Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling
Sociale duurzaamheid als basis voor de leefbaarheid. Blauwdruk voor het realiseren van duurzame economische en sociale ambities in 2030. 1. Inleiding. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMDO) bereidt zich voor op een advies over de leefbaarheid in de gemeente Sluis voor de komende jaren. Het is om deze reden, dat de RMDO de koepel Welzijn&Cultuur gevraagd heeft om te onderzoeken wat er leeft binnen de kernen gezien de verwachte toekomstige ontwikkelingen op het gebied van leefbaarheid en sociale samenhang in de gemeente Sluis. Het SCOOP onderzoek geeft goede aanzetten, maar die moeten nu nog omgezet worden in praktisch beleid. Een gemeentebeleid dient economisch en sociaal-maatschappelijk duurzaam te zijn. Hiervoor dienen alle factoren, die de dynamiek in een gemeente (en regio) bepalen, te worden meegenomen. De leefbaarheid is een functie van de economische mogelijkheden van overheid en alle economische dragers (toerisme, zorg, industrie, landbouw, etc.). De RMDO gaat er van uit dat een goed leef- en werkklimaat alleen dan bereikbaar is als dit wordt gedragen door de kernen/inwoners van de gemeente Sluis. De leefbaarheid in een kern dient in lijn te zijn met het algemene beleid voor de leefbaarheid van de gehele gemeente Sluis en de regio. Het dient ingepast te zijn in een goed onderbouwd en door alle partijen gedragen beleid- en financieel kader. De gemeente Sluis draagt de overall verantwoordelijkheid. De uitvoering zal door de gemeente Sluis en werkgevers (publieke en commerciële) moeten worden gedaan.
2. Hoe ziet de leefbaarheid en dynamiek van de gemeente Sluis er uit in 2030? Door de RMDO is enkele maanden geleden aan verschillende personen gevraagd hun visie op te schrijven over hoe de leefbaarheid in de gemeente Sluis in 2030 gestalte zal hebben gekregen. Als uitgangspunt is de sociale duurzaamheid gedefinieerd als: Duurzame gemeenschappen zijn plaatsen waar mensen willen wonen en werken nu en in de toekomst. Ze voldoen aan uiteenlopende behoeften van bestaande en toekomstige bewoners, houden rekening met het leefmilieu en dragen bij aan een hoge kwaliteit van leven, wonen en werken. Ze zijn veilig en sluiten niemand uit, zijn het product van een goede planning, zijn goed gebouwd, worden goed bestuurd en bieden ieder gelijke kansen en een goede dienstverlening. Vervolgens is deze visie besproken in werkgroepoverleg met verschillende externe specialisten en betrokken burgers. De dorpsraden zijn in de gelegenheid gesteld aan hun visie nader invulling te geven, waarna het geheel is besproken in de RMDO vergadering. Deze opvattingen worden als volgt samengevat.
1 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling Werkgelegenheid, arbeidspotentieel in 2030. Kenmerkend is dat iedereen er van uit gaat dat de kernen, na een aanmerkelijke krimp, toch weer nieuwe inwoners zullen aantrekken en misschien zelfs weer hetzelfde aantal inwoners zullen hebben. De werkgelegenheid is niet verdwenen maar het arbeidspotentieel is verminderd door uittrede van senioren. Vervanging met jonge krachten is uiteindelijk toch gelukt. We hebben met krachtinspanning van gemeente en werkgevers het tij kunnen keren. De bevolkingssamenstelling is anders geworden: met minder jongeren en meer senioren dan rondom de eeuwwisseling. We hebben in de aanloop naar 2030 de bevolkingsafname gezien en daaruit conclusies getrokken. We hebben diep nagedacht over de toekomst en gewerkt aan modellen om de omgeving aantrekkelijker te maken en het economisch potentieel beter te benutten. We hebben de potentie van de streek en de gemeente goed ingeschat en er de schouders onder gezet. Een bloeiende toeristenindustrie, een goed draaiende dienstverlening voor de verzorging van ouderen en mensen met een beperking en een goede voorraad van veel kleine industrieën hebben zich daaruit ontwikkeld. In de regio om ons heen is veel bereikbare werkgelegenheid. Iedereen gelooft dat nieuwe inwoners zich in de gemeente zullen vestigen ongeacht of de werkgelegenheid zich in de regio of in de gemeente bevindt. Het arbeidspotentieel neemt daarmee toe tot genoegen van de werkgevers in de gemeente. Mobiliteit. Mobiliteitsproblemen hebben we niet meer. De meeste mensen hebben hun eigen vervoer. Mensen met een beperking kunnen rekenen op WMO vervoer en de overigen op een goed belbus systeem dat in 2030 het openbaar vervoer, met uitzondering van de lijn Brugge/Knokke/Sluis/Terneuzen, heeft vervangen. Kern als woonplaats. Het beeld van de kern met families die elkaar al tientallen jaren kennen is verdwenen. De inwoners kiezen hun woonplaats als een betaalbare plek om in te wonen. Rust, ruimte en veiligheid is belangrijk. Het voorzieningenniveau en het lokale verenigingsleven zijn belangrijk. Zo ook voorzieningen voor jeugd, van speelveldjes, jeugdhonken, kinderopvang, peuterspeelzaal en scholen. Maar in de prioriteit staan scholen laag. In 2030 hebben meerdere kernen een brede school waar peuterspeelzaal, basisonderwijs, buitenschoolse opvang en gymzaal beschikbaar zijn. Het goed georganiseerde schoolvervoer heeft het probleem voor de ouders opgelost. Dat daar zonder problemen gebruik van wordt gemaakt is ook te danken aan de naschoolse opvang die de kinderen opvangt tot het moment dat de ouders weer thuis zijn. De kinderen worden met het schoolvervoer, soms gekoppeld aan andere vormen van vervoer, naar de eigen kern gebracht en daar ook opgehaald. Aanvullende kunst en cultuureducatie, welzijnsvragen. Kinderen bezig houden en zich uitdagen te ontwikkelen betekent in 2030 dat er een goed georganiseerd systeem is opgezet voor aanvullende welzijn, kunst & cultuur activiteiten.. Dit pakket richt zich voornamelijk op zaken die in de gemeente Sluis belangrijk zijn. Bijvoorbeeld er is 2 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling sportbeoefening mogelijk in buiten en binnen faciliteiten, maar er is ook kunst en klassiek & modern muziekonderwijs, tal van orkestjes , dans- en theatergroepen, workshops voor lokale geschiedenis en cultureel erfgoed, etc. Na het verlaten van het basis en voortgezet onderwijs heeft iedere jongere kennis genomen van deze aanvulling op het traditionele onderwijs. Het resultaat vinden we in 2030 terug in een verhoogde interesse en deelname van jongeren in de samenleving. De jongeren die hiervoor specifieke interesse ontwikkeld hebben zijn dan ook door de leraren van de cursussen en workshops begeleid naar verdere opleidingen in de gemeente Sluis of verder in de Nederlandse en Vlaamse regio. De inzet van vrijwilligers en vertegenwoordigers van verenigingen en stichtingen in de streek op dit terrein is in 2030 enorm. Zij zijn verenigd in een sociaal ondernemerschapvorm1, die voor alle kernen enerzijds sportieve en anderzijds kunst & cultuur activiteiten verzorgt. Subsidies van de gemeente voor deze activiteiten zijn voor het merendeel afgeschaft of aan strikte voorwaarden gebonden. Nieuwe activiteiten worden aangemoedigd met subsidiëring voor bepaalde tijd. De eigen bijdragen van deelnemers aan de activiteiten kan laag zijn door de inzet van vrijwilligers en freelancers. Ouders van de kinderen of ouderen in het algemeen, nemen actief deel aan de cursussen. Sommigen worden gestimuleerd door het enthousiasme van hun kinderen, anderen nemen deel omdat ze het toch gewoon willen weten. Zelfs de ouderen worden daardoor weer actief in het verenigingsleven en/of worden ambassadeurs bij de promotie van de gemeente Sluis. Het welzijn, kunst & cultuur, met daaruit voortvloeiende activiteiten worden gepubliceerd op websites en in de lokale kranten. Er zijn door de gemeente Sluis ook elektronische publicatieborden geplaatst op de hoofdroutes en in de kernen. Alles wordt er aan gedaan om de gemeente en bruisende samenleving te promoten. Dorpshuizen/Service info centrum. Elke kern heeft in 2030 een goedlopend multifunctioneel centrum/dorpshuis dat door de dorps of stadsraad wordt geleid. Het centrum/dorpshuis is eigendom van de gemeente en deze stelt het ter beschikking van de kern/dorpsraad op voorwaarde dat de exploitatie en onderhoud door de de kern wordt uitgevoerd. Dit onderhoud is in 2030 geen probleem . In de gemeente is een pool van vervroegd uitgetreden of gepensioneerde vakmensen actief die op zich hebben genomen om, in de vorm van een sociaal ondernemerschap, het onderhoud van deze centra/dorpshuizen te verrichten. Het centrum zal een minimaal aantal dagdelen (morgen, middag, avond) per week gebruikt dienen te worden door de lokale verenigingen, voor de organisatie van sociaal-maatschappelijke activiteiten voor de ouderen, mensen met een beperking en andere groepen. Wijkverplegers houden er spreekuur en kunnen, waar nodig, assistentie inroepen van artsen, fysiotherapeuten, etc. om ter plaatse hulpbehoevenden te kunnen helpen.. Het centrum is hierop ingericht met minimaal een specifieke ruimte.. Verder fungeren er een boodschappendienst, is er bibliotheekfunctie en zijn er post en apotheekdiensten. Ook is er een coördinatiepunt in het dorpshuis voor hand en spandiensten aan inwoners die deze zelf niet (meer) kunnen uitvoeren. Iedere dag is het centrum 1
Definitie van sociaal ondernemerschap: ondernemingen die zich richten op het verrichten van diensten in het algemeen belang, die zorgtaken aanbieden om uit te voeren, die werkervaringsplaatsen aanbieden en werkplekken voor moeilijk plaatsbare werkzoekers of mensen met een arbeidshandicap
3 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling een paar uur open als ontmoetingsplaats voor mensen die daaraan behoefte hebben. Er is een goede barservice met koffie, thee en frisdranken en vooral goede stoelen in de juiste setting. De dorpsraad is verantwoordelijk voor een goed programma aanbod en uitvoering en werkt met een beleidsplan en een budget. Over zowel het programma aanbod als het beleid leggen ze jaarlijks verantwoording af aan de bevolking van de kern en het gemeentebestuur. De nieuwe senioren 65 jaar is geen norm meer voor ‘oud’ in 2030. De ouderen nemen actief deel aan verenigingsactiviteiten. Mobiliteit en internet zijn hun werktuigen om keuzes te maken. Ze zijn niet meer bereid om zich bij specifieke seniorenactiviteiten aan te sluiten. Senioren voelen zich pas oud als ze in hun mobiliteit worden beperkt. Een goed functionerend centrum/dorpshuis is dan een goede plaats als vervanger voor eerdere activiteiten en voor het blijven deelnemen aan de samenleving. De dorpshuizen hebben ook een gastenverblijf dat door de inwoners kan worden gereserveerd voor bezoek of gasten die thuis niet (langer) ontvangen kunnen worden. Mooie kernen in een natuurlijke omgeving. De dorps en stadsraden hebben de regie genomen in het mooi houden van de kern. Zij maken samen met vrijwilligers en met gemeentediensten een plan om dit optimaal te verzorgen. De woonomgeving wordt door iedereen als belangrijk gezien. Bloembakken en groenranden sieren de kern. Het sportveld en/of andere speelveldjes zijn goed onderhouden. Door de gemeente en de woningcorporaties zijn in 2030 alle oude vervallen of te kleine woningen opgekocht. Nieuwe koopen huurwoningen, met moderne uitrusting, zijn daarvoor in de plaats gekomen. De ‘tweede woningen’ zijn in de meeste kernen weer bewoond door vaste bewoners, alhoewel er altijd een beperkt aantal als tweede huis (deeltijd wonen) zal blijven bestaan. De ontwikkeling van de recreatiegebieden is zodanig geweest, dat het overgrote deel van de recreanten zich daar zonder problemen vestigen. Mensen wonen met plezier in een kern. Ze bevestigen dat ‘het mooie van een kern is dat je er ook weg kunt als je zin hebt’. Mobiliteit lost alles op. Het betekent ook dat niet in iedere kern alle voorzieningen aanwezig moeten zijn. Sommige zaken, zoals bank- en postkantoor, school of kerk, zullen door mobiliteitvrijheid altijd bereikbaar zijn. Bij verminderde mobiliteit zullen de bewoners, door de aangeboden diensten in het centrum/dorpshuis, lang zelfstandig kunnen blijven wonen. Een multifunctionele supermark(tje) zal toch altijd een functie vervullen voor eerste levensbehoeften en diensten. In de meeste kernen is het niet meer commercieel haalbaar en is deze vorm van dienstverlening een deel geworden van het sociaal ondernemerschap in het dorpshuis. De gemeente Sluis besteedtin samenwerking met rijksdiensten, veel aandacht aan natuurontwikkeling.. De kernen zijn een natuurlijk geheel met hun omgeving. Landbouw, kust, recreatieve voorzieningen en natuur zijn tot een harmonisch geheel verweven. Behalve kustontwikkeling is het gehele gebied tussen de kernen voorzien van wandel -en fietspaden. Voor de wandelpaden hebben de boerenbedrijven akkerranden vrijgemaakt zodat verbindingen tussen de kust, kernen en natuurgebieden goed beschikbaar is voor wandelaars, fietsers, ruiters e.d. Het landbouwkarakter van de gemeente blijft dominant.
4 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling Het agrarische karakter van de streek is behouden gebleven. De boerenbedrijven, zowel landbouw als veeteelt, zijn groter geworden. Het bouwplan in de akkerbouw is traditioneel gebleven. Door gebrek aan goede locaties binnen de gemeente Sluis is de ‘zoute of aqua’ landbouw geen deel van de akkerbouw in de gemeente. In de veeteelt overheersen de melkbedrijven. De varkenshouderij heeft aan belang ingeboet. Agrarische ondernemers zijn moderne ondernemers geworden die hun bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de kernen/de streek o.a. door het beschikbaar stellen van wandelpaden en het natuurbeheer uitvoeren. Nieuwe geest. De kern wordt beleefd als een deel van de gemeente Sluis en de regio. Een gemeentelijke/regionale geest heeft zich langzamerhand ontwikkeld. Dat wil zeggen, de kern is belangrijk; het dorpsleven bruist, maar de bewoners denken over hun woonomgeving in eerste plaats regionaal en op gemeentelijk niveau, waarin hun kern voor hen belangrijk is, maar niet op de eerste plaats komt.
3. Wat moet er gedaan worden om goed in te spelen op deze mogelijkheden en verwachtingen. Richting geven aan een samenleving in 2030 vanuit een bestaand en in de nabije toekomst voortgaand krimpende positie van de gemeente Sluis is geen sinecure. Doen we niets, dan krimpen we volgens de prognose nog zo’n 20 à 30 jaar door. Het ultieme Sluis is dan een slapend gebied geworden zonder bijzondere initiatieven door het simpele gebrek aan geld. Doen we wel wat dan kunnen we in 2030, na een aanmerkelijke krimp, op zijn best ongeveer gelijk blijven. De vraag is: welke mogelijkheden en beperkingen hebben we en hoe hanteren we dat? Een sociale duurzaamheid als basis voor de leefbaarheid zal rekening moeten houden met zowel mogelijkheden en beperkingen op bestuurlijk niveau als in de kernen. Het zal gedragen moeten worden door de financiële mogelijkheden van de gemeente Sluis en de economische dragers van de streek. De gemeente Sluis. Sluis zal de komende jaren een krimpscenario volgen. Er bestaat reeds een aanmerkelijke schuldpositie binnen de gemeente. Als, na een vergelijking van bezittingen en verplichtingen blijkt dat de verplichtingen op de rand van het economisch toelaatbare zijn dan zal de krimp deze financiële malaise, veroorzaakt door teruglopende inkomsten van de gemeente uit gemeentelijke belastingen en lagere uitkeringen uit het gemeentefonds van het Rijk, zeker versterken. Krimpgemeenten hebben wel de aandacht van het Rijk. Verwacht mag worden dat het Rijk een helpende hand zal reiken aan de gemeente Sluis. Deze vorm van steun zal hulp bieden bij de noodzakelijke herstructureringen. Het uiteindelijke effect zal toch een vermindering van het gemeentelijke inkomen zijn, doordat het aantal te belasten woningen (WOZ) minder wordt. Ook voor deze problematiek zal mogelijk een helpende hand van het Rijk mogelijk zijn. Al deze maatregelen zullen tijdelijk zijn en de gemeente Sluis zal zich voor de toekomst moeten richten op een krappere beurs. 5 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling De gevolgen van krimp van de bevolking zullen onafwendbaar zijn, maar als de juiste impulsen gegeven worden aan de verdere ontwikkeling van de streek en daaruit ontstane activiteiten en commerciële initiatieven, zullen er toch nieuwe werkkrachten komen, een verjonging van de streekbevolking plaatsvinden en zal er nieuwe veerkracht in de regio en de kernen ontstaan. De economische dragers. De economie van de streek zal ook in 2030 gedragen worden door de toeristische sector, de landbouw, de zorgsector, kleine industrie en middenstand. De dynamiek van de economie ligt in de toeristische sector. Deze bepaalt de welstand van een groot deel van de middenstand, de horeca en de recreatieondernemingen. Het gaat om grote stromen mensen die bediend moeten worden. De inwoners profiteren hiervan en worden een deel van de dynamiek. In een vergrijzende gemeenschap, zoals Sluis de jaren tot 2030 zal zijn, zal de zorgsector een groter deel van de dynamiek worden.. Het zal een nieuw gebied zijn, waar een groot deel van ouderen een andere rol zullen hebben dan de meeste ouderen van nu. Ze zullen actiever en gezonder zijn. Zij zullen hun eigen toekomst en activiteiten tot op hoge leeftijd zelf bepalen. Ze zullen wel grotere gebruikers van gezondheid- en thuiszorgdiensten zijn. Het wonen en verzorgen van deze nieuwe senioren vraagt om werkkrachten.. Op dit moment is het moeilijk om werknemers in de zorgsector te krijgen. Opleidingen, behalve op MBO niveau zijn er niet in de regio en mensen naar de gemeente Sluis trekken is problematisch, reden waarom een nadere studie naar opleidingen voor de zorgsector op HBO en MBO niveau, aandacht verdient en hoe werving voor werk hier in de regio plaats zou moeten vinden. De landbouw zal in omvang ongeveer gelijk blijven maar de individuele bedrijven zullen groter worden. De landbouw is de stabiele factor maar draagt niet bij aan meer werkgelegenheid. Het is wel de sector die het groen, natuurbehoud en recreatievoorzieningen van de gemeente Sluis mede zal bepalen en van diensten zal voorzien. De kleine- en middelgrote industrie stabiliseert zich rond een aantal kernen. Het zijn vooral kleine industrieën uit de kernen die zich naar deze industrieterreinen hebben verplaatst. Enkele initiatieven van lokale ondernemers zijn uitgegroeid tot middelgrote bedrijven. Hun positie kan op zich een aantal andere kleine/middelgrote industrieën aantrekken. De nadruk zal liggen op schone- en duurzame industrie. De middenstand, inclusief eenmanszaken zoals klusbedrijven, leeft van de ontwikkelingen in bovengenoemde sectoren. De dynamiek daarvan bepaalt of de middenstand een economische drager is of eerder een crisissector. 4. Wat leren we hieruit en wie zijn de initiatiefnemers voor een scenario 2030. a) Werkgelegenheid is niet gebonden aan alleen de gemeente Sluis maar ook aan de regio. Werkgelegenheid in de gemeente blijft, arbeidspotentieel is een zaak van aandacht. b) Mobiliteit is voornamelijk eigen vervoer en voor een deel van de bevolking een goed systeem van regio bus (1 centrale lijn) met aanvullend belbus systeem, leerlingenvervoer en WMO vervoer. 6 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling c) De voornaamste criteria voor wonen zijn betaalbaarheid, rust en veiligheid en minder gericht op welke voorzieningen er in een kern aanwezig zijn d) Wonen stelt eisen aan de kwaliteit van vastgoed voor zowel eigendom als huur. e) Onderwijs is belangrijk maar hoeft niet gebonden te zijn aan een kern. f) De dynamiek van de omgeving bepaalt het uiteindelijke het gevoel van welzijn en tevredenheid. g) Centrale voorzieningen zoals, ziekenhuis, theater, middelbare school zijn alleen in Oostburg en brede scholen zijn alleen in de grotere kernen beschikbaar. Sociaal maatschappelijke voorzieningen zijn ook in de kleinere kernen enkele uren per dag of per week aanwezig, zoals: spreekuur huisarts, fysiotherapie wijkverpleging, creatieve en sportieve activiteiten
Ad 1. Werkgelegenheid. Een krimpende gemeente, in de aanloop naar 2030, zal niet direct zijn werkgelegenheid verliezen maar eerder zijn arbeidspotentieel. Het verlies aan banen in de publieke sector (denk o.a. aan gesloten of samengevoegde scholen) zal het noodzakelijke arbeidspotentieel niet kunnen aanvullen, want door de vergrijzing ontstaat er een enorme behoefte aan nieuwe werknemers. Deze zullen toch moeten komen uit een nieuwe instroom van (jonge) mensen. Dit kunnen nieuwe mensen die zich aangetrokken voelen tot het platteland, ruimte, rust en veiligheid en ook de kinderen van vaste bewoners die na de opleiding toch er voor kiezen om in de regio te blijven werken. De vorm van werkgelegenheid zal dan bepalend worden. Zijn we uitsluitend een toeristisch gebied met een groot accent op seizoenwerk dan zal het moeilijk worden. Zaak zal zijn dat deze sector zich steeds meer richt op de regiobezoeker, die ook graag buiten het seizoen komt. Ontwikkelingen zullen zich dus richten op de mogelijkheden tot seizoenverlenging. Het inzetten op een gemengde werkgelegenheid waarin het toerisme de eerste plaats vervuld maar waar ook de zorgsector een belangrijke plaats heeft ingenomen, lijkt een goede zaak. Zorg en toerisme ontwikkelen samen nieuwe projecten waarbij hotels, horeca en de zorgsector een brede gezamenlijke dienstverlening ontwikkelen, zoals zorg- en seniorenhotels en appartementen, maar ook maaltijdenservices en andere vormen van service om zo zelfstandig mogelijk te kunnen wonen en recreëren in de regio. De kleine industrie ontwikkelt zich verder. De middelgrote industrieën, ontstaan uit lokale initiatieven, leiden er toe dat andere werkgevers het potentieel van de gemeente Sluis nader zijn gaan onderzoeken. Nieuwe bedrijven, die zich richten op schone en duurzame producten en diensten, vestigen zich. De Gemeente Sluis is nog steeds een grote werkgever in de sector samenleving. Maar het sociaal ondernemerschap voert een aantal taken, die eerder door de gemeente zelf zijn uitgevoerd c.q. door de gemeente uitbesteed waren, uit in de gemeente Sluis. Onderhoud van voorzieningen, groenranden, sport en speelvelden, aanvullende bemanning van musea, etc. vallen daaronder. Het sociaal ondernemerschap stelt gepensioneerde vakmensen, die nog wel willen/kunnen werken, maar ook mensen die, om welke reden dan ook, geen normale uitvoering van werk aankunnen, in de gelegenheid om naar vermogen deel te nemen aan het arbeidsproces. 7 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling Na veel discussie is de conclusie getrokken dat een fusie met de gemeenten Terneuzen en Hulst geen oplossing biedt voor de uiteindelijke vooruitgang van West Zeeuws Vlaanderen. We hebben niets te winnen als we met Terneuzen moeten concurreren om werkgelegenheid. Hulst als aantrekkelijke woongemeente heeft niet zoveel te bieden als de gemeente Sluis met cultuurerfgoed, stranden, toerisme. We blijven zelf beslissen over werkgelegenheid en leefklimaat. Een fusie zou een grote ‘braindrain’ en verlies van hoogwaardige werkgelegenheid opleveren en het bestuurscentrum op een te grote afstand zetten van de betrokken inwoners en werkgevers. Sluis blijft een zelfstandige gemeente, alhoewel er wel op verschillende terreinen wordt samengewerkt met de andere gemeenten. Werkgelegenheid wordt een regionale zaak. Precies zoals in de jaren 40 en 50, toen werkgelegenheid zich verplaatste van dorp naar gemeente, heeft de werkgelegenheid zich nu in toenemende mate van gemeente naar de regio verplaatst. Mobiliteit en infrastructuur zijn hiervoor verantwoordelijk. Als hierop goed wordt ingespeeld kan het aantal nieuwe inwoners, na de krimpperiode, door deze trend weer stijgen. Om het bovenstaande te bereiken zijn meerdere initiatieven noodzakelijk. a) Ten eerste: Het beleid van de gemeente Sluis dient zich te richten op het verder uitbreiden/ inrichten van de toeristische sector. Dit betekent niet alleen het uitbreiden/inrichten van het toeristische areaal langs de kust maar ook de uitbreiding van het toeristische potentieel binnen de gemeentegrenzen en de regio. Dit houdt o.a. in; exploitatie van de oude geschiedenis, de exploitatie van de regio, de boerderijen, de dorpen, de dijken, duinen etc., en meer gerichtheid op en samenwerking met belangrijke steden als Brussel, Antwerpen, Gent, Brugge, Lille en zelfs Parijs. b) De toeristische ondernemers dienen zich als partij uit te spreken over hun ambities op lange termijn. Een onderzoek zou duidelijk moeten maken of senioren/zorgtoerisme een mogelijkheid is voor uitbreiding van de sector. Senioren/zorgtoerisme is waarschijnlijk ook een grote potentiële consument van de culturele mogelijkheden in de Gemeente Sluis en de regio. Daarnaast zullen toch ook de mogelijkheden voor een seizoensverlengend aanbod onderzocht moeten worden. c) De zorgsector moet in haar ambities en lange termijn strategie duidelijk maken of de zorg zich kan worden ontwikkelen tot een zorgindustrie. Bij een positief resultaat moet de opleiding van zorgpersoneel worden bekeken en zo nodig worden opgewaardeerd. d) De kleine industrie behoeft een duidelijk beleid ten aanzien van aard, locaties en faciliteiten. Duidelijkheid moet verschaft worden waar zich expanderende bedrijven de beste opties hebben. De gemeente dient hierin het voortouw nemen. e) De gemeente Sluis dient zich uit te spreken over het sociaal ondernemerschap dat bepaalde diensten in de samenleving uit kan/mag uitvoeren. f)
Voor alle bovenstaande initiatieven is een duidelijk meerjaren business plan noodzakelijk gekoppeld aan een gemeentevisie voor de toekomst van Sluis in een krimpend aantal inwoners. Eenmaal duidelijkheid, dan kan een actieve zoektocht worden begonnen naar
8 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling ondernemers en financiers. Dit alles zal gepaard moeten gaan met een actieve/intensieve reclamecampagne voor het verzekeren van de instroom van een nieuw arbeidskrachten. g) De financiering van initiatieven en de uitvoering daarvan is een zaak van de gemeente Sluis en de ondernemers. Voor de gemeente Sluis kan dit voornamelijk worden gedaan door stimuleringsfondsen uit bedrijven, Euregio, provinciale en rijksbijdragen. Voor ondernemers geldt het eigen initiatief met verantwoordelijkheid voor de financiering daarvan. Subsidiëring door de gemeente van commerciële initiatieven is niet meer voorhanden. Op basis van subsidies kan niet worden geïnvesteerd.
Ad2. Mobiliteit. De mobiliteit richt zich in 2030 in hoofdzaak op eigen vervoer en dus een goede infrastructuur. Er is geen reden, op basis van de gegevens van nu, anders te denken. Een klein deel, waarschijnlijk nog minder als de 2% van de bevolking zal, naar verwachting, gebruik maken van het openbaar en WMO vervoer. Na de voltooiing van de reconstructie van de N61 is de gemeente Sluis voorzien van een goed wegennet. Aan en afvoer van verkeer (doorgaand en lokaal), ook voor de toeristische aan en afvoer, is gegarandeerd. Anders ligt dat bij het openbaar vervoer. Uit puur economische overwegingen zal waarschijnlijk alleen een hoofdlijn Brugge, Sluis, Terneuzen in stand kunnen worden gehouden. Gelijkertijd is de vraag naar openbaar vervoer in de andere delen van de gemeente Sluis zo laag dat een systeem van belbussen dit gemakkelijk kan opvangen. Belbussen zijn, in tegenstelling tot regionaal openbaar vervoer, een lokale aangelegenheid, die om een lokale aanpak vragen. Om de flexibiliteit van dit belbus systeem te vergroten is de uitvoering daarvan waarschijnlijk in handen van de taxibedrijven of het wordt in zijn geheel door sociale ondernemers uitgevoerd die de bussen bemensen met (gedeeltelijk) vrijwilligers. Het geheel wordt centraal aangestuurd door een slim digitaal vervoerssysteem.
Ad 3. Wonen. Wonen is een kwestie van betaalbaarheid en kwaliteit van het woningbestand, rust, veiligheid, voorzieningen & verenigingsleven geworden. Aan het woningbestand en kwaliteit wordt op dit moment gewerkt door de gemeente Sluis in samenwerking met een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken ter beschikking gestelde adviseur. In de praktijk betekent dit dat het woningbestand met ca. 700 eenheden zal verminderen door opkoop van oude kleinere/niet modern uitgeruste woningen. Doelstelling is het bewaken van de marktontwikkelingen in relatie tot hoeveelheid en kwaliteit. De mobiliteit van de inwoners is niet langer een hindernis bij de keuze van woonplaats/kern. We kijken in eerste instanties naar de betaalbaarheid en de kwaliteit van het vastgoed. Op de tweede plaatst in de rangorde van ‘belangrijkheid’ wordt gekeken naar de voorzieningen. Voor iedere leeftijdscategorie hebben de voorzieningen een andere betekenis. Jongere inwoners met kinderen 9 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling zullen de school of de bereikbaarheid van een school als belangrijk zien. Inwoners zonder kinderen en senioren zullen zich meer richten op de sociaal maatschappelijk dynamiek in de plaats/kern. Hierin spelen verenigingsleven en dorpshuizen met een sociaal maatschappelijk dienstenpakket de hoofdrol. Rust en veiligheid zijn de omgevingsfactoren. Voor wonen in een plaats/kern is het voornaamste dat de infrastructuur binnen de kern goed is georganiseerd met groenvoorzieningen, speelveldjes, jeugdhonken, etc. Rust en veiligheid betekenen voor inwoners van de kern meer een afwezigheid van overlast door jongeren, inwoners met (bv verslaving) problemen, klagende mensen over alles en nog wat, luidruchtige cafés of andere ontspanningsgelegenheden, etc. Dorpshuizen/Service en info centrum (SIC) Een SIC is het hart voor het sociaal maatschappelijk gebeuren en bepaalt mede de leefbaarheid en sociale samenhang in de kern en het welzijn van haar inwoners. Het verenigingsleven en de maatschappelijke diensten worden hierin geconcentreerd. Eventueel wegvallende commerciële voorzieningen worden, op basis van sociaal ondernemerschap en inzet van vrijwilligers, in het SIC uitgevoerd. Om optimaal te kunnen functioneren worden eisen gesteld aan het SIC. Het moet een plek zijn waar iedereen graag naar toe komt. De buitenkant van het SIC is niet het belangrijkste. Het moet er fris uitzien en de toegankelijkheid optimaal. De binnenkant is waar het om gaat en kan als volgt worden samengevat: Een centrale ruimte die inzetbaar is voor sport, beweging, verenigingsleven (grote), het geven van cursussen (bv. aanvullende kunst en cultuureducatie voor jong en oud), etc. De ruimte is gemakkelijk om te vormen voor specifieke diensten zoals kerkdiensten, peuterspeelzaal/kinderopvang, trouwruimte, rouwkapel, etc. Een kleinere ruimte met keuken/bardiensten voor ontmoetingen van dorpelingen (een paar uur per dag open) en de leden van verenigingen, sporters, wachtruimte in het algemeen, etc. Aansluitend aan deze ruimte is een leeszaal met kranten, bibliotheekservicediensten, kleine lezingen en cursussen, etc. De leeszaal is ook het centrum voor opgave en distributie van boodschappendiensten, burenhulp acties, vergaderingen van verenigingen, activiteiten van kleine verenigingen, etc. Een ruimte die gebruikt kan worden voor de wijkverpleging, artsen, fysiotherapeuten, etc. De ruimte fungeert ook voor distributie van medicijnen die iedere dag door de apotheken in het SIC worden afgeleverd. Een adequate garderobe, toilet en doucheruimte. Voldoende ruimte voor het opbergen van spullen van verenigingen en andere activiteiten. Een gastenverblijf voor inwoners die deze dienst niet meer aan hun familie of vrienden kunnen aanbieden.
10 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling Behalve de ruimte voor de wijkverpleging en medische diensten zijn er geen ruimten voor exclusief gebruik door verenigingen, instellingen, etc. Alle organisatoren van activiteiten zijn, voor en na de tijd dat de activiteit wordt bedreven, gebonden aan het opbouwen en opbergen van hun hulpmiddelen en het schoonmaken van de gebruikte ruimte. De dorpsraad draagt de verantwoordelijkheid voor het SIC en de organisatie van zowel binnen als buitenactiviteiten. Zij zien er op toe dat de benuttinggraad van de dorpshuizen minsten 10 dagdelen per week is. Eventuele hulp van gemeentediensten kan door de dorpsraad worden geregeld door een centrale aanspreekfunctie binnen de gemeente of een door de gemeente aangewezen instantie (bv Stichting Welzijn). Het is duidelijk dat de omvang van de kern zal bepalen welke activiteiten en diensten in het SIC zullen plaatsvinden.
Ad 4. Onderwijs. Voor het onderwijs volstaat te constateren dat scholen zich niet meer in alle kernen in stand kunnen houden. Een vergaande samenvoeging/fusie van scholen, ook van openbaar en confessioneel onderwijs, zal in 2030 volledig voltooid zijn. Basis hiervoor is een opwaardering van het minimaal aantal van 23 tot minimum 80 leerlingen met minimaal 4 klassen door de overheid. Hieruit kan worden aanbevolen dat de renovatie/ nieuwbouw projecten van scholen slechts na gedegen onderzoek moet worden uitgevoerd. In gevallen waar dit wel aan de orde is zullen de ruimten voor kinderopvang en peuterspeelzalen in de scholen moeten worden geïntegreerd. Een maatschappelijke acceptatie voor het verdwijnen van scholen zal pas dan mogelijk zijn als alternatief vervoer en naschoolse opvang goed zijn geregeld. Het onderwijs blijft verantwoordelijk voor de basiseducatie van kunst & cultuur. In de gemeente Sluis wordt, ten behoeve van de promotie van de streek, aan iedere jongere en oudere aanvullend kunst & cultuuronderwijs gegeven. Dit aanvullend onderwijs spitst zich toe op de lokale kunst & cultuurwaarden en wordt gegeven door de vertegenwoordigers van verenigingen en andere specialisten. Doel van dit aanvullend onderwijs is om iedereen in de gelegenheid te stellen een beter inzicht en begrip te krijgen voor de waarden van de streek. Dit leidt er toe dat mensen beter kunnen deelnemen in de activiteiten van verenigingen in een dynamische gemeente. Het leidt er ook toe dat sommige jongeren betere hulpmiddelen/steun krijgen bij het beoefenen van hobby’s of, in sommige gevallen, zelfs voor de keuze en voorbereiding van een goede beroepskeuze.
Ad 5. Dynamiek van de omgeving. Leefbaarheid van dorpen in de gemeente Sluis is in grote mate afhankelijk van het totaal van activiteiten in de gemeente en de regio. Toerisme kan verder worden ontwikkeld maar zal maar een beperkte invloed hebben op kernen.
11 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling Voorbeeld: Van de Romeinse tijd in Aardenburg tot na de tweede wereldoorlog kan een geschiedeniscyclus (=toeristenpad) worden ontwikkeld. Hierin komt dan militaire geschiedenis, land en kustontwikkeling, vestigingen en linies, dorpen en stedenontwikkeling en landbouwontwikkeling tot stand. Deze geschiedeniscyclus kan worden gecombineerd met de cultuurwaarden in de aanliggende Vlaamse regio. Toerisme kan ook worden bevorderd door de natuurwaarden in de gemeente toegankelijk te maken middels fiets en wandelpaden. Verder kan het toerismeareaal in de gehele gemeente verder uitgebreid worden. Toerisme speelt zich nu af in een strook aan de kust met beperkte uitstapjes naar de kernen van de gemeente in geval van slecht weer of voor bevoorrading van dagelijkse benodigdheden. Een gerichte aanpak van een geschiedeniscyclus en de natuurwaarden kan het toerisme naar het binnenland van de gemeente brengen. Hierdoor wordt de dynamiek bevorderd en de economie van de kernen verder ondersteund. Stimulering van het toerisme in de zin van amusementsvoorzieningen dient binnen de kuststreek worden ontwikkeld en is een van de onderdelen van activiteiten om seizoensverlenging verder vorm te geven. De gemeente Sluis dient zich voor de toerist te profileren als een cultuurgebied (inclusief natuurwaarden) met grote strandvoorzieningen waar rust, ruimte, gezelligheid, culinair plezier en veiligheid het belangrijkste zijn. Het gezin- en seniorentoerisme blijft de belangrijkste doelgroep voor het gemeentelijke toerismebeleid.
5. Definitie van een ‘kern’. Voor beleidsdoeleinden zoals bedoeld in deze notitie wordt voor een kern de volgende waarde gehanteerd: a. Grote kern
> 2000 inwoners
Volledige aandacht
b. Kleine kern
400-2000 inwoners
Standaard aandacht
c. Overige kernen
< 400 inwoners
Alleen maatwerk
6. Rol van de overheid/gemeente in een kleine plattelands gemeente De overheid activeert en stimuleert de actieve betrokkenheid van burgers en instellingen. De overheid is er verantwoordelijk voor dat alle mensen betrokken kunnen zijn en geeft ze (mede)verantwoordelijkheid. Vrijwilligers zijn het cement van een sociale samenleving, maar zij kunnen het niet alleen, de overheid stimuleert en draagt bij daar waar het (nog) niet door vrijwilligers gedaan kan worden. De overheid ziet toe op een goede samenwerking tussen professionele organisaties/professionals en vrijwilligers.
12 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010
Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkeling De terugtredende overheid, een nieuw fenomeen in de politieke ontwikkelingen, vraagt meer initiatieven van de burgers en creatieve financieringen voor deze initiatieven. De gemeente spreekt haar inwoners aan op burgerschap en geeft ruimte voor initiatieven, die al dan niet, onder tijdelijke supervisie van de gemeente worden ontwikkeld en verder door zelfsturing van burgers worden bedreven. De gemeente stelt hiervoor eisen aan de initiatiefnemers en (mede)verantwoordelijken voor de sturing van burgerinitiatieven. De gemeente stelt de organisatieprocessen vast en maakt daarna prestatieovereenkomsten met de initiatiefnemers. De gemeente ziet ook toe op de kwaliteit van de initiatiefnemers. Openbare sollicitatieprocedures worden hiervoor gehanteerd.
Werkgroep Sociale duurzaamheid, 24 december 2010.
13 Startnotitie werkgroep sociale duurzaamheid als basis voor leefbaarheid, Ontwerp 7, 23 december 2010