsconcept politie in Noord-Nederland (o.a. huisvesting, 2D/3D).
6.5 Persoonsgerichte aanpak Veiligheidspartners zetten in op het verder optimaliseren van de persoonsgerichte aanpak (PGA). PGA heeft als doel recidive te voorkomen en zo een daling van criminaliteit en overlast te bereiken. Hiertoe richt de aanpak zich op een zeer brede doelgroep, zoals veel- en meerplegers, plegers van high impact crimes, criminele of ernstig overlastgevende jongeren en ex-gedetineerden. Met maatwerk in straf en strafafdoening (via ZSM) en op de persoon afgestemde interventies, zorgen hulpverlening, moet bereikt worden dat patronen van criminaliteit worden doorbroken, recidive voorkomen en daders geresocialiseerd worden. Alle deelnemers handelen proactief, leveren informatie en zorgen dat die wordt vastgelegd. Alleen dan is het mogelijk om achterliggende problemen van personen structureel aan te pakken en hun gedrag positief te beïnvloeden. Indien nodig wordt hulpverlening ondersteund door effectieve dwang- en drangmaatregelen, bijvoorbeeld via het strafrecht, het civielrecht en leerplicht. Terugblik In het vorige beleidsplan is nadrukkelijk de overstap van zaakgericht werken naar de persoongerichte aanpak gemaakt. Ervaringen met de persoongerichte aanpak laten een duidelijke verbetering zien. Het aantal zeer actieve veelplegers is landelijk met bijna een kwart teruggebracht (periode 20032011). Ook in de categorie 18- tot 24-jarige veelplegers is sinds 2010 voor het eerst een daling te zien. Na een continue stijging tussen 2003 en 2010, is het aantal jonge veelplegers in 2011 met vijf procent gedaald. Ontwikkelingen De grote veranderingen die in het kader van de decentralisaties op gemeenten afkomen, hebben effect op alle inwoners. Diezelfde inwoners rekenen op meer eigen beslisruimte en zijn bereid om daarvoor initiatieven te nemen. In dit kader verwachten wij ook van onze doelgroepen een zelfde houding/instelling. Meer dan in het verleden krijgen de veiligheidshuizen een belangrijke voorwaardenscheppende rol in de ondersteuning van de gebiedsgebonden sociale teams. De meerwaarde van de persoongerichte (veelal) integrale aanpak zal o.a. via zogenaamde veldtafels verder vorm gaan krijgen. Waarbij de komende jaren enerzijds nadrukkelijk gekozen wordt voor eigen verantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd ook - indien noodzakelijk - meer nadruk komt te liggen op het afdwingen van zorg. Een koppeling van strafrecht, bestuursrecht, civielrecht en bestuurlijke sancties geeft de mogelijkheid om op de persoon of groep gerichte effectieve dwang- en drangmaatregelen af te dwingen en af te komen van de vrijblijvendheid. Ambitie Door een persoonsgerichte aanpak recidive voorkomen en zo een daling van criminaliteit en overlast te bereiken.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
24
Aanpak • Goede analyse en informatiedeling: Voor een sluitende aanpak is een compleet beeld van een verdachte nodig. De partners in het Veiligheidshuis doen er alles aan om een compleet beeld te krijgen van o.a. gezins- en leefsituatie, opleiding, eventuele verslavingen en schulden en het verleden van verdachten. Die informatie leggen ze vast in het informatiesysteem KEDO. • Indien nodig wordt hulpverlening ondersteund door effectieve dwang- en drangmaatregelen, bijvoorbeeld via het strafrecht, het civiel-recht en leerplicht. • Maatwerk, integraal en proactief: in nauw samenspel met partners zoals politie, OM, belastingdienst, sociale recherche, handhaving. • Aandacht voor aanpak georganiseerde criminaliteit en mobiele dadergroepen, incl. jeugdgroepen. • Focus op hotspots en hotshots (gerichte interventies). • Alert zijn op signalen van afwijkingen bij bestaande casussen of nieuwe instroom (nieuwe casussen).
6.6 Bestuursrechtelijke aanpak De afgelopen jaren heeft de burgemeester meer en meer bevoegdheden gekregen om overlast aan te pakken en daarmee de openbare orde te handhaven. Veelvuldig gehanteerde bevoegdheden zijn de inzet van noodverordening cq noodbevel om de openbare orde te herstellen. Daarnaast wordt ook veel gebruik gemaakt van de wet MBVEO om (voetbal)overlast te bestrijden, maar ook de APV kan hiervoor worden benut. De bestuursrechtelijke aanpak van woonoverlast en/of drugsoverlast en handel vanuit panden vindt plaats met inzet van respectievelijk de wet Victoria, 13b Opiumwet; ook hier kan de gemeentelijke APV ingezet worden. Naast deze bevoegdheden heeft de gemeente de rol van vergunningverlener bijvoorbeeld bij prostitutiepanden, kamerverhuurpanden, coffeeshops, cafés, evenementen etc. In het kader van het tegengaan van (georganiseerde) criminaliteit is de Wet Bibob een belangrijk instrument. Terugblik De effectieve inzet van de genoemde bevoegden is alleen maar mogelijk als er een goed politiedossier ligt, waarin objectieve, concreet beschreven feiten staan op basis waarvan de burgemeester kan besluiten zijn bevoegdheden in te zetten. Tevens is een dergelijk dossier nodig voor het vervolgproces van bezwaarschriftenprocedures of een aangevraagde voorlopige voorziening bij de rechtbank. De inzet van bestuursrechtelijke bevoegdheden geeft een duidelijk corrigerend signaal af om de orde te herstellen en zijn nadrukkelijk niet als straf bedoeld. Het OM heeft die rol wel en daarom is de intensieve samenwerking, politie, OM en gemeente hierbij van wezenlijk belang. Ontwikkelingen Niet alle gemeenten hebben dagelijks te maken met de inzet van genoemde bevoegdheden. In NoordNederland wordt sinds 2013 samen met de veiligheidshuizen, de Thorbecke Academie (NHL Leeuwarden) en de Rijksuniversiteit Groningen, politie, OM, RIEC en diverse participerende gemeenten gewerkt aan het vergroten van kennis en expertise op gebied van inzet bestuurlijke bevoegdheden/instrumenten. Hiertoe wordt een toolkit ontwikkeld. Daarnaast worden middels de methodiek ‘mindmaps’ te volgen processen in kaart gebracht, voorzien van voorbeeldbrieven, protocollen en procedures. De uitwerking van de verschillende thema’s (woonoverlast, drugsoverlast bestuursrechtelijke aanpak jeugd, maar ook evenementen) wordt uitgevoerd door studenten onder begeleiding van docenten van de Thorbecke Academie en leden van de genoemde werkgroep. Toetsing van de instrumenten vindt plaats bij nog nader te bepalen gemeenten in Noord-Nederland. Borging van de ontwikkelde instrumenten en ontsluiting via het web vindt plaats bij het landelijk Centrum voor Criminaliteit en Veiligheid (het CCV). Ambitie In 2018 hebben alle gemeenten in Noord-Nederland de kennis en expertise in huis om bestuurlijke instrumenten effectief in te zetten. De politie levert goede informatie (politiedossier) die nodig is voor de inzet van bestuurlijke instrumenten door de burgemeester.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
25
Aanpak • De werkgroep ontwikkelt instrumenten en laat deze toetsen bij gemeenten met verschillende grootte en problematiek. • De politie draagt zorg voor kennis en expertise voor het vervaardigen van bestuurlijke rapportages die voldoen aan de criteria en het burgemeestersbesluit voldoende ondersteunen. • Gemeenten en politie ontwikkelen protocollen om een soepele en snelle informatiestroom vanuit politie naar gemeenten te laten lopen.
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
26
7.
Sterkteverdeling eenheid Noord-Nederland
Bijlage 1 geeft de verdeling van de sterkte voor de eenheid Noord-Nederland over de onderdelen. Voor deze formatiegegevens geldt het voorbehoud van laatste overleg tussen korpsleiding en centrale ondernemingsraad over de uitvoering van de reorganisatie. Marginale wijzigingen zijn eventueel nog mogelijk. Bijlage 2 geeft de verdeling van de operationele sterkte beschikbaar voor de basisteams over elk van de basisteams afzonderlijk. Hetzelfde vindt plaats voor de sterkte beschikbaar voor de districtsrecherche. Voor de basisteams wordt de sterkte van de volledige opgeleide medewerkers (regulier) steeds weergegeven in drie stappen. Dit zijn de stappen van gefaseerd toegroeien naar de sterkteverdeling zoals in mei 2013 bestuurlijk overeengekomen. De stappen 1 en 2 vallen in de periode van het regionaal beleidsplan voor 2015 en 2016. Stap 1 loopt tot het moment waarop het eerste onderhoud aan het sterkteverdeelinstrument voor de basisteams is afgerond. Volgens afspraak is dat uiterlijk in de eerste helft van 2016. Stap 2 wordt vervolgens gezet in de loop van 2016 of in 2017. Stap 3 ligt na de periode van het regionaal beleidsplan, namelijk in 2018. Gepleegd onderhoud aan het verdeelinstrument leidt tot een geactualiseerd stappenschema, dat vertrekt vanuit de sterktes volgens stap 1. De weergegeven sterktes voor wijkagenten per basisteam worden gerealiseerd in 2015. Vanuit de historie heeft district Groningen op dit moment meer wijkagenten dan de bijlage weergeeft, en de districten Drenthe en Fryslân minder. De robuuste basisteams zijn het fundament van de politie en zijn onder normale omstandigheden in staat zelfstandig de werkzaamheden binnen hun werkgebied uit te voeren. Wanneer sprake is van problemen die naar aard of omvang de reguliere mogelijkheden van een basisteam overstijgen, kan een beroep worden gedaan op het districtelijke flexteam. Het flexteam biedt tijdelijke ondersteuning en wordt probleemgericht ingezet op zowel handhavings- als opsporingstaken. Op deze wijze kan de politie flexibel en slagvaardig inspelen op (acute) veiligheidsproblemen. In de lokale driehoek worden kaderstellende afspraken gemaakt over de inzet van het flexteam (de WAT-vraag). Keuzes betreffende de dagelijkse inzet van het flexteam en de wijze waarop dit gebeurt (de HOE-vraag) worden gemaakt door de districtsleiding en flexteamleiding. De met het bevoegd gezag afgesproken prioriteiten vormen het kader waarbinnen die keuzes gemaakt worden. De verdeling van de sterktes voor flexteams is 35 fte district Fryslân (20 fte regulier, 15 fte aspiranten), 35 fte district Groningen (20 fte regulier, 15 fte aspiranten) en 30 fte district Drenthe (20 fte regulier, 10 fte aspiranten).
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
27
Bijlage 1: Verdeling politiesterkte Noord-Nederland Formatie 2015/2016 in fte* OS reg Districten basisteams flexteams districtsrecherche leiding en secretariaat totaal districten Dienst Regionaal Operationeel Centrum meldkamer politie leiding en secretariaat totaal dienst Dienst Regionale Recherche generieke opsporing thematische opsporing vreemdelingenpolitie opsporingsondersteuning leiding en secretariaat totaal dienst Dienst Regionale Informatieorganisatie informatieknooppunten analyse en onderzoek regionale informatie inwinning RID-WIV Business Intelligence en Kwaliteit leiding en secretariaat totaal dienst Dienst Regionale Operationele Samenwerking crisisbeheersing/evenementen/honden infrastructuur regionaal servicecentrum arrestantentaken coördinatietaken/KC-taken leiding en secretariaat totaal dienst Dienst Regionale Bedrijfsvoering planning en capaciteitsmanagement leiding totaal dienst Staf politieprofessie control bestuursondersteuning veiligheid, integriteit en klachten communicatie leiding totaal staf Regioleiding totaal leiding Totaal regionale eenheid
OS asp
1812,5 60,0 273,5 6,0 2152,0
366,0 40,0 20,0
73,0 1,5 74,5
1,0
95,0 122,5 152,5 208,7 2,0 580,7
3,0
77,0 30,0 76,0 46,0 16,0 2,0 2,0 249,0 52,0 120,5 75,0 144,0 35,0 2,0 428,5
426,0
1,0
4,0
5,0
3,0 19,0
1,0 1,0
74,0 2,5 76,5
1,0 1,0
98,0 122,5 153,5 208,7 3,0 585,7
5,0 1,0 6,0
77,0 35,0 76,0 46,0 16,0 7,0 3,0 260,0
0,5 1,0 1,5
52,0 120,5 75,0 148,0 35,5 3,0 434,0
39,0 1,0 40,0
39,0 1,0 40,0
3,0 15,5 18,3 12,0 17,0 65,8
19,0 15,5 29,3 24,0 17,0 1,0 105,8
134,3
4,0 4103,0
4,0
4,0
0,0
440,0
totaal 2194,5 100,0 293,5 9,0 2597,0
5,0
11,0 12,0
4,0 3528,7
16,0
1,0
16,0
1,0 40,0
NOS
* onder voorbehoud finale besluitvorming ivm reorganisatie (marginale wijzigingen eventueel mogelijk) OS = operationele sterkte, NOS = niet-operationele sterkte reg = reguliere sterkte (volledig opgeleide medewerkers), asp = aspiranten (nog in opleiding)
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
28
Bijlage 2: Verdeling operationele politiesterkte basisteams en districtsrecherche Elk basisteam heeft naast de weergegeven sterktes 1 fte voor secretariaat (niet-operationeel) stap 1
stap 2
regulier regulier
formatie (stap 3) regulier
wv wijk aspirant
totaal
District Fryslân A1 Noordwest Fryslân A2 Noordoost Fryslân A3 Oost Fryslân A4 Zuidoost Fryslân A5 Sneek A6 Leeuwarden totaal basisteams districtsrecherche
96,5 118,0 84,4 97,0 149,5 145,6 691,0 n.v.t.
96,5 118,0 79,4 97,4 146,5 145,6 683,4 n.v.t.
96,5 118,0 74,5 98,0 142,5 144,0 673,5 82,5
17,0 23,5 17,0 21,0 29,0 23,5 131,0
19,5 24,0 15,0 19,5 29,0 29,0 136,0 7,0
133,0 165,5 106,5 138,5 200,5 196,5 940,5 89,5
District Groningen B1 Ommelanden West B2 Ommelanden Noord B3 Ommelanden Oost B4 Ommelanden Midden B5 Groningen Zuid B6 Groningen Centrum B7 Groningen Noord totaal basisteams districtsrecherche
95,0 87,0 105,7 103,3 87,0 103,8 98,1 680,0 n.v.t.
95,0 82,6 103,0 99,1 92,2 110,2 104,0 686,1 n.v.t.
95,0 78,0 100,0 95,0 97,5 116,5 110,0 692,0 121,0
18,5 15,5 20,0 20,0 15,5 10,5 17,5 117,5
19,5 15,5 20,0 19,0 19,5 23,5 22,5 139,5 8,0
133,0 109,0 140,0 134,0 132,5 150,5 150,0 949,0 129,0
District Drenthe C1 Noord Drenthe C2 Zuidoost Drenthe C3 Zuidwest Drenthe totaal basisteams districtsrecherche
138,5 153,9 149,0 441,4 n.v.t.
138,5 155,5 149,0 443,0 n.v.t.
138,5 159,5 149,0 447,0 70,0
31,0 33,5 32,5 97,0
28,0 32,5 30,0 90,5 5,0
197,5 225,5 211,5 634,5 75,0
Eenheid Noord-Nederland totaal basisteams totaal districtsrecherche
1812,5 n.v.t.
1812,5 n.v.t.
1812,5 273,5
345,5
366,0 20,0
2524,0 293,5
- reguliere operationele sterkte is sterkte van volledig opgeleide medewerkers, aspiranten zijn nog in opleiding. - wijk = wijkagenten. - Het RBPO heeft in mei 2013 een sterkteverdeling over de basisteams vastgesteld. Deze sterkteverdeling geeft enkele grotere mutaties ten opzichte van de verdeling in de formaties van de drie voormalige regiokorpsen. Afgesproken werd dat de feitelijke sterkte in drie stappen toegroeit naar de sterkteverdeling in de formatie. Stap 1 loopt tot het moment van afronding van het eerste onderhoud aan het sterkteverdeelinstrument voor de basisteams, uiterlijk in de eerste helft van 2016. Stap 2 wordt vervolgens gezet in 2016/2017. Stap 3 wordt gezet in 2018. Gepleegd onderhoud aan het verdeelinstrument leidt tot een geactualiseerd stappenschema, dat vertrekt vanuit de sterktes volgens stap 1. - In de sterktecijfers zijn niet zichtbaar de in het basisteam werkzame informatiemedewerkers (37 fte, organiek ondergebracht in specialistische dienst, groei met 18,5 fte ten opzichte van de formaties in de drie voormalige regiokorpsen), het grotere beroep dat de basisteams in district Fryslân kunnen doen op inzet van specialistische diensten (extra inzet van 22,5 fte), het in het vervolg regionaal opvangen van de inzetbehoefte van het basisteam Sneek in de zomermaanden (bij uitgaan van sterktes volgens stap 3 omgerekend ca. 4 fte) en de verschuiving in bijdrage aan de bezetting van de noodhulp tussen de basisteams Ommelanden West en Ommelanden Noord (5 fte van Noord naar West).
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
29
Bijlage 3: Veiligheidsbeeld Noord-Nederland Uit de integrale veiligheidsmonitor (IVM) blijkt dat het onveiligheidsgevoel van inwoners van Groningen, Fryslân en Drenthe al jaren lager is dan het landelijk gemiddelde. Dit gegeven gecombineerd met informatie uit politiesystemen leiden tot het veiligheidsbeeld Noord-Nederland. Het veiligheidsbeeld is gebruikt om de noordelijke prioriteiten op het terrein van veiligheid te valideren. Vergelijking van aantallen aangiften leent zich voor het aangeven van trends. In dit veiligheidsbeeld gebruiken we hiervoor de periode 2010 t/m 2013. Totale criminaliteit Het totaal aantal misdrijven in NoordNederland vertoont in de afgelopen vier een daling van 10%. Deze trend geldt voor NoordNederland als totaal, als ook voor de afzonderlijke provincies.
Totale Criminaliteit Misdrijven 120000 100000 80000
92863
91747
25339
88363
25224
83911
24515
22383
60000 37049
35854
34700
33427
30475
30669
29148
28101
2012
2013
40000 20000 0 2010
2011
Fryslân
Totaal aantal High Impact Crimes Woninginbraak, straatroof, geweld en overvallen zijn delicten met een grote impact op het slachtoffer, diens directe omgeving en het veiligheidsgevoel in de maatschappij. (high impactcriminaliteit). De ontwikkeling van de high impact misdrijven vertoont in NoordNederland, na een stijging in 2011 in de daarop volgende jaren een lichte daling.
Groningen
Drenthe
ENN
High Impact Criminaliteit (bron:BVI) Misdrijven 18000 16000 14000
16816
16423
16162
4677
4593
4596
7034
6826
6616
6259
4803
5313
5214
5307
2010
2011
2012
2013
15973 4136
12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
Fryslân
Groningen
Drenthe
ENN
Binnen de high impact misdrijven zien we de grootste stijging van het aantal misdrijven bij de woninginbraken; ten opzichte van 2010 is in 2013 een stijging te zien van 34%. In Drenthe is de stijging het grootst en ook in Fryslân is de stijging fors, terwijl in Groningen de stijging beperkt bleef. Fryslân heeft het hoogste aantal woninginbraken. Het grootste aandeel binnen de high impact misdrijven wordt gevormd door geweldsmisdrijven. Het aantal misdrijven blijft dalen in Noord-Nederland. In 2013 is de daling 12% t.o.v. 2010. Deze trend is in alle drie de provincies in meer of mindere mate te zien (Groningen 17%, Drenthe 12% en Fryslân 7%). Woninginbraken (bron:BVI) Misdrijven
Geweld (landelijke definitie) (bron:BVI) Misdrijven
8000
12000
6716
7000 6187
6222
6000 5000
5027
1831
1809
10477
10221
2828
2788
9854
10000
2050
9170 2701
8000
2498
1225 4000 3000
2383
2468
2419
2291
6000
4455
4139
4043
3294
3110
2968
2012
2013
3704
4000
2000 1000
2008
1910
1511
2247
0
2000
3194
0
2010
2011 Fryslân
Groningen
2012
2013
2010
Drenthe
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
2011 Fryslân
Groningen
Drenthe
ENN
30
Straatroven en overvallen zijn de delicten die binnen de high impact misdrijven het minst voorkomen. In Noord-Nederland zien we bij beide delicten sinds 2010 een dalende trend. De daling is voor straatroven in alle drie de provincies waarneembaar. Bij overvallen zien we in Groningen en Drenthe een dalende trend en in Fryslân een stijgende trend. Straatroof (bron:BVI) Misdrijven
Overval (bron BVI) Misdrijven
350 317 300
42
160
280
120
33 200
176 204
25
146
150
139
23
95
104
100
100 28
23
80 84
100 50
128
41
243
57
250
152
140
73
60
41
51 40
71
77
71
56
20
2010
2011
2012
2013
0
32
27
0
2010 Fryslân
Groningen
Drenthe
2011
ENN
Jeugd Het totaal aantal geregistreerde meldingen van overlast jeugd geeft in Noord-Nederland een onrustig beeld. Na een daling in 2011 is er in het jaar daarop een forse stijging. In 2013 zien we weer een daling. Deze trend is ook zichtbaar in Groningen en Drenthe. In Fryslân zien we in 2011, 2013 en 2013 een stijging. In 2013 is hier ook een daling zichtbaar.
Fryslân
36
25 2012 Groningen
Drenthe
2013 ENN
M e ldinge n ov e rlast je ugd
14.000 12.000
8.781 8.028
7.509
7.174
10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
2.693 2.256
2.430
1.968 2.818
2.423
2.588
2.268
2.665
2.938
3.270
3.175
2010
2011
2012
2013
0
Fryslân
Problematische jeugdgroepen Noord-Nederland kent geen hardnekkige, criminele jeugdgroepen. Wel zijn er hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen. In 2013 heeft op drie momenten (januari, juni december) een inventarisatie plaatsgevonden.
problematische jeugdgroepen 2013 Januari Juni December
Regionaal beleidsplan Noord-Nederland 2015-2018 (conceptversie 5.6; 28-08-2014)
Groningen
Drenthe
ENN
Groningen
Friesland
Drenthe
15 16 10
31 17 33
12 20 15
31
Bijlage 4: Geografisch kaart basisteams
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: : : :
30 oktober 2014 XV, punt 8 1092 Wethouder Jan ‘t Zand
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese aanbesteding voor de benoeming van een nieuwe accountant. Samenvatting: Na de controle van de jaarrekening 2014 loopt voor de gemeenten De Wolden en Hoogeveen het contract met de accountant af. Per 1 januari 2015 treedt de gemeenschappelijke regeling ambtelijke organisatie De Wolden/Hoogeveen (GR) in werking. Voor beide gemeenten en de GR moet een aanbesteding voor de benoeming van een accountant plaatsvinden. Hiervoor hebben de raden van De Wolden en Hoogeveen elk een (selectie)commissie ingesteld. De commissies adviseren de raden bij de benoeming van een huisaccountant. Deze commissies zijn met de wethouders financiën als lid van het dagelijks bestuur van de GR, tot een gezamenlijk advies gekomen. Het door de commissies en het dagelijks bestuur van de GR opgestelde aanbestedingsdocument ligt nu ter vaststelling voor bij de raden van De Wolden en Hoogeveen en het algemeen bestuur van de GR. Het vaststellen van het aanbestedingsdocument is het eerste onderdeel in de aanbestedingsprocedure voor een nieuwe accountant. Eind januari of begin februari 2015 wordt het gunningsadvies aan de raden van De Wolden en Hoogeveen en het algemeen bestuur voorgelegd. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: Vaststellen aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese aanbesteding voor de benoeming van een nieuwe accountant. Inleiding en aanleiding: Na de controle op het boekjaar 2014 loopt voor de gemeenten De Wolden en Hoogeveen het contract met de accountant af. Per 1 januari 2015 treedt de GR in werking. Voor beide gemeenten en de GR moet een aanbesteding voor de benoeming van een accountant plaatsvinden. In de verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie is vastgelegd dat de raad een accountant benoemt. Een commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant bereidt samen met het college de aanbesteding voor. De uitkomst van de voorbereiding is een aanbestedingsdocument en wordt ter vaststelling voorgelegd aan de raad. Daarnaast benoemt de raad de accountant d.m.v. het besluit op het gunningsadvies van de commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant.
Pagina 1 van 3
Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Voor de gemeenten De Wolden en Hoogeveen en de GR moet een aanbesteding voor de benoeming van een accountant plaatsvinden. De raad benoemt de accountant. Een selectiecommissie accountant bereidt samen met het college en het dagelijks bestuur van de GR de aanbesteding voor. De uitkomst van de voorbereiding is een aanbestedingsdocument; dit wordt ter vaststelling voorgelegd aan de raad. Daarnaast benoemt de raad de accountant door middel van het besluit op het gunningsadvies van de selectiecommissie. De (raads)werkgroep financiën heeft een drie tal leden uit de werkgroep financiën aangewezen die bevoegd zijn om de raad te adviseren doen t.a.v. de aanbesteding benoeming accountant (in het vervolg commissie genoemd). De raad van Hoogeveen heeft hiervoor een (selectie)commissie (in het vervolg commissie genoemd) ingesteld. De commissies adviseren de raad c.q. het algemeen bestuur bij de benoeming van een huisaccountant. Deze commissies zijn met de wethouders financiën van beide gemeenten tot een gezamenlijk advies gekomen. Gezamenlijk is een aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese aanbesteding voor de benoeming van de accountant opgesteld en dat ligt nu ter vaststelling voor bij de raden en het algemeen bestuur van de GR. Met het vaststellen van het aanbestedingsdocument wordt de eerste stap gezet in het proces van aanbesteding accountant. Dit document is op 23 september door het dagelijks bestuur van de GR voor kennisgeving aangenomen en op 11 november zal dit ter vaststelling worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Op 23 oktober wordt het aanbestedingsdocument ter vaststelling voorgelegd aan de raad van Hoogeveen. Eind januari/begin februari 2015 zal de commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant de raden en het algemeen bestuur van de GR een gunningsadvies voorleggen. Beoogde effecten: Benoeming van een accountant voor 2015 t/m 2018 met de mogelijkheid om het contract 2 keer met één jaar te verlengen. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Door de commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant wordt geadviseerd om een contract aan te gaan met de accountant voor 4 jaar (2015 tot en met 2018) met de mogelijkheid om deze 2 keer met één jaar te verlengen. Alternatief beleid: Als een van de raden of het algemeen bestuur van de GR niet wil overgaan tot een gezamenlijke aanbesteding en of het aanbestedingsdocument niet vaststelt dient de selectiecommissie met een nieuw advies te komen. Financiële effecten: Op basis van het aanbestedingsdocument zullen offertes worden uitgebracht. Op basis van de uitgebrachte offertes kan pas een uitspraak worden gedaan over de financiële consequenties. Personele effecten: Geen Juridische effecten: Gezien de financiële omvang van de te verstrekken opdracht is het nodig om voor de selectie van de accountant een Europese aanbestedingsprocedure te doorlopen. In de verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie is vastgelegd dat de raad een accountant benoemt.
Pagina 2 van 3
Participatie- en communicatieparagraaf: Op 10 november zal de publicatie van de aanbesteding via TenderNet.nl plaatsvinden. Fatale termijnen: Nadat de raden van Hoogeveen en De Wolden en de GR het aanbestedingsdocument hebben vastgesteld kan de Europese aanbesteding van start gaan. Op 10 november zal de publicatie van de aanbesteding plaatsvinden en het gunningsadvies zal in januari/februari 2015 worden voorgelegd aan de raad en het algemeen bestuur van de GR. De gezamenlijke commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant dient met een nieuw advies te komen indien een van de raden en/of het algemeen bestuur van de GR niet wil overgaan tot een gezamenlijke aanbesteding en/of het aanbestedingsdocument niet vaststelt. Aanpak en uitvoering: Het aanbestedingsdocument is voorbereid en akkoord bevonden door de commissies van de beide gemeenten en het DB van de GR. Op 23 oktober wordt het aanbestedingsdocument ter vaststelling voorgelegd aan de raad van Hoogeveen en op 11 november aan het algemeen bestuur van de GR. Eind januari/begin februari 2015 zal de commissie voor de benoeming van een nieuwe accountant de raden en het algemeen bestuur van de GR een gunningsadvies voorleggen. 1 april 2015 is de ingangsdatum van de overeenkomst met de accountant. Bijlagen: Aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese aanbesteding van de benoeming van een nieuwe accountant.
Zuidwolde, 17 oktober 2014
griffier
voorzitter
drs. I.J. Gehrke
R.T. de Groot
Pagina 3 van 3
Ontwerp Nr.
XV / 8
De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van de voorzitter en griffier van 17 oktober 2014;
Besluit:
Vast ter stellen het aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese aanbesteding voor de benoeming van een nieuwe accountant.
Zuidwolde, 30 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier, drs. I.J. Gehrke
voorzitter, R.T. de Groot
Pagina 1 van 1
GR Ambtelijke organisatie Gemeente Hoogeveen Gemeente De Wolden
Aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europese openbare aanbesteding van accountant Kenmerk: 2014/05
Gemeente De Wolden Gemeente Hoogeveen GR ambtelijke organisatie De Wolden/ Hoogeveen Datum: 7 oktober 2014
Inhoud 1.
Opdracht .......................................................................................................................................... 4 1.1.
Aan te besteden opdracht en de organisatie ........................................................................... 4
1.2.
Opbouw van dit document ....................................................................................................... 4
1.3.
Beschrijving van de gemeenten en de gemeenschappelijke regeling...................................... 4
1.4.
Beschrijving van de opdracht.................................................................................................... 5
1.5.
Huidige stand van zaken ........................................................................................................... 6
1.6.
Contractvorm en duur .............................................................................................................. 6
1.7.
Percelen en samenvoegen opdracht ........................................................................................ 7
1.8.
Varianten .................................................................................................................................. 7
1.9.
Uitgangspunten bij de opdracht ............................................................................................... 7
1.10. 2.
3.
Planning................................................................................................................................. 7
Procedure......................................................................................................................................... 9 2.1
Algemeen .................................................................................................................................. 9
2.2
Digitale aanbesteding ............................................................................................................... 9
2.3
Doel........................................................................................................................................... 9
2.4
Contactgegevens....................................................................................................................... 9
2.5
Voorwaarden .......................................................................................................................... 10
2.6
Voorbehoud ............................................................................................................................ 11
2.7
Vragenronde/Nota van Inlichtingen ....................................................................................... 12
2.8
Onjuistheden of onduidelijkheden ......................................................................................... 12
2.9
Samenwerkingsverbanden ..................................................................................................... 12
2.10
Opbouw van de offerte ....................................................................................................... 13
2.11
Digitale inschrijving via TenderNed..................................................................................... 14
2.12
Wijze van het beoordelen van de offertes.......................................................................... 14
2.13
Gunningscriteria .................................................................................................................. 15
2.14
Strategische inschrijvingen.................................................................................................. 16
2.15
Toelichting op de offerte..................................................................................................... 16
2.16
Voorlopige gunning ............................................................................................................. 17
2.17
Verificatie ............................................................................................................................ 17
2.18
Definitieve gunning ............................................................................................................. 17
2.19
Klachtenregeling.................................................................................................................. 18
Uitsluitingsgronden/geschiktheidscriteria ..................................................................................... 18 3.1
Uitsluitingsgronden................................................................................................................. 18
3.2
Geschiktheidseisen ................................................................................................................. 18
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
2
4.
3.2.1
Economische en financiële draagkracht ............................................................................. 18
3.2.2
Technische geschiktheid ..................................................................................................... 19
3.2.3
Kwaliteit, milieu en maatschappij ....................................................................................... 20
3.2.4
Duurzaamheid ..................................................................................................................... 20
3.2.5
Beroepsbevoegdheid .......................................................................................................... 21
Programma van eisen & wensen ................................................................................................... 22 4.1
Programma van eisen ............................................................................................................. 22
4.2
Gunningscriteria...................................................................................................................... 27
4.2.1 Prijs ........................................................................................................................................... 27 4.2.2 Kwaliteit.................................................................................................................................... 27 4.2.3 Maatschappelijk verantwoord ondernemen ........................................................................... 28 4.2.4 Presentatie ............................................................................................................................... 28 BIJLAGEN ........................................................................................................................................... 30 Bijlage 1: Inschrijvingsformulier en checklist .................................................................................... 30 Bijlage 2: Eigen verklaring ................................................................................................................. 32 Bijlage 3:Referenties.......................................................................................................................... 33 Bijlage 4: Prijzenblad ......................................................................................................................... 34 Bijlage 5: Conceptovereenkomst ...................................................................................................... 35 Bijlage 6: Verklaring aansprakelijkheid combinaties......................................................................... 39 Bijlage 7: Overeenkomst derden verklaring...................................................................................... 40 Bijlage 8: Algemene inkoopvoorwaarden ......................................................................................... 44 Bijlage 9: Protocol Social Return ....................................................................................................... 45 Bijlage 10: Controleverodeningen..................................................................................................... 48 Bijlage 11: Instructie m.b.t. digitaal aanbesteden............................................................................. 61
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
3
1. Opdracht 1.1.
Aan te besteden opdracht en de organisatie
Dit document is het aanbestedingsdocument voor de contractering van een accountant voor de gemeente De Wolden, de gemeente Hoogeveen en de Gemeenschappelijke Regeling Ambtelijke organisatie De Wolden/Hoogeveen (in het vervolg de aanbestedende dienst). De gemeente Hoogeveen treedt op als penvoerder. De bovenstaande drie rechtspersonen hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheden, administratie, besluitvormingstraject en bestuur. De Gemeenschappelijke Regeling (GR) is een rechtspersoon die ten behoeve van de gemeenten De Wolden en Hoogeveen de ondersteuning en uitvoering levert. De bovenstaande drie rechtpersonen maken elk een jaarrekening die door de accountant moet worden gecontroleerd. De aanbestedende dienst heeft zich, voorafgaand aan deze aanbesteding, op de hoogte gebracht van de gebruikelijke standaarden, de meest voor de hand liggende perceelindeling, de meest geschikte aanbestedingsprocedure, de toegankelijkheid van het MKB, etc. Door deze marktverkenning is de gemeente Hoogeveen in staat om dit aanbestedingsdocument te schrijven dat op de markt aansluit, waardoor de administratieve lasten van de inschrijvers worden beperkt.
1.2.
Opbouw van dit document
In dit document leest u waarvoor deze aanbestedingsprocedure dient, welke procedure wordt toegepast, welke eisen van toepassing zijn en op welke wijze gunning plaatsvindt. De opbouw van dit aanbestedingsdocument is als volgt: Hoofdstuk 1 geeft informatie over de opdracht en de organisatie. Hoofdstuk 2 beschrijft de te volgen aanbestedingsprocedure. Hoofdstuk 3 beschrijft de criteria waaraan de Inschrijver moet voldoen. Hoofdstuk 4 beschrijft de eisen, de wensen/ gunningscriteria die van toepassing zijn op de gevraagde dienstverlening /levering.
1.3.
Beschrijving van de gemeenten en de gemeenschappelijke regeling
Gemeente Hoogeveen Hoogeveen is een gemeente in Zuidwest-Drenthe met ongeveer 54.000 inwoners. De gemeente bestaat uit de plaatsen Elim, Fluitenberg, Hollandscheveld, Hoogeveen, Nieuw Moscou, Nieuweroord, Nieuwlande, Noordscheschut, Pesse, Stuifzand en Tiendeveen. Hoogeveen heeft dynamiek. In de stad en de dorpen bruist het van de evenementen. Kunst en cultuur, muziek, grote sportwedstrijden: het is er allemaal en het wordt telkens beter. Hoogeveners hebben ambitie. Ondernemers hebben succes met hun bedrijven. De bewoners zijn actief betrokken bij hun omgeving. Hoogeveen heeft een typische kwaliteit. Hier merk je de energie van de stad en daarnaast de ontspannen sfeer onder de mensen. En je ervaart de ontspanning van het prachtige Drenthe. Gemeente De Wolden Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
4
De gemeente De Wolden is een landelijk gelegen gemeente in Zuidwest-Drenthe met samen zo'n 24.000 inwoners. De gemeente kent 17 kernen en is landschappelijk zeer gevarieerd. Er zijn grootschalige landbouwgebieden met onder andere moderne melkveehouderijbedrijven (Ruinerwold, Koekange), afgewisseld met beekdalen (Reestdal, Ruiner Aa), stuwwallen (Nolde), esdorpen (Ansen, Ten Arlo) en bos (Echten). De voornaamste economische dragers van De Wolden zijn landbouw, recreatie en toerisme, met daarnaast kleinschalige industrie, nijverheid en detailhandel. Op het gebied van recreatie en toerisme is er in De Wolden van alles te beleven. Er zijn volop campings, bungalowparken, hotels, pensions en horecagelegenheden. Daarnaast is er de mogelijkheid om te kamperen bij de boer. Er zijn aantrekkelijke fiets-, wandel- en ruiterpaden. Gemeenschappelijke regeling ambtelijke organisatie De ambtelijke organisaties van de gemeenten De Wolden en Hoogeveen worden ondergebracht binnen een Gemeenschappelijke Regeling. Het streven is erop gericht dat de Gemeenschappelijke Regeling actief wordt per 1 januari 2015. In de onderstaande afbeelding treft u de ruwe structuur van de toekomstige organisatie aan.
1.4.
Beschrijving van de opdracht
De omvang van de dienstverlening gedurende vier jaar bestaat uit de hierna genoemde onderdelen: a) De certificerende functie, deze is gericht op het verstrekken van (goedkeurende) verklaringen; b) De natuurlijke adviesfunctie, deze vloeit voort uit en is onlosmakelijk verbonden met de certificerende functie; c) De ondersteunende functie, deze omvat alle overige activiteiten die direct gericht zijn op de ondersteuning van de bestuurlijke, kaderstellende en controlerende organisatie. Volgens de planning zal de overeenkomst ingaan per 1 april 2015. Het betreft de controle van de boekjaren 2015 tot en met 2018 en mogelijk de boekjaren 2019 en 2020 voor de gemeenten HoogeGemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
5
veen en De Wolden en de Gemeenschappelijke Regeling. In formele zin is sprake van benoeming van een accountant door de raden en het Algemeen Bestuur van de aanbestedende dienst. De aanbestedende dienst zoekt een accountant met bestuurlijke sensitiviteit die op inhoud in staat is boven de materie te gaan staan, die beschikt over een natuurlijke adviesfunctie en zich met name richt op financiële risicogebieden en rechtmatigheid. Wij gaan met deze accountant een meerjarige relatie aan voor een vaste prijs waarin meerwerk discussies worden voorkomen.
1.5.
Huidige stand van zaken
De aanbestedende dienst gebruikt voor de planning van P&C documenten een jaarkalender. Deze kalender geeft aan welke stappen nodig zijn per document, de betrokken medewerkers per stap en de data waarop de stappen afgerond moeten zijn. De totstandkoming van het jaarverslag en de jaarrekening staat opgenomen in deze planning en is een coproductie tussen de kwartieren, Bedrijfscontrol en de raad/algemeen bestuur. Overheden moeten aantonen dat ze rechtmatig met publieke middelen omgaan conform artikel 213 van de Gemeentewet. Voor de borging van een getrouwe en rechtmatige weergave van lasten, baten en balansmutaties is een beheerssysteem ingericht dat de risico’s op fouten zoveel mogelijk beperkt. Het interne beheerssysteem zorgt ervoor dat we in belangrijke mate voldoen aan de door de accountant gevraagde gegevens en controles voor de jaarrekeningcontrole. Het systeem functioneert als volgt: Jaarlijks maakt de raad afspraken met de accountant voor de jaarrekeningcontrole. Deze afspraken worden vastgelegd in een controleprotocol. Als bijlage bij het controleprotocol neemt de raad kennis van een normenkader waarin de financiële stromen vertaald worden naar wetten en regels. Als uitwerking op dit protocol stelt team Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC) een controleplan op met hierin de werkzaamheden van het team AO/IC om het interne beheerssysteem te toetsen. Het plan wordt door het DT vastgesteld. Het team AO/IC beoordeeld jaarlijks de opzet van de financiële processen en bepaalt het aantal waarnemingen dat nodig is om de werking te toetsen. Door middel van bijvoorbeeld een dossiercontrole, controle op volledigheid en het leggen van aansluitingen geeft de interne controlefunctionaris een oordeel over de processen en de toe te rekenen financiële fouten. Het team AO/IC legt het oordeel met onderbouwing en advies vast in een memo dat wordt afgestemd met de proceseigenaar. Het team AO/IC maakt 1 samenvattend rapportage over de constateringen en verbeterpunten t.a.v. de rechtmatigheid van de processen, waarop de accountant kan steunen bij de uit te voeren controlewerkzaamheden. Deze rapportage wordt voorgelegd aan het directieteam. De accountant toetst deze uitkomsten en kan deze meenemen in haar rapportage(s). Naast de interne controle zorgt het team AO/IC ervoor dat de benodigde dossieropbouw voor de accountantscontrole en de vereiste controles (zoals opgenomen in de lijst met op te leveren stukken) afgerond zijn, voordat de accountant start met de jaarrekeningcontrole.
1.6.
Contractvorm en duur
De aanbestedende dienst heeft het voornemen om een overeenkomst aan te gaan voor een periode van vier jaar. De aanbestedende dienst heeft de mogelijkheid om de looptijd van de overeenkomst te verlengen. Minimaal drie (3) maanden voor het einde van de overeenkomst spreekt de aanbestedende dienst zich uit over een verlenging. Er kan twee maal één jaar onder gelijkblijvende voorwaarden verlengd worden. De conceptovereenkomst is als bijlage 5 opgenomen. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
6
1.7.
Percelen en samenvoegen opdracht
De aanbestedende dienst schrijft deze aanbesteding samen uit aangezien de administratieve werkprocessen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, om die reden wordt de opdracht ook niet in percelen opgedeeld. Samenwerking tussen de gemeenten en de gemeenschappelijke regeling kent geen ongewenste verstorende effecten voor de aanbiedende partijen.
1.8.
Varianten
De eisen en wensen zijn in dit aanbestedingsdocument vastgelegd. Ten behoeve van de eenduidigheid en het kunnen vergelijken van de offertes zijn geen varianten toegestaan.
1.9. • • • • • •
Uitgangspunten bij de opdracht
Uw prijs is afgegeven in EURO (€) en exclusief BTW. Uw prijs is vast voor 2015. De prijs kan jaarlijks op 1 januari, op basis van het CBS-indexcijfer voor CAO lonen zakelijke dienstverlening van het voorgaande jaar peildatum 1 oktober, worden aangepast. Dit kan voor het eerst met ingang van 1 januari 2016. De aan te bieden prijzen omvatten alle kosten in verband met de nakoming van de verplichtingen van de accountant (zoals - maar niet beperkt tot - reisuren, reis- en verblijfskosten, kosten van vermenigvuldiging van documenten, verzekeringspremies etc.). Bij een wijziging van de opdracht door de opdrachtgever wordt de overeengekomen vergoeding in evenredigheid tot de meer of minder te verrichten werkzaamheden aangepast. Meerwerk is slechts toegestaan en mag alleen in rekening worden gebracht indien de opdrachtgever voor dat meerwerk een aparte schriftelijke opdracht heeft verstrekt. Voor meer- of minderwerk geldt het in de offerte aangegeven uurtarief.
1.10. Planning Omschrijving
Datum en tijdstip
Aankondiging aanbesteding (op www.TenderNed.nl) 11 november 2014 Uiterste datum en tijdstip indiening vragen m.b.t. aanbestedingsdocument Publicatie Nota van Inlichtingen (op www.TenderNed.nl ) Uiterste datum en tijdstip inzending inschrijvingen Opening van de offertes ( niet openbaar) Presentaties Behandeling bestuur
Uiterste datum voorlopige gunning Uiterste datum indienen van beroep gunning Uiterste datum definitieve gunning Ondertekening overeenkomst Uiterste datum publicatie van de gunning Start contractperiode
2 december 2014, 12.00 uur 8 december 2014 22 december 2014, 12.00 uur 22 december 2014, 12.05 uur 13 januari 2015 Gemeenteraden De Wolden: 29 januari 2015 Hoogeveen: 5 februari 2015 Algemeen Bestuur GR: 27 januari 2015 12 februari 2015 4 maart 2015 5 maart 2015 5 maart 2015 31 maart 2015 1 april 2015
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
7
De aanbestedende dienst behoudt zich het recht voor de planning om haar moverende redenen aan te passen. Aan de planning kunnen geen rechten worden ontleend. Gegadigden worden tijdig geïnformeerd indien de planning wijzigt.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
8
2. Procedure 2.1
Algemeen
De aanbesteding vindt plaats volgens de aanbestedingswet 2012. De gunning van de opdracht vindt plaats op basis van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving, zoals omschreven in dit aanbestedingsdocument inclusief bijlagen. De Europees openbare procedure is een procedure in één ronde die algemeen bekend wordt gemaakt en waaraan iedere geïnteresseerde aanbieder kan deelnemen. De aanbesteder mag bepalen dat alleen inschrijvers die aan de geschiktheidseisen voldoen in aanmerking komen voor verlening van de opdracht. Gunning geschiedt op basis van gedane inschrijving. De aanbesteder mag niet met inschrijvers onderhandelen over de ingediende aanbiedingen.
2.2
Digitale aanbesteding
Deze aanbesteding zal digitaal plaatsvinden met gebruik van het aanbestedingsplatform TenderNed. Dat betekent dat: • De aanbestedingsdocumenten via TenderNed ter beschikking worden gesteld; • De vragen via TenderNed moeten worden gesteld; • Inschrijvers via TenderNed hun aanbieding moeten indienen; • De correspondentie ten aanzien van de gunning van de opdracht via TenderNed plaats zal vinden. Een instructie met betrekking tot digitaal aanbesteden voor ondernemers treft u aan als bijlage 11 bij dit aanbestedingsdocument. Om deel te kunnen nemen aan de digitale aanbesteding met behulp van TenderNed dient u een bedrijfsprofiel aan te maken. Indien u hier vragen over heeft verwijzen wij u naar de servicedesk van TenderNed: 0800-8363376 of
[email protected]
2.3
Doel
Het doel is middels een Europese openbare aanbesteding te komen tot een overeenkomst met één opdrachtnemer en het optimaliseren van de accountantsdiensten conform de gestelde eisen en wensen. Uitgangspunt bij deze aanbesteding is dat de aanbestedende dienst naar een zo (kosten)efficiënt mogelijke uitvoering van de opdracht streeft. Door de aanbesteding en de daarmee verbonden marktwerking wordt een verlaging van de kosten verwacht ten opzichte van de huidige situatie.
2.4
Contactgegevens
Gemeente Hoogeveen: Cluster/ afdeling Contactpersoon: Postadres: Adres:
BMO/AJZ Rogier Molenaar Postbus 20.000 7900 PA Hoogeveen Raadhuisplein 1
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
9
Telefoon: E-mail: Internet:
14 0528
[email protected] www.hoogeveen.nl
Het inwinnen van informatie kan uitsluitend via de in paragraaf 2.7 beschreven informatieronde. Het is op straffe van uitsluiting, niet toegestaan om contact te zoeken met andere functionarissen dan de hierboven genoemde contactpersoon ter verkrijging van informatie die op enige manier samenhangt met de aanbesteding.
2.5
Voorwaarden
1.
Op deze aanbestedingsprocedure en de uiteindelijke dienstverlening zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden van Hoogeveen, met uitzondering van de artikelen 38 en 39, van november 2010 van de gemeente Hoogeveen van toepassing. Deze zijn opgenomen als bijlage 8. De toepasselijkheid van eventuele door de inschrijver gehanteerde algemene voorwaarden wordt hierbij uitdrukkelijk uitgesloten.
2.
Het bepaalde in artikel 39 van de Algemene Inkoopvoorwaarden van Hoogeveen wordt vervangen door: ‘Opdrachtnemer zal zijn werkzaamheden naar beste kunnen verrichten en daarbij de zorgvuldigheid in acht nemen die van Opdrachtnemer kan worden verwacht. Indien een fout wordt gemaakt doordat Opdrachtgever onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, is Opdrachtnemer voor de daardoor ontstane schade niet aansprakelijk. Indien Opdrachtgever aantoont dat hij schade heeft geleden door een fout van Opdrachtnemer, die bij zorgvuldig handelen zou zijn vermeden, is Opdrachtnemer voor die schade aansprakelijk tot maximaal driemaal het bedrag van het honorarium voor de desbetreffende opdracht over het laatste kalenderjaar, tenzij er aan de zijde van Opdrachtnemer sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen grove nalatigheid en tenzij enige dwingende (inter)nationale wet of regelgeving een dergelijke beperking niet toestaat.
3.
Op deze aanbesteding is het Nederlandse recht van toepassing.
4.
Door in te schrijven gaat u akkoord met de bepalingen, voorwaarden, eisen en wensen van deze aanbesteding.
5.
De aanbestedende dienst behoudt zich het recht voor alle gevraagde gegevens op hun juistheid te controleren en zo nodig referenties op te vragen.
6.
Indien de inschrijving onduidelijkheden bevat kan de aanbestedende dienst verzoeken om een nadere toelichting op de inschrijving. Inschrijvers dienen onder meer de door hen in het kader van de gunning overlegde getuigschriften en documenten op verzoek van de gemeente toe te lichten.
7.
De inschrijving dient volledig en consistent te zijn. Mocht blijken dat er informatie wordt gemist of dat de verstrekte informatie niet consistent is met de corresponderende documentatie en/of bijlagen, dan wel afwijkt van nadere informatie die ingewonnen wordt bij de inschrijver of van algemeen bekende marktinformatie, dan kan de inschrijver worden uitgesloten van de procedure.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
10
8.
Wij wijzen er nadrukkelijk op dat het verstrekken van onjuiste gegevens tot uitsluiting kan leiden.
9.
De inschrijver mag de gegevens die de aanbestedende dienst hem in verband met deze aanbesteding ter beschikking stelt alleen gebruiken voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. De inschrijver gaat vertrouwelijk om met de door de aanbestedende dienst verstrekte informatie. De aanbestedende dienst zal de door de inschrijver verstrekte informatie eveneens vertrouwelijk behandelen.
10. De inschrijver onthoudt zich van gedragingen die mededinging tussen inschrijvers beperken. In het bijzonder wisselt de inschrijver geen informatie over zijn inschrijving uit met andere inschrijvers of met derden. 11. Het is niet toegestaan tijdens de aanbestedingsprocedure rechtstreeks contact op te nemen met medewerkers van de aanbestedende dienst, anders dan met de vermelde contactpersoon. Alle communicatie met betrekking tot deze aanbesteding verloopt via de vermelde contactpersoon. Wanneer hier niet aan wordt voldaan, wordt inschrijver uitgesloten van verdere deelname aan de procedure. 12. De inschrijving en alle verdere communicatie, inclusief de communicatie gedurende de looptijd van de overeenkomst, is in de Nederlandse taal. Uitzondering wordt gemaakt voor documenten die oorspronkelijk in een andere taal zijn gesteld. Voorbeeld hiervan is een getuigschriften van buitenlandse opdrachtgevers/inschrijvers. De aanbestedende dienst kan in voorkomend geval om een officiële vertaling verzoeken. 13. De inschrijving heeft een minimale geldigheidsduur van 90 dagen vanaf de inleverdatum of tot 14 dagen na uitspraak van de rechter in een kort geding. Gedurende deze periode is de inschrijving onvoorwaardelijk en bindend. 14. U kunt zich slechts éénmaal, al dan niet in combinatie of als hoofdaannemer, inschrijven voor deze aanbesteding. 15. De aanbestedende dienst vergoedt geen kosten voor het uitbrengen van een offerte. Correspondentie en ontvangen offertes worden na afloop niet aan de inschrijver geretourneerd en worden eigendom van de aanbestedende dienst. 16. De inschrijver wordt verondersteld de in dit document gehanteerde begrippen te kennen.
2.6
Voorbehoud
De aanbestedende dienst behoudt zich zonder meer en zonder tot enigerlei schadevergoeding te zijn gehouden, in ieder geval het recht voor: • de procedure tussentijds om haar moverende redenen op te schorten of af te breken; • de tijdsplanning te wijzigen; • de opdracht niet te gunnen; • de gunningbeslissing in te trekken en zo nodig een nieuwe gunningbeslissing te nemen. Gunning vindt niet plaats als er door geen enkele inschrijver in voldoende mate wordt voldaan aan de eisen en wensen zoals omschreven in het aanbestedingsdocument.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
11
2.7
Vragenronde/Nota van Inlichtingen
In de vragenronde kunt u schriftelijk uw eventuele vragen en opmerkingen kenbaar maken. Vragen en opmerkingen kunnen alleen via de TenderNed ‘vragen en antwoorden’ module worden ingediend. Wanneer u gebruik maakt van de mogelijkheid om vragen te stellen of opmerkingen te plaatsen, geef dan per vraag of opmerking aan op welk document, paragraafnummer, paginanummer dan wel bijlage de betreffende vraag of opmerking betrekking heeft. In uw offerte moet u onvoorwaardelijk voldoen aan elke eis. Het is daarom van belang, als er eisen in dit document staan waar u een voorbehoud bij hebt, dat u daarover een vraag stelt. De gestelde vragen en de daarop gegeven antwoorden worden geanonimiseerd in een Nota van inlichtingen. Deze wordt gepubliceerd op TenderNed en vormt een integraal onderdeel van dit aanbestedingsdocument. Tijdens het stellen van vragen kunt u ook opmerkingen maken op de conceptovereenkomst of de algemene inkoopvoorwaarden. Deze worden tevens verwerkt in de Nota van inlichtingen. Daarbij zal worden aangegeven of dit leidt tot een wijziging van de conceptovereenkomst. Bij vaststelling van de Nota van inlichtingen wordt de conceptovereenkomst definitief gemaakt. Daarna zijn geen wijzigingen meer mogelijk. De definitieve overeenkomst is bindend voor de inschrijver en aanbestedende dienst.
2.8
Onjuistheden of onduidelijkheden
Van de inschrijver wordt een proactieve houding verwacht. Hij dient de aanbestedende dienst tijdig (d.w.z. uiterlijk op de laatste dag van de termijn voor het stellen van vragen) op de hoogte te stellen van onduidelijkheden, onvolkomenheden, tegenstrijdigheden of disproportionaliteit in het aanbestedingsdocument of de aanbestedingsprocedure. Indien de inschrijver dit tijdens de vragenronde nalaat, verwerkt hij zijn rechten om daar later tegen op te komen. Na de Nota van inlichtingen wordt verondersteld dat alle documenten helder en eenduidig zijn. In geval van tegenstrijdigheden tussen de Nota van inlichtingen en eerder verstrekte documenten prevaleert het bepaalde in de Nota van inlichtingen. Indien er meer Nota ‘s van inlichtingen zijn prevaleert, in geval van tegenstrijdigheden tussen de Nota’s van inlichtingen, het bepaalde in de meest recente Nota van inlichtingen.
2.9
Samenwerkingsverbanden
Het is inschrijvers toegestaan om in samenwerking met een andere partij (combinatie) of met gebruikmaking van onderaannemers in te schrijven voor deze opdracht. Ten aanzien van combinaties worden de volgende eisen gesteld: a) Als u als een combinatie inschrijft, vermeldt u dat in onderdeel 1.5 van de Eigen verklaring (bijlage 2). b) Elke deelnemer van de combinatie dient de Eigen verklaring afzonderlijk in te vullen. Iedere combinant dient afzonderlijk te voldoen aan alle gestelde criteria in de Eigen verklaring. c) Elke deelnemer van de combinatie dient afzonderlijk te voldoen aan de gestelde eisen ten behoeve van de economische draagkracht (bewijs van verzekering voor bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid. d) De combinatie dient gezamenlijk te voldoen aan de gestelde eisen ten behoeve van de financiële draagkracht (omzeteisen). e) Het is toegestaan dat de relevante omzet en referenties van de combinanten bij elkaar worden opgeteld. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
12
f) Alle combinanten aanvaarden zowel gezamenlijk als hoofdelijke aansprakelijkheid voor de inschrijving als voor de uitvoering en de nakoming van alle uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Hiertoe wordt de verklaring aansprakelijkheid combinaties (bijlage 6) ingevuld en ondertekend. g) Opdrachtgever wenst bij een combinatie slechts één contactpersoon. Deze contactpersoon is de penvoerder en vertegenwoordigt rechtsgeldig gedurende de aanbesteding en de uitvoering van de opdracht alle leden van de combinatie. U geeft dit aan in onderdeel 1.6 van de Eigen verklaring. h) Indien op één van de combinanten een uitsluitingsgrond van toepassing is, volgt uitsluiting van alle combinanten en is het niet toegestaan een andere combinatie aan te gaan. i) Indien een combinatie wordt ontbonden dient de opdrachtnemer dit onverwijld aan de aanbestedende dienst te melden. Partijen gaan vervolgens in gesprek of de overeenkomst kan worden voortgezet. De continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening is hierbij het uitgangspunt. j) Indien de opdracht aan een combinatie wordt gegund, kan van de combinatie worden verlangd een bepaalde rechtsvorm aan te nemen, indien dit voor de goede uitvoering van de opdracht noodzakelijk is. k) Het vormen van samenwerkingsverbanden na indienen van de inschrijving is niet toegestaan. l) Elk samenwerkingsverband levert als één inschrijver één offerte in. Schrijft u in een samenwerkingsverband in, dan is het niet toegestaan dat u zich naast deze inschrijving nog apart of in een ander samenwerkingsverband inschrijft voor deze aanbesteding. Ten aanzien van onderaanneming worden de volgende eisen gesteld: a) Indien u met betrekking tot deze aanbesteding voornemens bent delen van de gevraagde diensten in onderaanneming te geven, omschrijf in dat geval duidelijk in de offerte op welk deel van de diensten dit betrekking heeft en waarbij de taakverdeling en de betreffende werkzaamheden worden omschreven. De inschrijver vult tevens onderdeel 8.2 van de Eigen verklaring in. b) Een hoofdaannemer dient als één inschrijver één offerte in. c) Een hoofdaannemer is jegens de aanbestedende dienst volledig aansprakelijk voor de uitvoering van de opdacht, dat wil zeggen ook voor de werkzaamheden die hij in onderaanneming heeft laten verrichten. Hij verstrekt alle gegevens die nodig zijn voor de selectie en gunning, d.w.z. het toesturen van gevraagde documenten en het invullen van genoemde bijlagen. d) De hoofdaannemer dient aan te tonen dat hij over de bekwaamheden van de onderaannemer kan beschikken. Hiertoe vult de hoofdaannemer de Overeenkomst derden verklaring in (zie bijlage 7). e) Het is voor de opdrachtgever belangrijk dat de kwaliteit van het geleverde product en de bijbehorende dienstverlening gedurende de contractperiode gelijk blijft. De opdrachtnemer mag tijdens de contractperiode niet zonder toestemming van de opdrachtgever van onderaannemer wisselen.
2.10 Opbouw van de offerte Voor een volledig en leesbare offerte, wordt u verzocht bij de opbouw van de offerte de volgende structuur aan te houden. De offerte dient te bestaan uit de volgende onderdelen, conform onderstaande volgorde. • • • •
Aanbiedingsbrief; Inschrijvingsformulier/ checklist (zie bijlage 1); Eigen verklaring (zie bijlage 2); Referenties (zie bijlage 3);
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
13
• • •
Verklaring aansprakelijkheid Combinaties (indien van toepassing, zie bijlage 6); Overeenkomst derden verklaring (indien van toepassing, zie bijlage 7); Antwoorddocument onderdelen paragraaf 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3.
Geef uw prijs op m.b.v. bijlage 4 van dit aanbestedingsdocument.
2.11 Digitale inschrijving via TenderNed U dient uw offerte digitaal via TenderNed in te dienen. Te laat ontvangen, onvolledige en op andere wijze aangeleverde offertes worden niet in behandeling genomen.
2.12 Wijze van het beoordelen van de offertes Het beoordelingsproces omvat een aantal fasen. Fase 1: Als eerste wordt beoordeeld of alle gegevens die de inschrijvers overleggen, aanwezig en geldig zijn. Verder wordt bekeken of de overlegde gegevens voldoen aan de in dit aanbestedingsdocument geformuleerde criteria. Uitgangspunt is uitsluiting, tenzij er sprake is van een kennelijke vergissing/omissie. Beoordeeld wordt of inschrijver voldoet aan de uitsluitingsgronden. Vervolgens wordt beoordeeld of inschrijver voldoet aan de in hoofdstuk 3 beschreven geschiktheidseisen (minimumeisen). De inhoud van de gegevens kan aanleiding geven tot het niet toelaten van de inschrijver. Dit kan het geval zijn als bijvoorbeeld de inschrijver één of meerdere gevraagde gegevens niet kan aanbieden en/of niet heeft aangeleverd of niet voldoende relevante referenties kan overleggen. Het niet voldoen aan de minimumeisen leidt tot uitsluiting. Fase 2: Indien de uitsluitingsgronden niet van toepassing zijn en u aan de geschiktheidseisen kunt voldoen, wordt uw inschrijving beoordeeld. Uw inschrijving moet voldoen aan de in hoofdstuk 4 beschreven eisen. Aan een eis moet zonder voorbehoud worden voldaan. Bij het niet voldoen aan een eis wordt de offerte terzijde gelegd. Accordeer de eisen onvoorwaardelijk in bijlage 1. Fase 3: Vervolgens wordt uw inschrijving beoordeeld aan de hand van een aantal gunningscriteria, die in hoofdstuk 4 zijn opgenomen in paragraaf 4.2.1 (voorkomen meerwerk), 4.2.2 (7 onderdelen) en paragraaf 4.2.3 (Beloningsbeleid en Social Return). Met ieder onderdeel kunt u punten verdienen, afhankelijk van de mate waarin uw antwoord overeenkomt met het in het onderdeel gevraagde. De antwoorden van inschrijver op de onderdelen worden beoordeeld door een beoordelingscommissie. Bij de beoordeling van de antwoorden op de aspecten van de verschillende onderdelen worden de inschrijvingen ten opzichte van elkaar vergeleken. Per onderdeel is aangegeven hoeveel ruimte maximaal is toegewezen voor de beantwoording. Beoordeling van de gunningscriteria De leden van de beoordelingscommissie beoordelen de beantwoording van de onderdelen afzonderlijk. Per onderdeel geeft beoordelaar een cijfer: een 10, een 8, een 6, een 3 of een 1. Bij deze waardering hoort de volgende toelichting: Beoordeling Cijfer
Toelichting
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
14
Uitstekend
10
Goed
8
Voldoende
6
Matig
3
Slecht
1
Uit het antwoord blijkt dat de inschrijver de verschillende items uit de vraag op een uitstekende wijze ten behoeve van de aanbestedende dienst heeft uitgewerkt. Er is duidelijk sprake van een toegevoegde waarde. De beschrijving is helder. Het antwoord van de inschrijver geeft extra elementen aan naast de reeds gevraagde elementen. Uit de beschrijving blijkt dat de inschrijver de verschillende items uit de vraag op een goede wijze ten behoeve van de aanbestedende dienst heeft uitgewerkt. Er is sprake van een toegevoegde waarde. Uit de beschrijving blijkt dat de inschrijver de verschillende items uit de vraag op een voldoende wijze ten behoeve van de aanbestedende dienst heeft uitgewerkt. De beschrijving is (krap) voldoende. Uit de beschrijving blijkt dat de inschrijver de verschillende items uit de vraag gedeeltelijk op een onvoldoende wijze ten behoeve van de aanbestedende dienst heeft uitgewerkt. Er is duidelijk geen sprake van een toegevoegde waarde. De beschrijving is matig. Uit de beschrijving blijkt dat de inschrijver de verschillende items uit de vraag op een onvoldoende wijze ten behoeve van de aanbestedende dienst heeft uitgewerkt. De beschrijving is slecht of de gevraagde informatie/beschrijvingen ontbreken (deels)
De beoordelingscommissie komt vervolgens unaniem tot 1 cijfer. De definitieve score komt tot stand nadat inschrijvers een presentatie hebben gegeven zoals nader is uitgewerkt in paragraaf 4.2.4. De inschrijver met de hoogste score scoort het maximale aantal punten per subgunningscriterium. De puntentoekenning voor de overige inschrijvers: (score inschrijver / hoogste score) x maximale aantal punten. Vervolgens worden de punten gewogen conform de weging in de gunningsscoretabel. Om de objectiviteit te waarborgen, wordt de beantwoording van de vragen beoordeeld zonder dat de beoordelaars kennis hebben van de aangeboden prijzen. Fase 4: In deze fase worden de prijzen beoordeeld. De berekening van het gunningscriterium totaalprijs en tarieven gaat als volgt. De inschrijver met de laagste prijs scoort het maximale aantal punten per subgunningscriterium. De puntentoekenning voor de overige inschrijvers per subgunningscriterium: (laagste prijs/prijs betreffende inschrijver) x maximale aantal punten. Vervolgens worden de punten gewogen conform de weging in de gunningsscoretabel. Bij een gelijke eindscore is het aspect kwaliteit doorslaggevend.
2.13 Gunningscriteria De inschrijvingen worden beoordeeld en gerangschikt op basis van het gunningscriterium van de economisch meest voordelige inschrijving. Het gunningscriterium bestaat uit subcriteria en wegingfactoren zoals is weergegeven in onderstaande gunningsscoretabel:
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
15
Gunningscriterium
Onderdeel
Maximum te Weging behalen punten
Prijs
Totaalprijs
40
Tarieven
20
Beschrijving voorkomen meerwerk
40
18,8
Onderdeel 1 Visie decentralisaties
25
11,75
Onderdeel 2 Kwaliteitsborging
20
9,4
Onderdeel 3 Adviesfunctie
15
7,05
Onderdeel 4 Visie samenvoeging
10
Onderdeel 5 Oplevering jaarrekening
10
4,7
Onderdeel 6 Controle
10
4,7
Onderdeel 7 Op te leveren stukken
10
4,7
Onderdeel beloning
50
3
Onderdeel Social Return
50
Kwaliteit
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Totaal
Maximum punten gewogen 18,8
47%
47%
9,4
4,7
6% 100%
3 100
De maximale score is (na weging) 100 punten. De inschrijver die in totaal het hoogste aantal punten behaalt, heeft de economisch meest voordelige inschrijving.
2.14 Strategische inschrijvingen Voor het aspect prijs geldt, dat het niet is toegestaan om strategisch in te schrijven, waaronder in deze context wordt verstaan: inschrijver biedt naar objectieve bedrijfseconomische maatstaven abnormaal hoge of abnormaal lage tarieven aan, dan wel een aanbieding met een manipulatief karakter. De inschrijver die deze bepaling overtreedt, wordt uitgesloten van verdere deelname aan deze aanbestedingsprocedure.
2.15 Toelichting op de offerte Naast de inhoudelijke beoordeling van de inschrijver kan eventueel een toelichting op de offerte worden gevraagd, deze wordt echter niet beoordeeld. Deze mondelinge toelichting is uitsluitend bedoeld als toelichting op de inschrijving. Tijdens de toelichting moet het voor de opdrachtgever duidelijk worden of en hoe wordt voldaan aan hetgeen is aangegeven in het aanbestedingsdocument en de inschrijving.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
16
2.16 Voorlopige gunning Na de beoordeling informeert de gemeente Hoogeveen de inschrijvers over het voornemen tot gunning (voortaan gunningsbeslissing). Na bekendmaking van de gunningsbeslissing wordt een stand-still periode van twintig kalenderdagen in acht genomen. Deze periode geeft afgewezen inschrijvers de gelegenheid nadere informatie te verkrijgen dan wel om kenbaar te maken dat zij rechtsmiddelen willen inzetten tegen de gunningsbeslissing. Iedere inschrijver die het niet met de voorgenomen gunningsbeslissing eens is, kan binnen twintig (20) kalenderdagen na dagtekening van de mededeling van de gunningsbeslissing een kort geding instellen bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. U stelt de aanbestedende dienst hiervan gelijktijdig in kennis door toezending van een kopie van de dagvaarding. Indien niet binnen twintig (20) kalenderdagen na dagtekening van de mededeling van de gunningsbeslissing een kort geding aanhangig is gemaakt, kunnen de gepasseerde inschrijvers geen beroep meer instellen tegen de beslissing en hebben zij hun rechten ter zake verwerkt. De aanbestedende dienst is in dat geval dan ook vrij om gevolg te geven aan de geuite beslissing. De gepasseerde inschrijvers hebben in genoemd geval ook geen recht meer om in een (bodem)procedure een vordering tot schadevergoeding in te stellen. Als een kort geding aanhangig is gemaakt, wordt niet overgegaan tot gunning, tenzij een zwaarwegend belang directe gunning gebiedt.
2.17 Verificatie In de stand-still periode kan de aanbestedende dienst ter verificatie van de rechtsgeldige ondertekening van de winnende offerte een kopie van het uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel rechtsgeldig ondertekende machtiging opvragen. Daarnaast kan de aanbestedende dienst ter verificatie dat de uitsluitingsgronden Eigen verklaring niet van toepassing zijn, de zogenaamde “Gedragsverklaring aanbesteden” (gva) opvragen. Verder kan de aanbestedende dienst ter verificatie van de in paragraaf 3.2 aangegeven verklaringen ten aanzien van de geschiktheidseisen de daar vermelde stukken opvragen. De stukken dienen op verzoek binnen zeven (7) dagen te worden aangeleverd. Blijkt tijdens de verificatie dat in de offerte onjuiste informatie is verstrekt of dat op andere punten onoverkomelijke bezwaren bestaan, dan zal de betrokken inschrijver alsnog afvallen. In gevallen als deze komt de als tweede geëindigde inschrijver in aanmerking voor de opdracht.
2.18 Definitieve gunning De definitieve gunning wordt kenbaar gemaakt door het versturen van een brief aan opdrachtnemer. Over ondertekening van de overeenkomst worden nadere afspraken gemaakt. Zolang geen volledige overeenstemming is bereikt en niet een schriftelijke, door beide partijen ondertekende overeenkomst tot stand is gekomen, is geen sprake van enige verbondenheid van opdrachtgever. In dat geval heeft inschrijver op opdrachtgever geen enkele aanspraak en heeft opdrachtgever geen enkele verplichting tot vergoeding van schade of kosten hoe dan ook genaamd of ontstaan. Als laatste wordt de definitieve gunning van de opdracht gemeld bij het Bureau voor officiële publicaties der Europese gemeenschap. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
17
2.19 Klachtenregeling Als u klachten, vragen of opmerkingen heeft over dit aanbestedingsdocument of de procedure, kunt u zich wenden tot de gemeente Hoogeveen. U wordt verzocht uw vraag te stellen in de daarvoor bestemde vragenronde. Zie hiervoor paragraaf 2.7. Na deze termijn kunt u uw klacht of opmerkingen mailen naar
[email protected]. De gemeente zal na ontvangst contact met u opnemen.
3. Uitsluitingsgronden/geschiktheidscriteria 3.1
Uitsluitingsgronden
Beoordeeld wordt of u de Eigen verklaring volgens artikel 1.19 van de Aanbestedingswet heeft ingevuld en ondertekend. Om aan te geven dat de verplichte uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 2.86 en de facultatieve uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 2.87 van de Aanbestedingswet niet op de inschrijver van toepassing zijn, dient inschrijver dit in de Eigen verklaring bij 2 en 3 in te vullen. Indien niet wordt voldaan aan de uitsluitingsgronden en u toch wilt inschrijven, geeft punt 7 van de Eigen verklaring de mogelijkheid een toelichting te geven. Als de aanbestedende dienst besluit de integriteit te toetsen doet zij dat in eerste instantie via de Eigen verklaring. Slechts de winnende Inschrijver kan om een bewijsstuk ten aanzien van de integriteit worden gevraagd (op de in paragraaf 2.17 aangegeven wijze).
3.2
Geschiktheidseisen
3.2.1 Economische en financiële draagkracht Economische en financiële draagkracht U dient over een gezonde financiële en economische draagkracht te beschikken en de continuïteit van uw onderneming dient over een langere periode gewaarborgd te zijn. Om aan te tonen dat u aan de hiervoor gestelde minimumeisen voldoet, dient u: • Indien u controleplichtig bent door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.1) te verklaren dat de meest recente accountantsverklaring geen negatieve continuïteitsverwachting bevat, of indien u niet controleplichtig bent te verklaren dat u zelf geen continuïteitsproblemen voorziet. • Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.1) te verklaren dat u geen risico voorziet t.a.v. de kredietwaardigheid van uw organisatie. U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaringen bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een jaarverslag en een accountantsverklaring over het meest recente boekjaar opvragen. •
Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.1) te verklaren dat u voldoende verzekerd bent tegen wettelijke aansprakelijkheidsrisico’s gedurende de uitvoering van de opdracht en waarbij het verzekerde bedrag tenminste 1.000.000 miljoen Euro dient te bedragen.
Een combinatie van inschrijvers dient gezamenlijk aan deze eis te voldoen. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
18
U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van de verzekeringspolis opvragen. N.B. indien sprake is van een dochteronderneming mogen de geconsolideerde jaarrekeningen van het concern worden overlegd. In dit geval dient de moedermaatschappij wel een verklaring toe te voegen waarin zij hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaardt voor de uitvoering van de opdracht (bijlage 6).
3.2.2 Technische geschiktheid Technische bekwaamheid: kerncompetenties De aanbestedende dienst zoekt een leverancier die aan kan tonen dat hij substantiële deskundigheid en ervaring heeft op het gebied van controle jaarrekening, rechtmatigheid, gemeentelijke financien en regelgeving op deelterreinen zoals onderwijs, sociale zaken, grondexploitatie, btw compensatiefonds etc.. De aanbestedende dienst stelt voor het toetsen van de technische en beroepsbekwaamheid kerncompetenties vast die overeenkomen met de gewenste ervaring op essentiële punten van de opdracht. De aanbestedende dienst vraagt maximaal 1 referentie per benoemde kerncompetentie. De genoemde referentie dient binnen de afgelopen drie jaar te zijn verricht. De benoemde kerncompetenties zijn: 1. Handhaaft in het kader van betrouwbaarheid en integriteit algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in de activiteiten die met de functie te maken hebben (betrouwbaar en integer). 2. Is zich bewust van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en belangen of andere omgevingsfactoren. Speelt hierop in. Benut deze kennis effectief voor de eigen functie of organisatie en houdt rekening met gevolgen van acties voor de organisatie. Maakt onderscheid tussen de benadering van de verschillende bestuursorganen, alsook de concerncontroller; verschil in houding, aanpak en communicatie (omgevingsbewust). 3. Bepaalt prioriteiten en acties om op effectieve en gestructureerde wijze doelen te bereiken. Signaleert afwijkingen en stuurt deze zo nodig bij. Maakt planningen op langlopende projecten en anticipeert op belemmeringen. Neemt daarop adequaat maatregelen of stelt de planningen bij. Is in staat om projecten/processen af te ronden, binnen de vooraf afgesproken tijdsplanning en opleverdata, komt afspraken na en voorkomt meerwerk (planmatig). 4. Is in staat gegevens en mogelijke handelswijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar af te wegen en tot realistische beoordelingen te komen. Kan oordelen over discipline overstijgende zaken met complexe gevolgen (autonoom adviseurschap). Om onze eisen te toetsen vult u bijlage 3 in. Indien referenties worden ingediend waaruit de gevraagde ervaring niet blijkt of die niet voldoen aan de hierboven gestelde geschiktheidseis, wordt de offerte terzijde gelegd. Eventuele extra referenties zullen terzijde worden gelegd. De aanbestedende dienst behoudt zich het recht voor de opgegeven referenties te benaderen. Een combinatie van inschrijvers dient gezamenlijk aan de bovengenoemde kwaliteitseis te voldoen.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
19
3.2.3 Kwaliteit, milieu en maatschappij Zorg voor kwaliteit, milieu en maatschappij U dient te voldoen aan de landelijke kwaliteits- en ARBO-eisen, NEN en CE-normen en daarmee vergelijkbare normen. U dient te beschikken over een kwaliteitsborgsysteem dat is gecertificeerd door een instantie die voldoet aan de Europese normenreeks dan wel een gelijkwaardig kwaliteitssysteem. Het kwaliteitsborgsysteeem (cq. certificaten) dient betrekking te hebben op de organisatieonderdelen die relevant zijn voor deze opdracht. Het kwaliteitsborgsysteeem (cq. Certificaten) dient na 1 januari 2013 geaudit te zijn. Om aan te tonen dat u aan de hiervoor gestelde minimumeis voldoet, dient u: • Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.2) te verklaren dat u beschikt over een certificaat volgens bijvoorbeeld ISO 9001 of gelijkwaardige, of: • Indien u niet over een gecertificeerd kwaliteitsborgsysteeem beschikt, door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.2) te verklaren dat u op een andere wijze de kwaliteit waarborgt, doordat u bijvoorbeeld beschikt over een intern kwaliteitshandboek. U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van een certificaat of het kwaliteitshandboek opvragen. Een combinatie van inschrijvers dient gezamenlijk aan de bovengenoemde kwaliteitseis te voldoen.
3.2.4 Duurzaamheid Gezien het belang van duurzaamheid, werken wij alleen samen met leveranciers die zorg tonen voor het milieu. Inschrijver verklaart dat hij beschikt over een managementsysteem waarin minstens 2 van de volgende 6 punten zijn opgenomen en geborgd: • er is een actuele door de directie ondertekende milieubeleidsverklaring; • er is een milieuprogramma of actieplan waarin staat welke stappen de organisatie van de inschrijver gaat nemen om de milieubelasting te reduceren; • er is een formeel aangestelde milieucoördinator of andere functionaris die de milieumaatregelen van de organisatie coördineert; • er is een (milieu)verslag waarin gerapporteerd wordt over de milieumaatregelen en de behaalde resultaten; • de naleving van de desbetreffende milieuwetgeving is geborgd; • er is een plan waaruit blijkt dat het personeel wordt geschoold in milieuvriendelijk gedrag en hoe de controle hierop wordt uitgevoerd. Om aan te tonen dat u aan de hiervoor gestelde minimumeis voldoet, dient u: • Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.2) te verklaren dat u beschikt over een ISO 14001 of EMAS certificaat of gelijkwaardige, of: • Indien u niet over een gecertificeerd managementborgsysteeem beschikt, door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.2) te verklaren dat u op een andere wijze de kwaliteit waarborgt, doordat u bijvoorbeeld beschikt over een intern milieu managementsysteem.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
20
U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van een certificaat of het kwaliteitshandboek opvragen. Een combinatie van inschrijvers dient gezamenlijk aan de bovengenoemde kwaliteitseis te voldoen.
3.2.5 Beroepsbevoegdheid De aanbestedende dienst verlangt van de inschrijver dat hij zijn kennis en kunde heeft geborgd door middel van een inschrijving in het handelsregister. •
Vermeld hiertoe bij punt 1.3 van de Eigen verklaring het nummer van inschrijving.
U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van het uittreksel van inschrijving opvragen. Deze mag niet ouder zijn dan 6 maanden gerekend vanaf het moment van inschrijving. De aanbestedende dienst verlangt dat de inschrijver beschikt over een door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) verleende vergunning op basis van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). Om aan te tonen dat u hieraan voldoet, dient u: • Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.3) te verklaren dat u over een AFM/Wta vergunning beschikt. U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van de vergunning opvragen. De aanbestedende dienst verlangt van de inschrijver dat uw partner(s) staan ingeschreven in het accountantsregister Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountant (NBA) Om aan te tonen dat u hieraan voldoet, dient u: • Door middel van ondertekening van de Eigen verklaring (onderdeel 5.3) te verklaren dat u over een bewijs van inschrijving van uw partner(s) in het accountantsregister NBA beschikt. U hoeft geen bewijsstukken te overleggen. De aanbestedende dienst kan ter verificatie van uw verklaring bij de voorlopige gunning (zie paragraaf 2.17) een kopie van de inschrijving opvragen.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
21
4. Programma van eisen & wensen Aan de hand van onderstaande criteria wordt de geschiktheid van de inschrijving beoordeeld. De inschrijving moet voldoen aan de in paragraaf 4.1 beschreven Programma van eisen. De inschrijvingen die voldoen aan de gestelde eisen worden beoordeeld op basis van de in paragraaf 4.2 beschreven (sub)gunningscriteria. Aangezien er sprake is van een gezamenlijke aanbesteding en ieder werkt met verschillende werkgroepen/commissies wordt in de tekst gebruik gemaakt van volgende verwijzingen:
*1 *2 *3
4.1
De Wolden raad College van B&W Werkgroep financiën
Hoogeveen raad College van B&W Commissie begeleiding accountant
GR Algemeen bestuur Dagelijks bestuur Dagelijks bestuur
Programma van eisen
Het verrichten van de diensten is voorbehouden aan de beroepsgroep van registeraccountants (als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2, Burgerlijk Wetboek). De aard en omvang van de werkzaamheden bepaalt de accountant op basis van de gedrags- en beroepsregels (deugdelijke grondslag). De Controleverordening van beide gemeenten en de GR (artikel 213 Gemeentewet) worden in januari 2015 opnieuw vastgesteld en dienen als basis gehanteerd te worden voor de op te stellen offerte. De huidige Controleverordeningen en concept controleverordeningen 2015 zijn in bijlage 10 toegevoegd. De aanbestedende dienst en opdrachtnemer gaan met elkaar in overleg als wezenlijke wijzigingen worden aangebracht bij de definitieve vaststelling van de controleverordening. Bij de verdere uitwerking van het programma van eisen wordt onderscheid gemaakt tussen: A. De certificerende functie; B. De natuurlijke adviesfunctie en bestuurlijke advisering; C. Specifieke verklaringen; D. Communicatie; E. Social Return. Om aan te tonen dat inschrijver voldoet aan de gestelde eisen zoals genoemd in onderdeel A t/m E dient inschrijver bijlage 1 te ondertekenen. Hiermee verklaart inschrijver dat hij volledig voldoet en zich volledig conformeert aan deze eisen en dat deze verklaring naar waarheid is ondertekend en tevens dat ondergetekende daartoe namens de inschrijver rechtsgeldig bevoegd is. Het niet voldoen aan de gestelde eisen leidt tot terzijde legging van de inschrijving. Dit geldt ook als deze verklaring niet (rechtsgeldig) is ondertekend. A. De certificerende functie A.1 Algemeen
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
22
Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening worden uitgevoerd door een door de raad (*1) benoemde accountant en gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: 1 De getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; 2 het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen; 3 de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; 4 het in overeenstemming zijn van de door het college (*2) opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); 5 de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 Gemeentewet (Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden) alsmede de Richtlijnen voor de Accountantscontrole van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden.
6
Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (BADO) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen “ontvangsten en bestedingen vinden plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving”. De scope van de jaarrekeningcontrole omvat de programmaverantwoording, de programmarekening en de SISA bijlage.
A.2 Toleranties 1 De accountant richt de controle in op het ontdekken van belangrijke fouten en baseert zich daarbij op risicoanalyse, vastgestelde goedkeuringstoleranties en (statistische) deelwaarnemingen en extrapolaties; 2 de accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële beheershandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstoleranties; 3 in het hierna opgenomen schema zijn de goedkeuringstolerantie(s) en de rapporteringtolerantie(s) opgenomen zoals vastgelegd in BADO en niet is gewijzigd door de gemeenteraden en het AB van de GR. De aanbestedende dienst en opdrachtnemer gaan met elkaar in overleg als wezenlijke wijzigingen worden aangebracht bij de definitieve vaststelling van het schema. De accountant richt de controle in rekening houdend met deze toleranties; Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Goedkeurend
Beperking
≤ 1%
>1%<3%
≤ 3%
>3%<10%
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
OordeelOnthouding ≥ 10%
Afkeurend ≥ 3% -
23
4
voor de rapporteringstolerantie heeft de raad (*1)de minimumeis dat fouten en onzekerheden boven de toleranties worden gemeld. Daarnaast moet het accountantsverslag een goede weergave zijn voor de raad (*1) om zijn controlerende rol te kunnen uitvoeren.
A.3 Controleplan 1 De controle van de jaarrekening en de interim-controle dient te verlopen conform een jaarlijks door de accountant op te stellen controleplan, het controleplan wordt jaarlijks gecommuniceerd met de raadswerkgroep financiën (*3) in een pre-audit gesprek; 2 in een pre-audit gesprek wordt het controleprotocol besproken en bepaald waar de accenten in de controle liggen; 3 één week voorafgaand aan de daadwerkelijke interim- als de jaarrekeningcontrole kan de accountant toetsen of de door opdrachtgevers aan de accountant beschikbaar te stellen informatie aanwezig zal zijn bij de start van de controle; 4 de accountant levert aan de opdrachtgevers uiterlijk 2 maanden voorafgaand aan de interim controle digitaal de lijst met op te leveren stukken aan en uiterlijk 1 december voor de jaarrekeningcontrole. A.4 Jaarrekeningcontrole/ verslag van bevindingen 1 De controle van de jaarrekening inclusief SISA-verklaringen van het voorgaande jaar dient in een aaneengesloten tijdvak van maximaal 2 weken plaats te vinden. Wij verwachten voorlopig dat de controle voor de GR kan starten tussen 15 januari en eind februari, voor de gemeente Hoogeveen kan starten tussen 1 februari en uiterlijk 23 maart en voor de gemeente de Wolden in de eerste week van april. De data voor Hoogeveen en de GR kunnen in de toekomst worden aangepast. De startdatum van de controle voor de Wolden wordt in de toekomst aangepast zodat ook deze controle eerder kan starten. Hiermee moet de inschrijver rekening houden. De exacte data wordt bepaald na overleg met de desbetreffende Concerncontroller; 2 het verslag met bevindingen wordt door de accountant passend binnen de planning van de gemeente/GR tijdig aangeboden aan de werkgroep financiën (*3) met de mogelijkheid hierop te reageren. De planning wordt vooraf afgestemd; Het definitieve verslag van bevindingen wordt aangeboden aan de gemeenteraad (*1); 3 indien de accountant kwalitatieve gebreken en aandachtspunten van noemenswaardig belang constateert, meldt hij deze in het verslag van bevindingen, ook als deze bevindingen niet leiden tot het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring. A.5 Interim-controle (managementletter) 1 Één maal per jaar vindt een interim-controle (tussentijdse controle) in een aaneengesloten tijdvak van maximaal 1 week plaats in de periode tussen 1 september en 1 november; 2 het verslag van de interim-controle (managementletter) dient onder meer in te gaan op de kwaliteit van het interne beheerssysteem, procesmatige verbeterpunten en aandachtspunten voor het opstellen van de jaarrekening; 3 de managementletter wordt door de accountant passend binnen de planning van de gemeente/GR tijdig aangeboden. De planning wordt vooraf afgestemd. A.6 SISA verklaring 1 Met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen, nieuwe en veranderende regelingen binnen SiSa informeert de accountant de organisatie tijdig over de wijze waarop deze moeten worden aangeleverd; 2 afzonderlijke verklaringen die binnen SiSa vallen maken onderdeel uit van deze opdracht; Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
24
3
een beoordeling van SiSa klanten elders buiten de eigen Werkvoorzieningsschap om maakt onderdeel uit van deze opdracht.
B. De natuurlijke adviesfunctie en bestuurlijke advisering B.1 Adviesfunctie 1 De natuurlijke adviesfunctie houdt jaarlijks minimaal het volgende in, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht: • Een mondelinge toelichting aan het college(*2) op de managementletter, het onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid en op het verslag van bevindingen; • een mondelinge toelichting aan de werkgroep financiën (*3) op het verslag van bevindingen bij de jaarrekening en desgewenst op de managementletter;
2
3
4
• een informatieve toelichting over de P&C en met name de rol van de raad (*1) hierin, aan het begin van een nieuwe raadsperiode om nieuwe raadsleden/bestuursleden in te werken; onder de natuurlijke adviesfunctie wordt verstaan: alle activiteiten ten behoeve van de gemeente/GR voor zover een relatie aanwezig is met de certificerende functie van de accountant. De uitvoering van deze functie dient op eigen initiatief, dan wel op verzoek van de gemeente/GR plaats te vinden; deze functie bevat adviezen in beperkte omvang. In dit verband kan onder andere worden gedacht aan adviezen op basis van controlebevindingen, alsmede aan adviezen die een logisch gevolg zijn van de uitkomsten van de besprekingen van uitgebrachte (concept) rapportages; ook heeft de accountant een actieve signalerende functie met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen en wordt verwacht dat hij signalen geeft omtrent risico's die opdrachtgever mogelijk loopt. Tevens wordt hieraan bij de rapportages bij de interim en jaarrekeningcontrole aandacht besteed. De adviezen moeten gericht en toegesneden zijn op de gemeente/GR.
B.2 Ondersteuning 1 Eén keer per jaar en op verzoek van de gemeenteraad (*1)/werkgroep financiën is de accountant aanwezig bij het bespreken van een thema, zonder dat hiervoor over en weer kosten in rekening worden gebracht; 2 Aanvullend hierop is de accountant op verzoek van de gemeenteraad (*1) aanwezig in de vergadering van de raad (*1)/financiële werkgroep (*3). Het betreffen extra (contact)momenten buiten de momenten genoemd in de onderdelen A. t.m. B.2.1, B.3, B.4, D.; 3 op verzoek van het college van burgemeester en wethouders (*2) is de accountant aanwezig in de vergadering van college van burgemeester en wethouders (*2); Het betreffen extra contactmomenten buiten de momenten genoemd in de onderdelen A t.m. B.2.1, B.3, B.4, D; 4 op verzoek van opdrachtgever kan Opdrachtnemer gevraagd worden aanvullende werkzaamheden te verrichten die noodzakelijk zijn ter completering van de jaarrekening; Deze werkzaamheden betreffen niet het genoemde in A3 punten 1 en 2; de diensten genoemd onder B.2.2 tot en met B.2.4 kunnen, op basis van een uur inschatting vooraf, afzonderlijk in rekening worden gebracht tegen een uurtarief. De opdrachtnemer zal voor meerwerk altijd vooraf schriftelijk toestemming vragen aan opdrachtgever voordat tot uitvoering wordt overgegaan; 5 de uurtarieven dienen afzonderlijk in de offerte te worden opgenomen op het prijzenblad. (bijlage 4). B.3 Ondersteuning controle werkzaamheden derden (reviews)
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
25
De accountant moet bij zijn werk op specifieke terreinen kunnen steunen op verklaringen van andere accountants. Hij kan door middel van reviews nagaan op welke wijze deze accountants hun werkzaamheden hebben ingericht en de controles ten behoeve van de gemeentelijke organisatie hebben uitgevoerd. Daarnaast wordt van de accountant verwacht mee te werken aan reviews van andere accountants of Ministeries naar door haar uitgevoerde controles. E.e.a. kan bijvoorbeeld plaatsvinden in het kader van specifieke subsidieafrekeningen. B.4 Lopende verplichtingen De inschrijver heeft de verplichting om na beëindiging van het contract zorg te dragen voor de correcte overdracht van de accountant dossiers aan de dan te contracteren accountant. C. Specifieke verklaringen Overige accountantsverklaringen die buiten de SiSa (zie punt A.6) vallen, in te zenden in verband met de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen voor de verantwoording aan ministeries en derden, maken geen deel uit van de vaste totaalprijs. Opdrachten voor alle overige controles kunnen aan opdrachtnemer separaat verstrekt worden op basis van het uurtarief dat de inschrijver dient op te nemen op het prijzenblad (bijlage 4). De opdrachtnemer zal voor meerwerk altijd vooraf schriftelijk toestemming vragen aan opdrachtgever voordat tot uitvoering wordt overgegaan . D. Communicatie Managementletter: 1 Voorafgaand aan de interim-controle voert de opdrachtnemer een pre-audit gesprek met de raadswerkgroep financiën (*3). Doel van dit gesprek is het bepalen van de onderdelen die extra aandacht verdienen; het afstemmen van de planning van de uit te voeren controlewerkzaamheden en het afstemmen van de planning van de uit te brengen rapportages en de afstemmomenten voor zowel de interim- als ook de jaarrekeningcontrole; 2 na afronding van de interim-controle bespreekt de opdrachtnemer het eerste concept van de managementletter met de concerncontroller; 3 na het overleg als bedoeld in lid 2 wordt het tweede concept besproken met de gemeentesecretaris en/of de portefeuillehouder financiën en de concerncontroller; 4 na het overleg als bedoeld in lid 3 wordt de definitieve managementletter desgewenst ter toelichting besproken met de werkgroep financiën (*3). Verslag van bevindingen: 1 Na afronding van de jaarrekeningcontrole bespreekt de opdrachtnemer het eerste concept van het verslag van bevindingen met de concerncontroller; 2 na het overleg als bedoeld in lid 1 wordt het tweede concept besproken met de concerncontroller, de gemeentesecretaris, de portefeuillehouder financiën en de griffier; 3 na het overleg als bedoeld in lid 6 wordt het derde concept besproken met de werkgroep financiën (*3). Na eventuele overeengekomen aanpassingen wordt het definitieve verslag van bevindingen verzonden aan de gemeenteraad (*1). E. Social Return De aanbestedende dienst vindt het belangrijk dat haar opdrachtnemers invulling geven aan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en wensen dat leveranciers actief meehelpen aan het aan passend werk helpen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. U kunt hierbij denken aan het bieden van mogelijkheden voor stageplekken, werkervaringsplaatsen of in- of opstapbanen Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
26
voor bijstandsgerechtigden, allochtonen, jongeren, herintredende vrouwen, vrijwilligers. Hiervoor heeft de aanbestedende dienst een Protocol Social Return ontwikkeld (zie bijlage 9). Inschrijver stemt in met de uitvoeringsvoorwaarden. Voor deze opdracht geldt de eis dat minimaal 5% van de aanneemsom wordt besteed aan Social Return.
4.2
Gunningscriteria
4.2.1 Prijs Geef in bijlage 4 uw vaste totaalprijs op voor de onderdelen zoals benoemd in paragraaf 4.1 A t/m D met uitzondering van de diensten als benoemd in B.2.2 t/m B.2.4. en C (totaalprijs). In de prijsstelling houdt u rekening met het niveau waarop het interne beheerssysteem (zie par 1.5) functioneert, zodat meerwerkdiscussies worden voorkomen. Geef in bijlage 4 uw tarieven op voor de onderdelen zoals benoemd in paragraaf 4.1 B.2.2 t/m B.2.4. en C (tarieven). Beschrijf op welk moment u toch het gesprek over meerwerk aangaat (beschrijving voorkomen meerwerk). De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calabri 11.
4.2.2 Kwaliteit Voor onderstaande onderdelen wordt de score bepaald op basis van de geschreven toelichting. Onderdeel 1: Visie op implicatie van de drie decentralisaties Voeg in een beschrijving toe wat uw visie is op de implicatie van de drie decentralisaties voor de financiële verantwoording. Hierbij dient u in ieder geval in te gaan op de interne beheersing en de wijze van controles en verslaglegging en maak dit specifiek voor de gemeenten en de GR. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 2: Kwaliteitsborging Voeg een beschrijving toe voor alle controles: • De samenstelling en bemensing van het dienstverleningsteam (materiekennis, ondersteunend vermogen, ervaring, vaardigheden, diploma’s enz.) • Continuïteit van het dienstverleningsteam • Borging van kennisoverdracht binnen het dienstverleningsteam • Beschikbare specialismen binnen het dienstverleningsteam en binnen de organisatie. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 2 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 3: Invulling natuurlijke adviesfunctie ten behoeve van de raad (*1) Voeg een beschrijving toe op welke manier invulling gegeven wordt aan de natuurlijke adviesfunctie ten behoeve van de raad. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 4: Visie op de implicatie van de samenvoeging Beschrijf uw visie op de implicatie van de samenvoeging in GR voor de financiële verantwoording. U dient hierbij in elk geval in te gaan op de vraag hoe u in de beeldvorming de onafhankelijkheid tussen
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
27
beide gemeenten borgt. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 5: Opleveren jaarrekening in januari aan de raad (*1) De gemeente/GR wil het jaarrekeningtraject versnellen en in januari het boekwerk inclusief een accountantsverklaring aanbieden aan de raad (*1). Beschrijf tegen welke knelpunten opdrachtgevers hierbij aan zal lopen en de oplossingen die de inschrijver hierbij voorziet om dit te kunnen realiseren. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 6: Visie op gebruik maken interne controle gemeente/GR De gemeente/GR investeert in het beheersen van financiële processen en het voeren van een gedegen interne controle om de werking van het beheerssysteem te toetsen. Beschrijf uw visie waaruit blijkt hoe u hiervan gebruik gaat maken. De maximale hoeveelheid tekst voor de beschrijving is: 1 A4 lettertype Calibri 11. Onderdeel 7: Lijst op te leveren stukken Voeg een voorbeeld van de lijst op te leveren stukken toe zoals deze gebruikt gaat worden voor de gemeente/GR.
4.2.3 Maatschappelijk verantwoord ondernemen Beschrijf hoe binnen uw organisatie wordt omgegaan met maatschappelijk verantwoord ondernemen. U dient hierbij de wijze van het beloningsbeleid en social return te betrekken. Onderdeel 1: Verantwoord ondernemen en beloningsbeleid De laatste jaren is een maatschappelijke discussie gaande over maximale beloning en bonussen. Voor deze opdracht verleent u dienstverlening aan publieke organisaties. Hoe kijkt u in dit kader aan tegen verantwoord ondernemen? Onderdeel 2: Verantwoord ondernemen en Social Return Bij het gunningscriterium Social Return worden de aanbiedingen beoordeeld op de mate waarin inschrijver hierin een bijdrage levert. De gemeenten verwachten dat minimaal wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 4.1 onderdeel E. Indien meer wordt aangeboden en hiervoor harde garanties worden afgegeven, wordt beter gescoord. Beschrijf in maximaal 1 A4 lettertype Calabri 11, hoe u als inschrijver invulling geeft aan de uitvoering van het protocol Social Return (bijlage 9).
4.2.4 Presentatie Inschrijvers worden uitgenodigd om hun aanbieding in een presentatie verder toe te lichten. De presentatie zal dienen om de antwoorden, plannen en toelichtingen op de in paragraaf 4.2.2 en 4.2.3 beschreven onderdelen te verifiëren. Het beoordelingsteam kan naar aanleiding van het getoonde en de beantwoording van de vragen tijdens de presentatie de behaalde scores naar boven of naar beneden bijstellen. Pas na het eventueel bijstellen zijn de scores definitief. Uw presentatie wordt verzorgd door de partner binnen uw accountantsorganisatie die eindverantwoordelijk wordt voor de controle en uw controleleider. De presentatie duurt maximaal drie kwartier met een volgend half uur waarin verduidelijkende vragen kunnen worden gesteld.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
28
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
29
BIJLAGEN Bijlage 1: Inschrijvingsformulier en checklist Gegevens Inschrijver
Paraaf
Paraaf ten teken dat u akkoord gaat met het programma van eisen (paragraaf 4.1) Paraaf ten teken dat u akkoord gaat met de algemene inkoopvoorwaarden van de gemeente Hoogeveen (bijlage 8). Inschrijvingsfomulier bijgevoegd Eigen verklaring (bijlage 2) ingevuld en bijgevoegd Referenties bijlage 3 ingevuld en bijgevoegd Prijzenblad bijlage 4 ingevuld en bijgevoegd Inschrijving als combinatie? Indien Ja, bijlage 6 ingevuld en bijgevoegd Beroep op derden? Indien Ja, bijlage 7 ingevuld en bijgevoegd Antwoorddocument onderdelen paragraaf 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 bijgevoegd
Inschrijver verklaart dat hij akkoord gaat met bovenstaande verklaringen en aangeleverde bijlagen en dat hij deze verklaring rechtsgeldig heeft ondertekend. Naam: Functie: Bedrijf:
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
30
Handtekening:
Datum:
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
31
Bijlage 2: Eigen verklaring Deze is als aparte bijlage bijgevoegd.
NB: Alle afzonderlijke deelnemers aan een Combinatie dienen deze Eigen verklaring ingevuld en ondertekend in te dienen.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
32
Bijlage 3:Referenties Per referentie onderstaand model invullen.
Referentie
Toelichting
Passend bij de kerncompetentie: Opdrachtgever (organisatie): Plaats van uitvoering: Gunningsmethode: Korte omschrijving opdracht:
Laagste prijs / EMVI korte beschrijving van de referentieopdracht
Uitgevoerd als:
hoofdaannemer / in Combinatie / als onderaannemer; betrokkenheid van de gegadigde en beschrijving van de werkzaamheden in relatie tot de totale dienstverlening van de referentieopdracht kort toelichten.
Totale waarde opdracht: Contactpersoon: - naam - functie - adres - postcode + plaats - telefoonnummer Bijzonderheden:
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
33
Bijlage 4: Prijzenblad Alle overige uitgangspunten rondom de prijs zijn in paragraaf 1.9 weergegeven. In dit prijzenblad vult u de prijs exclusief BTW in.
Omschrijving Onderdeel totaalprijs
Onderdeel Totaalprijs De Wolden Totaalprijs Hoogeveen Totaalprijs GR Totaal
Prijs € € € €
Onderdeel tarieven
Uurtarief partner Uurtarief manager Uurtarief controleleider Uurtarief assistent Totaal
€ € € € €
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
BTW-percentage
34
Bijlage 5: Conceptovereenkomst DE ONDERGETEKENDEN: 1. De gemeente De Wolden, gevestigd
, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘gemeente A’; 2.
De gemeente Hoogeveen, gevestigd , rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘gemeente B’;
3.
De Gemeenschappelijke Regeling Ambtelijke organisatie De Wolden/ Hoogeveen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘de Gr’ gezamenlijk te noemen ‘opdrachtgever’;
en 4.
, gevestigd , rechtsgeldig vertegenwoordigd door de , , hierna te noemen ‘opdrachtnemer’; samen te noemen ‘de partijen’.
IN AANMERKING NEMENDE DAT: Opdrachtgever een openbare Europese aanbestedingsprocedure heeft gepubliceerd voor , op en met kenmerk: ; op een Nota van inlichtingen is opgesteld en verzonden; de opdrachtnemer op zijn inschrijving heeft gedaan; naar aanleiding van deze aanbestedingsprocedure de inschrijving van opdrachtnemer als economisch meest voordelige inschrijving naar voren is gekomen; de opdracht is gegund aan de opdrachtnemer; gemeente A en gemeente B een samenwerkingsverband zijn aangaan ten behoeve van de Gr; partijen de voorwaarden waaronder de levering geschiedt, wensen vast te leggen in een overeenkomst.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1 Definities 1.1 In deze overeenkomst wordt verstaan onder: Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
35
Algemene Voorwaarden: De algemene inkoopvoorwaarden gemeente Hoogeveen 2010 die op 25 november 2010 op 25 november 2010 in werking zijn getreden.
Artikel 2: Aard van de overeenkomst 2.1 De overeenkomst heeft betrekking op accountantscontrole ten behoeve van opdrachtgever; 2.2 De voorwaarden van deze overeenkomst zijn, voor zover aan de orde, van toepassing op alle nadere overeenkomst die tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden gesloten. Artikel 3: Van toepassing zijnde documenten 3.1 Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor zover daarvan in deze overeenkomst, het aanbestedingsdocument (paragraaf 2.5 onder 1 en 2), de nota van inlichtingen en de offerteaanvraag niet wordt afgeweken. De (eventuele) algemene (verkoop)voorwaarden van opdrachtnemer zijn uitdrukkelijk niet van toepassing. 3.2 De volgende bijlagen maken onverbrekelijk deel uit van deze Overeenkomst: a. Algemene Voorwaarden (bijlage 1); b. Het aanbestedingsdocument met kenmerk 2014/05 ten behoeve van de Europees openbare aanbesteding d.d. inclusief bijlagen (bijlage 2); c. Inhoud nota van inlichtingen inschrijvingfase d.d. (bijlage 3); d. Inschrijving van opdrachtnemer d.d. (bijlage 4); 3.3 In geval van strijdigheid tussen de overeenkomst en de daarvan deel uitmakende bijlagen geldt de volgende rangorde, in afnemende volgorde van belangrijkheid: a. Inhoud van deze overeenkomst; b. Inhoud nota van inlichtingen inschrijvingfase d.d. ; c. Inhoud aanbestedingsdocument ten behoeve van de Europees openbare aanbesteding d.d. inclusief bijlagen; d. Algemene Voorwaarden; e. Inhoud inschrijving opdrachtnemer d.d. . Artikel 4 Duur, verlenging of vernieuwing van de overeenkomst 4.1 Deze overeenkomst gaat in op en eindigt van rechtswege na <xx> jaar op . 4.2 In afwijking tot het vorige lid kan opdrachtgever de looptijd van de overeenkomst maximaal twee keer met één (1) jaar verlengen. 4.3 Opdrachtgever zal minimaal drie (3) maanden voor het einde van de overeenkomst schriftelijk kenbaar maken aan opdrachtnemer of hij gebruik maakt van het recht op verlenging. 4.4 Als de overeenkomst wordt verlengd, wordt dit schriftelijk door de opdrachtgever bevestigd aan de opdrachtnemer. Artikel 5: Prijzen en Betaling 5.1 De geoffreerde prijzen kunnen jaarlijks op 1 januari, op basis van het CBS-indexcijfer voor CAO lonen zakelijke dienstverlening van het voorgaande jaar peildatum 1 oktober, worden aangepast. Dit kan voor het eerst met ingang van 1 januari 2016. Opdrachtgever dient hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. 5.2 Per kwartaal wordt, na accorderen van opdrachtgever, 10 % van het totaal in rekening gebracht, tot maximaal 40% bij elk van de opdrachtgevers overeenkomstig de verdeling zoals bij de offerte is aangegeven door de opdrachtnemer voor de gemeente A (De Wolden), de gemeente B (Hoogeveen) en de Gr. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
36
5.3 5.4
5.5
5.6
Na accorderen van de betreffende eindrapportage door gemeente A, gemeente B en de Gr, wordt de resterende 60% bij elk van de opdrachtgevers in rekening gebracht. Indien opdrachtnemer zijn verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst niet geheel of niet behoorlijk is nagekomen, heeft opdrachtgever het recht de betaling op te schorten. Indien opdrachtgever zijn verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst niet geheel of niet behoorlijk is nagekomen, heeft opdrachtnemer het recht de leveringen op te schorten. De betaling van de opdrachtsom geschiedt maximaal dertig (30) dagen nadat opdrachtnemer de betreffende factuur (als pdf-bestand) heeft gemaild aan de griffier J.Gehrke ([email protected]) voor gemeente A, de heer J.P. Wind ([email protected]) voor de gemeente B en het Algemeen Bestuur van de Gr <e-mailadres invoegen>. De facturen moeten zijn voorzien van; naam van de betreffende griffier of het Algemeen Bestuur, naam opdrachtgever, naam contactpersoon en datum en registernummer opdrachtbrief. Facturen zonder dit nummer worden geretourneerd.
Artikel 6: Aansprakelijkheid en verzekering 6.1 Indien een der partijen tekortschiet in de nakoming van een of meer van zijn verplichting(en) uit deze Overeenkomst, zal de andere partij hem deswege in gebreke stellen, tenzij nakoming van de betreffende verplichtingen reeds blijvend onmogelijk is, in welk geval de nalatige partij onmiddellijk in verzuim is. De ingebrekestelling zal schriftelijk geschieden waarbij aan de nalatige partij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Deze termijn heeft het karakter van een fatale termijn. 6.2 De partij die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting(en) en verzuimd heeft om binnen de in art. 6 lid 1 gestelde termijn hieraan te voldoen is tegenover de andere partij aansprakelijk voor vergoeding van de door de andere partij geleden of te lijden schade, welke verband houd met de activiteiten die worden uitgevoerd door opdrachtnemer en de producten die worden geleverd door opdrachtnemer ter uitvoering van deze Overeenkomst. Artikel 7: Wijzigingen 7.1 Indien op grond van veranderde beleidsinzichten en/of gewijzigde of onvoorziene omstandigheden de overeenkomst naar mening van één van de partijen of beide partijen aanvulling of wijziging behoeft, zullen partijen met elkaar in overleg treden om te bezien op welke wijze de overeenkomst kan worden aangevuld of gewijzigd. Slagen de Partijen er niet in om hierover tot overeenstemming te komen, dan zal sprake zijn van een geschil zoals bedoeld in de Algemene Voorwaarden. 7.2 Aanvullingen of wijzigingen waarover tussen partijen overeenstemming is bereikt, zullen schriftelijk worden vastgelegd en als bijlage(n) bij deze overeenkomst worden gehecht. Artikel 8 Social return 8.1 De opdrachtnemer . 8.2 Het protocol Social return (bijlage 9 van het Aanbestedingsdocument) is van toepassing op artikel 8.1. Artikel 9 Ontbinding van de overeenkomst 9.1 In het geval van fusies en overnames behoudt de Gemeente zich het recht voor, het contract, met in achtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, te beëindigen. 9.2 In het geval van faillissement of een aanvraag tot faillissement behoudt de Gemeente zich het recht voor het contract per direct te beëindigen. 9.3 In het geval van een doorstart is het aan de gemeente om te bepalen over de overeenkomst wel of niet voortgezet zal worden. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
37
9.4
Indien de opdrachtnemer niet naar behoren functioneert, behoudt de opdrachtgever zich het recht voor, om na 2 schriftelijke waarschuwingen het contract, met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, te beëindigen.
Artikel 10: Geheimhouding 10.1 Opdrachtnemer en door hem ingeschakelde personen of partijen zijn verplicht tot geheimhouding van alle aan hem of haar verstrekte vertrouwelijke informatie over de organisatie van de opdrachtgever. Alleen de gegevens die noodzakelijk zijn ter uitvoering van wettelijke en contractuele verplichtingen van opdrachtnemer jegens opdrachtgever zullen worden uitgewisseld met opdrachtgever of door hem aangewezen derden.
ALDUS OVEREENGEKOMEN EN IN TWEEVOUD ONDERTEKEND OP De Gemeente
Opdrachtnemer
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
38
Bijlage 6: Verklaring aansprakelijkheid combinaties Alle partijen van de combinatie moeten deze verklaring invullen en rechtsgeldig ondertekenen en de overige gevraagde informatie verschaffen Ondergetekenden verklaren akkoord te gaan met de aanvaarding van de gezamenlijke verantwoordelijkheid en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de uitvoering van de opdracht, bij een eventuele gunning. Bedrijf A: Naam: Functie: Werkzaamheden m.b.t. deze aanbesteding: Handtekening:
Datum: Bedrijf B: Naam: Functie: Werkzaamheden m.b.t. deze aanbesteding: Handtekening:
Datum:
Juridische bindingen Opgave van juridische bindingen (inclusief % van belang) en samenwerkingsverbanden
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
39
Bijlage 7: Overeenkomst derden verklaring DE ONDERGETEKENDEN: 1. , statutair gevestigd te<postcode> , kantoorhoudende te , ("Inschrijver"); en 2.
, statutair gevestigd te <postcode> , kantoorhoudende te , ("Holding/ Onderaannemer");
samen te noemen ‘de partijen’ en 4.
De gemeente De Wolden, gevestigd , rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘gemeente A’;
5.
De gemeente Hoogeveen, gevestigd , rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘gemeente B’;
6.
De Gemeenschappelijke Regeling Ambtelijke organisatie De Wolden/ Hoogeveen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de < heer/mevrouw> < naam>, < functie> van de Cluster , hierna te noemen ‘de Gr’;
Samen te noemen ‘aanbestedende dienst’. OVERWEGINGEN: • Inschrijver wenst deel te nemen aan de Europese aanbestedingsprocedure van de aanbestedende dienst, teneinde de opdracht inzake gegund te krijgen; • In hoofdstuk 3 van het Aanbestedingsdocumenten zijn eisen opgenomen ten aanzien van financiële en economische draagkracht en technische bekwaamheden ("Geschiktheidseisen"); • Teneinde aan te tonen dat Inschrijver voldoet aan de aanbestedingsdocumenten gestelde Geschiktheidseisen, wenst Inschrijver zich te beroepen op de kwaliteiten van Holding/Onderaannemer; • Holding/Onderaannemer is bereid om haar vakkundigheid, ervaring, kwalificaties, personeel en middelen ter beschikking te stellen aan Inschrijver ten behoeve van de inschrijving voor de in deze overeenkomst genoemde opdracht c.q. ten behoeve van een opdrachtverlening door de aanbestedende dienst; • Partijen wensen hetgeen zij dienaangaande zijn overeengekomen in de onderhavige overeenkomst vast te leggen. Ondergetekenden zijn het volgende overeengekomen: Terbeschikkingstelling kwaliteiten Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
40
Holding/Onderaannemer verbindt zich hierbij in verband met (de aanbestedingsprocedure) voor de opdracht inzake onvoorwaardelijk en exclusief jegens de Inschrijver om, op eerste verzoek van de Inschrijver, de kwaliteiten die onder Geschiktheidseisen van de Aanbestedingsdocumenten worden verlangd, daadwerkelijk en feitelijk aan Inschrijver ter beschikking te stellen. In verband met het in het vorige lid bepaalde is Holding/Onderaannemer jegens inschrijver onvoorwaardelijk verplicht om alle daarvoor benodigde middelen in te zetten, zolang als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de betreffende opdracht. Ontbinding Partijen kunnen deze Overeenkomst niet ontbinden of anderszins opzeggen tijdens de looptijd van de opdracht. Deze overeenkomst geldt als van rechtswege beëindigd na afloop van de looptijd van de opdracht. Wijzigingen Partijen zijn niet bevoegd de inhoud van deze Overeenkomst te wijzigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de aanbestedende dienst. Derdenbeding ten behoeve van Opdrachtgever Indien en voor zover Inschrijver haar vorderingsrechten jegens Holding/Onderaannemer uit hoofde van deze overeenkomst niet uitoefent, is de aanbestedende dienst bevoegd de rechten van Inschrijver uit hoofde van deze overeenkomst jegens holding/onderaannemer uit te oefenen. Het derdenbeding als bedoeld in het vorig lid is onherroepelijk. Borgtocht Holding/Onderaannemer verbindt zich jegens Inschrijver tot borg en hoofdelijk mededebiteur voor de nakoming van de verplichtingen van inschrijver ter zake van opdrachtverlening door de aanbestedende dienst aan Inschrijver. Vergoeding Partijen zullen een nadere overeenkomst sluiten over de vergoedingen die Inschrijver aan Holding/Onderaannemer zal betalen. De juiste, volledige en tijdige uitvoering van deze Overeenkomst is niet op enigerlei wijze afhankelijk van de totstandkoming en de uitvoering van de bedoelde nadere overeenkomst. Toepasselijk recht en geschillen Nederlands recht is van toepassing op deze Overeenkomst. Alle geschillen voortvloeiende uit of samenhangende met deze Overeenkomst zullen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde rechter rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Aldus in drievoud overeengekomen op […] te […]
De Gemeente
Inschrijver
Holding/ Onderaannemer
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
41
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
42
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
43
Bijlage 8: Algemene inkoopvoorwaarden (als pdf bijgevoegd)
Bijlage 9: Protocol Social Return Definities 1. Onder een werkloos-werkzoekende wordt verstaan iemand die minimaal 3 maanden werkzoekend is en die staat ingeschreven bij een UWV werkplein. De werkloos-werkzoekende heeft een WWB-, een UWV-, een Anw-uitkering of geen uitkering. 2. Onder een jongere wordt verstaan iemand met een Wwb-uitkering in de leeftijdsgroep van 18 jaar tot 27 jaar. 3. Met een leerwerkstage doen klanten met behoud van uitkering werkervaring op en leren vaardigheden in een bepaald vakgebied. Dit instrument kent een termijn van drie maanden. Deze termijn kan eenmaal voor een periode van 3 maanden worden verlengd 4. Onder loonkosten worden verstaan de brutoloonkosten, plus de directe werkgeverslasten van de Social Returndeelnemer(s). Hoofdpunten clausule 5. De Social Return Clausule wordt standaard opgenomen in het bestek van gemeentelijke opdrachten. 6. Bij inschrijving dient de opdrachtnemer op 1 A4 een voorstel te doen inzake hoe de social return ingevuld wordt. 7. De opdrachtnemer is verplicht 5% van de aanneemsom excl. BTW te besteden aan: • Het inzetten van werkloos-werkzoekenden en/of • Het bieden van leerwerkstages • Een rekenvoorbeeld: Stel dat de aanneemsom € 1.000.000 is en de loonkosten € 900.000 en de andere kosten € 100.000. In dit geval moet er vijf procent van de aanneemsom, dus € 50.000, besteed worden aan Social Return. 8. Wanneer de opdracht zeer arbeidsextensief is, namelijk wanneer de loonsom minder dan 30% van de aanneemsom uitmaakt, is opdrachtnemer verplicht om minimaal 7% van de loonsom excl. BTW te besteden aan social return. • Een rekenvoorbeeld: Stel dat de aanneemsom € 1.000.000 is en de loonkosten € 200.000 en de andere kosten € 800.000. In dit geval moet er zeven procent van de loonsom, dus € 14.000, besteed worden aan Social Return. 9. De opdrachtnemer kan in zijn voorstel een gecombineerd voorstel van betaald werk en leerwerkstage doen. 10. Wanneer de clausule van toepassing is verklaard op de aanbesteding en het aanbod is onder de grens van Social Return, blijft de clausule van toepassing. In principe Social Return realiseren binnen de opdracht 11. In principe dient de werkloos-werkzoekende en/of jongere bij de uitvoering van deze opdracht te worden ingezet. De opdrachtnemer kan echter ook een voorstel doen voor het plaatsen van werkloos-werkzoekenden op een ander project of bij een andere ondernemer, wanneer de opdrachtnemer geen mogelijkheden ziet binnen deze opdracht.Deze externe plaatsing van Social Return dient wel gerealiseerd te worden in de periode van de opdracht. Het moet namelijk mogelijk zijn om de opdracht direct na afronding van de werkzaamheden definitief af te rekenen en daarvoor is het nodig dat beoordeeld kan worden in welke mate Social Return is gerealiseerd.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
45
Vaststellen loonsom 12. Voor het bepalen van het percentage van de aanneemsom (of indien van toepassing van de loonsom) dat door de inzet van werkloos-werkzoekenden wordt gerealiseerd gelden de volgende uitgangspunten: • De inschaling van de werkloos-werkzoekende geschiedt conform de geldende CAO, bij het bedrijf zelf of – indien de werknemer elders wordt geplaatst - bij de andere werkgever. • Voor leerwerkstages dient de opdrachtnemer voor het kwantificeren van zijn voorstel het loon te nemen volgens de voor het bedrijf geldende CAO. Aantrekken van kandidaten 13. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het aantrekken van werkloos-werkzoekenden. De aanbestedende dienst zal zich inspannen de aanlevering van kandidaten te bevorderen. 14. Opdrachtnemer stelt een planning op voor het benodigde personeel en verstrekt deze planning aan de Afdeling Sociale Zaken” van de aanbestedende dienst. 15. Deze concrete planning dient uiterlijk de tiende werkdag na de dag waarop hem de dienst is opgedragen in het bezit te zijn van de Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst. Werving en selectie 16. De Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst ondersteunt de opdrachtnemer bij het realiseren van Social Return. Hoe duidelijker de opdrachtnemer in zijn aanbod aangeeft welke mogelijkheden de opdrachtnemer ziet voor Social Return, des te sneller en beter kan de Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst de opdrachtnemer van dienst zijn. 17. De Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst krijgt op het moment van gunning bericht van de gunning en neemt contact met de opdrachtnemer op. Mocht dit niet gebeuren, dan dient de opdrachtnemer zelf contact op te nemen met de Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst. De Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst maakt samen met de opdrachtnemer de Social Returnvacatures concreet. Hierbij worden de functie, het niveau, de functie-eisen, de periode en het aantal uren in beeld gebracht. 18. De Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst zorgt voor de werving van kandidaten. Mocht dit niet lukken, dan volgt overleg met opdrachtnemer om te bezien of de vacatures anders ingevuld kunnen worden en begint het wervingsproces opnieuw. De verantwoordelijkheid blijft echter bij de opdrachtnemer liggen. Noodzakelijke scholing en loondispensatie 19. Voor uitkeringsgerechtigden kan de aanbestedende dienst noodzakelijke scholing vergoeden. De scholingskosten zelf worden vergoed, inclusief bijkomende kosten zoals reiskosten. Niet vergoed worden verletkosten. Er dienen facturen overlegd te worden. De scholing vindt zo mogelijk plaats na de plaatsing bij het bedrijf, dus duaal. Indien dat niet mogelijk is, worden de deelnemers geschoold voordat zij bij het bedrijf aan de slag gaan. De kosten van de scholing worden vergoed door de aanbestedende dienst wanneer er geen voorliggende financiering bestaat. In uitzonderingsgevallen vergoedt het UWV de noodzakelijke scholing voor werklooswerkzoekenden met een uitkering via het UWV. 20. Wanneer de kandidaat en de duur van het dienstverband voldoen aan de gemeentelijke criteria voor de loondispensatie, kan opdrachtnemer hier gebruik van maken. Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst ondersteunt de opdrachtnemer hierbij.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
46
Boeteclausule 21. Er is een boeteclausule van toepassing. Indien de opdrachtnemer zijn verplichtingen aangaande het in dienst nemen van werkloos-werkzoekenden en/of het bieden van een leerwerkplek niet (volledig) nakomt, vindt een inhouding plaats naar rato van de niet gerealiseerde loonkosten. Een voorbeeld om dit toe te lichten: Opdrachtnemer heeft een opdracht gegund gekregen van € 300.000. De Social Return clausule betrof 5% van de aanneemsom, dus € 15.000. Bij de afrekening van de opdracht blijkt dat opdrachtnemer slechts € 10.000 loonkosten heeft besteed ten behoeve van Social Return. De opdrachtnemer ontvangt dan niet de € 5.000 niet gerealiseerde Social Return, ook niet wanneer de opdrachtnemer dit deel van het werk bijvoorbeeld door eigen personeel heeft laten uitvoeren. 22. Deze inhouding vindt niet plaats indien de opdrachtnemer aannemelijk kan maken, dat hem geen verwijt treft voor het niet (volledig) realiseren van Social Return. Een reden kan zijn dat het – ondanks aantoonbare pogingen van opdrachtnemer – niet is gelukt om acceptabele kandidaten voor de opdracht te selecteren. Dit is ter beoordeling aan Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst. 23. Wanneer de opdrachtnemer Social Return niet (volledig) heeft gerealiseerd, zal de Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst schriftelijk en beargumenteerd aan opdrachtnemer en de contracterende dienst meedelen of dit wel of niet verwijtbaar is. Verantwoording 24. De opdrachtnemer dient een kopie van de arbeids- of leerwerkstage-overeenkomst te overleggen met daarin informatie van de looptijd en het aantal te werken uren, alsmede een overzicht van de aan de werkloos-werkzoekenden betaalde loonkosten. 25. Wanneer de opdrachtnemer gebruik maakt van de loondispensatie moet hij de hierbij horende verantwoordingsinformatie leveren. Afdeling Sociale Zaken van de aanbestedende dienst informeert de opdrachtnemer hierover. Wijziging regelgeving 27. Indien sprake is van wijziging in regelgeving treden partijen met elkaar in overleg om te bezien op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan het protocol.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
47
Bijlage 10: Controleverodeningen Controleverordening 2005 gemeente De Wolden De raad van de gemeente De Wolden besluit; gelet op artikel 213 van de Gemeentewet en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 maart 2005; vast te stellen: Verordening artikel 213 Gemeentewet Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente De Wolden. Afdeling Artikel 1. Definities In deze verordening wordt verstaan onder: a. Accountant; Een door de raad benoemde: 1. registeraccountant of 2. accountant-administratieconsulent met een aantekening in het inschrijvingsregister als bedoeld in het derde lid van artikel 36 Wet op de Accountant-administratieconsulenten of 3. organisatie waarin voor de accountantscontrole bevoegde accountants samenwerken, belast met de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening. b. Accountantscontrole; De controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door de door de raad benoemde accountant van: 1. het getrouwe beeld van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de grootte en samenstelling van het vermogen; 2. het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties; 3. het in overeenstemming zijn van de door het college opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet; 4. de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; waarbij de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld, op grond van het zesde lid van artikel 213 Gemeentewet, in acht worden genomen. c. Rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole; Het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
48
d. Deelverantwoording; Een in opdracht van de raad ten behoeve van de verslaglegging opgestelde verantwoording van een afzonderlijk bedrijfsonderdeel binnen de gemeentelijke organisatie, welke verantwoording onderdeel uit maakt van de jaarrekening. Artikel 2. Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole wordt opgedragen aan een door de raad te benoemen accountant. De benoeming van de accountant geschiedt voor een periode van vier jaar. 2. Het college bereidt in overleg met de raad de aanbesteding van de accountantscontrole voor. 3. De raad stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen: a. de toe te passen goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringtoleranties) bij de controle van de jaarrekening; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangbases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringtoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen; d. de eventueel aanvullende uit te voeren tussentijdse controles; e. de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering; en voor ieder afzonderlijk te controleren begrotingsjaar: f. de posten van de jaarrekening en deelverantwoordingen met bijbehorende afwijkende rapporteringtoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden; g. de gemeentelijke producten en of bedrijfsonderdelen met bijbehorende afwijkende rapporteringtoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden. 4. In afwijking van het gestelde in lid 3, letters f en g kan de raad in het programma van eisen opnemen, dat de raad jaarlijks voorafgaand aan de accountantscontrole in overleg met de accountant vaststelt de posten van de jaarrekening, de posten van de deelverantwoordingen, de gemeentelijke producten en bedrijfsonderdelen, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden en welke rapporteringtoleranties hij daarbij dient te hanteren. 5. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt de raad, voor de selectie van de accountant, de selectiecriteria met de bijbehorende weging vast. Artikel 3. Informatieverstrekking door college 1. Het college is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. 2. Het college draagt er zorg voor dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Bij de jaarrekening bevestigt het college schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie van belang voor de oordeelsvorming van de accountant is verstrekt. 4. Het college overlegt de gecontroleerde jaarrekening samen met de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen vóór uiterlijk 1 juni aan de raad. 5. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in de raad beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het college aan de raad en de accountant gemeld. Artikel 4. Inrichting accountantscontrole
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
49
1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiging van) de raad, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamer(functie), de portefeuillehouder financiën, de secretarisdirecteur en het hoofd financiën. Artikel 5. Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het college draagt er zorg voor dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren, magazijnen, werkplaatsen, terreinen en informatiedragers van de gemeente. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het college draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het college draagt er zorg voor, dat alle bedrijfsonderdelen van de gemeente zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten, balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 6. Overige controles en opdrachten 1. Het college kan de door de raad benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. Het college informeert de raad vooraf over deze aan de accountant te verstrekken opdrachten. 2. Het college draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het college is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. 3. Het college draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, CBS, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controleeisen in acht. Indien een deel van deze vereisten moet worden uitgevoerd door een accountant, is het college bevoegd hiervoor de opdracht te verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. Artikel 7. Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan de raad en zendt een afschrift hiervan aan het college. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
50
2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel)controles verslag uit over zijn bevindingen van niet van bestuurlijk belang aan de directie. 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de raad door de accountant aan het college voorgelegd met de mogelijkheid voor het college om op deze stukken te reageren. 4. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voorafgaand aan de raadsvergadering besproken met een voor dit doel ingestelde commissie uit de raad. Artikel 8. Inwerkingtreding - intrekking 1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2005. 2. Met ingang van die datum vervalt de “Controleverordening gemeente De Wolden”, zoals vastgesteld in de raad van 30 oktober 2003. Artikel 9. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als “Controleverordening 2005 gemeente De Wolden”. Sluiting Zuidwolde, 14 april 2005 De raad voornoemd, griffier,
(mw. drs. I.J. Gehrke)
voorzitter,
(Sj. Kremer)
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
51
Controleverordening gemeente Hoogeveen Tekst van de regeling De raad van de gemeente Hoogeveen; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2003; gelet op artikel 213 van de Gemeentewet, besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Hoogeveen. Artikel 1 Opdrachtverlening accountantscontrole • • • •
1. De accountantscontrole van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, lid 2, Gemeentewet, wordt opgedragen aan een door de raad te benoemen accountant. 2. Het college bereidt in overleg met de raad de aanbesteding van de accountantscontrole voor. 3. De raad stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. 4. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt de raad voor de selectie van de accountant de selectiecriteria vast en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast.
Artikel 2 Informatieverstrekking door college • •
• • •
1. Het college is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. 2. Het college draagt er zorg voor, dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, collegebesluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Bij de jaarrekening bevestigt het college schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie van belang voor de oordeelsvorming van de accountant is verstrekt. 4. Het college overlegt de gecontroleerde jaarrekening samen met de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voor uiterlijk 25 maart aan de raad. 5. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in de raad beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het college aan de raad en de accountant gemeld.
Artikel 3 Inrichting accountantscontrole •
1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze, waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
52
•
•
2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiger uit) de raad, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamerfunctie, de griffier, de portefeuillehouder financiën en de gemeentesecretaris.
Artikel 4 Toegang tot informatie •
•
•
1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. Het college draagt er zorg voor, dat de accountant voor de uitvoering van zijn controlewerkzaamheden een onbelemmerde toegang heeft tot alle kantoren, magazijnen, werkplaatsen, terreinen en informatiedragers van de gemeente. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het college draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het college draagt er zorg voor, dat de ambtenaren van de gemeente zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie.
Artikel 5 Overige controles en opdrachten •
•
•
1. Het college kan de door de raad benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. Het college informeert de raad vooraf over deze aan de accountant te verstrekken opdrachten. 2. Het college draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het college is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. 3. Het college draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze verantwoording dient te worden uitgevoerd door een accountant, is het college bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is.
Artikel 6 Rapportering •
•
1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan de raad en zendt een afschrift hiervan aan het college. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel-)controles verslag uit over zijn bevindingen van niet van bestuurlijk belang aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, de administratie en of de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van de afdeling waar de ambtenaar werkzaam is, de gemeentesecretaris, dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
53
•
•
3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de raad door de accountant aan het college voorgelegd met de mogelijkheid voor het college om op deze stukken te reageren. Het college geeft binnen zes weken een reactie op deze stukken. 4. De accountant bespreekt voorafgaand aan de raadsbehandeling van de jaarstukken het verslag van bevindingen met (een voor dit doel door de raad ingestelde vertegenwoordiging van) de raad.
Artikel 7 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 december 2003, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2004 en later. Artikel 8 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Controleverordening gemeente Hoogeveen.”. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 27 november 2003. De griffier,
de voorzitter,
J.P. Wind,
W.P.M. Urlings
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
54
Concept Controleverordening gemeente Hoogeveen en De Wolden De raad van de gemeente Hoogeveen/De Wolden (de GR moet vanuit DB zelf een accountant aanwijzen, niet te regelen in deze verordening) Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ; gelet op artikel 213 van de Gemeentewet, besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Hoogeveen/De Wolden. Artikel 1 Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, lid 2, Gemeentewet, wordt opgedragen aan een door de raad te benoemen accountant. 2. Het college bereidt in overleg met de raad de aanbesteding van de accountantscontrole voor. 3. De raad stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. 4. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt de raad voor de selectie van de accountant de selectiecriteria vast en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast. Artikel 2 Informatieverstrekking door college 1. Het college is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. 2. Het college draagt er zorg voor, dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, collegebesluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Bij de jaarrekening bevestigt het college schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie van belang voor de oordeelsvorming van de accountant is verstrekt. 4. Het college overlegt de gecontroleerde jaarrekening samen met de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voor uiterlijk 25 maart/1 juni aan de raad. 5. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in de raad beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het college aan de raad en de accountant gemeld. Artikel 3 Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze, waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiger uit) de raad, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamerfunctie, de griffier, de portefeuillehouder financiën en de gemeentesecretaris. Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
55
Artikel 4 Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het college draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het college draagt er zorg voor, dat de ambtenaren van de gemeente zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 5 Overige controles en opdrachten 1. Het college kan de door de raad benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. 2. Het college draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het college is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. 3. Het college draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze verantwoording dient te worden uitgevoerd door een accountant, is het college bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is.
Artikel 6 Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan de raad en zendt een afschrift hiervan aan het college. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel-)controles verslag uit over zijn bevindingen van niet van bestuurlijk belang aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, de administratie en of de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van de afdeling waar de ambtenaar werkzaam is, de gemeentesecretaris, dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de raad door de accountant aan het college voorgelegd met de mogelijkheid voor het college om op deze stukken te reageren. 4. De accountant bespreekt voorafgaand aan de raadsbehandeling van de jaarstukken het verslag van bevindingen met (een voor dit doel door de raad ingestelde vertegenwoordiging van) de raad. Artikel 7. Intrekken oude verordening en overgangsrecht De " Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Hoogeveen" wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
56
De "Controleverordening 2005 gemeente De Wolden" wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt. Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2015 en later. Deze verordening wordt aangehaald als “Controleverordening gemeente Hoogeveen/De Wolden”. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad
De griffier,
De voorzitter,
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
57
Concept verordening Gemeenschappelijke Regeling Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling; gelet op artikel 213 van de Gemeentewet, artikel … van de regeling GR Hoogeveen/De Wolden en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden, besluit vast te stellen de Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de regeling GR Hoogeveen/De Wolden Artikel 1. Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole wordt opgedragen aan een door het algemeen bestuur te benoemen accountant. 2. Het dagelijks bestuur bereidt in overleg met het algemeen bestuur de aanbesteding van de accountantscontrole voor. 3. Het algemeen bestuur stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. In het programma van eisen worden voor de jaarlijkse accountantscontrole opgenomen: a. de toe te passen goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties) bij de controle van de jaarrekening; b. de apart te controleren deelverantwoordingen en de daarbij toe te passen omvangs bases en goedkeuringstoleranties (en afwijkende rapporteringstoleranties); c. de inrichtingseisen voor het verslag van bevindingen; d. de eventueel aanvullende uit te voeren tussentijdse controles; en e. de frequentie en inrichtingseisen van de aanvullende tussentijdse rapportering; en voor ieder afzonderlijk te controleren begrotingsjaar: f. de posten van de jaarrekening en deelverantwoordingen met bijbehorende afwijkende rapporteringstoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden; de producten en of dienstonderdelen met bijbehorende afwijkende rapporteringstoleranties, waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht dient te besteden. 4. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt het algemeen bestuur voor de selectie van de accountant de selectiecriteria en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast. 5. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks in overleg met de accountant vast welke onderwerpen bij de controle in het bijzonder worden onderzocht. Artikel 2. Informatieverstrekking door dagelijks bestuur 1. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. 2. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota’s, dagelijks bestuursbesluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Het dagelijks bestuur biedt de gecontroleerde jaarrekening samen met de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voor 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan. 4. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in het algemeen bestuur beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekeGemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
58
ning geeft, wordt onmiddellijk door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en de accountant gemeld. Artikel 3. Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze waarop de accountantscontrole wordt ingericht, evenals de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiger uit) het algemeen bestuur, de directeur en de (concern-)controller. Artikel 4. Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden, waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat de ambtenaren zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten, balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 5. Overige controles en opdrachten 1. Het dagelijks bestuur kan de door het algemeen bestuur benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid, voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. 2. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het dagelijks bestuur is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant, indien dit in het belang is van de Gemeenschappelijke Regeling. 3. Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze vereisten moet worden uitgevoerd door een accountant, is het dagelijks bestuur bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door het algemeen bestuur benoemde accountant, indien dit in het belang is van de Gemeenschappelijke Regeling. Artikel 6. Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze onmiddellijk schriftelijk aan het algemeen bestuur en zendt een afschrift hiervan aan het dagelijks bestuur. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel)controles verslag uit over zijn bevindingen die niet van bestuurlijk belang zijn aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, de administratie en de beheersdaden
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
59
zijn gecontroleerd, de directeur en operationeel leider onder wiens leiding de ambtenaar werkzaam is en de (concern-)controller dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan het algemeen bestuur door de accountant aan het dagelijks bestuur voorgelegd met de mogelijkheid voor het dagelijks bestuur om op deze stukken te reageren. 4. Voorafgaand aan de behandeling van de jaarstukken in het algemeen bestuur, bespreekt de accountant het verslag van bevindingen met (een voor dit doel door het algemeen bestuur ingestelde vertegenwoordiging van) het algemeen bestuur. Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2015 en later. 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Controleverordening gemeenschappelijke regeling”. Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling , gehouden op De secretaris, de voorzitter,
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
60
Bijlage 11: Instructie m.b.t. digitaal aanbesteden (als pdf bijgevoegd)
Gemeenten Hoogeveen en De Wolden Aanbestedingsdocument Openbare procedure accountant, kenmerk 2014/05 Datum: 11 november 2014
61
Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering Agendapuntnummer Besluitnummer Portefeuillehouder
: 30 oktober 2014 : XV, punt 9 : 1576 : Wethouder Mirjam Pauwels
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling beleidsplan Participatie 2015. Samenvatting: Met het beleidsplan Participatie 2015 geeft de Gemeente De Wolden vorm aan de invoering van de Participatiewet. Fase van besluitvorming: Opinierend. Ontwerpbesluit: Het beleidsplan Participatie 2015 vaststellen. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Vanaf 1 januari 2015 wordt de Participatiewet van kracht. Met ingang van volgend jaar valt iedereen die zich bij de gemeente meldt en kan werken, maar niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen onder één regeling. Nu is dat nog verspreid over drie regelingen: de Wwb (de Wet werk en bijstand), de Wsw (de Wet sociale werkvoorziening) en mensen met arbeidsvermogen in de Wajong. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Met de invoering van de Participatiewet wijzigen de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van gemeenten ten aanzien van met name burgers die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen als gevolg van een arbeidsbeperking. Daarnaast is het beleidsplan Re-integratie 2011-2015 met de komst van de Participatiewet niet meer valide. Beoogd effect: Met het beleidsplan Participatiewet 2015 wil de Gemeente De Wolden de basis leggen voor de invulling van deze verantwoordelijkheden en betrokken burgers ondersteunen in het vinden van een passende werkplek. Bovendien wordt met het beleidsplan het re-integratiebeleid voor alle burgers die aanspraak doen op een bijstandsuitkering geactualiseerd. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting voorgesteld besluit: In het beleidsplan Participatie 2015 geven we de kaders weer over hoe invulling wordt gegeven aan de verantwoordelijkheid tot participatie (op de arbeidsmarkt) voor de bestaande bijstandspopulatie én de nieuwe doelgroepen die onder de Participatiewet
Pagina 1 van 3
komen te vallen. Argumenten voorgesteld besluit: Het beleidsplan Participatiewet doet recht aan de uitgangspunten van het collegeprogramma “Dichtbij en vitaal – op eigen kracht 2014 -2018” en sluit aan op eerder gevoerde discussies over de Wsw. Het beleidsplan wordt voor één jaar vastgesteld om de gemeente ervaring op te laten doen met de nieuwe doelgroepen en financieringsstructuur. Met deze ervaring kan een meerjarenplan worden gemaakt waarin ook de samenhang met het gehele Sociaal Domein kan worden gewaarborgd. Kanttekeningen: Het beleidsplan Participatiewet 2015 gaat enkel in op de wijzigingen als gevolg van de invoeringswet Participatiewet. Naast deze wijzigingen gaat de huidige Wet Werk en Bijstand (WWB) per 1-1-2015 op in de Participatiewet. Er zijn in 2014 technische wijzigingen in de WWB vastgesteld die ook op 1-1-2015 van kracht zullen worden. Hiervoor wordt de raad separaat wijzigingen in de verordeningen voorgelegd. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: Met de invoering van de Participatiewet worden ook de huidige budgetten voor reintegratie WWB, de budgetten voor de Wsw en een deel van het re-integratiebudget voor de huidige Wajong ongeoormerkt samengevoegd in het Participatiebudget. Het totale Participatiebudget (voorlopige beschikking) bedraagt in 2015 € 3.062.677. Opgebouwd uit re-integratie € 257.580 en Wsw € 2.805.097 Het participatiebudget vanaf 2015 wordt als een integratie-uitkering van het gemeentefonds aan de gemeenten toegekend. Dit betekent dat er geen bestedingsvoorwaarden aan zijn verbonden en dat de middelen na drie jaar aan de algemene uitkering van het gemeentefonds zal worden toegevoegd, tenzij dit om verdeelsysteemtechnische redenen niet mogelijk is. In de bijlage zijn de verschillende deelbudgetten Wsw en middelen re-integratie onderscheiden, maar het betreft een integraal budget, waarbij de gemeenten zelf de besteding kan bepalen. Het beleidsplan Participatiewet stelt een budgetneutrale uitvoering voor. Dit houdt in, dat de genoemde voorzieningen in totaal niet meer mogen kosten dan het totale Participatiebudget inclusief aanvullingen vanuit ESF en landelijke middelen actieplannen die via de arbeidsmarktregio worden ontvangen. (bijvoorbeeld actieplan Jeugdwerkloosheid). Het exploitatierisico van de Gemeenschappelijke Regelingen Reestmond en Alescon wordt niet gefinancierd uit het Participatiebudget en moet als risico in verbonden partijen worden beschouwd. Personele effecten: Door uitbreiding van de doelgroep kan niet worden uitgesloten dat er meer inzet van klantmanagers noodzakelijk is om de wet en het beleid uit te voeren. Juridische effecten: De juridische effecten blijken al uit dat wat hiervoor is beschreven. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart)
Pagina 2 van 3
De inspraakreacties van inwoners, raadsleden alsmede het advies van de Adviesraad Sociaal Beleid zijn in dit voorstel verwerkt. Ter informatie zal een kennisgeving in de Wolder Courant worden geplaatst. Na definitieve vaststelling van de stukken volgt er een publicatie op de website en in de Wolder Courant in samenspraak met de stukken behorend bij de andere twee decentralisaties. Fatale termijnen: Het beleidsplan Participatie moet voor de ingangsdatum van 1-1-2015 zijn vastgesteld. Aanpak en uitvoering: Een aantal thema’s uit het beleidsplan worden nader uitgewerkt in beleidsstukken welke afzonderlijk aan het college ter vaststelling worden aangeboden (beleidsregels). Daarnaast zal de raad op zeer korte termijn voorgesteld worden de in het beleidsplan genoemde verordeningen vast te stellen. Deze verordeningen worden voorgesteld zodra de nadere wetgeving (Algemene Maatregel van Bestuur) over het Werkbedrijf, Loonwaardebepaling en indicatie Beschut Werk (nieuw) door de Eerste en Tweede Kamer is vastgesteld of zoveel eerder waar mogelijk. De uitvoering van de nieuwe wet valt onder verantwoordelijkheid van de nieuwe gemeentelijke organisatie. Ter voorbereiding hierop is een werkgroep implementatie actief waarin concrete uitvoeringszaken verder worden uitgewerkt. Bijlagen: Beleidsplan Participatie 2015.
Zuidwolde, 17 oktober 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer
burgemeester Roger de Groot
Pagina 3 van 3
PARTICIPATIEWET
Sociaal Domein – Beleidsplan Participatie
actief en betrokken
dewolden.nl
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 2
Inhoudsopgave
1. Inleiding ..............................................................................................................................3 Beleidsplan re-integratie 2011-2015 ....................................................................................... 3 2. Kaders .................................................................................................................................4 Juridisch kader ............................................................................................................................. 4 Participatiewet .............................................................................................................................. 5 3. Ambities ..............................................................................................................................7 4. Nieuw beleid .......................................................................................................................8 Nieuwe doelgroepen .................................................................................................................... 8 Eigen Kracht Aanpak ................................................................................................................... 9 Samenwerken in de regio ........................................................................................................ 10 Wsw oud ...................................................................................................................................... 10 Loonkostensubsidie ................................................................................................................... 11 Beschut Werk .............................................................................................................................. 11 Inzet eigen personeel................................................................................................................ 11 5. Tegenprestatie ................................................................................................................. 12 6. Financieel .......................................................................................................................... 13 Budget .......................................................................................................................................... 13 Begroting Participatiebudget 2015 ......................................................................................... 14 7. Vervolg en besluitvorming.............................................................................................. 15
2
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 3
1. Inleiding Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Een nieuwe wet met vooral nieuwe regels op het gebied van re-integratie voor de onderkant van de arbeidsmarkt. De gemeente De Wolden kent al een actief re-integratiebeleid in het kader van de WWB. Dit beleid willen we niet veranderen, we willen de extra mogelijkheden die de Participatiewet biedt integreren in het huidig beleid. Daarom stellen wij u met deze beleidsnota enkel de wijzigingen en aanvullingen op het huidig beleid voor. De wetgeving kent nog een aantal onduidelijkheden, die in de tweede helft van 2014 middels nadere regelgeving AMVB (Algemene Maatregel van Bestuur) bekend gemaakt zullen worden. De Wolden wil een gedegen visie op haar re-integratiebeleid basis laten zijn voor een meerjarig beleidsplan. Daarom nu een beknopt beleidsplan voor het transitiejaar 2015 om vervolgens in het komende jaar een uitgebreid meerjarig beleidsplan 2016-2020 te ontwikkelen. Beleidsplan re-integratie 2011-2015 Het beleidsplan re-integratie 2011-2015 is op 30 juni 2011 door de raad van De Wolden vastgesteld. Uitgangspunten van dit beleidsplan zijn voor een groot gedeelte nog valide. • Indeling volgens de Participatieladder • Meer trajectbegeleiding door de gemeente, minder inkoop extern • Aanscherpte inspanningsverplichting • Herziening oude loonkostensubsidies • Premiebeleid • Integraal participatiebeleid
3
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 4
2.
Kaders
Juridisch kader Het beleidsplan is een nadere uitwerking van de visie op het sociaal domein en de kadernota.
Visie Sociaal domein Gemeenteraad opiniërend 12 september 2013 Participatiewet Tweede Kamer Februari 2014
Kadernota Sociaal domein Gemeenteraad vastgesteld 13 februari 2014 Participatiewet Eerste Kamer Juli 2014
Beleidsplan Participatie 2015 AMVB Verdeelmodel Augustus 2014
Vaststelling door college van B&W eind augustus 2014 Ter kennisname aan gemeenteraad in verband met de vast te stellen verordeningen
Verordeningen Participatiewet Uiterlijk vast te stellen op 1 juli 2015 Geplande behandeling gemeenteraad: najaar 2014
Beleidsregels Participatiewet Bevoegdheid college van B&W besluitvorming na vaststellen verordeningen
4
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 5
Participatiewet De Participatiewet is onderdeel van het Sociaal Domein waarvoor gemeenten in 2015 verantwoordelijk worden. De raad van de gemeente De Wolden heeft hiervoor op 13 februari 2014 de kadernota “Het sociale domein is onze gezamenlijke zorg” vastgesteld. Op 20 februari 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Participatiewet. Op 1 juli is ook de Eerste Kamer akkoord gegaan en heeft het Ministerie het volgende bekend gemaakt. De Participatiewet heeft tot doel mensen met een beperking meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft hierover afspraken gemaakt met de sociale partners. De komende jaren komen er bij bedrijven 100.000 extra banen bij voor deze doelgroep en nog eens 25.000 bij de overheid, die bestemd zijn voor mensen die vanwege een beperking niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Staatssecretaris Klijnsma: “ Ik ben blij met de brede steun voor deze wet. Nu krijgen mensen met een beperking dankzij deze wet perspectief”. Ze wees in een reactie op de lange voorgeschiedenis van het wetsvoorstel. Over de wens om te komen tot één regeling voor mensen die vanwege een beperking een opstap naar de arbeidsmarkt nodig hebben is jarenlang gedebatteerd. Met de Participatiewet, en de andere te decentraliseren regelingen, krijgen gemeenten de gelegenheid mensen op maat en meer in samenhang met andere hulpvragen te kunnen begeleiden naar werk of andere vormen van maatschappelijke ondersteuning . Met ingang van volgend jaar valt iedereen die zich bij de gemeente meldt en kan werken maar niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen onder één regeling. Nu is dat nog verspreid over drie regelingen: de WWB (de Wet werk en bijstand), de Wsw (de Wet sociale werkvoorziening) en mensen met arbeidsvermogen in de Wajong. De Participatiewet gaat op 1 januari 2015 in werking. Op 24 april heeft het college haar programma “Dichtbij & Vitaal – op eigen kracht” aan de raad gepresenteerd. Met hierin nadrukkelijk aandacht voor het Sociaal Domein. De uitgangspunten voor de beleidsnota/paragraaf Participatiewet zijn een logische volgende stap om te komen tot definitieve beleidsvorming. Integrale communicatie Sociaal Domein In de communicatie over de decentralisatie Participatiewet wordt gezamenlijk opgetrokken met de andere twee decentralisaties. In de kadernota sociaal domein is een aantal uitgangspunten al vastgelegd. •
Ook met betrekking tot de nieuwe taken binnen het sociale domein hecht de gemeente De Wolden veel waarde aan burgerparticipatie en communicatie. In een op te stellen communicatiekalender geven we aan hoe we de communicatie vorm en inhoud geven.
•
De Wmo-raad De Wolden en Advies Sociaal Beleid De Wolden worden op de gebruikelijke wijze betrokken bij de verdere ontwikkelingen binnen het sociale domein.
De communicatie is gericht op cliënten, partnerorganisaties en inwoners. Op dit moment richten wij ons op de periode tot 2015 waar bij het gaat om: informatie over transities, cliënten zorgvuldig informeren en het begin van transformaties.
5
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 6
Op het gebied van communicatie hebben we de volgende ambities: • Inwoners en samenwerkingspartners weten dat de gemeente werkt aan de nieuwe inrichting van het sociaal domein en ze weten op welke manier ze invloed uit kunnen oefenen op deze verandering. Ze kunnen ook het proces en de uitkomsten volgen. • Doelgroepen voelen zich erkend in hun zorgen en emoties over de veranderingen. • Samenwerkingspartners en inwoners voelen zich betrokken en denken mee over de vorming van een nieuwe ondersteuningsstructuur. • Medewerkers zijn voorbereid op hun veranderende taken. Ze moeten oude en nieuwe klanten op een andere manier benaderen. Verder moeten ze bekend raken met de inhoud van het gewijzigde en nieuwe werk. • Inwoners en bedrijven weten welke bijdrage van hen wordt verwacht in de nieuwe situatie en zijn bereid die bijdrage naar vermogen te leveren. Hoe gaan we deze doelen bereiken? • Doel voor ogen en inspelend op de actuele stand van zaken De vele onzekerheden en voortdurende koerswijzigingen vanuit het rijk maken het onmogelijk een dichtgetimmerd communicatieplan te maken. Dit vraagt een proces van continu evalueren, bijstellen en nieuwe acties uitzetten. •
Herhaling is de kracht De ervaring leert dat eenmalige communicatie onvoldoende is. Op verschillende momenten op verschillende wijze gaan we communiceren over de nieuwe koers van de gemeente zowel over het proces als inhoudelijk. Regelmatig en divers is nodig omdat niet iedereen op hetzelfde moment en met dezelfde kennis aanhaakt.
•
Begrijpelijke verhalen We zetten voorbeelden in die herkenbaar en begrijpelijk zijn. Verhalend en herkenbaar.
•
Via vertrouwde kanalen Veel stakeholders werken met doelgroepen die straks (ook) doelgroepen worden van de gemeente. Deze stakeholders maken vaak gebruik van nieuwsbrieven en dergelijke. We zetten erop in om gemeentelijke informatie ook via deze kanalen te verspreiden.
•
Integraal Het is de bedoeling de nieuwe taken en de bestaande taken op elkaar aan te laten sluiten, redenerend vanuit de ‘klant’. Op het gebied van toegang, (zorg)arrangementen, contracten, vervoer, inkoop en begeleiding wordt gekeken naar integrale aanpak. Deze integraliteit moet ook tot uiting komen in de communicatie. Dit vraagt goede afstemming tussen de verschillende projecten.
Communicatie over toegang Een belangrijk aandachtspunt is de communicatie richting inwoners over bij wie zij straks terecht kunnen met hun hulpvraag. De uitkomst van de gesprekken met huisartsen en de inrichting van de toegang is hiervoor leidend. Hiervoor wordt in het implementatietraject nog een apart communicatietraject geformuleerd.
6
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 7
3. Ambities Onze fundamentele ambitie is dat alle inwoners van onze gemeente actief deel uitmaken van onze samenleving. Werk is daarbij een belangrijk element. Net zo belangrijk vinden wij dat mensen die (nog) geen baan hebben zich maatschappelijk nuttig maken, bijvoorbeeld door middel van vrijwilligerswerk. De grondslag voor onze ambities: • Iedereen die op de reguliere arbeidsmarkt terecht kan, vindt daar daadwerkelijk zijn plek. • Iedereen voor wie nog geen plek is op de reguliere arbeidsmarkt, levert via additioneel werk een tegenprestatie naar vermogen. • Wij hebben speciale aandacht voor kinderen die opgroeien in armoede. Wij willen bereiken dat het niet meer vanzelfsprekend is dat werkloosheid, bijstand en armoede van generatie op generatie worden doorgegeven.
Indeling van ons klantenbestand op basis van afstand tot de arbeidsmarkt Groep 1 (ca. 10%) kan in principe direct aan het werk; Groep 2: (ca. 30%) heeft een overbrugbare afstand naar regulier werk; Groep 3: (ca. 35% klanten) heeft een grote afstand naar regulier werk; Groep 4: (ca. 25% klanten) heeft zeer weinig tot geen arbeidsvermogen.
7
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 8
4. Nieuw beleid Zoals in de inleiding is vermeld mag de gemeente De Wolden bogen op een gedegen reintegratiebeleid. Het beleidsplan re-integratie 2011-2015 blijft dan ook grotendeels gehandhaafd en wordt aangevuld met nieuw beleid voor 2015. Conform planning zal medio 2015 het gehele beleid worden geëvalueerd en een meerjarig beleidsplan aan de raad worden voorgelegd. Nieuwe doelgroepen We gaan in op de visie, ambities en aanpak voor de nieuwe instroom van mensen met een arbeidsbeperking. De nieuwe instroom van de Participatiewet bestaat uit mensen met een objectief vastgestelde arbeidsbeperking. Tot 1 januari 2015 kunnen zij een beroep doen op de Wajong (voor jong gehandicapten) of de Wsw (Wet sociale werkvoorziening). De nieuwe instroom bestaat uit twee groepen: 1. Jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking. Deze jongeren zijn veelal afkomstig van het praktijk- en speciaal onderwijs. Het gaat om enkele jongeren per jaar. 2. Ouderen met een arbeidsbeperking die onder andere zijn aangewezen op werken in een beschutte omgeving. Voor de Wajong 2015 stelt UWV vast of iemand duurzaam geen arbeidsvermogen en daarmee geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Alleen wanneer dit het geval is, kan recht op Wajong 2015 ontstaan. Het begrip arbeidsvermogen wordt nader uitgewerkt in het Schattingsbesluit. De wijziging van het Schattingsbesluit zal rond de zomer aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Kort gezegd komt arbeidsvermogen neer op de vraag of iemand wel of niet kan werken. In het Schattingsbesluit wordt vastgelegd hoe UWV dit vaststelt. Het Schattingsbesluit stelt de ondergrens van arbeidsvermogen vast. Het gaat dus alleen om de vraag of iemand wel of niet kan werken. De mate waarin en hoeveel loon iemand kan verdienen, is daarbij niet aan de orde. Aard problematiek nieuwe doelgroep De problematiek van de nieuwe doelgroep verschilt enigszins van onze huidige Wwb’ers. Er zijn echter ook veel overeenkomsten. Ook onder de huidige bijstandsgerechtigden bevinden zich mensen met arbeidsbeperkingen. Voor de nieuwe doegroep geldt dat het vaak gaat om een groep waarvan het opleidingsniveau lager ligt dan landelijk gemiddeld enuit gezinnen komen met een lage sociaaleconomische status. Daar komt bij dat er sprake is van een objectief vastgestelde arbeidsbeperking. Als we kijken naar de gestelde diagnose, dan zien we landelijk globaal de volgende verdeling: • Verstandelijke beperking (37%), • Psychiatrische stoornis (21%), • Andere ontwikkelingsstoornis (29%), • Somatische aandoening (13%). De arbeidsbeperking heeft tot gevolg dat de betrokkenen ook een beperkte loonwaarde hebben. Dit wordt ook wel als volgt omschreven: als gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking dan wel om andere redenen niet in staat zijn 100 procent van het minimumloon te verdienen. Maatschappelijke opgave Bij het formuleren van re-integratiebeleid is het van belang dat wij ons realiseren dat het meestal gaat om kwetsbare burgers. Vaak zal sprake zijn van meervoudige problematiek. Vanwege hun (arbeids)beperking wordt het participeren aan de samenleving moeilijker. Daarom kiezen we nadrukkelijk ook voor een integrale aanpak van problemen en een vroegtijdige benadering op meerdere gebieden zoals inkomen, de woon- en leefomgeving, werk of activiteiten, zorg en versterking van het eigen netwerk (een integrale 3D aanpak).
8
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 9
Jongeren verdienen hierbij onze bijzondere aandacht om in hun volwassen leven voldoende vaardigheden/mogelijkheden te hebben en te participeren in de samenleving. Onze maatschappelijke opgave voor de nieuwe doelgroepen zien we als volgt: Jongeren 1. Het begeleiden en ondersteunen van de overstap van school naar werk. Het is van groot belang die overstap zonder onderbrekingen te laten verlopen om uitval voor langere termijn te voorkomen. 2. Het begeleiden van de betrokkenen tijdens de werkende periode gericht op het voorkomen van uitval. Mensen (waaronder eerdergenoemde jongeren) met een arbeidsbeperking die zijn aangewezen op werken in een beschutte omgeving 1. Het bieden van passend werk/dagbesteding in een beschutte omgeving die is afgestemd op de persoonlijke problematiek. 2. Het aansluiten van de aanpak gericht op werk (punt 1) bij de andere gebieden: woon- en leefomgeving, activiteiten, zorg en versterking van het eigen netwerk. Oftewel het inbedden in de integrale 3D aanpak. Eigen Kracht Aanpak Gemeente De Wolden gaat geen specifiek doelgroepen beleid formuleren, maar zal wel prioriteiten stellen in het beschikbaar stellen van voorzieningen. Hierbij gaan we primair uit van de eigen kracht van burgers. Voor personen die in staat zijn op eigen kracht terug te keren op de arbeidsmarkt worden specifieke voorzieningen (zoals Werk.nl, werkgeversdienstverlening, kort advies) ingezet. Wel stellen we – in samenwerking met Hoogeveen en het UWV – op het Werkplein een goede infrastructuur beschikbaar voor het vinden van de juiste baan. Daarnaast zijn onze medewerkers beschikbaar voor advies over bijv. CV, presentatie en beroepskeuze. Ook voor personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt, maar die wel maatschappelijk actief zijn en over een goed sociaal netwerk beschikken zet de gemeenten geen voorzieningen in. Wel zullen we in afstemming met het welzijnswerk, vrijwilligerswerk en andere instanties zorgen voor een basis waarop men terug kan vallen. Blijkt men niet in staat zelfstandig op de arbeidsmarkt te re-integreren, dan wel dreigt men in een sociaal isolement te geraken, dan ziet de gemeente toe op maatwerk. Basis hiervoor is een persoonlijk actieplan waarin de burger en de medewerker van de gemeente samen een juiste mix van eigen kracht, begeleiding en indien noodzakelijk voorzieningen worden vastgelegd. Uitgangspunt bij de Eigen Kracht Aanpak is de integrale benadering binnen het Sociaal Domein. We kijken niet alleen naar het belang van vinden van werk, maar ook naar andere levensgebieden. Werk kan een oplossing zijn voor veel achterliggende problemen, maar het kan ook noodzakelijk zijn tijdelijk niet te werken om een duurzame inpassing op de arbeidsmarkt mogelijk te maken. Met deze aanpak willen we af van het domein denken, hokjesgeest en budgetschotten die in de afgelopen jaren door de centrale regelgeving ontstaan is. Dit vraagt om creatieve, proactieve en betrokken coaches die de vrijheid hebben de juiste ondersteuning te bieden. Allrounders met kennis van het hele Sociaal Domein die burgers ondersteuning bieden om hun Eigen Kracht zo optimaal te benutten.
9
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 10
Samenwerken in de regio Gemeente De Wolden is conform de SUWI-wetgeving aangesloten bij de arbeidsmarktregio Drenthe en daarin zoeken we de afstemming over voorzieningen voor de onderkant van de arbeidsmarkt en de werkgeversdienstverlening. We zullen echter een duidelijke couleur locale behouden en oog hebben voor samenwerking met andere gemeenten buiten de arbeidsmarktregio. De kansen voor de burger staat daarbij voorop. • Onderkant arbeidsmarkt Voorzieningen in het kader van de onderkant van de arbeidsmarkt worden in de regio afgestemd binnen het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf is het bestuurlijk afstemmingsorgaan tussen gemeenten, UWV, werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties. Het werkbedrijf is een uitvloeisel van het Sociaal Akkoord. De kaders van het Werkbedrijf worden op landelijk niveau voorbereid door de Werkkamer. •
Werkgeversdienstverlening Werkgeversdienstverlening wordt in de regio afgestemd conform artikel 10 Wet SUWI. Hierbij echter een sterke couleur locale in afstemming met de eigen bedrijvencontactfunctionaris én het lokale bedrijfsleven.
In de arbeidsmarktregio Drenthe (Emmen, Hoogeveen, Borger-Odoorn, Coevorden, Midden Drenthe en De Wolden) worden afspraken gemaakt over de werkgeversdienstverlening. Werkgevers in de regio hebben één aanspreekpunt en kunnen daarmee putten uit het aanbod van de gehele regio. We willen daarbij duidelijk voor de werkgever uit de gemeente herkenbaar zijn. Wsw oud Gemeente De Wolden participeert in gemeenschappelijke regelingen Reestmond en Alescon ten einde uitvoering te geven aan de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De gemeenschappelijke regelingen voeren primair de Wsw uit. Van de organisaties wordt verwacht, dat ze de Wswmedewerkers een passende werkplek bieden waarmee betreffende medewerker het hoogst haalbaar uit zijn/haar verdiencapaciteit haalt. Daarnaast dient de bedrijfsvoering gericht te zijn op een zo rendabel mogelijke uitvoering van de Wsw. We geven een baangarantie aan alle Wsw-medewerkers die op 1-1-2015 een vast dienstverband in het kader van de Wsw hebben. Deze medewerkers behouden hun Wsw-status. Medewerkers die een baan bij een reguliere werkgever accepteren in het kader van Begeleid Werken krijgen een terugkeer garantie. Als er geen sprake is van verwijtbaar werkloosheid zullen we de betrokken werknemer opnieuw een Wsw-baan aanbieden mocht de reguliere werkgever onverhoopt tot ontslag over moeten gaan (bijvoorbeeld bij reorganisatie of faillissement). Arbeidsovereenkomsten van Wsw medewerkers met een tijdelijk dienstverband zullen voor de maximale duur van drie jaar worden verlengd. De gemeente zal deze groep (en personen op de wachtlijst) met voorrang aanbieden bij reguliere werkgevers die banen voor arbeidsbeperkten aanbieden. Als gevolg van de wetgeving ontstaat er een krimpscenario voor uitvoeringsorganisaties Wsw. Instroom stopt, terwijl er door natuurlijk verloop wel uitstroom ontstaat. Voor de eerste vijf tot tien jaar is er voldoende volume voor het bestaansrecht van de uitvoeringsorganisaties. We zullen in het kader van het Sociaal Domein en de Partcipatiewet een nieuwe infrastructuur ontwikkelen voor (arbeidsmatige) dagbesteding, beschut werk en re-integratie. In de periode 2020-2025 kijken we naar de meest effectieve integratie van de Wsw binnen de nieuwe infrastructuur. Hierbij is de dienstverlening aan de burger – en niet de juridische organisaties – het primaire uitgangspunt.
10
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 11
Loonkostensubsidie We stellen de voorwaarden vast ten aanzien van de loonkostensubsidie voor personen met een arbeidsbeperking. Dit conform richtlijnen die nog door het ministerie (Algemene Maatregel van Bestuur) worden kenbaar gemaakt. Hoogte en voorwaarden worden middels een verordening door de raad in november 2014 vastgelegd. Er is geen sprake van een wachtlijstsystematiek. Werkgevers die bereid zijn een baan beschikbaar te stellen voor arbeidsbeperkten hebben vrije keus ten aanzien van het aanstellen van de meest geschikte persoon, mits deze voldoet aan de voorwaarden van de loonkostensubsidie. Wel gaan we proactief met werkgevers in gesprek om de groep zeer gemotiveerde arbeidsbeperkten onder de aandacht te brengen. Beschut Werk Voor personen met een indicatie Beschut Werk (afgegeven door UWV op basis van 20 tot 30% verdiencapaciteit) wil Gemeente De Wolden arbeidsplaatsen realiseren in samenhang met de arbeidsmatige dagbesteding. Het realiseren van banen in het kader van Beschut Werk is maatwerk. Het beschikbare budget is gebaseerd op 1 a 2 banen per jaar en zal primair ingezet worden bij aanbieders van arbeidsmatige dagbesteding. Deze organisaties beschikken over de kennis en kunde voor het begeleiden van deze medewerkers. De begeleiding wordt als Social Return on Investment (SROI) door deze aanbieders gerealiseerd, de loonkosten worden grotendeels gedekt door een loonkostensubsidie en een begeleidingssubsidie. Inzet eigen personeel De inzet van instrumenten en voorzieningen is maatwerk. Gemeente De Wolden heeft hiervoor twee klantmanagers in dienst. De klantmanagers kunnen zelfstandig instrumenten en voorzieningen – binnen het daarvoor gestelde mandaat – inzetten. Het totaal in te zetten instrumenten en voorzieningen mag het beschikbare budget niet overschrijden. De functie van de klantmanagers is onder te verdelen in twee taakomschrijvingen. 1. Regievoering re-integratie Dit is een reguliere taak van de gemeente. Het behoort bij de wettelijke uitvoering van de WWB en wordt bekostigd uit de algemene middelen via het Gemeentefonds. Klantmanagers kopen dienstverlening/trajecten voor bijstandsgerechtigden in en monitoren de resultaten. 2. Individuele begeleiding De activiteiten waarbij klantmanagers bijstandsgerechtingden zelf individueel (of groepsgewijs) begeleiden zijn geen onderdeel van de wettelijke uitvoering van de WWB. Dit zijn trajecten die de gemeente extern in kan kopen, maar ook zelf uit kan voeren. Deze activiteiten – en daarmee de inzet van de klantmanagers – kunnen worden bekostigd uit het Participatiebudget. Wij kiezen ervoor, waar mogelijk bijstandsgerechtigden zelf te begeleiden. De inzet is maatwerk en daarom worden de uren op basis van nacalculatie ten laste gebracht van het Participatiebudget.
11
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 12
5. Tegenprestatie Feitelijk valt de wettelijke plicht tot tegenprestatie niet onder het re-integratiebeleid. Toch past het zeer goed binnen de visie op de Participatiewet. In het nieuwe beleid stellen we Eigen Kracht centraal. Dit is ook hét uitgangspunt bij de tegenprestatie. Het college spreekt over wederkerigheid in plaats van over een tegenprestatie. Wij vinden het normaal, dat burgers die een inkomen van de gemeenschap ontvangen zich maatschappelijk zinvol inzetten voor onze gemeenschap. Ook denken wij dat het voor hen een grote toegevoegde waarde kan hebben, daarom staat bij de invulling van de tegenprestatie voorkeur, levensovertuiging en competenties van de burger centraal. Maatschappelijk zinvol vrijwilligerswerk kan daarbij een prima invulling zijn. De wettelijke plicht tot tegenprestatie (artikel 7 lid 1c) vult de Gemeente De Wolden daarom via maatwerk in met Maatschappelijk Zinvolle Activiteiten (MZA) • Burgers mogen zelf met een voorstel tot tegenprestatie komen o Als een burger zelf een acceptabel voorstel heeft die recht doet aan zijn/haar wensen en tegelijkertijd van maatschappelijk nut voor de gemeenschap is dan zal dit voorstel bij voorkeur door ons worden overgenomen. Voorbeelden kunnen zijn mantelzorg, buddy en inzet voor (gesubsidieerde) verenigingen/instellingen. • De Gemeente De Wolden biedt burgers mogelijkheden tot tegenprestatie o In afstemming met instellingen, verenigingen, buurtwerk enzovoorts willen we zorgdragen voor een breed palet aan maatschappelijk zinvolle activiteiten. • Burgers die zelf geen voorstel doen en niet willen kiezen uit de mogelijkheden die de gemeente aanbiedt zullen een MZA als tegenprestatie aangewezen krijgen. o De tegenprestatie is een wettelijke verplichting en daarom geen vrijwillige en vrijblijvende keuze van een bijstandsgerechtigde. Alle voorwaarden voor de tegenprestatie zullen in een verordening worden vastgelegd en in november 2014 aan de raad worden voorgelegd. Hierin zullen de volgende uitgangspunten worden vastgelegd • In alle gevallen dient het te gaan om Maatschappelijk Zinvolle Activiteiten die geen arbeid verdringend karakter hebben, noch een financieel gewin tot doel hebben. • We zien erop toe dat de tegenprestatie geen negatieve effecten zoals extra kosten of risico’s voor de burger met zich mee brengt. • We stellen de voorwaarden op waaraan arbeidsplekken in het kader van de tegenprestatie minimaal moeten voldoen. • Waar nodig het regelen van een aansprakelijkheidsverzekering voor personen die een tegenprestatie verrichten. • Een tegenprestatie is maatwerk. Naast de MZA moet ook rand voorwaardelijk worden gekeken naar de plek waar de tegenprestatie wordt verricht. Veiligheid en zorgvuldigheid betrachten voor zowel de bijstandsgerechtigde als de omgeving (bijv. bij mantelzorg/welzijn ouderen etc.). • De burger zal door de tegenprestatie geen financieel nadeel ondervinden. • Een bezwaarprocedure. • Waarborg privacy.
12
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 13
6.
Financieel
Budget Ter uitvoering van het beleid staat ons het (ongedeeld) Participatiebudget ter beschikking. Deze rijksbijdrage is samengesteld uit de huidige bijdrage Participatiebudget, de rijksbijdrage voor de uitvoering van de Wsw en een extra bijdrage voor de re-integratie van nieuwe doelgroepen. Het beschreven beleid voeren we in beginsel uit met de budgetten die het Rijk daarvoor beschikbaar stelt. Dit wil zeggen, dat het door het Rijk beschikbaar gesteld budget (Participatiebudget) niet wordt overschreden. Met de enorme bezuinigingen (zie historisch overzicht) is het niet mogelijk een ruimhartig arsenaal voorzieningen te financieren uit het nieuwe Participatiebudget. We zijn van mening, dat de inzet van begeleiding, voorzieningen en trajecten noodzakelijk is voor het op peil houden van het hoge niveau van dienstverlening aan burgers. Een overschrijding van het Participatiebudget gaat ten laste van de algemene middelen en valt daarmee onder het budgetrecht van de raad. We stellen voor de kosten van Wsw-dienstverlening die ten laste gaan van het Participatiebudget op basis van een (te ontwikkelen) objectief inkoopmodel te maximaliseren. Een eventueel resterend exploitatietekort bij de uitvoerende gemeenschappelijke regelingen komen ten laste van de algemene middelen. Zoals in de inleiding vermeld is dit beleidsplan bedoeld voor de invoering van de Participatiewet en willen we het meerjarig re-integratiebeleid 2016-2020 eind 2015 aan de gemeenteraad voorleggen. Hierin past een evaluatie van dit beleidsplan, de ambities en de kosten. Deze evaluatie willen we medio zomer 2015 met u bespreken. Dan willen we ook kijken naar de uitkomsten van het nieuwe verdeelmodel en de mogelijkheden om binnen het budget voor het gehele Sociaal Domein gelden beschikbaar te stellen die recht doen aan de integrale aanpak.
13
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 14
Begroting Participatiebudget 2015 Op 17 juni heeft staatssecretaris Klijnsma het voorlopig Participatiebudget voor 2015 bekend gemaakt. Gemeente De Wolden ontvangt in totaal 3.023.750 euro. Het budget is opgebouwd uit 2.787.817 euro op basis van de Wsw en 236.933 euro op basis van het huidig Participatiebudget aangevuld met middelen voor de nieuwe doelgroep. Een deel van het budget dient de gemeente verplicht te besteden aan de Regionale Opleiding Centra (ROC). Historisch verloop budgetten Historisch
Macro
De Wolden
perc.
WV voor ROC
Excl ROC
2010
€
1.895.020.000,00
€
625.044,00
0,033%
€
150.433.000,00
€ 1.744.587.000,00
2011
€
1.698.300.000,00
€
579.562,00
0,034%
€
115.900.000,00
€ 1.582.400.000,00
2012
€
993.800.000,00
€
422.551,00
0,043%
€
111.600.000,00
€
882.200.000,00
2013
€
861.100.000,00
€
459.779,00
0,053%
€
53.300.000,00
€
807.800.000,00
2014
€
689.877.010,00
€
318.206,00
0,046%
€
53.805.000,00
€
636.072.010,00
2015
€
609.072.000,00
€
236.933,00
0,039%
€
609.072.000,00
Uit de tabel is op te maken, dat er ten aanzien van de afgelopen vijf jaren aanzienlijk minder budget beschikbaar is voor het uitvoeren van ons re-integratiebeleid inclusief uitvoering Wsw. Ontvangsten (Participatiebudget) en uitgaven re-integratie zullen budgetneutraal in de gemeentelijke begroting 2015 worden opgenomen. Het is echter onmogelijk het huidig dienstverleningsniveau in 2015 budgetneutraal te handhaven. We zullen daarom na de zomer een sub begroting maken waarin we keuzes maken met betrekking tot de inzet van middelen uit het Participatiebudget.
14
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015
Juli 2014
pagina 15
7.
Vervolg en besluitvorming
Verordeningen Voor het re-integratiedeel van de Participatiewet worden twee verordeningen vastgelegd. Deze verordeningen (verordening loonkostensubsidie en re-integratieverordening) worden medio september – mede op basis van uitkomsten van de inspraakperiode en besprekingen met de raadswerkgroep Sociaal Domein – door het college vastgesteld. We leggen de verordeningen vervolgens in november 2014 voor aan de raad. In de verordeningen worden de randvoorwaarden die de raad het college voor de uitvoering van de Participatiewet geeft vastgesteld. De verordeningen vervangen de actuele verordeningen en hebben betrekking op o.a.: • Loonkostensubsidie o Indien een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, stelt het college de loonwaarde van die persoon vast. Indien die dienstbetrekking tot stand komt verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever. • Beschut Werken o Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, degene die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, in een dienstbetrekking in een beschutte omgeving en onder aangepaste omstandigheden werkzaamheden laten verrichten. • Financiering o Inzet van het Participatiebudget ten behoeve van de voorzieningen in het kader van de Participatiewet. • Scholing o Het college biedt aan degene die additionele werkzaamheden in het kader van de participatieplaats verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden indien scholing of opleiding naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende. • Participatieplaats o Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, degene die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar. • Tegenprestatie Beleidsregels Na vaststelling van de verordeningen zal het college aanvullende beleidsregels vaststellen die invulling geven aan de randvoorwaarden zoals de verorderingen zijn vastgesteld. Hierbij zal het college ten minste aandacht hebben voor de volgende onderwerpen. We gaan er van uit, dat uit de inspraakronde en de raadsbehandeling van dit beleidsplan ideeën worden aangedragen voor deze beleidsregels.
15
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 16
Hoogte en budgetplafond subsidies Omdat er naar verwachting meer personen zijn die in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie of Beschut Werken dan dat er budget beschikbaar is zal het college maxima vaststellen. In deze beleidsregels wordt ook vast gelegd op welke wijze de hoogte van de loonkostensubsidie tot stand komt. Privacy binnen het Sociaal Domein Om de privacy van burgers voldoende te waarborgen willen we deze afstemming (wat wordt wel en wat wordt niet met elkaar gedeeld) in beleidsregels vastleggen. Uitgangspunt hierbij is dat de burger integraal geholpen moet kunnen worden waar nodig en er zeker van kan zijn dat gevoelige informatie niet zonder wettelijke grondslag of toestemming van betrokkenen door de instanties met elkaar wordt gedeeld. Inspraak Het beleidsplan Participatiewet heeft in de periode juli/september ter inspraak gelegen. Wij willen de input van burgers, organisaties, werkgevers en raad gebruiken voor de vormgeving van onze verordeningen en beleidsregels.
16
Juli 2014
BELEIDSPLAN PARTICIPATIE 2015 pagina 17
BIJLAGE: Begrippenlijst
Participatieladder Arbeidsbeperking
SUWI Arbeidsmarktregio UWV
WWB
Een hiërarchie van participatievormen gerangschikt naar de mate waarin participatie binnen een maatschappij mogelijk is. Een arbeidsbeperking kan lichamelijk zijn. Bijvoorbeeld: slechtziendof slechthorendheid, gewrichtsproblemen, epilepsie of een spier- of hartziekte. Het kan ook zijn dat de beperking niet lichamelijk is, denk dan onder meer aan ADHD, autisme, dyslexie of psychische problematiek. Het hebben van een arbeidsbeperking houdt in dat men bepaalde aanpassingen/faciliteiten nodig heeft om werk te kunnen uitvoeren. De Wet structuur uitvoering werk en inkomen (suwi) beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen die werkzaam zijn op het terrein van werk en inkomen. Er zijn 35 arbeidsmarktregio’s van waaruit gemeenten en UWV de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden gaan vormgeven. Het UWV WERKbedrijf (UWVWb, voorheen Centrum voor Werk en Inkomen, daarvoor arbeidsbureau) is een onderdeel van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het registreert werkzoekenden, koppelt werkzoekenden aan vacatures en werkgevers aan cv's via de "beursvloer" in de vestigingen, www.werk.nl en werkcoaches Wet Werk en Bijstand. Gaat per 1/1/2015 op in de Participatiewet.
17
Vergadering : 30 oktober 2014 Nummer : XV, punt 10 Onderwerp : Ingekomen stukken
INGEKOMEN STUKKEN RAAD 30 oktober 2014 Ter afdoening in handen stellen van het college
a.
28-062014
b.
30-092014
College van B&W
c.
06-102014
Gedeputeerde Staten van Drenthe
Verslag tweede fase Begrotingsonderzoek 2014
v.k.a.
d.
17-102014
College van B&W
Brief Oversteken Ruinerweg en Koekangerveldweg N375
v.k.a.
Dhr. J.A. van Schot
Natuurbeheer begraafplaats Zuidwolde Uitvoering geven aan de motie van de raad over de cultuurhistorische waardenkaart
v.k.a.
Zuidwolde, 17 oktober 2014 griffier,
burgemeester,
drs. Josee Gehrke
Roger de Groot
1
wa,
aan reiaemre?rebrrwuf
I"
ase
äâ ï
was
-liuu
«
_
5
,""",">
r<±~>..f.lf~i'°fli,.r<Âff""3f"f:>.. .. . . 5" 1 2014".".,_l?~l.!l.Y?ffâläl,23lUm
De Wolden.
5
o
.."."
ko
van de gemeente
«
4?
je
i 3
i
i,
".">«>f»««>«~"" MW.
el..tíilllïi
Geachte dames en heren,
i
is
Gaarne vraag ik uw aandacht voor het volgende: Ruim 50 jaar ben ik woonachtig geweest in de gemeente De Wolden, voorheen gemeente Zuidwolde. ik ben opgegroeid in het dorpje Veeningen, alwaar ik met mijn ouders lang heb gewoond. li/lijn vader is geruime tijd geleden overleden (1977), met mijn moeder heb ik tot 2002 in Veeningen sarnengewoond. Vanaf die tijd woon ik in Nijverdal. Mijn moeder is vorig jaar februari overleden. Zij is begraven op de plaats van de begraafplaats in Zuidwolde, waar ook mijn vader destijds begraven is. Aangezien een zusje van mij aldaar ook begraven is, hebben mijn broer en ik het afgelopen jaar een geheel vernieuwd grafmonument op de plaats waar onze ouders en zusje liggen begraven, gerealiseerd. Het graf ligt bij de ingang aan de kant van de aula. (nr. ZJ-J-04-121)
U zult zich kunnen voorstellen, dat ik «-aangezien ik lang met mijn moeder heb samengewoond een sterke band met haar had regelmatig het graf bezoek. En daar, geachte dames en heren, ligt nu juist het probleem.
en
-
Uiteraard wil je dat het graf er verzorgd bljligt en daarom kom ik regelmatig vanuit Nijverdal naar Zuidwolde. Als ik bij het graf wil komen, moet ik eerst door 50 centimeter hoog gras en planten "waden". Dit is voor mij een groot probleem: ik ben bijzonder gevoelig en angstig voor teken. in het verleden heb ik waarschijnlijk de borreliose bacterie opgelopen (ziekte van Lyme) en ben in verband met gezondheidsklachten in het UMCG, het Radboud en een kliniek voor Lyme onderzoek in Bocholt geweest. Teken komen veelal voor in hoog gras en ze weten mij onmiddellijk "te vinden". -
--
Aangezien ik het ook nog esthetiach zeer onaangenaam vind dat het graf omgeven wordt door hoog gras en planten, zoals baardenbloernen, boterbloemen, zuring en dergelijke, heb ik telefonisch Contact opgenomen en een klacht daaromtrent ingediend.
Vervolgens werd ik keurig teruggebeld door de heer Soldaat van de afdeling burgerzaken, waaronder het beleid van de begraafplaats valt. De heer Soldaat deelde mij mee dat de gemeenteraad besloten had om in verband met natuurbeheer het bovengenoemde deel van de begraafplaats slechts een keer perjaar te maaien, namelijk in juli. Dit om door minimale beheersing fraaie, natuurlijke beplanting terug te krijgen. Wel deelde hij nog mee dat ik niet de enige was die geageerd had hiertegen! -
-
Wellicht krijgt u nu de indruk dat ik tegen de natuur zou zijn: Het tegengestelde is het geval! Jarenlang ben ik bestuurslid geweest van de jeugdafdeling van de Vereniging voor Natuurbescherming Zuidwolde e.o. De natuur staat dan ook hoog bij mij in het vaandel! ik vraag me echter wel al of het door u gewenste natuurbeheer niet op een andere plek gerealiseerd kan worden en niet op een plek waar mensen op een rustige wijze hun dierbaren herdenken.
Aangezien ik graag in oplossingen denk: Wat zou een stuk natuurbeheer zoals u dat voor ogen hebt
toch prachtig aansluiten bij de vlindertuin, destijds gerealiseerd door de Vereniging voor Natuurbescherming Zuidwolde! Het gemeentebestuur kan bogen op een gebied met vooruitstrevend natuurbeheer, de vlinders uit de Vlindertuin zijn ermee gediend en "last but not least" : De bezoekers van de begraafplaats ín Zuidwolde kunnen ongestoord het graf van hun dierbaren bezoeken. Met dank voor uw aa
acht, uw
Hoogachtend, J.A. van Schot, Jan van Galenlaan 3, 7441 JC Nijverdal.
'
afwachtend, antwoord
Aan:
W
ir,
we
í
ff; W«;l;;*7
zuleworee
'l'l:"l*|l'"ll|W|'*|l'"ll
l
Assen, 6 ekteber 2014
One kenmerk 41/BC/2014906010 Behandeld clear mevrouw .J.K""van der Laan (0592) 36 56 75 Qnderwerpx Verslag tweede feee Begrotingeonrrlerzoek 2014
Geachte reed, ln onze brsef ven 20 december 2013, kenmerk 51l2.4/2013009161, hebben wij u rr:ee»« gedeeld dal wij besloten hebben tot het van tøepeselng verklaren van het represeief financieel toezirzhtregime voor het begrelsngsjear 2014 en de begroting van uw ge~ meente voer kennisgeving aan te nemen. lllit ep grond van het eerste fase enderzeek (onderzoek op høefdlijnen) naar uw financiële positie"
lrxmlddele hebben wij het meer gedetailleerde tweede líeee begrmlngeonderzeek ef» gerund. De resultaten van dll: onderzoek zlfnep '10 juni 20l4 daer enze ambtelijke teezlchtheuder met een delegelle van u besproken.
Het verslag ven het øverleg is els bijlage bij deze brief geveegd lbillege 1). ln dit verslag treft u ep beeldlijnen opmerkingen, verbeterpunten en eventueel gemaakte afspreken een zoals die zijn besproken, Een afschrift van deze brief zenden wij een het cellege van Burgemeeeter en Wel~ heudere van uw gemeente. Heogeehtend, Gedeputeerde Stalen van Drenthe, nemene dezen, l
H
mevrouw ere l3.J,Q.C, de Keijzer, teamleider Bestuur en Cïeneernzelren Bijlageln): wefcall. [Je Welclerr,
"
I
l
s
Q§;@;lQVfg feTele* TFr /l/V
Afschrift een het cellege van Burgerneeeter en Wethouders van eøsleue zo, rezaAA zuiewølee
É 4 l
ii
de raad van de gemeente De Welclen
rezoAA
Z"*
profuincierenthe s
www.dx'em,hc"nl
"Q
(G592)36 55; 55 (G592)3657 77
Q
F
ï
T
3
Prøeírzcie/*misWesterbrinl-1 1, Assen PrlszadresPostbusfzz, 94r>eAlt Assen
z
W
Verslag
gemeente
De Wolden
-
dinsdag
10 juni 2014
Aanwezig namens gemeente De Wolden: mevrouw J. Gehrke (griffier), de heren J. Dijkink (adjunct-directeur), A. Haar (raadslid), J. Hendriks (?nancieel consulent),
J.H. Wiechers (raadslid) en J. van 't Zand (wethouder) Aanwezig namens provincie Drenthe: mevrouw. J.K. van der Laan en de heer J. Jumelet Gesproken over Jaarrekening 2013 sluit met een voordelig sado van E 250.000,-- en wordt naar verwachting donderdag 12 juni door de raad vastgesteld. Het verloop van de Begroting 2014 vertoont weinig afwijkingen. Dit beeld kan nog wijzigen als gevolg van de Meicirculaire 2014.. De kaderbrief 2014 is beleidsarm opgesteld, dit is een bewuste keuze geweest in verband met de recente verkiezingen. De kaderbrief schetst een zorgelijke beeld op basis van de Meicirculaire. Ook worden tegenvallers verwacht op de WSW. worden niet uitgesloten. Speerpunten uit het collegeproin Begroting 2015 verder uitgewerkt worden. De dorpsvisies zijn zullen de gramma al wel verwerkt in de kaderbrief. Bezuinigingen worden regelmatig gemonitord en besproken in de raad. De Algemene Uitkering wordt berekend op basis van de Meicirculaire, met inbegrip van de herverdeling van het Gemeentefonds vanaf 2016. Gemeente constateert dat risico's toenemen met de oplopende kosten en bezuinigingen als gevolg van bijvoorbeeld de decentralisaties. De inkomstenkant is wel Extra bezuinigingen
-
-
-
-
-
te ramen maar de uitgaven worden steeds lastiger voor De programmabegroting wordt omgebouwd. De Wolden programma's naar vijf om de maatschappelijke effecten De provincie geeft aan dat er een onderzoek gaande is
de gemeente.
gaat terug van twaalf beter in beeld te brengen. naar mogelijke aanpassingen van het BBV op basis van een advies van de Commissie Depla. Provincie houd de gemeente op de hoogte van de vorderingen. Het meerjarenperspectief is in een matrix verwerkt om deze ook goed te kunnen monitoren. Wat betreft de bezuinigingen en taakstellingen voor 2015 gaat de gemeente ervan uit dat deze gerealiseerd gaan worden. Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat deze niet gerealiseerd worden. Voor de realisatie van de fusie van de ambtelijke organisaties van De Wolden en
Hoogeveen wordt een gemeenschappelijke regeling opgericht. Voorstellen hierRegeling voldoet niet aan de over komen in het najaar. De Gemeenschappelijke Het financieel toezicht op deze begroting. van de inzending wettelijke termijn voor regeling zal worden bepaald op basis van de actuele situatie in november 2014. De reservering van 6 700.000,-- voor nieuwe investeringen is teruggebracht naar nihil. Dit is verwerkt in de kaderbrief. Een overzicht van de verwerking hiervan zal -
worden toegezonden aan de provincie. Lokale belastingdruk is gelijk gebleven als gevolg van een uitruil tussen de afval-
stoffenheffing
en de OZB.
2
Weerstandsvermogen: provincie heeft aangegeven dat de gemeente meer specifiek kan inzoomen op de risico's die zijn toegespitst op eigen situatie. De kwantificering van de risico's zal worden opgepakt na de ambtelijke fusie. Gemeente heeft behoefte aan een norm. Provincie geeft aan dat het een bewuste keuze van de wetgever is om de normering bij de raad te laten. De provincie zal nagaan of er een goed hanteerbaar model is dat nu gebruikt wordt door een vergelijkbare gemeente.
Gemeente hanteert als beoordelingssystematiek voor het onderhoud voor gebouwen en groen PLANON. De onderhoudsplannen zijn actueel. De groenvoorzieningen worden wel aangepast vanwege taakstellingen. Voor de wegen wordt door de gemeente als niveau basis weergegeven. De Wolden gaat uitzoeken of dit op basis van de CROW-systematiek is en welk niveau van CROW zij ambiëren.
Er is geen sprake van achterstallig onderhoud, maar wel van niveauverlaging. Voor de wegen is het onderhoud specifiek toegespitst op het type weg. Gemeente verwacht binnen de kasgeldlimiet te blijven.. Het beleid ten aanzien van de verbonden partijen wordt geactualiseerd. De werkwijze wordt aangepast om eventuele risico's ten aanzien van deze partijen zo vroeg mogelijk in beeld te brengen. Of er een nieuwe nota komt is nog niet duidelijk, wel wijzigt het beleid. Dit moet bestuurlijk nog wel verder worden vormgegeven. Gemeente loopt geen grote risico's met grondbeleid. Dit wordt bevestigt door de accountant bij de Jaarrekening 2013. De realisatie van budgettair evenwicht op het terrein van WMO moet blijken uit de Dit lijkt wel op schema te liggen. tussenrapportage. Het interbestuurlijk toezicht is kort toegelicht. Het beoordelingskader is recent vastgesteld en toegezonden aan de gemeenten. Voor het onderdeel Financieel toezicht zal de kleur voor De Wolden nog worden bepaald aan de hand van het risicomodel. Dit zal ambtelijk met de gemeente worden afgestemd. Gemeente heeft verschillende samenwerkingspartners op het gebied van de decentralisaties. Uitgegaan wordt van een budgettair neutrale uitvoering. Gemeente gaat eerst aan de slag met de risico's op het gebied van de WMO, daarna hele sociale domein.
Kopie: Ruimte(MK), B&W(JvZ)
Gemeenteraad De Wolden Postbus 20 7920 AA ZUIDWOLDE DR
*Z00DA08DCC0*
Uw brief van : Uw kenmerk : Ons kenmerk : Bijlage : Behandeld door Telefoonnr. :
M. Kloosterman 14 0528
Onderwerp
Oversteken Ruinerweg en Koekangerveldweg N375
:
/D.14-58028
Verzonden: 17 oktober 2014 Zuidwolde, 17 oktober 2014
Geachte leden van de raad, In de raadsvergadering van 20 februari 2014 is het onderwerp ‘oversteken Koekangerveldweg en Ruinerweg in de N375’ behandeld. Zoals in het GVVP (Gemeentellijk Verkeers- en Vervoersplan) is aangegeven zijn maatregelen nodig om de verkeersveiligheid bij de oversteken en de bereikbaarheid van het gebied te verbeteren. Tijdens de raadsvergadering heeft u besloten een afweging te willen maken nadat een nadere uitwerking aan u is voorgelegd. De uitwerking betreft: - het treffen van tijdelijke maatregelen; - uitvoeren van een verkeers- en veiligheidsanalyse; - een verder onderbouwd raadsvoorstel; - een integrale visie voor de N375 voor alle oversteken; - het in beeld brengen van het draagvlak. U heeft besloten voor de begrotingsvergadering 2015 een nieuw en onderbouwd voorstel te willen bespreken. Dit blijkt agendatechnisch niet haalbaar. Reden om u tussentijds via deze brief te informeren over de voortgang van de uitwerking van uw besluit. Op 31 mei 2014 hebben wij Gedeputeerde Staten op de hoogte gebracht van het raadsbesluit. Daarna hebben wij getracht zo spoedig mogelijk een bestuurlijk overleg in te plannen. Dit overleg bleek helaas niet eerder mogelijk dan 20 augustus 2014. Op 24 september hebben wij de schriftelijke reactie van de provincie ontvangen. In de afgelopen periode hebben wij een notitie opgesteld waarin wij ingaan op de diverse onderzoeksvragen. De hoofdlijnen van de notitie zijn: -
Tijdelijke maatregelen: wij hebben bij beide oversteken waarschuwingsborden ‘gevaarlijke oversteek’ geplaatst en met de provincie gesproken over maatregelen langs de N375;
Pagina 1 van 2
-
-
Verkeers- en veiligheidsanalyse: de analyse is uitgevoerd en opgenomen in een rapportage; Integrale visie: met de provincie hebben we afspraken gemaakt over het opstellen van de integrale visie en de daarbij te betrekken oversteken. De notitie beperkt zich niet alleen tot de oversteken maar betreft de gehele weginrichting; Draagvlak: op 21 oktober bespreken wij met Dorpsbelangen Koekangerveld de voortgang en de eventuele opmerkingen over de notitie. De insprekers van de raadsvergadering van 20 februari brengen wij op de hoogte van de voortgang en het verdere verloop van het proces.
Het onderbouwde raadsvoorstel met de notitie ´oversteken Ruinerweg en Koekangerveldweg N375´ wordt voor het einde van het jaar aan u aangeboden.
Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van De Wolden,
Secretaris, Nanne Kramer
Burgemeester, Roger de Groot
Pagina 2 van 2