1e deel van raadsvergadering 8 oktober 1998
1998
N 124
NOTULEN van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op donderdag 8 oktober 1998 te 16.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; de heer B.J. van Bochove (CDA), mevrouw G.M.C. Jonkman-Jansen (PvdA), de heren W. Luten (VVD), J.P. Mattie (VVD), T.J. van der Zwan (PvdA), wethouders; de heren R.C. Bogert (VVD), R. Bootsma (PvdA), mevrouw M. Boshuizen (D66), de heer S.G.J. van Erk (VVD), mevrouw A. Hartman-Moes (CDA), de heren W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (PvdA), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heer W. de Jager (PvdA), de dames A. de Jong (VVD), G.J. de Jong (PvdA), T.R. Kinilitan (Gr. Links), de heren A.G. Klaver (PvdA), A. Kok (RPF/GPV/SGP), S.J. Kok (Gr.Links), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (Gr.Links), de heren L. Kuijpers (PvdA), J. Lodders (VVD), E.H.G. Marseille (VVD), B. Poppens (VVD), A.M. René (AOV/Unie 55+), R. van der Sloot (NWP), mevrouw M.A.S. van Sprang-Kamstra (D66), de heren R. Spriensma (CDA), HJ. Surink (D66), J. Terpstra (Gr.Links) en mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/Unie 55+), leden van de raad; alsmede de heer H.J. Bolding, secretaris.
1.Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Mevr. G.J. de Jong en de heer De Jager hebben laten weten dat zij om vijf uur zullen komen. De heer Terpstra verwacht om zeven uur te komen.
1998
N 125
2.Installatie van de raadsleden M. Boshuizen en A.G. Klaver De voorzitter: Ik verzoek u allen te gaan staan. Hartelijk welkom mevrouw Boshuizen en mijnheer Klaver. Ik zal u de verklaring en belofte voorlezen. "Ik verklaar dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen." Mevrouw Boshuizen: Dat verklaar en beloof ik! De heer Klaver: Dat verklaar en beloof ik! De voorzitter: Ik wens u van harte geluk met het nu begonnen raadslidmaatschap. 3.Notulen van de op 10 september 1998 gehouden openbare vergadering De notulen worden conform ontwerp vastgesteld. 4.Ingekomen stukken (stuk nr. 42361) -
1Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. 2Voor kennisgeving aangenomen. 3Voor kennisgeving aangenomen. 4Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. 5Voor kennisgeving aangenomen. Burgemeester en wethouders worden gemachtigd namens de raad op te treden tijdens de behandeling van het beroep en van het eveneens ingediende verzoek om een voorlopige voorziening. - 6Voor kennisgeving aangenomen. - 7Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. - 8Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. De betreffende commissie wordt over de afdoening geïnformeerd.
5. Mededelingen (stuk nr. 42360) De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Hartelijk dank voor de beantwoording van de door mijn fractie gestelde schriftelijke vragen. Ik ga nu niet in op de wenselijkheid van de luchthaven nabij onze schone stad. Dat komt later. Ik wil aandacht vragen voor een ander onderwerp, namelijk de verhouding tussen de raad en het college. In dit verband eerst drie citaten: Mevr. Blom (uitgesproken op 10 september j.l. in de raadsvergadering): "De gemeenteraad is het hoofd van de gemeente en dan verdient de raad dus ook de bijbehorende behandeling." De heer Herrebrugh (ook uitgesproken op 10 september j.l.): "Het college is "slechts" een uitvoerende commissie uit de raad. Ik vind het jammer dat in toenemende mate het college zich als een soort lokale regering aan het opstellen is." De heer L. Tobback, de onlangs afgetreden minister van binnenlandse zaken van België, toen hij sprak over de Nederlandse situatie tijdens de derde burgemeesterslezing: "Sterke burgemeesters en zwakke raden; de raad stelt zich steeds minder te weer."
1998
N 125
Ofschoon ik de burgemeester dinsdag hoorde spreken over een tendens naar meer dualisme, is mijn opvatting dat de raad het hoofd van de gemeente is. De daarbij horende sterk monistische opvattingen over de verhouding tussen raad en college worden breed gedragen in deze raad. Tijdens het opstellen van de plannen van aanpak van het Vliegwiel heb ik bijvoorbeeld menig raadslid de wens horen uiten om toch maar in een zo vroeg mogelijk stadium te worden geïnformeerd en te worden geconsulteerd. Uit de antwoorden van het college leid ik af dat het college neigt naar iets anders. In de antwoorden spreekt het college wel over de betrokkenheid van de raad bij de discussie, maar ook over de "uiteindelijke" besluitvorming door de raad. Mijn fractie is van mening dat de raad veel eerder bij de besluitvorming betrokken moet worden. De raad is niet alleen de scheidsrechter die uiteindelijk beslist, maar ook de trainer/coach die samen met de spelers de opstelling en de strategie bepaalt. Mijnheer de voorzitter, uw uitspraken over een majeur onderwerp als de luchthaven nabij Lelystad waren spraakmakend en richtinggevend. Ik denk dat ik het majeure karakter van het onderwerp niet hoef toe te lichten. Een meer majeur onderwerp valt nauwelijks te bedenken. Ze waren ook duidelijk richtinggevend en zo is het ook door iedereen opgevat. Minister Zalm zal, terug in Den Haag, tegen minister Netelenbosch echt niet veel anders hebben gezegd dan dat ze in Lelystad die luchthaven wel willen hebben. Dat was ongetwijfeld ook uw bedoeling. Ook als wij de letterlijke tekst bestuderen, valt op hoe eenzijdig de voordeelkant van zo'n luchthaven naar voren wordt gebracht. U bent slim genoeg om de woorden "onder voorwaarden" te gebruiken. Maar die woorden doen volgens mij niets af aan het richtinggevende karakter van uw uitspraken. Iets wat wit is, kan men niet "onder voorwaarden" zwart noemen. De fractie van RPF/GPV/SGP en met mij ook andere fracties zijn van mening dat een signaal op zijn plaats is. Wij zijn van mening dat er eerst een raadsdiscussie moet zijn alvorens naar buiten te treden. Wij vragen de raad hierover een uitspraak te doen. De motie wordt mede ondersteund door GroenLinks, D66, AOV/Unie 55+ en de Natuurwetpartij. De heer A. Kok overhandigt de motie aan de voorzitter. De voorzitter: Ik lees de motie voor: "De gemeenteraad van Lelystad, in vergadering bijeen op 8 oktober 1998, - kennis genomen hebbende van de uitspraken van burgemeester Leeuwe op 7 september 1998 inzake de eventuele komst van een luchthaven nabij Lelystad, - constaterende dat deze uitspraken richtinggevend zijn over de wenselijkheid van zo'n luchthaven, - overwegende dat de gemeenteraad het hoofd van de gemeente is, - is van oordeel dat richtinggevende uitspraken over majeure onderwerpen zoals een luchthaven nabij Lelystad door het college eerst gedaan kunnen worden na overleg met en besluitvorming van de gemeenteraad, - verzoekt het college van B&W in de toekomst zich te onthouden van uitspraken over dit soort majeure onderwerpen, indien (nog) geen besluitvormende discussie met de gemeenteraad heeft plaatsgevonden en gaat over tot de orde van de dag." Ondertekend door de fracties van RPF/GPV/SGP, D66, GroenLinks, AOV/Unie 55+ en NWP. De voorzitter: Het is aardig dat de heer A. Kok zijn betoog begint met de uitspraak dat de raad het hoofd van de gemeente is. Een meerderheid van de raadsleden (52%) vindt nog steeds dat zij het hoofd van de gemeente is. In 1994 was dat 58 %, dus er is toch een afnemende tendens. Nieuwe raadsleden zijn het daar voor slechts 46 % mee eens, terwijl de zittende raadsleden dat voor 55 % vinden. Veel belangrijker is dat 11 % feitelijk vindt dat de hoofdlijnen al lang niet meer door de raad worden vastgesteld. Er is dus een tendens dat raadsleden van mening zijn dat de raad minder het hoofd is dan vroeger. Dat kunnen wij constateren. Ik ga niet op de inhoud van de wenselijkheid van een luchthaven in, want de heer Kok heeft dat ook niet gedaan. Het college ontkent volstrekt niet het primaat van de raad in de uiteindelijke
1998
N 125
beleidsbepaling, integendeel. Wij zijn geenszins een "lokale regering", maar wij hebben wel in de beantwoording van uw vragen gezegd dat het evident is dat de raad een eigen bevoegdheid heeft en het college als dagelijks bestuur van de gemeente ook een eigen bevoegdheid kan hebben. Welk onderwerp het ook betreft, het college moet niet bang zijn om uitspraken te doen. De raad kan nog elke kant op, maar wij vonden het op dat moment opportuun en wij vinden het nog steeds opportuun, omdat wij van mening zijn dat het goed is om die discussie te beginnen. Wij vinden dat de leden van het college en dus ook de voorzitter van het college best de bevoegdheid mogen hebben - zij het met welgekozen bewoordingen en met inachtneming van het primaat van de raad in de uiteindelijke beleidsbepaling - om het één en ander te zeggen. U zou zelf geen "grijze muis" willen zijn. Ik vind dat ook B & W niet "grijs" zouden moeten overkomen en altijd precies moeten aftasten wat zij wel of niet zouden mogen zeggen. Wij vinden dat het heel goed en verantwoord is om op een aantal beleidsterreinen onze positie als B & W te bepalen. Ik zou onderscheiden beleidsterreinen van de wethouders kunnen noemen die ook richtingen aangeven en die tendensen in de samenleving aangeven. Wij vinden dat dit mag. Het is een majeur onderwerp, dat bestrijd ik volstrekt niet. Wij zijn van mening dat bij een majeur onderwerp ieder zijn eigen bevoegdheden heeft en dat het goed is om bij de uiteindelijke bepaling goed na te denken over het in te nemen standpunt. Wij zullen binnenkort met initiatieven op dat punt van zaken komen. Als u ons verzoekt om ons in de toekomst te onthouden van uitspraken, dan heb ik persoonlijk maar ook namens het college sprekende, de neiging om u dit te ontraden, want dan zou het toch een beetje een angstig gemeentebestuur worden. Om het positief te formuleren, ook als het gaat over de Lelystadtafel doet het college zo nu en dan krachtige uitspraken die u in hoge mate waardeert. Nu het onderwerp u wat minder goed uitkomt, moeten wij naar onze mening niet meteen een andere houding aannemen. Kortom, namens het college samenvattende, hebben wij geen behoefte aan deze motie en wil ik de motie aan de raad ontraden. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben genoemde motie mede ondertekend, omdat wij vinden dat het een erg moeilijk punt betreft. Het is één van de moeilijkste, zo niet de moeilijkste, uitspraak die wij als raad in deze komende raadsperiode zullen moeten doen. Als onze burgemeester daar een uitspraak over doet, dan wekt hij toch de indruk dat hij spreekt namens zijn gemeentebestuur. Natuurlijk moet het college de vrijheid hebben om uitspraken te doen. Wij zouden niet anders willen. Maar niet over dit soort zeer gevoelige onderwerpen. Het gaat er bij ons niet alleen om wat u gezegd heeft, maar ook dat u wat gezegd heeft. Een opmerking als "onder voorwaarden misschien toch wel" geeft toch een bepaalde richting aan. "Nee, tenzij ..." is toch iets anders dan "Ja, mits ...". Dat zijn geen neutrale uitspraken en wij hebben de bewoordingen van het college-akkoord altijd als neutrale bewoordingen beschouwd. De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Eén ding is inmiddels wel gebeurd en dat is waarschijnlijk ook de bedoeling geweest. Wij gaan het nu eindelijk hebben over het al dan niet vestigen van een vliegveld hier in dit gebied. Wat dat betreft zijn uw uitspraken geslaagd. Ik wil daar aan toevoegen dat ik niet zou willen dat u uw mond gaat houden. Wat het betoog van de heer A. Kok betreft, ik lees in de woorden van de burgemeester geen andere dingen dan de uitspraken in het collegeprogramma. In deze raad moeten wij voorkomen, dat er een verkramping op gaat treden zodra het woord "vliegveld" valt. De motie zoals deze door de heer Kok is gepresenteerd, zal door onze fractie niet worden ondersteund. Deze motie is volstrekt overbodig. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. De heer Kok stelt dat hij de procedure wil aankaarten. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het hem ook om de inhoudelijkheid gaat. De aanvullende opmerking van D66 onderschrijft dat. Wij hebben gekeken naar de daadwerkelijke uitspraken van de burgemeester en niet alleen naar de persberichten. Onze fractie is het met deze uitspraken eens. De tekst uit het collegeprogramma is absoluut niet strijdig met uw uitspraken en andersom ook niet. De heer Kok vergelijkt één en ander met een voetbalspel. Ik denk dat het ook in de politiek gaat om
1998
N 125
samenspel. Wij menen als VVD-fractie dat het dagelijks bestuur, inclusief de burgemeester, ook een pro-actieve rol heeft. Wij bepleiten daadkracht en pro-activiteit. Wij onderschrijven de bevoegdheden van het college. De VVD-fractie zal de ingediende motie niet ondersteunen. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie heeft nog steeds de opvatting dat de raad het hoofd van de gemeente is. Echter, uit zijn midden heeft de raad een vijftal raadsleden gekozen die samen met de burgemeester het dagelijks bestuur vormen en de besluitvorming voorbereiden. Daarbij is naar de opvatting van de CDA-fractie het college gehouden aan het collegeprogramma, zoals wij dat hier hebben vastgesteld. Bij het betoog van de heer Kok is de vraag aan de orde of de uitspraak van de burgemeester in strijd is met het collegeprogramma. De CDA-fractie is van mening dat dit niet het geval is. Er zijn ook geen nieuwe feiten aan de orde. Het collegeprogramma vatten wij als CDA-fractie op als een "Nee, tenzij ...", hoewel het ook zou kunnen worden uitgelegd als een "Ja, mits ...". Het glas is half vol, of het glas is half leeg. Wij vatten uw uitspraken op als een oproep aan het provinciebestuur om aan het debat te gaan deelnemen. Als wij het over het vliegveld hebben, praten wij over een belangrijk onderwerp met een grote "impact" voor deze regio. Naar onze mening moeten wij er dan bij zijn. Wij zijn van opvatting dat het college de gekregen speelruimte inzake de beleidsopvatting gebruikt en moet gebruiken. Wij hebben geen behoefte aan deze motie en zullen daar niet mee instemmen. De heer Van der Sloot: Mijnheer de voorzitter. In de vorige raadsperiode hebben wij ook al een keer een discussie gevoerd over het vliegveld. Toen is heel duidelijk door het college verwoord dat de ontwikkeling van het huidige vliegveld in elk geval de stad als zodanig niet negatief mag beïnvloeden. Dit wil zeggen dat er geen overlast voor het milieu en geluidshinder door mag ontstaan. Uw uitspraak op 7 september j.l. heeft naar mijn mening aangegeven dat er sprake is van een ommekeer of een andere wending, zonder dat deze discussie opnieuw is gevoerd in de gemeenteraad. Dat het college de vrijheid heeft om eigen uitspraken te doen, staat als een paal boven water. Maar de vraag dient te worden gesteld in hoeverre het college nog in contact staat met de raad. Volgens mij is het van belang dat de raad eerst overlegt voordat er over dit soort onderwerpen uitspraken worden gedaan. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft deze motie ook ondertekend. Wij hebben dit gedaan omdat deze motie duidelijk stelt dat er over de discussie aangaande de mogelijke komst van een luchthaven in de nabijheid van Lelystad eerst in de raad moet worden gesproken. Daarna pas kan het college met zo'n belangrijke uitspraak naar buiten komen. Dat is de kern van de motie. De discussie gaat nu toch te veel over de mogelijke komst van een luchthaven en dat is toch niet wat er in de motie staat. Het is een vrij principiële motie. Eerst moet er overleg zijn geweest in de raad en dan mag het college met zulke belangrijke uitspraken naar buiten komen. De voorzitter: Het gaat op dit moment niet over de luchthaven, maar over het verkeer tussen de raad en het college. Dat is een nauwkeurig verkeer waarbij wij de spelregels goed in acht moeten nemen. Wij moeten elkaar daarbij niet voor de voeten lopen. Wij zijn van opvatting - en de meerderheid van de raad bevestigt dat - dat wij als college eigen verantwoordelijkheden hebben. Ik begon straks met de constatering van een toenemende tendens van dualisme en een afnemende tendens van monisme. Ik denk dat wij het niet met elkaar eens zouden zijn als het college pas zou mogen optreden als de raad aan de touwtjes trekt. Ik zeg het bewust op deze manier, omdat ik vind dat dit geen goede werkverdeling tussen u en ons zou zijn en met name ook geen recht zou doen aan de gekozenen in het college. Als de gekozen leden van het college met de voorzitter van mening zijn dat het op deze manier kan, dan is het ook een kwestie van vertrouwen in de werkafspraken om elkaar over en weer te respecteren. Ik houd dus staande dat wij op dit punt van zaken een eigen verantwoordelijkheid hebben. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat wij nog te veel langs elkaar heen praten. De voorzitter vraagt om recht te doen aan de leden van het college. Ik ben van mening dat de voorzitter en andere fractievoorzitters geen recht doen aan de ingediende motie. Het gaat er niet om van de collegeleden grijze muizen te maken. Wij erkennen de eigen verantwoordelijkheid van het college. Het
1998
N 125
gaat er niet om niet pro-actief te zijn. Daarover heeft u mij nooit horen klagen. De essentie is dat het hier een majeur onderwerp betreft. Vervolgens komt het tweede verschil van mening. Het gaat er om hoe de uitspraak van de burgemeester moet worden begrepen in het licht van het collegeprogramma. Onze opvatting is dat uw richtinggevende uitspraak toch veel verder gaat dan het collegeprogramma. Dat is een kwestie van interpretatie, maar zo is het wel overgekomen bij iedereen, niet alleen bij ons maar ook bij vele mensen buiten de raad. Let bijvoorbeeld op de hoeveelheid publiciteit die u met uw uitspraak heeft gekregen. Het is door velen opgevat als een veel verdergaande uitspraak dan wat in het collegeprogramma staat en dat vind ik jammer. De heer Bootsma: Mijnheer Kok, in uw vraagstelling citeert u slechts een paar regels uit de alinea die vermeld staat in het collegeprogramma met betrekking tot de ontwikkeling van luchtvaart-activiteiten in dit gebied. U pakt er precies de zinnen uit waarvan de suggestie uit gaat dat het hier niet zal gebeuren. Dan heb ik het met name over het stukje waar gesproken wordt over een satelliet-vliegveld. Daar zit inderdaad een wat afwijzende tendens in. Het verhaal dat er voor zit, is niet anders dan wat de burgemeester gezegd heeft. De heer A. Kok: Ik blijf staande houden dat de uitspraken van de burgemeester veel verder gingen. Alleen al het feit dat alleen de voordelen van de luchthaven werden genoemd. Dit staat helemaal niet in het college-akkoord. Het college-akkoord geeft een min of meer neutraal standpunt over de luchthaven. De heer Bootsma: Leest u pagina 7 en 8 nog een keer. De heer A. Kok: Dat heb ik meerdere keren gedaan en ik blijf bij mijn standpunt. De kern van de kwestie is dat het gaat om een majeur onderwerp. Wij willen het college niet monddood maken, maar over een dergelijk belangrijk onderwerp moet de raad kunnen meepraten. Het is heel opvallend dat alle niet-collegepartijen de motie onderschrijven. Dat zou de collegepartijen toch ook iets moeten zeggen. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Ik beschouw datgene wat door u gezegd is, niet zozeer als een standpunt van het college, maar als een oproep van het college om mee te doen aan het debat en dat geldt ook voor andere overheden. Ik lees geen standpunt en daar ben ik ook blij om, want een standpunt hopen wij binnenkort samen te bespreken. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de volgende woorden van de burgemeester citeren: "Ik zou in dit verband nog eens willen bepleiten dat naast de lokale overheden in deze regio met name ook het provinciaal bestuur van Flevoland zich nadrukkelijker met het debat gaat bemoeien en er mede leiding aan gaat geven". Dit beschouwen wij als pro-actief beleid zonder een inhoudelijk standpunt in te nemen. Daarom onderschrijven wij uw actie. De fracties van PvdA, VVD en CDA stemmen tegen de motie. De fracties van D66, GroenLinks, AOV/Unie 55+, RPF/GPV/SGP en Natuurwetpartij stemmen vóór de motie. De motie is verworpen met 20 stemmen tegen en 10 stemmen vóór. 6.Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Larserplein (stuk nr. 42345) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
1998
N 125
7.Voorstel tot in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een aantal gebieden (stuk nr. 42344) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8.Voorstel tot vaststelling van de "tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Noordersluis bedrijventerrein Westerdreef)" (stuk nr. 42340) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9.Voorstel inzake besluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan "Zoom-noord" (stuk nr. 42355) De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Groen-Links heeft met betrekking tot de instelling van beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten om goedkeuring te onthouden aan het bestemmingsplan Zoom-noord een afweging gemaakt op drie punten. Gemakshalve omschrijf ik die punten als politiek, juridisch en bestuurlijk. Ten eerste een politieke afweging. Bij de behandeling van het bestemmingsplan in deze raad heeft mijn voorganger op ruimtelijke ontwikkeling, de heer Van de Ven, het standpunt van Groen-Links duidelijk verwoord. Hij heeft gezegd dat GroenLinks absoluut tegen is. De maatschappelijke noodzaak om het Woldbos aan te tasten ontbrak en die moet er volgens de Boswet wel zijn. Ten tweede een juridische afweging. Naar onze mening heeft de gemeente onvoldoende gronden en is daarmee het instellen van beroep weinig zinvol. Weer wijs ik er op dat de maatschappelijke noodzaak om in het bos te kappen niet wordt aangetoond. Ten derde een bestuurlijke afweging. Het is inderdaad wenselijk om voor eenmaal door de raad aanvaarde bestemmingsplannen de procedure tot het einde toe te volgen. Dit zijn dus twee overwegingen in het nadeel en één overweging in het voordeel van het instellen van een beroep. De balans slaat voor GroenLinks uiteindelijk door naar een afwijzing, zeker ook omdat de politieke afweging voor ons het zwaarste weegt. De heer Van der Sloot: Mijnheer de voorzitter. Ook de Natuurwetpartij heeft destijds bij de behandeling van dit bestemmingsplan tegen gestemd. Wij zien geen noodzaak om tegen het besluit van Gedeputeerde Staten in beroep te gaan. Ik ondersteun dit voorstel niet. Mevrouw Weijerman Mijnheer de voorzitter. Wij ondersteunen het argument van GroenLinks. Ik heb de stukken bestudeerd en wij komen tot de conclusie dat wij ons bij de vorige sprekers kunnen aansluiten. Wethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp dat AOV/Unie 55+ dit voorstel afwijst omdat zij weinig gronden zien om uiteindelijk het gelijk te halen. De politieke afweging zou voor hen niet kunnen gelden. Los van bestuurlijke afwegingen inzake het blijven volgen van de procedure omdat wij een bepaalde rechtsgang hebben ingezet, heeft het voorstel ook te maken met de mogelijke haalbaarheid van de procedure. Het heeft ook te maken met de betrouwbaarheid van de overheid naar partners en initiatiefnemers toe. In onze beleving heeft de provincie onvoldoende de belangen van de initiatiefnemers gewogen en heeft men sec gekeken naar de belangen van de bezwaarden. Naar ons idee zijn de redenen waarom wij akkoord zijn gegaan met het initiatief van de initiatiefnemers Zoomnoord, nog steeds valide. Wij vinden dat wij projecten moeten genereren die trouwe inwoners aan onze stad binden. Wij willen met dit project een hoogwaardige woningkwaliteit toevoegen aan deze stad. Dit kan er toe leiden dat wij stuiten op andere beleidsafwegingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het hebben
1998
N 125
van groen en van bos. Dit betekent dat wij het bos moeten compenseren. De Boswet spreekt daar heel duidelijk over. Wij zijn van mening dat de belangen die de Boswet aangeeft, voldoende worden gehonoreerd om op een andere plek boscompensatie toe te staan en daarmee het totaal aan groenvoorziening in deze stad veilig te stellen. Een andere afweging die wij gemaakt hebben, is dat wij door boscompensatie en door deze woningbouwlocatie toe te staan een win-win situatie creëren in die zin dat wij gebruik maken van een bosperceel met op dit moment weinig gebruikswaarde en wij bos toevoegen in een gebied met veel gebruikswaarde. Daardoor kunnen kosten van beheer en onderhoud in de toekomst worden voorkomen. Alles afwegende blijven wij van mening dat wij voldoende gronden hebben om bij de Raad van State te bepleiten dat men de bezwaren niet honoreert en dat men de provincie ongelijk geeft. Ik vind het jammer dat dit besluit niet unaniem wordt genomen, maar ik vind het redelijk om deze procedure voort te zetten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met de aantekening dat de fracties van GroenLinks, AOV/Unie 55+ en NWP geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd. 10.Voorstel tot vaststelling Milieujaarprogramma 1999 (stuk nr. 42346) Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Zoals ik eerder in de commissie heb gezegd, vindt mijn fractie het Milieujaarprogramma voor 1999 een overzichtelijk en werkbaar stuk. Het ziet er beter uit dan vorig jaar. Er wordt prioriteit gegeven aan het uitbouwen van hst gemeentelijk intern milieuzorg systeem. Het budget is daarvoor zelfs verruimd. Er wordt gewezen op de voorbeeldfunctie van de gemeente. Het baggerplan wordt geactualiseerd. Er staan opmerkingen in over ecologisch waterbeheer, gebruik van duurzame materialen, afvalpreventie en hergebruik. Er zijn opmerkingen over verminderd autogebruik en stimulering van de fiets en het openbaar vervoer. Mijn fractie is daarover tevreden. Echter, het jaarprogramma zelf geeft aan dat een systeem voor prioriteiten-stelling ontbreekt. Dat is een gemis. Daarvoor in de plaats worden er accenten gelegd. Wat wij wederom ook missen, is een duidelijke opsomming van wat de gemeente, wanneer en in welke mate denkt te realiseren. Wij hopen dat het programma van volgend jaar naast een prioriteiten-stelling meer concrete doelstellingen zal bevatten, zodat wij als raad beter dan nu kunnen controleren of de toegezegde doelen zijn bereikt. In de commissie heb ik een aantal opmerkingen, vragen en suggesties naar voren gebracht, waarmee ik hoopte een constructieve bijdrage te kunnen leveren aan de discussie. Ik heb dit idee niet gekregen. Zo heb ik om meer structurele aanpak gevraagd van de voorlichtingsactiviteiten voor het totale milieubeleid. Verder pleit mijn fractie voor de afschaffing van het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en voor meer aanplant van Europees hardhout en andere waardevolle houtsoorten. Ondanks onze bezwaren moeten wij toch concluderen dat de gemeente op de goede weg is en kunnen wij instemmen met het Milieujaarprogramma voor 1999. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. In de eerste plaats vind ik het plezierig om in de inleiding van GroenLinks de tevredenheid te kunnen noteren met datgene wat wij tot nu toe bereikt hebben. Ik ga er van uit dat wij bij de evaluatie iedere keer kunnen vaststellen of de gestelde doelen bereikt zijn. Ik denk dat er wel degelijk gekozen is voor een prioritering. Het gemeentelijk milieubeleidsplan nr. 2 somt een groot aantal zaken op die feitelijk zouden moeten gebeuren, ook vaak met vermelding van jaartallen. In het jaarprogramma ziet u de prioritering die wij hebben gekozen. Het leek ons niet noodzakelijk om nog een keer binnen het jaarprogramma prioriteit aan te geven. Wij zijn voornemens om de aangegeven aspecten zoveel als mogelijk uit te voeren en wij zullen daar in ons jaarverslag uitvoerig op terugkomen. Het is dan aan u om te bezien of de doelen bereikt zijn en aan ons om aan te geven waarom ze wellicht in een enkel geval niet bereikt zijn.
1998
N 125
U noemt nog drie punten: meer structurele voorlichting, onkruidbestrijding en hardhout. Al deze punten zijn op dit ogenblik in studie. Wij geven voorlichting; dat doen wij bijna maandelijks in het Stadsbulletin. Wij denken na over hoe wij dat anders zouden kunnen doen, maar dan vanuit de optiek hoe wij burgers zouden kunnen bereiken. Want wij constateren dat wij met heel veel voorlichtingsmateriaal de burgers niet bereiken. Als burgers het ter zijde leggen, moeten wij ons afvragen of wij effectief bezig zijn. Wij komen in de commissie nog eens terug op het onderwerp onkruidbestrijding, mede naar aanleiding van vragen uit deze raad. En wij planten als dat mogelijk is, wel degelijk het hardhout waar u op duidt. Alleen wellicht niet in de schaal waarop u dat wenst. Wij doen het en wij doen het zorgvuldig na afweging van een aantal belangen op dat terrein. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 11.Voorstel tot aankoop grond van de Staat der Nederlanden (stuk nr. 42328) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 12.Voorstel tot verkoop grond aan BGM Project Ontwikkeling BV (stuk nr. 42342) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13.Voorstel tot verkoop van grond aan NUON Technisch Bedrijf (stuk nr. 42347) De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van dit agendapunt vraagt de PvdA-fractie zich af of er mogelijkheden zijn om er een werkgelegenheidsproject aan te koppelen, bijvoorbeeld via Arbeidsvoorziening of RTO, om te voorzien in de arbeidsplaatsen die worden verwacht bij de biomassa-centrale. Wethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat er op zich mogelijkheden zijn in het kader van allerlei werkprojecten. Wij zullen uw suggestie meenemen en dat eens nader uitwerken. Wij zullen zien in hoeverre het in te passen is. Het is een prima suggestie. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 14.Voorstel tot verkoop van een perceel grond op bedrijventerrein Larserpoort (stuk nr. 42335) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 15.Voorstel tot verwerving van het erfpachtrecht ten behoeve van het bedrijventerrein Larserpoort (deelplan III) van de heer S.A. Hartman te Lelystad (stuk nr. 42339) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
1998
N 125
16.Voorstel tot verwerving gronden in erfpacht c..q. uitgifte in ondererfpacht van gronden gelegen in Lelystad-noord ten behoeve van de vestiging van biologisch-dynamische bedrijven (stuk nr. 42348) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 17.Voorstel inzake afdoening bezwaarschrift van Stichting Nieuw Land, Stichting Nederland Bouwt V.O.C.Retourschip en Stichting Het Nederlands Sportmuseum, alsmede voorstel tot wijziging van de Verordening parkeerbelasting Lelystad 1996 (stuk nr. 42343) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 18.Voorstel tot goedkeuren van de statutenwijziging van Stichting Onderwijsvoorrang Lelystad (stuk nr. 42341) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. Mevrouw G.J. de Jong en de heer De Jager komen de vergadering binnen.
1998
N 125
19. Ontwerpaanbiedingsbrief beleidsproductenbegroting 1999-2003 (stuk nr. 42334) De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. De verkiezingen van 4 maart j.l. hadden tot gevolg dat er grote verschuivingen in de samenstelling van het Lelystadse bestuur plaatsvonden. 18 nieuwe raadsleden (en nog twee recente mutaties) werden lid van de raad. Bijna tweederde van het aantal raadsleden moest op de 'rijdende trein' springen. Voor betrokkenen geen geringe opgave. Ook het college onderging drastische wijzigingen. Op 14 april j.l. traden drie nieuwe wethouders aan, waarbij ook het fenomeen "part-time wethouder" in ons stadsbestuur zijn intrede deed. Zoals gezegd, drastische wijzigingen aan de vooravond van een cruciale fase in het bestaan van onze stad. Vandaag dus de eerste begrotingsbehandeling van de gemeenteraad in nieuwe samenstelling. Na vele jaren van stagnatie in de groei van de stad en de hieruit voortvloeiende ernstige (zeker ook financië le) problematiek, waardoor Lelystad ons inziens veelal ook ten onrechte een negatief imago opbouwde, wordt door het stadsbestuur alles in het werk gesteld de ontwikkeling van de stad in positieve zin om te buigen. Een niet geringe, heel ambitieuze opgave. De planvorming voor deze nieuwe start is in een beslissende fase. Nog in deze raadsvergadering zullen wij over het plan van aanpak dienen te besluiten en kunnen de diverse projectplannen verder worden uitgewerkt en, naar wij hopen, geleidelijk aan worden gerealiseerd. Bij die verdere ontwikkeling zal de steun en medewerking van diverse overheden en marktpartijen onontbeerlijk zijn. Ook de, bij voorkeur actieve, betrokkenheid van de Lelystadse bevolking acht de PvdA-fractie hierbij van het grootste belang. Niet voor niets hebben wij in ons verkiezingsprogramma "Vooruit in kwaliteit" gesteld dat eenieder die Lelystad een warm hart toedraagt, moet worden uitgedaagd mee te denken over de toekomst en de inrichting van de stad. Het gemeentebestuur zal dit participatieproces verder richting en vorm moeten geven. Wel willen wij hierbij opmerken dat participatie meer omvat dan het credo van een verzoekplatenprogramma "U vraagt en wij draaien!". Actief meedoen betekent ook dat het algemeen belang hoog in het vaandel dient te staan. Meepraten en denken kan ook betekenen dat geknabbeld wordt aan bestaande situaties. Duidelijk valt nu al te constateren dat er iets gebeurt in deze stad. Mede onder invloed van de huidige conjuncturele ontwikkelingen zien wij al vele positieve veranderingen. Enkele voorbeelden zijn de grote belangstelling voor onze nieuwe woningbouwprojecten, sterke toename van het aantal bedrijfsvestigingen en in relatie hiermee een forse daling van het aantal werklozen in onze stad, al mogen wij met het huidige percentage van rond de 15 % nimmer genoegen nemen. Met name het percentage langdurig werklozen dat tot de categorie 'moeilijk bemiddelbaar' moet worden gerekend, verdient blijvende aandacht en zorg. De diverse actoren op dit beleidsterrein zullen daarom alle zeilen bij moeten zetten. Belangrijk hierbij is vanzelfsprekend een nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen. Het Centrum Werk en Inkomen (1-loket-functie) kan hierin een centrale rol gaan vervullen. In het beleidsplan van de afdeling Saciale Zaken voor 1999 zal dit naar onze mening een prominent onderdeel moeten zijn. Het lijkt er op dat ook de Lelystadse burger deze veranderingen ten positieve opmerkt. Nog onlangs op de Gemeentedag werd in ieder geval duidelijk dat de interesse van de huidige inwoners toeneemt in wat er in hun stad gebeurt. Op deze ontwikkeling kan verder geanticipeerd worden door te trachten de bevolking nog meer te betrekken bij de toekomstige plannen. Zonder enige twijfel zit ons het tij mee. Deze raad heeft de taak om hier zo optimaal mogelijk gebruik van te maken en in te spelen op de mogelijkheden die zich voordoen. De eerder genoemde projectplannen geven hiertoe de nodige aanzetten. Belangrijk in dit verband is dat spoedig de uitwerking wordt gerealiseerd van het thema city-marketing, o.a. met het doel een snelle uitvoering te geven aan de imago-verbetering van onze stad. Gezien de huidige financiële omstandigheden ontkomen wij er niet aan om risico's te nemen, als wij het doel dat wij nastreven ook daadwerkelijk willen bereiken. Het kan geen doelstelling zijn om cijfers
1998
N 125
slechts goed op een rijtje te hebben. De PvdA-fractie is bereid om haar nek in dit opzicht uit te steken, zij het dat bij dit gehele proces door ons wel nadrukkelijk de vinger aan de pols gehouden zal worden. Als wij de voorliggende beleidsproducten-begroting 1999 en de meerjarenramingen tot 2003 zien, dan wordt het uitgangspunt van het collegeprogramma 1998-2002 enigszins geweld aangedaan. Daarin wordt gesproken over een sluitende begroting met een redelijke reserve als uitgangspunt. Wij constateren dat hiervan nu geen sprake is en er tevens een forse aanslag wordt gedaan op de financiële reserves. Hoewel ook wij dit betreuren, hebben wij wel oog voor de beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen. De keuze om hiermee toch in te stemmen is alleszins verklaarbaar. Wanneer wij deze stap niet durven of willen maken, zal dit zonder twijfel resulteren in een stilstand (= achteruitgang) van de ontwikkelingen in onze stad. Daarmee bewijzen wij naar de opvatting van de PvdA-fractie onze huidige inwoners geen enkele dienst. Integendeel! Het gevolg zal zijn dat Lelystad dan opnieuw in de hoek terecht komt waar de klappen vallen. Om de risico's zo beperkt mogelijk te kunnen houden is naar onze mening een gedegen financiële bewaking essentieel. Binnen de nieuwe organisatievorm zal daarom een spoedige herbezinning met betrekking tot budgetbeheer, controlling en eindverantwoordelijkheid noodzakelijk zijn. Onverwachte financiële ontwikkelingen moeten in een zo vroegtijdig mogelijk stadium worden onderkend en beleidsmatig worden bijgestuurd. Het ingezette beleid, gebruik makende van rekeningen, Maraps, voorjaarsnota's en meerjarenramingen als sturingsinstrumenten, ondersteunen wij van harte en zal waar mogelijk verder ontwikkeld dienen te worden. Door nieuw elan uit te stralen en niet angstig te zijn om allerlei ontwikkelingen in gang te zetten, waarbij een goede controle is ingebouwd, hopen wij met u onze stad op een hoger niveau te brengen met als uiteindelijke doelstelling een bevolkingsgroei tot zo'n 80.000 inwoners en een forse toename van de werkgelegenheid. Kortom, wij willen van Lelystad een echt gezonde stad maken, waar het voor iedereen prima wonen, werken en recreëren is. De groei van Lelystad is voor onze fractie geen doel op zich. Deze groei moet gericht zijn op verbetering van de kwaliteit van de samenleving. In dit verband kan het wijkgericht werken worden genoemd als voorbeeld om de sociale samenhang te versterken. Het voorgaande overziende, ziet de PvdA-fractie uit naar het door het college van B & W toegezegde werkplan. Wij verwachten in dit werkplan zeker ook uitwerkingen in het kader van het integraal veiligheidsbeleid (met name ook de vormgeving van preventief toezicht in het stadscentrum en de wijken) en het nader uit te werken doelgroepenbeleid. Volgens de PvdA-fractie dienen met name ouderen- en jongerenbeleid hoog op de agenda te komen. Bij deze algemene beschouwing heeft de PvdA-fractie nog enige vragen of opmerkingen: 1Voor 1999 stelt het college van B & W voor de gemeentelijke lasten opnieuw niet te laten stijgen. Vanzelfsprekend is onze fractie het hier van harte mee eens. Voor de jaren hierna wil de PvdAfractie zich jaarlijks bezinnen over de verdere ontwikkeling van deze lasten voor de burger. Voor onze fractie zal zeker in deze raadsperiode vooralsnog het uitgangspunt zijn een lastenstijging te voorkomen. Ook de in de meerjarenramingen meegenomen inflatiecorrectie van 2 % valt hieronder. Per jaar zullen wij die afweging willen maken en eventuele andere dekkingswijzen sluiten wij daarbij op voorhand niet uit. 2Door het college is reeds aangegeven dat de begroting onderwijs op onderdelen geen reëel beeld geeft. De wethouder heeft in de commissie deze problematiek reeds aan de orde gesteld en toegezegd vóór de aanvang van het begrotingsjaar 1999 een meer realistische begroting te presenteren. Wij vertrouwen hierop en wachten de uitkomsten met spanning af. 3De uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten heeft tot een forse financiële problematiek geleid. Handhaving in de huidige vorm is inmiddels een onmogelijkheid gebleken. Onvermijdelijk moeten daarom pijnlijke maatregelen worden getroffen. Hoewel het te bezuinigen bedrag reeds
1998
N 125 is ingevuld en ook onze instemming heeft, zullen wij in november a.s. met elkaar komen te spreken over hoe en binnen welke financiële randvoorwaarden dit beleid verder wordt vormgegeven.
4Hoewel wij bij de behandeling van de aangekondigde geactualiseerde huisvestingsnota uitvoerig van gedachten zullen wisselen over het volkshuisvestingsbeleid in de komende jaren, vragen wij ons op voorhand af of het mogelijk is de beschikbaar komende B.W.S.-subsidies aan te wenden ter realisering van meer huisvesting voor doelgroepen, zoals starters (veelal jongeren), ouderen, enz. Veel zal er de komende tijd in onze stad moeten gebeuren. Ook van het gemeentelijke apparaat zal wederom een grote inzet worden verwacht. Wij hopen en verwachten dat de nu ingezette reorganisatie hiervoor de nodige voorwaarden zal garanderen. Tenslotte merken wij nog op dat wij begrip hebben voor de problematiek van een organisatie die reorganiseert. De consequenties die dit met zich meebrengt, moet men dan ook bezien vanuit de overtuiging dat een kwalitatief sterke overheid nodig is in een veranderend Lelystad. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. De VVD is principieel voorstander van een sluitende begroting. Sluitend in de zin dat uitgaven op inkomsten zijn gebaseerd, waarbij tevens reserves worden gecreëerd die niet-voorziene uitgaven kunnen dekken. De nu vast te stellen ontwerpbegroting 1999 voldoet ons inziens niet aan dit uitgangspunt. In het voorstel wordt aan de Algemene Reserve f. 3,5 miljoen onttrokken. De VVD-fractie onderschrijft echter de noodzaak. De VVD onderkent de inspanning die het college zich heeft getroost om het ontwerp qua becijfering zo aan te bieden. Feitelijk ligt nu voor ons de uitwerking van de aanvaarde Voorjaarsnota. Op basis van de positieve afsluiting van 1997, dankzij effectief beleid alsmede dankzij incidentele revenuen, kunnen wij ons de noodzakelijke investeringen zoals deze nu worden voorgesteld, permitteren. Bij de besluitvorming inzake de Voorjaarsnota hebben wij als VVD ons achter de investeringen opgesteld ten behoeve van de ontwikkelingsplannen, volgend op het Masterplan en de Visie. De noodzaak daartoe is overduidelijk. Gelet op de reacties, zowel van onze eigen inwoners als van buiten de gemeente, van individuen en van zakelijk gerichte organisaties, worden de nieuwe ontwikkelingen breed ondersteund. Wij kunnen stellen dat Lelystad weer op de kaart staat. Lelystad heeft veel te bieden en dit fenomeen krijgt landelijke bekendheid. Het imago is opgevijzeld en tijdens de perfect georganiseerde Gemeentedag vernamen wij dat Lelystad jubelt! Mensen staan in Lelystad 's nachts in de rij om als eersten in te tekenen op nieuw te bouwen woningen. Het is dan ook terecht dat de VVD instemt om diepte-investeringen te plegen. Nu de markt daarvoor zo gunstig is, is het zaak om met grote voortvarendheid nieuwe grondaanbiedingen voor te bereiden. Mede in dit kader uit de VVD-fractie haar zorgen over de toenemende juridisering van het openbaar bestuur. Voortdurende aandacht voor de beleidsmatige overwegingen en de kwaliteit van de besluitvorming, met een ruime inbreng van betrokkenen, moet bijdragen aan het verminderen van het beroep op de rechten. Zoals u wellicht heeft vernomen, is Lelystad aangewezen als gemeente waarvoor met ingang van dit jaar een extra fiscale faciliteit geldt inzake de vervroegde afschrijving op investeringen in gebouwen boven de f. 5 miljoen. Dit kan een extra stimulans zijn om grotere ondernemingen zich in Lelystad te laten vestigen. Deze stap van Den Haag juichen wij uiteraard van harte toe en geeft aan dat Lelystad in elk geval de Haagse aandacht heeft. De aan de begroting toegevoegde risico-paragraaf biedt een overzicht waarmee een forse aanslag kan worden gepleegd op ons vastgestelde uitgangspunt om in 1999 en later niet onder de nullijn terecht te komen. Wij zijn er van overtuigd dat deze donkere wolken u als college ook met zorg vervullen. Helaas moeten wij constateren dat de cijfers in de meerjarenbegroting er minder gunstig uitzien dan ten tijde van de Voorjaarsnota. Wij willen graag vernemen of het college bereid is gedurende de komende
1998
N 125
maanden binnen de productenbegroting naarstig te zoeken naar noodzakelijke dekkingsmiddelen om mogelijke tegenvallers op te vangen. Naar de mening van de VVD is lastenverhoging voor de burger niet aan de orde. Over de situatie bij de afdeling Onderwijs spreken wij onze specifieke zorg uit. Het is niet gebruikelijk om met een dergelijk voorbehoud in de aanbiedingsbrief in te stemmen met de begroting. De oorzaak is een vraag op zich, maar van groter belang is dat snel structurele maatregelen worden getroffen. Acht het college het nog steeds haalbaar om de begroting met betrekking tot onderwijs vóór 1 januari a.s. te actualiseren en is er een indicatie te geven over de hoogte van het tekort? Ook de situatie bij de IJsselmeergroep baart de VVD-fractie nog steeds zorgen. Wij gaan er van uit dat het ingezette beleid in het komende begrotingsjaar tot een verbeterd resultaat zal leiden. De VVD heeft kennis genomen van het ingevoerde beleid ten aanzien van budgetverantwoordelijkheid op onderdelen- danwel op afdelingsniveau. Wij ondersteunen deze werkwijze van harte. Om onder meer risico's te dekken en uitgaven te egaliseren wordt jaarlijks gedoteerd aan de voorzieningen en de reserves. In totaal behelzen deze reeds het forse bedrag van f. 260 miljoen. Deze dotaties en rentetoerekeningen doen de fondsen jaarlijks verder stijgen, zelfs meer dan in begrotingen is geraamd: gedurende de afgelopen jaren een totale stijging van f. 80 miljoen. Het gedurende enkele jaren verder beperken van de rentetoevoeging kan ruimte bieden voor andere financiële verplichtingen. De VVD-fractie meent dat de solvabiliteitspositie van de gemeente positief is en daarmee uitvoering van deze suggestie verantwoord maakt. Er is in totaliteit veel geld aanwezig. Een vergelijking gaat misschien op met het te vestigen Eurodepot: Er is veel geld in huis waar wij momenteel niet aan kunnen komen. Wij ondersteunen uw inspanningen omtrent de ICL-gelden. Om meer inkomsten te genereren stelt de VVD voor in beginsel de kostprijs van ons product "grond" nader te bezien. Een marktconforme prijsstelling biedt onder de huidige omstandigheden veel soelaas. Wij zien een beleidsnota hieromtrent graag op korte termijn tegemoet. Met instemming hebben wij tevens geconstateerd dat het college het VVD-voorstel heeft overgenomen om het Grondbedrijf een jaarlijkse structurele bijdrage te laten leveren aan de algemene dienst. De inkomsten van de stad dienen naar ons inzicht niet alleen dekkend te zijn voor de kosten, mede gebaseerd op areaalvergroting, doch tevens dienen zij bij te dragen aan de noodzakelijke ruimte om de te zijner tijd vervallende ICL-gelden te vervangen, de algemene reserve op peil te brengen en het belastingpeil in evenwicht te brengen met dat van vergelijkbare gemeenten. Al deze suggesties plaatsen wij in het kader van de ontwikkeling en de betaalbaarheid van de stad, waartoe de "versnelde groei" een middel is. Wij dienen er naar te streven de OZB niet te laten toenemen en de beëindiging van de artikel 12-status blijvend te laten zijn. Op basis van een uitvoerige inventarisatie van wensen van jongeren heeft vlak voor de zomervakantie een goed bezochte werkconferentie plaatsgevonden om tot beleidskeuzes te komen. Graag vernemen wij van het college hoe de stand van zaken is. Onze stad heeft een groeiende groep ouderen. Specifieke huisvesting voor deze groep is schaars. Hoe denkt het college voor deze groep het thuiswonen zo lang mogelijk te kunnen laten plaatsvinden? Overigens ondersteunen wij van harte de initiatieven zoals die in de projecten Ouderen voor Ouderen worden uitgevoerd. Tijdens een bijeenkomst op het bedrijventerrein Noordersluis heeft wethouder Van der Zwan toegezegd om met de betreffende ondernemers in overleg te treden over werkzaamheden, onderhoud en dergelijke. Binnen het budget kunnen in samenspraak de prioriteiten worden bepaald. De VVD is groot voorstander van een dergelijke aanpak. Kan het college aangeven of deze strategie ook gaat plaatsvinden op alle bedrijventerreinen, groot en klein? Naar onze mening zou deze werkwijze van samenspraak eveneens voor het buitengebied moeten gelden. Het achterstallig onderhoud van het openbaar groen en bestrating op wijkniveau kan met inschakeling van externe arbeid op een goed peil worden gebracht. Dit verhoogt het woongenot van vele inwoners,
1998
N 125
zoals is aangegeven tijdens recent uitgevoerde collegebezoeken aan de wijken. Er is voldoende ruimte voor deze bekostiging in het betreffende fonds. Is het college bereid dit op korte termijn uit te voeren? Als een en ander volgens plan verloopt, is tegen het einde van dit jaar het standpunt van het kabinet bekend ten aanzien van aanvullende luchthavencapaciteit. Ook voor Flevoland en met name voor Lelystad zal dit effect hebben. De VVD-fractie is van mening dat het geen kwestie is van voor of tegen een ontwikkeling te zijn. Het is "Den Haag" die het besluit neemt. Wel zullen wij met elkaar de discussie aan moeten gaan over de voorwaarden die wij als gemeente stellen in het geval voor Flevoland danwel Lelystad wordt gekozen. Kan het college aangeven of en wanneer wij daarover een standpunt mogen verwachten? Onduidelijk is op dit moment in hoeverre de onlangs gepresenteerde voorstellen inzake de verzelfstandiging van de sport en de inrichting van een multifunctioneel sportcentrum ongewijzigd zullen worden gehandhaafd. Het moge helder zijn dat de hiervoor vereiste dekkingsmiddelen binnen het kader van de begroting en meerjarenraming dienen te worden gevonden. Bij de afdeling Sociale Zaken neemt het aantal cliënten gestaag af. Ook voor 1999 wordt een verdere daling verwacht. Dit stemt ons tevreden. Helaas moeten wij constateren dat het percentage nog steeds veel hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Bij het vaststellen van het Beleidsplan Sociale Zaken voor 1999 zal bezien moeten worden op welke manier er nog een ruimere participatie mogelijk is, uiteraard binnen de daarvoor beschikbare middelen en mogelijkheden. In 1997 is de Armoedenota vastgesteld. De laatste maatregelen uit deze nota worden binnenkort uitgevoerd. Kunt u aangeven of en zo ja wanneer de maatregelen uit deze nota worden geëvalueerd om tot eventuele bijstelling van beleid te komen? Over de door externe bureaus afgegeven signalen dat de gemeente Lelystad het millennium-probleem qua planning en uitvoering van voorzorgsmaatregelen goed op de rit heeft, complimenteren wij het college. Wij hebben in de vakbladen vernomen dat slechts 20 % van de gemeenten de maatregelen planmatig heeft verwerkt. Het is goed dat Lelystad daar bij hoort. Vooral de uitbetalingen aan diverse doelgroepen dient ten allen tijde gewaarborgd te zijn. Eveneens uiten wij ons genoegen omtrent het algemeen positieve veiligheidsgevoel bij onze inwoners. Het oplossingspercentage ten aanzien van gepleegde delicten is hoog in vergelijking met de resultaten elders. Wij vernemen graag uw reacties op de door ons ingebrachte items. Ten aanzien van het voorgestelde nieuwe beleid deel ik u mede dat de VVD-fractie daaraan instemming geeft. De komende jaren worden essentiële ontwikkelingen tot stand gebracht. Wij hebben de inzet en de ambtelijke ondersteuning bij de planontwikkeling gewaardeerd en rekenen graag op voortzetting van de deskundige inbreng. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het realiseren van de opgave van het Masterplan Versnelde Groei blijft de belangrijkste opgave voor de komende jaren. De plannen van aanpak zijn gepresenteerd en het komt er nu op aan concrete resultaten te boeken. Het draagvlak voor de versnelde groei kan dan worden behouden. De mening van GroenLinks over de plannen van aanpak wil ik geven bij het volgende agendapunt. Maar in dit verhaal zijn er zeker verbanden met de Visie aanwezig, al zal ik er niet nadrukkelijk op wijzen. Er zal in Lelystad vorm moeten worden gegeven aan een beleid dat de burger betrekt bij het bestuur van de stad. Het beleid kan niet alleen gaan over inspraak, of zelfs voorspraak, hoe belangrijk dat ook is. GroenLinks wil dat het in zekere mate aan burgers wordt overgelaten beslissingen te nemen. Het wijkgericht werken biedt op dit gebied mogelijkheden. Het experimenteel opzetten van wijkbudgetten zal een stap in de goede richting zijn. Dat kan zowel de participatie als het wijkgericht werken een verdere stimulans geven.
1998
N 125
Het aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering van de afdeling Sociale Zaken neemt voorzichtig af, maar in toenemende mate bestaat het bestand uit cliënten die ver verwijderd van de arbeidsmarkt zijn. Voor hen is een betaalde baan op dit moment en in de nabije toekomst een station te ver. Om deze mensen toch bij de maatschappij betrokken te houden is een gemeentelijk sociaal activeringsbeleid belangrijk. De gelden die de gemeente ontvangt ten behoeve van activeringsbeleid zullen naar de mening van GroenLinks, gelet op de aard van het cliëntenbestand van de afdeling Sociale Zaken, meer dan nu moeten worden besteed aan sociale activering. Vrijwilligers zijn niet meer weg te denken op terreinen die voor de samenleving van groot belang zijn. Zij nemen steeds meer en steeds intensiever maatschappelijke taken op zich. GroenLinks is van mening dat het dringend gewenst is om ten aanzien van het vrijwilligerswerk adequaat beleid te ontwikkelen. Als het gaat over de opvang van vluchtelingen, dan maakt GroenLinks zich zorgen over de nieuwkomers zonder status. Zij dreigen bij het nieuwkomersbeleid buiten de boot te vallen. Voor hen is er geen inburgeringstraject en geen maatschappelijke begeleiding. GroenLinks vindt het uit humanitaire overwegingen niet aanvaardbaar dat deze mensen in een moeilijke positie alleen worden gelaten. Daarom zouden wij willen zien dat de gemeente zorg draagt voor maatschappelijke begeleiding van deze groep. De gemeente heeft ten opzichte van burgers, bedrijven en instellingen een voorbeeldfunctie. Dat geldt ook voor het hebben van een goede interne milieuzorg. De interne milieuzorg van de gemeente is nu van de grond gekomen. GroenLinks verwacht in 1999 op dit terrein concrete resultaten te zien. GroenLinks wil uit het oogpunt van het milieu dat de gemeente actief werkt aan het terugdringen van de automobiliteit. Een goede stap in die richting is in het verleden gezet met het regulerend optreden door middel van invoering van gefiscaliseerd parkeren. Maar naast dit beleid hoort een beleid gevoerd te worden dat andere wijzen van vervoer stimuleert. Het gaat dan vooral over het openbaar vervoer en het fietsverkeer. Op het gebied van het openbaar vervoer zal de komende jaren veel moeten gebeuren. Het behoud van de stadsdienst staat daarbij voorop. Uitbesteding van het openbaar vervoer moet niet leiden tot verslechtering op het gebied van o.a. de kosten voor de reiziger, de frequentie en de bereikbaarheid. Beleid moet zeker ook gericht zijn op het stimuleren van openbaar vervoer op maat. Over het beleid ten aanzien van het openbaar vervoer is GroenLinks tot nu toe tevreden. Dat geldt minder voor het fietsbeleid. Vooral de dreiging van een fietsvrij centrum is ons een doorn in het oog. Het is naar onze mening van groot belang dat fietsers toegang houden tot het centrum, om zo de fietser een voordeel te gunnen ten opzichte van de automobilist. Wij willen dat er daarom een plan komt voor routes voor langzaam verkeer door het centrum. Daarnaast moet er meer aandacht zijn voor onderhoud en vooral verbetering van het langzaam verkeersnet. De gemeente zal beleid moeten gaan ontwikkelen op het gebied van "duurzaam veilig". Een start is het aanwijzen van gebieden waar een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. Maar "duurzaam veilig" is een begrip dat vaker terug zal moeten komen. In de nieuwbouwwijken, in de nieuwe hoofdwegenstructuur, bij de langzaam verkeersroutes en bij herstructurering van bestaande wijken. GroenLinks is van mening dat "duurzaam veilig" vraagt om een integrale aanpak. In het beleidsprogramma van economische zaken worden enkele zinnen gewijd aan de eventuele komst van een luchthaven. Wij hechten er aan ons standpunt daar tegenover te zetten. Daarbij hoort een zo belangrijk onderwerp in de algemene beschouwingen aan de orde te zijn. GroenLinks is een verklaard tegenstander van een luchthaven in de nabijheid van Lelystad. Wij hebben daar verschillende argumenten voor. Ten eerste is vliegen de meest vervuilende wijze van vervoer. De CO2-uitstoot draagt bij aan het versterkt broeikaseffect. Vooral op de korte afstanden is er een milieuvriendelijk alternatief, de trein. Ten tweede legt uitbreiding van het vliegverkeer en de daarbij horende uitbreiding van de infrastructuur te veel beslag op de nog weinige beschikbare ruimte ook in Flevoland. Ten derde zal de komst van een luchthaven de groei van Lelystad belemmeren. Dat geldt vooral voor het inwonersaantal. Weinig mensen zullen willen gaan verhuizen naar een stad in de nabijheid van een luchthaven. En dan wordt het moeilijk één van de doelstellingen van het Masterplan te halen.
1998
N 125
Daarnaast zal het ook een nadelig effect hebben op al bestaande bedrijvigheid; wij denken dan vooral aan de landbouw. Ten vierde zal de komst van een overloop-luchthaven niet automatisch betekenen dat bedrijven zich daarbij in de buurt willen vestigen. Zij willen vooral in de buurt van Schiphol en Amsterdam blijven. In dat opzicht is er voor Lelystad en omgeving weinig economisch voordeel te behalen. De biologisch-dynamische landbouw is van groot belang. De uitstraling die het heeft, nationaal en internationaal, levert een bijdrage aan het groene imago van onze stad. Daarbij komt dat deze bedrijfstak groeiende is en daarbij ook belangrijk kan worden voor de economische ontwikkeling. Recent is er een stap gezet die aan deze ontwikkeling kan bijdragen, met name de overeenkomst tussen de gemeente en de biologisch-dynamische landbouwers, waarbij de gemeente heeft toegezegd zich in te spannen voor uitbreidingsmogelijkheden. Een verdere opsteker voor het groene imago is de concentratie van eco-bedrijvigheid in Lelystad. Het is goed voor het milieu en goed voor de werkgelegenheid. GroenLinks is ontevreden met het beleid van de gemeente ten aanzien van softdrugs. Het restrictief optreden criminaliseert softdruggebruikers onnodig. Uit het oogpunt van de scheiding tussen soft- en harddrugs en van het reguleren van gezondheidsrisico's hoort een gedoogbeleid te worden gevoerd. Dit houdt o.a. in dat softdrugs verkrijgbaar moeten zijn in een verkooppunt of coffeeshop. In het collegeprogramma is een onderzoek naar de wenselijkheid van een verkooppunt aangekondigd. Voor GroenLinks is een onderzoek wenselijk in die zin, dat dan het thema softdrugbeleid weer op de agenda staat en er over gediscussieerd kan worden. In 1999 blijft de OZB gehandhaafd op het huidige niveau. Daar staan wij achter. Maar het streven om de OZB ook in de toekomst op dit niveau te handhaven is naar onze mening minder realistisch. De financiële positie van de gemeente wordt de eerste jaren moeilijk. Een overzicht van de saldi in de aanbiedingsbrief geeft dat aan; dan is daarbij zelfs uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de OZB met 2 %. Wij denken dat het daarom wel zo zuiver is om richting de burgers van Lelystad omtrent dit onderwerp geen verwachtingen te wekken die uiteindelijk moeilijk kunnen worden waargemaakt. De heer Hijmissen Mijnheer de voorzitter. Een stad met visie investeert. Het CDA laat zich als politieke groepering leiden door de boodschap van het Evangelie. Christen democraten geloven dat mensen bakens nodig hebben, die hen in het leven richting wijzen. Deze bakens, gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap, krijgen betekenis in de wisselwerking tussen het alledaagse leven waarin ze toegepast worden en de bron waaruit ze voortkomen. Die bron, het Goede Nieuws dat God mensen in het Evangelie verkondigt, biedt mensen een perspectief. Het inspireert ons om te werken aan een samenleving die ten dienste staat van de mens, of deze nu sterk of zwak, oud of jong, zwart of blank, allochtoon of autochtoon is. Dit vraagt om een open oog en oor voor de mens en zijn leefomgeving. Centraal in deze visie van de christen-democratie staat dat mensen hun vrijheid, verantwoordelijkheid en idealen alleen in samenwerking met anderen kunnen realiseren. Vanuit deze uitgangspunten beoordeelt de CDA-fractie de begroting en wil zij met respect voor de opvattingen van anderen uitvoering geven aan het dagelijks politiek handelen. De uitwerking en uitvoering van de plannen zoals beschreven in de plannen van aanpak lopen als een rode draad door de beleidsvoornemens voor 1999 en latere jaren. Het belang van deze plannen en de invloed die ze hebben op de begroting is zo groot dat ik daar in deze bijdrage niet aan voorbij wil gaan. De start van dit traject ligt in juni 1996 met de vaststelling van het Masterplan. Het roer moest om. Onder andere het bieden van een aantrekkelijk woonmilieu werd als speerpunt van beleid toegevoegd. Groeien niet als doel, maar als middel om het sociaal-maatschappelijk en economisch draagvlak van de stad en haar inwoners te vergroten. Lelystad moet een aantrekkelijke stad worden, waar het in alle delen van de stad goed wonen, werken en recreëren is.
1998
N 125
Inmiddels zijn wij twee en een half jaar verder. De ontwikkelingen hebben in die periode gelukkig niet stil gestaan. Het inwonertal ligt nu boven de 61.000, er zijn veel arbeidsplaatsen gerealiseerd en dit jaar zal een record aantal hectaren grond worden verkocht. Als onze waarneming juist is, verhuizen inwoners uit de andere vijf Flevolandse gemeenten naar Lelystad, o.a. vanwege de aantrekkelijke woonlocaties. Dit geldt voor inwoners uit Almere in het bijzonder. Deze ontwikkelingen zijn mede te danken aan de gunstige conjunctuur. Om de versnelde groei te realiseren is meer nodig. Het Vliegwiel moet op gang worden gebracht en dat kost energie. In de begroting en de meerjarenbegroting is te zien wat moet worden geïnvesteerd. De CDA-fractie wil investeren in Lelystad, zowel materieel als immaterieel. Echter, moet Lelystad alleen investeren? Zijn niet anderen mede verantwoordelijk voor de situatie waarin Lelystad verkeert? Het eerste kabinet Kok heeft de problematiek van Lelystad onderkend en heeft de zogenaamde Lelystadtafel ingesteld. Het eindrapport van deze commissie spoorde met het Masterplan en becijferde welke investeringen er door de overheid moeten worden gedaan en welke maatregelen en besluiten nodig zijn. Bij de behandeling van de voorjaarsnota heeft de CDA-fractie aangegeven ronduit teleurgesteld te zijn in de tot dan toe gedane toezeggingen. Inmiddels zijn wij vijf maanden verder en is een nieuw kabinet aangetreden. In de regeringsverklaring staat vermeld dat de bijzondere problematiek van Lelystad apart aandacht verdient. Dat belooft wat! De verwachting dat de aanbevelingen van de Lelystadtafel worden overgenomen, lijkt gerechtvaardigd. De CDA-fractie beschouwt de aandacht voor Lelystad in het regeerakkoord mede als een succes van de door het college gepleegde inzet om Lelystad onder de aandacht te brengen op de diverse niveaus van het Haagse circuit. Het mag echter niet verworden tot een eervolle vermelding. Wat is op dit moment concreet door het kabinet toegezegd? Wanneer verwacht u duidelijkheid over de overige voorstellen? Wat wordt op dit moment ondernomen om het kabinet op haar verantwoordelijkheid te wijzen? De geluiden die op dit moment uit Den Haag te horen zijn over infrastructurele projecten buiten de randstad zijn verontrustend. Wat is u bekend over de voor Lelystad zo belangrijke projecten als Hanzelijn, Zuiderzeelijn en A23? Lelystad kan een belangrijke schakel zijn naar het noorden en tussen het oosten en westen van Nederland. Lelystad mag geen eindpunt blijven. Ook het provinciebestuur zal aan de versnelde groei van Lelystad een belangrijke bijdrage kunnen en naar onze mening moeten leveren. Binnenkort begint de inspraakronde over het omgevingsplan. Hierin staat o.a. beschreven hoe het provinciebestuur aankijkt tegen de verdere groei van de provincie en daarmee van de gemeenten in de komende jaren. Waar moet de instroom van buiten de provincie de komende jaren worden gehuisvest? Waar wordt industrie geconcentreerd? Hoe wordt de infrastructuur ingericht? Er zullen door het provinciebestuur beleidskeuzes gemaakt moeten worden, keuzes die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van Lelystad. De CDA-fractie vindt dat van het provinciebestuur mag worden verwacht dat in lijn met de eerder geuite instemming van onze ontwikkelingsplannen nu heldere keuzes worden gemaakt die de noodzakelijke groei van Lelystad mogelijk maken en stimuleren. De kool en de geit sparen kan niet meer; na de instemmende woorden worden nu daden verwacht. Gaat de gemeente gebruik maken van de inspraakmogelijkheden en wordt onze ontwikkelingsvisie daarbij als uitgangspunt genomen? In de wetenschap dat het besluit over de toekomstige tweede nationale luchthaven uiteindelijk in Den Haag wordt genomen, vat de CDA-fractie de tekst in het collegeprogramma op als een "nee, tenzij ...". Een luchthaven in onze regio heeft een enorme impact. Er zijn veel arbeidsplaatsen mee gemoeid. Echter, redenerend vanuit de kernkwaliteiten van Lelystad waarop onze ontwikkelingsvisie is gebaseerd, kleven aan de mogelijke komst van een luchthaven belangrijke bedreigingen die hun weerslag kunnen hebben op functies als wonen en recreëren. De CDA-fractie verzoekt het college op
1998
N 125
korte termijn alle voor- en nadelen in kaart te brengen, zodat op basis van argumenten een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt. Wanneer verwacht u een nota aan ons voor te kunnen leggen? In april is het college aangetreden en is het collegeprogramma aanvaard. Het is een programma met ambitieuze beleidsdoelstellingen op velerlei terreinen. Het college heeft toegezegd deze voorstellen te zullen uitwerken in Meerjarenwerkprogramma's. Inmiddels zijn er 6 maanden verstreken. Dit duurt te lang. wat is daarvan de reden? Wanneer is het planningsschema gereed? Een belangrijk zorgpunt is het grote aantal personen dat niet aan het arbeidsproces deelneemt en niet in het eigen inkomen kan voorzien. De werkloosheid is dit jaar gelukkig behoorlijk gedaald, maar nog steeds te hoog. Ondanks dat geeft het bedrijfsleven signalen af dat het steeds meer moeite kost om vacatures vervuld te krijgen. Dat geldt overigens ook voor het vinden van W.I.W.ers. Er is sprake van veel moeilijk bemiddelbare werkzoekenden waarvan sommigen al tweede generatie werklozen zijn. De CDA-fractie is van mening dat mensen niet mogen worden afgeschreven; er moet in deze mensen worden geïnvesteerd door mogelijkheden te creëren die de kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Het hebben van een betaalde baan is immers de beste garantie voor maatschappelijke participatie. Natuurlijk kan de gemeente dat niet alleen. Er moet samengewerkt worden met alle betrokkenen, een integrale benadering waarbij wordt afgestemd op de vraag. Niet scholen om te scholen, maar om mensen een volwaardige plaats in de samenleving te bieden. Voor hen die niet of nog niet in staat zijn betaalde arbeid te verrichten kan vrijwilligerswerk van grote betekenis zijn. In de commissievergadering deelde de wethouder mee dat de samenwerking redelijk verliep. Wat kan de gemeente en wat doet de gemeente om er voor te zorgen dat bij alle betrokkenen het belang van de persoon voorop staat en niet dat van de eigen organisatie? De begroting en de meerjarenbegroting zijn gebaseerd op het groeiscenario uit het Masterplan. De kosten die gemoeid zijn met het op gang brengen van de versnelde groei zijn in deze begroting verwerkt. De begroting wordt conform de Voorjaarsnota sluitend gemaakt met een onttrekking van f. 3,5 miljoen aan de algemene reserve. Het is een investering ten behoeve van de voor Lelystad broodnodige groei. Door deze onttrekking en de onttrekkingen in de komende jaren daalt de algemene reserve tot nul. Dit lijkt in eerste instantie risicovol. Er is echter f. 248 miljoen opzij gezet aan geoormerkte gelden in fondsen en bestemmingsreserves. Is het zinvol nu te onderzoeken of de omvang van deze fondsen en voorzieningen het toelaat om een deel hiervan aan te wenden ten behoeve van de versnelde groei? Overweegt u die mogelijkheden te onderzoeken? De CDA-fractie heeft met zorg kennis genomen van de zinsnede in de aanbiedingsbrief over het beleidsproduct Onderwijs. Ik citeer: "Omdat precieze informatie ontbreekt, zijn de uitgaven en inkomsten voor een belangrijk deel gebaseerd op de begroting van voorgaande jaren". Ten aanzien van dit beleidsproduct is er dus geen sprake van een echte begroting. Met spanning wacht de CDA-fractie de rapportage van de ingestelde werkgroep af. De CDA-fractie heeft met instemming kennis genomen van uw voornemen de tarieven voor de afvalstoffenheffing en de OZB opnieuw niet te verhogen en zelfs niet voor de inflatie te corrigeren. Het werkt! Door dit nu al meerdere jaren gevoerde beleid is Lelystad inmiddels niet meer de duurste gemeente voor wat betreft gemeentelijke belastingen en heffingen die de inwoners moeten betalen. Indien mogelijk zal dit beleid nog enkele jaren moeten worden voortgezet. De CDA-fractie vindt dat jaarlijks moet worden bezien of inflatiecorrectie achterwege kan blijven. De plannen om Lelystad versneld door te laten groeien en de wijze waarop wij dat willen doen, vraagt een forse inspanning van de mensen in de wijken, maatschappelijke organisaties en van de gemeentelijke organisatie. Wij hebben hierover twee opmerkingen. Het bevorderen van de sociale samenhang is terecht een speerpunt van beleid. Samen met de mensen moet worden gewerkt aan
1998
N 125
wijkontwikkelingsplannen. Met de invoering van wijkgericht werken is een eerste stap gezet. Uiteindelijk zal wijkgericht moeten worden uitgevoerd wat wijkgericht kan. Hoe gaat het met het wijkgericht werken? Wanneer wordt de verbreding en verdieping doorgevoerd? Welke wijken zijn nu aan de beurt? En hoe verloopt de samenwerking met de lijnorganisatie? Dit brengt me bij het tweede punt. De organisatiestructuur zal helder moeten zijn. Dat geldt ook voor de plaats en de verantwoordelijkheden van de projectleiders. De organisatie zal slagvaardig, duidelijk en zelfbewust haar dienstverlenende taak moeten uitvoeren. Deze andere wijze van werken kan spanningen opleveren. Kan het beoogde sector-model een oplossing bieden voor deze spanningen? De CDA-fractie heeft vertrouwen in de medewerkers en verwacht dat de organisatieveranderingen voorspoedig kunnen worden doorgevoerd. Wanneer wordt een definitief besluit genomen over de nieuwe organisatiestructuur? Wanneer moeten de organisatieveranderingen zijn afgerond? De plannen van aanpak zijn gepresenteerd. Marktpartijen willen investeren. De inwoners zien vol verwachting uit naar de realisatie van de gepresenteerde plannen. Er moet nu snel worden doorgepakt en aangepakt. De CDA-fractie heeft er vertrouwen in en wil daarin investeren. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Wij behandelen vandaag de begroting 1999 met een zekere nostalgie, want het is de laatste begroting van deze eeuw. Maar ook met gevoelens van een nieuw begin, het begin van een nieuwe raadsperiode en van het daadwerkelijk van start gaan van de uitwerking van de Visie op de toekomst van onze stad. Hoewel de Plannen van Aanpak - wij hebben het daar straks nog over - dat spannende gevoel van het begin van veel moois in de stad rechtvaardigen, overheersen bij de fractie van D66 toch de gevoelens van zorg. Na de euforie bij het verschijnen van het rapport van de Lelystadtafel, al weer een jaar geleden, en het unieke feit dat Lelystad in het regeerakkoord van Paars II met name genoemd werd, zijn wij nog maar bitter weinig opgeschoten. Extra geld speciaal voor Lelystad - zoals met kracht bepleit in het rapport van Brokx lijkt weinig prioriteit in het Haagse te hebben. Wij kunnen gewoon met alle anderen meedingen naar de ICES-gelden. Het ziet er dus naar uit dat wij het moeten doen met onze eigen creativiteit rond reeds verkregen subsidies, rond de inzet van investeerders en rond onze eigen middelen. Een kwestie van potverteren, gebruik maken van een deel van de ICL-gelden en vertrouwen hebben in de positieve ontwikkeling van het Grondbedrijf. Wij nemen daar in deze begroting reeds een voorschot op. Gezien de kosten die de uitvoering van de Visie met zich mee gaat brengen, baart dit alles ons zeer grote zorgen. Wij hebben reeds bij eerdere gelegenheden naar voren gebracht dat wij het maar doorgaan met een dergelijk open einde, een dergelijke onzekerheid, niet acceptabel vinden. Naast het risico van een tegenvallende economie kent onze eigen begroting ook nog een forse risicoparagraaf. Terecht steken wij onze nek uit, maar de risico's moeten wel duidelijk in beeld worden gebracht, net zo goed als d eventueel te nemen maatregelen. De D66-fractie dringt er derhalve bij het college met klem op aan op korte termijn aan te geven welke keuzen moeten worden gemaakt indien het gat niet gedicht zal worden. Wij vragen u dus een soort noodplan. D66 vindt dat de sfeer van "Gaat u maar gerust slapen!", zoals die tot nu toe uit de stukken van het college ademde, voorbij is. In dit verband vragen wij u ook aan te geven naar welke streefhoogte van de Algemene Reserve u toe gaat werken. Dit alles gaat ook onze inwoners aan. Het zou goed zijn om onze bevolking voortaan bij gelegenheid van de jaarlijkse begrotingsbehandeling goed voor te lichten in een speciale begrotingskrant. Bijvoorbeeld een speciale editie van het Stadsbulletin met daarin een overzicht van de voornemens voor het volgend jaar, commentaren van de politiek en dergelijke. Misschien dat de tribunes dan volgend jaar voller zullen zijn. Het is volgens ons een goed idee als onze raad jaarlijks bij gelegenheid van het verschijnen van de jaarrekening de commissie financiën vraagt om een beperkt aantal nader te bepalen onderwerpen eens grondig door te lichten om diepgaander te bezien hoe de gelden besteed zijn. D66 ondersteunt van harte het voornemen ook voor komend jaar de hoogte van de afvalstoffenheffing en OZB te bevriezen. Dat is goed voor onze inwoners en het is tevens een groot goed dat wij niet meer bekend staan als duurste gemeente, tenminste op sommige lijstjes. Dat moeten wij zo zien te houden.
1998
N 125
Eventuele voorstellen voor verhoging in de volgende jaren zullen mede in dat licht en in het licht van het totale lastenpakket van onze inwoners bezien moeten worden. Het verhogen van de hondenbelasting gaf ons bij de behandeling van de voorjaarsnota aanleiding tot kritische opmerkingen ten aanzien van het steeds maar uitblijven van een discussie over het daarbij horend beleid, over de mogelijkheden en onmogelijkheden van maatregelen tegen de hondenoverlast, maar ook van maatregelen ten gunste van hondenbezitters. Wanneer kunnen wij daar nu eindelijk eens over spreken? D66 zou het een goede zaak vinden, als Lelystad ook op dat gebied een schone stad zou worden. Wij hebben als hoofdstad in dit unieke gebied alle potenties om ons als schoon, groen en duurzaam te profileren. Die weg zouden wij graag meer gaan bewandelen. Veel plannen in de Plannen van Aanpak, de aanwezigheid van de BD-landbouw en een Lokale Agenda 21 bijvoorbeeld geven daar genoeg handvatten voor. In dat beeld past volgens D66 geen vliegveld op Flevolands grondgebied. Wij halen daarmee het Paard van Troje binnen. De unieke kwaliteiten van dit gebied zullen daardoor voor altijd veranderen en dat voor een waarschijnlijk tijdelijke voorziening. Onze aantrekkingskracht als bijzonder woongebied met een combinatie van kwaliteiten zoals die nergens anders in Nederland zijn te vinden, zal sterk verminderen. De eventuele voordelen op het gebied van werkgelegenheid, infrastructuur, enz. zijn nog helemaal niet zeker. En de wel zekere milieu-effecten zijn nog niet eens onderzocht. Voor Lelystad spelen vele zaken rond het thema "het raakvlak van economie, milieu en duurzaamheid". Het groenstructuurplan, het wegenstructuurplan, de toekomst van het openbaar vervoer (wat ons betreft ook over water), de fietsroutes, de ontsluiting van de wijken, enz. Al deze zaken zijn in beweging en hangen met elkaar samen. Een overall-discussie hierover, bijvoorbeeld in de vorm van een raadsconferentie, zou onze fractie heel zinvol vinden. In steeds meer wijken gaat het wijkgericht werken met volle kracht van start, zowel de fysieke als de sociale kant. Wij constateren met veel genoegen dat het investeren in de sociale infrastructuur, naast de economische en de fysieke, ook landelijk weer de volle aandacht krijgt. Wij gaan er van uit dat ook het jeugd- en jongerenwerk in de wijken een plaats krijgt. Vooral letterlijk, in de zin dat er ontmoetingsplaatsen moeten komen, waarbij ook zaken als een vensterschool, verlengde schooldag en dergelijke wat ons betreft een rol kunnen spelen. Dit is hard nodig want sinds de Klinker dicht is, is er nog steeds helemaal niets gebeurd. Er is momenteel geen enkele plek voor jongeren. Dit is niet iets om als gemeente trots op te zijn. Voor ons heeft dit punt altijd grote prioriteit gehad en wij verwachten op korte termijn nu eindelijk eens actie. Hoe lang zit de nota Jeugdbeleid nu al niet in de pijplijn? Bij jongerenbeleid hoort voor ons ook het onderzoek naar een goed gecontroleerd verkooppunt voor softdrugs. In het werkprogramma van het college heeft dat tot ons ongenoegen de laagste prioriteit gekregen. Het zal nog jaren duren eer er op dit gebied iets gebeurt in Lelystad, als pas in 2001 begonnen wordt met een onderzoek. Een andere nota die er ondanks jarenlang aandringen nog niet is, is de nota Vrijwilligersbeleid. Vrijwilligerswerk krijgt steeds meer een prominente plaats op allerlei gebied en verdient dan ook onze aandacht als gemeente. Dit wordt ook niet cbor het college ontkend. Wij stellen u derhalve voor hierover rondetafelgesprekken met belanghebbenden, deskundigen en raadsleden te starten, teneinde toch tot bepaalde gezamenlijke afspraken te kunnen komen. Een stuk door ons heel gewaardeerd vrijwilligerswerk, slachtofferhulp, kan - zo hebben wij begrepen toch op de gevraagde hogere subsidie rekenen. Toch fijn dat de portefeuillehouder dit uiteindelijk niet zelf heeft hoeven voor te schieten. Ook in de sport wordt veel met vrijwilligers gewerkt. Helaas loopt het niet overal naar wens in de sportverenigingen, onder meer veroorzaakt door de toenemende individualisering. Het NOC/NSF pleit daarom bij de gemeenten om aandacht voor de ondersteuning van de lokale sportverenigingen. Wij ondersteunen dat pleidooi graag, want wij hebben als gemeente en verenigingen elkaar nodig. Wij zijn
1998
N 125
overigens nog steeds in gespannen afwachting van de nota Sportbeleid, waarin hopelijk ook aandacht aan de financiële positie van de sportverenigingen wordt besteed. In de wijken komt ruimte voor woon/werkprojecten. Daarbij denken wij ook aan atelierwoningen voor kunstenaars. Kunst verdient een duidelijke plaats in onze samenleving en als gemeentebestuur zou het ons sieren waar mogelijk Lelystadse kunstenaars in te schakelen. Herinvoering van de 1 %-regeling en het gebruik maken van de zoetzuur-regeling bieden daartoe mogelijkheden. Bij ons en bij ons allen denk ik, blijft de zorg over de leegstand in de wijken die ondanks de grote investeringen aanhoudt. Is er wel eens gemeten wat de effecten van deze grootschalige investeringen zijn? Zou een kleinschaliger aanpak niet effectiever zijn, omdat dan maatwerk binnen een beperkt gebied geleverd kan worden? In de wijken zal ook een groot deel van de door ons allen gewenste samenspraak met de burgers plaats gaan vinden. Overduidelijk is - zeker ook als wij de reacties horen op de nieuwe plannen rond de stad dat interactieve beleidsvorming (beleidsvorming in samenspraak/coproductie met de burgers) steeds belangrijker wordt. Om draagvlak te creëren zal tezamen naar oplossingen gezocht moeten worden opdat voorkomen wordt dat men zich al in standpunten ingraaft, voordat er goed naar elkaar geluisterd is. D66 verwacht dan ook veel van de aangekondigde Participatienota. Wanneer kunnen wij deze nota verwachten? De oude inspraakmodellen leidden in het verleden nogal eens tot loopgravenoorlogen. Ook onze gemeente kan daarover meepraten. In dat kader vragen wij nu reeds nadrukkelijk aandacht voor de effecten van de plannen, zoals die naar buiten zijn gekomen over de wijk Schouw achter het station. Daar zal het één en ander gaan veranderen. Maar juist daar, dicht bij winkels en openbaar vervoer, wonen vele ouderen en gehandicapten, vaak in aangepaste woningen waarin zij zelf veel geïnvesteerd hebben. Daar is uiteraard zeer geschrokken gereageerd op de plannen. Je zult maar pas een paar maanden geleden na veel moeite daar een aangepaste woning toegewezen hebben gekregen. Het is zaak om met die bewoners snel in overleg te treden voordat de plannen definitief zijn en nu reeds ideeën over eventuele vervangende woonruimte, vergoedingen, enz. te ontwikkelen. Samen kom je het verste. Het is het afgelopen jaar goed met Lelystad gegaan, met name rond de verkoop van woningen en de vestiging van bedrijven. Maar wat in Lelystad gebeurt, valt niet los te zien van de rest van Flevoland. Opeens zijn wij een grote concurrent van onze buurgemeente Almere, die in paniek bouwkavels aan het organiseren is. Dat lijkt ons niet de weg. Al eerder bepleitten wij een regionale insteek bij vele zaken en een goede samenwerking met de overige gemeenten. Wij hechten er aan hier nog eens de woorden van de heer Pans bij zijn laatste bezoek aan Lelystad als burgemeester van Almere aan te halen. Lelystad en Almere zouden virtueel moeten fuseren teneinde een gezamenlijke gebiedspromotie op te zetten. Wij zijn daar ook voor en stellen u in dat verband voor dat wij als raad onze buren uitnodigen en ook zelf in Almere eens een kijkje gaan nemen. Naar onze mening kennen wij elkaar als gemeenteraad, elkaars stad en elkaars plannen niet voldoende en dat is eigenlijk vreemd. Het is een goede gewoonte om bij deze gelegenheid onze ambtenaren nog eens extra te bedanken voor het vele werk dat zij het afgelopen jaar hebben verricht. Dat doen wij hierbij dan ook. Het is niet niks om net na een kerntakenoperatie nu weer wijkgericht en straks in projecten te moeten gaan werken. Wij spreken graag onze bijzondere waardering uit voor de wijze waarop hiermee omgegaan wordt, ook al zal het nog een hele klus worden. Zorg leeft er bij ons dan ook over de kwetsbaarheid van de organisatie, mede gezien de overspannen arbeidsmarkt. Wij zullen het zelf wellicht aantrekkelijker moeten maken om bij de gemeente Lelystad te komen werken. Is het dan wel handig juist nu de hypotheekregeling op de helling te zetten? De D66-fractie heeft vele zorgpunten aangegeven, waaronder vooral die rond onze financiële situatie, op welk punt wij spoedig actie van u verwachten. Wij wachten graag uw antwoord af.
1998
N 125
Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Voor AOV/Unie 55+ is dit de eerste begrotingsbehandeling. Het is geen eenvoudige taak. Allereerst willen wij de ambtenaren, die wij op onmogelijke momenten hebben lastig gevallen, van harte bedanken voor hun medewerking en geduld. Onze fractie heeft, en zal dat in de toekomst graag blijven doen, vragen gesteld waarvan de antwoorden voor de ambtenaren heel logisch waren. Toch werden zij geduldig uitgelegd. Gewone burgers maken geregeld de geijkte grappen over ambtenaren. Wij hebben daar nu een andere kijk op gekregen. Zoals reeds bij onze eerste raadsvergadering is vermeld, hebben wij geen historie in de gemeenteraad. Gelukkig heeft het archief van de gemeente dit wel. De Lelystadtafel, het Masterplan, de Visie op een uitzonderlijke stad en de algemene beschouwingen van 1997 heeft onze fractie allemaal bestudeerd en geconstateerd dat heel veel hiervan gerealiseerd is. Onze complimenten hiervoor. O.a. een start met het mooie sportcomplex, het wijkgericht werken, een stroomversnelling van de Visie. Project Vliegwiel heeft heel veel mooie plannen van aanpak gepresenteerd. Helaas kunnen wij het niet iedereen naar de zin maken, maar Lelystad moet groeien. Dat daar risico's voor genomen moeten worden, beseffen wij ten volle en daar stemmen wij ook mee in. Het beoogde resultaat is een breder draagvlak, om daarvan op langere termijn de vruchten te kunnen plukken voor een socialer beleid. Gezien de vele plannen zien wij een Communicatienota met belangstelling tegemoet. Als tweede belangrijk punt in ons collegeprogramma staat betrokkenheid van de bewoners bij het bestuur van de stad. Wij hopen dat daar ruim, zo niet ruimer aandacht aan zal worden besteed. Bij al deze ontwikkelingen dienen de openbaarheid en algemene toegankelijkheid voor iedereen van de kust gewaarborgd te blijven. Ongetwijfeld zult u de nodige aandacht geven aan de bereikbaarheid van de kust voor iedereen en met name ook voor ouderen en gehandicapten. Een spoedige verbinding van de kust met het centrum zien wij graag gerealiseerd. Het college heeft tot ons genoegen een eerste aanzet gegeven voor het fietsvrij maken van het centrum De Gordiaan. Hoewel de discussies hierover uiteraard nog gevoerd zullen worden, hebben wij nog een tip voor GroenLinks: De fiets aan de hand zou toch wel fijn zijn. AOV/Unie 55 + had dit al in haar verkiezingsprogramma vermeld. Meer wijkagenten in de toekomst is voor ons ook een belangrijk punt. Het zijn er nu vier, maar de werkdruk lijkt ons voor deze mensen erg groot. Wij dienen bij de begroting onze wensen in voor de toekomst, terwijl de cijfers uit het verleden vaak nog niet geheel bekend zijn. Vorig jaar werd er juichend een sluitende begroting gepresenteerd zonder te hoeven bezuinigen of de lasten te verzwaren. Een begroting kan je legaal sluitend krijgen; je kunt hem te krap of te ruim begroten. Het gelag daarvoor moet je helaas wel betalen. Donkere wolken pakken zich weer samen. Nog niet dit jaar, maar wel volgend jaar zal er weer verhoogd moeten worden met een inflatiecorrectie van ongeveer 2 %. De algemene reservepot is over een paar jaar nagenoeg leeg. Wat ons droevig stemt, zijn de bezuinigingen op de WVG en het vervoer van de stadstaxi, die voor de 65+ers zou moeten verdwijnen. Daar wij de BOS-status mogen handhaven, hetgeen ons heel tevreden stemt, zien wij een goed ouderenbeleid met belangstelling tegemoet. Indien wij de ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen laten wonen, zullen wij moeten zorgen voor meer bushaltes vlakbij woningen waar veel ouderen wonen, of de stadstaxi in ere houden. Het thans gehanteerde parkeerbeleid geeft ouderen met een krappe beurs ook geen geschikt alternatief. De afstanden, die hierdoor soms gedwongen gelopen moeten worden, zijn voor veel ouderen erg hinderlijk. De vergoeding voor het natransport voor het vervoer van gehandicapten is op nul gesteld in 1999. Heeft het college gedacht aan een overgangsregeling? Wij kunnen toch niet, ook technisch gezien, vanaf 1 januari a.s. alles stopzetten? Wij zouden het zeer op prijs stellen als bij de nota Vrijwilligersbeleid ook aandacht wordt besteed aan de ouderen. Wij bedoelen hierbij niet, zoals wij meteen al te horen kregen in de commissievergadering, dat er veel voor ouderen wordt gedaan zoals "Tafeltje Dekje", maar vrijwilligerswerk door ouderen.
1998
N 125
Veelal is dit werk helaas nog het enige werk dat ouderen kunnen doen, terwijl werk zoveel voldoening kan geven in ons bestaan. Over de regeling voor een collectief ziekenfondsbeleid zijn wij heel verheugd. Dat straks ook andere minima dan alleen mensen in de bijstand deze mogelijkheid zullen krijgen en hieraan gewerkt zal worden, stemt ons heel tevreden. Armoedebestrijding vinden wij een vreselijk woord voor een toch eigenlijk rijk land. Het gaat hier toch zo goed met de economie? Eigenlijk zou de nota over armoedebestrijding niet eens nodig moeten zijn. Het uitgangspunt van onze gemeente is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen. In het collegeprogramma staat dat de kwijtscheldingsmogelijkheden in de komende periode maximaal zullen worden benut. Ik wil daaraan toevoegen dat het ook nog mogelijk is voor de hondenbelasting, dus het is nog niet helemaal maximaal. Vooral voor ouderen is dit een heel belangrijk punt. Wij hebben dit vorige week nog eens nadrukkelijk kunnen beluisteren. De heer Beckers verwees ons naar een onderzoek van de faculteit voor diergeneeskunde, waaruit bleek hoe goed het houden van huisdieren is voor het welzijn van de mens. Als vervolg op de nota Ouderenbeleid is er een onderzoek gaande naar de woonwensen van ouderen, uitgevoerd door het OSOL. Dit is ons ook vorige week medegedeeld. Dit onderzoek zou reeds bij Centrada hebben gelegen, maar over de inhoud hebben wij helaas nog geen uitsluitsel gehad. Dat wij hier met belangstelling naar uitzien, behoeft geen betoog. Voor 65+ers zou de huursubsidie volgens een nieuw regeerakkoord van het ministerie van VROM verbeterd worden. Recentelijk heb ik vernomen, dat de huursubsidie de komende twee jaar met de grens van de huren zou meegroeien met de inflatiecorrectie van 2 %. Dit is echter te weinig. Van uitstel in de komende twee jaar komt toch hopelijk geen afstel? Ik wil graag weten of er door de particuliere verhuurders (en daar valt de ANWS ook onder) een regeling is getroffen met de gemeente. Ik vermoed dat dit niet het geval is. Niet alleen voor ouderen, ook voor gehandicapten en minima wordt dit (het stoppen van de huursubsidie) toch nog een probleem, ook al gaat het wat langer duren eer zij er aan toe zijn. Wij maken ons hier ernstig zorgen over. Dat het dit jaar "slechts" om ongeveer 20 gevallen zou gaan waar nu een regeling voor is getroffen, stelt ons geenszins gerust. Dat het slechts een druk op de knop zal zijn om te weten om hoeveel gezinnen het straks op 1 juli 1999 zal gaan, stelt ons ook niet gerust. Bij Centrada zouden het er ongeveer 30 zijn, maar voor de gehele gemeente zijn het er meer omdat er meerdere verhuurders zijn. Iets te gemakkelijk is gezegd, dat wij dit maar af moeten wachten. Velen hebben hierover slapeloze nachten. Straks zijn het er geen "slechts" twintig meer. Het vooruitzicht gedwongen te moeten verhuizen omdat de huursubsidie stopt vanwege de bevriezing, is geen aangenaam vooruitzicht. Dat het college al een hele tijd geleden (nog vóór de acties vm o.a. de Woonbond) hierover aan de bel heeft getrokken, was onze fractie bekend, maar meer druk schijnt bij de huidige regering nodig te zijn. Indien vanuit Den Haag geen oplossing komt, wat zal dan het voorstel voor een oplossing van het college zijn? Er zijn meerdere huurders dan alleen Centrada, waar wij waarschijnlijk minder zicht op hebben. De ANWS heeft veel woningen in de Schoener, waar veel ouderen en gehandicapten wonen. Slechts 10 % wil of kan zijn woning momenteel kopen. De bewoners worden er nog niet uit gezet (er is huurbescherming). Door de maximale huurverhoging toe te passen zijn echter volgend jaar al veel ouderen en gehandicapten aan de beurt, met alle gevolgen vandien. Wij verzoeken u hier de nodige aandacht aan te besteden. Is er hier bij de begroting rekening mee gehouden? In het huidige regeerakkoord is er weinig aandacht voor ouderen. Ik citeer Mr. Dusseldorp: "Er moest voor de vijftiende minister een werkgebied komen! Een ouderenpartij zou niet nodig zijn, maar welk een gemiste kans voor de ouderen! Aandachtsgebied: Ouderenzaken, AOW, pensioenen en alles wat daarbij annex is. Aantal bladzijden tekst: 85. Maar helaas, over ouderenbeleid wordt nauwelijks gesproken, in tegenstelling tot vroegere jaren toen de beleidsnota's ons om de oren vlogen."
1998
N 125
Onze fractie trekt deze vergelijking, omdat ook in ons collegeprogramma het woord "ouderen" slechts driemaal voorkomt. Landelijk staat het CDA in de oppositie meteen klaar, met het ouderenbeleid hoog in het vaandel. Daar zijn wij heel gelukkig mee. Ook binnen Lelystad hebben wij vaak gehoord dat ouderenpartijen niet nodig zouden zijn. Wat betreft de luchthaven en de biologische landbouw zijn wij het geheel eens met GroenLinks. Discussies hierover zullen hopelijk spoedig volgen. Dat wij geen voorstander zijn van een luchthaven, behoeft geen betoog. Het druist ons inziens in tegen de uitgangspunten schone lucht, groen en recreatie die wij voorstaan voor Lelystad. Wij zijn heel blij met het huidige drugbeleid. In Almere is een coffeeshop op proef voor twee jaar gerealiseerd. Wij zijn er voorstander van dit project af te wachten. Wij hopen dat al degenen die de mening toegedaan zijn dat wij als ouderenpartij binnen de andere partijen voldoende aan ons trekken komen, ons voor de volle honderd procent zullen steunen. Pas dan zullen wij hier geloof aan hechten. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Lelystad is op de goede weg. Het aantal inwoners is boven de 61.000 gestegen; het aantal arbeidsplaatsen is fors toegenomen; er is door de gemeente flink grond verkocht en het aantal bijstandstrekkers, ofschoon nog veel te hoog, is gelukkig afgenomen. In de stad en ook in dit huis is een sfeer van vertrouwen ontstaan, vertrouwen dat het dan toch nog goed komt met Lelystad. Zelfs het succesvolle Almere kijkt inmiddels met argusogen naar onze stad en bezint zich om de uittocht van met name welgestelde Almeerders naar onze mooie stad een halt toe te roepen. Wie had dat enkele jaren geleden kunnen denken? Nu is het zaak om deze goede gang van zaken vast te houden en zo mogelijk nog verder te verbeteren. In feite is de doelstelling van de begroting hierop gericht en mijn fractie onderschrijft deze doelstelling van harte. Ook als in de ontwerpaanbiedingsbrief een duidelijke koppeling wordt gelegd tussen de verdere uitbreiding van de stad en verhoging van de leefbaarheid van de huidige stad en haar inwoners, heeft dat volledig onze instemming. Over het doel zijn wij het eens en ook eens om als gemeente een maximale financiële inspanning te verrichten. Echter, waar ligt de grens en hier scheiden naar ik vrees, onze wegen. In het begrotingsjaar 1999 wordt een tekort voorzien van f. 3,5 miljoen en na nogmaals een tekort in 2000 is al ons vrije geld per 31 december 2000 op. Want dan staat de algemene reserve op vrijwel nul. Deze nul-situatie zou voor onze fractie wellicht nog te verteren zijn geweest, indien alle thans voorzienbare risico's op een goede wijze waren gecalculeerd en indien voor deze risico's voorzieningen waren gevormd. De gemeente beschikt weliswaar over een fors bedrag aan reserves en voorzieningen, echter deze zijn alle geoormerkt en kunnen wij niet besteden aan tekorten die volgend jaar uit andere hoofde kunnen gaan ontstaan. De fractie van RPF/GPV/SGP kan niet anders concluderen dat in financieel opzicht de begroting op drijfzand is gebouwd en dat met veel cosmetica is gewerkt om in de meerjarenbegroting de Algemene Reserve niet onder nul te doen belanden. Onder nul is een groot politiek probleem, aangezien met name de collegepartij VVD hier de grens heeft getrokken. Financieel drijfzand is bijvoorbeeld dat het oplossen van knelpunten in de organisatie door het aantrekken van extra medewerkers niet structureel is gefinancierd, maar slechts tot en met het jaar 2000. Enerzijds is het naar onze mening zeer de vraag of het goed mogelijk is al deze knelpunten zodanig op te lossen dat hier ook in 2001 geen financiële verplichtingen uit voortvloeien, anderzijds zal het eventuele vertrek van deze extra medewerkers nog grotere knelpunten in de organisatie bewerkstelligen dan dit jaar al het geval was en is. Financieel drijfzand is ook de onderwijsbegroting. Wij weten niet hoe groot de tegenvallers zullen zijn en daarom begroten wij ze maar helemaal niet. Dit is ongeveer de denktrant van dit onderdeel van de begroting. Geen misverstand: alle respect voor de huidige wethouder van onderwijs die druk doende is de problemen op de afdeling te inventariseren en oplossingsrichtingen te bedenken. Als dit soort zaken
1998
N 125
aan de orde zijn, moet er wel een reserve aanwezig zijn om de tegenvallers op te vangen. En die is er in het geheel niet; het geld wordt tot en met de laatste cent opgemaakt. Als wij dan ook nog bedenken dat de begrote kosten van de millennium-problematiek nog maar een globale schatting zijn en dat realisatie van de Vliegwiel-projecten ongetwijfeld nog een wissel zullen trekken op de gemeentelijke begroting, dan moet de conclusie zijn dat het alleen maar aan een cosmetische wijze van weergave te danken is dat de reserve niet onder nul komt. Let wel, een goed en gepast gebruik van cosmetica kan een lust voor het oog zijn, maar ieder van ons kent wel de voorbeelden van overdadig gebruik van deze middelen, waarbij het hoofd treurig wordt afgewend. Hetzelfde gevoel maakt zich van mij meester als ik de externe dekking van f. 2 miljoen aan kosten van de Vliegwiel-organisatie overdenk. Eigenlijk is de gebruikmaking van deze begrotingstechniek op zich al een overdaad aan verhulling. Als wij in oktober van het betreffende begrotingsjaar nog steeds die externe dekking niet hebben gerealiseerd, dan wordt het toch wel tijd dit gat in het jaarrekeningsaldo van 1998 mee te nemen. Maar als wij dat doen, dan zitten wij in 2000 op een negatieve algemene reserve. Het is merkwaardig dat wij de extra onderwijskosten niet begroten omdat ze nog onbekend zijn, maar deze hoogst twijfelachtige extra opbrengst van f. 2 miljoen wordt wel begroot. Mijn fractie beoordeelt dit als zeer inconsistent en derhalve als onjuist. Verder spreekt de risicoparagraaf voor zich. Acht van de negen punten van de risicoparagraaf heb ik maar niet in deze beschouwingen meegenomen, teneinde het evenwicht van deze beschouwingen niet uit het oog te verliezen. De voorlopige conclusie van mijn fractie is dat het financiële beleid zoals dit uit deze begroting naar voren komt, als volstrekt onvoldoende moet worden gekwalificeerd. Mijn fractie hoopt dat het college in de beantwoording ons van het tegendeel kan overtuigen, zodat wij alsnog onze steun aan deze begroting kunnen geven. Een goede opvang van echte vluchtelingen is volgens de Bijbel een plicht van elk mens en elke maatschappij. Mijn fractie maakt zich dan ook erg ongerust over de mededeling dat op grond van de te verwachten aantallen asielzoekers en vluchtelingen er onvoldoende ruimte zal zijn om Vluchtelingenwerk en de directe kosten van opvang te financieren. Welke maatregelen gaat het college treffen om dit probleem op te lossen? Het individualisme heeft velen in de greep, dit tot grote treurnis van mijn fractie. Naar onze mening zijn maatschappelijke misstanden als eenzaamheid, jeugdproblematiek en stijging van criminaliteit mede hieraan (maar zeker niet uitsluitend) te wijten. Het is een samenleving van losse mensen, losse waarden in een flexibele maatschappij. Wij leven is een samenleving waarin steeds minder plaats is voor dialoog. De communicatie wordt steeds onpersoonlijker. Er wordt gecommuniceerd met de computer, maar die antwoordt niet. Het vinden van een eigen identiteit wordt extra moeilijk, omdat de natuurlijke drang van de mens om bevestiging te vinden in de ander niet wordt bevredigd. Tony Blair, politiek verwant met een grote groep van deze raad, heeft het "wij-tijdperk" uitgeroepen. Het "wij-tijdperk" houdt een keiharde aanpak van criminaliteit in, maar ook extra aandacht voor onderwijs en gezondheidszorg. Tenslotte vindt Blair dat een stabiel gezin en huwelijk de samenleving de beste toekomstperspectieven bieden. Naar onze mening behartenswaardige woorden, niet alleen voor Engeland maar ook voor een stad als Lelystad, die nog steeds in opbouw is. Wat is de mening van het college hierover? Het college heeft het in de ontwerp-aanbiedingsbrief over een sterkere sociale cohesie. Wat verstaat het college onder dit begrip? Kan het college voorbeelden geven van die eventueel sterkere cohesie? Naar de mening van de fractie van RPF/GPV/SGP kunnen waarden en normen hier niet los van worden gezien. Er moet niet alleen sprake zijn van het betrekken van de bevolking bij allerlei zaken als doel op zich, maar is ook een eigen innerlijke overtuiging, persoonlijk en als overheid, noodzakelijk.
1998
N 125
De stad werkt aan een positief imago, maar het moet niet een imago zijn in plaats van identiteit maar een imago als gevolg van identiteit. Niet je bent wat je hebt als stad, maar ook je bent hoe en wat je wil zijn als samenleving, samen bouwend aan een betere toekomst. Ten slotte: 2500 jaar geleden werden de volgende woorden door de profeet uitgesproken: "Ik wil dat u uw voedsel deelt met de hongerigen en dat u hulpelozen, armen en ontheemden in uw huizen ontvangt. Geef kleren aan wie het koud hebben en verberg u niet voor familieleden die uw hulp nodig hebben. Als u dit alles doet, zal God Zijn glorierijke licht op u laten schijnen." De heer Van der Sloot: Mijnheer de voorzitter. De algemene beschouwingen van 1998 zullen wellicht de geschiedenis ingaan als de algemene beschouwingen van de ommekeer voor Lelystad. Na een periode van ingetogenheid lijkt nu de tijd aangebroken om een tijd van groei en bloei tegemoet te zien. Vorige week konden wij getuige zijn van bij mijn weten de eerste keer dat belangstellenden in alle vroegte al in de rij stonden om een eerste keuze te kunnen maken bij de makelaar voor een nieuwe woning. De Schwung, waar wethouder Jonkman van sprak bij de presentatie van het Masterplan in 1995, lijkt werkelijkheid te worden. Het imago van Lelystad: "Daar ga je toch niet wonen?" lijkt nu snel omgevormd te worden in "Lelystad, daar moet je nu snel bij zijn, want anders is het te laat!" Ook de enorme groei van bedrijven die naar Lelystad toe komen, bevestigen deze stelling. De eerste resultaten van het Masterplan Versnelde Groei zijn dus duidelijk waar te nemen. Na drie jaar Masterplan is de stad gegroeid met 1000 inwoners en ook het aantal arbeidsplaatsen is fors toegenomen. In 1995 waren er 18.000 arbeidsplaatsen; in 1997 waren het er 19.600 en de verwachting voor 1998 is dat wij misschien wel boven de 21.000 uitkomen. De groei van het aantal arbeidsplaatsen is dus zelfs groter dan de groei van het aantal inwoners. Hopelijk wordt dit snel ingelopen door de woningbouwprogramma's die op stapel staan. De eerste drie jaren van het Masterplan stonden in het teken van het maken van plannen en het opstellen van de plannen van aanpak. Alleen dat al heeft een positief effect gehad op de ontwikkeling van de stad. De voetbalwedstrijd waar de heer Kok van de RPF/GPV/SGP-fractie van sprak, is dus al in volle gang. Naar onze mening staat het al één-nul. Vanavond worden de plannen van aanpak vastgesteld en breekt een nieuwe fase aan in de ontwikkeling van het Masterplan. Na drie jaar van plannen maken moet nu de schop de grond in. Na drie jaar van het ontwikkelen van creativiteit moeten nu de daaruit voortvloeiende plannen op een intelligente manier worden uitgevoerd. Creativiteit en intelligentie zijn de basis-ingrediënten voor een gezonde ontwikkeling van de stad. Creatieve intelligentie is sowieso de basis van al het leven en daarom een element waar altijd rekening mee moet worden gehouden. In het meerjaren werkprogramma, waarin de hoofdpunten van beleid en de prioriteiten voor de uit te voeren werkzaamheden komen te staan, zullen wij hopelijk deze twee elementen duidelijk en helder kunnen waarnemen. Het projectbureau dat zichzelf de toepasselijke naam Vliegwiel heeft gegeven, zal de motor zijn voor het verder te ontwikkelen proces. Het vliegwiel dat al aardig op toeren is gekomen, zal zich nu meer in een constante snelheid moeten ontwikkelen. Het aanjagen heeft duidelijk zijn vruchten afgeworpen; een stabiele ontwikkeling moet daarop volgen. Het college ziet dit geconcretiseerd in een samenhangend beleid, waarbij zowel nieuwbouw als verbetering van het woon- en leefklimaat in de bestaande stad hand in hand gaan. Wij kunnen dat van harte onderschrijven, waarbij wij graag wat meer verdieping zouden willen zien in de visie hoe een beter woon- en leefklimaat tot stand kan komen. Met name de versterking van de sociale cohesie achten wij van fundamenteel belang voor het evenwichtig laten groeien van de stad. Dat u de tarieven niet wilt verhogen, stemt ons tevreden. Wij vinden dat de OZB eigenlijk niet hoger kan, eerder zelfs omlaag moet. De begroting heeft een nadelig saldo van f. 3,5 miljoen, dat zal worden onttrokken aan de Algemene Reserve. De andere partijen en met name de Partij van de Arbeid hebben aangegeven dat de door alle
1998
N 125
fracties gewenste groei alleen te realiseren is door risico's te nemen. De kosten die nu gemaakt worden, zien wij als een investering in de toekomst. Zoals het er nu naar uitziet, loont het de moeite. Maar ook wij vinden dat in het aangaan van risico's de grootst mogelijke voorzichtigheid betracht moet worden. Als wij zien dat de stand van de Algemene Reserve op nul uitkomt in 2001 en de risicoparagraaf meerdere miljoenen bevat, slaat ons de schrik wel eens om het hart. De groei van de stad lijkt ons op dit moment de enige garantie om de risico's af te dekken. Als dat stil komt te liggen, loopt Lelystad de kans weer terug te vallen in een artikel 12-status. De aandacht van het kabinet voor Lelystad moet mede een garantie bieden dat dit niet nogmaals gebeurt. Wellicht dat u in de onderhandelingen met de regering daarop wilt wijzen. De belangrijkste investering voor de toekomst die nodig is, is volgens ons de investering in de kwaliteit van het personeel. U spreekt van een organisatieverandering die in de toekomst zal moeten plaatsvinden en nu nog niet in de begroting is verwerkt. De cultuuromslag die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt, is toch niet voor niets geweest en die begint toch ook al vruchten af te werpen? Of blijft de organisatie achter bij de ontwikkelingen? Dat zou een ramp zijn. De signalen dat de organisatie geen gelijke tred houdt met de versnelde groei, zijn af en toe wel aanwezig. Ik wil mijn betoog beëindigen met de conclusie dat naar het oordeel van mijn fractie de ontwikkeling van de gemeente zoals deze in 1995 is ingezet, goed op gang begint te komen. Wij zijn nu echter op een cruciaal punt aangeland, waar risico's en zekerheden zorgvuldig moeten worden afgewogen. Wij denken dat u hierin de juiste keuzes heeft gemaakt en wij wensen het college en de ambtenaren veel creativiteit en intelligentie toe bij het uitvoeren van de plannen. De voorzitter schorst de vergadering.
1998
N 152
2e deel raadsvergadering 8 oktober 1998 De voorzitter heropent de vergadering. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Het college constateert grote eensgezindheid als het gaat om het laten groeien van de stad naar ongeveer 80.000 inwoners. Om dit doel te bereiken ontkomen wij er niet aan, mede gezien onze huidige financiële situatie, om wel eens risico's te nemen. Uiteraard dienen dat wel verantwoorde risico's te zijn. Terecht wordt geconstateerd dat de uitgangspunten van het collegeprogramma niet worden gehaald. De begroting voor 1999 is niet sluitend en de Algemene Reserve zal de komende jaren marginaal zijn. Is de begroting nu op drijfzand gebouwd of zijn wij aan het potverteren? Absoluut niet. Buiten het feit dat ik al heel lang geleden op school heb geleerd dat je op drijfzand niet kan bouwen, is het college van mening dat er sprake is van aanvaardbare risico's. Tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota is afgesproken dat de Algemene Reserve niet beneden de nullijn mag zakken. In de meerjarenbegroting is zichtbaar dat het niet eenvoudig was dit uitgangspunt te bereiken. Als wij daarbij kijken naar de risico's, kan het effect op de Algemene Reserve ook nog nadelig worden beïnvloed. Maar ik zeg bewust dat het kan gebeuren en niet dat het zal gaan gebeuren. Want in het recente verleden is wel gebleken dat grote gemelde risico's met een sisser zijn afgelopen. Ik verwijs naar de Kamminga-claim van vele miljoenen en naar de claim van Centrada van f. 4 miljoen. Beide claims zijn van tafel zonder effect op de begroting. Het college is van mening dat oplossingen voor risico's slechts aan de orde zijn, als dit risico omgezet is in een feit, waarbij de hoogte van het bedrag min of meer bekend moet zijn. Op de vraag of het college bereid is de komende maanden te zoeken naar dekkingsmiddelen voor mogelijke tegenvallers, is het antwoord dan ook ontkennend. Ook het maken van een noodplan wordt op dit moment niet overwogen. Wel is het college bereid te zoeken of in bestaande fondsen en voorzieningen mogelijkheden te vinden zijn om de begroting van de algemene dienst te ontlasten. Deze fondsen omvatten een bedrag van ongeveer f. 260 miljoen. Zo arm zijn wij dus eigenlijk ook weer niet. Op dit moment gebeurt ook eigenlijk al het nodige in die richting. Bij een aantal fondsen, zoals bijvoorbeeld het ICL-fonds, het Grondbedrijf en ook het Onderhoud Lange Termijn Fonds wordt slechts de inflatierente van zo'n 2 % bijgeschreven. De rest komt al terecht in de algemene middelen. Onze toezichthouder, de provincie in dit geval, doet daar al behoorlijk moeilijk over. Dit betekent dat wij van dit idee niet te veel moeten verwachten. Nog nader zal moeten worden bekeken wat het effect is van areaalvergroting. Bij een groter aantal inwoners moet ruimte ontstaan om het financiële draagvlak te vergroten. Afgelopen jaren is dan ook met behulp van een speciaal computerprogramma geprobeerd om dit helder te krijgen, maar dat is nog niet helemaal gelukt (ik kan ook zeggen dat het ten dele is gelukt). Wij moeten daar nog verder aandacht aan besteden. Wat zou de hoogte van de Algemene Reserve moeten zijn in Lelystad? Dat is lastig te bepalen en gezien de marginale Algemene Reserve in de komende jaren is deze vraag op dit moment niet zo aan de orde. Toch willen wij begin volgend jaar wel eens om ons heen kijken, ook bij andere gemeenten. Ik weet in ieder geval dat Amstelveen bij 60.000 inwoners f. 300 miljoen heeft aan algemene reserve. Dat zou mooi zijn. Ik heb vastgesteld dat iedereen verheugd is dat de OZB voor de derde maal niet zal worden verhoogd, zelfs niet met het inflatie-percentage. Vanaf het jaar 2000 is voorlopig wel weer rekening gehouden met zo'n percentage. Bij een gunstige ontwikkeling kan heroverweging plaatsvinden, hetgeen ook in de aanbiedingsbrief is aangegeven. Wat is nu het resultaat van al die inspanningen? In drie naar onze mening representatieve onderzoeken zijn wij uit de top drie van duurste gemeenten verdwenen. De ontwikkeling naar een betere plaats op dit soort overzichten is dus ingezet. Wat is nu het effect van de her-taxatie die volgend jaar zal plaatsvinden
1998
N 152
en die in 2001 wordt ingevoerd? Inmiddels is landelijk wel bekend dat de waardestijging van woningen ongeveer 30 % zal zijn. Bij bedrijven zal het stijgingspercentage slechts 10 % bedragen. Dit betekent dat in de tarieven van de OZB een grote differentiatie zou ontstaan. Op dit moment wordt bekeken of er misschien te zijner tijd moet worden gewerkt met twee verschillende tarieven. Uitgangspunt is in ieder geval dat de opbrengst van de OZB gelijk blijft en dit betekent dan derhalve dat de tarieven zullen dalen. Als de tarieven dalen, zullen wij op de bekende lijsten zakken en dat is volgens mij wat u graag zou willen. D66 stelt voor om jaarlijks in de commissie voor financiën een aantal onderwerpen uit de jaarrekening door te lichten op een aantal aspecten. Naar de mening van het college is er op dit moment sprake van een adequate controle. Een aantal interne controllers is hier voortdurend mee bezig en een externe accountant geeft ook nog eens een keer een jaarverslag. Daarin wordt vastgesteld dat de begroting op orde is. Als u als raad toch zo iets zou willen, zou dat naar mijn idee dan ook binnen de huidige structuur van de organisatie moeten plaatsvinden. U zou bijvoorbeeld via de accountant dingen kunnen laten uitzoeken, zodat hij dat in zijn volgende rapport mee zou kunnen nemen. Het Grondbedrijf dient volgens de VVD-fractie een rol te vervullen bij het verkrijgen van extra inkomsten ten nutte van de algemene dienst. De hoogte van de grondprijzen van zowel woningen als bedrijven spelen hierbij een belangrijke rol. De wijze van vaststellen van deze prijzen, alsmede de randvoorwaarden - om daar in bepaalde gevallen vervolgens weer van af te wijken - zijn op dit moment in bewerking. In de besloten commissievergadering in de maand november kunt u hierover een nota verwachten. Zijn wij wel of niet een concurrent van naburige gemeenten? Ik denk van wel, maar toch zouden wij dan even goed met die gemeenten van gedachten kunnen wisselen over zaken die in beider belang anders moeten worden opgelost. Dat is dan ook de bedoeling. De voorstellen inzake de verzelfstandiging van de sport en de inrichting van een multifunctioneel sportcentrum zullen binnenkort in een extra commissievergadering worden behandeld. Uitgangspunt van het college kan zijn dat de dekking binnen de begroting en meerjarenraming plaatsvindt. Daar zitten ook wel wat haken en ogen aan, die te maken hebben met afschrijvingssystemen die beter wel gehuldigd zouden kunnen worden terwijl dat nu niet het geval is. Ik hoop u daar in die extra commissievergadering nader over te spreken. In dezelfde vergadering zal een tussennota Sportbeleid worden gepresenteerd, waarin de gekozen richting vorm begint te krijgen. Deze nota zal dan door de commissie, die een commissie is van advies en bijstand, worden bijgestuurd, zodat u op deze hele nieuwe fase van sportbeleid invloed kunt uitoefenen. Op deze manier is het nooit echt aan de orde geweest binnen de gemeente. In deze nota is vooralsnog geen aandacht voor de financiële positie van sportverenigingen. De volgorde is dat eerst het beleid wordt bepaald; op basis daarvan kunnen betere uitgangspunten worden geformuleerd om de financiële situatie van sportverenigingen te beoordelen. De bereikbaarheid van de stad, zowel over de weg als met het openbaar vervoer, is belangrijk voor het ontwikkelen van de stad. Belangrijke projecten zijn daarbij de Hanzelijn, Zuiderzeelijn, de A23 en misschien ook nog wel het Naviduct bij Enkhuizen. Hoe is de stand van zaken hieromtrent? De A23 staat wel ergens op een lijstje, maar heel ver weg. Dus daar zult u voorlopig weinig over horen. Het Naviduct waarmee volgend jaar begonnen zou worden, is inmiddels behoorlijk naar achteren geschoven. En over de twee spoortrajecten neemt het kabinet binnenkort een beslissing. Signalen over de Hanzelijn geven aan dat er in 2003 toch gestart zou worden. Wij wachten de beslissing van het kabinet af. GroenLinks wil dat het openbaar vervoer en het fietsverkeer worden bevorderd. Het gemeentelijk beleid is er op gericht dat de stadsdienst in eigen beheer zal blijven. Dat betekent wel dat de dekkingsgraad van nu (27 %) zal moeten stijgen naar 40 %. Dat is toch een hele verhoging. Vervolgens stelt GroenLinks dat de kwaliteit van het openbaar vervoer niet mag verminderen. Deze opgave zal lastig uitvoerbaar zijn. En als daarbij ook nog gestimuleerd moet worden dat het openbaar
1998
N 152
vervoer op maat zou worden gemaakt, zal dit het vraagstuk nog lastiger maken. Vooralsnog zou het college verheugd zijn eerst maar eens de eerste doelstelling te bereiken. Het college onderschrijft dat het fietsverkeer eveneens aandacht moet krijgen. Routes voor het fietsverkeer langs of via het centrum moeten nader worden uitgewerkt. GroenLinks ervaart een fietsvrij centrum als een dreiging. Bij anderen roept dit juist weer positieve reacties op. Uiteraard zal over de te ontwerpen fietsroutes met u nader van gedachten worden gewisseld. De gemeente is op dit moment ook bezig met het ontwikkelen van een beleid op het gebied van "duurzaam veilig" verkeer. Dat vraagt om een integrale aanpak. Met alle plannen die op dit moment voor de uitbreiding van de stad in bewerking zijn, moet daarmee rekening worden gehouden. Een extra commissievergadering op 18 november zal aan dit onderwerp meer aandacht besteden: aspecten zoals "duurzaam veilig", "prettig met dertig" en categorisering van wegen. De evaluatie van het integrale veiligheidsbeleid kunt u binnenkort verwachten. In de onlangs uitgebrachte landelijke integrale veiligheidsrapportage 1998 is geconstateerd dat volgens een landelijk onderzoek naar softdrugs gehouden in 16 gemeenten, de gemeenten Enschede en Lelystad daar het beste van af kwamen. Wij kregen als predikaat slechts de uitspraak "geringe overlast". Derhalve is ook de wat lagere prioriteit die wordt aangehouden voor een onderzoek naar softdrug-, gok- en alcoholverslaving gerechtvaardigd. De subsidie voor slachofferhulp kan worden verhoogd van f. 0,25 naar f. 0,35 per inwoner. Het dekkingsvoorstel hierover is in bewerking. Overigens is het zo dat elke politieke partij met voorstellen kan komen als daarbij tegelijkertijd de bijbehorende dekking wordt aangegeven. Wellicht is dit een idee voor D66 en RPF/GPV/SGP. Het is gemakkelijk om onvoldoendes uit te reiken, maar het bedenken van positieve oplossingen blijkt aanzienlijk moeilijker. Wethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. De heer Mattie constateert terecht dat de raad brede steun geeft aan het voorgestelde beleid van het college. Er zijn natuurlijk nuance-verschillen, maar ik denk dat de raad redelijk dezelfde richting op kijkt. Dit is goed. De eensgezindheid van de raad geeft vertrouwen bij de marktpartijen en stimuleert de marktpartijen om te investeren in deze stad. Wij kunnen samen een zelfbewustzijn uitstralen die goed is voor de toekomst. Het is lastig om in één raadsvergadering twee van deze heel belangrijke onderwerpen aan de orde te hebben, maar we kunnen wel constateren dat het vandaag ergens over gaat. Ik wil beginnen met een opmerking van GroenLinks over de biologische landbouw. GroenLinks gaat met name in op de meerwaarde die biologische landbouw heeft voor onze stad. Het college is het daar mee eens. Ik denk dat de BD- en eco-bedrijvigheid mede bijdragen aan het groene imago. Dit is één van de kenmerken die wij graag willen uitdragen. Gelukkig schakelen steeds meer reguliere landbouwbedrijven over op duurzame methoden van produceren. Deze hele sector verdient dan ook steun van de gemeentelijke overheid en wij hebben toegezegd dat wij ons zullen inspannen om te zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden voor de BD-landbouw. Dat is niet eenvoudig. De sector zal zelf moeten aangeven wat aan uitbreiding nodig is. Met een open vraagstelling kunnen wij niet bij anderen aankomen. Wij zullen bij anderen moeten bepleiten om ruimte beschikbaar te stellen, want binnen het stedelijke gebied en in de randen zijn daarvoor geen mogelijkheden. Wij moeten dan al gauw kijken naar de oostkant van deze stad, aan de andere kant van de A6. Samen met de provincie en met de sector zijn wij bezig om het één en ander op een rij te zetten en mogelijkheden te creëren, o.a. straks bij Domeinen. Over de armoede zijn een paar opmerkingen gemaakt. De VVD vraagt wanneer de evaluatie zal plaatsvinden van de Armoedenota. Die evaluatie zal plaatsvinden in het Jaarverslag van Sociale Zaken, zoals alle structurele zaken daar aan de orde zullen komen. Mochten er afwijkingen zijn op het vastgestelde beleid, dan zullen wij daar in de Maraps op terugkomen.
1998
N 152
De AOV/Unie 55+ zegt dat "armoede-beleid" eigenlijk een verschrikkelijk woord is. Ik kan me niet goed voorstellen dat u zou pleiten voor het afschaffen van het armoedebeleid, maar ik hoor er graag wat over. Ik denk dat wij het er wel over eens kunnen zijn dat in principe overdrachtsinkomens - in dit geval de uitkeringen - voldoende zouden moeten zijn om normaal van te kunnen leven. Wij kunnen het er over eens zijn dat voor een aantal uitkeringsgroepen de uitkeringen te laag zijn en dat zij structureel omhoog zouden moeten, maar daar gaan wij niet over zoals u bekend is. In deze begrotingsbehandeling stellen wij de financiële randvoorwaarden vast van de WVGvoorzieningen, op basis van de discussie van vóór de zomer. Wij komen op de commissievergadering van 23 november met elkaar te spreken over de inhoud van de WVG-voorzieningen. Ik denk dat het niet goed is om in deze vergadering een voorschot te nemen op de inhoudelijke voorstellen die naar u toe zullen komen. AOV/Unie 55+ vraagt naar eventuele overgangsmaatregelen. Wij zijn er juridisch aan gehouden om een overgangsmaatregel in het leven te roepen. Wanneer de raad in december zou besluiten over het nieuwe beleid, dan zullen de nieuwe aanvragen per 1 februari 1999 op het nieuwe beleid getoetst worden. De bestaande gevallen zullen dan in de overgangsmaatregel vallen. Dit betekent dat wij drie maanden uit zullen gaan van 100 % oude beleid en dan drie maanden daarna 50 % van het oude beleid. Dus na een half jaar zal het nieuwe beleid gelden voor zowel de bestaande als voor de nieuwe gevallen. Dit betekent dat wij de besluitvorming en de effectuering ervan een half jaar hebben opgeschoven in de tijd, zoals wij het ons hadden voorgenomen. Het zal helder zijn dat dit financiële problemen met zich mee zal brengen. Bij de voorstellen in de commissie in november en in de raad in december zullen dan ook de financiële consequenties inzichtelijk worden gemaakt. Er zal u een begrotingswijziging worden voorgelegd. Het is goed om ons te realiseren dat het inderdaad extra geld gaat kosten en dat wij dit ergens vandaan zullen moeten halen. Ik denk dat wij met een redelijke begrotingswijziging zullen komen die geen cosmetica is. Ik zeg dit omdat ik het als kapstok wil gebruiken bij mijn reactie op een uitspraak van AOV/Unie 55+. U zegt: "Vorig jaar werd juichend een sluitende begroting gepresenteerd zonder te hoeven bezuinigen of de lasten te verzwaren. Een begroting kan je legaal sluitend krijgen. Je kunt hem te krap of te ruim begroten. Het gelag daarvoor moet je helaas wel betalen." Omdat ik wethouder van financiën was in de vorige periode, vraag ik me af wat u met deze opmerking bedoelt. Ik hoor daar in de tweede termijn graag wat over. Een paar opmerkingen over de verdere uitbouw van de stad en de wijze waarop bewoners daarbij betrokken kunnen worden. Helder is en blijft voor de hele raad en voor het college dat groei nooit een doel op zich is. Groei willen wij realiseren ten behoeve van de inwoners die op dit moment in deze stad wonen. Dit betekent dat wij de inwoners ook willen betrekken bij al datgene wat er gaat gebeuren. Het betekent ook dat wij de toegankelijkheid van het openbare gebied proberen te waarborgen. Bijvoorbeeld de kust moet ook ten goede komen aan de zittende inwoners. Groei moet niet alleen gaan over stenen stapelen; het heeft ook resultaten en consequenties voor de leefbaarheid en die zal op een zo hoog mogelijk peil gehouden moeten worden. Wethouder Van der Zwan zal er ongetwijfeld nog wat over zeggen in het kader van het wijkgericht werken. De betrokkenheid van bewoners bij nieuwe plannen zullen wij op verschillende manieren vormgeven, in relatie tot de schaal van de projecten. Het blijkt in de praktijk heel lastig te zijn om inwoners te laten zien wat wij bedoelen, als gaat om een meer abstract niveau. Hoe concreter, hoe beter het vaak bij de mensen overkomt. Zoom Noord is een voorbeeld van wat een abstract plan soms teweeg kan brengen; men denkt soms dat het al veel concreter is dan bedoeld wordt. In het Participatieplan dat er aan komt en waar wethouder Van der Zwan wat over zal zeggen, staat heel helder hoe wij daarmee om zullen gaan. Verschillende fracties hebben gevraagd wanneer wij met elkaar de discussie aan zullen gaan over het vliegveld. Een aantal fracties geven nu al aan wat hun standpunt zal zijn in de discussie. In mijn beleven is het beter om straks een standpunt te bepalen op basis van de discussie. Aan de komst van het vliegveld
1998
N 152
zitten naar de mening van het college veel voors en tegens. Positief zijn de gevolgen voor de economie, werkgelegenheid en infrastructuur. Negatief zijn de gevolgen voor het milieu. Het heeft gevolgen voor de verstedelijking van deze stad. Hoe gaan wij verder deze stad ontwikkelen? Ook deze effecten zullen wij moeten meewegen. Naar de mening van het college moeten wij dan een standpunt innemen op basis van de afweging van al die aspecten. Dit betekent dat het college niet principieel voor of tegen een vliegveld is, maar daar wel goed inhoudelijk met u over wil discussiëren. Wij zullen dat doen in de commissievergadering van 26 oktober aanstaande. Op dit moment wordt een discussienota voorbereid, waarin al de elementen die daarbij betrokken kunnen worden, op een rij worden gezet. Wij zullen daar een voorstel bij doen zoals wij denken daarmee om te kunnen gaan. In de commissievergadering en de raad die daarop volgt, kunnen wij naar mijn mening tot een goed standpunt komen. Ik wil op dit moment geen voorschot nemen op die discussie. Inzake werkeloosheidsbestrijding zijn verschillende elementen in beeld, o.a. activering in de richting van de arbeidsmarkt en sociale activering. Ter geruststelling van GroenLinks wil ik zeggen dat de gelden die worden ontvangen voor de activering volledig worden besteed aan het doel waarvoor zij bestemd zijn. Meer dan voorheen vraagt de huidige situatie van de arbeidsmarkt om creativiteit en nieuwe instrumenten. Mensen die gemakkelijk aan het werk kunnen komen, doen dat in de huidige economische situatie. Mensen die werkloos blijven, zijn steeds moeilijker te bemiddelen. Het vraagt steeds om individueel maatwerk, preventie en een procesmatige aanpak die samenhang vertoont. Wij zijn bezig met het voorbereiden van de nota Arbeidsmarktbeleid. Het zal een co-productie zijn, die de beleidsterreinen welzijn, economische zaken, onderwijs en sociale zaken behelst. Wij hopen in december of in januari a.s. daarmee naar de commissie te komen. De trefwoorden daarbij zijn: investeren in mensen, samenwerken ook met het bedrijfsleven, projecten gericht op het concreet invullen van vacatures en duidelijkheid over rechten en plichten. Ook in het beleidsplan Sociale Zaken zullen wij over het één en ander komen te spreken. Het Centrum voor Werk en Inkomen komt daar ook aan de orde. Het CDA vroeg hoe wij kunnen bevorderen dat organisaties meer oog hebben voor de positie van de mensen waar het om gaat en niet het belang van de eigen organisatie voorop stellen. Dit is een hele lastige vraag. Intern kunnen wij aangeven hoe het zal moeten en kunnen wij er voor zorgen dat wij de organisatie en het proces goed organiseren. Extern kunnen wij partners wijzen op onze visie, maar wij kunnen ook proberen te sturen door middel van de geldstroom, subsidies of door inkoop. Maar daar is heel veel energie voor nodig en het heeft alles te maken met de cultuur. U weet dat er niets moeilijker is dan een cultuurverandering in organisaties. De heer Terpstra komt de vergadering binnen. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie stelt in één van haar vragen of het mogelijk is de beschikbaar komende BWS-subsidies aan te wenden ter realisering van meer huisvesting van doelgroepen. Daarmee wordt een voorschot genomen op een discussie die wij in de komende commissievergadering gaan voeren over de Volkshuisvestingsnota. Ik ben over het beschikbaar komen van BWS-subsidies somber, want naar het zich nu laat aanzien, zullen die er nagenoeg niet meer komen. Wellicht in het komende jaar nog een klein bedrag van enkele honderdduizenden guldens, maar daar houdt het dan ook mee op. Wij hopen echter nog dit jaar een substantieel bedrag in te zetten voor huisvesting van bepaalde doelgroepen. Er wordt hard aan gewerkt om dit samen met een marktpartij te realiseren. Dat het een probleem is en dat wij er oplossingen voor moeten zoeken, is duidelijk. Wij zijn er al geruime tijd mee bezig. De oplossingsrichting is niet zo eenvoudig. AOV/Unie 55+ heeft een vraag gesteld over een onderzoek dat door de OSOL gedaan is. Dit voorjaar hebben de gemeente, Centrada en de OSOL gezamenlijk een enquête gehouden. Die enquête, zo hebben wij gezamenlijk afgesproken, zou door Centrada worden uitgewerkt. Dat is inmiddels, inclusief de interpretatie van de gegevens, nagenoeg klaar. Wij hopen dat wij daarover in de maand november naar
1998
N 152
buiten kunnen treden. Het college heeft in dit stadium van de bevindingen enige kennis en die kennis heeft de OSOL ook. Inzake de vraag van de D66-fractie kan ik u melden dat wij dit najaar nog zullen discussiëren over een nota met betrekking tot het beleid rondom honden. D66 heeft gezegd dat ondanks grote investeringen de leegstandsbestrijding tot nu toe niet effectief zou zijn. Ik vraag mij af of er al grote investeringen in die mate gedaan zijn, zoals D66 suggereert. Ik zeg D66 echter toe dat wij voortdurend kijken naar andere mogelijkheden om herstructurering tot een succes te brengen. Het is dus niet "of, of ...”, maar "en, en ..." en daarin passen kleinschalige en grootschalige projecten. In die twee categorieën kan men nog behoorlijk differentiëren. Inzake een andere vraag van D66 met betrekking tot het communiceren met bewoners (specifiek in de Schouw) kan ik stellen dat de bewoners op een goede manier worden geïnformeerd over wat er allemaal staat te gebeuren. Ik verwacht dat in de komende week de betreffende bewoners een brief zullen krijgen. Deze brief zal een vervolg zijn op eerder (eind juni) aan de bewoners gegeven informatie. In die brief zal worden aangegeven wat de stand van zaken is en hoe men nu verder denkt te gaan. De fractie van GroenLinks zegt dat zij hoopt dat de interne milieuzorg in 1999 tot concrete resultaten zal leiden. Het is de fractie van GroenLinks ongetwijfeld bekend, dat heeft men in de plannen kunnen lezen, welke maatregelen er in de afgelopen periode op dat punt zijn genomen en welke resultaten zijn bereikt. Wij gaan gewoon door om ook in 1999 resultaten te boeken. Ten slotte een aantal opmerkingen van de fractie van AOV/Unie 55+, vooral betrekking hebbende op de huursubsidie. Om te beginnen wil ik vaststellen dat het beleid met betrekking tot de huursubsidie niet door het gemeentebestuur wordt gemaakt. De effecten van de huursubsidie-problematiek kunnen door het gemeentebestuur niet worden betaald of anderszins worden vergoed. U vraagt of wij er bij de vaststelling van de begroting al rekening mee hebben gehouden dat er problemen zouden kunnen ontstaan. Dat hebben wij niet, want het beleid op het gebied van huursubsidie wordt niet door het gemeentebestuur bepaald en mogelijke problemen worden niet door het gemeentebestuur betaald, met uitzondering van een beperkt aantal gevallen die in de wet omschreven zijn. Ten aanzien van uw suggestie dat wij wat aan de huurverhogingen kunnen doen, moet ik u er ook op wijzen dat wij daar absoluut niet over gaan. Huurverhogingen worden vastgesteld door de verhuurders en daarbij gelden enkele parameters, met name de markt, het rendement dat men moet halen en eventueel de huurstijging die door het Centraal Fonds op een bepaald niveau wordt bepaald. Zowel marktpartijen als corporaties moeten zelf hun huurbeleid bepalen en daarbij is "overleven" vaak een belangrijk punt. Ook op dat terrein heeft het gemeentebestuur geen beleid te maken. Wij kunnen er bij corporaties en anderen op aandringen om met hun huurstijgingen te matigen, maar ik gaf u al aan dat onze mogelijkheden gezien de eisen en verlangens van anderen reuze beperkt zijn. Voor wat betreft de individuele huursubsidie: gisteravond waren wij nog met de raadscommissie bij Centrada en spraken uitvoerig over de problematiek. Toen ik het nieuws van 11 uur aanzette, kwam ik tot de conclusie dat een deel van de discussie wellicht overbodig was. Wij baseren ons echter op een persbericht en nog niet op beschikkingen of mededelingen van het ministerie aan gemeentebesturen en corporaties. Daaruit trek ik de voorlopige conclusie dat de verhuurders met de staatssecretaris hebben afgesproken er naar te streven de huren niet sneller te laten stijgen dan de inflatie. En als dat toch gebeurt, als de huren sneller moeten stijgen, dan behoudt - zo zegt het persbericht - de huurder zijn subsidie. In die optie zou de verhuurder dan het verschil tussen die twee bedragen voor zijn rekening moeten nemen en aan VROM moeten betalen. Een tweede element in dit traject is dat er sprake zou kunnen zijn van een regeling met terugwerkende kracht tot 1 juli jongstleden. Een derde punt is dat er sprake is van een overeenkomst die voor twee jaar is afgesproken.
1998
N 152
Al deze elementen worden bepaald tussen de staatssecretaris en de verhuurders. Het gemeentebestuur heeft daarop geen enkele invloed. Overigens denk ik dat het gemeentebestuur van Lelystad bij de totstandkoming van deze besluitvorming wel degelijk een grote invloed heeft gehad. Immers, Centrada, de ouderenorganisatie en ook het gemeentebestuur waren voor zover ik weet de eersten in dit land die bij het kabinet aandrongen op het aanpassen van deze regelgeving. Opnieuw heeft dit pleidooi in een vroegtijdig stadium kennelijk geholpen. De wethouders van de grote steden werden tijdens mijn vakantie ook wakker; zij hadden onze brief gelezen en dachten dat ze wat moesten doen. U ziet dat wij in Lelystad heel efficiënt en adequaat bezig zijn op het gebied van deze problematiek. Het gaat dan niet alleen om de ouderen, maar om iedereen die in deze stad met deze problematiek te maken heeft. Wij letten op het belang van al onze inwoners. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Namens het college zal ik ingaan op opmerkingen en vragen die gesteld zijn over de beleidsterreinen wijkgericht werken, onderwijs, stadsbeheer, kunst en cultuur en nieuwkomersbeleid. Ik zal dat doen rond een aantal thema's die in de algemene beschouwingen van diverse fracties aan de orde zijn geweest: de participatie van bewoners bij het beleid, het wijkgericht werken en de afhandeling van collegebezoeken aan de wijken. Bijna alle fracties besteden in hun bijdragen aandacht aan het betrekken van bewoners, bedrijven, instellingen en belangengroepen bij de verdere ontwikkeling van de stad. In dit verband wordt door een aantal fracties gevraagd naar het verschijnen van de aangekondigde Participatienota. GroenLinks en de PvdA maken nog een aantal specifieke opmerkingen over de rol en de positie van de inwoners en andere actoren in het participatie-proces. Uiteraard onderschrijft het college het belang van de betrokkenheid van inwoners bij het vormgeven van nieuwe plannen op buurt-, wijk- en stedelijk niveau. De communicatie naar betrokkenen dient open, eerlijk, tijdig en betrouwbaar te zijn. Afspraken moeten helder zijn en worden nagekomen. Er moet ook duidelijkheid zijn over de verschillende rollen die eenieder speelt. Waar en wanneer dient het individuele belang of het groepsbelang te wijken voor het algemeen belang? Wat is dan dit algemene belang? Dat ligt bijvoorbeeld bij reconstructies van het openbaar vervoer in een wijk anders dan bij grote herstructureringsprojecten of de bouw van nieuwe wijken. Wethouder Jonkman heeft daar ook al over gesproken. Het college is van plan om de raadsconferentie van 10 november 1998 te benutten om aan de hand van hele concrete praktijkvoorbeelden met de raad over dit onderwerp van gedachten te wisselen. De uitkomsten van die gedachtewisseling zouden kunnen worden gebruikt als bouwstenen voor de gevraagde Participatienota. Zo bent u als raad er optimaal bij betrokken in een stadium dat de beïnvloeding van beleid nog heel groot is. Veel fracties besteden in hun bijdragen aandacht aan het wijkgericht werken en de betekenis die dit beleid heeft voor de sociale samenhang op wijk- en buurtniveau. Specifiek wordt gevraagd naar de huidige stand van zaken en de verdere verbreding en verdieping van het wijkgericht werken. Zoals u weet, is het wijkgericht werken op dit moment ingevoerd in 4 wijken van Lelystad: de Zuiderzeewijk, Jol, Galjoen, Punter, de Boswijk en de Waterwijk. In al deze wijken zijn inmiddels voorlopige bewoners- en wijkraden gevormd. Er worden regelmatig straatschouwen gehouden en allerlei andere activiteiten georganiseerd die bewoners met elkaar in contact moeten brengen en die bewoners moeten betrekken bij het beleid. Het zwaartepunt bij dit alles ligt vooralsnog bij het fysiek beheer van de directe woon- en leefomgeving. Het uiteindelijke doel is dat bewoners zeggenschap krijgen over de besteding van budgetten voor het grootonderhoud in hun wijk of buurt. Het eerste experiment hiermee is inmiddels gestart in de Waterwijk rond het thema "speelplaatsen". Het ligt in ons voornemen om in 1999 ook in de andere wijken rond concrete thema's experimenten te starten. Onder meer ter voorbereiding hiervan en om ideeën op te doen over toekomstige verdieping van het wijkgericht werken wordt eind november een tweedaagse conferentie georganiseerd voor leden van bewoners- en wijkraden en andere actieve bewoners in een wijk.
1998
N 152
Daarnaast zal in 1999 het wijkgericht werken nog in drie andere wijken worden gestart. Over het tempo waarin dit gebeurt en welke wijken het betreft, vindt op dit moment nog overleg plaats in de stuurgroep Wijkgericht Werken. In die stuurgroep zitten partijen als Centrada, de politie en andere instellingen waarmee wij samen dat beleid vorm proberen te geven. In 1999 zal ook een start worden gemaakt met het verder verdiepen van het wijkgericht werken. Hierbij komen vragen aan de orde als: Is er in de wijk behoefte aan activiteiten in de school, ook na schooltijd? En welke activiteiten zijn dit dan? Welke rol zal een buurthuis in de wijk kunnen spelen? Is het zo dat instellingen als de Sociale Dienst of het Arbeidsbureau, als zij activiteiten op wijkniveau organiseren, beter in staat zijn dan nu om mensen te bereiken? Op welke manier kan het jongerenbeleid op wijk- en buurtniveau worden vormgegeven? Een deel van de antwoorden zal komen uit de werkgroepen die rond verschillende van deze thema's worden gevormd bij de uitvoering van het plan van aanpak Sociale Samenhang. Met de projectleider Sociale Samenhang en de stuurgroep Wijkgericht Werken wordt bekeken of het mogelijk is om met als thema "verdieping" in het eerste kwartaal van volgend jaar een bijeenkomst te organiseren met een groot aantal instellingen, om te kijken of wij afspraken kunnen maken met betrekking tot het wijkgericht werken en de inzet van die instellingen daarbij. Diverse fracties hebben hun zorg uitgesproken over de situatie bij de afdeling Onderwijs en het feit dat het onderwijs-product op dit moment nog financieel onvoldoende onderbouwd is. Namens het college heb ik de raad hierover in de commissie al vóór de zomervakantie geïnformeerd, evenals over de maatregelen die het college heeft genomen om de juiste gegevens voor het nieuwe jaar boven tafel te krijgen. De ingestelde werkgroep geeft in de tussenrapportages nog steeds aan dat dit tijdschema wordt gehaald. Echter, het is op dit moment niet mogelijk - en naar mijn mening ook niet wenselijk - om een indicatie te geven over eventuele tegenvallers, zoals de VVD-fractie vraagt. Ik denk dat het dienstig is om te wachten totdat wij het complete beeld hebben. De VVD-fractie wil graag weten hoe het college omgaat met klachten en opmerkingen van bewoners over het onderhoud aan het openbaar groen en bestrating op wijkniveau, zoals die naar voren zijn gekomen in de recent uitgevoerde collegebezoeken aan wijken. Althans zo begrijp ik de gestelde vraag. Een groot deel van die klachten gaat over zaken die het dagelijkse onderhoud betreffen. Ik noem overhangende takken, waardoor een pad niet meer goed begaanbaar is, reparatie van een speeltoestel, het opruimen van zwerfvuil, struiken die gesnoeid moeten worden, water dat niet weg kan lopen van de weg of van een speelterrein, losliggende putdeksels, enz. Deze categorie klachten proberen wij zo snel mogelijk op te lossen doordat de onderhoudsploeg in de wijk (soms gesteund door het service-team, als er sprake is van een wijk waar Wijkgericht Werken actief is) hieraan prioriteit geeft. Bij het dagelijks onderhoud in de wijk worden uiteraard ook aannemers, dus externe krachten, ingehuurd. Het beschikbare budget voor dagelijkse onderhoud voorziet hier ook in. Soms is het echter zo dat bewoners van mening zijn dat er sprake is van achterstallig grootonderhoud. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het recente bezoek dat wij brachten aan onder andere De Stelling. Daar waren de bewoners van Stelling 10 en 11 van mening dat de bestrating daar achterstand had in het grootonderhoud. Dat was ook terecht. Op het werkplan 1998 was herstrating reeds opgenomen, met het bijbehorende budget uiteraard. Met bewoners overleggen wij nu over versnelde uitvoering daarvan, ook in relatie tot andere opmerkingen die zij hebben gemaakt. Want als wij daar dan toch gaan herstraten, is het goed om te kijken of wij die andere opmerkingen mee kunnen nemen. Het uiteindelijke doel is om in de toekomst van dit soort incidentele werkwijzen af te stappen. Via het wijkgericht werken willen wij toch met bewoners afspraken maken over de besteding van de onderhoudsbudgetten in een wijk of buurt. Dan zullen naar wij hopen, dit soort incidentele zaken niet meer voorkomen.
1998
N 152
In dit verband vraagt de VVD-fractie of het college met betrekking tot het onderhoud van bedrijventerreinen eenzelfde richting wil inslaan als het wijkgericht werken. Het antwoord daarop is bevestigend, tenminste indien ook de bedrijven dit wensen en indien er met een gedragen vertegenwoordiging van zo'n bedrijventerrein overleg kan worden gevoerd en afspraken kunnen worden gemaakt. Wij hebben dat aan bedrijven voorgesteld. Voor wat betreft het buitengebied vindt twee keer per jaar overleg plaats met de FLTO, waarbij ook het onderhoud van het buitengebied, zoals o.a. de berm, aan de orde komt. Naar aanleiding van vragen van de fracties van GroenLinks en RPF/GPV/SGP nog een enkele opmerking over het vluchtelingenbeleid. Terecht spreekt de fractie van GroenLinks haar zorg uit over de positie van nieuwkomers zonder status, de zogenaamde VWTV-ers, die volgens de recente Wet op de Inburgering van Nieuwkomers (WIN) na 1 januari a.s. geen toegang meer hebben tot het inburgeringstraject, terwijl een deel van hen naar verwachting uiteindelijk hier toch zal blijven. Er zal dus tijd verloren gaan. Het college zal in een notitie aandacht aan deze problematiek geven en dat ook in de commissie bespreken. De fractie van RPF/GPV/SGP heeft zorgen omtrent de mededeling in de risicoparagraaf dat de rijksvergoeding ROA/VWTV onvoldoende blijkt te zijn om èn de directe kosten voor de opvang èn vluchtelingenwerk te financieren. Ik zeg toe dat aan dit gegeven nog dit jaar in de commissie specifiek aandacht zal worden besteed. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Bij het begin van de algemene beschouwingen zei de PvdAfractie dat met het aantreden van het nieuwe college ook het fenomeen van een part-time wethouder in deze stad geïntroduceerd is. Ik kan u zeggen dat ik het gevoel heb als een gewone wethouder te functioneren. De VVD complimenteert het college over de voorzorgsmaatregelen ten aanzien van het millennium probleem. Ook ik ben van oordeel dat de aanpak tijdig en grondig is. Wij slaan daar zeker geen slecht figuur mee. De RPF/GPV/SGP-fractie uit haar zorgen ten aanzien van de kosten. Er wordt gezegd dat er een globale schatting is gemaakt. Het is inderdaad een schatting, maar wel gebaseerd op landelijke gegevens en de gegevens die voorhanden zijn. Wij hebben in ieder geval een aanzienlijk bedrag in reserve voor dat doel. Alle partijen spreken hun waardering uit voor de inzet van het personeel. Dat verheugt mij en ik kan daar ook volkomen achter staan. Het CDA stelt dat bij een andere wijze van werken spanningen kunnen optreden. Ik ben van mening dat dit mogelijk gezonde spanningen zijn en wanneer er geen veranderingen zouden komen, er een kans is op ongezonde spanningen. Mijn contacten met de medewerkers geven mij de indruk dat er bij de medewerkers zelf behoefte is om verantwoordelijkheid te dragen en om dienstverlenend te zijn. Ik heb het idee dat er een breed draagvlak is voor de organisatieverandering. Er is gevraagd wanneer de organisatieverandering is afgerond. Ik ben van mening dat een organisatieverandering nooit afgerond is. Het veranderingsproces moet blijven bestaan. Het is echter het voornemen om de nieuwe structuur per 1 januari 2000 afgerond te hebben, inclusief eventuele bezwaarprocedures. De Natuurwetpartij vindt dat de belangrijkste investering een investering is in de kwaliteit van het personeel. Ik ben het er mee eens dat dit een hele belangrijke investering is. Deze fractie heeft toch enige zorg over de vraag of de cultuuromslag al vruchten begint af te werpen en of het toepassen van projectmatig werken en dergelijke niet achter loopt. Die zorg heb ik niet. De medewerkers zijn erg gemotiveerd om het werk invulling te gaan geven in de richting van het projectmatig werken. Dat wordt voor een groot gedeelte al gedaan. Ik kan ontkennen dat de organisatie geen gelijke tred zou houden met de versnelde groei. Ook het aannemen van nieuwe mensen, zoals in de voorjaarsnota aangekondigd, loopt volgens schema. Slechts een enkele plaats geeft enige moeite met de vervulling.
1998
N 152
De RPF/GPV/SGP-fractie is van mening dat er op financieel drijfzand wordt gebouwd met het aantrekken van extra tijdelijke medewerkers. In de begroting is evenwel rekening gehouden met eventuele financiële verplichtingen na drie jaar, mocht onverhoopt de groei tegenvallen. Dus daarin is voorzien. De D66-fractie vraagt of het wel handig is om nu de hypotheek-regeling voor het personeel op de helling te zetten. In het kader van de kerntaken-discussie zou deze regeling afgebouwd worden. In goed overleg met en met instemming van het personeel zelf wordt deze regeling afgebouwd. De medewerkers geven aan dat zij op de markt minstens zo goedkoop terecht kunnen voor een hypotheek dan bij deze regeling. De heer A. Kok noemt het individualisme mede de oorzaak van de jeugdproblematiek. Ik mag evenwel constateren dat de Jongerenraad in oprichting bij het ontwerpen van een nieuwe wijk tijdens de Gemeentedag nadrukkelijk een plaats gaf in hun wijk aan ouderen, gezinnen en andere groepen in de samenleving. Er was duidelijk een "wij"-gevoel. Daarbij wil ik benadrukken dat de grote meerderheid van de jeugd geen problemen heeft of veroorzaakt. Ik ben er van overtuigd dat wij de jongeren en onszelf een grote dienst bewijzen als wij uitgaan van vertrouwen in de jeugd en wij de jeugd serieus nemen. De VVD vraagt naar de stand van zaken ten aanzien van de beleidscursus voor de doelgroep jongeren. Wij zitten goed op schema, zodat wij op 1 januari aanstaande met de uitvoering kunnen beginnen. Wij zullen dan ook op korte termijn met voorstellen komen. De wijkgerichte aanpak zal daarbij prioriteit hebben. Wij hebben nu periodiek een goed overleg met de Jongerenraad in oprichting. De D66-fractie vraagt naar de toekomstige Nota over het Vrijwilligerswerk. Deze nota heeft voor ons wel prioriteit, maar geen eerste prioriteit. Er zijn heel veel dingen die op korte termijn moeten worden afgerond. U stelt voor om binnenkort rondetafel-gesp rekken te laten plaatsvinden. Ik ben daar g;en voorstander van, want dan komt er een te grote afstand tussen die gesprekken en het verschijnen van de nota. Ook GroenLinks en AOV/Unie 55+ pleiten voor deze nota. Wij willen voor de nota nog even de tijd nemen. Overigens onderstreep ik met hen het belang van deze nota, maar alles kan niet op hetzelfde moment. De voorzitter: De wethouders acteerden onder de verantwoordelijkheid van het hele college en bovendien heeft het huidige college de boedel van het vorige college in volle verantwoordelijkheid overgenomen. Een paar opmerkingen over City Marketing, waar de heer Bootsma naar vroeg. Wij zijn op dit moment bezig om in samenhang met de plannen van aanpak het werkthema dat wij hebben gekozen, "Lelystad, de stad met de horizon", uit te werken met verschillende doelgroepen in en buiten de stad. Het college zal daar binnenkort een besluit over nemen. Een concept-plan kan dan zo spoedig mogelijk in de commissie en daarna wellicht in de raad worden besproken. De woonacquisitie zal als onderdeel van het marketing concept een permanente en een hele prominente plaats innemen. Naar mevrouw Weijerman toe wil ik zeggen dat wij in de commissie voor Algemene Zaken hebben afgesproken dat de Communicatienota in november a.s. in de commissie aan de orde komt. Participatie, in de zin van betrokkenheid van bewoners, zou ook een veranderende rol kunnen betekenen voor de bestuursorganen in brede zin, met name de burgemeester, het college en de gemeenteraad. Wellicht moeten wij anders gaan aankijken tegenover onze eigen rollen en primaatsopvattingen. Het is niet voor niets dat er in het land volop over gediscussieerd wordt. Ten aanzien van het werkplan van het college kan ik op vragen van de CDA-fractie en de NWP antwoorden dat de behandeling voorligt in november a.s. De uitwerking door het college van het collegeprogramma kunnen wij binnenkort bespreken. Nog een kleine aanvulling ten aanzien de veiligheid, maar dan iets meer vanuit het politionele standpunt bekeken. Ik deel datgene wat wethouder Mattie zei. U weet dat wij zowel in het district, de regio als in
1998
N 152
onze stad, mede aan de hand van het zogenaamde AEF-onderzoek, kijken hoe wij veiligheid integraal in samenspraak met andere partners binnenkort beter en helderder kunnen definiëren. Wij zullen ook binnen de politiewereld onze prioriteiten scherp moeten stellen. De invloed van de partners in de veiligheid, waaronder de gemeente, wordt in toenemende mate sterker, ook in het politiebeleid. Over de vraag wie nu precies de eindverantwoordelijkheid heeft, zouden we een hele avond kunnen discussiëren. Ook vanuit mijn invalshoek wil ik het concept van de wijkagent zonder meer onderschrijven. Ik zal mijnerzijds proberen om bij de personeelsinzet van de politie aan het wijkagentschap de nodige aandacht te geven, zowel in de regio als in onze stad. Wij zijn in dat verband bezig om op een aantal onderscheiden onderdelen plannen van aanpak te maken. Naar de heer A. Kok toe wil ik zeggen, dat het juist op dit terrein van veiligheidsbeleid niet goed is om te grote woorden te gebruiken. In uw betoog zet u met enige algemene uitspraken maatschappelijke tendensen neer, die u vervolgens veroordeelt op grond van door u vooronderstelde uitingen van onmaatschappelijk gedrag. Ik wil dat beeld niet overnemen; ik wil het zelfs bestrijden. Ik meen dat wij met nuchterheid en voortvarendheid bezig zijn om het veiligheidsbeleid in onze stad te ontwikkelen. Het gaat de goede kant op, hoewel het een weg is met vallen en op staan. Het gaat echter te ver om enkelvoudig bepaalde oorzaken aan te wijzen, of te beweren dat als die oorzaken worden weggenomen het probleem zou zijn opgelost. Ik ben van mening dat wij dergelijke woorden niet zouden moeten kiezen. In antwoord op vragen van D66 wil ik opmerken dat er met onze nabuurgemeente Almere tal van besprekingen plaatsvinden tussen onderscheiden leden van het college of soms collectief. Wij hebben binnen afzienbare tijd een geprogrammeerd overleg voorzien. Er zijn tal van onderwerpen die ons samenbrengen en wij zullen proberen - nu de heer Pans heeft gesproken en de heer Ouwerkerk dat niet heeft tegengesproken - om ook onzerzijds het gezegde te praktiseren. De samenwerking is trouwens echt hartelijk. Tenslotte inzake de Lelystadtafel en het hele pakket daar omheen. Ik maak even onderscheid tussen de weg er naar toe (de weg naar het kabinet) en de weg daarna. De eerste uitwerking van de kant van het kabinet - de brief van 17 maart j.l. - heeft een vervolg gehad in de maanden daarna, toen de kabinetsformatie volop aan de orde was. Wij hebben heel veel pogingen ondernomen om datgene wat in de Lelystadtafel-rapportage stond zo volledig mogelijk boven tafel te houden. Behalve het noorden van het land zijn wij ook heel specifiek in het regeerakkoord genoemd. Die zin is voor ons aanleiding om met bewindspersonen om de tafel te gaan zitten en de rapportage van de Lelystadtafel indringend onder de aandacht te brengen. Wij kunnen er alleen niet omheen en dat is gewoon de feitelijkheid, dat of het nu gaat over het grote stedenbeleid (ook al horen wij daar formeel niet eens bij, al zouden de criteria van het grote stedenbeleid volstrekt op ons van toepassing zijn) of over het ICES-regime (het hele pakket voor de versterking van de economische structuur), wij zullen moeten concurreren met vele anderen die evenzovele claims op tafel hebben gelegd. Het kabinet buigt zich binnenkort over de ICES-problematiek. Zodra er iets over bekend is, laten wij het u weten. De voorzitter schorst de vergadering. De heer Van der Sloot verlaat de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. In tweede termijn
1998
N 152
De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Het antwoord van wethouder Mattie over de risicoparagraaf kwam ons toch wat gemakkelijk over. Wij zouden het toch op prijs stellen als er een nadere analyse gaat plaatsvinden, die vervolgens in de commissie voor financiën aan de orde wordt gesteld. Inzake de OZB verwijs ik naar ons standpunt zoals uitgesproken in de eerste termijn. Opmerkelijk was het standpunt van GroenLinks. Het lijkt of men ten aanzien van de hoogte van de tarieven het hoofd al in de schoot legt. Wij voelen er toch veel voor om jaarlijks te gaan bekijken of het nodig is om de tarieven te verhogen. Dat groei geen doel op zich is, zoals wethouder Jonkman heeft gezegd, daar zijn wij het van harte mee eens. Ten aanzien van het vliegveld kunnen wij ons vinden in het standpunt van het college dat wij alle voors en tegens eerst tegenover elkaar moeten zetten en daar eind oktober goed over moeten discussiëren, voor wij ons standpunt bepalen. Wethouder Van Bochove heeft gezegd dat van de BWS-subsidies volgend jaar maar een paar honderdduizend gulden over zal blijven. Zijn er nog gelden tot en met 1998 aan te wenden of zit dat in die paar honderdduizend gulden? Inzake voorlichting aan bewoners in Schouw zijn wij blij met de uitspraak van de wethouder dat ook hij van mening is dat de informatie naar bewoners toe goed moet zijn. Wij hebben toch de indruk dat het daar niet helemaal goed gelukt is. Verder vinden wij dat de problemen in de onderwijsbegroting een zorg voor alle fracties moet zijn. Opmerkelijk was dat een enkele fractie daar geen zorg over geuit heeft. Wat betreft het wijkgericht werken zijn wij het met wethouder Van der Zwan eens dat er niet alleen gewerkt moet worden aan verbreding, maar zeker ook aan verdieping. De waardering die wethouder Luten uitsprak voor het werk van de gemeentelijke medewerkers, onderschrijven wij. Wethouder Luten heeft gezegd dat de nota over het vrijwilligerswerk wel prioriteit heeft, maar geen eerste prioriteit. In relatie tot het vraagstuk van sociale activering zijn wij van mening dat de prioriteit nog maar eens goed afgewogen moet worden. Misschien kan dit binnenkort gebeuren en kan de raad daarover geïnformeerd worden. Evenals de voorzitter van deze raad hechten wij bijzonder aan preventief toezicht in het centrum en in de wijken. Wij hopen dat wij er in gezamenlijkheid in zullen slagen om dat op een goede manier vorm te geven. De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Volgens de heer A. Kok is de begroting gebaseerd op drijfzand. Drijfzand is in Flevoland het begin van een stevig bouwwerk. Van de heer A. Kok missen wij eigenlijk het aandragen van bouwstenen voor dat bouwwerk. De VVD dankt het college voor de heldere beantwoording van de vele vragen. Wij danken wethouder Mattie voor de aangekondigde spoedige behandeling van de nota's Grondbeleid, Sportbeleid en Integrale Veiligheid. De VVD is tevreden met de toezegging naar mogelijkheden te zoeken om uitgaven ten laste van de reserves te brengen. Daarmee maakt het college een begin met het verkennen van extra dekkingsmiddelen, waarmee wij instemmen. Wij hebben kennis genomen van de resultaten van softdrugbeleid in Lelystad. Wij onderschrijven het standpunt van het college dat het instellen van een nader onderzoek op dit moment geen hoge prioriteit heeft. Het college geeft aan dat het kabinet op korte termijn beslist over de Hanzelijn of de Zuiderzeespoorlijn. Is het, gezien het deze week verschenen rapport van het Centraal Planbureau, niet denkbaar dat het kabinet zou besluiten tot verder uitstel? Is het om die reden wellicht gewenst dat het college, gesteund door de raad, aan het kabinet duidelijk maakt dat onze voorkeur ligt bij de Hanzelijn?
1998
N 152
De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. Dank voor uw toezegging het wijkgericht werken ook te starten op de bedrijventerreinen. Wij verwachten daar een kwaliteitssprong van. De VVD heeft het volste vertrouwen in het vermogen van ons dagelijks bestuur om inspraak en participatie van de bedrijven op de bedrijventerreinen te organiseren. Wij hebben voor de versnelde groei van Lelystad een hoog aspiratieniveau. Voor de economie en werkgelegenheid van onze stad is een kwalitatief goede uitstraling van de bedrijventerreinen, die het vestigingsklimaat voor de bedrijven bevordert, van groot belang. Daarom v ragen wij u om naast de gebruikelijke aandacht voor de kwaliteit van de onderhoudstoestand van het groen in het centrum en langs de wijk-ontsluitingswegen in 1999 specifieke aandacht te schenken aan de kwaliteit en uitstraling van de groenonderhoudstoestand van de bedrijventerreinen. Mevrouw Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Het is prettig te horen dat de uitvoering van het beleid aangaande het jeugdplan goed op schema ligt. De VVD-fractie is verheugd dat er een goed contact is met de Jongerenraad in oprichting. Het millennium-probleem is goed in kaart gebracht. Onze complimenten daarvoor. De VVD-fractie constateert dat Lelystad de volgende eeuw ingaat met gemotiveerde medewerkers die burgervriendelijk en millennium-proof zijn. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog even ingaan op het pro-actieve beleid richting Den Haag. De voorzitter heeft het onderbouwd; wij hebben er alle begrip voor dat u nog niet alles kunt zeggen. Wij waarderen uw inzet als college ten zeerste en verwachten daar ook de revenuen van. Een ander aspect is de samenwerking tussen gemeenten onderling binnen de provincie, danwel binnen zuidelijk Oost-Flevoland. Samenwerking kan heel constructief zijn en moet leiden tot een win/win situatie. Aan de andere kant blijven wij ook stellen dat er een eigen verantwoordelijkheid is voor onze gemeente en dat wij ook onszelf moeten profileren. Wij zijn echter voorstander van samenwerking, daar waar mogelijk. In dat kader onderschrijven wij uw standpunt. Een punt van zorg is voor ons het Nimby-effect. Wij horen regelmatig dat men een bepaalde planontwikkeling onderschrijft, maar dat men het niet in de eigen achtertuin wenst, maar in de achtertuin van een ander. Wij vinden dit geen goede stellingname van betrokkenen. Af en toe moet men ook de consequenties van verantwoordelijkheden kennen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik wil het college bedanken voor de antwoorden. In eerste termijn hebben wij aangegeven dat wij het belangrijk vinden dat mensen zelf in enige mate beslissingen kunnen nemen. Nu heb ik gehoord dat het wijkgericht werken zal worden verbreed en ook zal worden verdiept. Ik wil vragen of overwogen wordt om met wijkbudgetten te gaan werken. Inzake sociale activering: Het is niet mijn bedoeling geweest om te suggereren dat geld dat naar de gemeente komt ten behoeve van activeringsbeleid voor andere zaken wordt gebruikt dan activeringsbeleid. Ik wil er de nadruk op leggen dat gezien het karakter van het cliëntenbestand van afdeling Sociale Zaken, dat steeds meer bestaat uit mensen die ver verwijderd zijn van de arbeidsmarkt, het logisch is dat er een voorzichtige verschuiving plaatsvindt van activering naar sociale activering. Sociale activering betekent concreet dat mensen die in een heel moeilijke situatie zitten, niet worden opgegeven en dat wij toch met ze aan de slag willen gaan. Ik vind dit een goede insteek voor een linkse partij en ik had dan ook verwacht van de Partij van de Arbeid dat zij dat ook naar voren zouden brengen. De heer Bootsma: Moet de prioriteit dan niet meer liggen bij de mensen die nog wel kunnen werken en een baan zoeken, maar deze niet kunnen vinden? De heer S.J. Kok: Wij stellen een voorzichtige verschuiving voor van activering naar sociale activering. Het betekent dat wij beide doen en daarbij wordt gelet op het karakter van het cliëntenbestand. Ik vind het teleurstellend dat vrijwilligerswerk weinig prioriteit heeft bij het college. De nota over vrijwilligerswerk wordt eigenlijk uitgesteld.Ik zou er toch voor willen pleiten om snel met deze nota aan
1998
N 152
de slag te gaan, gezien het belang van vrijwilligerswerk, zeker ook in het kader van sociale activering, maar ook in het kader van wijkgericht werken en verbetering van de sociale samenhang van de stad. Ik dank de wethouder voor het goede antwoord met betrekking tot vluchtelingen. Het is het voornemen van het college om de stadsdienst voor Lelystad te behouden. Dat onderschrijven wij. Ik wil het college in overweging geven om als er gepraat gaat worden over de aanbesteding van het openbaar vervoer, het openbaar vervoer op maat daarbij te betrekken. Het fietsverkeer komt ook in het plan van aanpak voor de stadseilanden terug. Het is de bedoeling dat het langzaam verkeersnetwerk transparanter wordt gemaakt en dat de aansluitingen worden verbeterd. Dit ziet er allemaal goed uit. Wat betreft fietsverkeer moet nog wel worden gewacht op het principebesluit van B & W dat het centrum toegankelijk blijft voor fietsers. Binnenkort wordt in de commissie gesproken over "duurzaam veilig". Wij staan daarbij een integrale aanpak voor en dat hebben wij ook gehoord van de wethouder. Dit was ook een antwoord naar tevredenheid. Inzake het vliegveld hebben wij al duidelijk een standpunt ingenomen. Dat doen wij al jaren en wij vinden het ook heel normaal dat een politieke partij een standpunt inneemt. Ik denk dat ik niet hoef te wachten op de discussie in de raad. Natuurlijk zal ik die discussie wel aangaan en zal ik onze argumenten daar inbrengen. Het is belangrijk om na vele jaren van discussie en vele rapporten erover ook in Lelystad een standpunt in te nemen. Gemeenten om ons heen doen dat ook en ik zie geen reden waarom Lelystad dat niet zou doen. Tijdens de verkiezingscampagne is er veel aandacht geweest voor het softdrugbeleid. Nu de verkiezingen voorbij zijn, lijkt het wel dat het college het aangekondigde onderzoek naar de wenselijkheid van een verkooppunt (zoals aangekondigd in het collegeprogramma) op de lange baan schuift. Ik wil er op aandringen dat onderzoek het liefst al in 1999 te laten uitvoeren. Wij hebben aangegeven dat wij er achter staan dat in 1999 de OZB gehandhaafd blijft op het huidige niveau. Wij hebben echter willen aangeven, gezien de financiële positie van de gemeente, dat het in de toekomst moeilijk zal worden de belastingtarieven gelijk te houden. Als dat zou lukken, dan zou het echt prachtig zijn. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Ik dank het college voor de uitgebreide beantwoording. De CDA-fractie heeft met instemming kennis genomen van het toegezegde. De nota's wachten wij af ter bespreking in de commissies. In de eerste termijn heeft de CDA-fractie aangegeven dat naar onze mening ook de provincie een bepaalde rol heeft te vervullen en ik heb het college gevraagd of het college van plan is in de inspraak te gaan participeren en waarmee. Ik heb daarop nog geen antwoord gekregen. De CDA-fractie heeft uit de beantwoording de indruk gekregen dat het college een wat afwachtende houding aanneemt ten aanzien van de besluiten in Den Haag over de infrastructuur. De CDA-fractie is van mening dat het college zijn invloed moet aanwenden om het belang van de Hanzelijn, Zuiderzeelijn, A23 en andere projecten nogmaals onder de aandacht van het kabinet te brengen. Een goede kapstok is de bekende passage in het regeerakkoord. Er wordt wel gesproken over een "randstad"-kabinet, maar wij moeten er dan maar voor zorgen dat wij bij de Randstad horen en die projecten hier krijgen. De heer Marseille: Is het niet verstandig dat wij ons op dit moment met name richten op de Hanzelijn? Het blijven noemen van het hele rijtje wensen geeft de mogelijkheid om de beslissing naar achteren te schuiven. De heer Hijmissen: Voorkomen moet worden dat geen van deze projecten zou worden gerealiseerd. Uit datgene wat in de pers verschijnt, is duidelijk dat niet alle projecten worden gerealiseerd, maar voor Lelystad zijn ze in de ogen van de CDA-fractie alle wel van belang.
1998
N 152
D66 is ingegaan op de jaarrekening. Het college heeft daarop geantwoord, waar de CDA-fractie mee instemt, geen behoefte te hebben aan een lokale Rekenkamer. Overigens, wat meer discussie over de jaarrekening zullen wij niet uit de weg gaan. Het valt mij al jarenlang op dat de jaarrekening vrij vlot en zonder veel discussie wordt behandeld. Maar als D66 daar wat meer over kwijt wilt, dan doen wij mee. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Wij danken het college voor de beantwoording van al onze vragen en voor de aankondiging van vele plannen en discussies in diverse gremia. In afwijking van hetgeen wethouder Mattie opmerkte, gaat het bij softdrugbeleid niet expliciet over overlast en daar ging het aangehaalde rapport wel over. Overlast wordt meestal door harddruggebruikers veroorzaakt. In het algemeen brengt het verboden karakter van drugs extra gezondheidsrisico's met zich mee. D66 ziet een gecontroleerd softdrugbeleid als een preventief gezondheidsbeleid, horend bij een gemeentelijk preventief gezondheidsbeleid en ook als een onderdeel van een goed jeugdbeleid. Ook al is het slecht dat jongeren onder de achttien jaar niet beschermd kunnen worden. Wij willen gebruikers, experimenterende jongeren en recreatieve gebruikers zoveel mogelijk weghouden van dealers en daarmee ook van contacten met harddrugs en criminaliteit. Zo hopen wij de criminaliteit terug te dringen. Denken daarover, ook in Lelystad, blijft nodig. Kennelijk is het onderzoek hierover slechts als "window dressing" in het collegeprogramma opgenomen. Dat spijt ons zeer. Sportclubs klagen over huurverhoging en andere kosten, maar ook over gebrek aan vrijwilligers. Het gaat niet alleen over financiën. Een groot probleem is kennelijk ook de inzet van de leden van de club en daar kunnen wij als gemeente de clubs in steunen. Wij hebben als gemeente sportclubs nodig om ouderen en jongeren in beweging te krijgen en allochtonen te integreren. Gezamenlijk zal er ook invulling gegeven moeten worden aan de verlengde schooldag en in Lelystad doen wij al wat met buurtsportwerk. Ons contact met de verenigingen is op zich wel goed, maar ons inziens hebben dit soort aspecten nog meer aandacht nodig. Ook tijdens vorige begrotingsbehandelingen drongen wij al aan op aandacht voor vrijwilligersbeleid, ongeacht de kleur van de wethouder. Ons is bekend dat de nota Vrijwilligersbeleid geen prioriteit heeft. En juist omdat u kennelijk geen tijd heeft om deze nota te schrijven, stelden wij u voor rondetafelgesprekken te beginnen. Dat wilt u dus niet en nu gebeurt er niets. Dat stel ik met veel droefenis vast. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Allereerst ben ik er blij mee dat de heer Luten zich als part-time wethouder volledig geaccepteerd voelt. Dat belooft wat voor de toekomst. Wethouder Jonkman vindt het jammer dat sommigen al een standpunt hebben ingenomen over het vliegveld. Een standpunt betekent niet dat er geen ontwikkeling van de meningsvorm meer mogelijk is. Het verheugt ons dat wij op 26 oktober a.s. aan de hand van de discussienota van het college over dit onderwerp verder kunnen spreken. Het Centraal Planbureau heeft een voorkeur uitgesproken voor de Zuiderzeespoorlijn. Maar ergens in een persbericht staat dat die lijn nooit rendabel zal worden. Als we ons beperken tot de Hanzelijn, dan zijn wij in ieder geval naar het noorden via het openbaar vervoersnet goed ontsloten en zijn wij geen eindstation meer. In onze algemene beschouwing hebben wij gepleit voor een commissiebehandeling van een aantal posten van de jaarrekening. Wij wensen absoluut geen nieuw accountantsbureau. Het gaat er wel om een aantal posten te doorgronden, voor ons begrip en inzicht. De jaarrekening komt prima op tijd; laten wij dat ook zo houden. Wij willen graag wel in de commissie voor financiën een aantal posten nalopen, met een paar ambtenaren er bij. Dat is onze bedoeling en niet meer. De wethouder zei dat D66 altijd een voorstel in kan dienen, als daarbij maar de dekking wordt aangegeven. Wij wilden een voorstel doen inzake slachtofferhulp. Wij hadden daar ook een dekkingsvoorstel voor, alleen de wethouder was ons voor. Toen kwam d wethouder al met een verhoging van de slachtofferhulp.
1998
N 152
De heer Hijmissen: U maakt mij nieuwsgierig. Wat was die dekking? De heer Surink: Ik dacht product 140, openbare orde en veiligheidsbeleid. De wethouder stelt een verhoging van de slachtofferhulp voor van f. 0,25 naar f. 0,35 per inwoner. Groeit dit mee met de groei van de bevolking? Dan moeten wij nu al naar dekking gaan zoeken. Eén punt heeft u laten liggen, namelijk de begrotingskrant. Wij zouden graag in het Stadsbulletin een populaire versie van de begroting zien, zodat de bewoners dan wellicht kunnen begrijpen waarom de OZB een keer zal moeten worden verhoogd; D66 hoopt dat dit niet eerder nodig is dan in het jaar 2005. Inzake het door ons voorgestelde noodplan heeft u ons kunnen overtuigen dat er een aantal dingen plaatsvindt. Eerst was ik bang dat Den Haag onze bankrekening niet kon of wilde vinden. Ik heb begrepen dat u, naast het feit dat wij rekenen op inkomsten uit Den Haag, een aantal zaken onderzoekt zoals de hoogte van de reserve, voorzieningen en fondsen. Daarom durven wij de risico's van dit moment nog wel aan. Hetzelfde geldt voor de afdeling onderwijs. Het is een risico. Mede dankzij D66 heeft u de risicoparagraaf en de Marap behoorlijk opgetuigd. Wanneer een risico actueel is, zullen wij er over spreken. Mevrouw Weijerman Mijnheer de voorzitter. Ik dank wethouder Jonkman voor de beantwoording van mijn vraag over het overgangsbeleid inzake de WVG-voorzieningen, met name het natransport. Ik begrijp de vraag niet helemaal die wethouder Jonkman mij heeft gesteld. Wethouder Jonkman: Ik wil graag uitleg over de zin in de algemene beschouwingen van AOV/Unie 55+ waarin u lijkt te zeggen dat de begroting over 1998 dusdanig opgekalefaterd is dat er problemen te verwachten zijn. Moet ik dit zo lezen, of bedoelt u het anders? Mevrouw Weijerman: Zo heb ik het niet bedoeld. Ik bedoelde er mee te zeggen dat er in de vorige raad gejuicht is over een sluitende begroting. Een sluitende begroting hoeft echter nog niet altijd een reden te zijn om te juichen. In de begroting voor 1999 zijn namelijk een aantal posten nog niet goed verwerkt, zoals onderwijs en de WVG. Daar zal nog over gesproken worden. Wethouder Jonkman heeft mij nog iets gevraagd over het armoedebeleid. Wij vinden dat het armoedebeleid zeker niet moet worden geschrapt. Ik vind het echter heel naar dat er in Nederland nog zoveel gepraat moet worden over armoede. Ik weet wel dat het niet aan de gemeente ligt, maar aan het Rijk. Wethouder Mattie heeft gezegd dat er op drijfzand niet gebouwd kan worden. Dat kan echter wel als wij maar diep genoeg heien om een stevige laag te vinden. Amsterdam is zo gebouwd. Aan wethouder Van Bochove wil ik opmerken dat het mij bekend is dat de gemeente de individuele huursubsidie niet kan aanvullen. Ik weet dat er al een hele tijd geleden een brief van het college is uitgegaan inzake de individuele huursubsidie. Ik heb gezeten bij een gesprek over wijkgericht werken waar dit onderwerp ter sprake kwam. Daar is toen toegezegd dat er een brief naar de regering uit zou gaan. Het probleem is dat er straks wellicht toch mensen noodgedwongen uit hun huis moeten vertrekken, als het zo doorgaat. In hoeverre dit wel of niet zal doorgaan, ligt nog in het midden. Ik begrijp dat er nog slechts sprake is van een persbericht. Maar als er straks mensen op straat komen te staan, heeft de gemeente dan de verantwoordelijkheid om voor vervangende huisvesting te zorgen? Dat is mijn vraag. Er zijn niet veel goedkopere woningen voorradig om deze mensen op te vangen. Misschien gaat hierdoor het aantal cliënten in de bijstand straks weer stijgen. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. U heeft met minder waardering kennis genomen van enkele uitspraken die gedaan zijn door mijn fractie in de algemene beschouwingen. Laat ik voorop stellen dat ik ondanks allerlei meningsverschillen wel alle waardering voor u heb. Ik wil proberen om de bedoeling van mijn algemene beschouwing nader toe te lichten. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij als gemeente heel veel dingen doen om problemen op te lossen, maar dat wij toch ook moeten letten op de oorzaken van
1998
N 152
problemen. Ik heb geprobeerd om het redelijk genuanceerd te zeggen. Ik heb woorden gebruikt als "mede" en "zeker niet uitsluitend". Ik heb niet de illusie en ik wil ook niet de suggestie wekken dat mijn fractie voor alle problemen een oplossing weet. Ik ben echter wel van mening dat wij af en toe moeten kijken naar oorzaken achter de problemen. Naar wethouder Luten toe wil ik opmerken dat ik het helemaal met hem eens ben dat 80 % tot 90 % van de jeugd geen problemen heeft. De meningen lopen er over uiteen, maar 5 %, 10 %, of 15 % van de jeugd heeft wel grotere of kleinere problemen. Ik denk dat dit percentage reden genoeg is om heel veel aandacht aan jeugdproblematiek te geven. Ik kan de suggestie van D66 onderschrijven voor een grondige doorlichting van enkele posten in de jaarrekening in de commissie voor financiën. Ik denk dat het de bedoeling van D66 is om niet alleen de rechtmatigheid te controleren (zoals een accountant dat doet), maar ook de doelmatigheid. Ik ben erg teleurgesteld in het antwoord van wethouder Mattie inzake de financiën. Het college maakt op mijn fractie een heel pro-actieve indruk, maar juist wanneer het om risico's gaat, gaan wij afwachten en komen wij pas in actie als de problemen acuut zijn. Ik dacht dat regeren vooruitzien is en ik moet u eerlijk bekennen dat het antwoord voor mij bijzonder teleurstellend is en niet een stap in de goede richting was om alsnog de goedkeuring aan deze begroting te kunnen geven. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Mijn antwoord inzake de risicoparagraaf was misschien wat kort door de bocht. Ik wil nu samenhang aanbrengen naar de toezegging die ik heb gedaan in de technische toelichting, die gegeven is op een aantal technische vragen. Daarin is gezegd dat er randvoorwaarden geformuleerd zullen worden voor de risicoparagraaf, met name wanneer er wel of niet overgeheveld wordt naar de Marap. Dit wil ik er nog bij betrekken. GroenLinks heeft voorgesteld bij de onderhandelingen over het openbaar vervoer het maatwerk er bij te betrekken. Bij de onderhandelingen is dat voortdurend in het achterhoofd aanwezig; het kan overigens op vele manieren worden ingevuld. De belangrijkste prioriteit heeft echter het enorme kostenverschil en om er voor te zorgen dat wij de BOS-status voor de gemeente kunnen behouden. Het is absoluut niet de bedoeling om het softdrug-onderzoek op de lange baan te schuiven. U zult straks zien dat het in het werkprogramma staat, alleen op een wat lagere prioriteit. Het staat ook in het collegeprogramma en u hoeft er echt niet bang voor te zijn dat het naar een volgende raadsperiode zal worden overgeheveld. Wij hebben de laatste weken voortdurend met iedereen over de Hanzelijn gesproken, als het te pas kwam. Het traject van de Hanzelijn is al goed in gang gezet. De tracés zijn al bepaald. Allerlei procedures lopen. Bij de Zuiderzeespoorlijn is dat echt niet het geval. Maar ik onderschrijf uw mening om nog eens een keer een brief die kant op te sturen. Dat kan wellicht toch nog helpen. Mevrouw Van Sprang noemde de vrijwilligers in de sport. Wij kunnen dat aspect meenemen als wij in discussie gaan over de nota Sportbeleid. Groeit de subsidie voor slachtofferhulp mee met de aanwas van de bevolking? Dat is het geval, want per inwoner wordt een bedrag van f. 0,35 beschikbaar gesteld. D66 heeft ook gevraagd om de begroting in een eenvoudige vorm onder de aandacht te brengen van de burgers. In de Communicatienota wordt opgenomen dat er een populaire versie gemaakt zou moeten worden van de begrotingsbehandeling. De prioriteit daarvan is nog niet zo heel hoog, maar het staat wel in de Communicatienota genoemd. De heer Surink: De begroting voor het jaar 2000 is vroeg genoeg. Wethouder Mattie: O f wij die datum kunnen halen, moet worden afgewogen met allerlei andere dingen, maar in ieder geval is het opgenomen.
1998
N 152
Er is een opmerking gemaakt over de inflatiecorrectie die vanaf het jaar 2000 weer wordt ingevoerd voor de OZB. Nogmaals, in de aanbiedingsbrief staat dat als er ruimte zou zijn op één of ander moment - misschien komen er nog wat onverwachte meevallers - dan kunnen wij dat altijd heroverwegen. Maar die 2 % is natuurlijk niet voor niets in de meerjarenraming meegenomen. Wethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Ik dank mevrouw Weijerman voor de antwoorden op mijn vragen. Naar aanleiding van de Hanzelijn en de Zuiderzeelijn wil ik nog een opmerking maken, in aanvulling op het verhaal van wethouder Mattie. Provincie en gemeente zijn in de richting van Den Haag behoorlijk druk bezig om dit voor elkaar te krijgen. Het zou wellicht ook helpen als de verschillende fracties de partijpolitieke lijn zouden volgen en aan hun Tweede Kamerfracties laten weten dat wij daar enorm aan hechten. Misschien zou dit ook nog enige zoden aan de dijk kunnen zetten. GroenLinks en D66 hebben nog opmerkingen gemaakt inzake het vliegveld. Ik blijf van mening dat wij in de raad een goede discussie moeten voeren, op basis van feiten en argumenten. Dit zou betekenen dat wij ons standpunt nog wat kunnen bijstellen. Ik denk dat dit de juiste volgorde is. GroenLinks heeft een opmerking gemaakt over sociale activering. De verduidelijking geeft aan dat wij elkaar in die zin begrijpen dat het geld goed besteed wordt. Daar ging het ook niet over; het ging over de inhoud. Ik denk dat het goed is om evenwicht aan te brengen in de activiteiten gericht op de arbeidsmarkt, sociale activering en activiteiten gericht op preventie. In het kader van de specifieke maatregelen in het voortraject voor fase-4 cliënten zijn er veel mogelijkheden om wat te doen in de richting van sociale activering. Wij zullen daar zeker op terugkomen bij het beleidsplan. Voor mensen die een te grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben of waarbij activering richting arbeidsmarkt niet meer aan de orde is, kan worden bezien welke mogelijkheden er zijn van sociale activering. Dit heeft dan betrekking op activiteiten die deels via het wijkgericht werken, deels via stedelijke projecten en traditioneel vrijwilligerswerk ontplooid gaan worden. Wij komen daar ook zeker mee. Het blijft naar mijn mening zo dat er een evenwicht moet zijn. De grootste prioriteit zou zeker niet moeten liggen bij sociale activering. Ik ben van mening dat het beste middel om economisch onafhankelijk te zijn, het beste middel om armoede te bestrijden en het beste middel om maatschappelijk actief te zijn betaald werk is. Ik denk dat daarmee in mensen wordt geïnvesteerd. Dit standpunt zal ik zeker in die nota verwoorden en wij zullen het met elkaar in de commissie kunnen bediscussiëren. Het CDA heeft een opmerking gemaakt over de wijze waarop wij als gemeente betrokken zijn en betrokken willen worden bij de discussie rond het Omgevingsplan. Wij hebben als bestuur en ook ambtelijk nadrukkelijk ingesproken. Wij hebben geprobeerd om zaken die wat haaks staan op onze plannen inzake de versnelde groei, veranderd te krijgen. Het is tot nu toe niet helemaal gelukt, dus waar nodig en mogelijk zullen wij er nog zeker energie in steken. Het heeft wel geresulteerd in een nadrukkelijk standpunt van de provincie inzake de mogelijkheden die de gemeente moet hebben om de potentie van groei tot uitdrukking te brengen in het kader van volkshuisvesting, enz. In die zin heeft het wel effect. Wij blijven aan de bel trekken waar dit nodig en mogelijk is. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Inzake de BWS-subsidies heb ik in de eerste termijn aangegeven dat wij met marktpartijen bezig zijn om nog in 1998 een bepaald budget te beleggen. Dit is nodig om dat budget voor Lelystad te behouden. Het probleem is, de laatste Marap wees daar ook op, dat het heel lastig is om marktpartijen in dit traject en op dit moment tot de actie te bewegen die wij graag zouden willen. Daar wordt op dit ogenblik veel energie in gestoken. Ik zal de raad zo snel mogelijk informeren als zich projecten aandienen. Het zijn projecten die aansluiten bij de doelgroepen die u in uw eerste termijn nadrukkelijk heeft genoemd.
1998
N 152
In antwoord op een vraag van mevrouw Weijerman: Als er mensen zijn die in een te dure woning wonen en daarom op enig moment hun huursubsidie dreigen kwijt te raken, dan zal Centrada of een andere verhuurder hen moeten adviseren naar een andere woning te zoeken. Er is op dit ogenblik voor woningen beneden de fiatteringsgrens nog een woonruimteverdelingssysteem. Daar kan men dan een beroep op doen en zich laten inschrijven. Ook voor deze categorie mensen zijn op dit ogenblik voldoende woningen beschikbaar. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie vroeg of het college extra aandacht zou willen besteden aan het onderhoud van bedrijventerreinen. Ik moet de VVD-fractie er op wijzen dat extra aandacht een lege huls is als er geen extra middelen tegenover staan. Wij zullen op een andere manier met het onderhoud omgaan, namelijk in overleg met de bedrijven zullen wij kijken of wij prioriteiten kunnen bepalen in het onderhoud. Overigens zal daarbij ook aan de orde komen dat bedrijven zelf ook een verantwoordelijkheid hebben en bij moeten dragen aan een goede uitstraling van het bedrijventerrein. Met betrekking tot de vraag van GroenLinks kan ik mededelen dat het inderdaad de bedoeling is om op termijn in het wijkgericht werken wijkbudgetten in te voeren. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. De fracties van PvdA, GroenLinks en D66 vragen naar de prioriteit bij het vrijwilligerswerk. Het college geeft ook hoge prioriteit aan het vrijwilligerswerk, daarover hoeft geen misverstand te zijn. Het college heeft echter ook de plicht en de zorg dat niet alle prioriteiten tegelijkertijd bij het ambtelijk apparaat worden neergelegd. Ik stel voor dat wij bij de discussie over het werkplan binnenkort alles nog eens gezamenlijk doornemen, opdat wij ook het goede voorbeeld geven van projectmatig werken. Wij komen er op terug in de discussie over het werkplan. Ik wil de heer A. Kok antwoorden dat wij ten aanzien van de jeugdproblematiek heel veel doen. Wij hebben goede contacten met de Jongerenraad in oprichting. In de preventieve sfeer worden heel wat inspanningen verricht. In alle portefeuilles is wel beleid te vinden ten aanzien van jongeren. Ik noem als voorbeeld het project Jeugd en Veiligheid. De voorzitter: Dank voor de ondersteuning die gegeven wordt voor de inspanningen van het college op het gebied van de Lelystadtafel. De heer Hijmissen heeft terecht gezegd dat alle door ons ingediende projecten voor ons van belang zijn. Er hoeft geen misverstand over te bestaan dat het college deze opvatting met u deelt. Terecht wordt dit vanuit onze situatie naar voren gebracht, maar wij constateren dat er in ICES-verband f. 45 miljard aan wensen zijn van velen in deze samenleving en het kabinet ongeveer f. 12 miljard denkt over te hebben. Iedereen (en dus ook wij) pleit voor de eigen projecten. Op de uiteindelijke afweging hebben wij weinig invloed. Op enig moment zal blijken of er een goed onderhandelingsresultaat is bereikt. Behalve ICES is er ook nog het grote steden-beleid. Wij zijn wel geen grote stad, maar als wij de criteria bekijken, kan ik volop beargumenteren dat wij daar onder behoren te vallen. Dit betekent dat wij op onderscheiden manieren bij diverse departementen ons steeds meer weer melden. Naar onze mening begint dit enig effect te sorteren. Naar de heer A. Kok toe wil ik zeggen dat ik uw opvattingen respecteer. U maakte een waarderende opmerking in mijn richting en die wil ik ook graag in die zin beantwoorden. Het gedachtengoed van uw groepering ken ik goed en ik wil er serieus mee omgaan, ook als voorzitter van de raad. Dit betekent een open dialoog, een open communicatie en een bereidheid om elkaar te willen verstaan. Ik waardeer uw bereidheid om tekstuitleg te geven. Als ik echter een zin lees als: "Het is een samenleving van losse mensen, losse waarden in een flexibele maatschappij", dan constateer ik met u dat wij in een flexibele maatschappij leven, maar verder zou ik zo'n opmerking eerst willen bediscussiëren en elkaars argumenten eens goed willen wegen voordat wij tot zo'n conclusie komen. U zegt nogal wat en het zou dan ook voor Lelystad van toepassing zijn, want daar zitten wij hier voor. Ik neem enige afstand van de uitspraak dat wij in een samenleving leven van losse mensen. Ik acht het een beetje mijn taak om daar tegenin te gaan, want ik denk dat wij ook over dit onderwerp op een goede manier met elkaar zouden kunnen communiceren.
1998
N 152
De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Met alle respect voor de inspanningen die het college pleegt - en dat is respect zonder voorbehoud - is mijn fractie van mening dat de financiële risico's die wij met deze begroting lopen, te groot zijn. Met name ook omdat wij al veel te veel vooruitlopen op zaken die wij niet of niet voldoende kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de groei van de stad en de ontvangst van rijksgelden. Ik vind dat wij te grote risico's lopen. Te grote risico's kunnen leiden tot slechte acties voor de stad, zoals een verhoging van de belastingen of bijzonder onprettige bezuinigingsmaatregelen. Wij kunnen beter van te voren een stap minder ver zetten dan in een later stadium een stap terug te moeten doen. Daarom kan ik met deze begroting niet instemmen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met de aantekening dat de fractie van RPF/GPV/SGP wordt geacht tegen te hebben gestemd. 20.Voorstel tot aanvaarding van de plannen van aanpak project Vliegwiel (stuk nr. 42356) De heer Lodders: Mijnheer de voorzitter. In januari 1996 zijn wij gestart met het ontwikkelingsberaad om de stagnerende groei van onze stad te keren. Dit ontwikkelingsberaad heeft geleid tot het Masterplan Versnelde Groei, gevolgd door het instellen van projectbureau Vliegwiel en het vaststellen van de Visie op een uitzonderlijke stad, nu bijna een jaar geleden. De nu vast te stellen plannen van aanpak vormen als het ware een schakel tussen een periode van voorbereiding en richting geven en de nu aangebroken periode van uitwerking en uitvoering. Dit alles heeft tot doel de doelstellingen te realiseren van het Masterplan Versnelde Groei. Wij kunnen inmiddels constateren dat er sprake is van een bescheiden groei van het aantal inwoners en groei van het aantal arbeidsplaatsen. Ontwikkelaars tonen weer belangstelling voor Lelystad en het imago van onze stad verbetert langzaam maar zeker. Het is echter op dit moment nog niet voldoende om het gewenste ambitieniveau in tien jaar te behalen. Veel dient er nog geïnvesteerd te worden, zowel fysiek als financieel. Dit betekent dat wij als gemeente risico's moeten nemen binnen de daarvoor door ons gestelde randvoorwaarden. De nu vast te stellen plannen van aanpak bieden hierbij een goede basis en geven duidelijk aan waar Lelystad over tien tot vijftien jaar kan staan. Op een aantal onderdelen in de afzonderlijke plannen kom ik later nog terug. Het uitblijven van toezeggingen vanuit de Lelystadtafel, de ICES-gelden en het aanwenden van ICL-gelden ten gunste van de projectorganisatie vervullen de VVD-fractie met zorg. Wij zijn ons er van bewust dat van de zijde van het college het uiterste wordt ondernomen om externe dekkingsmiddelen te vergaren. U bent daar bij het vorige agendapunt uitgebreid op ingegaan en wij hebben daar goede kennis van genomen. Gezien de vele onvoorziene kosten is het naar de mening van de VVD-fractie noodzakelijk dat bij het langer uitblijven van externe dekkingsmiddelen dan wij op dit moment hopen, er prioriteiten gesteld gaan worden voor de uitvoering van projecten. De VVD-fractie heeft in de commissie aangegeven dat snelheid geboden is. Dit geldt niet alleen voor het vaststellen van de plannen, maar ook voor de uitvoering ervan. Een aantal projecten kunnen snel van start gaan en wij moeten aan bewoners, investeerders en externe financiers laten zien dat het ons ernst is. Een aantal projecten zijn bovendien conjunctuurgevoelig, hetgeen naar onze mening een andere reden is waarom snelheid is geboden. Tevreden is de VVD-fractie over het feit dat in uw voorstel verantwoordelijkheden daar gelegd worden waar deze naar onze mening thuishoren. Dat geldt zowel voor de lijnorganisatie als de projectorganisatie, alsook wat betreft de politieke aansturing. Het schetst een helder kader voor een goede uitwerking en een goede aansturing. Een goede afstemming tussen de lijnorganisatie en de projectorganisatie is essentieel om doelmatig en effectief te kunnen werken. Dit aspect verdient continu aandacht.
1998
N 152
U stelt voor de sub-colleges te vervangen door een in te stellen stuurgroep. De sub-colleges hadden met name ten doel voldoende aandacht te besteden aan de zogenaamde hardware en software. Is het college van mening dat deze aspecten ook in de stuurgroep voldoende tot hun recht zullen komen? De vlootschouw, zoals deze in het algemene plan van aanpak is opgenomen, is helder en overzichtelijk. Initiatieven zijn goed in kaart gebracht. Van belang voor de VVD-fractie is, dat bestaande aanbieders de gelegenheid krijgen - voor zover dat binnen de plannen van aanpak past - de ontwikkeling in procedure te brengen. Hierbij dient ook gekeken te worden naar ontwikkelaars die ook in minder goede tijden in deze stad hebben geïnvesteerd. Ik wil hier nogmaals wijzen op conjunctuurgevoelige ontwikkelingen. In het kader van de zoetzuurbenadering wil de VVD-fractie nogmaals het belang benadrukken om het zogenaamde "zuur" ook daadwerkelijk gegarandeerd te krijgen. Hierbij dienen alle mogelijkheden onderzocht en benut te worden. In bijna alle plannen van aanpak wordt gesproken over de categorisering van de hoofdwegenstructuur. De discussie hierover moet nog in de raad worden gevoerd. De VVD-fractie is van mening dat eerst de plannen van aanpak veel verder uitgewerkt dienen te worden alvorens deze discussie te voeren. Het is naar onze mening voorbarig om op basis van de huidige ontwikkeling tot vaststelling en categorisering over te gaan, terwijl dat mogelijk haaks kan staan op toekomstige ontwikkelingen als gevolg van de plannen van aanpak. Dit geldt ook voor het innemen van een standpunt over het autoluw, danwel autovrij maken van het stationsplein. Voor de ontwikkelingen aan de kust hebben zich inmiddels al een aantal marktpartijen gemeld. Wij zijn van mening dat deze ontwikkelingen passend zijn binnen het kader zoals dat in het plan van aanpak is aangegeven en er derhalve snel met het ontwikkelen van een aantal projecten kan worden begonnen. In het plan van aanpak "Eilanden" wordt terecht veel aandacht besteed aan herstructurering van woonwijken. Het opstellen van wijkontwikkelingsplannen dient naar onze mening op korte termijn te gebeuren, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn herstructurering mogelijk en noodzakelijk is. De VVD-fractie vraagt zich af of het gestelde ambitieniveau van herstructurering binnen 5 jaar haalbaar is. Ik wil hierbij nogmaals wijzen op het wellicht noodzakelijk stellen van prioriteiten. De noodzaak van differentiatie tussen en binnen wijken wordt door de VVD-fractie onderschreven. De VVD-fractie kan zich vinden in de opmerkingen die in het raadsvoorstel zijn gemaakt met betrekking tot het plan van aanpak "Stadsranden". Op de kaart met streefbeelden is in het landelijk gebied circa 800 ha. bos geprojecteerd. Deze uitbreiding van het bosareaal heeft naar onze mening weinig toegevoegde waarde voor de stad, gezien de grote hoeveelheden bos die al aanwezig zijn. Voorts betekent één en ander een grote aanslag op het landbouwareaal. Bovendien dient er rekening gehouden te worden met een visie voor het moment dat Lelystad daadwerkelijk 75.000 tot 80.000 inwoners heeft bereikt. Willen wij dan verder groeien, dan zal daar ruimte en mogelijkheden voor moeten zijn. Aanleg van grote hoeveelheden bos of andere ontwikkelingen kunnen dan een belemmering vormen. Voor wat betreft het plan van aanpak "Sociale Samenhang" is de VVD-fractie van mening dat dit zich voornamelijk dient te concentreren op de wijze waarop de betrokkenheid van inwoners met deze stad als geheel kan worden vergroot. Op buurt- en wijkniveau is in dit kader al veel bereikt door middel van het wijkgericht werken, dat ook in de toekomst wordt voortgezet los van de verdere uitwerking van de plannen van aanpak. Met name het vergroten van de sociale samenhang op stedelijk niveau vraagt in de komende periode voldoende aandacht. In het plan van aanpak "Economie" wordt gesproken over thematisering en upgrading van bedrijventerreinen. Nadere voorstellen hierover zien wij graag spoedig tegemoet. Veel aandacht is er, naar onze mening terecht, voor het terugdringen van langdurige werkloosheid, met name werkloosheid onder laag-opgeleiden. Voorgesteld wordt om de acquisitie voor nieuwe bedrijven hier op te richten. De VVDfractie acht het niet verstandig om de acquisitie alleen op deze doelgroep te richten. Gezien de
1998
N 152
inspanningen en niet altijd positieve ervaringen in het verleden, alsmede het gewenste ambitieniveau met betrekking tot het aantal arbeidsplaatsen achten wij een zo breed mogelijk acquisitiebeleid ook in de toekomst noodzakelijk. De opmerkingen in dit plan van aanpak over de luchthaven zijn conform datgene wat wij al in de algemene beschouwingen hebben verwoord en dat is bij het vorige punt uitvoerig aan de orde geweest. Het plan van aanpak "Stadscentrum" maakt melding van een drietal hoofdproducten in het planproces. Het belangrijkste product daarbij is het masterplan Stadshart. Met belangstelling zien wij dit masterplan tegemoet. Met de hoofdlijnen zoals in dit plan van aanpak beschreven, kunnen wij instemmen. Belangrijk voor mijn fractie is een duidelijke herkenbaarheid van het centrum vanaf alle zijden, waarbij de stationszijde zo langzamerhand als een duidelijk voorbeeld is gaan gelden. Al eerder hebben wij aangegeven voorstander te zijn van het handhaven van het theater op een locatie in het centrum. Daarover is wat ons betreft geen discussie. Hetzelfde geldt voor de locatie van de bibliotheek in of aan de rand van het centrum. De VVD-fractie kan vooralsnog instemmen met het op heffen van de projectgroepen Sociale Samenhang, Economie en Stadsranden. Uitvoerende activiteiten kunnen naar ons idee op het niveau van de lijnorganisatie worden afgewerkt. Tot slot is het van belang dat toekomstige ontwikkelingen gedragen worden door de huidige inwoners van Lelystad. Wij moeten ook constateren dat bewoners nieuwe ontwikkelingen soms als bedreigend ervaren, wat in een aantal gevallen kan leiden tot lange procedures. Een goede communicatie in het voortraject is dan ook essentieel. In de afgelopen periode is dit op een goede wijze gebeurd, waardoor er naar onze mening voldoende draagvlak bestaat voor de plannen zoals deze nu op hoofdlijnen zijn gepresenteerd en die wij vanavond vaststellen. Van belang is ook dat ditzelfde draagvlak wordt verkregen bij de nadere uitwerking van deze plannen. Lelystad, een stad met horizon. Het lijkt ons een goed thema voor de komende jaren, gezien de plannen van aanpak en de reacties tijdens de gemeentedag. De VVDfractie wil dit graag mee uitdragen en daar met enig risico haar schouders onder zetten. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Met belangstelling heeft de CDA-fractie uitgezien naar de presentatie van de plannen van aanpak. De gepresenteerde plannen zijn ambitieus. Ze laten zien hoe Lelystad zich kan ontwikkelen tot een volwaardige stad. De kwaliteiten van Lelystad, ligging aan het water, ruimte en de natuur, worden benut. Deze kwaliteiten moeten zo worden ingezet dat niet alleen wordt geïnvesteerd in aantrekkelijke winstgevende nieuwe locaties, maar ook in de bestaande woonwijken. De hele stad zal over ongeveer tien jaar kwaliteit moeten uitstralen. De CDA-fractie wil in dat kader het belang van de zoetzuurbenadering benadrukken. In onze bijdragen aan de algemene beschouwingen hebben wij al aangegeven waarom wij de groei van Lelystad belangrijk vinden en wat daarbij naar onze mening de rol van de landelijke en provinciale overheden zou moeten zijn, zowel beleidsmatig als materieel. De CDA-fractie is het met u eens dat er een structuurbeeld voor de stad moet worden vervaardigd. Dit structuurbeeld zal samen met de verder uitgewerkte plannen van aanpak duidelijk moeten maken wat waar wordt gewenst. Wanneer verwacht u het structuurbeeld gereed te hebben? De invloed van het in 1996 ingezette traject is de afgelopen jaren al merkbaar geworden. Lelystad heeft de "pet-in-de-hand" houding laten varen en treedt veel zelfbewuster op in gesprekken met initiatiefnemers. De plannen van aanpak geven Lelystad een duidelijk profiel. Deze duidelijkheid zien marktpartijen graag en rechtvaardigt de zelfbewuste houding. Overigens is de CDA-fractie aangenaam verrast door de vele initiatieven die in de vlootschouw worden genoemd. De CDA-fractie stemt in met de hoofdlijnen van de plannen van aanpak en met de daarbij door het college geplaatste kanttekeningen. Het geldt ook voor het voorstel de projecten Sociale Samenhang, Economie en Stadsranden onder te brengen in de overige projecten, of in de lijnorganisatie. Wanneer
1998
N 152
verwacht u duidelijkheid te kunnen geven over de voorgestane integrale ambtelijke/politiekbestuurlijke aansturing? Wanneer verwacht u duidelijkheid te kunnen geven over de samenstelling van de stuurgroep? Tijdens de commissievergadering heeft de CDA-fractie aangegeven het belangrijk te vinden dat bij de kuststrookontwikkeling gelet wordt op de toegankelijkheid voor het publiek. Wij vinden naast een boulevard ook een strand in het centrale gedeelte van de kust wenselijk. Ook beschouwt de CDA-fractie de dreven-structuur en het gescheiden verkeerssysteem als kwaliteiten van Lelystad. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal zorgvuldig met deze kwaliteiten moeten worden omgegaan. De CDA-fractie zal bij de beoordeling van de concrete uitwerking van de plannen van aanpak letten op de volgende aspecten: - Komen de plannen de huidige inwoners tegemoet? - Leveren de plannen een wezenlijke bijdrage aan de verbetering van de financiële positie van Lelystad? - Is de participatie van de bewoners bij bijvoorbeeld het opstellen van wijkprofielen geregeld? - Dragen de plannen bij aan de versterking van de sociale structuur? - Wordt segregatie voorkomen? - Dragen de plannen bij aan het gewenste imago? De CDA-fractie wacht de verdere uitwerking af, waarbij opgemerkt moet worden dat het belangrijk is om de vaart er in te krijgen en te houden. Een stad met visie investeert. De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Vanavond zet deze raad weer een stap in de richting van concretisering en uitvoering van het project Vliegwiel. Wij zijn het met het college eens dat deze plannen een uitstekende basis vormen voor een daadwerkelijke verbetering van het woon- en leefklimaat in vele opzichten en dat hierin gebruik gemaakt wordt van de ontwikkelingspotenties van onze stad. Het is naar onze mening op dit moment weinig zinvol om op de diverse thema's nader in te gaan. Daarvoor zullen zich in de toekomst bij de behandeling van de uitwerkingen van de diverse genoemde projecten voldoende mogelijkheden voordoen. Voor de PvdA-fractie staat bij de verdere ontwikkeling en bij de uitwerking van de diverse thema's kwaliteit en het belang van de inwoners van Lelystad voorop. In dit verband noem ik bereikbaarheid, toegankelijkheid en de zoetzuurbenadering, waarbij ik net als de heer Lodders de nadruk op "zuur" wil leggen, mede in relatie tot mogelijke werkgelegenheidsbevordering. Marktpartijen en zeker ook een grote betrokkenheid van de inwoners zijn voor een succesvolle realisering van het project Vliegwiel naar onze mening van het grootste belang. Wij moeten bewoners nauw bij de verdere ontwikkeling betrekken en zorgen voor tijdige, gedegen informatie, ook met betrekking tot participatie in het geheel. Dit zijn voor onze fractie hierbij vereisten. Wij horen hier vaak de kreet "doorpakken". Daarbij mag het eerder genoemde niet veronachtzaamd worden. In dit verband noemen wij weer de situatie in de wijk Schouw, waar op dit moment de nodige onrust heerst met betrekking tot eventuele toekomstplannen in dit gebied. Deze onrust is naar onze mening vooral veroorzaakt door gebrekkige of geen informatie, waardoor indianenverhalen ontstaan. Met betrekking tot de organisatie nog de volgende vragen en opmerkingen. Het voornemen om op termijn het aantal projectgroepen terug te brengen, lijkt ons een logische keuze. Wij gaan er van uit dat het tijdstip waarop dit gaat plaatsvinden, het tempo en onder welke randvoorwaarden dit gaat gebeuren, in nauwe samenspraak met deze raad, in casu de commissie Versnelde Groei, zal worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor onze fractie voor de projecten die overgeheveld worden naar de lijnorganisatie. Wij willen daarbij tevens opmerken, dat hierbij nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met de thans in gang gezette reorganisatie binnen de gemeentelijke organisatie. Over de financiën hebben wij al enkele keren hier van gedachten gewisseld. De opvatting van onze fractie mag genoeg bekend worden verondersteld. Wij beperken ons hierbij tot de door ons onderschreven
1998
N 152
tekst in het collegeprogramma, namelijk dat de overheid de bereidheid moet tonen om risicodragende voor-investeringen te doen. Gemeente Lelystad steekt hierbij nu al haar nek uit. Wij gaan er van uit dat ook de andere overheden hierin hun verantwoordelijkheid zullen nemen. De PvdA-fractie hecht er aan het gehele proces in het kader van het project Vliegwiel nauwgezet te kunnen volgen. Onze voorkeur gaat er dan ook naar uit om de commissie Versnelde Groei, misschien in een wisselende samenstelling afhankelijk van de te bespreken onderwerpen, structureel bijeen te laten komen. Misschien is een frequentie van tenminste één keer per twee maanden een goede suggestie. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. In het algemeen is de fractie van D66 content met de voorgelegde plannen van aanpak. Het gevoel dat er spoedig allerlei moois gaat gebeuren, begint nu echt te tintelen. Sinds de eerste presentatie van half juli 1998 zijn de plannen nu veel concreter en geven goed weer wat er moet gaan gebeuren. Wij achten de plannen een goede mix van ontwikkelingsmogelijkheden en van aandacht voor de kwaliteiten van de bestaande stad en haar inwoners. Vanaf het moment dat wij ruim twee jaar geleden begonnen te spreken over het Masterplan heeft D66 vooral aangedrongen op aandacht voor dat laatste aspect, de bestaande stad en de voorzieningen. Wij zijn wat dat betreft blij met het nu voorliggende resultaat. Naar de mening van D66 kan er niet genoeg nadruk op worden gelegd dat kwaliteit - vooral ook architectonische kwaliteit en duurzaamheid - als een dikke rode draad door alle plannen loopt. Wij onderstrepen graag het belang van een goed architectuurbeleid en zien het aangekondigde beleidsplan met veel belangstelling tegemoet. Voorts is van belang dat er gewaakt wordt voor een hap-snap benadering; zaken zullen steeds binnen het grote geheel bezien moeten worden. Ook wij vragen u in dat kader wanneer wij het totale stedelijke structuurbeeld tegemoet kunnen zien. Ook lijkt het ons goed indien stedenbouwkundige plannen voortaan aan de commissie Versnelde Groei worden voorgelegd. Wij zullen met ons allen als gemeentebestuur moed en durf moeten hebben en vooral houden, om het niveau zo hoog mogelijk te houden. Ook wij gaan er van uit dat de commissie Versnelde Groei vanaf nu heel geregeld bijeen zal komen. Daarbij dienen voor de commissie en de raad de evaluatiemomenten met ijkpunten duidelijk te worden aangegeven. Buiten kijf staat dat wij de uitwerking van onze visie niet zonder onze burgers kunnen realiseren. Tot nu toe lopen de contacten met de inwoners goed. Wij gaan er van uit dat de huidige opzet binnenkort uitgebreid wordt met stadspanels en klankbordgroepen, opdat er nog meer sprake zal zijn van co productie met burgers. Dan kan duidelijk worden gemaakt waarom bepaalde zaken veranderen en niet alleen maar dat bepaalde zaken veranderen. Bij de algemene beschouwingen vroegen wij u al om aandacht voor het in contact treden met bepaalde inwoners. Maar ook rond de gevolgen van het Factory Outlet Centre inzake parkeren en infrastructuur voor de bewoners van het Golfpark en omgeving ontstaat onrust en mogelijk misverstanden. Ook daar zal op zeer korte termijn in contact met de bewoners getreden moeten worden. Wat de organisatie betreft hebben wij bij eerdere besprekingen steeds het belang van een flexibele organisatie benadrukt, een organisatie die snel op zaken kan inspelen. In dat licht gaan wij er mee akkoord dat de projectleiders nu eindverantwoordelijken worden. Ook hebben wij steeds gehecht aan de inzet van externen; zij moeten met name de Schwung en de slagkracht er in houden. Uw toezegging in de commissie Versnelde Groei dat de externe Ontwikkelingsraad nu snel zal worden ingesteld, verheugt ons dan ook. Uw plannen om te zijner tijd over te gaan tot één stuurgroep spreken ons aan. Zoals u weet, hebben wij het functioneren van twee subcolleges naast elkaar nooit zo werkbaar gevonden. Zorg bestaat bij ons over de rol die de organisatie krijgt bij de uitvoering. Onze organisatie is daar nu nog niet aan toe. Daarnaast, wij spraken daar al over, is de arbeidsmarkt voor overheidspersoneel momenteel nogal overspannen. Dat maakt de plannen op dat punt erg kwetsbaar en dat baart ons zorg. De organisatie moet nu dus eerst goed toegerust worden voor de inbedding van de projecten. In dat
1998
N 152
kader vinden wij uw voornemens om een deel van de projecten naar de lijn over te brengen op dit moment nog niet opportuun. Met het overbrengen van het project Stadsranden hebben wij sowieso grote moeite. Wij gaven dat reeds tijdens de commissievergadering aan. Juist in onze stadsranden moet een belangrijk deel van de realisering van de Visie gestalte krijgen. Daar is ruimte om vernieuwend bezig te zijn en de stad een nieuw gezicht en een verbeterd herkenbaar imago te geven. 75 % van de benodigde woningbouw zal in de stadsranden plaats moeten vinden. Daar komen landelijk gebied, recreatie, wonen en economie bijeen. En daar zal een niet onbelangrijk deel van de benodigde gelden voor ons uiterst dure eilandenproject verdiend moeten en kunnen worden, bijvoorbeeld in "zoetzuur" projecten. Dat project vraagt naar onze mening nu juist om een organisatievorm met zoveel mogelijk slagkracht. Tot slot nog een aantal opmerkingen over de plannen zelf en een aantal vragen die wij nu al vast willen meegeven. Wij missen in de plannen concrete plannen voor het aanzien van de entree van de stad en voor het Zilverparkgebied. Onduidelijk is voor ons het verschil tussen wijkprofielen en wijkontwikkelingsplannen. Bij beide zaken staan voor D66 de wensen van de bewoners zelf heel centraal. Overigens kunnen wij met het na te streven eindbeeld van het wijkgericht werken als geschetst in het plan Sociale Samenhang heel goed leven. Wij hebben met genoegen geconstateerd dat er veel aandacht is voor het zittende bedrijfsleven. Het bedrijfsgericht werken en het instellen van een klankbordgroep Algemene Economie vinden wij een goede insteek. In het centrum is inderdaad snel een heldere totaalvisie nodig. Willen wij nu een bruisend horecaplein, of het Stadhuisplein als centraal punt? De D66-fractie bepleitte afgelopen december (toen nog als enige) reeds het behoud van de theaterfunctie in het centrum; wij vinden dat nog steeds. Het centrum, met een theater, is er voor onze inwoners. In het centrum hoort voor ons ook een bibliotheek en waarom niet met een grand café er in en bijvoorbeeld ook kunstgalerieën. De voorgestelde verstedelijking van het gebied rond het station met een nieuwe plaats voor de rechtbank spreekt ons bijzonder aan. De angst van sommige inwoners, dat de kust helemaal niet meer toegankelijk zal zijn voor onze inwoners, delen wij niet. Gezien de plannen is daar geen reden toe. Wel vragen wij ons af hoe de Visarenddreef als beoogde verbinding tussen centrum en kust, die kust zal bereiken. Nu eindigt de Visarenddreef min of meer in het industriegebied en zeker niet bij dat deel van de kust waar de attracties zijn en zullen komen. Juist aan de kust zullen wij moeten streven naar het hoogst denkbare kwaliteitsniveau. Wij willen geen Scheveningen, maar ook geen vertrutting. Het voorgestelde werken met residuele grondwaarde is op zich een goed idee, maar niet zonder risico. Het optrekken van de grondprijs, zoals vandaag eerder door de VVD-fractie is gesuggereerd, is wat D66 betreft thans nog niet aan de orde. Naar onze mening moet onze stad daarvoor eerst nog een fase doorgroeien. Gezien de grote vraag naar kavels valt wel te overwegen om deze afhankelijk van de situering in prijs te laten verschillen. Over de financiën en onze zorgen daarover spraken wij vandaag reeds. De financiële gevolgen voor 1999 hangen nog in de lucht en dat blijft geen goede wijze van starten. Er zal dan ook zo spoedig mogelijk uiterlijk in het komende voorjaar - inzicht verschaft moeten worden over het financiële reilen en zeilen van de projectgroepen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het algemene plan van aanpak heeft een goede indruk op ons gemaakt, met uitzondering echter van een ontwerp waar wij meer van verwachten, de zoetzuurbenadering. Deze benadering is een belangrijk middel om de huidige stad en zijn bewoners te laten profiteren van de groei. In het plan van aanpak wordt slechts een eerste en onvolledige aanzet
1998
N 152
gegeven. GroenLinks is van mening dat de zoetzuurbenadering breder moet worden toegepast dan alleen via banenplannen, hoe belangrijk die ook zijn. Sociale activering en sociaal ondernemerschap moeten er bijvoorbeeld ook bij worden betrokken. Aandacht voor de kwaliteit van de stad, inzake architectuur maar ook op het gebied van duurzaam bouwen, komt in het plan goed tot zijn recht. De vele plannen voor nieuwbouw en herstructurering geven de mogelijkheid om het duurzaam bouwen in Lelystad een impuls te geven. Op het gebied van de volkshuisvesting is het van belang te werken aan sociale woningbouw in nieuwbouwwijken ter voorkoming van sociale segregatie. Ook dit vinden wij terug in het plan. De zes plannen van aanpak kunnen wij in grote lijnen onderschrijven, maar wij hebben ook enkele belangrijke kanttekeningen. Met betrekking tot het plan van aanpak Stadshart: De Stationspromenade wordt één van de drie kenmerkende pleinen van het centrum. Deze promenade wordt naar onze mening pas echt een geheel, representatief en aangenaam om te verblijven, wanneer hij autoluw wordt gemaakt. Daarnaast moet het fietsverkeer toegang tot het centrum houden. Er moeten daar langzaam verkeersroutes komen. Bij het project Stadseilanden is overleg met bewoners van groot belang. Zij moeten zich uiteindelijk thuisvoelen in de nieuwe structuur van hun wijk. De verbinding tussen kust en centrum krijgt aandacht in het plan, maar niet echt op de manier die wij belangrijk vinden. Wij hebben er altijd op aangedrongen dat het een attractieve verbinding moet zijn. In het plan van aanpak Stadsranden komen de contrasten tussen stad, natuur en water onvoldoende naar voren. En het plan van aanpak Sociale Samenhang mist de sociale samenhang op stedelijk niveau. Dit zijn de conclusies van het college en daar zijn wij het mee eens. In het plan Stadsranden komt wel de ecologische hoofdstructuur goed tot zijn recht. Dit zijn waarschijnlijk de vele groene gebieden, waar de VVD zoveel problemen mee heeft. In het plan van aanpak Economie wordt gesproken over stuwende factoren inzake werkgelegenheid: de komst van een luchthaven en de ontwikkeling van overslag. Ons standpunt ten aanzien van de mogelijke komst van een luchthaven is duidelijk. Met betrekking tot overslag wil ik zeggen dat wij daar weinig enthousiast over zijn. Wij zijn toch van mening dat Lelystad zich moet richten op het binnenhalen van bedrijvigheid die meer arbeidsintensief is, zoals assemblage, productie of innovatie. Ten slotte blijft de financiering van al deze plannen een moeilijk punt. Er is nog steeds geen duidelijkheid over toestemming om een deel van de ICL-bijdrage oneigenlijk aan te mogen wenden of over de miljoenen van de Lelystadtafel. De fractie van GroenLinks maakt zich daar zorgen over. Het is aan het college om daarover in Den Haag spoedig duidelijkheid te verkrijgen. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Namens de fractie van RPF/GPV/SGP kan ik volledig instemmen met het voorstel tot aanvaarding van de plannen van aanpak. Er zijn vanavond vele woorden gesproken. Ik ben het eens met al de fracties die hun erkenning en waardering hebben uitgesproken voor de plannen. Wat ons betreft wil ik een paar piketpalen slaan en ik moet zeggen dat de plannen in grote mate daaraan voldoen (de concretisering zou ook aan deze voorwaarden moeten voldoen): - De plannen moeten ten goede komen aan de huidige bewoners. - De zoetzuurbenadering moet steeds herkenbaar blijven. - De kust dient toegankelijk te blijven voor alle inwoners van Lelystad en andere bewoners van Flevoland. - Er moet een grote mate van betrokkenheid zijn van de inwoners. - De sociale verbanden moeten worden versterkt en het "wij"-gevoel moet ook worden versterkt. De voorzitter: Er zijn veel opmerkingen gemaakt die ondersteunend zijn voor datgene wat wij vanavond met elkaar bespreken en die al eerder in de commissie Versnelde Groei uitgebreid aan de orde zijn
1998
N 152
geweest en toen van mijn kant van een antwoord zijn voorzien. Ik denk dat wij er verstandig aan doen zowel de notulen van die vergadering als de notulen van deze vergadering te gebruiken als onderlegger voor de verdere discussie rondom de concretisering van de plannen van aanpak. Wij zijn midden in het proces van de ontwikkeling en alle elementen die zowel in de commissie als vanavond aangedragen zijn, willen wij nog eens goed kunnen wegen. Op heel veel opmerkingen is nog geen concreet antwoord te geven. Als bijvoorbeeld door u wordt opgemerkt dat de zoetzuurbenadering een wezenlijk kenmerk is van het ontwikkelen van een aantal projecten, dan wordt dit door het college en door de hele raad onderschreven. Maar de concrete invulling zal per onderscheiden project heel verschillend zijn. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld voor de architectonische kwaliteit. Wij zullen de opmerkingen van vanavond en de opmerkingen die in de commissie zijn gemaakt, serieus wegen en in het vervolgtraject meenemen. Ik ben het met mijnheer Lodders eens dat wij er wellicht niet aan ontkomen - het heeft alles met de financiën en met de personele inzet te maken - om bepaalde prioriteiten per project of soms in het totaal te moeten stellen. Wij merken nu al als wij met onze projectleiders spreken, dat er faseringen aan de orde komen. De raad stemt in algemene zin in met datgene wat wij over de organisatie-ontwikkeling in het stuk hebben geschreven. Deels wordt doorgegaan met de Vliegwiel-organisatie, deels wordt er "overgeheveld" naar de lijnorganisatie. In dit proces dat nog niet afgerond is, kunnen wij nu nog geen definitieve antwoorden geven. Wij kunnen wel de richting aangeven van de kant die wij opgaan. Wij hebben in het raadsvoorstel aangegeven dat wij binnen afzienbare tijd met een nadere uitwerking zullen komen. Wij hebben geconstateerd dat er in de fase van de totstandkoming van de plannen van aanpak een goede aansturing was door de sub-colleges, maar wij zijn van mening dat wij flexibel moeten blijven wat betreft de politiek-be stuurlijke regie. Wij hebben nu het begrip "stuurgroep" geïntroduceerd. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat wij gaandeweg definitieve standpunten zullen innemen aangaande het proces van het overdragen van projecten naar de lijnorganisatie, anderzijds het aansturen van projecten door Vliegwiel. Ik stel mij voor dat wij daar binnen een paar maanden wat helderheid over zouden kunnen geven. De overgang naar de lijnorganisatie heeft echter tijd nodig. Dit heeft ook te maken met andere opmerkingen in het raadsvoorstel inzake de overall-visie, door ons "structuurbeeld" genoemd. Daar zal mevrouw Jonkman straks iets over zeggen. Op dit moment wil ik geen standpunt innemen over categorisering van wegen, de promenade, of de autovrij / auto-luw situatie. Wij willen daar een open dialoog over en soms is het nuttig om iets bescheidener te zijn. Inzake de sociale samenhang zijn wij van mening dat het op wijkniveau goed is gedefinieerd en dat wij nu een poging moeten ondernemen om het ook op stedelijk niveau wat verder te tillen. Met name de Ontwikkelingsraad kan daarbij goede diensten bewijzen. Over de plaats van het theater hoef ik op dit moment niets te zeggen. Uit de verdere planontwikkeling zal blijken hoe wij daar uit zullen komen. Het onderwerp "participatie" is uitgebreid aan de orde geweest. Dit hoef ik niet te herhalen. De slogan van de heer Hijmissen vind ik heel aardig: "Een stad met visie investeert". Inderdaad. De ondertitel "Geen Scheveningen en geen vertrutting" begrijp ik ook, maar wij zullen nog eens nagaan wat een werkbaar en goed thema zou kunnen zijn. De piketpalen van de heer A. Kok ter beoordeling van het totaal van de projecten worden door het college onderschreven. Heel kort samengevat zegt u dat de plannen van aanpak goede fundamenten zijn om er na de vaststelling mee door te gaan. De heer Bootsma: Wilt u nog ingaan op de frequentie van het bijeenkomen van de commissie Versnelde Groei?
1998
N 152
De voorzitter: In de commissie Versnelde Groei vormen de fractievoorzitters het permanente bestanddeel van de commissie. Wij kunnen per onderwerp of per project kijken of ook andere raadsleden aan de beraadslagingen zouden kunnen meedoen. Ditzelfde geldt ook voor de leden van het college. Ik kan op dit moment de frequentie van de bijeenkomsten niet goed beoordelen. Het is goed denkbaar dat bijvoorbeeld de commissie Versnelde Groei parallel zou lopen aan de commissie voor Algemene Zaken. Dan lijkt de frequentie van één keer per twee maanden goed. Ik wil er op dit moment nog geen echte afspraak over doen, maar het laten afhangen van dingen die soms in een stroomversnelling kunnen komen en een adequaat commissie-overleg vorderen. Wethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Voor wat betreft het structuurbeeld geeft het collegebesluit inzake de plannen van aanpak aan, dat de lijnorganisatie en de projectorganisatie gevraagd is om op korte termijn aan te geven wanneer wat klaar is. Die planning komt in de eerstvolgende bijeenkomst van de commissie Versnelde Groei aan de orde, die dan heel snel bij elkaar zal komen. Dit geldt ook voor de uitwerking van het plan rond de thematisering en herstructurering van de bedrijventerreinen. Er wordt hard aan gewerkt, maar één en ander is ook afhankelijk van de externe financiering die daarbij hoort. Het heeft alles te maken met het overleg met de rijksoverheid, maar ook Europese gelden zijn daar wel degelijk van belang. Om bedrijventerreinen te gaan herstructureren is heel veel geld nodig. Mevrouw Van Sprang heeft een opmerking gemaakt over het gebied rond het Golfpark met betrekking tot de komst van het Factory Outlet Centre. Op 14 oktober a.s. is er een informatie-avond voor de bewoners van het gebied, op uitnodiging van de bewoners. Wij hopen daar alle indianen-verhalen uit de wereld te helpen. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Er is een vraag van ons blijven liggen over het voortaan voorleggen van de stedenbouwkundige plannen aan de commissie Versnelde Groei, met name ook in het kader van het goede architectuurbeleid. Ik dacht dat de bijeenkomst waar wethouder Jonkman het over had, met name ging over het Noord Zoom-plan. Wij krijgen veel signalen dat er toch nog steeds onrust bestaat rond de plannen van het Factory Outlet Centre en de eventuele uitwassen daarvan. Voor alle duidelijkheid, voor wat de besluitvorming betreft houden wij vast aan het advies van de commissie, zoals dat ook in de stukken verwoord is, wat het project Stadsranden betreft.
1998
N 152
De voorzitter: Ik had u uiteraard bij de besluitvorming alle recht willen doen door u te vragen of het gemaakte voorbehoud ook nu nog zou gelden. Ik noteer dus nu dat dit voorbehoud geldt. Inzake de commissie Versnelde Groei hebben wij de algemene lijn aangegeven. Het spreekt vanzelf dat de normale raadscommissies ook op dit punt van zaken volop blijven functioneren. Het is dus niet zo dat de commissie Versnelde Groei alles gaat overnemen; dat zou ik geenszins willen bevorderen. Ik heb toegezegd dat wij goed zullen kijken naar de notulen en wij de gemaakte opmerkingen bij de uitwerking van de projecten zullen meenemen. Ik constateer dat de raad kan instemmen met de plannen van aanpak als zodanig. Dit stelt het college en de projectorganisatie heel tevreden. Ik constateer dat mevrouw Van Sprang namens de D66-fractie van mening blijft dat ook het project Stadsranden onderdeel zou moeten blijven uitmaken van de toekomstige projectorganisatie Vliegwiel. Met die kanttekening kunnen wij nu de plannen aanvaarden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 21.Voorstel tot wijzigingen begrotingen 1998 en 1999 (stuk nr. 42351) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De voorzitter sluit de vergadering om 22.22 uur. Vastgesteld op 12 november 1998. De raad van gemeente Lelystad, De voorzitter, De secretaris,
Aanhangsel notulen openbare vergadering gemeenteraad Verslag van het gesprek met personen op de publieke tribune na afloop van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 8 oktober 1998 in het Stadhuis van Lelystad. De heer K. Mur: Ik wil de raad vragen waarom er op dit moment nog steeds niets gebeurt aan het jongerenwerk. Er is in februari 1998 in de pers bekend gemaakt, dat medium september de Klinker waarschijnlijk weer open zou gaan. Nu gaat er weer een bericht de ronde dat het pas in januari a.s. gaat gebeuren. Voor de jongelui in Lelystad is er op dit moment helemaal niets. Er wordt alleen maar gesproken over het creëren van een hangplek hier of daar, hoewel er op die zogenaamde hangplekken totaal geen sociale controle is. Er kan daar heel wat onheil worden uitgebroed. Waarom gebeurt er niets? Er is geen plek waar jongeren naar toe kunnen, als zij in de problemen zitten. De voorzitter: Namens het college heeft wethouder Luten tijdens de raadsvergadering een aantal opmerkingen gemaakt, die aangeven dat wij inderdaad voortgang in het jeugdbeleid willen maken. Wij zullen kijken of wij wat stappen kunnen zetten. Wij moeten niet alleen praten, maar ook proberen te acteren. Het college wil proberen om daar snel wat aan te doen. Wethouder Luten: Ik kan herhalen wat ik vanavond al eerder heb gezegd, maar toen was u er misschien niet bij. Zoals het er nu voorstaat, verwachten wij 1 januari 1999 te halen om weer concreet aan de gang te gaan. Dat was ook in de planning. U kent de geschiedenis misschien beter dan ik. Wij moeten even door dit stadium heen en dan gaan wij aan de gang. De heer Mur: Er is iets dat mij in Lelystad opvalt. Ik heb een soortgelijke situatie meegemaakt in Leeuwarden en de jongelui die daar uit het Jongerencentrum werden gezet, hebben het Jongerencentrum gekraakt. Hier in Lelystad laat geen enkele jongere ook maar iets van zich horen. Ze gaan alleen maar ergens rondhangen en lopen zich suf te drinken en te blowen. Ik vind het niet oké, dat dit mogelijk is in zo'n jonge dynamische stad. De voorzitter: Dank voor uw opmerking. Wij hebben het goed genoteerd en de raad heeft er ook goed naar geluisterd. Wij hebben geprobeerd om een begin van een antwoord te formuleren en wij komen daar absoluut op terug. Aangezien geen der overige aanwezigen op de publieke tribune het woord wenst te voeren, sluit de voorzitter de bijeenkomst om 22.25 uur.