Info- en discussiebulletin nr. 30
oktober 2008
Vooruitzichten voor 2009 – 2010
Crisis vereist aanpassing economische politiek Klassenstrijd zal de aard ervan bepalen Linkse Socialistische Partij Mouvement pour une Alternative Socialiste
1,5€
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
Deze tekst is niet het resultaat van de individuele inspanning van de auteur. Het is het collectieve werk van het uitvoerend bestuur en het nationaal comité van LSP, van alle militanten en sympathisanten die aan het discussieproces hebben bijgedragen, en van de duizenden arbeiders en jongeren die hun inzichten en ervaringen met ons deelden tijdens talloze sociale acties, op stands of tijdens wijkverkopen. De auteur was vereerd om de pen te mogen vasthouden. Ik hoop die taak naar behoren volbracht te hebben. Tegenover de lezer wil ik me verontschuldigen voor de lengte van de tekst en de overvloed aan statistische gegevens. Ik wil daarvoor twee verzachtende omstandigheden inroepen. Een objectieve reden, namelijk dat we ons op het einde bevinden van een tijdperk dat toch enkele tientallen jaren onze levens- en arbeidscondities grondig bepaald heeft. Tijdens het schrijven gingen de beurzen op en neer als jojo’s. De ene dag was de kredietcrisis voorbij, de volgende stoomde hij op volle kracht door. De ene week nog leek Europa immuun voor recessie, de volgende was het volop geïnfecteerd. De ene week hadden we een regering en een kartel, de volgende was het kartel verdwenen. Het was zeker niet de meest stabiele periode om te analyseren en niet de gemakkelijkste om daaruit vooruitzichten te distilleren. Ik zou niet durven beweren dat deze tekst, ondanks haar lengte, de volledigheid benadert. Daarmee zijn we aanbeland bij de subjectieve reden. Ik beschouw mezelf als marxist in de volle betekenis ervan. Ik analyseer de praktische ervaringen en confronteer ze met theoretische inzichten. Ik tracht daarmee de wetmatigheden die eigen zijn aan het verloop van het proces, bloot te leggen. Dat vereist actieve deelname op het terrein. De ideeën van een activist, een militant, worden gevoed, getoetst en bijgesteld in de praktijk. Meer dan eens werd ik van achter de PC gehaald, steeds met plezier, ook al omdat ik meer activist ben dan schrijver. De prijs die we daarvoor betalen, is dat ik niet de nodige tijd kon nemen om herhalingen uit de tekst weg te filteren, vooral voor het stuk over de nationale kwestie dat door Anja werd bijgedragen. Bovendien had ik met iets meer tijd via de publicatie van tabellen en kaarten de leesbaarheid kunnen bevorderen. Er zijn verschillende manieren waarop men de wereldgeschiedenis kan beschrijven: de klassieke opeenvolging van koningen, keizers en hun aangetrouwde families; de opkomst van verschillende godsdiensten die meestal uitdrukking gaven aan onderliggende conflicten van sociale groepen; de creatie van naties, wereldrijken etc. Elke methode heeft haar verdiensten. Een marxistische beschrijving van de wereldgeschiedenis onderzoekt de ontwikkeling van de productiekrachten. In laatste instantie bepaalt de graad van ontwikkeling ervan het uitzicht of de structuur van de maatschappij. Een maatschappijvorm verdwijnt echter niet zomaar spontaan van het toneel van de wereldgeschiedenis als haar rol is uitgespeeld. Dat zou iets te gemakkelijk zijn. Doorgaans houdt de heersende klasse van de oude maatschappij vast aan haar heerschappij en vergt het een confrontatie met een nieuwe klasse die de heerschappij betwist - de klassenstrijd, door Marx de motor van de geschiedenis genoemd - vooraleer ze plaats ruimt. Het kapitalisme was een zeer dynamisch systeem. Het zorgde voor een ontwikkeling van de productiekrachten tot een tot dan ongekend niveau. Datzelfde kapitalisme is de voorbije decennia echter een steeds grotere rem geworden op de verdere ontwikkeling. Dat drukt zich uit in de ondermijning van de winstvoet en het feit dat de markt er niet meer in slaagt alle geproduceerde goederen op te slorpen. We argumenteren in de tekst dat dit te wijten is aan de wetmatigheden van het kapitalisme zelf. We zijn van oordeel dat de val van het stalinisme het kapitalisme uitstel heeft verleend, maar dat de crisis die was ingezet in het begin van de jaren ’70, intussen het kapitalisme met verwoestende kracht opnieuw heeft ingehaald.
Eric Byl
2
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
In het eerste gedeelte van de tekst leggen we het effect van de val van het stalinisme uit. Hoe dat het internationale kapitalisme de kans bood om de uitbuiting op te drijven in een mate, die voorheen ondenkbaar was. De globalisering maakte de wereld echter niet veiliger, maar juist onveiliger. De capitulatie van de leiders van de arbeidersbeweging was de fundamentele reden waarom het kapitalisme zover kon gaan in de globalisering. Het ging gepaard met talloze illusies omdat velen de ontwikkelingen niet in de juiste verhouding konden inschatten. Uiteindelijk is echter niet de vorm, maar de concrete inhoud beslissend.
Vooruitzichten voor 2009 – 2010
Crisis vereist aanpassing economische politiek Klassenstrijd zal de aard ervan bepalen Wat vooraf ging ... een zegen voor het internationale kapitaal 1. De vorige congrestekst van LSP-MAS, onder de titel “Toenemende klassenstrijd bedreigt fragiele evenwichten”, werd geschreven in het najaar van 2006, toen de wereldeconomie nog groeide met 5%, het hoogste cijfer sinds 1980 1. Hoewel dit hoofdzakelijk te wijten was aan de groeien ontwikkelingslanden (+7,8%), nam ook in de ontwikkelde kapitalistische landen 2 de groei met gemiddeld +3% toe Een cijfer dat we, ook volgens het IMF, tussen nu en 2011 niet meer zullen behalen.3 De eerste tussentitel van het document van 2006 luidde dan ook “Wereldeconomie - Dynamische groei... door opdrijven uitbuitingsgraad.”4 2. We leggen erin uit welke zegen de val van het stalinisme wel was voor het internationale kapitaal. Hoe de feitelijke verdubbeling van het aantal beschikbare arbeidskrachten op wereldvlak de voorwaarden creëerde voor het herstel van de winstvoet 5 en dat voor het eerst sinds het begin van de crisis in de jaren ’70. We hebben de val van het stalinisme, een monsterlijke karikatuur van het socialisme, steeds beschreven als een nederlaag voor de arbeiders en hun gezinnen. Het opende de weg voor het installeren van gangsterkapitalisme in de voormalige Sovjetunie; voor nationale conflicten, oorlog en burgeroorlog; voor het aan de macht komen van
1
Het groeicijfer van 2004, 5,2%, in onze tekst van 2006, werd intussen herzien naar 4,9% 2 Australië, België, Canada, Cyprus, Denemarken, Duistland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongkong, Ierland, IJsland Israël, Italië, Japan, Korea, Luxemburg, Malta, Nederland, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Singapore, Slovenië, Spanje, Taiwan, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zweden, Zwitserland. 3 Alle groeicijfers uit World Economic Outlook van april 2008, reëel bruto product: http://www.imf.org/external/datamapper/index.php 4 onder de uitbuitingsgraad verstaan marxisten de verhouding tussen de meerwaarde of de onbetaalde arbeid (het bedrijfsresultaat verminderd met het tijdens de productie verbruikte vast kapitaal voor huur van gebouwen, aankoop van grondstoffen en afschrijving van machines, en variabel kapitaal, de brutolonen inclusief patronale bijdragen) en de betaalde arbeid (het variabel kapitaal) die de arbeider levert 5 Dat is de hoeveelheid winst per geïnvesteerde hoeveelheid kapitaal
bonapartistische regimes 6 en openlijke dictaturen; voor voormalige bureaucraten die zichzelf omschoolden tot kapitalistische oligarchen; voor de vernietiging van sociale voorzieningen op het vlak van onderwijs, huisvesting, openbaar vervoer en geneeskunde. 3. In Rusland kromp de economie tussen ’89 en de roebelcrisis van ’98 met maar liefst 40%!7 In ’98 bedroeg de gemiddelde prijs voor een vat olie nog 12 $, op 11juli 2008 bereikte de prijs haar voorlopig record van 148 $, vandaag schommelt hij rond de 100 $. Dit is meteen de belangrijkste verklaring voor het behalen van een gemiddelde groei van 6% sinds ‘98. Maar, “het is pas de laatste jaren dat de economische output weer het niveau van 1989 heeft bereikt”, schrijft Stefan Wagstyl, columnist voor de Financial Times. “Miljoenen mensen leven in armoede. In termen van koopkracht is het gemiddelde jaarlijkse inkomen teruggevallen tot 14.700 dollar. Naast armoede kampt Rusland met grote tekorten op het vlak van onderwijs en gezondheidzorg. Ondanks de diversificatiepolitiek blijft Rusland afhankelijk van olie en gas. Beide zijn goed voor 20% van de economische output en 60% van de export.” 8 4. De restauratie van het kapitalisme in Oost-Europa bracht een “race to the bottom” op gang in de vennootschapsbelastingen.9 Slowakije opende de dans met een tarief van 19%, gevolgd door Roemenië met 16% en recent Bulgarije met 10%. Daarmee haalt Bulgarije Ierland in dat sinds 2003 een tarief van12,5% hanteert. Liefst acht EU6
Bonapartisme, verwijst naar het regime van Napoleon Bonaparte I, na diens staatsgreep in november 1799. Hier op repressie gebaseerde regimes die zichzelf in stand houden door verschillende lagen van de bevolking tegen elkaar uit te spelen. 7 In ’89 bedroeg het BBP in Geary Khamis koopkrachtpariteit - dat is een internationale vergelijkingsstandaard gebaseerd op de Amerikaanse $ van 1990 - voor Rusland 1.186 miljard GK-$ (toen 166 miljard GK-$ in België). In ’98 was dat teruggelopen tot 661 miljard GK-$ (toen in Belgiê 197 miljard GK-$). In 2007 behaalde het BBP van Rusland voor het eerst opnieuw een resultaat net boven dat van ’89, 1208 miljard GK-$ (in België 242 miljard GK-$). Zie: The Conference Board & Groningen Growth and Development Centre – total economomy database 8 De Tijd, 16 augustus ’08, De achilleshiel van het sterke Rusland 9 Zie ook paragraaf 16 in Toenemende klassenstrijd bedreigt fragiele evenwichten.www.marxisme.be – interne documenten 3
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
landen verlaagden vorig jaar (2007) hun tarieven en zeven dit jaar. Gemiddeld bedraagt de vennootschapsbelasting in de EU-27 23,2%, minder dan het OESO-gemiddelde (26,9%), Latijns-Amerika (26,2%) en Azië-Stille Oceaan (28,4%). Tien jaar geleden was dat nog gemiddeld 35,3%! Dat betekende minder inkomsten voor de overheid en onzekere zogenaamde terugverdieneffecten, want zodra een ander land nog lager gaat, dreigt het aanzuigeffect te verdwijnen. Vooral Frankrijk en Duitsland verwijten de nieuwe lidstaten met subsidies uit het oude Europa hun vennootschapsbelasting te verlagen om bedrijven uit datzelfde oude Europa weg te lokken.10 5. Geen wonder dat tv-maker Chris Dusauchoit naar eigen zeggen 'volledig van de kaart en enorm emotioneel' was na het bezoeken van een weeshuis in het Bulgaarse Mogilino.11 Om het inkomenverlies te compenseren, verhoogden talloze landen de indirecte belastingen. Het BTW-tarief, nu gemiddeld 19,49% in de 27 EU-lidstaten, is al fors hoger dan in Latijns-Amerika (14,2%) en in Azië-Stille Oceaan (11,14%). Uit de Baltische staten is de idee van een vlaktaks, één belastingstarief ongeacht het inkomen, overgewaaid. Het begon in Estland met een tarief van 24% in 1994. Ondertussen bestaat het in bijna alle Oost-Europese landen. Letland en Litouwen hanteren 15% en Estland moest al bijstellen naar 21% en wil naar 18% tegen 2011. 6. Maar in de tekst van 2006 hadden we het vooral over de wingewesten in Zuidoost-Azië. Het gevaar dat regimes die niet in de pas lopen over zouden gaan tot nationalisaties of zelfs overlopen naar het “communistische” kamp was met de val van het stalinisme grotendeels geweken. De kans om vrijelijk de goedkope arbeidsreserves, eerst voorzichtig in de Aziatische tijgers, dan in de zogenaamde groeilanden en tenslotte in India en China aan te boren, lag open. Tien jaar lang, tussen ’88 en ’98 namen de investeringen in de “Newly industrialised Asian economies” jaarlijks toe met gemiddeld 10,5% van het BBP. Het leek wel alsof we terug waren aanbeland bij de vorige eeuwwisseling, het bloeitijdperk van het imperialisme, van export van kapitaal naar lage loonlanden zonder ontwikkeling van een binnenlandse markt van betekenis. 7. De volgende cijfers over het gemiddelde jaarinkomen zeggen uiteraard bitter weinig over de verdeling van de rijkdom, maar geven niettemin een indicatie van het teleurstellende effect van die groei op de ontwikkeling van de binnenlandse markt . Zelfs uitgedrukt in koopkrachtpariteit bedraagt het gemiddelde jaarinkomen in Vietnam nauwelijks 2.575 $, in Indonesië 3.569 $, in Thailand 7.809 $, in Maleisië 13.210 $, in India 2.784 $ en in China 5.478 $.12 10 Alle cijfers over fiscaliteit - De Tijd vrijdag 4 juli en dinsdag 9 september 2008 11 De Standaard, 19 januari 2008, Repo over Bulgaarse wezen onthutst 12 Alle gegevens: http://www.economist.com/countries/ Het inkomen uitgedrukt in Koopkrachtpariteit of "purchasing power parity" (PPP). Tot voor 20 jaar werden uitsluitend cijfers van het inkomen tegen de officiële wisselkoers gebruikt. De wisselkoers
Ondanks 25 jaar onafgebroken groeicijfers van bijna 10%/jaar zit China nog mijlenver verwijderd van het inkomen/hoofd in de VS, dat in koopkrachtpariteit uitgedrukt 45.963 $ bedraagt! Zonder te willen afbieden op de spectaculaire groei van de Chinese economie, soms ook wel de machinekamer van de wereldeconomie genoemd, blijft het land in 2007 inzake BBP/hoofd van de bevolking 131ste wereldwijd. Liu Whingzi, directeur statistiek van de Chinese centrale bank, nuanceert – weliswaar iets teveel - het handelsoverschot. “Het is een statistisch gegeven... Wij maken hier wel de producten, maar het leeuwenaandeel van de winsten vloeit terug naar Europa of de Verenigde Staten.”13 Militaire globalisering maakt wereld onveiliger 8. Vlak na de val van het stalinisme, benadrukten we dat de gemeenschappelijke lijm weg was, die de verschillende imperialistisch machten gedurende decennia aan elkaar vast hechte. De bipolaire wereld maakte plaats voor de unipolaire. Het VS-imperialisme kon eindelijk het trauma verwerken dat ze had overgehouden aan het debacle in Vietnam (‘57-‘75). Al in ’91, met de eerste golfoorlog onder Bush Sr., gebeurde de omschakeling. De zogenaamde Monroe-doctrine van niet inmenging - of toch niet al te openlijke inmenging - werd ingeruild voor een politiek van “containment” in internationaal samenwerkingsverband. Daarmee bedoelde men het “in afzondering plaatsen” van potentiële boosdoeners, onder de vlag van de Verenigde Naties. De “democratische” president Clinton week daarvan af met NAVO-bombardementen in Servië in ’99 en gebruikte voor het eerst het begrip “regime change”. De aanslagen van 11 september 2001 hielpen de publieke opinie voorbereiden op de neoconservatieve militaire doctrine van unilaterale en preventieve oorlogen (onder Bush Jr.). 9. Daarmee leek de cirkel rond: als globalisering onder meer een regime is van opheffing van iedere beperking op de bewegingsvrijheid van kapitaal, dan is de militaire doctrine van unilaterale preventieve oorlogen, niets anders dan globalisering op militair vlak. D.w.z. het wegnemen van wordt in belangrijke mate bepaald door de prijzen van goederen en diensten die op de wereldmarkt verhandeld worden. De bevolking in arme landen kan zich deze goederen en diensten dikwijls niet veroorloven en consumeert goederen en diensten die ter plaatse aan lage arbeidskosten geproduceerd worden. Volgens burgerlijke economen zijn de kosten van levensonderhoud hierdoor lager dan in rijke landen. Het inkomen uitgedrukt tegen de officiële wisselkoersen overschat volgens hen de rijkdom in de rijke landen en onderschat die in de arme landen. Om dit ‘onrecht’ recht te trekken, gebruikt men tegenwoordig steeds vaker cijfers uitgedrukt in koopkrachtpariteit. Deze alternatieve manier om de relatieve koopkracht van twee landen te vergelijken, is waardeloos als het gaat om vergelijking van de invloed op de wereldmarkt. Tegen wisselkoersverhouding bedraagt het gemiddelde jaarinkomen in Vietnam 823 $, in Indonesië 1.845 $, in Thailand 3.697 $, in Maleisië 6.872 $, in India 1.030 $, in China 2.453 $ en in de VS 45.963 $. In Azerbeidjan bedraagt het 3.407 $. 13 De Tijd, 10 mei 2008, Wij zijn helemaal geen ruziestokers. We stabiliseren het financiële systeem 4
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
iedere beperking op de bewegingsvrijheid van de militaire machine die dat kapitaal moet beschermen..De reductie van de energiefacturen van Amerikaanse bedrijven was de slecht verborgen hoofdreden voor de inval in Irak in 2003. Maar in plaats van nieuwe zuurstof voor de bedrijven op te leveren, onder de vorm van goedkope olie, steeg de prijs van een olievat van 24$ in 2001 naar een voorlopig record van 147, 27 $ op 11 juli 2008.14 Van de andere oorlogsdoelstelling, nl. een democratiseringsgolf op gang brengen in het MiddenOosten, waarbij dictaturen plaats zouden ruimen voor verkozen, maar vooral westers gezinde regeringen, kwam al evenmin iets in huis. Er bestaat zoiets als de wet van de remmende voorsprong. Het dialectische verschijnsel waarbij het hebben van een voorsprong leidt tot overmoed en de stimulans ondermijnt om nog beter te worden met als uiteindelijk gevolg dat men ingehaald wordt. Het VSimperialisme is niet het eerste in de geschiedenis dat haar krachten in die zin overschat. 10. Marxisten noemen de wet van de remmende voorsprong doorgaans de wet van de ongelijkmatige en gecombineerde ontwikkeling. Dat is een completere benadering. Het verschijnsel wordt hier niet alleen vanuit het standpunt van diegene met een voorsprong bekeken, maar ook vanuit het standpunt van diegenen die de voorsprong trachten in te lopen. De imperialistische avonturen hebben de wereld omgetoverd tot een kruidvat van potentiële brandhaarden. Een aantal nieuwe spelers, in het bijzonder China en Rusland, maar ook enkele regionale grootmachten, vooral daar waar het imperialisme ‘orde op zaken’ zou stellen, nl. de as Palestina – Irak - Iran - Afghanistan, eisen hun plaats op. We denken daarbij aan de interventie van Turkije in Noord-Irak, van Israël in Libanon, van Rusland in Georgië, maar ook aan de versterking van de positie op regionaal en/of continentaal vlak van Iran en Brazilië, aan de groeiende handelsbelangen in Afrika en de stijgende militaire uitgaven van China of ook nog aan het sluimerende conflict tussen India en Pakistan. We mogen ons niet laten vangen aan de Westerse propaganda of vervallen in “neutraliteit”. We mogen echter ook niet in de val lopen van diegenen die in de vijand van hun vijand een potentiële vriend menen te herkennen, ongeacht het reactionaire karakter van die vriend. Onze positie moet integendeel vertrekken van de eenheid van de arbeidersklasse als voorwaarde in de strijd tegen het imperialisme. 11. De VS blijft de dominante imperialistische macht, maar de evolutie van een unipolaire naar een multipolaire wereld is een onmiskenbare trend. Dat lijkt in tegenspraak met de recente evolutie in Irak, waar het aantal aanslagen lijkt af te nemen. Het is geenszins te wijten aan de ‘surge’, het sturen van 25.000 extra troepen sinds begin 2007, maar veeleer aan het succes van de soennitische ‘Awakening militie’, gefinancierd, gewapend en getraind door de VS. Die milities bestaan dikwijls uit opstandelingen die nog tegen de Amerikaanse troepen hebben gevochten, maar omwille van de brutaliteiten van Al Qaeda voorlopig objectieve
14
Voor een overzicht van de ontwikkelingen van de aardolieprijzen: http://en.wikipedia.org/wiki/Oil_price
bondgenoten van de VS zijn geworden. De Irakese regering en internationale waarnemers zijn er niet gerust op wat die milities zullen aanvangen zodra ze in hun gemeenschap orde op zaken hebben gesteld. Er zijn enorme verschillen tussen de Awakening en andere milities in Irak, Hezbollah in Libanon en de Taliban in Afghanistan. Maar zowel deze ontwikkeling, als het offensief van de Taliban in Afghanistan zeven jaar na hun “definitieve” nederlaag, bevestigen dat het model Hezbollah, gebaseerd op steun onder de massa’s of toch een deel ervan, het steeds meer haalt op het model Al Qaeda van totale individuele willekeur door kleine groepjes van buitenaf. 12. De aankondiging dat in februari 2009 8.000 Amerikaanse troepen zullen worden teruggetrokken uit Irak, is bedoeld om aan te tonen dat de Irakpolitiek vruchten begint af te werpen. Maar dat het niet van ganser harte is, verklaart waarom de operatie gepland is na, en niet tijdens, Bush’ presidentschap. Die zou een terugtrekking tijdens zijn mandaat beschouwen als gezichtsverlies. Spijts alle verklaringen is Irak een puinhoop. De centrale macht is bijzonder zwak, de regio’s beschikken elk over minstens één eigen leger en zonder VStroepen zal het land hoogstwaarschijnlijk uiteen vallen en de hele regio verder destabiliseren. In het establishment gaan stemmen op om het Irak-avontuur zo snel mogelijk op te geven, een uitweg te zoeken tot elke prijs en zich te concentreren op één conflict. Voor presidentskandidaat Obama is dat dan Afghanistan. Kortom, een operatie schadebeperking. Mc Cain, de republikeinse tegenkandidaat, leeft nog steeds in de illusie overwinningen te kunnen behalen en dat nog wel in beide oorlogen. 13. Ongeacht welke Amerikaanse presidentskandidaat het haalt, de objectieve omstandigheden zullen militaire conflicten onvermijdelijk op de agenda plaatsen. Het afschrikkingseffect van de VS is aangetast, haar militaire heerschappij zal steeds meer betwist worden. Het zal steeds moeilijker worden zich op te werpen als politieman van de wereld, de oppositie daartegen zal trouwens ook in de VS alleen maar toenemen. Militaire conflicten zullen vooralsnog op verplaatsing worden uitgevochten, maar het gevaar voor rechtstreekse confrontaties, ook tussen de grootmachten, neemt toch toe. Eerst met de erkenning van Kosovo en later in haar reactie op de inval van Rusland in Georgië en de erkenning door Rusland van de onafhankelijkheid van Abchazië en Zuid-Ossetië, heeft de EU aangetoond niet tot een gemeenschappelijk standpunt te kunnen komen. Dat zal met toenemende conflicten alleen maar moeilijker worden. De dreiging van een nucleaire oorlog op regionale schaal, hoewel nog een eind verwijderd, neemt eveneens toe. De massale bewegingen wereldwijd tegen de inval in Irak in 2003 lieten echter zien welke massale reacties dat zou opwekken. Arbeidersleiders capituleren – opmars van populistisch rechts 14. De val van het stalinisme leidde tot de ideologische ontreddering van heel wat arbeidersactivisten en de openlijke 5
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
capitulatie van de politieke en de syndicale leiders van de arbeidersbeweging voor de “vrije” markt. Het liet de systematische aanvallen van de burgerij een hele periode onbeantwoord. Het verklaart waarom ieder politiek debat, iedere stellingname in de media een éénrichtingsaanval werd tegen de verworvenheden van de arbeiders en hun gezinnen. Het legt het verschijnsel van electorale opgang van extreemrechtse of rechts-populistische formaties uit. De greep van die leiders op de vakbondsapparaten verklaart waarom het geloof in collectieve strijd en democratische discussie plaats maakte voor de zoektocht naar sterke leiders, zondebokken en passieve schijnoplossingen. Juist daarom hadden antiracisme campagnes, fascismevrij manifestaties en tolerantiebetogingen die de sociale problematiek uit de weg gingen om de éénheid van de beweging vooral niet te schaden, nauwelijks of geen effect. 15. Het gevaar van extreemrechts is zeker niet geweken. De verkiezing van Gianni Alemanno, leider van de Alleanza Nazionale (AN) en voormalig leider van de jeugdorganisatie van de neofascistische partij Movimento Sociale Italiano (MSI), in april dit jaar tot burgemeester van Rome, is één van de vele aangelegenheden die ons hieraan herinneren. Het herstel van de vernieuwde FPÖ en de verkiezingsoverwinningen van het BNP zijn andere. De electorale successen van extreemrechts tijdens de voorbije 20 jaar waren echter nooit een uitdrukking van actieve steun aan een fascistisch programma. Het fascisme stond nooit opnieuw voor de deur, net zomin als de maatschappij aan het “fasciseren” was, wat dat ook mag betekenen. Wel was het een uitdrukking van het verlies aan autoriteit van de klassieke burgerlijke politieke instrumenten alsook een gevolg van de totale verburgerlijking van de voormalige “burgerlijke arbeiderspartijen”, zoals Lenin de sociaaldemocratie definieerde. 16. De basis van het succes van extreemrechts was populisme. De economische crisis en de verarming die daarmee gepaard zal gaan, zullen die basis nog verbreden. Racisme en nationalisme zullen de komende jaren nog meer uitgespeeld worden door extreemrechts en rechtse populisten. Toch is de situatie verschillend van die in de jaren ’90. Ook toen kende extreemrechts haar electorale successen. Denken we maar aan het FN in Frankrijk en in veel mindere mate in België, de Republikaner en het DVU in Duitsland, het MSI in Italië en later de Alleanza Nazionale en de Lega Norte, de partij van Blocher in Zwitserland, het FPÖ in Oostenrijk, de Deense Volkspartij, de Noorse Vooruitgangspartij, Lijst Pim Fortuyn en uiteraard het Vlaams Blok, intussen Vlaams Belang. Vandaag is dat niet verdwenen, maar staat daar ter linkerzijde in een aantal landen een sterker ontwikkelde kracht tegenover dan destijds. 17. In het begin van de jaren ’90 was er uiteraard de vorming van de PRC in Italië en ook IU in Spanje en later het Links Blok in Portugal. De Nederlandse SP was al bezig aan haar opgang en in Denemarken had de Rood-Groene Alliantie haar opleving ingezet. In Frankrijk kenden LO en later ook LCR hun eerste successen en in Schotland realiseerde de SSP
een doorbraak. Maar de dagorde werd toen, zelfs in Italië, gedomineerd door de electorale doorbraak van populistisch rechts en extreemrechts. Vandaag, zeker in Duitsland, ook in Nederland en in Frankrijk, eist vooral de electorale opgang van nieuwe linkse formaties de aandacht op. Wellicht is dat deels te wijten aan een zekere gewenning betreffende de resultaten van populistisch rechts, maar het is hoofdzakelijk de weerspiegeling van een opleving van de klassenstrijd, een fenomeen dat de volgende jaren nog sterker zal worden. Arbeidersleiders capituleren – illusies nemen toe 18. Het verraad van de arbeidersleiders is de fundamentele verklaring waarom de burgerij erin geslaagd is het globaliseringsproces in dergelijke mate door te voeren. Het gaat hoofdzakelijk om een politiek regime dat via liberalisering, privatisering en flexibilisering alle beperkingen op kapitaalbewegingen opheft Heel de wereld werd omgevormd tot één grote goktent. De wetenschappelijke en technische vernieuwingen, onder andere de internetsnelweg, hebben aan dit proces van globalisering zonder enige twijfel een reële bijdrage geleverd. Technische en wetenschappelijke vooruitgang vereisen een steeds verder doorgedreven internationale arbeidsdeling. Het vond in het tijdperk van de globalisering zijn uitdrukking in de creatie van handelsblokken en zelfs de creatie van één Europese munt, iets wat wij lang voor onmogelijk achtten op kapitalistische basis. 19. Er bestaat geen twijfel over dat de val van het stalinisme een nederlaag was voor de arbeidersbeweging en de burgerij de kans bood de uitbuitingsgraad fors op te drijven. Toch waren we het oneens met diegenen die de balans te ver in de andere richting lieten overhellen. Het was zeker niet het einde van de geschiedenis zoals Fukuyama, een Amerikaanse filosoof die toen kortstondig zijn ‘moment de gloire’ beleefde, beweerde. Het was evenmin een nederlaag vergelijkbaar met die in aanloop naar en tijdens WOII. Een stelling die tot een polemiek leidde met de stalinistische PvdA.15 Het luidde ook geen nieuwe periode van groei in, vergelijkbaar met die van de gouden jaren ’50 -’73, zoals anderen argumenteerden. In de periode ’60–’73 bedroeg de jaarlijkse groei van de productiviteit in Europa nog meer dan 5%, in Japan meer dan 6% en in de VS ruim 2,5%.16 Tussen ’95 en 2007 was dat slechts 1,4% in het zogenaamde oude Europa (15), 1,8% in Japan en 2,1% in de VS.17 Die vertraging van de productiviteitsgroei was hoofdzakelijk te wijten aan de afname van de investeringen. In de periode ’73–’90 lagen die in Japan en Europa gemiddeld een derde onder het niveau van de periode ’60 – ’73.18 20. Wel bood de val van het stalinisme de burgerij de kans om, door middel van de al aangehaalde fiscale geschenken en privatiseringen, maar ook door het opdrijven van de 15
Zie http://www.lsp-mas.be/marxisme/indypvda.html - stelling 4 Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed, fig. 1.7 blz.14 17 The Conference Board & Groningen Growth and Development Centre, Total Economy Database, summary statistics www.ggdc.net 18 Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed – blz. 13 16
6
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
uitbuitingsgraad, de overdracht van collectieve middelen naar de bedrijven die was ingezet met het begin van de neoliberale politiek in 1980, verder te zetten. Zo is het aandeel van de lonen in de samenstelling van het BBP fors teruggedrongen. In de eurozone van 69,9% in ‘75 tot 57,8% in 2006 19 en nog aanzienlijk forser in de nieuwe lidstaten. In de VS minder spectaculair, maar toch van 65,9% in ’70 naar 60,9% in 2005. In Japan van 76% in ’75 tot 60% in 2006. 21. Terwijl de reële lonen in “efficiëntie éénheden” 20 bedoeld wordt het loon per éénheid productie - in de periode ’60-’80 in de meeste Europese landen nog toenamen, namen ze in de periode ’81–’06 overal af. Daar waar ze reeds afnamen in de eerste periode, namen ze in de tweede periode nog sneller af. Nochtans nam het aandeel hooggeschoolde arbeidskrachten waarvan je toch zou verwachten dat de lonen hoger liggen, overal toe. In alle ontwikkelde kapitalistische landen kende het aandeel van laaggeschoolden in het loonaandeel van het BBP vanaf 1980 een forse daling. Het aandeel van de hooggeschoolden nam overal toe. De groep er tussenin stijgt licht in de Eurozone en in Japan en staat er telkens in voor bijna 60% van het loonaandeel in het BBP. In de VS daalde het aandeel van die groep tot slechts 48%, terwijl de hooggeschoolden een even groot deel van de totale loonsom opstrijken. Wellicht verklaart dit waarom het loonaandeel in het BBP in de VS minder spectaculair afnam dan in Japan en de Eurozone.21 De ontwikkelingen in de juiste verhouding inschatten – Globalisering en de nationale staat 22. Het is altijd een evenwichtsoefening om nieuwe ontwikkelingen in een juiste verhouding in te schatten, om de tendensen en het belang ervan tijdig te erkennen, zonder zich echter mee te laten slepen met conjuncturele verschijnselen en ze bijgevolg systematisch te overdrijven. Marx stelde ooit dat de slavernij de mens bevrijd had. Dat maakt van hem geen verdediger van de slavernij, en zeker niet in de 19de eeuw, toen de slavernij al lang had opgehouden ‘de mens te bevrijden’. Hij gaf met die uitspraak hooguit blijk de historische rol van de slavernij in de ontwikkeling van de mens juist in te weten schatten. Marx en Engels verleenden –
19 European Commission, Employment in Europe report, 2007, chapter 5 p 240 20 Bij de berekening van de reële lonen wordt, in tegenstelling tot de nominale lonen, rekening gehouden met de geldontwaarding door inflatie. In ‘efficiëntie-eenheden’ betekent dat rekening werd gehouden met de productiviteit nl. de geproduceerde (ruil)waarde per arbeider per uur. Eenvoudig gesteld gaat het om het reële loon per éénheid productie. 21 In België, Nederland en Frankrijk nam het reële loon per éénheid productie in de periode ’60–’80 jaarlijks toe met respectievelijk 0,11%, 0,82% en 0,39%. In de periode ’8 –‘06 nam het echter jaarlijks af met respectievelijk -0,40%, -1,39% en -0,66%. In de VS en Japen namen de reële lonen per éénheid productie in beide periodes af eerst met respectievelijk -0,38% en -0,04% en in de tweede periode sneller met -0,51% en -0,47%. Zie daarvoor hetzelfde document als voetnoot 18 p 244 - 246
zeer kritische - “steun” aan Bismarck 22, maar enkel voor zover hij erin slaagde Duitsland één te maken. Ze waren het grondig oneens met Lasalle 23 die in zijn enthousiasme dacht het algemeen stemrecht te kunnen verkrijgen via onderhandelingen met Bismarck en diens regering. 23. Lenin erkende de dominantie van het financiekapitaal rond de vorige eeuwwisseling en beschreef het imperialisme als het hoogste stadium van het kapitalisme. Hij voerde niettemin een harde polemiek tegen Kautsky 24, die daaruit meende te besluiten dat de nationale staten op een natuurlijke wijze overstegen zouden worden door een nog te realiseren hyperimperialisme. Wij erkenden het proces van globalisering, maar waren het grondig oneens met diegenen die beweerden dat de nationale staten irrelevant geworden waren of toch minstens zo fors aan relevatie hadden ingeboet dat men niets kon realiseren op het niveau van de individuele staten, maar enkel binnen het kader van de grote handelblokken. Burgerlijke politici misbruikten die misvatting om de verantwoordelijkheid voor hun neoliberale afbraakpolitiek door te schuiven naar “hogere instanties”. 24. Dit bereikte echter zijn limieten in mei, juni 2005 toen achtereenvolgens in Frankrijk en in Nederland een ruime meerderheid van de bevolking zich uitsprak tegen het voorstel van Europese Grondwet. Sindsdien is de burgerij beduidend voorzichtiger geworden in de mate waarin ze Europa als argument gebruikt om afbraakmaatregelen te doen aanvaarden. Dat kon echter niet verhinderen dat ook de afgezwakte versie van de grondwet, het verdrag van Lissabon, op 12 juni 2008 werd afgewezen door een meerderheid van de Ieren, de enigen in Europa die zich in een referendum konden uitspreken. In de burgerlijke pers probeerde men het voor te stellen alsof 4 miljoen Ieren 500 miljoen Europeanen hadden gegijzeld. De voorzichtigheid waarmee Europese politici zich over het referendum uitlaten, doet echter vermoeden dat ook zij beseffen dat de Ierse neen-
22
Bedoeld wordt Otto von Bismarck die in 1871 na de Frans-Duitse oorlog de Duitse staten verenigde in het Duitse Keizerrijk. Als rijkskanselier nam hij het initiatief tot de soocialistenwet die bijeenkomsten en publicaties van de Socialistische Arbeidersparij verbood. 23 Ferdinand Lasalle was de stichter van de Allgemeiner Deutscher Arbeiterverein – ADAV in 1863 dat op het Congres van Gotha fusioneerde met de Eisenachers, de aanhangers van Marx. In “Kritiek op het programma van Gotha” spreekt Marx zich sterk uit tegen deze principeloze fusie. 24 Karl Kautsky, oud-secretaris van Engels, hanteerde het marxisme als een dogma. Verweet Lenin, Trotsky en de bolsjewieken een revolutie doorgevoerd te hebben in een land dat daar nog niet rijp voor was. Verdedigde in 1914 de politiek van de SPD toen die de oorlogskredieten stemde in de Rijksdag. Lag mee aan de basis van de oprichting van de USPD (de onafhankelijke SPD), maar sloot met een minderheid opnieuw aan bij de SPD nadat de basis van de USPD zich tegen het advies van de leiding had uitgesproken voor aansluiting bij de communistische internationale. Wordt zowel door Lenin in “De renegaat Kautsky”, als door Trotsky in “Terrorisme en Communisme” en door Rosa Luxemburg in “De Russsische Revolutie” van antwoord gediend. 7
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
stemmers stemden voor de 500 miljoen Europeanen die zich niet mochten uitspreken. 25. De burgerlijke politici zijn niet de enigen die regelmatig beroep deden op de paraplu van de handelsblokken. Binnen de Europese vakbonden werd het argument dat men pas echt iets kan realiseren als dat op Europees niveau gebeurt meermaals aangewend om strijd stop te zetten en/of eisen af te zwakken. Het Europese Vakverbond organiseert jaarlijks een actie of betoging, laatst op 5 april 2008 in Ljubljana voor meer loon, meer koopkracht en meer gelijkheid. Datzelfde EVV riep echter in 2004 op, daar waar de bevolking zich mocht uitspreken via referendum, om voor het neoliberale ontwerp van Europese Grondwet te stemmen, “omdat dit een springplank zou zijn voor een meer sociaal Europa”. Sindsdien is ook het EVV iets voorzichtiger geworden, maar een oproep om tegen het verdrag van Lissabon te stemmen, kon er niet af. Europese ondernemingsraden, daar waar ze bestaan, zijn meestal een verlengstuk van het Europese management. In het beste geval wordt beslist om de effecten van herstructureringen onder de verschillende vestigingen te delen (zoals de Europese solidariteitsverklaring bij GM in dec 2005 25), in het slechtste wordt de zwarte piet doorgeschoven naar de bonden in andere landen (zoals de aanvallen van de vakbonden van VW-Vorst op IG-Metall in 2006). 26. Met dergelijke politieke en syndicale leiders werd strijd in het tijdperk van globalisering, vooral in filialen en/of bedrijven afhankelijk van multinationale ondernemingen, een riskante onderneming. Bovendien bevestigden linkse intellectuelen allerhande met hun wellicht oprechte, maar totaal overdreven stelling dat de nationale staat irrelevant geworden was, de idee dat eisen als “nationalisatie onder arbeiderscontrole” of “opening van de boeken” futiel geworden waren en maar beter ingeruild werden voor “reconversie” en/of controle door een nog te creëren “sociaal” Europa. In het algemeen leidde dit uitzichtloos perspectief ter linkerzijde, met inbegrip van radicaal links, tot capitulatie betreffende het programma. 27. Niet alleen de linkerzijde, maar ook burgerlijke nationalisten lieten zich door het perspectief van een onophoudelijk globaliserend kapitalisme meeslepen. Dit uitte zich in de illusie van de verdamping van de nationale staten en hun vervanging door het imaginaire Europa van de regio’s. Wij stelden integendeel dat het proces van
25 In december 2005 sloten de vakbondsverantwoordelijken van GM Antwerpen, Bochum, St.-Ellesmereport, Gliwice, Trolhättan, de zogenaamde Delta-fabrieken waar de Astra gebouwd werd, een Europese solidariteitsverklaring. “Wij laten ons door de Opelvoorzitter niet tegen elkaar uitspelen. Fabriekssluitingen of een ongelijke verdeling van de productie tussen de plants zullen we niet accepteren. Wie een fabriek bedreigt, zal een gezamenlijk antwoord krijgen van alle landen... Het ondertussen onderhandelde herstructureringsprogramma is het zwaarste geweest sinds de 2de W.O. Wij zullen daarbovenop geen verdere afbouw van de tewerkstelling of fabriekssluitingen eender waar in Europa toelaten", aldus hun persmededeling.
globalisering op bepaald moment onvermijdelijk op haar grenzen zou stoten. Dat, met andere woorden, het objectieve proces van steeds meer behoefte aan internationale arbeidsdeling, vroeg of laat in conflict zou komen met de archaïsche belemmeringen van het kapitalisme en het onvermogen van het kapitalisme om deze gedurende langere tijd te overstijgen, namelijk het bestaan van nationale staten en privé-bezit van productiemiddelen. Dat betekent niet dat het hele proces in tegengestelde richting weer afloopt, maar wel dat de trend naar globalisering vastloopt op groeiend protectionisme en het uiteenvallen van bestaande allianties. De mislukking van de Doha-ronde van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) en de bijeenkomst van Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk voor een gezamenlijk antwoord op de financiële crisis, waarbij andere Europese lidstaten werden uitgesloten, illustreren dit. Ideologie, inhoud en vormgeving 28. We wezen er eerder op dat de val van het stalinisme gepaard ging met de openlijke capitulatie van de politieke en de syndicale leiders van de arbeidersbeweging voor het neoliberalisme. Hoe dit ervoor gezorgd had dat de aanvallen van de burgerij een hele tijd onbeantwoord bleven. De burgerij riep het einde uit van de ideologieën, in werkelijkheid het neoliberale eenheidsdenken. Voortaan waren er geen kapitalisten en arbeiders meer, enkel nog burgers, waarvoor Verhofstadt trouwens drie manifesten schreef. De media brachten nog slechts één verhaal, een eenrichtingsaanval tegen de verworvenheden van de arbeidersbeweging. Zonder wederwoord verdween stilaan de behoefte aan inhoud en won vooral de vorm, de presentatie, aan belang. Politici werden door de pers gemaakt of gekraakt, hoefden geen ideologische vorming meer, maar mediatraining, waarbij de inhoud steeds meer ondergeschikt werd aan de “perceptie” en spin doctors belangrijker waren dan programma’s. 29. Sommigen leidden daaruit af dat de pers de vierde macht was geworden, naast de uitvoerende, de wetgevende en de juridische. Anderen zien in de ambtenaren en de lobbyisten respectievelijk de 5de en de 6de macht. We ontkennen uiteraard de impact van de massamedia niet, noch de conservatieve invloed van de ambtenarij of de invloedrijke lobbygroepen. Ze maken allen deel uit van het arsenaal van instrumenten waarover de burgerij beschikt om haar belangen in de klassenstrijd te ondersteunen. Ze weerspiegelen indirect de krachtsverhoudingen tussen de klassen en dus uiteraard ook de afwezigheid van een politiek instrument van de arbeidersbeweging. Naarmate de klassenstrijd toeneemt, zal de zoektocht naar antwoorden, de behoefte aan inhoud en de zucht naar eigen persorganen sterker worden. In zekere zin was het ontstaan van “onafhankelijke” media daar een eerste, zij het nog van illusies doordrongen, uitdrukking van. De burgerlijke media zullen niet anders kunnen dan die ontwikkeling weerspiegelen. De vraag naar ideologische opheldering zal het belang van een inhoudelijk onderbouwde revolutionaire pers nog doen toenemen. 8
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
In dit deel leggen we uit waar de wortels van de huidige economische crisis liggen. Waarom de verzorgingsstaat die toch zo succesvol geweest was, niet langer vol te houden was. Hoe de burgerij haar economische politiek wijzigde en daarmee uiteindelijk de basis legde voor de zeepbeleconomieën. We eindigen dit deel met de beschrijving van de maatregelen waarmee de burgerij aan deze crisis onderuit wil komen en haar manisch depressief karakter, dat de burgerij eveneens kenmerkte in aanloop naar de Grote Depressie van ’29. Tenslotte geven we een snel overzicht van de reactie van de arbeidersbeweging wereldwijd. De wortels van de crisis - arbeidswaardeleer 30. Onze stroming karakteriseerde de periode die volgde op de crisis van ’73 – ’75 als een depressie. Niet iedereen verstaat onder “depressie” hetzelfde, bovendien is de betekenis ervan met de tijd veranderd.26 Wij hanteren de beschrijving van Friedrich Engels in zijn inleiding op het Kapitaal, nl. een lang uitgerokken periode van economische stagnatie of neergang, gekenmerkt door structureel hoge werkloosheid. In Capitalism Unleashed publiceerde Andrew Glynn een grafiek met de werkloosheidscijfers in Europa, Japan en de VS tussen 1960 en 2004 27. Zowel in Europa als in Japan blijft de werkloosheidsgraad tussen 1960 en 1975 stabiel op of net onder de 2%. Vanaf ’75 verviervoudigt ze in Europa tot 8% midden de jaren ’80 en groeit verder tot 10% midden de jaren ’90. Daarna neemt ze af, maar keert nooit meer terug tot het niveau van voor de crisis, in 2007 bereikt de Europese werkloosheid een voorlopig dieptepunt van 7,4%. In Japan groeit de werkloosheid vanaf ’75 gestaag tot 5% in 2000, waarna ze afneemt tot een dieptepunt van 3,8% in 2007, in mei 2008 bedroeg ze opnieuw 4,1%28. In de VS daalt de werkloosheid tussen ’62 en ’70 van 6% tot minder dan 4% en neemt dan met horten en stoten toe tot bijna 10%
26
Vandaag is de standaarddefinitie voor “recessie” twee of meer kwartalen van negatieve economische groei. Die definitie laat een pak factoren buiten beschouwing. Voor de wereldeconomie brengt men bijvoorbeeld ook de bevolkingsaangroei in rekening en spreekt men al van een recessie als de groei zich onder de 2% bevindt. Bovendien is het moeilijk op basis van kwartaalcijfers het begin van een recessie vast te stellen. Het “National Bureau of Economic Research” (NBER) definieert een recessie als “de periode waarin de economische activiteit haar piek heeft bereikt en begint af te nemen tot op het moment waarop de bedrijvigheid haar dieptepunt bereikt. Als de activiteit opnieuw toeneemt, spreekt men van een expansieperiode.” Ook over de betekenis van “depressie” bestaan talloze interpretaties Voor Wereldoorlog II noemde men iedere economische vertraging een “depressie”. Men vond toen de term “recessie” uit, om kleinere economische inzinkingen te onderscheiden van de “Grote Depressie” van de jaren ’30. Met een depressie wordt dus een periode van economische inzinking bedoeld die langer duurt en dieper is dan een recessie. Technisch spreekt men vandaag van een depressie als de negatieve groei -10% bedraagt en van een grote depressie als die -25% bedraagt. Tussen november ’73 en maart ’75 kromp het BBP van de VS met -4,9%. Zie ook: http://economics.about.com/cs/businesscycles/a/depressions_2.ht
m 27 28
Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed Fig. 2.1 blz. 26 http://www.imf.org/external/datamapper/index.php
in 1982. Na een forse afname tot minder dan 4% begin 2000 bedraagt ze vandaag 6,1%.29 31. Het zijn echter vooral de afname van de winstvoet en de systematische neiging tot overproductie die de depressie inluidden. Onder druk van steeds grotere concurrentie, waren kapitalisten verplicht steeds performantere machines te installeren, die bovendien steeds sneller afgeschreven moeten worden. Machines, gebouwen en grondstoffen worden door Marx vast kapitaal genoemd. Dat is omdat ze hun waarde overdragen in het eindproduct, maar er geen extra waarde aan toevoegen. In het geval van de grondstoffen is die waardeoverdracht soms zelfs fysiek merkbaar. Op dezelfde manier gaat de waarde van bedrijfsgebouwen en machines beetje bij beetje over op het eindproduct. De kapitalist rekent de huur die hij betaalt voor bedrijfsterreinen en gebouwen, net zoals de afschrijving voor machines en de aankoop van grondstoffen, door in de prijs van het eindproduct. 32. De waarde van de machines en gebouwen wordt net als die van grondstoffen bepaald door de gemiddelde hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die vereist is om ze te produceren. Rekent de grondstoffenproducent, de eigenaar van bedrijfsterreinen of de leverancier van machines, een prijs aan hoger dan de waarde van de gemiddelde hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd om zijn goederen te produceren, dan vindt hij doorgaans geen koper, tenzij hij over een monopoliepositie beschikt of tot kartelafspraken komt met de concurrenten. Rekent hij, vrijwillig of onder druk van een grote klant, een prijs aan onder de waarde, dan zal hij na verloop van tijd de boeken moeten sluiten of armoede lijden. De prijs kan ook verstoord worden door een speculatieve toevloed aan geldmiddelen, waardoor hij tijdelijk fors boven de reële waarde uitstijgt. We hebben hier eigenlijk te maken met een verstoring, een geldhoeveelheid die niet correspondeert met de goederenhoeveelheid en onvermijdelijk leidt tot een inflatie-opstoot of geldontwaarding. 33. In zijn meerwaardetheorie legt Marx uit, dat het geheim van de kapitalistische uitbuiting hem juist zit in het feit dat de arbeider niet het resultaat van zijn arbeid, maar zijn capaciteit om te arbeiden, zijn arbeidskracht, verkoopt. Het loon, de prijs die de kapitalist daarvoor betaalt, is maatschappelijk bepaald en stemt overeen met de waarde van de gemiddelde hoeveelheid arbeidskracht vereist om zichzelf en zijn gezin te onderhouden en te reproduceren volgens de maatschappelijke norm. Met het loon bedoelen we uiteraard de totale prijs van 29
Le Soir, 6 september 2008 9
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
arbeidskracht, het brutoloon inclusief het uitgestelde loon onder de vorm van sociale bijdragen en patronale lasten. Voor de kapitalist komt het erop aan het productieproces zodanig te organiseren, dat de arbeider zijn arbeidskracht langer ter beschikking stelt dan hij nodig heeft om zijn loon terug te verdienen. In de overgebleven tijd levert de arbeider onbetaalde arbeid of meerwaarde. 30 Arbeidskracht is de enige productiekracht die meer waarde oplevert dan ze zelf aan het eindproduct afstaat, de enige bron van waarde. Vandaar dat Marx arbeidskracht variabel kapitaal noemt. De verhouding tussen de hoeveelheid onbetaalde arbeid of meerwaarde en de hoeveelheid betaalde arbeid of variabel kapitaal, drukt de uitbuitingsgraad uit. 34. De kapitalist is echter niet zozeer in de uitbuitingsgraad geïnteresseerd, maar in de verhouding tussen zijn opbrengst, de meerwaarde, en zijn totale investering, vast en variabel kapitaal samen. Hij herinnert er ons regelmatig aan dat we ons niet kunnen inbeelden hoeveel hij wel moest investeren vooraleer de productie kon opstarten. En inderdaad, onder druk van het irrationele, ongeplande kapitalisme van de vrije concurrentie, is de arme kapitalist verplicht een steeds groter deel van zijn kapitaal te investeren in vast kapitaal, waardoor minder overblijft voor variabel, waardescheppend kapitaal. In Marx bewoordingen: de organische samenstelling van het kapitaal, de verhouding tussen vast en variabel kapitaal, wijzigt in het voordeel van het vaste, niet waardescheppende, kapitaal.. Resultaat: de hoeveelheid gerealiseerde meerwaarde per éénheid geïnvesteerd kapitaal, wat Marx de winstvoet noemt, heeft voortdurend de neiging af te nemen.31 Bovendien heeft de overgrote meerderheid van de bevolking, juist omdat het kapitalisme gebaseerd is op het leveren van onbetaalde arbeid, onvoldoende inkomsten om alle goederen 30
Zoals Marx uitlegde, slaagt de burgerij er steeds beter in haar uitbuiting te verbergen, een anoniem karakter aan te nemen. Achterhaal maar eens wie nu juist hoeveel aandelen van een bedrijf in handen heeft. Om de uitbuitingsgraad te berekenen, zouden we van het nettoresultaat van het bedrijf de afschrijvingen (als de kapitalist de machines tenminste niet versneld afschrijft), subsidies, de prijs van grondstoffen, de huur van gebouwen en terreinen en de totale loonkost moeten aftrekken, en het resultaat ervan delen door de loonkost. Het best wordt de uitbuitingsgraad nog benaderd door de verhouding tussen de personeelskosten en de toegevoegde waarde (de waarde van de geproduceerde goederen en diensten verminderd met de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten – dus niet de aan de “productiefactor” arbeid uitgekeerde vergoedingen). De site van de federale overheid geeft daar een overzicht van, helaas slechts voor de periode ’99-’04. Om de uitbuitingsgraad te berekenen, moet men van de toegevoegde waarde de personeelskosten aftrekken (om de meerwaarde of onbetaalde arbeid te bekomen) en delen door de personeelskost of betaalde arbeid. Voor de totale industrie, goed voor 626.000 werknemers, geeft dat een gemiddelde uitbuitingsgraad van 63,4% d.w.z. dat de arbeider voor iedere 100 € betaalde arbeid, 63,4 € onbetaalde arbeid presteert. In de textiel is dat 45% en in de chemie, spijts de betere lonen, 105%. In de horeca, waar de productiviteit een stuk lager is, maar de lonen ook, bedraagt de uitbuitingsgraad 72%. http://www.statbel.fgov.be/figures/d422_nl.asp 31 Zie Philip Armstrong, Andrew Glyn, John Harrison, Capitalism since 1945, 1991, p. 248 - 251 en Andrew Glyn, Capitalism Unleashed, 2006, p. 136 - 146
die ze produceert ook te consumeren. De kapitalisten zijn onvoldoende talrijk om die overvloed op te slorpen, voor zover ze al bereid zijn de afval die ze voor ons produceren, zelf te consumeren. Opgang en val van de verzorgingsstaat 35. Het lijkt paradoxaal, maar juist omwille van de sterkte van de arbeidersbeweging leverde dat tot het begin van de jaren’70 geen al te grote problemen op. In de bloeiperiode tussen 1950 en 1975 groeiden de ontwikkelde kapitalistische landen jaarlijks met 4,9%, minstens dubbel zo veel als elke voorgaande periode. In een kwart eeuw werd meer geproduceerd dan in de voorgaande drie kwart eeuw. In de ontwikkelde kapitalistische landen groeiden de reële lonen tussen ’65 en ’73 met gemiddeld 3,5% per jaar, meer dan de productiviteit, die jaarlijks met 3,2% groeide.32 Op tien jaar tijd waren de lonen in België vervijfvoudigd. In reële uurlonen kwam dit overeen met een stijging van 110 % tussen 1960 en 1970.33 De gemiddelde werkloosheidsuitkering in 19 OESO-landen steeg van 28% van het gemiddelde loon in 1960 tot 35% in 1974 en 43% in 1979. 34 De dominante economische politiek, het Keynesianisme dat leidde tot de zogenaamde verzorgingsstaat, was gericht op het stimuleren van de vraag, waarmee men dacht voortaan recessies te kunnen vermijden.35 Belangrijke verhogingen van lonen en uitkeringen en van publieke uitgaven, zowel voor diensten als infrastructuurwerken, waren de drijvende kracht achter de toepassing van nieuwe productietechnieken gericht op massaproductie. 36. Vroeg of laat moesten net die factoren die de groei zo sterk stimuleerden en hadden toegestaan dat het kapitalisme zichzelf leek te overtreffen, in conflict komen met de beperkingen van het kapitalisme, omslaan in hun dialectisch tegendeel en een rem zetten op de verdere ontwikkeling.36 De burgerij kon echter niet zomaar omschakelen naar een andere 32
Philip Armstrong, Andrew Glyn, John Harrison, Capitalism since 1945, 1991, blz. 248 33 Els Witte, Jan Craeybeckx & Alain Meynen, Politieke Geschiedenis van België, 2005, blz. 335. 34 Andrew Glyn, Capitalism Unleashed, 2006, blz. 4 35 In De Militant nr. 148 van februari 1996 publiceerden we een uitgebreid dossier over de verzorgingsstaat in België onder de titel “Opgang en val van de welvaartsstaat” 36 In die periode dachten sommigen dat het kapitalisme voortaan haar fundamentele interne tegenstellingen, het privé-bezit van productiemiddelen en het bestaan van nationale staten, had overstegen. Ernest Mandel sprak van laatkapitalisme en schreef de arbeidersbeweging af als “verburgerlijkt”. Binnen de Internationale waarvan hij de belangrijkste leider was, woedde gedurende 10 jaar een verbeten discussie tussen diegenen die uitkeken naar guerrilla en diegenen die pleitten voor de opbouw van een klassieke revolutionaire partij. Men ging er zelfs zover in het westen te pleiten voor stadsguerrilla, waardoor de PCF in mei ’68 moeiteloos de “gauchisten” kon isoleren van de massa van de arbeiders. Al in het begin van de jaren ’60, toen Mandel zijn theorie van het laatkapitalisme nog maar begon te formuleren, antwoordde Ted Grant namens onze stroming met de brochure Will there be a slump. 10
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
economische politiek. Deels uit schrik voor de reactie van de arbeidersbeweging, deels ook omdat ze er zelf nog niet uit was. Gedurende zes jaar zocht ze naar een geschikt alternatief, maar intussen bleef de keynesiaanse economische politiek doorgaan, evenals de problemen die ermee gepaard gingen, zoals stagflatie, de combinatie van economische groeivertraging en galopperende inflatie, en oplopende overheidsschulden. De strijd voor het herstel van de winstvoet – de monetaristen nemen over 37. Paul Volcker, voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve van aug. ’79 tot aug. ’87, zei achteraf dat ‘de belangrijkste individuele daad van de regering in de strijd tegen de inflatie, het verslaan was van de staking van de luchtverkeersleiders’.37 Daarmee creëerde toenmalig VSpresident Reagan de voorwaarde voor de omschakeling van een vraageconomie naar een aanbodeconomie. Voortaan zou men recessies niet meer bestrijden door de vraagzijde, de koopkracht te stimuleren, maar door de aanbodzijde, de producenten te stimuleren via belastingsverminderingen. Reagan was een aanhanger van de zogenaamde Laffer-curve die stelt dat het verlies aan inkomsten door belastingsvermindering ruim gecompenseerd wordt door extra inkomsten als gevolg van de economische stimulans. Onder Reagan groeide de openbare schuld van de VS weliswaar van 700 naar 3.000 miljard $. 38 Wat de staking van de luchtverkeersleiders was voor de VS, was de staking van de Britse mijnwerkers van maart ’84 tot maart ’85 voor Groot-Brittannië en in zekere zin voor heel Europa. Als Reagan de nieuwe kampioen was voor de burgerij in de VS, dan was Iron Lady Thatcher dat voor Groot-Brittannië en Europa. 38. Reagan en Thatcher waren allebei aanhangers van het monetarisme. De Thatcher-regering trok tussen ’79 en ’82 de reële rentevoeten op van -3% naar +4%. 39 Niet alleen werden 37 Op 3 augustus 1981 riep de vakbond van luchtverkeersleiders in de VS een staking uit voor betere arbeidscondities en een 32-uren werkweek. Daarmee overtrad de vakbond een wet van 1956 die bepaalt dat overheidsbonden geen stakingsrecht hebben, maar doorgaans niet toegepast werd. De nieuw verkozen president (4 november 1980), Ronald Reagan, riep de staking uit tot “een gevaar voor de nationale veiligheid” en beval werkhervatting. Reagan wist dat in het geheim vervangers waren opgeleid en gaf de stakers 48 uur de tijd om het werk te hervatten. Slechts 1500 van de 13.000 verkeersleiders deden dat. Op 5 augustus werden 11.345 stakende luchtverkeersleiders op staande voet ontslaan en voor een periode van drie jaar uitgesloten van overheidsbetrekkingen, een periode die achteraf werd ingekort. Ze werden oorspronkelijk vervangen door niet stakende verkeersleiders, opzichters, personeel van de staf en in sommige gevallen verkeersleiders van elders en militaire verkeersleiders, in afwachting van het opleiden van vervangers. De vakbond werd op 22 oktober haar erkenning ontnomen. 38 Lou Cannon, Michael Beschloss. Ronald Reagan: The Presidential Portfolio: A History Illustrated from the Collection of the Ronald Reagan Library and Museum. p.128 39 De rentevoet bepaalt de prijs waartegen geld ter beschikking wordt gesteld. Hier wordt de richtinggevende rentevoet bedoeld, dat is het tarief dat banken elkaar aanrekenen voor dagleningen.
leningen daardoor duurder, maar bovendien werd de Britse £ fors duurder, een nadeel voor de export. De werkloosheid sprong van 5% in ’79 naar 11% in ’83. Fed voorzitter Volcker, die vandaag zowat wordt beschouwd als diegene die de stagflatie verdreef, kopieerde dit beleid en dreef tussen ’79 en ’83 de reële rente op van licht negatief naar +5%. De werkloosheid steeg van 5% in ’79 naar 10% in ’82, maar de inflatie daalde tegelijk van 13% in ’80 naar 3% in ’83. Kortom: men had eindelijk de methode ontdekt en de politieke wil bijeengeraapt om de crisis af te wentelen op de arbeiders en hun gezinnen. Weldra werd de monetaristische politiek de dominante economische politiek in zowat alle ontwikkelde kapitalistische landen. 39. Reagan, Thatcher, Volcker en de andere sleutelfiguren in het toepassen en doen aanvaarden van de monetaristische recepten, hadden wellicht zelf niet voorzien waartoe hun politiek zou leiden. Ze hadden de aanval ingezet tegen de verworvenheden van de arbeiders. De massale werkloosheid leverde een arbeidsreserveleger op, dat weldra gebruikt werd om de lonen en arbeidscondities onder druk te zetten. Arbeidswetgeving moest versoepeld of afgeschaft worden. Men noemt dat liberalisering, officieel ‘het bevrijden van de arbeid van schadelijke beperkingen’; wij zouden zeggen ‘de vrijheid om arbeidskracht zonder beperking uit te buiten’. Staatsinterventie was ongewenst en de economische “laissez faire” zou uiteindelijk zorgen voor een trickle down-effect, waarbij ook de armsten baat zouden hebben, beweerden ze. Intussen werden openbare diensten gesaneerd, of zoals men dat noemt “geresponsabiliseerd”. Ze werden autonome bedrijven in plaats van diensten. Men bereidde ze op die manier voor op privatisering, nog zo’n kenmerk van het neoliberalisme. 40. Via het invoeren van flexibiliteit verminderde men de noodzakelijke arbeid - de arbeid nodig om de aankoop van arbeidskracht (de loonkost) te betalen - en dreef men de meerwaarde of de hoeveelheid onbetaalde arbeid op. Flexibilisering van de arbeidscontracten, het invoeren van deeltijds werk, tijdelijke contracten, interim en studentenarbeid, zorgden ervoor dat de productiepieken flexibel opgevangen worden en de kapitalist niet langer een overtollige hoeveelheid arbeiders moet aanhouden op nietproductieve momenten. De invoer van ploegenarbeid en volcontinu-systemen zorgt ervoor dat de machines maximaal benut worden gedurende hun “levenscyclus”. Het opdrijven van het arbeidsritme, hetzij door de machines harder te laten draaien, hetzij door “managementtechnieken” die de dode momenten, zoals plaspauzes, uit het productieproces wegsnijden. Het organiseren van concurrentie tussen filialen van eenzelfde bedrijf om de volgende bestellingen binnen te halen. Al die maatregelen waren erop gericht de winstvoet, de hoeveelheid winst per geïnvesteerde hoeveelheid kapitaal te herstellen. De strijd voor het herstel van de winstvoet - financiële sector zwelt op
11
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
41. Door de val van het stalinisme en de plotse toevoer van massaal veel, voor uitbuiting beschikbare, arbeidskrachten werd het neoliberalisme enorm versterkt. Delokalisering als dreigement om voor de patroon gunstiger condities af te dwingen, bestond reeds voordien, maar eerst met de nabijheid van Oost-Europa, dan met de ontwikkeling van de groeilanden en ook met de mogelijkheid van gegevenstransporten via internet, werd het vele malen versterkt. Vooral de financiële sector profiteerde van de nieuwe ontwikkelingen. Moderne productiemethodes vergen steeds gespecialiseerder en duurder onderzoek, steeds belangrijker investeringen, die bovendien op steeds kortere termijnen moeten worden afgeschreven. Dat vergt de mobilisatie van omvangrijke kapitalen die niet altijd onmiddellijk opleveren. Door financiële spitstechnologie is men erin geslaagd steeds grotere hoeveelheden kapitaal te mobiliseren, dikwijls ook wat voorheen “sliep”. Zo schakelde men voor de pensioenstelsels steeds meer over van repartitiestelsels, waarbij de huidige werknemers de pensioenen van de huidige gepensioneerden betalen, naar kapitalisatiestelsels, waarbij een kapitaal wordt opgebouwd waaruit het latere pensioen betaald zal worden.40 Morgan Stanley schat dat pensioenfondsen, bij ons de fiscaal bevoordeelde tweede pijler, intussen wereldwijd ongeveer 20.000 miljard $ activa beheren. 42. De financiële sector kende een fenomenale uitbreiding, vooral in de VS. In 1982 leverden financiële bedrijven er minder dan 5% van de totale bedrijfswinsten na belastingen, in 2007 was dat al 41%. Hun aandeel in de totale toegevoegde waarde steeg eveneens, maar in veel mindere mate, van 8% naar 16%. Dat betekent dat de winstmarges in de financiële sector proportioneel fors hoger lagen dan in de rest van de economie. 41 Hoe komt dat? De fundamentele oorzaak was de ondermijning van de winstvoet in de reële productie. Daardoor verkozen steeds meer kapitaalbezitters 40 In tegenstelling tot pensioenstelsels gebaseerd op kapitalisatie, zijn repartitiestelsels ongevoelig voor schommelingen op de financiële markten. Ze houden tevens een grotere graad van solidariteit in dan de stelsels van individuele kapitalisatie. Na de grote depressie en WOII kenden repartitiestelsels bijgevolg een opleving. Ze werden beschouwd als verworvenheden van de klassenstrijd. In België werd na de oorlog een gemengd pensioenstelsel ingevoerd via de Besluitwet van 28 december 1944 Het gedeelte van financiering via repartitie werd echter steeds belangrijker. In het pensioenstelsel van de arbeiders werd de individuele kapitalisatie afgeschaft vanaf 1 januari 1954. Bij bedienden gebeurde dat geleidelijk vanaf 1957 en definitief op 1 januari 1968. Zie ook: www.vrouwenraad.be/dossiers/2006/genderwetswijzer/soc_zek_wer kn.pdf In landen als Nederland, Denemarken en IJsland bedragen de pensioenvoorzieningen op basis van kapitalisatie meer dan 130% van het BBP van die landen. Groot-Brittannië en Ierland bevinden zich in de middenmoot van 50 tot 100% van het BBP. In Duitsland, Frankrijk, België en de meeste Zuid en Oost-Europese landen bedragen ze minder dan 20% omdat de repartitiestelsels er nog een belangrijkere rol spelen. De Nederlandse Bank, kwartaalbericht juni 2008 41 Financial Times, 5 februari 2008, Why is it so hard to keep the financial sector caged?
speculatieve beleggingen boven dure investeringen in de reële productie. De groei van de investeringen viel in alle ontwikkelde kapitalistische landen onophoudelijk terug sinds het einde van de jaren ’60. Die terugval wordt slechts gedeeltelijk, voor minder dan de helft, gecompenseerd door de zogenaamde groei-economieën.42 43. De winstgevendheid van de niet-financiële bedrijven stabiliseerde of daalde in alle ontwikkelde kapitalistische landen.43 Vanaf het midden van de jaren ’80 vertoonde ze echter een geleidelijk herstel, zowel in Europa als in de VS. Dat was echter niet, zoals in de jaren ’60, gebaseerd op een forse toename van de productiviteit. 44 Integendeel, het was hoofdzakelijk een gevolg van brutale kostenbesparingen, forse belastingsverminderingen voor de bedrijven en een meer dan gewone bijdrage van de particuliere consumptie aan de groei op basis van goedkoop geld. In de VS herstelde de winstvoet na belastingen weliswaar tot op het niveau van de jaren ’60, maar dat was bijna uitsluitend als gevolg van fiscale geschenken aan de bedrijven. Het ging, met uitzondering van een kortstondige opleving op het einde van de jaren ’90, niet gepaard met een toename van de investeringen.45 Integendeel, de enorme winsten, het gevolg van het opdrijven van de uitbuitingsgraad en een overdracht van collectieve middelen naar de bedrijven, werden niet productief, maar vooral speculatief aangewend. Zeepbeleconomie 44.Globalisering leidde tot de afschaffing van iedere beperking op de bewegingsvrijheid van geld. De snelheid van die bewegingen werd door de technologie fors opgedreven. Kapitalisme heeft uiteraard al lang niets meer te maken met Calvinisme. De idee om de consumptie van vandaag uit te stellen en de opgespaarde middelen te investeren om de productie van morgen op te drijven en dus meer te kunnen consumeren in de toekomst, was al ten tijde van Marx naar het fabelrijk verwezen. Marx beschreef hoe in het kapitalisme het doel van het productieproces niet langer het produceren van goederen was – om meer te kunnen consumeren - maar het accumuleren van kapitaal.46 De goederen waren niet langer het einddoel van de productie, maar slechts een middel om meer kapitaal te vergaren. Af en toe ging de burgerij in haar hebzucht echter zo ver dat ze de toekomstige accumulatie in gevaar bracht. Zo beschreef Friedrich Engels hoe de Engelse burgerij de toekomstige generaties, kinderen van nog geen 10 jaar, dreigde uit te putten in de fabrieken en de mijnschachten.47 De uitstekende verfilming van Pieter Daens van LP Boon toont ons dat ook de Belgische burgerij in het begin van de vorige eeuw een dergelijk delirium beleefde. Financiële globalisering heeft een gelijkaardig element van roofbouw. De gezondheid van bedrijven, van 42
Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed, blz 86 Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed, blz 136, 141, 146 44 Zie punt 19, maar voor een meer algemeen overzicht Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed, blz.14 45 Andrew Glyn, 2006, Capitalism Unleashed, blz 134 46 K. Marx, loon, prijs en winst 47 F. Engels, de toestand van de arbeidersklasse in Engeland 43
12
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
hele sectoren, van hele gemeenschappen en hun omgeving, moet wijken voor de realisatie van korte termijn winsten. 45. Hefboomfondsen, pensioenfondsen, beleggingsmaatschappijen, verzekeringsmaatschappijen, staatsfondsen, privé-vermogens etc zijn voortdurend op zoek naar hoge rendementen. Eerst stortten ze zich op de Aziatische groeilanden, waar met lage lonen goedkope producten werden aangemaakt voor export naar het westen. Boerenpopulaties werden van het land gerukt, hypermoderne productie-eenheden werden ingeplant in nauwelijks ontwikkelde dorpen die in een mum van tijd steden werden. Het ging gepaard met een boom in immobiliën, doorgaans gefinancierd met geleend geld dat met de toekomstige winsten probleemloos afgelost zou worden, dacht men. Toen de productie tegen de grenzen van de markt botste, stortten die economieën en hun munten als kaartenhuizen in elkaar. De overheden moesten tussenkomen en de bevolking betaalde het gelag. Het overkwam Maleisië, Thailand, ZuidKorea, Mexico, Brazilië, Rusland en veel andere landen die uiteindelijk hun munt onderuit zagen gaan. 46. De kapitaalstroom keerde zich om naar de “veilige havens” in Europa en de VS. Het leidde tot de zogenaamde dotcom gekte, de hype van aandelen in de informatie en communicatietechnologie. Bedrijven die nooit enige winst hadden geboekt, zagen hun aandelen genoteerd aan waarden die niets met de realiteit te maken hadden. Het verschijnsel asset-inflation, inflatie van de financiële activa, deed zich voor. Boekhoudingen werden opgesmukt om de aandeelhouders aan boord te houden, denken we maar aan de schandalen rond Enron, maar ook Lernhout en Hauspie in België. Het stimuleerde toen al de vraag naar meer toezicht. Dat kon echter niet beletten dat ook die zeepbel in 2001 barste. In overeenstemming met de politiek van de Amerikaanse overheid besliste de Federal Reserve dan maar alweer een nieuwe zeepbel te creëren om de crisis voor zich uit te duwen door de geldkranen nog meer open te draaien. De overheid bouwde haar tweelingtekort of twin deficit op, met een recordtekort op de Amerikaanse betalingsbalans van -805 miljard $ of 6,5% van het BBP in 2005 en een begrotingstekort dat in 2004 –4,7% van het BBP bereikte. Tegelijk liet de Fed de rentevoeten dalen van 6,5% in het begin van 2001 naar 1,75% eind 2001 en 1% halverwege 2003 tot half 2004. Fed-voorzitter Greenspan heeft zijn bijnaam van “serial bubble blower” hieraan te danken.
toegenomen.” Dit is wat we schreven in 2006. Kortom: het waren de enorme bedrijfswinsten die niet langer in de productie geherinvesteerd werden, maar integendeel als goedkope leningen aangeboden werden. Goedkope leningen stimuleerden de vraag naar woningen en dreven bijgevolg de huizenprijzen op. 48 Dat zorgde op zijn beurt voor een enorme toename van de zogenaamde tweede hypotheken of krediethypotheken, leningen gebaseerd op de waardestijging van de woning, die vooral in de VS een courante praktijk werden. 48. Het was één van de talloze middelen om de Amerikaanse arbeiders en hun gezinnen ertoe aan te zetten niet enkel hun huidig loon, maar ook het loon dat ze in de toekomst nog moeten verdienen nu al te spenderen. Zolang alles goed gaat, heeft men de neiging zich steeds verder te wagen. Men begon leningen te verschaffen aan mensen die niet de nodige “kredietwaardigheid” hadden. Consumentenleningen, maar ook zogenaamde ninja-hypotheken, hypotheken aan mensen met ‘no income, no job, no assets’, geen inkomen, geen werk en geen activa. Men lokte ze dikwijls met zogenaamde subprime-leningen, in het Nederlands vertaald als 48
Op 18 maart vroeg The New York Times zich af of de huizenprijzen in de VS dezelfde weg zouden afleggen als die in Japan tussen 1984 en 1999.
47. In de tekst van 2006 citeren we het IMF. Dat schreef de toenmalige groei toe aan “een uitzonderlijke samenloop ... die de wereldeconomie de laatste jaren op gang hield.” Wat was die samenloop? Hoofdzakelijk de aanvoer van goedkoop geld. Waar vandaan? Niet alleen van de overheid en de Federal Reserve, dat zou niet volstaan hebben. Bovendien moeten begrotings- en handelstekorten ook ergens mee gefinancierd worden. “De afname van investeringen heeft geleid tot een spaaroverschot bij de bedrijven. Dat overschot oefende een neerwaartse druk uit op de lange termijnrente. Als gevolg daarvan, en ook het effect dat dit had op de huizenprijzen en het gezinspatrimonium, is de consumptie 13
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
‘rommelhypotheken’. Dit zijn leningen met een lage instaprente die meestal na twee of drie jaar fors toeneemt, in de veronderstelling dat men intussen, op basis van de gestegen waarde van de woning, de originele hypotheek kan herfinancieren tegen gunstiger voorwaarden. Men dacht door deze leningen in stukjes te verdelen en te verpakken in effecten het risico zodanig te kunnen spreiden dat er uiteindelijk geen risico meer overblijft. 49. Dagelijks vond men nieuwe financiële instrumenten uit die steeds complexer werden, maar allen tegelijk een eenvoudige weerspiegeling waren van het naïeve geloof dat het gratis feest nooit zou stoppen. Niet alleen particuliere consumenten werden aangepord om te kopen op krediet. Het werd een veralgemeende praktijk van overheden om openbare werken te financieren met obligatieleningen, die dikwijls verzekerd werden door zogenaamde kredietverbeteraars of monolines. Hefboomfondsen en andere deden overnames die voor meer dan de helft gefinancierd werden met geleend geld, de zogenaamde leveraged buyout 49 Wie niet aan het feest deelnam, was hopeloos achter op zijn tijd. Resultaat: de consumptie van de overheid en de gezinnen in de VS werd aanhoudend gestimuleerd, niet op basis van reële inkomens, maar op basis van een historisch hoog niveau van schulden. De VS voerden een derde meer in dan ze consumeren. Socialisme voor de rijken 50. Men kan niet blijven schulden maken, vroeg of laat moet iemand voor de rekening opdraaien. We zijn er steeds van uitgegaan dat als de VS in recessie zou glijden, ze de rest van de wereld met zich mee zou sleuren. Illusies als ‘decoupling’ of ‘ontkoppeling’, de idee dat de diverse handelsblokken autonome entiteiten zijn geworden die immuun zijn voor, of toch minstens bestand zijn tegen, schokken in de andere handelsblokken, hebben we steeds afgedaan als fantasieën. De VS staat voor 25% van het wereldproduct, drie keer dat van Japan, de tweede economie op wereldvlak, vier keer dat van Duitsland, de derde economie en de grootste in EU-27. Bovenal doet de VS al jaren dienst als ‘buyer of last resort’, de markt die alles opkoopt dat men elders niet kwijt kan, voor de rest van de wereld. Particuliere consumptie staat er voor liefst 72% van het BBP, overheid en particulieren stapelen de schulden op. In 2007 hadden de gezinnen in de VS een gemiddeld spaartegoed van slechts 449 $, een vierde van dat in 2000 en een uitstaande schuld van 121650 $, bijna het dubbele van dat in 2000.
51. Die situatie kon niet blijven duren. De VS moesten de uitgaven intomen, maar dan wel zodanig dat de consumptie niet helemaal stil viel. We noemen dat in de tekst Na een woelig 2007 naar een explosief 2008, geschreven in januari 2008 voor onze districtscongressen “een gevaarlijke, maar noodzakelijke evenwichtsoefening.”50 Tussen juli 2004 en juli 2006 trok de Fed de rentevoeten 17 keer op rij op, van 1% naar 5,25%, dat tarief werd dan een jaar lang aangehouden.51 De Fed wou daarmee de onderliggende inflatie, een gevolg van het systematisch stimuleren van de economie met de uitgifte van dollarobligaties, bestrijden. De idee dat buitenlandse centrale banken hun dollarreserves te gelde zouden maken, een vlucht uit de dollar zouden veroorzaken en dat een scenario, vergelijkbaar met dat van de Aziatische groeilanden, maar dan in de VS, zich zou voordoen, was een ondraaglijke dreiging. Als de dollar waardeloos zou worden, zou dat niet alleen de VS, maar heel de wereldeconomie in een onvergelijkbare grote depressie meesleuren. Dat scenario wegwerken, was de absolute prioriteit. 52. De verzadiging van de woningmarkt en de toename van de rentevoeten leidden uiteindelijk tot betalingsproblemen voor de nieuwe eigenaren. De technische aspecten van de subprime-crisis, haar verspreiding naar andere sectoren en haar gevolgen hebben we al uitgebreid toegelicht in de tekst Na een woelig 2007 naar een explosief 2008 Het is niet nodig dat hier allemaal te herhalen. We willen vooral benadrukken dat de betalingsproblemen in het segment van rommelhypotheken de vonk aan het lont staken, maar de problemen net zo goed elders hadden kunnen ontstaan. Zodra de kredietgedreven groei haar limieten bereikte, sloegen alle factoren die aan die groei hadden bijgedragen om in hun dialectisch tegendeel en werden ze factoren die de crisis hielpen verdiepen. Beleggingsicoon Warren Buffet noemt de eindeloze reeks van nieuwe, innovatieve financiële instrumenten nu “financiële massavernietigingswapens”. Door effectisering herverpakte betalingsrisico’s heten voortaan “financiële clusterbommen”. In plaats van de betrouwbaarheid van obligaties te garanderen, dreigen 50
Deze tekst staat integraal op marxisme.net onder interne documenten 51 La Libre Belgique publiceerde en overzichtelijke grafiek in haar editie van 23 januari 2008
49
Le Monde, 23 juni 2008, Les fonds d’investissement en quète de moralité. Leveraged buyout is een methode om een bedrijf over te nemen met minimale inzet van eigen kapitaal. De overname berust hoofdzakelijk op geleend geld. De activa of bezittingen van het overgenomen bedrijf doen dienst als onderpand. Later moet de lening door het overgenomen bedrijf worden terugbetaald. Doorgaans wordt het bedrijf grondig gereorganiseerd en opgedeeld, waarna delen worden verkocht om de leningen en obligaties af te betalen en winst te maken 14
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
kredietverzekeraars met het verliezen van hun kredietwaardigheid miljoenen obligaties mee te sleuren. Er ontstond een zogenaamde credit-crunch, een tekort aan liquide middelen, omdat banken geen leningen meer durven te verschaffen. 53. De overheid kon niet anders dan de geldkranen opnieuw open zetten. In augustus 2007 door voor honderden miljarden goedkope kredieten te beschikking te stellen, in september door de Fed-rente voor dagleningen aan private instellingen of de discontovoet te laten zakken en half september 2007 door tenslotte met een klein hartje de Federal Fund Rate, het tarief dat private banken elkaar in rekening brengen voor dagleningen, te verlagen. Op 10 augustus schreef de Tijd in haar edito nog: “De problemen van verscheidene banken tonen aan dat de gevolgen van de Amerikaanse hypotheekcrisis niet mogen worden onderschat... Maar de economische fundamenten blijven sterk. Zowel in de VS als in Europa stimuleert de sterke arbeidsmarkt de koopkracht van de gezinnen en de consumptie. Veel ondernemingen draaien op volle toeren en boeken hoge winsten. Bovendien is Europa minder dan vroeger kwetsbaar voor de bokkensprongen van de Amerikaanse economie.” Daarmee was de Tijd nog genuanceerd. Andere, minder ernstige kranten schreven over de subprime-crisis alsof het over een bagatel ging. Kortom: de meeste burgerlijke commentatoren hadden geen flauw benul van wat er zich juist afspeelde, er werden toen nogal wat bokken geschoten. 54. Sinds april 2008 staat de Federal Fund Rate terug op slechts 2%, ruim onder de voor dit jaar verwachte inflatie van 3%. 52 We hebben dus alweer te maken met een fors negatieve reële rentevoet. Bovendien lanceerde de Amerikaanse overheid een stimuleringspakket, feitelijk de teruggave van belastingen, ter waarde van 160 miljard $ om de consumptie te stimuleren. De Japanse overheid greep eind augustus (2008) naar een vergelijkbare maatregel. Intussen moest de Fed inspringen om een overname van de in moeilijkheden verkerende zakenbank Bear Stearns door JP Morgan mee te financieren.53 Een maand eerder was de Britse Labour regering verplicht Northern Rock te nationaliseren omdat geen koper gevonden werd. Northern Rock is een van de grootste hypotheekverschaffers in het Verenigd Koninkrijk, het is tegelijk een spaarbank, verzekeringsmaatschappij en leningmaatschappij. De regering had de beslissing sinds september 2007 voortdurend uitgesteld om vooral niet de indruk te wekken van een terugkeer naar Old Labour. 55. De nationalisatie betekende dat de totale schuld van Northern Rock, geschat op 100 miljard £, aan de overheidsschuld werd toegevoegd. Die steeg van37,7% van het BBP naar 45%! Tegen 2011 wil men een derde van de 6000 jobs bij Northern Rock schrappen. In augustus 2008 werd de noodlijdende Roskilde Bank genationaliseerd, de 52
IMF data mapper 19 september ’08 Bear Stearns was een van de grootste zakenbanken ter wereld. De bank werd in 1923 opgericht in New York. Eind 2006 werkten er 13.500 mensen. 53
eerste nationalisatie van een bank sinds ’93 in Denemarken. Het gaat hier uiteraard niet om nationalisaties zoals wij dat zien. Integendeel, hier worden banken gesaneerd met geld van de gemeenschap om de rendabele delen daarna te verlappen aan de privé-sector. “Socialisme voor de rijken” noemen sommige critici dat gevat. Poging om de crisis te exporteren 56. We zijn er steeds van uitgegaan dat de VS een recessie, als die zich voordeed, naar de rest van de wereld zouden proberen uit te voeren. Dat is exact wat gebeurde en aanvankelijk ook leek te lukken. Het gebeurde op verschillende manieren. Soms als “onschuldig” neveneffect, soms als gevolg van een bewuste politiek. Een van die “onschuldige” neveneffecten was het feit dat beleggers wegvluchtten uit de vastgoedmarkt naar veiliger beleggingen. Die vonden ze op de grondstoffenmarkt. Het leidde tot een forse toename van de grondstoffenprijzen, die op haar beurt zorgde voor een verspreiding van de crisis naar alle uithoeken van de wereld. Uiteraard zijn de prijsstijgingen deels te wijten aan de groeiende vraag in China, India en enkele andere landen, zowel voor olie en gas als voor voedsel en andere grondstoffen. Het klopt ook dat vooral in de oliesector en meer nog in de productie van voedsel jarenlang te weinig geïnvesteerd werd. Steeds meer voedingsgewassen worden gebruikt voor de productie van biobrandstof. 57. Maar dit verklaart slechts gedeeltelijk waarom de olieprijs tussen 2003 en 2006 verdubbelde. In diezelfde periode nam de vraag toe met 7 miljoen vaten per dag. Het volstaat nog minder als verklaring waarom de olieprijs sindsdien opnieuw verdubbelde, terwijl de vraag “slechts” toenam met 2,5 miljoen vaten per dag. Het element dat de prijsstijgingen zo fors deed versnellen, dat voor een opwaartse knik in de curve zorgde, dat een kwantitatieve stijging deed omslaan naar een kwalitatieve prijsexplosie, was het feit dat steeds meer grote financiële instellingen, pensioenfondsen, hefboomfondsen etc. zich aandienden op de futures-markt voor grondstoffen. Ze “investeren” er kapitalen die de grondstoffenprijzen door het plafond jagen. Grondstoffen leken goed op weg de volgende zeepbel te worden nu de vastgoed- en de aandelenmarkt leeglopen.54 Speculatie is zeker niet de enige factor die de stijgende grondstoffenprijzen verklaart. Het is eerder de factor die nog ontbrak om een reeks kwantitatieve gegevens tot op het punt te brengen dat ze leiden tot een kwalitatieve verandering. Een andere “onschuldige” factor waardoor de crisis werd uitgevoerd naar de rest van de wereld, was het feit dat banken over de hele wereld hadden belegd in rommelhypotheken, 54
Bij futures verbinden kopers zich ertoe op een bepaald tijdstip een hoeveelheid grondstoffen voor een vastgestelde prijs te kopen, terwijl de producent van grondstoffen aanvaardt aan die prijs te leveren. De producent dekt zich op die manier in tegen te forse prijsschommelingen, de koper op de futures-markt hoopt dat de prijs tegen het moment dat de koop doorgaat, hoger zal liggen. De investeringen van grondstoffenspeculanten zouden tussen 2003 en 2008 gestegen zijn van 13 miljard $ naar 260 miljard $. Mo*, september 2008, Over geldhonger en lege magen. 15
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
waardoor ze nu al voor 500 miljard $ beleggingen moesten afboeken. 58. Een bewuste poging was de gecontroleerde, tot op zekere hoogte geënsceneerde, val van de dollar. Die was een zegen voor de Amerikaanse economie en een vloek voor de rest van de wereld. De zwakke $ (die in het tweede kwartaal van 2008 11,6% goedkoper was dan in het tweede kwartaal van 2007 in vergelijking met de munten van de ze belangrijkste handelspartners) zorgde voor een forse toename van de Amerikaanse export. In het tweede kwartaal droeg de export 2,4% bij aan de groei van het BBP. Zonder de export zou de Amerikaanse economie op jaarbasis niet gegroeid zijn met 1,9%, maar gekrompen met -0,5%. Van 13 op de Dow Jones genoteerde multinationals daalde de omzet op de thuismarkt in het tweede kwartaal van 2008 met gemiddeld -2,5%, die in de rest van de wereld steeg echter met 15%. In datzelfde kwartaal kwam men tot de onthutsende vaststelling dat de eurozone (15 landen) voor het eerst in haar bestaan een economische krimp had gekend, met -0,2%. De economieën van Duitsland, Frankrijk en Italië, kenden allen een krimp. De Nederlandse en de Spaanse economie ontsnapten maar net. 55 Europa’s tweede economie, die van het Verenigd Koninkrijk, kende een nulgroei en zou volgens de OESO, zowel in het derde als in het vierde kwartaal krimpen met 0,3 en -0,4%. Japan kende eveneens een forse krimp met 0,6%. Tot zover de ‘ontkoppeling’. 59. Wie daaruit dacht te besluiten dat de VS uit het dal zou klimmen en – onderliggende illusie – de rest van de wereld mee uit het moeras zou slepen, is eraan voor de moeite. Het klopt dat de olieprijzen en ook andere grondstoffenprijzen sterker dan verwacht zijn afgenomen. Men wijt dat aan de vrees voor een recessie en de bijhorende daling van de vraag. Minstens even belangrijk is echter het feit dat grondstoffenspeculanten in het “goede nieuws” over de Amerikaanse economie een geschikt moment zagen om hun winst te incasseren. Dat werd nog bevorderd doordat de Amerikaanse overheid had aangegeven de hypotheekreuzen Freddy Mc en Fanny Mae niet in de steek te zullen laten. Als blijkt dat de Amerikaanse economie het toch slechter doet, kan de beweging omkeren zodra beleggers opnieuw naar grondstoffen-futures vluchten. Hoe dan ook heeft het aanzwengelen van de dollarpompen ervoor gezorgd dat de $ op termijn nog fors naar beneden moet en de inflatie dus niet meteen weg zal zijn Maar intussen heeft de dollar opnieuw aan aantrekkelijkheid gewonnen, niet omwille van de sterkte van de Amerikaanse economie, maar door de zwakte van de rest van de wereld en vooral de garanties van ’s werelds sterkste overheid. De burgerij is manisch depressief 60. Die overheid werd in september gedwongen de grootste nationalisatie uit haar geschiedenis door te voeren met het “conservatorship” van Freddy en Fanny. Beide kunnen rekenen op een kredietlijn van telkens 100 miljard $. Het
leidde tot overenthousiaste reacties op de beurzen: de Amerikaanse overheid was bereid zich garant te stellen. Blijkbaar begreep men niet hoe ernstig de situatie wel moest zijn. De Amerikaanse overheid kan zich dat type ingrepen immers niet blijvend veroorloven. Een kettingreactie van faillissementen in de financiële sector zou zelfs voor de Amerikaanse overheid onhoudbaar zijn. Enkele dagen later was het zover. De aanvraag van “gerechtelijk akkoord” door Lehman Brothers om zich te beschermen tegen schuldeisers deed de paniek toeslaan. Het is een van de oudste bedrijven op Wall Street, de derde zakenbank van het land. Het aandeel zakte van 60$ in mei 2007 naar 3,45$ op het moment van de aanvraag. Tegelijk werd ’s werelds grootste beurshuis, Merill Lynch, overgenomen door Bank of America, om een vergelijkbaar scenario als dat van Lehman Brothers te vermijden. Bovendien vroeg American International Group (AIG), de grootste Amerikaanse verzekeraar naar activa, de Federal Reserve een overbruggingskrediet van 40 miljard dollar. AIG werd overgenomen en kreeg een kredietlijn van 85 miljard $! 61. De bewering dat China en meer in het algemeen de BRIC-landen de rol van motor van de wereldeconomie kunnen overnemen, is in stilte afgevoerd. China heeft een BBP van bijna de omvang van Duitsland, maar in plaats van voor 60%, staat de particuliere consumptie er voor slechts 30% van het BBP. Samen met India bedraagt de particuliere consumptie er zo’n 1600 miljard $, dat is bijna evenveel als die van Frankrijk. Bovenal is de Chinese groei vooral te wijten aan het feit dat China zowat de machinekamer is voor de rest van de wereld. China wordt dus buiten proportie getroffen door de inkrimping van haar belangrijkste exportmarkten. De aandelen op de beurs van Shangai verloren sinds oktober 2007 twee derde van hun waarde, de huizenmarkt krimpt en ook de importgroei is fors afgenomen, een teken dat de economie verzwakt. Bovendien heeft China steeds meer af te rekenen met concurrentie van buurlanden, waar de lonen nog lager liggen. Zo besloot Adidas zich terug te trekken wegens te hoge lonen. 62. Trotsky legt in zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie uit dat het materialisme het bestaan van bewustzijn, gevoelens en stemmingen niet ontkent, maar ze juist verklaart. De voorbije maanden hebben we burgerlijke economen, politici en journalisten steeds sneller zien wisselen van een euforische stemming naar paniekaanvallen. In de psychologie heeft men daar een term voor: manischdepressief. In de geschiedenis heeft men daar een precedent voor: de situatie van 1926 tot de grote crash van ’29. In een interview voor de Amerikaanse Tv-zender ABC legt Greenspan uit waar die stemming vandaan komt: “We moeten toegeven dat het hier gaat om een evenement dat zich maar één keer om de 50 jaar of waarschijnlijk zelfs maar één keer per eeuw voordoet, er bestaat geen twijfel dat ik nooit iets gelijkaardig heb gezien. Het is ook nog niet gedaan en dat zal nog een tijdje duren." 63. Iedere ingreep van de Fed of andere nationale banken doet de markt opveren. De ingrepen volgen elkaar echter in
55
De Tijd, 16 augustus 2008, Europa op het randje van recessie. 16
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
steeds sneller tempo op en worden steeds drastischer. Telkens als de overheid het initiatief overneemt van de private managers en de aandeelhouders buiten spel worden gezet, is het feest. Het vertrouwen van de kapitalisten in hun eigen systeem is totaal zoek. Ze bedelen bij de overheid om hen te redden op kosten van de gemeenschap. We treden daarmee een nieuw tijdperk binnen. We staan echter nog maar aan het begin van de crisis, de voorschokken van een aankomende aardbeving. Naarmate de financiële crisis zich verspreidt naar de reële economie, zal de impact van de crisis zich tenvolle laten voelen. Trotsky wees erop dat het niet bloei of neergang van de economie, maar de overgang van de ene situatie naar de andere, klassenstrijd bevordert. We komen net uit een periode waarin de hebzucht van bedrijfsleiders en aandeelhouders zelfs door burgerlijke commentatoren op de korrel genomen werd; de burgerij is het vertrouwen in haar capaciteit om het systeem te beheren verloren; de kleinburgerij en de middengroepen worden door de crisis geruïneerd; de arbeidersklasse zal haar deel van de koek opeisen. Toegenomen klassenstrijd zal nog feller oplaaien 64. Nu al merken we een groeiend verzet vanwege de arbeidersklasse. Toen we in 2001 stelden dat de antiglobaliseringsbeweging de voorbode was van een dieper liggend ongenoegen bij de arbeidersklasse, het ruisen van de bladeren dat de storm aankondigt, waren velen het met ons oneens. Voor sommigen was de antiglobaliseringsbeweging een kleinburgerlijke aangelegenheid waaraan ze weigerden deel te nemen. Een communistische beweging is nodig, geen antiglobaliseringsbeweging luidde het uit de mond van Kris Merckx, en stelling die nadien tot in het absurde op zijn kop werd gezet. Anderen beschouwden de antiglobaliseringsbeweging als een meer vooruitstrevend alternatief op de arbeidersbeweging. Ze zagen het verband niet tussen de jonge antiglobalisten en de “conservatieve” arbeiders. Ze verweten ons een “enge” benadering, maar begrepen zelf niet de diversiteit die zo kenmerkend is voor de arbeidersklasse. 65. Sindsdien is er geen continent meer ter wereld waar de klassenstrijd haar sporen niet heeft nagelaten. LatijnsAmerika loopt duidelijk voorop. Daar werden de neoliberale recepten op de meest brutale manier doorgevoerd. In de geschiedenis ging de klassenstrijd meer dan eens verborgen achter religieuze, nationale of etnische conflicten, ook al omdat de heersende klasse deze tegenstellingen buitensporig uitspeelt om haar heerschappij te bewaren. In LatijnsAmerika ging de klassenstrijd gepaard met de emancipatie van de inheemse bevolking. Onder druk van de massa’s werden populistische leiders verkozen en naar links geduwd in Venezuela, Bolivië, Ecuador, Nicaragua, Paraguay. 66. De energie van de massa’s is echter niet onbeperkt. Als de massa’s zich niet organiseren om zelf het initiatief over te nemen in plaats van druk uit te oefenen en de populistische leiders niet breken met het kapitalisme, zal de reactie stilaan voet aan de grond krijgen. De eerste waarschuwingen hebben
we al gekregen, onder meer toen Chavez nieuwe grondwet werd weggestemd, maar voorlopig is de reactie niet sterk genoeg om het initiatief over te nemen. Elders werden figuren verkozen met een links imago omdat dit de enige manier is voor de burgerij om haar belangen veilig te stellen, zoals in Brazilië, Chili en Argentinië. Net in die landen hebben we gezien hoe de arbeiders stilaan nieuwe formaties opzettenen en uittesten als PSOL en Conlutas in Brazilië. Door de misdadige tactiek van de Farc slaagt rechts erin populaire steun te verwerven in Colombia dat een bruggenhoofd is voor het Amerikaanse imperialisme. 67. Overal ter wereld moeten arbeiders en hun gezinnen de prijs betalen voor de nederlagen van hun klasse. Dat is uiteraard het meest manifest in het Midden-Oosten, waar klassenstrijd dikwijls verpletterd wordt in de gewapende conflicten van het imperialisme en diverse reactionaire religieuze milities. Maar zelfs daar waar die conflicten bloedig worden uitgevochten, merken we tussen twee opflakkeringen in, hoe de klasse telkens weer overeind komt als de strijdende partijen zijn uitgeput. In Libanon, Gaza en zelfs in Irak hebben we dat gezien. Egypte kende de voorbije jaren de ene stakingsgolf na de andere en zelfs in de bruggenhoofden van het imperialisme in de regio, in Israël en Turkije zijn er voortdurend opflakkeringen van klassenstrijd tegen de zwakke heersende elites. 68. In Afrika betaalt de klasse haar nederlagen en halve overwinningen met extreme armoede, burgeroorlog, etnische conflicten en pogroms tegen migranten en dan nog wel in Zuid-Afrika, eens het toneel van de heldhaftige antiApartheidsbeweging. Ook Azië deelde in etnische rellen en pogroms, in religieuze conflicten, in corruptie en grensconflicten. Maar ook in Azië begint de klasse zich steeds meer te organiseren, in veel gevallen in een elementaire vorm, soms gewoon via internetfora, soms op het niveau van het bedrijf, soms in vakbonden en ook meer en meer op politiek vlak. 69. De antiglobaliseringsbeweging had al eerder aangetoond dat de autoriteit van het neoliberalisme bij een belangrijke minderheid van vooral jongeren fors aangetast was. De basis daarvoor was de enorme kloof tussen arm en rijk, tussen rijke en arme naties en binnen de naties. Net de inkrimping van die kloof in de naoorlogse periode, was het belangrijkste argument tegen een mogelijke herhaling van de depressie.56 Het rijkste percent Amerikanen bezat voor de crash van 1929 15 tot maximaal 19 % van het totale inkomen, na de crash en vooral in de naoorlogse periode zakte dit tot een dieptepunt van 7,5% in de vroege jaren ’70, maar liep sindsdien weer op om in de tweede helft van de jaren ’90 opnieuw 15% te bereiken en 18% in 2006. 57 Zelfs gerenommeerde burgerlijke
56 57
JK Galbraith, 1954, The Great Crash 1929 The economist, 24 juli 2008, Workingman’s blues 17
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
economisten wezen op het gevaar dat dit de legitimiteit van de vrije markt zou aantasten. De roep om “verandering” werd steeds groter. 70. Het is daarop dat de democratische presidentskandidaat Obama diens campagne gebaseerd heeft. Een kapitalisme zonder de uitwasemingen die zo frappant waren tijdens de administratie van Bush. Obama dreigt echter ingelopen te worden door de gebeurtenissen. Vage beloftes konden de gemoederen beroeren, zolang de roep om verandering erop gericht was een dreigend gevaar af te wenden. Zodra de subprime-crisis echter toesloeg, 2,5 miljoen huiseigenaars van hun woning beroofde en 600.000 Amerikanen hun job koste, sloeg de nood aan vage verandering om in een behoefte aan concrete maatregelen. In september 2008 versnelde het jobverlies nog fors, waardoor in de eerste negen maand van 2008 nu al 750.000 jobs verloren gingen! 71. Hoe contradictorisch dat ook mag lijken, de confrontatiepolitiek van Sarah Palin 58 beantwoordt hieraan beter dan de vage beloftes van Obama. Door de draak te steken met Obama’s zogenaamde idealisme – “wat zal hij doen nadat hij de zeeën heeft tegengehouden en de aarde gered heeft” –, en diens neerkijken op arbeiders – wier drang om een wapen te dragen hij “niet begrijpt” - heeft ze de Republikeinen opnieuw hoop gegeven. Als ze morgen echter geconfronteerd wordt met de 27.000 stakers van Boeiing, die heel goed weten dat het orderboek vol staat en het bedrijf vorig jaar 13 miljard $ winst incasseerde, zal echter meer vereist zijn dan geveinsd gezond verstand en een dubbele moraal uit een provinciestadje in Alaska. 72. Ook in Europa drukt de radicaliteit van een voorhoede van syndicalisten, geblokkeerd door de onwil van de vakbondsleiders om hun strijd op nationaal vlak te veralgemenen, zich soms langs een politieke omweg uit. De RC in Italië, IU in Spanje, Het Links Blok in Portugal, nu ook Syriza in Griekenland, en binnenkort de LCR in
Frankrijk drukken dit uit. Het ontbreekt de Duitse arbeiders, denk maar aan de staking van de machinisten voor een loonopslag, ook niet aan radicaliteit, maar aan een leiding die bereid is de confrontatie met het patronaat aan te gaan. Samen met de brutale aanvallen in het kader van Agenda 2010 onder de SPD, die nu in de peilingen tot 28% is gezakt en mathematisch niet meer in staat is een roodgroene meerderheid te vormen, verklaart dit het nieuwe fenomeen Die Linke, dat intussen ruim 10% haalt in peilingen. Het bestaan van Die Linke heeft de strijdbaarheid, het zelfvertrouwen en het politieke bewustzijn van de Duitse arbeiders op haar beurt gestimuleerd. 73. In Nederland maken de arbeiders een vergelijkbare omweg via de Socialistische Partij. Tijdens de Europese betoging tegen de Bolkestein-richtlijn in het voorjaar van 2005 verkochten we talloze nummers van ons blad aan Nederlanders, alleen al doordat er “socialistisch” op stond. Helaas is de steun voor de Nederlandse SP hoofdzakelijk passief, vooral omdat de partij er alles toe doet om dat zo te houden. Overal in Europa is de klassenstrijd opgeflakkerd. Soms via radicale stakingen in een sector zoals de machinisten in Duitsland of de verplegers in Finland. Soms via algemene stakingen, zoals in Griekenland, soms via massale betogingen. Daarbij zoeken de arbeiders afwisselend naar een oplossing op het syndicale vlak en als ze daar geblokkeerd zijn, op het politieke terrein. 74. De ongelijke verdeling van de rijkdom was nog enigszins draaglijk, toen er nog groei in de economie zat en althans een deel van de arbeiders de illusie mocht koesteren dat ook zij ooit eens aan de beurt zouden zijn. Met het begin van de crisis, in de wetenschap dat de patroons hun zakken goed gevuld hebben en met de winsten van de voorbije jaren zijn gaan lopen, zijn veel arbeiders niet bereid om op te draaien voor de aanstormende crisis. Het verklaart de toenemende sociale strijd en de groei van linkse formaties. Het zal zich uitdrukken in een revolte binnen de bestaande vakbonden en een vervanging van de rotte bureaucratie door nieuwe leiders die snel in de praktijk uitgetest zullen worden. Daar waar die weg is afgesloten, zullen met vallen en opstaan nieuwe formaties gevormd worden. Het zoeken naar het minste kwaad, dikwijls kenmerkend voor de voorbije jaren, zal plaats maken voor de zoektocht naar antwoorden die een reële stap vooruit kunnen betekenen. De discussie over perspectieven, programma, strategie en tactiek zal aan belang winnen.
58 Sarah Palin is vice-presidentskandidate voor de Republikeinen, running mate voor Mc Cain
18
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
In dit gedeelte gaan we na in hoeverre de kenmerken van de internationale economische crisis zich ook in België voordoen. We overlopen de huizenmarkt, de inflatie, de fiscale geschenken voor de bedrijven en de managerslonen. We leggen uit hoe dat leidt tot spontane stakingen die de burgerij en de politici maar al te graag aan banden zouden leggen. De strijdbaarheid aan de basis weerspiegelt zich in radicalere taal op 1 mei, een goede uitslag voor strijdbare syndicale delegaties in de sociale verkiezingen en tenslotte de actieweek van juni 2008. Beursgekte laat ook in België sporen na 75. Betreffende ongelijke verdeling van de rijkdom, moet België niet onderdoen voor andere OESO-landen. In juli 2008 bedroeg het netto-vermogen van de Belgische gezinnen 1.610 miljard €, zo’n 352.000 € per gezin of 151.000 € per Belg.59 Het is intussen 14 jaar geleden dat nog eens onderzoek werd verricht naar de verdeling van dit vermogen. In ’94 kwamen Jef Vuchelen en Koen Rademaeckers tot de conclusie dat de 10% rijkste gezinnen bijna 50% van het vermogen bezaten, tegen slechts 1,1% voor de 10% armste gezinnen. We vermoeden dat dit verschil eerder is opgelopen dan verminderd.60 Volgens Merill Lynch waren er einde 2006 alvast 68.000 dollarmiljonairs in België, eind 2007 waren dat er al 72.000.61 In 2007 zagen de beursgenoteerde Belgische bedrijven voor het eerst in vijf jaar hun gezamenlijke winst terugvallen als gevolg van de kredietcrisis. In 2005 en 2006 was die nog gestegen met telkens 30% tegenover een daling met 11% in 2007 tot 19,14 miljard €. Toch deelden diezelfde bedrijven zo’n 10,2 miljard € uit aan de aandeelhouders, een stijging met 42% in vergelijking met het jaar tevoren. Daardoor vloeide in 2007, ondanks de kredietcrisis of misschien wel juist daarom, de helft van de nettowinst naar de aandeelhouders tegenover een derde in 2006.62 76. Daarmee heeft het kruim van het Belgische kapitaal zich alvast goed ingedekt tegen de gevolgen van de kredietcrisis. Die liet België niet links liggen. Waar de Bel 20 zich eind 2008 zal bevinden, is moeilijk te voorspellen, maar met een verlies van gemiddeld 23% was het eerste semester van 2008 de ergste val in 21 jaar, sinds de beurscrash van ’87.63 Vooral de banken, die in 2006 nog 42% van de Bel 20 vertegenwoordigden, zijn fors teruggevallen. Dat komt omdat alle grote Belgische banken, ook KBC dat in het eerste semester van 2008 32,4% op haar koers inleverde, zich lieten verleiden door financiële instrumenten, dikwijls met Amerikaanse rommelhypotheken als onderpand. Voor Dexia (-44,4% van de beurswaarde) komen daar de moeilijkheden van haar Amerikaanse dochteronderneming, de kredietverbeteraar FSA, bij. Voor Fortis, -46,8% van de beurswaarde, haar groots opgezette, maar slecht ingeplande deelname in de overname van ABN-Amro. Daardoor is een Fortis aandeel vandaag ongeveer de helft waard van een aandeel van de Generale Maatschappij in ’98. Vorige herfst 59 De Tijd, 25juli 2008, Financiële crisis kost Belgen 50 miljard euro 60 De Tijd, 28 juli 2007, Belgen samen 71 miljard rijker dan verwacht. 61 Le Soir, 25 juni 2008, La Belgique arbitre 72.000 millionnaires 62 De Tijd, 5 april 2008, Belgische bedrijven geven aandeelhouders 10 miljard 63 Le Soir, 2 juli 2008, La pire chute depuis 21 ans
was het Fortis-aandeel nog 35 euro waard, op het einde van het eerste semester van 2008 minder dan 10 €!64 77. De Nationale Bank berekende dat het totale verlies van Belgen als gevolg van de beurscrisis in juli 2008 was opgelopen tot 50 miljard €. De helft daarvan is een gevolg van de daling van de waarde van aandelen, de andere helft van verlies op pensioenspaarfondsen en beleggingsfondsen (beveks). De schulden van de gezinnen zijn eveneens toegenomen. Maar het is vooral het personeel dat voor het verlies zal moeten opdraaien. “Veranderingen waar Belgische banken normaal gezien 15 jaar over zouden doen, zoals de rationalisering van het dure kantorennetwerk, zullen door de kredietcrisis in een paar jaar beklonken zijn”, zegt Dick-Jan Abbringh, auteur van Trendbreuk.be? Nieuwe spelregels in een digitale wereld, zijn boek waarvoor hij 15 managers uit de Belgische financiële wereld interviewde. “Dat er massale ontslagen zullen vallen is een zekerheid. Er wacht een mooie toekomst voor mensen die hoogwaardig financieel advies geven, maar niet voor bankbedienden die klanten helpen overschrijvingsformulieren in te vullen.” 65 Kortom: wie met veel geld over de brug komt, zal een knusse zetel worden toegeschoven, maar wie er niet al te goed wijs uitraakt, zal steeds meer aan zijn lot worden overgelaten. De fundamenten aangetast 78. De Belgische economie deed het tot nog toe nochtans niet echt slecht. Met een groeicijfer van 2,8% in 2006 en 2007 deed ze zelfs een fractie beter dan de eurozone. Na een stijging van de werkloosheid in 2005, was er eerst een lichte daling in 2006, maar dan een forsere in 2007. Het begrotingstekort was weliswaar licht negatief in 2007 (0,2%), maar toch minder dan het gemiddelde van de eurozone (-0,6%).66 Na een aantal jaren van inkrimping (2000 – 2005) of zwakke groei (2006) 67, kenden de investeringen in 2007 een echte groeispurt van 8%. Ons land blijft trouwens één van de aantrekkelijkste bestemmingen van Europa voor buitenlandse investeringen. Binnen Europa (27) haalden slechts vier grote landen, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Spanje, meer investeringen binnen. Tussen 2003 en 2007 bedroegen de buitenlandse directe investeringen gemiddeld 12,3% van het bruto binnenlands product! Dat is slechts 1,2% voor Duistland, 3,4% voor
64
Le Soir, 29 juli 2008, L’action Fortis vaut une demi G-Banque De Tijd, 20 september 2008, ‘Grote ontslagronde bij Belgische banken onvermijdbaar’. 66 NBB, Economische indicatoren voor België, 19 september 2008 67 De Tijd, 8 januari 2008, Ondernemingen trekken investeringen dit jaar op 65
19
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
Frankrijk, 5,3% voor Nederland en 3% voor China.68We moeten uiteraard de proporties in overweging nemen en ook rekening houden met de aard van die investeringen, maar stellen dat België niet aantrekkelijk is voor buitenlandse investeerders kan men niet. Dankzij de prestatie in de eerste jaarhelft zal de groei van de investeringen in 2008 6,6% bedragen, maar dan terugvallen en in 2009 uitkomen op slechts 1,7%.69 79. Daarmee hebben we het beste wel gehad. Sindsdien flirten de zes belangrijkste afzetmarkten van de Belgische economie met recessie. Het gaat om Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië. Samen nemen die tweederde van onze uitvoer voor hun rekening. Voor een land waarvan de goederenuitvoer 71% bedraagt van het bruto binnenlands product is dat van vitaal belang. Bovendien levert de Belgische industrie veel halfafgewerkte producten. Ze is een soort onderaannemer voor de industrie van de handelspartners.70 KBC noemt op basis daarvan de kans reëel dat de Belgische economie in een technische recessie gaat in de tweede jaarhelft van 2008.71 Hoe dan ook, voor het eerst in 16 jaar dreigt in 2008 een tekort op de handelsbalans. Tijdens de eerste 5 maanden boekte België al een tekort van 7 miljard € tegenover een overschot van 2,5 miljard € een jaar eerder. Het afkoelen van de uitvoer is één van de belangrijkste redenen waarom het planbureau haar groeiverwachtingen moest bijstellen naar 1,6% in 2008 en slechts 1,2% in 2009.72 Huizenmarkt: statistische illusies? 80. De andere reden is het vertragen van de binnenlandse vraag, hoofdzakelijk de particuliere consumptie. De groei daarvan, in 2007 nog 2,6%, valt in 2008 terug tot 1,4% en in 2009 zelfs tot 0,8%. De prijsstijgingen van de voorbije maanden en jaren zijn daar niet vreemd aan. Tussen ’97 en 2007 stegen de huizenprijzen in ons land met gemiddeld 142% of 9,2% per jaar. Zelfs het IMF vindt dat - rekening houdend met de groei van het netto-inkomen, de bevolking op arbeidsleeftijd, de groei van kredietverlening en de aandelenkoersen - 17% teveel. Minder dan in Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, maar evenveel als in Spanje en zelfs 5% meer dan in de VS. Moeten we dan niet vrezen voor een instorting van de huizenmarkt? Volgens economen en de vastgoedsector wel. ING-econoom Van de Cloot meent dat de prijsstijgingen achter de rug liggen en we de eerste stabilisering sinds de crash van ’79-’82 zullen meemaken, hij sluit zelfs de eerste prijsdaling sinds die periode niet uit.73
68
The Economist, country briefings, fact sheet per land Federaal Planbureau, communiqué 12 september 2008 70 De Tijd, 10 september 2008, Belgische afzetmarkten op rand van recessie 71 KBC sparen en beleggen, 5 september 2008, Wanneer de zon schijnt in New York … 72 Federaal Planbureau, communiqué, 12 september 2008 73 De Tijd, 4 april 2008, Economen verwachten afvlakking huizenprijzen 69
81. De prijzen voor woningen en bouwgronden namen in de eerste helft van 2008 weliswaar toe in vergelijking met het eerste semester van 2007 - met liefst 8,1% voor woonhuizen, 5,5% voor appartementen en zelfs 9,7% voor bouwgronden – maar de makelaars spreken van “een statistische illusie”. Ze beweren een keerpunt vastgesteld te hebben in oktober en zijn van mening dat een correctie aan de gang is. “Het zal geen vaart nemen zoals in het VK, Ierland en Spanje”, zeggen ze, “maar ze kan wel een paar jaar duren.”74 Waarom minder vaart? Volgens Dick-Jan Abbringh omdat in België de markt voor hypotheekleningen slechts 34% bedraagt van het BBP tegenover meer dan 100% in Nederland.75 Waarom een paar jaar? Volgens Van de Cloot omdat men steeds meer gelooft “in het structureel hogere karakter van de inflatie.” Als dat zich vertaalt in een fundamenteel hogere langetermijnrente, kunnen we een terugkeer naar een tijdperk van spotgoedkope hypothecaire leningen vergeten. Precies die leningen waren de voornaamste drijvende kracht achter de vastgoedboom van de voorbije jaren.76 Hebben we dan niets te vrezen? KBC verwacht niet alleen een afvlakking van de huizenprijzen, maar ook een terugval van de woningbouw.77 Wat dat zal betekenen voor de tewerkstelling in de bouwsector werd nog niet becijferd. 82. We grijpen meteen de gelegenheid aan om een andere, veel grotere, statistische illusie te doorprikken. Volgens het planbureau zou het totale reëel beschikbaar inkomen van de gezinnen, dat is uit alle lonen, ook die van managers, uitkeringen, maar ook uit financieel en onroerend vermogen, zelfs in 2008 nog met 0,1% toenemen en in 2009 met maar liefst 1,8%. 78 Met “reëel” bedoelt men, rekening houdend met de inflatie. De vraag daarbij luidt: welke inflatie? Volgens de Financial Times zou de inflatie in de VS, die nu ongeveer 2,5% bedraagt, volgens de berekeningswijze die werd toegepast tot voor 1992 en sindsdien radicaal veranderd werd 8,9% bedragen!79 Het nationale indexcijfer van de consumptieprijzen - dat dit jaar 4,7% zou bedragen, tegen 4,2% voor de gezondheidsindex en volgend jaar 2,7%, tegen 2,6% voor de gezondheidsindex - is helemaal geen correcte weergave van de echte prijsstijgingen. Die liggen veel hoger omdat belangrijke uitgavenposten zoals huur, veel minder wegen in de index dan in de realiteit (huur telt mee voor 6,2%80). Ruim 23% van de bevolking is huurder. De totale
74
De Tijd, 26 augustus 2008, Hogere vastgoedprijzen zijn statistische illusie en Le Soir, 26 augustus 2008, Prix en hausse, baisse en cours 75 De Tijd, 20 september 2008, ‘Grote ontslagronde bij Belgische banken onvermijdbaar’ 76 De Tijd, 26 augustus 2008, De onvermijdelijke correctie op de vastgoedmarkt is begonnen. 77 De Tijd, 4 april 2008, Economen verwachten afvlakking huizenprijzen 78 Federaal Planbureau, communiqué 12 september 2008 79 Financial Times, 7 september 2008, Government lies and squishy ethics 80 De volledge lijst van producten en hun gewicht in de indexkorf vindt men op de website van de federale overheidsdinst onder consumptieprijsindex of hier: http://www.statbel.fgov.be/indicators/cpi/cpi1_nl.pdf 20
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
woonconsumptie in ons land bedraagt trouwens ruim 20% van alle gezinsbestedingen.81 83. Dat helpt ons meteen begrijpen hoe het komt dat huren stilaan onbetaalbaar is geworden voor gezinnen. Uit een studie in opdracht van de Vlaamse regering blijkt dat huurders na aftrek van de naakte woonuitgaven in 2005 gemiddeld nog over 881 € beschikten tegenover, inflatie meegerekend, 1041 € in 1992! De koopkracht van huurders is sinds ’92 fors achteruit gegaan, met 86 euro in de periode 1992 – 1997 en met 161 euro in de periode 1997 – 2005. Omgerekend houden huurders sinds 1992 gemiddeld 16% minder over voor andere kosten.82 Dat heeft uiteraard te maken met de zeer zwakke sociale huursector die in België fors achterloopt op landen als Nederland (ruim 40%), het Verenigd Koninkrijk en Zweden en hier minder dan 10% bedraagt Inflatiehysterie 84. De Waalse OCMW’s hebben op basis van de uitgaven van de arme gezinnen een zogenaamde kansarmenindex opgesteld; Daaruit blijkt dat een gezin dat leeft van het leefloon van 997 €, gemiddeld 27% uitgeeft aan voeding en liefst 42,5% aan huisvesting tegen gemiddeld 26% voor heel Wallonië. De kansarmenindex is tussen januari 2006 en januari 2008, dus nog voor de echte inflatieopstoot, liefst twee keer sneller gestegen dan het officiële indexcijfer. De Waalse federatie van OCMW’s vraagt een dringende aanpassing van het leefloon van een alleenstaande van 698 naar 860 € en voor een gezin met kind van 930 naar 1548 €. Dat zou volgens het Rekenhof, indien toegepast op nationaal vlak, 1,25 miljard €/jaar kosten.83 85. Het planbureau geeft zelf toe dat het reële inkomen van de gezinnen “negatief beïnvloed” werd doordat de stijging van de energieprijzen niet wordt meegerekend in de “gezondheidsindex” die de aanpassing van de lonen en uitkeringen aan prijsstijgingen regelt.84 Die stijging is niet van de minste. Veel arbeidersgezinnen hebben altijd al een gezond wantrouwen gekoesterd tegenover de fabel dat de liberalisering van de energiemarkt de kosten voor de consument naar beneden zou halen. Dat wantrouwen werd helaas al in oktober vorig jaar bevestigd. In navolging van Electrabel verhoogden toen de distributeurs hun tarieven.85 In februari vraagt de Nationale Bank om de federale toezichthouder op de energiemarkt, de CREG, extra bevoegdheden te geven om een deel van de prijsverhogingen terug te schroeven.86 De CREG zelf vraagt om het btw-tarief voor energie te verlagen van 21% naar 6%, en zowel de 81
BBSH Bouwen aan Vertrouwen in de Woningmarkt, Ruimte geven, bescherming bieden Een visie op de woningmarkt 82 De Morgen, 30 juli 2008, Woning huren wordt voor gezinnen onbetaalbaar 83 Le Soir, 30 augustus 2008, La crise cogne d’abord les precaires. 84 Federaal Planbureau, communiqué 12 september 2008 85 Le Soir, 13 oktober 2007, Le gaz en hausse (épisode II) 86 De Morgen, 23 februari 2008, Gas en electriciteit toch fors duurder
producenten als de distributeurs harder aan te pakken.87 In april blijkt dat de verwarmings- en voedingskosten voor een gemiddeld gezin met twee kinderen in 2008 676 euro extra zullen kosten, voor een alleenstaande 330 euro.88 Tegen september is de gasprijs gestegen met maar liefst 48,7% op jaarbasis, die van elektriciteit met 20,7% en, voegt men eraan toe, de prijzen zullen nog stijgen.89 86.Vanaf februari wordt het verhaal van het patronaat over de inflatiehysterie definief doorprikt.90 Blijkt dat de prijzen voor bewerkte levensmiddelen al sinds de tweede helft van 2007 fors stijgen. Die stijgingen liggen bovendien gemiddeld 6% hoger dan elders in de Eurozone. Door de afschaffing van de gereglementeerde broodprijs in 2004 is die buiten proportie toegenomen. De prijzen voor bewerkte levensmiddelen stegen op jaarbasis bijna 9%.91 Als het echter over de eigen winkel gaat, is Unizo niet langer unilateraal voorstander van de vrije markt. Integendeel, Unizo is het niet eens met de Nationale Bank dat meer concurrentie en minder reglementering bijdragen tot een lager prijspeil. In zijn reactie waarschuwt ING hoofdeconoom Van De Cloot vooral de fouten van de jaren ’70 niet te herhalen, toen de prijsstijgingen gecompenseerd werden door algemene loonsverhogingen.92 Fiscale geschenken voor de bedrijven 87. Stookolie: plus 61 procent. Aardgas: plus 52 procent. Spaghetti: plus 42 procent. Diesel: plus 32 procent Benzine: plus 32 procent. Elektriciteit: plus 20 procent. Zo opent De Tijd haar editoriaal op 31 juli alsof ze haar verhaal van koopkrachthysterie van zich af moest schrijven. Zelfs het officiële indexcijfer, die statistische illusie, moest, zij het slechts gedeeltelijk, dergelijke prijsstijgingen weerspiegelen. In juli bereikte die 5,91%, het tweede hoogste niveau van Europa, het hoogste in maar liefst 24 jaar.93 “Het is makkelijker om mee te lopen in betogingen voor meer koopkracht», schrijft de editorialist van De Tijd alsof hij hele dagen niets anders doet, “dan om systemen die we al jaren gebruiken ter discussie te stellen. Maar we moeten ook inzien dat het onredelijk is om de bedrijven of de overheid, als belangrijkste werkgever, te doen opdraaien voor een inflatie die ze zelf niet altijd in hand hebben.” Hoezo? 88. Intussen bleek uit een peiling van Citybank België dat 9 op de 10 Belgen hun uitgaven terugschroeven als reactie op de dalende koopkracht. Vooral op ontspanning, verwarming,
87 De tijd, 19 januari 2008, Creg vraagt lager btw-tarief voor energie 88 La Libre, 12 april 2008, Volgens Olivier Derruine van de studiedienst van het CSC 89 Le Soir, 19 september 2008, Le prix du gaz enflera encore 90 In de Tijd van 30 januari 2008 titelt het edito “inflatiehysterie” en besluit de editorialist “het komt erop aan geen overhaaste maatregelen te nemen. Want tot dusver is er echt geen reden om hysterisch te doen over de inflatie” 91 NBB, Economische indicatoren voor België, 19 september 2008 92 De Tijd, 23 februari 2008, Belg betaalt levensmiddelen te duur 93 Le Soir, 31 juli 2008, Pas d vacances pour l’inflation
21
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
kledij en huishoudtoestellen wordt fors bespaard.94 De andere 10% heeft dat niet nodig, die heeft al lang een stevig vetkussentje aangelegd. Spijts de kredietcrisis hebben de Belgische ondernemingen in 2007 een recordwinst van 79 miljard € gerealiseerd, 4 miljard meer dan het vorige recordjaar, 2006.95 Ze werden daarbij flink geholpen door de overheid. Volgens het jaarverslag van de Nationale Bank ontvingen de bedrijven op 5 jaar tijd, van 2003 tot en met 2007, liefst 21,85 miljard € aan verminderingen op de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid. In 2007 alleen al voor ruim 5 miljard €. Daar bovenop kregen ze in diezelfde periode 1,28 miljard € in vermindering van de bedrijfsvoorheffing, vooral op ploegen en nachtarbeid.96 730 miljoen daarvan alleen al in 2007. 89. Maar de kraak van de eeuw was zonder enige twijfel de notionele intrestaftrek, ingevoerd vanaf 1 januari 2006 onder de paarse regering, een argument dat Reynders zijn critici uit PS en SP.a niet geheel onterecht voor de voeten gooit. Feit is, dat Paars de kostprijs oorspronkelijk geraamd had op 500 miljoen €, terwijl het uiteindelijk jaarlijks 2,4 miljard € kost. Volgens dat systeem kunnen bedrijven naast de intrest die ze betalen op leningen, voortaan ook een fictieve intrest op hun eigen vermogen, fiscaal aftrekken. De maatregel moet ondernemingen ertoe aanzetten het eigen vermogen te versterken en zelfs de industrie in België verankeren. Op die manier wil men het afschaffen van de coördinatiecentra 97 compenseren. Die beschouwt Europa immers als een ongeldige staatssteun en moeten ten laatste eind 2010 opgedoekt zijn.98 90. Voor de bedrijven, die officieel 33,99% vennootschapsbelasting moeten betalen, was dit een jackpot. De reële gemiddelde vennootschapsbelasting wordt daardoor gereduceerd tot slechts 25%.99 Geen wonder dat al in 2006 41% van alle 381.288 bedrijven er gebruik van maakte. Alles samen werd dat jaar voor 6 miljard € aan intrestaftrek toegekend, 37% daarvan ging naar slechts 25 bedrijven.100 Volgens De Tijd verklaart de notionele interest de verdubbeling van de kapitaalstroom naar België tot 72 miljard € in 2006, meer dan die naar China. De Tijd erkende 94
De Tijd, 22 mei 2008, Negen op de tien Belgen schroeven uitgaven terug 95 De Tijd, 14 februari 2008, Bedrijfswinsten stijgen tot record van 79 miljard euro, op basis van het jaarverslag van de Nationale Bank; 96 Jaarverslag van de Nationale Bank, 2007, blz. 98 tabel 25 97 Coördinatiecentra werden eind ’82 als een fiscaal gunstregime ingevoerd voor Belgische ondernemingen of multinationals met een Belgisch filiaal. Om het belang ervan aan te tonen: Op 31 december 1997 zorgden de 236 coördinatiecentra voor 11,4% van de winst voor belastingen en 13,5% van de winst na belastingen van alle Belgische vennootschappen. Slechts 0,82% van de betaalde belastingen viel ten laste van deze coördinatiecentra. Zie Tax incentives: analyse van de impact van de notionele interestaftrek – Riet Janssens - http://statbel.fgov.be/studies/ac735_nl.pdf 98 Jaarverslag van de Nationale Bank, 2007, blz. 159 99 De Tijd, 27 oktober 2007, Didier Reynders, vader van de notionele intrestaftrek 100 De Tijd, 20 augustus 2008, Bijna helft firma’s pas notionele rente toe
wel dat een belangrijk deel daarvan slapend kapitaal is dat nauwelijks jobs oplevert.101 91. De notionele interest staat echter ter discussie. In februari 2008 al zwaaide Di Rupo met een lijstje waaruit blijkt dat de Bel 20 bedrijven nog amper belastingen betalen.102 Ook overheidsbedrijven passeren aan de kassa. De Nationale Bank bespaarde door de maatregel 17 miljoen € aan belastingen, de NMBS 1,4 miljoen € en De Post 8,6 miljoen €.103 Bovendien nodigt de notionele intrestaftrek uit tot misbruiken, waarbij kettingen van vennootschappen allerlei aftrekken cumuleren. In die mate zelfs dat de fiscale administratie een speciale task force moest opzetten om die te bestrijden.104 De patroons zullen hun paradepaardje echter niet zomaar opgeven. Ze schakelden zelfs de Nationale Bank in om de kostprijs te relativeren. Het fiscale voordeel van 2,4 miljard € voor de bedrijven is de brutokost, aldus de Nationale Bank. Op basis van ‘voorlopige gegevens’ voor 2006 komt die anderhalf jaar later tot de conclusie dat de netto kostprijs in 2006 ergens tussen 140 miljoen en 430 miljoen euro bedroeg.105 De Bank geeft overigens wel toe dat als de maatregel op snelheid komt, de vennootschapsbelastingen mogelijk fors gedrukt wordt. De belastingsadministratie geeft preciezere cijfers, zij berekende de nettokostprijs op 1,2 miljard €!106 92. Inzake tewerkstelling schat de Nationale Bank dat de maatregel ‘mogelijk’ 3000 jobs heeft opgeleverd. Dat is 46.500 tot 144.000 € per job. Als we de cijfers van de belastingsadministratie nemen is dat zelfs 400.000 € per job. Als men dat allemaal aan koopkracht besteed had, zou het effect op de tewerkstelling wellicht tientallen keren meer hebben opgeleverd, en wie weet zou ook dat niet geleid hebben tot meer investeringen. PS en SP.a moesten de balans wel ergens proberen rechttrekken. De SP.a met haar voorstel van een antimisbruik-bepaling, waarbij de fiscale administratie de notionele intrestaftrek kan weigeren indien die enkel bedoeld is om fiscale redenen zonder werkcreatie. De PS met haar voorstel om een meerwaardebelasting bij de verkoop van aandelen in te voeren, zoals in Italië en Frankrijk bestaat.107 Beide voorstellen belandden in de ijskast. 93. Sinds ’88 zitten SP.a en PS trouwens in de regering, voor SP.a tot 2007, voor PS tot vandaag. Tijd genoeg dus, was het niet dat in diezelfde periode talloze fraudedossiers verjaard zijn. Paul Dhaeyer, hoofd van de financiële sectie van het Brusselse parket wind er geen doekjes om. “Heel wat buitenlanders beschouwen België als een 101
De Tijd, 27 oktober 2007, Heldere belastingen De Tijd, 12 februari 2008, Bel 20’ers betalen amper belastingen 103 Le Soir, 5 maart 2008, Les entreprises publiques profitent des notionnels 104 De Tijd, 27 oktober, Van ‘double dip’ tot misbruik 105 Le Soir, 24 juli 2008, La BNB clémente avec les intérêts notionnels 106 De Tijd, 20 augustus 2008, Bijna helft firma’s pas notionele rente toe 107 De Tijd, 25 januari 2008, ‘U vernietigt de notionele intrestaftrek’. 102
22
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
belastingsparadijs”, zegt hij, “al jaren zijn we onderbemand. Er was een chronisch gebrek aan middelen. Dat was een politieke keuze.”108 Ook in het recente schandaal bij Liechtenstein Global Trust zouden minstens een 50-tal in België verblijvende personen betrokken zijn. 94. Toch vinden de patroons en hun politieke vertegenwoordigers dat ze nog teveel betalen. Vandaar dat Unizo en Voka ervoor pleiten om de deelstaten zelf te laten bepalen hoeveel belasting ze aanrekenen aan de bedrijven. Ze denken de vennootschapsbelasting op die manier naar 20% te kunnen reduceren. Maar niet alleen de vennootschapsbelasting moet naar beneden, ook de personenbelasting, die onder meer publieke collectieve diensten moet financieren, is naar verluidt te hoog. Volgens CD&V-er Hendrik Bogaert bedraagt de belastingdruk in Nederland 40% van het BBP tegenover 44% in België. “De belastingen moeten omlaag met 14 miljard €”, besluit hij, dat is 4% van het BBP.109 95. De verdedigers van lastenverlagingen roepen steeds weer “terugverdieneffecten” in. Wat dat waard is, wisten we al eerder, maar recent werd het ook wetenschappelijk bevestigd door twee onderzoeken. Ive Marx, socioloog verbonden aan het Antwerpse CSB, en Kristian Orsini, doctorandus aan de KUL, kwamen allebei tot de vaststelling dat het effect van lastenverlaging overschat wordt. Orsini is trouwens alles behalve een linkse rakker, hij pleit voor beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen in plaats van lastenverlagingen.110 Ruime vergoedingen voor patroons 96. Wat evenmin aan de aandacht van heel wat arbeidersgezinnen ontsnapt is, zijn de overmatige lonen van de bedrijfsmanagers. Niet voor niets spreken zelfs burgerlijke economen over hebzucht, zeker als je de loonmatiging die aan de arbeiders al jaren wordt opgelegd in beschouwing neemt De roep voor controle klinkt steeds luider. In de VS, waar een beweging ontstond onder de naam “say on pay” gesteund door de Democraten, maar zowat overal ter wereld, ook in België. Imbev-baas Brito kreeg in 2007 een loonverhoging van 9% tot 4,25 miljoen Euro, zo’n 375.000 € per maand of 12.500 euro per dag. Fortis-baas Votron kreeg 15% opslag tot 3,9 miljoen euro.111 Ook hier weer lopen de patroons van de openbare bedrijven in de voetsporen van hun collega’s uit de privé-sector. Didier Bellens van Belgacom kreeg in 2007 liefst 42% opslag, tot 2,7 miljoen €, goed voor 225.000 euro per maand, intussen moest hij echter inleveren. Johnny Thijs maakte De Post datzelfde jaar 900.000 € lichter of 75.000 € maandelijks, evenveel als het gezamenlijke loon van een uit de kluiten gewassen distributiekantoor.112 108
De Tijd, 31 mei 2008, ‘Achterstand was politiek keuze’ De Tijd, 5 april 2008, ‘Belastingen moeten met 14 miljard euro omlaag’ 110 DeTijd, 7 mei 2008, Effect lastenverlaging wordt overschat. 111 Le Soir, 3 avril 2008, Salaire des patrons: “une affaire des actionnaires.” 112 L’Echo, 15 maart 2008, Les salaires fous du secteur public 109
97. Volgens VLD-er Vincent Van Quickenborne is dat een zaak voor de aandeelhouders, iets waarmee de overheid zich niet moet inlaten. Dat is dezelfde Van Quickenborne die vindt dat er teveel ambtenaren zijn. Diens partijgenoot De Gucht is realistischer. “Terwijl de hoogste lonen pieken, krijgt een groeiende middenklasse het altijd moeilijker. Dat hindert het ‘matigingspleidooi’ in de sociale zekerheid... De top van het bedrijfsleven moet goed beseffen dat hij ook beter wat matigt om populistische tendensen niet in de kaart te spelen.” En verder: “En dus moeten de regeringen in het Westen de vruchten van de globalisering beter spreiden, zonder die vruchten te vernietigen.”113 De Gucht is zowat de oerliberaal, de man van de rede, wars van dogma’s en uiteraard vrijmetselaar. Hij is geen vulgaire liberaal als Van Quickenborne die van het liberalisme alleen het recht om onbeperkt zijn zakken te vullen heeft onthouden. Voor De Gucht is liberalisme geen vrijgeleide voor hebzucht. Hij acht de vrijheid van het individu en het privé-bezit weliswaar hoger als God, de natie of de collectieve gemeenschap, zelfs als die vrijheid die van anderen aantast, maar wat ze niet mag, is het systeem zelf, dat het individu in staat stelt van die vrijheid te genieten, ondermijnen. 98. De Guchts probleem is dat diens liberaal systeem in tegenstrijd is met de bewegingswetten van het kapitalisme. Dat heeft hij tot eigen schade en schande moeten ondervinden toen hij Kabila en de Congolese overheden de les wou spellen over corruptie en incompetentie. Niet alleen moest Leterme zelf tussen komen om de meubels - en vooral de lucratieve contracten - te redden. Bovendien bleek partijgenoot Pierre Chevalier, benoemd tot Belgisch VNgezant in Congo op voorwaarde dat hij zijn mandaat bij Forrest International zou neerleggen, stoemelings opnieuw gedelegeerd bestuurder te zijn. Rik Daems, de killer van Sabena, eveneens partijgenoot van De Gucht en voormalig minister van Telecommunicatie (van ’99 tot 2003) zou in 2007 als consultant zijn opgetreden voor Belgacom in Qatar. Toeval? Wij denken het niet. Een systeem dat gebaseerd is op winstbejag moet er onvermijdelijk toe leiden dat sommigen buiten de lijnen kleuren. Acties voor meer loon 99. Het hoeft ons bijgevolg niet te verbazen dat heel wat arbeiders geen oor hebben naar de argumenten van De Tijd en wel degelijk van oordeel zijn dat de patroons en de overheid nu maar eens een duit in het zakje moeten doen. Na een topjaar in 2005, het jaar van het Generatiepact, met 669.982 geregistreerde stakingsdagen, was er gedurende twee jaar een pauze.114 Er zijn nog geen statistieken bekend over 2008, maar nu al is vrijwel zeker dat de stakingscurve dit jaar fors zal opveren. Men had het kunnen weten. In april 2007 waren al enkele spontane stakingen uitgebroken in Zaventem en bij de toeleveranciers van Ford-Genk. Het systeem van
113
De Morgen, 24 maart 2007, Karel De Gucht bindt de strijd aan met de toplonen. 114 Website van de Federale overheid, stakingen 23
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
onderaanneming, toelevering, uitzendarbeid, tijdelijke en deeltijdse arbeid, was destijds opgezet om de slagkracht van de arbeiders te breken. Maar zoals iedere systeem heeft ook dit zijn limieten. In een opiniestuk in De Tijd werd erop gewezen dat “de werknemers in de buitenbaan amper weten wie hun echte werkgever is”, dat “de vakbonden hen beschouwen als vreemde krachten” en ons “overlegmodel er niet op voorzien is die arbeiders het gevoel te geven dat ze tot het systeem behoren”. 115 100. Bij de toeleveranciers van Ford-Genk wist men maar al te goed wie de echte werkgever was. Dat Ford Genk de vraag nauwelijks aankon, was aan “de buitenbaan” niet ontsnapt. Het was het geschikte moment om in actie te komen. Op 14 januari al bij Syncreon, dat onder meer deurpanelen en uitlaten levert. Zijn kregen 47 eurocent opslag en twee bonussen van 500 euro. Daarna was de golf van spontane stakingen niet meer te stoppen. Tegen eind januari had de golf al 32 bedrijven getroffen, waarvan 14 in Limburg, maar ook 6 in Luik en 5 in Antwerpen. Vooral de automobielsector met 12 bedrijven en andere metaalbedrijven (9) werden getroffen. 116 Het was al van eind de jaren ’60 en vooral het begin van de jaren ’70 geleden dat we nog zulke spontane stakingsgolf hadden meegemaakt. Ook toen hadden de arbeiders het gevoel dat ze onvoldoende de vruchten hadden geplukt van de hoogconjunctuur. 101. Agoria, de patroonsorganisatie van de metaal, bestempelde de stakingen als “onwettig”. Het VBO en de ACV-top temperden en wezen er vooral op het overlegmodel overeind te willen houden.117 Uiteindelijk zouden volgens Agoria 42 bedrijven uit de sector met bijkomende looneisen zijn geconfronteerd. Dat is geen toeval. In de metaalsector gelden zogenaamde all-in akkoorden of hun afgezwakte versie, de zogenaamde saldoakkoorden.118 De vakbondstop slaagde erin de eisen voor meer loon af te leiden naar een bonussengolf. Pas een maand eerder was dat systeem in voege getreden. Het bepaalt dat bedrijven aan en gunstig fiscaal tarief een bonus tot 2.200 € netto/jaar kunnen uitkeren aan werknemers.119 Dat is aantrekkelijk, maar men moet er wel rekening mee houden dat er geen sociale bijdragen op betaald worden en dat het eenmalig is. Vandaar dat de meest strijdbare syndicalisten eerder aandrongen op een reële loonsverhoging en de eis van 1€ opslag per uur fors populair was.
115
De Tijd, 19 april 2007, De opstand van de periferie De Tijd, 31 januari 2008, stakingsgolf januari trof 32 privébedrijven 117 De Tijd, 31 januari 2008, ACV en VBO willen vermijden dat stakingsgolf escaleert 118 In all-in akkoorden is de loonnorm een absoluut plafond, waarboven men niet kan uitstijgen, ook niet als de gezondheidsindex de loonnorm overstijgt. In saldoakkoorden geldt hetzelfde principe met dien verstande dat aan de indexkoppeling niet geraakt mag worden, enkel aan de loonsopslag buiten de index. In De Standaard van13 april 2008, Bouwvakker ‘verliest’ 1,3 procent loonstijging wordt een concreet voorbeeld berekend 119 De Standaard, 28 september 2007, Akkoord over loonbonus 116
102. In maart sloegen de acties voor koopkrachtverhoging over naar de openbare sector. De 24.000 ambtenaren van de Vlaamse administratie eisten een koopkrachtverhoging van 5% in de periode 2008–2009 met forsere eindejaarstoelagen en een hogere bijdrage van de werkgever aan maaltijdcheques. De overheid antwoordde bij monde van toenmalig minister Bourgeois dat er geen ruimte was en Kris Peeters dreigde met opeisingen als de blokkades van de sluizen niet werden opgeheven. Tegelijk kwam ze met provocatieve voorstellen die interim-arbeid mogelijk moeten maken en het statuut van statutaire werknemers nivelleren tot dat van contractuele werknemers. Uiteindelijk werd een minimum loonsverhoging van 2% afgedwongen. Later volgden acties van het personeel van OCMW’s en gemeenten in heel het land. 1 mei – sociale verkiezingen en actieweek 103. Op 1 mei moesten de vakbondsleiders daaraan wel uitdrukking geven. In haar toespraken eiste het ABVV een verhoging van de lonen met 10% de komende jaren. Het geld dat nu naar de notionele interestaftrek gaat, zou daarvoor gebruikt kunnen worden, luidde het. Jan Renders van het ACW: “sommigen willen een vette communautaire vis, anderen willen een dikke fiscale vis. Maar wij willen een grote sociale vis.” Luc Cortebeeckx: “Met de werkgevers moet in de herfst een interprofessioneel akkoord tot stand komen dat loonsverhogingen mogelijk maakt. De winsten en lonen van de toplui zijn ook gestegen. En wie daaraan niet meewerkt, mag een warme winter verwachten.” 104. Nog in de eerste helft van diezelfde maand in 2008 konden 1,4 miljoen loontrekkenden in zowat 6300 bedrijven stemmen voor maar liefst 142.000 kandidaten voor preventiecomités en ondernemingsraden. Dat zijn dubbel zoveel kandidaten als de politieke partijen in de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in stelling brachten, 13% meer dan in 2004.120 Voor het ACV waren dat er 68.000, voor het ABVV 55.000. In tegenstelling tot de meeste OESO-landen is de netto-syndicalisatiegraad in België doorheen de jaren ’90 blijven toenemen. Met de nettosyndicalisatiegraad bedoelen we enkel diegenen die effectief aan de slag zijn, dus niet de gepensioneerden, noch de werklozen, noch de andere categorieën die als lid worden beschouwd, maar geen bijdragen betalen.121 De vakbonden zelf geven voor 2003 1,6 miljoen leden op voor het ACV, 1,2 miljoen voor het ABVV en 223.000 voor het ACLVB.122 105. Hoewel 1,4 miljoen kiezers een record is, zou de dekkingsgraad van de sociale verkiezingen langzaam afnemen. Volgens een studie van het HIVA zijn daar verschillende redenen voor: in de openbare diensten worden bijna nergens sociale verkiezingen gehouden, er is de “KMOisering” van de economie, waardoor meer bedrijven onder de 120
De Tijd, 30 april 2008, 13 procent meer kandidaten voor sociale verkiezingen 121 Monthly Labour Review, January 2006, Union membership statistics in 24 countries 122 Le Soir, 5 mei 2008, Les Belges et le syndicat: l’amour-haine 24
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
kiesdrempel vallen en er is de groei van de uitzendarbeid en de bouw waar geen verkiezingen worden gehouden.123 De participatiegraad zou weliswaar iets teruggevallen zijn, maar blijft, zonder kiesplicht, zeer hoog, 72,4% voor de preventiecomités en 70,6% voor de ondernemingsraden. Van de stemgerechtigde jongeren nam 42,5% deel, tegen 52, 4% in 2004. Wellicht lag de participatiegraad lager in die bedrijven waar voorheen geen sociale verkiezingen werden gehouden. 124 106. Zoals we verwacht hadden, brachten de sociale verkiezingen geen al te grote verschuivingen. Het ACLVB geraakte, tegen eerdere berichten in, alweer niet aan de 10%. Het ABVV ging er zowel in Vlaanderen als in Wallonië licht op vooruit. Het ACV ging licht achteruit, maar wint in Brussel. Aparte kaderlijsten van de Nationale Confederatie voor Kaderpersoneel (NCK) en individuele bedrijfslijsten verloren fors. Een klassiek verschijnsel bij opleving van de klassenstrijd is dat de beweging verschillende lagen in verschillende fases op gang trekt. Terwijl een voorhoede al de eerste politieke conclusies trekt, zijn er lagen die nog maar pas in beweging komen en nog de voorgaande fase van ontwikkeling weerspiegelen.125 We mogen onze aandacht bijgevolg niet enkel toespitsen op de schijnbare stabiliteit van de algemene uitslagen. Integendeel, bij nader toezien heeft het ABVV gewonnen in die bedrijven, vooral in de automobielsector, waar eerder dat jaar actie was gevoerd voor koopkracht In het algemeen hebben syndicale delegaties gewonnen die aangeschreven staan als strijdbaar, onafhankelijk van de vakbond waartoe ze behoren. 107. Die nieuw verkozen delegaties kwamen in juni al meteen voor een belangrijke test te staan toen de vakbondsleiders een nationale actieweek afkondigden voor koopkracht. Zowat overal liep de mobilisatie als een trein, in totaal 80.000 arbeiders beantwoorden de oproep. Wie beweerd had dat het koopkrachtdebat in Wallonië niet leefde, kreeg lik op stuk. Betogingen in Luik, Bergen, Namen en 123
De Tijd, 4 april 2008, Amper een op drie kan stemmen De Tijd, 11 september 2008, Liberale vakbond haalt 10 procent toch niet 125 Trotsky legt dat verschijnsel in zijn boek over de Russische Revolutie uit aan de hand van de situatie in juni 1917. De partijen van de voorlopige regering, die door de revolutie van februari aan de macht was gekomen, verloren toen de steun van de meest actieve en bewuste arbeiders en soldaten ten voordele van de Bolsjewieken, althans in de grote steden. Groot was dan ook de verwondering, niet in het minst bij zichzelf, toen de grootste regeringspartij, de Sociaal Revolutionairen, de verkiezingen wonnen met maar liefst 60%. Trotsky zegt daarover dat de revolutie van februari in haar nasleep heel wat stof had doen oplaaien en met enige maanden vertraging talloze huisknechten, stalmeesters etc. in beroering had gebracht. Die sloten zich logischerwijze aan bij diegenen die de februarirevolutie aan de macht had gebracht, nl. de Sociaal Revolutionairen. Ze waren zich nog niet bewust van de afremmende rol van die partij, dat inzicht zou pas na de mislukte coup van generaal Kornilov in augustus ’17 algemeen begrepen worden. Trotsky merkt hierbij op dat de revolutionairen hun politiek moeten baseren op de meest actieve en bewuste lagen omdat zij het best de reële toestand weerspiegelen en niet op die lagen die zich pas met vertraging voor de verandering interesseren. 124
zelfs Aarlen waren systematisch groter dan in Vlaanderen. In Antwerpen en Hasselt gingen, net zoal in Wallonië, verschillende bedrijven spontaan plat. De aanwezigheid van veel vrouwen, maar vooral jongeren, dikwijls pas voor het eerst verkozen, wijst erop dat een nieuwe strijdbare laag haar plaats heeft ingenomen. Zelden hebben we zo een openheid ondervonden voor zowel ons programma als voor onze oproep voor een breuk van de vakbonden met hun traditionele bevoorrechte politieke partners. Daar waar de vakbonden opteerden voor “vernieuwende acties”, zoals foodstock in Gent of fietstochten en andere fratsen in Brugge en Kortrijk, bleef de mobilisatie ondermaats. De actiemethode beantwoorde niet aan de vraag van de basis. Het stakingsrecht beknotten? 108. “Acties van een minderheid voor meer loon zijn absurd” verklaarde Caroline Ven, voorheen werkzaam op de studiedienst van de Vlaamse werkgeversorganisatie VKW, maar voortaan hoofdeconome op het kabinet van premier Leterme, die officieel nochtans van ACW-signatuur is.126 “Ze zijn nog nooit met zoveel geweest, maar ze hebben nog nooit zo weinig te zeggen gehad”, verklaart een CD&V kamerlid zonder ACW-stempel daarover.127 Punt is dat Ven en de patroons steeds weer proberen de acties voor te stellen als avonturisme door een luidruchtige minderheid, waartegen de zwijgende meerderheid zich niet durft te verzetten. Op die manier tracht men de publieke opinie voor te bereiden op het aan banden leggen van het stakingsrecht 109. In april 2007 startten het veiligheidspersoneel en de brandweer op de luchthaven van Zaventem een spontane staking. 26.000 passagiers raakten hierdoor geblokkeerd. Daaronder de rechtse advocaat Peter Cafmeyer die tijdens het Generatiepact nog optrad als juridisch adviseur voor patroons die door de staking schade hadden geleden. Cafmeyer slaagde erin 500 passagiers te laten betalen om een zaak in te spannen tegen 46 werknemers en ACV-Transcom. Om de identiteit van die 46 werknemers op te sporen, maakte hij gebruik van privé-detectives. Cafmeyer handelt op eigen houtje en het lijkt onwaarschijnlijk dat hij de zaak, die werd uitgesteld tot het voorjaar van 2009, zal winnen. Dat neemt niet weg dat Rudi Thomaes van het VBO naar eigen zeggen hoopt dat er een proces komt. “Bij veroordeling zal dat anderen tot nadenken stemmen vooraleer over te gaan tot onverantwoorde acties”. 110. Volgens Thomaes is dat echter geen aantasting van het stakingsrecht.128 Wat hem betreft moet het stakingsrecht behouden blijven, maar zodanig gereglementeerd worden, dat er in de praktijk toch niets van overeind blijft. Maar ook dit heeft zijn limieten. Zo oordeelt Guy Cox, directeur generaal van de dienst collectieve arbeidsbemiddeling, dat net de ingewikkelde overlegprocedures zoveel tijd in beslag nemen
126 De Tijd, 10 mei 2008, ‘Acties van een minderheid voor meer loon zijn absurd’ 127 De Standaard, 27 april 2008, Wij zijn allen ACW’er 128 Le Soir, 28 april 2008, Raid surprise sur grève sauvage
25
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
dat de druk van de basis te groot wordt.129 Hoe dan ook, spontane stakingen liggen onder vuur. In augustus 2007 dreigde Ryanair met vertrek uit Charleroi indien de bonden geen minimale dienstverlening aanvaardden en eiste meteen ook 1 miljoen euro schadevergoeding voor een spontane staking op 15 juni. In mei 2008 oordeelde Waals transportminister André Antoine, een staking van de TEC naar gewoonte “inadmissible”. Quasi gelijktijdig pleitte open VLD voor een minimale dienstverlening bij de NMBS. Voor Vervotte, verantwoordelijk Minister van Openbare Bedrijven was dat “niet toepasbaar”, maar ze stelde tegelijk te willen discussiëren over striktere, meer duidelijke en verantwoordelijke procedures betreffende spontane bewegingen.130 111. In augustus 2008 laaide de discussie terug op naar aanleiding van een spontane staking bij de bagageafhandelaars. Aanvankelijk waren alle pijlen gericht op de stakers maar toen die volhielden, begon de persaandacht voor één keer te verschuiven naar de onhoudbare arbeidscondities. 131 Zelfs De Tijd die in haar edito op 12 augustus nog gepleit had om een lijst op te stellen van strategische diensten, moest op zaterdag de balans herstellen. “Wat deze week gebeurde in Zaventem is het gevolg van het opknippen van de luchthavenbedrijvigheid... Outsourcing heeft ook nadelen. Wat moeten we ons in dit geval voorstellen bij minimumdienstverlening? Dat tenminste de bagage van de passagiers in businessklasse meegenomen wordt? Is het behandelen van bagage een essentiële dienst? Nee toch? Het luchtverkeer is geen overheidstaak meer, het is al lang geprivatiseerd.”132 Vergelijk die houding met het akkoord dat de vakbonden hebben afgesloten met de NMBSdirectie, waarin spontane staking een aanvaardbare reden kan zijn voor ontslag.
129
De Tijd, 21 april 2007, Hoe wild is wilde stakingsactie? Le Soir, 21 mei 2008, Grève: les priorités de la ministre. 131 Le Soir, 12 augustus 2008, Pourquoi les bagagistes débrayent en plein coup de feu. 132 De Tijd, 16 augustus 2008, De cruciale rol van bagagesjouwers 130
26
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
In dit gedeelte bespreken we de voorstellen in aanloop naar de onderhandelingen over een Interprofessioneel Akkoord. We lichten de moeilijkheden toe voor de begrotingen 2008 en 2009, die normaal op 14 oktober moeten afgerond zijn. In het laatste gedeelte onthullen we de sociale drama’s die nu al aanwezig zijn, nog voor de crisis zich echt heeft verspreid naar de reële economie. Loonhandicap? 112. Vanwaar dan toch die hardnekkigheid bij de arbeiders om telkens weer in actie te komen? Het klopt dat we niet de winsten incasseerden van de bedrijven of de dividenden van de aandeelhouders of de loonsverhogingen van de managers. Maar stijgen onze lonen dan niet sneller dan die van de arbeiders in de buurlanden, is het niet zo dat we een loonhandicap hebben? Onze nominale lonen per uur zullen in 2007 en 2008 naar verluidt met 7,5% zijn gestegen, ruim meer dan de loonnorm van 5,1% waarmee de vakbonden akkoord gingen in februari 2007. 133 Met statistieken kan men echter alles bewijzen. Het cijfer van het Planbureau voor 2007–2008 is een schatting. Bovendien raamt het Planbureau voor diezelfde periode de inflatie op 6,5%. Na aftrek van de inflatie blijft amper 1% loonsverhoging over. Dat moet zowel de productiviteitsstijging, als de loondrift en de baremieke verhogingen vertegenwoordigen. De Nationale Bank raamt de productiviteitsstijging in 2007 voor het eerst sinds 2001 lager dan 1%. De loondrift schat ze op 1% voor datzelfde jaar, dat is het fenomeen van loonstijgingen als gevolg van het afnemen van het aantal laaggeschoolde betrekkingen ten voordele van het aantal hooggeschoolde.134 Bovendien gaat het hier om gemiddelden die door bepaalde categorieën fors vertekend worden. 113. In augustus pakte het Planbureau uit met ontnuchterende cijfers. De reële brutolonen, dat is aangepast aan de inflatie, van de mannelijke arbeiders in de nijverheid zouden van juli 2007 op juli 2008 met maar liefst -2,6 gedaald zijn.135 Dat bevestigt een eerdere gelijkaardige vaststelling van het Planbureau in februari dat jaar, toen waren de reële brutolonen van diezelfde arbeiders op jaarbasis nog maar gedaald met -2%.136 Bovendien bevestigen cijfers van de Nationale Bank dat die trend ook geldt voor bedienden en arbeiders in alle sectoren. Als belangrijkste reden daarvoor houdt het planbureau het op de gezondheidsindex. Het zag er nochtans al niet zo denderend uit voordien. Eind 2007 was immers gebleken dat “de vergoeding van de Belgische loontrekkenden”, dat is de lonen inclusief sociale bijdragen, voor het eerst sinds ‘71 waren gezakt tot minder dan 50% van het bruto binnenlands product.137 In zijn reactie zei Cortebeeck van het ACV: “dit kan niet blijven duren”, Rudi Thomaes van het VBO noemde dit cijfer “puur symbolisch” 133
Federaal Planbureau, communiqué 12 september 2008 Jaarverslag van de Nationale Bank, 2007, blz. 97 en 99 135 De Tijd, 27 augustus 2008, Reële lonen werknemers dalen 136 De Tijd, 27 februari 2008, Lonen kunnen prijzen niet volgen 137 De Tijd, 3 oktober 2007, Lonen stijgen trager dan BBP. Tussen 2002 en 2006 stegen de (nominale) lonen en sociale bijdragen met 13 % tot 158,2 miljard €, in diezelfde periode nam het brutoexploitatieoverschot en gemengd inkomen, dat vooral de bedrijfswinsten omvat, met 26% toe tot 121 miljard €. Het BBP bedroeg 316,6 miljard €. 134
114. Om de haverklap verschijnen studies die stellen dat de Belgische loonkosten ontsporen, dat de loonkostenhandicap toeneemt etc. Meestal komen die studies van de OESO, die zijn cijfers krijgt van de nationale regeringen, die ze krijgt van de patroons. Volgens het VBO bedraagt de loonhandicap 12%. Je zou je haast afvragen hoe het komt dat België zo aantrekkelijk blijft voor investeerders. Een blik over de grens leert ons dat snel. Blijkt dat in de buurlanden net diezelfde verhalen de ronde doen. De bedoeling van de OESO, van de nationale regeringen etc. is immers nooit om de lonen omhoog te praten, integendeel. De Nationale Bank is het echter aan zichzelf verplicht de reële cijfers te publiceren. Daaruit blijkt dat de loonkosten per gewerkt uur in de particuliere sector tussen ’96 en 2007 in Duitsland daalden met bijna -10%, in België met -1% en in Frankrijk en Nederland toenamen met respectievelijk 6% en ruim 15%.138 Het feest in Duitsland loopt trouwens ten einde. De toonaangevende vakbond voor heel Europa, IG-Metall met 3,5 miljoen leden, eist dit jaar 8%, het hoogste in16 jaar. Doorgaans realiseert ze maar de helft, maar dat zou nu wel eens anders kunnen uitdraaien.139 115. Geen wonder dat de aanvallen van ECB-voorzitter Trichet op de indexkoppeling weinig indruk maakten.140 De patroons lopen zelf niet echt warm voor een confrontatie daarover, maar met een indexaanpassing eind 2007, twee in 2008 en mogelijk nog een in het voorjaar van 2009, kan de patronale appetijt gewekt worden. Toen Thomas Leysen voorzitter werd van het VBO, dat volgens hem 33.000 bedrijven vertegenwoordigt, hield hij het op “er moet dus wel iets gebeuren”.141 Guy Quaden, gouverneur van de Nationale Bank suggereerde een indexering in centen, in plaats van procenten. Op die manier zouden de hogere inkomen inleveren op de index, redeneerde hij. De vakbonden trapten echter niet in de val. “Door de iets betere verdiener een stuk index af te pakken, ondergraaf je het draagvlak van het hele stelsel”, antwoordde Luc Cortebeeck.142 138
Jaarverslag van de Nationale Bank, 2007, blz. 103, grafiek 41 De Tijd, 9 september 2008, IG Metall eist 7 tot 8 procent meer loon 140 Van de 15 lidstaten hebben er 6 een automatische of een gedeeltelijke indexering: België, Luxemburg, Spanje, Slovenië, Cyprus en Malta. In sommige landen bestaat bovendien een indexering van het minimumloon 141 De Morgen, 19 april 2008, De index is geen ideaal systeem 142 België en Luxemburg zijn de enige landen met een automatische indexkoppeling. Het systeem is gebaseerd op de prijzen van 507 producten. Zodra de index een bepaald niveau, de spilindex bereikt, wordt een indexaanpassing toegepast. Voor de uitkeringen in de maand erop volgend, voor de openbare diensten en enkele sectoren in de tweede maand erop. Indien sommigen een deel van hun index zouden verliezen, zou dat hun gehechtheid eraan ondermijnen en meteen het front ter verdediging van de indexkoppeling doen afbrokkelen. 139
27
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
Een interprofessioneel akkoord in het najaar 116. In tegenstelling tot wat de patroons voortdurend suggereren, heeft de Belgische arbeider zichzelf niets te verwijten. Telkens weer blijkt hij aan de top te staan inzake productiviteit. Op het gebied van geproduceerde waarde per uur arbeid moet hij, met een gemiddelde van 53,4 $/uur enkel Luxemburg (71,3 $) en Noorwegen (63,5 $) voor laten gaan.143 In Noorwegen is dat hoofdzakelijk te wijten aan de petroleumsector. De arbeiders in de VS (52,3 $), Nederland (52,2 $), Duitsland (49,3 $), Frankrijk (51,3 $) en zeker Japan (37,5 $) zijn allemaal minder productief. Betreffende geproduceerde waarde per arbeider staat België ‘pas’ op de vijfde plaats. Belgische werknemers werken jaarlijks gemiddeld 1610 uur, Amerikaanse 1785 en Ierse 1870. Nederlanders werken gemiddeld 1413 uur, Fransen 1559 en Duitsers 1432. 117. Toch is het voor sommigen nooit genoeg. Unizoprovocateur van Eetvelt heeft ons niet echt verast met zijn bewering dat er geen ruimte is voor loonsverhogingen. “Het zal al een hele kunst zijn om ons indexsysteem overeind te houden”. Voor lastenverlaging anderzijds, ziet hij wel nog mogelijkheden.144 Zijn natte droom? ‘Zes dagen werken, geen opslag’. “Waarom trekken we werkweek niet op van 38 naar 48 uur? In drukke periodes moet meer gepresteerd kunnen worden.”145 Daarmee speelt Van Eetvelt zijn klassieke rol: hij laat de balonnetjes op, die anderen niet durven uitspreken. Ook het VBO trekt naar de IPAonderhandelingen met duidelijke ordewoorden. Het zijn er vijf: de koopkracht is geen probleem, de lonen zijn te hoog, de arbeidsmarkt mist flexibiliteit, de Belgen werken te weinig en de overheid is kortzichtig want de carrières blijven kort ondanks de stijgende levensverwachting. Peter Timmermans, de algemeen directeur, voegt eraan toe dat de onderhandelingen over een akkoord moeilijker dan ooit zullen zijn. 118.Wij verkondigen al jaren dat de kleine en middelgrote toeleveringsbedrijfjes zeer kwetsbaar zullen zijn in geval van een recessie. De eerste acht maanden van 2008 telden we al 5191 faillissementen, 8,3% meer dan in 2007 en zijn we op weg om het record van 2004 van 7.935 faillissementen te breken. Daarbij gingen 12.000 jobs verloren, het ging vooral om kleine bedrijven. De sanering van farmagroep UCB, waardoor 555 jobs bedreigd worden in Brussel en Eigenbrakel, is daar niet bij. Het gaat er niet om een faillissement. Het is wel een kaakslag voor de Waalse regering omdat het tot de spitssectoren van het Marshallplan behoort. De grootste stijging in faillissementen deed zich voor in Brussel (+20%) en Wallonië (+10%) en veel minder in Vlaanderen (+1,4%), waar toch 2387 faillissementen 143
The Conference Board & Groningen Growth and Development Centre –summary statistics en total economy database, januari 2008 - uitgedrukt in 2007 US $ 144 De Tijd, 25 juli 2008, Unizo trekt streep onder loonsverhogingen 145 Het Nieuwsblad, 17 september 2008, Zes dagen werken, geen opslag
werden opgetekend. Maar dat was nog voor de recessie echt begon.146 119. In september trad ook in Vlaanderen een forse versnelling op. Al voor de zomer had Bekaert haar staalkoordproductie in Lanklaar gesloten: 136 jobs weg. Tijdens de zomer deed Punch International hetzelfde met haar velgenfabriek in Hoboken: -315 jobs. In september besliste Barco 113 jobs te schrappen, waarvan twee derde in België. Diezelfde maand kondigde Picanol aan 190 jobs te schrappen in Ieper. Het textielbedrijf Beaulieu herstructureert in Wielsbeke, -209 banen, en sluit de vestiging in Ninove, 178 banen. Bij Gilbos in Herdersem, bouw van textielmachines, verdwijnen 48 jobs als gevolg van de afbouw van activiteiten als toeleverancier. Domo Gent sluit haar afdeling Cushion Floor in Zwijnaarde, 91 arbeiders en 47 bedienden verliezen hun baan. Op het gebied van faillissementen is er de sluiting van het Gentse UCO, -400 jobs en van meubelfabrikant Sint-Jozef uit Aarschot -33 banen. Dat allemaal alleen al in september 2008. 120. Voor het patronaat is dat de ideale situatie om de druk op te drijven en zich meteen van overtollig personeel te ontdoen. Wellicht hoopt het de arbeiders de schrik op het lijf te jagen en bevriende vakbondssecretarissen als Herwig Jorissen van de communautair opgedeelde metaalcentrale van het ABVV, te voorzien van een schrikbeeld waarmee die de basis kan verlammen. Hoewel de faillissementengolf wellicht enkele weken vertwijfeling kan veroorzaken, geloven we er niet in dat dit de arbeidersbeweging zal verlammen. De warrige oproep van het ABVV voor een actiedag op 6 oktober drukt dat uit. Verschillende centrales schatten de situatie verschillend in. 121. Sommige pleitten terecht om de mobilisatie op gang te trekken via een nationale betoging. In Brussel grendelden op 25 september al de lokale en regionale besturen de stad af met filterblokkades. Bij Belgacom hielden de drie vakbonden voor het eerst in 40 jaar een gezamenlijke militantenvergadering.147 In de Brusselse en Waalse metaalcentrale wou men onmiddellijk gaan voor 48urenstaking, met als gevaar dat men teveel vooruit loopt op het bewustzijn in andere sectoren. Bij AC en BBTK werd terecht gepleit om eerst en nationale betoging te organiseren. Bij de Lijn en het MIVB is men vrijwel onmiddellijk begonnen met het organiseren van een stakingsdag op 6 oktober. In Oost-Vlaanderen organiseert men ter voorbereiding interprofessionele vergaderingen. In Antwerpen wil men een filterblokkade aan de Scheldelaan. Deze chaotische situatie zal echter de sfeer van actie van voor de zomer herstellen en de krachten voorbereiden op een krachtsmeting in aanloop naar de onderhandelingen over het interprofessioneel akkoord. 122. Binnen de vakbondsapparaten zal de tegenstelling tussen diegenen die de beweging volledig willen atomiseren en 146
De Tijd, 2 september 2008, Faillissementen op record na acht maanden 147 De Tijd, 2 september 2008, CAO-overleg Belgacom nog onzeker 28
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
wellicht reeds dromen van een carrière elders, en anderen die gevoeliger zijn voor de druk van de basis en er, hoe beperkt ook, uitdrukking willen aan geven, ten top worden gedreven. Mogelijk vertaalt die tegenstelling zich ook politiek. De meer radicale onderdelen van de patronale organisaties (Voka, Unizo, VKW, Agoria) zullen zich op die tegenstelling willen baseren om steeds driestere eisen te stellen en wellicht te belanden in een zeer communautair discours. De verstandiger onderdelen van het patronaat, de top van het VBO, zal de druk van die radicalere fragmenten af en toe weerspiegelen en gebruiken als het past, maar in het algemeen trachten te temporiseren zodat de vakbondsleiders de controle over de basis niet verkwanselen en de politici tijd krijgen om de stabiliteit te herstellen. 123. Een deel van de patronale organisaties is wellicht van oordeel dat een interprofessioneel akkoord niet hoeft. De grotere bedrijven en hun vertegenwoordigers zien in een IPA echter een instrument om een vloed van acties en stakingen in de sectoren en de bedrijven af te remmen, en zullen wellicht een akkoord wensen, zelfs als ze daarvoor beperkte toegevingen moeten doen. Een van de problemen daarbij is dat de regering wellicht niet over de middelen beschikt om een akkoord te smeren met bijkomende middelen. Begrotingsopmaak 124. Die overheid zit trouwens met een enorm probleem. Na 15 maand communautair gekibbel moet ze nog steeds haar eerste begroting rond krijgen. De vorige werd nog afgehandeld door de paarse ministers. Dat de begrotingsminister onder Leterme I ‘staatssecretaris’ Melchior Wathelet werd, die bovendien ook verantwoordelijk is voor gezinsbeleid, was al een teken aan de wand. Met Reynders op financiën is dat dodelijk. Die heeft zich alweer misrekend. Volgens de studiedienst financiën zullen de belastingen in 2008 1,1 miljard euro minder opleveren, dan voorzien was tijdens de begrotingscontrole van juli.148 Vooral de btw-inkomsten door de zwakkere consumptie, en de bedrijfsvoorheffingen, door de lastenverlagingen op overuren, ploegen- en nachtarbeid vielen tegen. Maar voor Reynders is een tekort van -0,3% geen probleem. Dat zou trouwens -0,5% kunnen worden. De Suez-bijdrage van 250 miljoen euro is nog niet binnen en de bijdrage van de Vlaamse regering van een kleine 400 miljoen euro gaat niet door omdat er nog geen staatshervorming is. 125. Voor 2009 wordt de begrotingsopmaak nog moeilijker. Volgens het Planbureau zakt de groei naar 1,2 procent en moet bij ongewijzigd beleid minstens 5 miljard worden gevonden om een evenwicht te bereiken. Bovendien heeft de regering beloofd de uitkeringen welvaartsvast te maken (200 miljoen in 2009), de bedrijfslasten nogmaals te verlagen en een overschot van 0,3 procent te boeken.149 Leterme beweert naar 5 miljard te zoeken, maar volgens Knack en Trends moet hij ongeveer 7 miljard “bijeen zien te harken”. Op 14
oktober moet hij met een nieuwe beleidsverklaring in het federale parlement verschijnen. Luc Coene, vice-gouverneur van de Nationale Bank van VLD-signatuur, lanceerde begin september al enkele pistes. “De voorbije jaren zijn de sociale uitgaven met 2,3% van het BBP meer gestegen dan oorspronkelijk voorzien. Dat groeiritme van uitgaven moet naar omlaag.” Voorts vindt hij dat “de overheidsuitgaven onder controle moeten gehouden worden” 126. Coene bedoelt daarmee niet dat de regering de politiek van lastenverlaging moet verlaten, dat niet, want “na Zweden staat België nog steeds op de tweede plaats ter wereld op vlak van belastingsdruk”, beweert hij. Wat moet er dan wel gebeuren? Een bloemlezing uit De Standaard. Die titelt op 6 mei 2008 “40 procent ambtenaren over 5 jaar met pensioen”. Op 22 mei: “Vervang maar één op drie ambtenaren”. Op 26 juni: “Met 72.000 ambtenaren minder gaat het ook.” Tenslotte schrijft Van Eetvelt in een opinie aan de pers het volgende: “staat moet de tering naar de nering zetten, zoals elk bedrijf”. Wie besloten heeft dat de staat een bedrijf is, vermeldt hij niet. Voor Van Eetvelt kunnen de komende 10 jaar 11.000 ambtenaren afslanken, zonder sociaal bloedbad nog wel en zonder de efficiëntie van de overheid aan te tasten. Daarmee wil Van Eetvelt antwoorden op een aantal financiële experts die enkele dagen eerder verkondigden niet te geloven in besparingen op ambtenaren en gezondheidszorg.150 127. Volgens die experts levert een besparing op de 80.000 federale ambtenaren maar weinig op. De grootste personeelskosten liggen trouwens bij de gemeenschappen en de lokale besturen. Besparen op onderwijzers vinden ze echter niet aan te raden. Van Eetvelt en co zijn het daar uiteraard niet mee eens. Zij weten ook wel dat een op de drie bedrijven volgens de sociale inspectie de wetgeving overtreedt151, dat de belastingsdiensten steen en been klagen over personeelstekort. De federale ambtenaren die op pensioen gaan niet meer vervangen, betekent meteen de ondermijning van storende overheidsdiensten als de sociale inspectie en fraudebestrijding. Ook voor wat het onderwijs betreft, hebben Van Eetvelt en Co een antwoord klaar: economische migratie, dat is goedkoper. Met Open VLDminister Turtelboom hebben ze wat dat betreft een ijzeren tante op post. 128. Ook besparen op de gezondheidszorg vinden de specialisten onrealistisch. “Door de vergrijzing zullen de uitgaven voor de gezondheidszorg almaar groeien waardoor besparen moeilijk wordt.” Marc De Vos, van de ultraliberale denktank Itinera, totaal buiten verdenking voor linkse sympathieën, stelt dat de gezondheidszorg zonder hervormingen regelrecht op tekorten afstevent. Het aandeel dat patiënten betalen in de ziekenzorg is, tegen de Europese trend in, voortdurend gestegen, terwijl de kwaliteit is afgenomen. De OESO klasseert onze gezondheidszorg slechts op de 18de plaats (van de 26 OESO landen) inzake
148
De Tijd, 3 september 2008, Belastingsinkomsten met 1,1 miljard in het rood 149 Knack, 24 september 2008, Rolverdeling met een hoge prijs
150 151
De Tijd, 4 september 2008, We moeten besparen, maar waar? De Tijd, 8 februari 2008, Een op drie bedrijven overtreedt wet 29
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
performantie. Het aantal verstrekte zorgen is zeer goed, maar de gezondheidsresultaten als levensverwachting, kindersterfte, overlijdens aan geneesbare kankers etc... trekken ons systeem naar beneden. Enkel in de VS, Canada, Zwitserland, Spanje en Portugal betalen de patiënten zelf een groter aandeel van de ziekenzorg. Toch pleit Itinera voor een beperking van de groei van het budget “omdat anders de hervormingsdrang niet gestimuleerd wordt” 129. Van Eetvelt heeft berekend dat door de groeinorm te verlagen van 4,5% naar 2,8% in 2009 365 miljoen uitgespaard kan worden in de gezondheidszorg. “Zonder problemen voor de volksgezondheid”, voegt hij eraan toe. Op het terrein is men daar niet van overtuigd. Daar wijst men erop dat moet rekening gehouden worden met de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Knieprotheses, heupprotheses of operaties van cataract zijn - gelukkig maar veel toegankelijker geworden dan op het einde van de jaren ’80, maar tillen de uitgaven op. De huidige groeinorm bedreigt trouwens heel de sector. Ziekenhuizen klagen over structurele tekorten. In het Brusselse staan verschillende ziekenhuizen op de rand van het faillissement. Aan het huidige tempo evolueren we steeds meer naar een gezondheidszorg met twee snelheden, met slechts een basiszorg voor diegenen die het zich niet meer kunnen veroorloven. Men doet steeds meer beroep op slecht betaalde verpleeghulpen en de werkdruk wordt voortdurend opgedreven. 130. Waar zien de experts dan wel mogelijkheden om de begroting in evenwicht te krijgen? “Aan de inkomstenzijde kan wel een en ander gebeuren. De belastingsontvangsten liggen nu al voor het tweede jaar op rij 1 miljard achter op schema. Indien er meer gecontroleerd zou worden, is een deel van het begrotingsprobleem opgelost.” En voorts: “De federale regering moet afstappen van de klassieke recepten en kapitaal belasten.” De internationale kredietcrisis en de veralgemeende verontwaardiging over de hebzucht van enkelingen ten koste van de overgrote meerderheid van de bevolking, sijpelt door in heel de maatschappij. Het verklaart die plotse opwelling van realiteitszin bij enkele experts, die in de hebzucht van Van Eetvelt en co een bedreiging zien van de legitimiteit van het winstsysteem. We zijn hier getuige van een klassiek verschijnsel, namelijk dat revolutie zich het eerst manifesteert aan de top van de maatschappij en niet, zoals men meestal verkeerdelijk denkt, aan de basis ervan. 131. Bij de meeste (klein-) burgerlijke strategen en hun politieke marionetten dringt het gevaar pas door als het zich onder hun neus bevindt. Meestal doen ze er eerst nog een schepje bovenop. In juni nog eiste de VLD een lastenverlaging ten belope van 4,2 miljard euro. Op Vlaams niveau wil de VLD daarbij een belastingskorting, een zogenaamde jobkorting van 600 euro, een verlaging van de vennootschapsbelasting ten belope van 350 miljoen euro en een verhoging van de vrijstelling op de bedrijfsvoorheffing op nacht- en ploegenarbeid van 10,7 naar 15,6%. Tenslotte wil de VLD ook nog grotere fiscale voordelen voor overuren.
152
Eind februari 2009 zullen alle werkende Vlamingen een belastingskorting van maximaal 300 euro krijgen die kan oplopen tot 600 euro per gezin. De korting wordt deze keer niet gespreid over twaalf maanden, maar verrekend in de bedrijfsvoorheffing op het loon van februari, drie maanden voor de verkiezingen. “Op die manier is de korting voor iedere Vlaming zichtbaar.” 132. Op federaal niveau heeft de VLD eveneens een verlanglijstje: intensievere activering van 50-plussers, inkorting van de termijnen om werklozen uit te nodigen op een controlegesprek, degressiviteit van de uitkeringen, soepeler invulling van de 38-urenweek en economische migratie. Tenslotte wil Open VLD de sociale fraude aanpakken. Bij monde van Rik Daems valt daar 3 miljard euro te halen, toch slechts een tiende van de vermoedelijke fiscale fraude die, volgens een studie van Mc Kinsey en de VUB, jaarlijks 30 miljard euro beloopt. Daems viseert uiteraard niet de sociale bijdragen die door de werkgevers ontlopen worden, noch de in het zwart betaalde overuren of de koppelbazen die illegaal mensen tewerk stellen. Hij heeft het uitsluitend gemunt op diegenen die een uitkering combineren met hier en daar wat zwartwerk. Volgens ULBcriminologe Carla Nagels heeft Daems en wel zeer liberale visie op het bestrijden van sociale fraude. Sociale drama’s in de maak
133. Daems en co kunnen zich nauwelijks voorstellen wat mensen ertoe drijft zwartwerk te aanvaarden, niet dat het hen interesseert. Philip Defeyt, OCMW-voorzitter in Namen, kwam in een studie voor het Instituut voor Duurzame Ontwikkeling tot de conclusie dat steeds meer gezinnen voortaan weigeren hun kinderen ten laste te nemen. Eén op twintig jongeren onder de 25 jaar is afhankelijk van een OCMW-uitkering.153 Het aantal leefloontrekkers is toegenomen van 75.400 in 2005 naar 82.000 in januari 2008.154 Eén op zeven Belgen (14,7%) heeft een inkomen dat minder bedraagt dan 60% van het mediaan inkomen, de officiële armoedegrens. Die bedraagt 860 € voor een alleenstaande en 1.805 € voor een gezin met twee kinderen.155 In Wallonië zijn dat er 17%, in Vlaanderen 11,4%. Het minimumloon bedraagt 1355,78 € bruto. Liefst 260.000 Belgen combineren twee of meer jobs. Volgens onderzoekster Elsy Verhofstadt aan de RUG is dat hoofdzakelijk om “brandstof-, vastgoed- of voedingsprijzen de baas te kunnen”.156 134. De voorstellen van de VLD om het activeringsbeleid op te drijven en voor degressiviteit van de uitkeringen, komen op een moment dat één op acht in België leven in een gezin 152
De Tijd, 6 juni 2008, Open VLD eist 4,2 miljard minder lasten Le Soir, 12 september 2008, Un tiers de jeunes dans les CPAS 154 Le Soir, 5 juli 2008, Le public des CPAS continue de s’élargir 155 Mediaan inkomen is het inkomen van diegene die juist evenveel mensen telt met een inkomen hoger en een inkomen lager dan dat van zichzelf. Het gemiddelde inkomen is de optelsom van alle inkomens gedeeld door het aantal mensen met een inkomen. 156 Laatste Nieuws, 26 maart 2008 153
30
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
zonder job. In Europa (27) doen enkel het VK en Hongarije het slechter op dat vlak. 16 % van de Europeanen leeft met een inkomen onder de armoedegrens, de helft daarvan maakt deel uit van een gezin waarin minstens één persoon werkt. Het verschijnsel ‘working poor’ doet zich dus ook in Europa voor.157 Sinds 2004 werden 12.516 werklozen geschorst, waarvan 3.605 definitief, de anderen tijdelijk, doorgaans voor vier maanden. Meer dan de helft daarvan werd echter alleen al in 2007 opgelegd! In Vlaanderen laat men steeds weer uitschijnen dat Wallonië en Brussel inzake activeringsbeleid onvoldoende doortastend optreden. Hoewel Vlaanderen goed is voor 32,96% van de werklozen, werden er ‘slechts’ 28,63% van de schorsingen doorgevoerd. Wallonië is goed voor 49,62% van de werklozen en 50,02% van de geschorsten, Brussel voor 17,42% van de werklozen en 21,35% van de geschorsten. 158 135. Men zou de indruk krijgen dat werkloosheid niet echt en probleem is, behalve voor een aantal hardnekkige profiteurs. In 2007 zouden maar liefst 116.000 extra jobs zijn gecreëerd. Het totale aantal werknemers bedraagt daardoor liefst 4,4 miljoen tegenover 3,6 miljoen aan het begin van de jaren ‘80. We hebben er steeds op gewezen dat goede jobs vervangen werden door slechte, flexibele, deeltijdse en tijdelijke jobs, uiteraard ook met een laag en partieel loon. Bovendien zijn de meeste jobs van het soort dat betaald wordt met bakken publieke middelen als dienstencheques. Volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) van de federale overheidsdienst was 3,9% van de beroepsbevolking in Vlaanderen, 10,3% van die in Wallonië en 16,3% van die in Brussel werkloos, de EAK-cijfers hanteren de werkloosheidsdefinitie van het Internationaal Arbeidsbureau en liggen lager dan die van de RVA.159 136. In 1964 zakte het aantal jaarlijks gepresteerde arbeidsuren in België voor het eerst onder 8 miljoen, in 1973 onder 7 miljoen. In 1964 gebeurde dat met 3.740.000 werknemers, in 1973 met 3.777.000. Dat was een gevolg van de arbeidsduurvermindering afgedwongen door arbeidersstrijd. In 1999 waren we voor het eerst met meer dan 4 miljoen werknemers, samen presteerden die 6,5 miljoen arbeidsuren. Dat verschijnsel was niet langer en gevolg van strijd voor arbeidsduurverkorting, maar van een toename van deeltijds werk tot maar liefst 19,5%. In 2007 presteerden 4.337.000 werknemers, waarvan reeds 23,7% deeltijds, samen 6,9 miljoen arbeidsuren, fors minder dan in de gouden jaren ’60.160 Toen volstond één loon per gezin om rond te komen, vandaag is dat bijna onhoudbaar geworden. Vooral diegenen in een gezin, die het minst verdienen, zijn verplicht het onderhoud van het gezin te combineren met een
deeltijdse job, 42,6% van de vrouwen werkt deeltijds, 7,8% van de mannen.161 137. Dat was voordat de crisis was overgeslagen op de reële economie. Intussen stijgt het aantal faillissementen spectaculair. Vorige recessies leidden steevast tot forse explosies van werkloosheid. Die van ’74-’75 koste zowat 350.000 arbeidsplaatsen in de industrie. Dat werd weliswaar gecompenseerd doordat de overheid zowat 250.000 jobs bij creëerde in de openbare diensten, maar de werkloosheidscijfers van de voorgaande periode, zo’n 75.000 behoorden definitief tot het verleden. De crisis van ’81-’83 verdubbelde het aantal officiële werklozen naar 500.000, een cijfer waar we nooit meer echt onder gegaan zijn. Sindsdien zijn opeenvolgende regeringen beginnen sleutelen aan de statistieken. Toch bracht ook de crisis van ’90 een forse toename van de officiële werkloosheidsgraad van minder dan 9% naar 15% tegen de tweede helft van ’95. De minicrisis van 2000 deed het aantal werklozen met bijna 200.000 opveren. De voorbije jaren is de werkloosheid weliswaar gedaald, maar spijts dienstencheques en andere statuten, niet eens tot onder het vorige dieptepunt van juni 2001, laat staan dat van het begin van de jaren ’90. 162 In augustus (2008) vroeg De Tijd zich af: “dreigt herfststorm op arbeidsmarkt?” De krant wijst erop dat de arbeidsmarkt slechts met een half jaar vertraging reageert op conjunctuuromslagen, en dat er voor het najaar wel degelijk redenen zijn tot bezorgdheid..163 In Brussel neemt de werkloosheid inmiddels opnieuw toe, van 18,8% voor de zomer tot 19,4% in september ’08.164 138. Leterme had wellicht anders gehoopt, maar hij mag zich voorbereiden op een forse toename van de sociale uitgaven. Die waren in de periode 2003-2007 licht afgenomen van 23% van het BBP, naar 22,5%. In diezelfde periode vertoonde de sociale zekerheid drie keer en overschot, één keer een tekort 161
Website van de Federale overheid, werkgelegenheid en werkloosheid
162
157
De Tijd, 26 februari 2008, Een op de acht Belgen leeft in gezin zonder job 158 De Tijd, 21 februari 2008, RVA-activeringsbeleid leidde sinds 2004 tot 12.500 schorsingen 159 De Tijd, 15 mei 2008, 116.000 extra banen in recordjaar 2007 160 The Conference Board & Groningen Growth and Development Centre –total economy database, januari 2008
163 De Tijd, 2 augustus 2008, Dreigt Deuxième mois de hausse consécutive pour le chômage herfststorm op arbeidsmarkt? 164 Le Soir, 4 september 2008, Deuxième mois de hausse consécutive pour le chômage
31
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
(2003) en één keer een evenwicht (2005). In 2007 bedroegen de ontvangsten van de sociale zekerheid zo een 64 miljard €. Dat is hoofdzakelijk uitgesteld loon - de zogenaamde werkgevers– en werknemersbijdragen – voor 43 miljard € en de zogenaamde bijdrage van de overheid, goed voor 18 miljard €, met als hoofdbrok alternatieve financiering (bijna 10 miljard €). Nog in 2007 gaf de sociale zekerheid 62,5 miljard € uit. Gelukkig hoofdzakelijk aan dat waarvoor het bedoeld is, nl. sociale uitkeringen en personeelskosten, maar steeds meer aan subsidies aan bedrijven (nu al 1,6 miljard). Van de sociale uitkeringen ging in 2007 21 miljard naar gezondheidszorg, 19 miljard naar pensioenen, 7,8 miljard naar werkloosheid (daar zit ook een deel brugpensioen in), 4,5 miljard naar kinderbijslag en 4 miljard naar arbeidsongeschiktheid en invaliditeit.165
hoofdstedelijke gewest Brussel, 42,68 in Wallonië en 47,38 in Vlaanderen.168 141. We hebben de inleveringen op loon en arbeidsomstandigheden van de loontrekkenden al behandeld, de flexibele en onderbetaalde jobs voor jongeren, de selectieve migratie, de aanvallen op werklozen, zieken,en gepensioneerden, en toch zijn we nog niet ten einde. Het blijkt uit de cijfers van het Vlaams Agentschap Personen met een Handicap (VAPH) dat de wachtlijsten voor gehandicapten, 5.689 in 2003 intussen zijn opgelopen tot 8200! 169 Voor een gewest dat in aanloop naar de verkiezingen uitpakt met zogenaamde jobkortingen en andere geschenken getuigt dit minstens van wansmaak.
139 Jarenlang heeft men ons de stuipen op het lijf gejaagd over de vergrijzing en de onbetaalbaarheid van onze pensioenen. Voor iedere 60-plusser zijn er vandaag 2,5 actieve werknemers, tegen 2015 zijn dat er maar 2,1 meer. Bijna iedereen kent de grootteorde van die cijfers. Ze werden er via het Tv-scherm en andere media ingebrand als merktekens op het vee. Het moest ons de uitholling van onze pensioenen doen aanvaarden. Decennialang zouden besparingen ten laste van onze ouderlingen slechts verontwaardiging opgewekt hebben. Nu nog is er niets erger dan enkele jongeren die ouderlingen beschimpen, bestelen en mishandelen of ze gewoon aan hun lot overlaten. Dat is nochtans het voorbeeld dat onze regeringen nu al jarenlang stellen. De gemiddelde pensioenuitkering voor een mannelijke loontrekkende bedraagt nog slechts 1000 €, voor vrouwen slechts 700 €. Blijkt uit onderzoek dat de zogenaamde aanvullende pensioenen bijna uitsluitend terecht komen bij diegenen die al een hoog wettelijk pensioen genieten.166 140. Intussen vertegenwoordigt de gemiddelde pensioenuitkering na belastingen nog slechts 64,4% van het gemiddelde loon. In Griekenland en Nederland is dat meer dan 100%. In Luxemburg wordt aan een gepensioneerde over het totale verloop, gemiddeld 664.240 € uitbetaald, tegen 179.056 € in België, minder dan in Griekenland dat nochtans gemiddeld een veel lagere levensstandaard kent.167 De ouderen op die manier in de steek laten, is zowat de meest schrijnende uitdrukking van een maatschappij gebaseerd op hebzucht. Nu het drama gerealiseerd is, pakt het Planbureau uit met nieuws: de vergrijzing zal de komende jaren iets minders sterk zijn, dan was voorspeld. Maar er is geen reden om op de lauweren te rusten: tegen 2050 (de datum is intussen verschoven met 35 jaar), zullen er voor elke 100 actieve werknemers, 44 65-jarigen (men heeft er 5 jaar bij gedaan) zijn. De waarzeggers van het Planbureau voorspellen voor iedere 100 actieven in 2050 30,38 65-jarigen in het 165 Federaal Planbureau, economische vooruitzichten 2008 – 2013, mei 2008 166 De Tijd, 4 oktober 2007, Aanvullende pensioenen erg ongelijk verdeeld 167 Le Soir, 18 september 2007, Pensions: vers la fin de l’Etatprovidence
168 De Tijd, 9 mei 2008, Vergrijzing slaat minder hard toe volgens bijgestelde prognoses 169 De Morgen, 3 maart 2007, wachtlijsten voor gehandicapten weer fors langer geworden
32
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
Onder dit hoofdstuk lichten we het effect van de crisis toe op de zogenaamde vredesakkoorden en het uiteenvallen van natiestaten. We doen dat enkel voor zoverre dat betrekking heeft op België, waar de volgende staatshervorming hoofdzakelijk gaat over het creëren van een kader waarbinnen de burgerij haar besparingspolitiek kan doorvoeren via responsabilisering van de regio’s. De nationale kwestie – recente geschiedenis en perspectieven 142. De natiestaat is en blijft fundamenteel voor het kapitalisme. In de periode van globalisering, die op dit moment in zijn tegendeel aan het omslaan is, werd de illusie gecreëerd dat de burgerij deze kwestie overstegen had. In de jaren ’90, periode van het neoliberale eenheidsdenken, werd de idee verspreid dat de nationale staten aan belang verloren tegenover de multinationale bedrijven, dat een reële eenmaking der volkeren kon met de creatie van regionale blokken (waarbij zeker rond de Europese Unie euforisch werd gedaan, met een eengemaakte munt, met het idee van een echte grondwet, met het idee van de creatie van een Europees leger,…), dat nationale kwesties vreedzaam en via overleg konden worden opgelost via wederzijdse toegevingen en allerlei vormen van toenemende machtsdeling,… Vandaag blijkt steeds meer dat, hoewel het kapitalisme haar grenzen tijdelijk had verlegd, ze nu terug binnen haar grenzen wordt getrokken – een proces dat zich met horten en stoten verder zal zetten in de komende periode. Een toename van protectionisme zal daar een onderdeel van zijn, alsook een toename van de spanningen tussen en binnen de verschillende nationale staten. De Europese superstaat en het Europa van de regio’s 143. De illusie van de creatie van een echte Europese staat, waarbij de nationale staten zouden verdampen en hun taken overgenomen zouden worden door Europa enerzijds en de “regio’s” anderzijds, wordt vandaag door geen enkele ernstige commentator nog verdedigd, hoewel diverse nationalistische bewegingen (o.a. NVA) de illusie nog blijven koesteren zolang ze kunnen. De diverse pogingen om tot een Europese grondwet te komen, botsten steeds op verzet vanwege de arbeidersbeweging, wat werd uitgedrukt in de Franse en Nederlandse afwijzing bij referendum van de grondwet en recenter de Ierse afwijzing van het “verdrag” dat al geen grondwet meer mocht heten. In de drie neenstemmingen toonde onderzoek naar het stemresultaat duidelijk aan dat vooral in arbeiderssteden en –wijken tegen werd gestemd. De arbeidersbeweging in Europa is vandaag meer en meer bevrijd van haar illusies in een “sociaal Europa” en steeds meer bewust van het feit dat “Europa” vooral een neoliberale agenda van de heersende klassen is. Waar de Maastrichtnormen door Dehaene tenvolle werden gebruikt als argument om de arbeidersbeweging inleveringen te doen slikken, zijn de huidige budgettaire orthodoxen noodgedwongen teruggevallen op het “oude” argument: “geen schulden opbouwen voor de volgende generatie”. 144. De Maastrichtnormen, het Stabiliteitspact, de Europese concurrentierichtlijnen, de opzetten voor een Europese Grondwet, later een “Verdrag”,… De klad zit erin.
Verschillende Europese staten – en niet de kleinste – boekten in de afgelopen jaren overheidstekorten terwijl ze worstelden met hun arbeidersbeweging. De mogelijkheid tot Europese boetes ten spijt, kon “Europa” niets anders dan laten begaan. De Europese eenmaking is verder gegaan dat wij oorspronkelijk verwacht hebben, voornamelijk op basis van het uitstellen van de crisis (elders beschreven in de tekst) door het volblazen van steeds nieuwe zeepbellen en vooral ook door de opdrijving van de uitbuiting van de arbeiderklasse op wereldvlak en in iedere natie afzonderlijk. Vandaag botst iedere poging tot verdere Europese eenmaking en verdieping op toenemende tegenstellingen. Hoewel de EU, onder druk van de internationale concurrentie, niet onmiddellijk uiteen zal vallen, is de creatie van een Europese superstaat, met een Grondwet en een eigen leger, nooit duidelijker illusoir geweest dan vandaag. Reeds afgesproken richtlijnen worden niet meer (altijd) gevolgd naarmate de nationale burgerijen onder druk komen van hun eigen arbeidersbeweging (begrotingstekorten, maar ook de staatsinterventie in de economie), het keurslijf van de euro zal steeds meer wringen naarmate de crisis zich verdiept en de verschillen tussen de verschillende Europese landen worden opgedreven. De eenmaking van de buitenlandse politiek is eens te meer onmogelijk gebleken bij het uitbreken van vijfdagenoorlog tussen Georgië en Rusland. Het beste dat er nog wordt van gemaakt, zijn “akkoorden” die steeds feller op “Belgische compromissen” lijken, waarbij de vaagheid de kroon spant en verschillende interpretaties niet alleen mogelijk, maar bewust gewenst zijn. Vredesproces en vredesdividend 145. Een onderdeel van de periode van euforie en de illusies van een “nieuwe wereldorde” - waarin de enige overblijvende supermacht orde op zaken zou stellen in de rest van de wereld - was het idee van het “vredesproces”, waarbij afspraken over machtsdeling tot stabiliteit zouden leiden en een “vredesdividend” zouden opleveren. In Israël leidde dit tot de Oslo-akkoorden in 1993, die reeds snel onder nieuwe escalaties en bloedige conflicten werden begraven. De beperkte machtsdeling die haar uitdrukking vond in het opzetten van de Palestijnse Autoriteit onder het corrupte regime van Arafat heeft niets opgelost, zelfs integendeel. De oplossing ligt verder dan ooit met het uitbreken van een burgeroorlog in Palestina zelf tussen Fatah en Hamas en de economische crisis die de Israëlische burgerij enkel het nationalisme laat om zichzelf als leider van de natie voor te stellen. 146. In Noord-Ierland werd in 1998 het Goede Vrijdagakkoord afgesloten, dat voor het eerst de politieke vleugel van de IRA, Sinn Fein, in de macht zou betrekken. Net als met de Oslo-akkoorden kwamen de problemen waar de akkoorden niet over spraken (wat nodig was om tot een 33
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
“akkoord” te komen) steeds opnieuw boven. Het Goede Vrijdagakkoord leidde slechts negen jaar later tot de vorming van een min of meer “stabiele” regering (mei 2007), die echter regelmatig wordt verlamd door totale onenigheid. Net als in Israël werden geen enkele van de economische problemen opgelost – de situatie van de meerderheid van de bevolking werd zelfs erger door de neoliberale politiek die werd gevoerd - en was er van een “vredesdividend” nauwelijks sprake. Nog steeds ligt de werkloosheid in NoordIerland een pak hoger dan in gelijk welke andere regio van Groot-Brittannië. De jobs die erbij kwamen, waren slecht betaalde, deeltijdse en tijdelijke jobs. Hoewel het geweld momenteel sterk afgenomen is, betekent dit niet dat de verdeeldheid verdwenen is. De sectaire verdeeldheid onder de bevolking is enkel toegenomen en verder geïnstitutionaliseerd, wat het logische gevolg is van machtsdeling, de enige kapitalistische “oplossing” van de nationale kwestie. Als er vandaag een relatieve vrede is, heeft dat niets te maken met het Akkoord, maar alles met het feit dat de overweldigende meerderheid van de bevolking geen terugkeer naar de Troubles wil en dat op verschillende momenten ook massaal heeft laten zien. 147. Deze “akkoorden” leidden wereldwijd tot illusies dat de burgerij in staat was de nationale kwestie vreedzaam op te lossen. Degenen die ze afsloten, kregen de Nobelprijs voor de Vrede of andere prestigieuze medailles opgespeld. Vandaag is het duidelijk dat ze nergens een reële oplossing hebben dichter gebracht, nergens is ook op basis van die “vredesprocessen” een verbetering van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking teweeggebracht. Vandaag is de crisis zich wereldwijd aan het uitbreiden en verdiepen, waarbij alle tegenstellingen nog verder ten top zullen worden gedreven. Dit soort akkoorden, hoe nep ze ook bleken te zijn, zullen vandaag nog moeilijker te bereiken zijn als 10 jaar terug. Natiestaten vallen uiteen: regionalisering van bevoegdheden, “fluwelen splitsing” en burgeroorlog 148. Sinds 1973-’74 bevindt de wereldeconomie zich in een periode van depressie, een periode van economische achteruitgang waarin de periodes van groei niet meer volstaan om te herstellen wat in de periodes van crisis verloren ging. Structurele werkloosheid ontstaat, de armoede neemt toe. Dit reserveleger van arbeidskrachten staat de burgerij toe de lonen en werkvoorwaarden af te bouwen. In zo’n situatie nemen de tekorten steeds toe en ontstaan allerlei gevechten om de hand te leggen op de geproduceerde rijkdom: eerst en vooral tussen de klassen, maar ook tussen landen onderling en binnen landen tussen verschillende regio’s/gemeenschappen. De nationale kwestie leeft opnieuw op grotere schaal op. 149. In verschillende delen van de wereld gebeurt dit op verschillende manieren, afhankelijk van de reële krachtsverhoudingen, o.a. de controle die de burgerij al dan niet nog heeft over de situatie en het bewustzijn van de arbeidersklasse. Wat dat betreft zijn de nationale kwestie en
de klassenstrijd communicerende vaten: wanneer de één toeneemt, neemt de ander af en vice versa. Voor marxisten is een programma nooit statisch, maar vereisen verschillende concrete situaties aangepaste programma’s, steeds gebaseerd op het antwoord op de vraag: wat is in het voordeel van de arbeidersbeweging. 150. In de periode die achter ons ligt, zagen we het uiteenspatten van de ex-USSR en o.a. Joegoslavië. Dit vaak bloedige proces vond plaats tegen de achtergrond van de economische en sociale catastrofe die de herinvoering van het kapitalisme voor de meerderheid van de bevolking in deze regio’s betekende. Wat we hier zagen, maakte ook duidelijk dat het stalinisme er nooit in is geslaagd de nationale kwestie op te lossen, hoewel ze uitbarstingen ervan meestal kon voorkomen (door zowel de wortel- als de stokmethode). In betere economische omstandigheden in Tsjecho-Slowakije kon het uiteenvallen (grofweg tussen het op het westen gerichte Tsjechië en het op Oost-Europa en Rusland gerichte Slowakije) op een gecontroleerde en “fluwelen” manier verlopen. 151. Het vergelijken van de nationale kwestie in deze landen, waar een burgerij zich nog aan het ontwikkelen was en haar macht nog moest vestigen – met grote meningsverschillen binnen de diverse elites over hoe ze dat moesten doen – met de nationale kwestie in gevestigde natiestaten als GrootBrittannië, Spanje of België heeft weinig zin. In het algemeen kan men stellen dat de reactie op stijgende nationale spanningen in de ontwikkelde kapitalistische landen de richting uitgaat van de creatie van een “Belgisch” systeem van machtsdeling, creatie en versterking van regionale overheden,... Eerder vroeger dan later zullen deze structuren voor dezelfde “Belgische” situaties van impasse en verlamming zorgen omdat ze de verdeeldheid institutionaliseren en verdiepen. De burgerijen van deze staten zullen proberen te doen wat de Belgische al deed en nog doet: door toegevingen aan de regionale elites diezelfde elites beroven van hun radicaliteit en hen inkapselen in de macht. Tegelijkertijd zullen ze proberen de bestaande verdeeldheid te gebruiken om hun programma op te leggen. 152. Iedere situatie moet op zichzelf worden bekeken als we een programma willen opstellen. De nationale kwestie in België kan dan al tot bitterheid leiden, maar er is nooit geweld gebruikt, de arbeidersgezinnen in Vlaanderen of Wallonië betreuren geen familieleden die door “de andere kant” zijn afgemaakt. Maar zelfs waar dat is gebeurd, bvb in Noord-Ierland, zullen we een programma verdedigen dat tot eenheid kan leiden tussen de arbeiders van de verschillende gemeenschappen. In veel landen kan het recht op zelfbeschikking niet zomaar worden verdedigd zonder tevens de aandacht te vestigen op de rechten van minderheden. In de meeste gevallen is de nationale kwestie in deze landen zeer complex, we moeten ze grondig bestuderen vooraleer we tot perspectieven en programma’s kunnen komen. Het zou echter fout zijn te veronderstellen dat één van deze landen op een “gemakkelijke” manier uiteen zou vallen. Dit is een illusie. 34
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
Perspectieven voor de Belgische nationale kwestie 153. Het zal niemand ontgaan zijn dat België zich in een diepe politieke crisis bevindt. De basis hiervoor is niet zozeer het opleven van nationalistische gevoelens onder de meerderheid van de bevolking, maar de crisis waarin alle politieke instrumenten van de burgerij (daarbij inbegrepen de oude sociaaldemocratische partijen) zich bevinden na dertig jaar besparingsbeleid die van “het beste sociale systeem in Europa” het land hebben gemaakt met de laagste pensioenen en met de hoogste individuele bijdragen voor ziektekosten van Europa! Het wegvallen van de klassenkwestie tussen de belangrijkste partijen (met de verburgerlijking van de sociaaldemocratie) heeft alle partijen in een positie geduwd van verdediger van de regionale belangen en de belangen van “hun eigen gemeenschap”, waardoor ze ook verkozen moeten worden. 154. “België heeft geen toegevoegde waarde meer”, “Het surrealisme, chocolade, bier en de koning – meer heeft België niet om het lijf”… het zijn uitspraken die verschillende malen zijn herhaald in het laatste anderhalf jaar. Een reële studie van de economie toont een ander verhaal, een verhaal van een vrij geïntegreerd economisch leven, waarbij alle partijen verliezen indien dit economische weefsel wordt doormidden gescheurd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de “sociale partners” zich quasi unisono verzetten tegen een splitsing van het land. Waar Unizo en VEV in de aanloop naar de verkiezingen CD&V nog aandreven naar een zo totaal mogelijke autonomie, vooral op het vlak van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid, werden ze door de realiteit van de politieke crisis en de verlamming snel overtuigd dat het voorstel van Bea Cantillon (“niet regionalisering, maar responsabilisering van de regio’s”) meer merites had. Het zou voor grote bedrijven met filialen in verschillende delen van het land helemaal niet evident zijn om te functioneren met verschillende arbeidswetgevingen in de gewesten. 155. Verschillende studies uit het laatste jaar naar de verhalen over twee totaal verschillende realiteiten en verwachtingen van de bevolking tonen dat die verschillen, hoewel soms groot, genuanceerd moeten worden. Onderzoek naar de redenen voor de stemkeuze in Vlaanderen en Wallonië tonen opmerkelijk dat sociale en economische zorgen overal voorop stonden, zeker niet de communautaire thema’s. Er is een duidelijke kloof tussen het gemiddelde inkomen in Vlaanderen en Wallonië, waarbij een Vlaming gemiddeld een kwart meer verdient dat zijn Waalse tegenhanger, maar tegelijkertijd liggen zowel de rijkste gemeente (Lasne) als het rijkste arrondissement (Aarlen) als de rijkste provincie (Waals-Brabant) in Wallonië. De Waalse cijfers worden vooral naar beneden getrokken door de armste Belgische provincie Henegouwen: 7 van de 10 armste Belgische gemeenten bevinden zich daar. Drie Brusselse gemeenten zijn rijker dan de rijkste Vlaamse gemeente (Sint-MaartensLatem). De inkomens in Namen en Luxemburg liggen hoger
dan die in Limburg en West-Vlaanderen, dat maar net voor Luik komt.170 156. Ook voor wat betreft de Belgische burgerij zien we dat de verdeling arm Wallonië/rijk Vlaanderen niet opgaat. Nu de burgerij in Vlaanderen officieel geen Frans meer spreekt, bevinden zich in de Top Tien van de rijkste zakenfamilies van België (Trends/Tendances) drie “Vlaamse” families (op nr. 4 Colruyt, op nr. 9 Savereys en op nr. 10 De Clerck) en één gemengde “Vlaams-Waalse” (op nr. 1 de Spoelbergh, de Mevius en Van Damme van Inbev); de rest zijn “Waalse” (op nr. 2 Solvay, op nr. 3 Frère, op nr. 5 Lhoist, op nr. 6 Emsens van het bedrijf Cuvelier, op nr. 7 Emsens van het bedrijf Sibelco en op nr. 8 Cigrang). De rijkste individuele Belg is een “Waal”, nl. Arbert Frère. 157. Sinds het ontslag van Leterme in de zomer (dat door de koning niet werd aanvaard) luidt het dat “het federale overlegmodel zijn limieten heeft bereikt”. De Belgische staatsstructuur is niet opgebouwd vanuit een duidelijke visie van waar we uiteindelijk moesten raken, maar op basis van opeenvolgende compromissen en toegevingen. De eerste fase heette de “federalisering” in tegenstelling tot de vroegere unitaire staat; de fase die nu komt zou naar een vorm van “confederalisme” moeten leiden, een woord dat nu ook door een hele reeks Franstalige politici wordt gebruikt. Nochtans geeft niemand, ook niet in Vlaanderen, een definitie van wat confederalisme nu juist is. In ieder geval zou een echt confederalisme (een bond afgesloten door onafhankelijke staten) enkel tot stand kunnen komen indien je eerst een onafhankelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel (of Wallonië/Brussel) tot stand brengt, waartussen dan een verbond kan worden afgesloten. Nadat deze eerst uiteen zijn gevallen, is het volgens ons weinig waarschijnlijk dat deze staten een verbond zouden kunnen afsluiten. 158. Dat sluit niet uit dat een uiteindelijk compromis de naam “confederatie” zou kunnen krijgen, maar in realiteit is wat gewild wordt, meer homogene bevoegdheidspakketten om te voorkomen wat we sinds het bestaan van asymmetrische regeringen (andere regeringen in de regio’s dan federaal) hebben gezien: de steeds verdergaande blokkering van allerlei mogelijke dossiers. Een sprekend voorbeeld daarvan is de kwestie van Zaventem: de regionale bevoegdheid voor geluidsnormen maakt dat de lage Brusselse normen een evenredige spreiding van het lawaai niet toestaan. Wat men wil, is dus sleutelen aan vroegere afspraken en compromissen om op een vlottere manier het programma van de burgerij te kunnen opleggen. Wat die burgerij ook wil, is het terug samenvallen van de federale en regionale verkiezingen om op die manier te grote asymmetrie te vermijden. Dit zou zowel voor de Vlaamse als de Waalse regionalisten een bittere pil om te slikken zijn en mogelijk kan daarover geen akkoord gesloten worden.
170
De Standaard 19 april 2007, onderdeel van het Noord-Zuiddossier dat samen met Le Soir werd ondernomen 35
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
159. Het blijft desalniettemin zeer waarschijnlijk dat deze onstabiele regering, met nu na het wegvallen van de steun van buitenuit van de NVA ook al geen Vlaamse meerderheid meer, er de brui aan geeft voor de regionale verkiezingen in 2009 om op die manier de facto samenvallende verkiezingen te hebben die daarna een lange regeerperiode zonder verkiezingen voor de boeg hebben. Indien dit scenario uitkomt, is het vrij waarschijnlijk dat we naar (een) regering(en) van nationale eenheid gaan, namelijk met alle traditionele partijen (sociaal- en christendemocraten met liberalen). 160. Dit scenario kan op verschillende manieren tot stand komen: indien de regering er niet in slaagt akkoorden af te sluiten (sociaal-economische, maar ook communautair, hoewel een “grote staatshervorming” voor de verkiezingen onmogelijk is), kan ze vallen eens de regionale verkiezingen in zicht zijn. Als dat gebeurt, zal waarschijnlijk een communautair symbooldossier als aanleiding worden aangegrepen (BHV is een grote kanshebber). De CD&V kan dan alsnog met een “stijf been” naar de verkiezingen trekken. Als ze wel tot akkoorden komt, kan de regering “aftreden” om een staatshervorming in een volgende regering, met inbegrip van grondwetswijziging die door de uittredende regering wordt voorgelegd, aan te vatten. In ieder geval maakt het ontbreken van een Vlaamse meerderheid het scenario van Leterme die doordoet tot in 2011 nog eens onwaarschijnlijker dan het al was. 161. Wat zal de inhoud zijn van een volgende staatshervorming? Het is moeilijk hierin zeer concreet te zijn. Een aantal elementen tekenen zich wel af en zullen er onderdeel van moeten uitmaken. Ten eerste zal een oplossing moeten gevonden worden voor de financieel noodlijdende federale staat en dus een nieuw evenwicht in de geldstromen. In Vlaanderen zijn de meeste partijen gewonnen voor het idee – publiek voor het eerst naar buiten gebracht door Frank Vandenbroucke – van een verdere verschuiving van bevoegdheden naar de gewesten en gemeenschappen zonder bijkomende budgetten; in Wallonië en Brussel, dat niet de zelfde overschotten boeken als Vlaanderen, bestaat daartegen echter veel verzet. Indien er een verschuiving van regionale middelen naar het federale niveau moet gebeuren, zal dat op een meer verborgen manier moeten gebeuren. Een ander middel om de federale staat te ontlasten, ligt in de verdere afbouw van de uitgaven in de sociale zekerheid of in een verhoging van de inkomsten van de sociale zekerheid. Een verdere verschuiving van de lasten op arbeid naar BTW en andere inkomsten kan daar ook toe dienen – de PS, maar ook het ACW is daarvoor gewonnen. 162. Ten tweede heeft de burgerij in België zich steeds bediend van de nationale kwestie om te kunnen haar programma opleggen aan de arbeidersklasse – ondanks de huidige oprisping van belgicisme onder de patroons en een zekere terughoudendheid nu het communautaire gestook van haar partijen tot een totale impasse heeft geleid, is het weinig waarschijnlijk dat ze deze tactiek laat vallen, zeker gezien de blijvend sterke vakbonden. Het is zeer waarschijnlijk dat één
of andere responsabilisering van de regio’s met betrekking tot de controle op werklozen (lees: de jacht op werklozen) tot stand komt – daarvoor zijn aan beide zijden van de taalgrens de meeste politieke krachten vandaag gewonnen. Ook de patroonsorganisaties spreken zich daarvoor uit – de enigen die daar dwars liggen zijn de vakbonden die tot nog toe de volledige arbeidsmarktpolitiek federaal willen houden. Regionalisering van bevoegdheden betekent in België nagenoeg steeds “regionalisering van de besparingen”, waarbij eengemaakt arbeidersverzet wordt vermeden. 163. Voor BHV zal nu eindelijk een oplossing moeten worden gezocht. Zoals Thomas Leysen, voorzitter van het VBO, op 12 juli in Le Soir verklaarde: “Het is overigens niet langer mogelijk in dit dossier tot een win-winsituatie te komen. Het beste zou zijn te verzekeren dat iedere partij gezicht verliest op een evenwichtige wijze”. Het meest waarschijnlijke is dat de splitsing er komt, maar met behoud van een reeks electorale rechten voor Franstaligen in de rand. De MR zal nooit zijn handtekening zetten onder een akkoord dat hen een pak stemmen doet verliezen op het moment dat ze haar leiderspositie in Franstalig België wil bevestigen (wat volgens de laatste peilingen hoedanook weinig waarschijnlijk is – maar dat kan in de komende maanden nog ernstig verschuiven). Nu de NVA aan de kant is gezet – wat de CD&V wel moest doen om de steun van de burgerij te behouden - moet de MR wel opletten niet zelf diegene te worden die volgens de perceptie de chaos laat voortduren. Hoewel de liberale familie nu de grootste is in de regering maakt het feit dat men in Vlaanderen voor belangrijke beslissingen de steun van SP.a moet kopen hen toch kwetsbaar. Ze kunnen, zeker in een situatie van economische crisis en verhoogde klassenstrijd, platgedrukt worden tussen de sociaal- en christen-democraten die hoogstwaarschijnlijk het “algemeen belang” zullen aanroepen en in de komende periode weer meer een retoriek van klassencollaboratie zullen ontwikkelen tegen het pure neoliberalisme van de voorbije periode. Zonder de steun van de vakbondsleiding ligt immers gelijk welke regering onmiddellijk tegen de vlakte indien ze een harde aanval lanceert op de arbeidersklasse. 164. De komende periode zal geen enkel moment volledig vrij zijn van communautair opbod – tot aan een nieuwe staatshervorming zal dit onderdeel uitmaken van de dagdagelijkse realiteit. Maar de discussie over het land dat uiteen zal vallen is al met al wel al meer op de achtergrond verdwenen. Geen enkele ernstige commentator ziet dit als een mogelijkheid gezien ook niemand een plan of een echte strategie heeft om daartoe te komen, noch een visie over hoe dat onafhankelijke Vlaanderen eruit zou zien. In de Franstalige pers werd het idee van aanhechting bij Frankrijk bediscussieerd, maar net als het idee van Vlaamse onafhankelijkheid zonder een reële studie of zelfs maar denkwerk over hoe dat in zijn werk zou gaan. Het is een belangrijke reden waarom het uiteenvallen niet voor vandaag of morgen op de agenda staat: economische heeft geen enkele groep in de samenleving er iets bij te winnen (hoewel die illusie wel leeft bij voornamelijk de Vlaamse kleinburgerij – het VBO heeft Unizo ondertussen wel kunnen ervan 36
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
overtuigen dat het om een illusie gaat). Bovendien is er geen enkele elite aanwezig die de massa’s zou kunnen overtuigen van de noodzaak ervan, noch die zichzelf aan het hoofd van zo’n beweging zou zetten. Zoals hierboven beschreven is de natiestaat België onderhevig aan middelpuntvliedende krachten, zoals dat ook in Groot-Brittannië en Spanje bijvoorbeeld het geval is. Maar een volledig uiteenvallen zou slechts kunnen wanneer de meerderheid van de bevolking ervan overtuigd is dat dat de enige manier zou zijn waarop hun levensstandaard kan worden veilig gesteld – wanneer met andere woorden de arbeidersbeweging van die landen over een langere periode gedemoraliseerd raakt door het totaal mislukken van de collectieve strijd voor de verdediging van hun levensstandaard.
37
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
In het besluit op de tekst gaan we na welk effect de ontwikkelingen in de economische onderbouw tot nog toe had op de politieke bovenbouw. We gaan eveneens in op het enige programma dat volgens ons een uitweg kan bieden. Daarbij onderscheiden we vooral een “pragmatisch realistisch” en een “overgangsprogramma.” Beide programma’s vooronderstellen meteen een te volgen tactiek en strategie. 165. Bijna 30 jaar neoliberaal beleid heeft de autoriteit van de burgerlijke instellingen fors aangetast. Nog maar weinig mensen geloven in de ‘onafhankelijkheid’ van de justitie, in de gelijke behandeling door de rechter van arm en rijk. Het is een publiek geheim dat achter het schaamlapje van de “onpartijdige” rechtspraak klassenjustitie schuil gaat. Door aanhoudende besparingen komt men in steeds meer scholen niet meer aan les geven toe. Leerkrachten worden oppas en de school een plaats waar sociale problemen gedumpt worden. Dat hogere studies de zin voor kritisch onderzoek moeten aanwakkeren, behoort tot het verleden. Steeds openlijker zijn hogescholen en universiteiten diplomafabrieken geworden waar opgeleid wordt in functie van de behoeften van de economie. De concentratie van de media in enkele grote groepen heeft van kritische journalistiek een zeldzame deugd gemaakt. Sommige rechters, leerkrachten, journalisten, sociale werkers, etc. doen hun uiterste best, brengen wat hoop in moeilijke tijden, maar het is dweilen met de kraan open en fors op hun tellen passen om niet definitief gebroodroofd te worden. Zelfs de politie klaagt over de arbeidscondities en de lonen. Ieder segment van wat Marx de “bovenbouw” van de maatschappij noemt, iedere instelling die de heerschappij van de kapitalisten in stand moet houden, lijdt onder de crisis van het systeem. 166. Met de politieke instrumenten is dat niet anders. De tijd dat de CVP zich kon opwerpen als vertegenwoordiger van de natie, als de verzoener van de standen, als de schepper van orde, zonder wie chaos overheerst, ligt definitief achter de rug. Het onvermogen om nog langer de tegenstellingen in de maatschappij toe te dekken, laat staan, op te lossen, heeft zeker in Vlaanderen, gezorgd voor een versnippering van het politieke landschap. Dat is een verschijnsel dat al lang aan de gang is. De Belgische politiek is van bij haar ontstaan gekenmerkt geweest door drie fundamentele tegenstellingen: op basis van religie, op nationale basis en op klassenbasis. Die tegenstellingen werden politiek vertaald in het bestaan van een christen-democratische, een liberale, een sociaaldemocratische en een Vlaams-nationalistische partij. Bijna dertig jaar besparingen heeft een nog grotere politieke versnippering veroorzaakt. Er zijn nu in Vlaanderen maar liefst vijf partijen die elk 15 tot goed 20% van de kiezers achter zich hebben, en nog eens twee met 5 tot 10%. Vooral de CVP, de partij van de klassenverzoening bij uitstek, heeft haar aanhang voortdurend zien afkalven van meer dan 50% in Vlaanderen na WO II, tot nog goed 20%. 167. De Belgische burgerij betaalt in Vlaanderen de prijs voor haar desinteresse in deze ooit achtergebleven gewesten. In het geïndustrialiseerde Wallonië, in de 19de eeuw een van de rijkste regio’s ter wereld, en in de hoofdstad Brussel, is de burgerij erin geslaagd taaleenheid te creëren door het Frans te leggen. In Vlaanderen heeft ze dat niet eens geprobeerd. Het
Frans was er de taal van de elite. In Wallonië dreven de industrialisatie en de economische ontwikkeling de religieuze tegenstelling naar de achtergrond, terwijl de op klassen gebaseerde tegenstelling de dominante werd. Het helpt verklaren waarom de politiek in Wallonië veel minder bepaald werd door religieuze en ook nationale tegenstellingen. Wallonië was nochtans eeuwenlang de meer katholieke regio van het land geweest. Vooral in de minder geïndustrialiseerde provincie Luxemburg zijn daar tot vandaag sporen van over gebleven. 168. Een andere factor die het verschil inzake impact van religie en natie op politiek helpt verklaren, was de bijna exclusieve oriëntatie van de BWP op het Waalse industrieproletariaat en de negatie door diezelfde BWP van het verzet in het meer landelijke Vlaanderen tegen de nationale onderdrukking door de Franssprekende Belgische burgerij. Die historische verschillen hebben echter niet kunnen verhinderen dat zich, na meer dan een halve eeuw crisis in Wallonië en Brussel, ook daar het verschijnsel van politieke versnippering manifesteert. Dat werd nog versterkt door de onwil van de Parti Socialiste, de belangrijkste politieke kracht in Wallonië, om haar dominantie te vertalen naar een rechtstreekse confrontatie met de burgerij. Vier partijen zijn er tot elkaar veroordeeld, twee die bijna 30% behalen en twee die ongeveer 20% van de kiezers vertegenwoordigen. In elke regio van het land is de burgerij voortaan verplicht op meerdere politieke formaties terug te vallen om een regering te vormen. Dat ondermijnt de politieke stabiliteit. 169. Al van bij het ontstaan van België blonk de burgerij, die in tegenstelling tot haar Franse en zelfs haar Nederlandse tegenhanger nauwelijks een rol had gespeeld in de burgerlijke revolutie, uit in conservatisme. De financiële sector heeft hier altijd zwaarder gewogen dan elders in Europa. Toen de traditionele steenkool en staalnijverheid in de jaren ’50, ’60 en ’70 in crisis verzonk, probeerde de burgerij niet te investeren in nieuwe, modernere productie, maar verkoos ze zich terug te plooien op dat waarin ze steeds goed was geweest: financiële beleggingen. Nieuwe investeringen kwamen niet van haar, maar van multinationals die Vlaanderen beschouwden als een uitstekende poort naar Europa, ook al omwille van de Antwerpse haven en de goedkope arbeidskrachten, die bovendien weinig traditie van strijd hadden gekend. De Belgische burgerij die noch Vlaams, noch Waals, noch Brussels, maar steeds Belgisch is geweest, stelde zich nog meer op als een parasiet dan de burgerijen in de omliggende landen. De meest dynamische factor werd de “Vlaamse burgerij”, eigenlijk meer een kleinburgerij dan een burgerij, die zich opstelde als toeleverancier voor de multinationals en uiteraard ook de managers van de vele multinationals die zich hier vestigden. 38
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
170. De Belgische burgerij is steeds afhankelijk geweest van haar meer dynamische tegenhangers in de buurlanden. De twee belangrijkste banken tot voor WO II, de Generale Bank en de Banque de Belgique, hadden hun wortels respectievelijk in Nederland en Frankrijk. Telkens als haar positie bedreigd wordt, gooit de Belgische burgerij zich in de armen van haar tegenhangers in de buurlanden. Dat was niet anders met de oprichting van de EGKS ten tijde van de crisis in de traditionele nijverheid. De recente verdeling van Fortis over Nederlands en Frans kapitaal, in Nederland met een omweg via de overheid, strookt helemaal met de traditie van de Belgische burgerij. Dat ontkent het bestaan van die burgerij niet, integendeel het bevestigt haar meest specifieke kenmerken. Het gebrek aan zin voor innovatie, voor eigen initiatief, de neiging om zich steeds weer te verbergen achter andere sterkere burgerijen in de buurlanden, vertaalt zich in de binnenlandse politiek in het zogenaamde Belgische model. Dat model is er een van ontwijking van de problemen en het zoeken naar middelen om de problemen toe te dekken. In Vlaanderen was de bouwmeester van België na WO II, de standenpartij, de CVP, daar de meest volmaakte uitdrukking van. In Wallonië probeerde de PS die positie te kopiëren. Na 30 jaar crisisbeheer is de marge voor een dergelijke politiek echter uitgehold. Het leidde niet alleen tot de al vermelde politieke versnippering, maar ook tot polarisatie. 171. Die polarisatie uit zich op allerlei vlakken. De electorale opleving van de agressievere liberale familie is daar een uitdrukking van. Het succes van kleinburgerlijke formaties in Vlaanderen die hun dynamisme ook politiek vertaald willen zien en zeggenschap opeisen over de grote oriëntaties betreffende de politieke economie in de eigen regio, drukt dat op zijn beurt uit. Het klopt dat de kleinburgerij in België oververtegenwoordigd is op politiek vlak en dat de burgerij haar politieke instrumenten lange tijd verwaarloosd heeft. De Belgische burgerij is wellicht wereldwijd kampioen inzake illusies in globalisering geweest. Haar tradities en het feit dat 70% van onze productie voor export bedoeld is, heeft dat wellicht in de hand gewerkt. Met de Benelux was België een van de voorlopers van de Europese eenmaking. Fortis was één van de eerste transnationale ondernemingen. De regering Leterme had bijna een historisch precedent gecreëerd met de gezamenlijke interventie van de Belgische, de Luxemburgse en de Nederlandse overheden om Fortis te redden. De elastiek rekt hier verder dan elders, maar dat betekent nog niet dat de wetten van de zwaartekracht hier niet van toepassing zouden zijn. 172. De bewering dat de Belgische burgerij zou zijn opgeslorpt door een imaginaire “Europese” burgerij, is een fabel. Ze mag dan wel aandeelhouder geworden zijn van een groter geheel, in laatste instantie blijft die burgerij Belgisch. De moeilijke evenwichtsoefening tussen de diverse overheden bij de opsplitsing van Fortis of bij het benoemen van een nieuwe bedrijfsleiding bij Dexia hebben het nationale karakter van die burgerijen ‘als het er echt toe doet’, nogmaals in de verf gezet. Kortom: “in laatste instantie” wordt het kapitalisme onvermijdelijk teruggedrongen binnen
de grenzen van haar nationale staten - hoe verder ze buiten die grenzen is getreden, hoe brutaler ze er opnieuw ingeperst wordt. Ook de illusie dat de burgerij van het toneel was verdwenen en de politiek voortaan de bovenhand had gekregen op de economie, en dus fundamenteel zou ingaan tegen de belangen van die burgerij, is meteen beantwoord. We sluiten uiteraard niet uit dat de politiek tijdelijk een zekere autonomie kan verkrijgen, dat de politieke wereld kan ingaan tegen de belangen van de burgerij, dat de dynamiek van dit proces verder kan gaan dan men voor mogelijk zou achten, maar “in laatste instantie”, blijft de economische onderbouw beslissend voor wat zich afspeelt in de bovenbouw, inclusief de politieke wereld. 173. Het succes van de kleinburgerij en haar politieke formaties is onmiskenbaar, maar de fundamentele tegenstelling blijft die tussen arbeid en kapitaal. De burgerij is er zich zeer goed van bewust dat de provocaties van de kleinburgerij een bedreiging kunnen worden voor het hele winstsysteem. Hoewel zij de kleinburgerij zal gebruiken om de positie van de arbeidersbeweging te verzwakken, wil ze de brug naar de arbeidersleiders niet volledig opblazen. Ze wil op één of andere manier in staat zijn invloed uit te oefenen op de arbeidersbeweging. Dat is de reden waarom wij het oneens waren met diegenen die enkele jaren terug beweerden dat de liberale familie voortaan de rol van de christen-democratie zou overnemen als belangrijkste politieke vertegenwoordiger van de burgerij. Wij dachten dat dit geen uitgemaakte zaak was en schatten eerder in dat de burgerij voortaan zou steunen op meerdere formaties, maar hoe dan ook zou trachten, op één of andere manier, voet aan wal te houden in het kamp van de arbeiders. 174. Het is schrijnend om zien hoe de leiders van SP.a pleitten voor de overname van Fortis door een grote financiële groep en dat nog wel op een moment waarop liberalen als De Grauwe of Van de Cloot openlijk stellen dat de overheid Fortis had moeten nationaliseren en Dexia ook. De PS weet haar publiek iets beter te bespelen, maar haar positie wordt uiteraard onderuit gehaald doordat Di Rupo destijds bij de overname van FSA door Dexia, zelf in de raad van bestuur zetelde. Er zal nu wel meer gepleit worden voor controle en regulering, maar veel ruimte om de arbeiders en hun gezinnen bij te staan zal er niet zijn. De maatregelen van Leterme I ten gunste van de grootbanken, worden genomen met de PS in de regering. De objectieve nood aan een nieuwe, van de burgerij onafhankelijke arbeiderspartij, blijft niet alleen bestaan, maar wordt nog dringender. De mislukking van het Comité voor een Andere Politiek maakt het nodig om het klassenkarakter van die nieuwe formatie extra in de verf te zetten. De hoge syndicalisatiegraad en het bestaan van een omvangrijke syndicale voorhoede zetten ons ertoe aan de onderliggende gedachte van een nieuwe arbeiderspartij concreet te vertalen in de eis van een “syndicale” partij. 175. Uiteraard bestaat het gevaar dat dit wordt geïnterpreteerd als “een partij van het apparaat”, vandaar de toevoeging “met en rond de syndicale basis”. Anderzijds 39
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
biedt het de mogelijkheid concreet aan te tonen dat de regering iedere strijd kan uitzitten, zoals ze deed met het Globaal Plan (’93) en het Generatiepact (’05), zolang de syndicale militanten niet beschikken over een eigen politiek instrument. Bovendien kan meteen verwezen worden naar de 115.000 kandidaten in de sociale verkiezingen, die dikwijls op eigen risico en zonder vergoeding, bereid zijn hun werkmakkers te vertegenwoordigen. Wat een verschil met de zakkenvullers en carrièristen van de huidige politieke partijen, we zouden hetzelfde “syndicale type” vertegenwoordigers moeten hebben in de politiek. Syndicale partij zou ook geïnterpreteerd kunnen worden als “exclusief” voor syndicalisten. Het is echter een tactische benaming voor de algemene idee van een nieuwe arbeiderspartij, kortom, afhankelijk van de behoeften kan ofwel syndicale partij, ofwel nieuwe arbeiderspartij worden gebruikt. 176. De bewering dat een vakbond ver weg moet blijven van politiek omdat politieke partijen de vakbond naar hun pijpen laten dansen, werd al door Marx beantwoord in diens uitstekend werkje “de vakbonden: hun verleden, vandaag en hun toekomst”. Daarin legt hij uit dat strijd op bedrijfs- of sectorieel niveau weliswaar kan opleveren, maar dat de grote oriëntaties beslist worden op het politieke niveau. Als men de arbeiders echt wil vertegenwoordigen is men verplicht een instrument te voorzien dat die grote politieke oriëntaties kan betwisten. Syndicale onafhankelijkheid is uiteindelijk enkel in het voordeel van de grootste en bekendste formatie met de beste toegang tot de burgerlijke media, in de praktijk is dat de sociaal-democratie, doorgaans de beste “verdediger” van de syndicale onafhankelijkheid. Enkel een overgangsprogramma kan uitweg bieden 177. Het dominante neoliberale programma van de voorbije decennia is een absolute rem geworden op de verdere ontwikkeling van de maatschappij en haar productiekrachten. De crisis die hiermee gepaard gaat, uit zich niet alleen op economisch vlak, maar ook in het uiteenvallen van alle structuren waarop die maatschappij beruste. Eeuwenoude natiestaten, juridische systemen, internationale economische en militaire instellingen, ideologische instrumenten etc... hebben allemaal aan autoriteit ingeboet of staan op het punt in te storten. Corruptie en bedrog vullen de leemtes in. De burgerij beseft dat ze naar een andere politieke economie moet uitkijken, maar weet nog niet welke. Binnen de burgerij zullen de meningsverschillen groeien tussen diegenen die kost wat kost vasthouden aan ‘meer van hetzelfde’ en diegenen die ervan willen afwijken zonder de fundamenten van de huidige politieke economie in vraag te stellen. 178. In de vertwijfeling van de burgerij, nestelen zich populistische individuen die zelf een uitdrukking zijn van het gebrek aan eensluidend antwoord vanwege burgerij. Kleinburgers die met gezond boerenverstand elk probleem op hun weg aanpakken, zelfs als het antwoord op de ene problematiek totaal in tegenspraak is met dat op de andere. Een Dedecker behaalt succes met de manier waarop hij het establishment tegen de schenen trapt. Hij heeft geen feiten
nodig, geruchten volstaan. Het stoort hem niet dat hij er af en toe eens naast zit. Het verkrampte establishment heeft zodanig veel boter op het hoofd dat het in ieder geval verdacht lijkt. Het volstaat dat Dedecker af en toe eens raak schiet om de losse flodders te doen vergeten. Zijn programma? Van alles en nog wat: vlaktaks, boot-camps vor lastige jongeren, privatisering van het openbaar vervoer, afschaffing van het centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, afschaffing van de provincies, 5% minder werknemersbijdrage en een importheffing voor landen die de milieuregels niet respecteren. Dedecker zegt er niet of bij dat laatste ook de Verenigde Staten gerekend moeten worden. 179. De roep naar reglementering en controle zal steeds luider klinken. Sommige reactionaire krachten zullen dit uitdrukken door een politiek van terugplooien op zichzelf te bepleiten. Een combinatie van economisch protectionisme met racisme en xenofobie en een zoektocht naar ‘profiteurs’, waarmee werklozen en leefloners geviseerd worden. Anderen zullen economisch protectionisme met een “sociale tint” voorstellen, zogezegd om het “wilde” kapitalisme, toegepast aan de andere kant van de Oceaan of in sommige groeilanden, de kans te ontnemen ons stelsel te ondermijnen. Ze zullen “sociale correcties” bepleiten en tot op zekere hoogte een gewillig oor vinden bij de meer intelligente vertegenwoordigers van de burgerij. Het feit dat zelfs in de burgerij stemmen opgaan voor controle, voor reglementering en in sommige gevallen voor het “in bewaring nemen door de overheid van door de kapitalisten leeggemolken bedrijven” in afwachting van hun herprivatisering, zal de illusies ter linkerzijde in het zoeken van bondgenoten bij de burgerij stimuleren. Ze zullen hun eisen “pragmatisch” verwoorden. Wij moeten duidelijk maken dat dit type nationalisaties, conservatorship genoemd, niets te maken hebben met het onder controle van de gemeenschap brengen van de economische hefbomen, door de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de sleutelsectoren van de economie. We moeten ook waarschuwen dat deze nationalisaties niet gepaard mogen gaan met de massale overdracht van gemeenschapsmiddelen naar speculanten. Schadeloosstelling van de aandeelhouders is enkel aanvaardbaar voor kleine aandeelhouders op basis van bewezen behoeften. 180. Hoewel sommigen zich daar illusies over zullen maken, is een terugkeer naar de naoorlogse Keynesiaans politiek gericht op het stimuleren van de vraag echter helemaal niet aan de orde. Dat was en heel uitzonderlijke situatie, het gevolg van een zeer specifieke samenloop, waarbij het kapitalisme vocht voor zijn voortbestaan en waarbij twee fundamenteel aan elkaar tegengestelde systemen elkaar overeind hielden. Indien het kapitalisme toen een zekere mate van terughoudendheid, controle en beperkingen aanvaardde, dan was dat uitsluitend een gevolg van haar zeer ongunstige krachtsverhouding ten opzichte van de arbeidersbeweging. Het had niets te maken met progressieve en minder progressieve kapitalisten. Met de huidige marge zijn elementen van Roosevelts New Deal in de jaren ’30, het beste wat we van het kapitalisme kunnen verwachten. Dat 40
Crisis vereist aanpassing economische politiek, klassenstrijd zal de aard ervan bepalen
was zelfs nog geen pleister op een houten been. We zullen het type koopkrachtverhogingen krijgen, waarvoor we zelf betalen via “belastingsvermindering”. Dat betekent uiteraard niet, dat we niet zullen vechten voor iedere verbetering, voor medezeggenschap, vooral tot op het punt van de “opening van de boeken”. Tegelijk zullen we echter blijven uitleggen dat men nooit tenvolle kan controleren wat men niet zelf bezit. Zonder onteigening met schadeloosstelling voor de kleine aandeelhouders, zal arbeiderscontrole nooit complete controle zijn. 181. Twee soorten programma’s zullen met elkaar wedijveren. Datgene dat probeert “realisme” aan de dag te leggen, haar eisen aanpast om de progressieve delen van de burgerij niet af te stoten en de vakbondsbureaucratie het leven niet te moeilijk te maken. Het andere programma is datgene dat vertrekt vanuit de concrete noden van de arbeiders en hun gezinnen. Dat aantoont dat die noden binnen het kapitalistische systeem onmogelijk vervuld kunnen worden en van daaruit de noodzaak van socialistische omvorming van de maatschappij aantoont. Het programma dus dat minimumeisen, via de brug van overgangseisen, koppelt aan het maximumprogramma van socialistische omvorming van de maatschappij. Dat programma, het enige realistische programma voor de arbeiders en hun gezinnen, zal door haar tegenstanders bestempeld worden als een hopeloze utopie. Een cruciaal onderdeel van dat programma zal de eis voor meer middelen voor collectieve voorzieningen zijn, net als nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder controle van de arbeiders en hun gezinnen. Maar hoe dan ook, in de periode die voor ons ligt, zal iedere eis van de arbeiders de neiging vertonen om het systeem zelf in vraag te stellen. Kortom: wat ooit in andere tijden een minimumeis was, zal in deze situatie van crisis van het systeem een overgangskarakter krijgen.
182. Aan ieder programma beantwoordt onvermijdelijk een bepaalde strategie en tactiek. Het “realistische”, “pragmatische” programma kenmerkt zich doorgaans door de afwezigheid van een tactiek en strategie om die eisen via strijd te verwezenlijken. Dat is ook logisch: het wapen is de stembus, de methode is de coalitie. Tactische en strategische voorstellen kunnen de kandidaat coalitiepartner enkel irriteren. Het is geen toeval dat de voorloper van LSP, Militant Links, ooit door haar concurrenten tot “irritant links” werd omgedoopt, een geuzennaam die wij met fierheid gedragen hebben. We moeten echter nog een waarschuwing meegeven: in het recente verleden zijn we steeds met pragmatisme geconfronteerd geweest. In een verder verleden durfden de pragmatici weleens een salto mortale uitvoeren als de druk aan de basis hen te groot werd. De keerzijde van opportunisme is avonturisme, de poging om de arbeiders uit te putten en te demoraliseren. Het minimumprogramma wordt dan ingeruild voor het maximumprogramma, maar dan wel op zo’n manier, dat bredere lagen er enkel door afgeschrikt worden. Het isolement waartoe dit leidt wordt dan doorgaans verklaard door de “onwil” van de massa’s, waarna men het maximumprogramma weer inruilt voor realisme en pragmatisme 183. De strategie en de tactiek van het “overgangsprogramma” daarentegen, is de logische vertaling van ons programma naar actie. Vertrekken van het bestaande bewustzijn, het stap voor stap opbouwen, zich oriënteren op de meest bewuste arbeiders en jongeren, met hen naar een methode zoeken om ook de minder actieve lagen te betrekken, als voorwaarde om een socialistische omvorming van de maatschappij te realiseren. Voor ons is socialisme geen wensbeeld voor de verre toekomst, maar een concrete doelstelling waaraan we dagelijks bouwen.
Bijlage – website van de federale overheidsdiensten Aantal geregistreerde stakingsdagen - per provincie en per gewest (1995 en 1999-2007) Vestigingsplaats van de 1995 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 onderneming België 310.476 76.310 264.919 460.177 60.954 239.344 166.287 669.982 Brussels Hoofdstedelijk 13.321 22.489 125.470 310.222 13.254 70.381 40.049 151.735 Gewest Vlaams Gewest 202.903 25.210 49.591 95.960 21.859 107.220 65.859 278.569 Waals Gewest 94.252 28.611 89.858 53.995 25.841 61.743 60.379 239.678
2006
2007
88.941
127.442
36.223
30.393
27.635 25.083
70.350 26.699
41