Projectplan Waterwet Dijkvernageling Lekdijk Vianen
Definitief
In opdracht van: Consortium Dijkvernageling
Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 25 augustus 2014
GM-0137002, revisie D2.0
Verantwoording
Titel
:
Subtitel
:
Projectnummer
:
332487
Referentienummer
:
GM-0137002
Revisie
:
D2.0
Datum
:
25 augustus 2014
Auteur(s)
:
R. Raaijmakers Msc.
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
mr. M.I. Blokland
Goedgekeurd door
: :
drs. N.B.E. van der Schuit
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
Ontwerp Projectplan Waterwet Dijkvernageling Lekdijk Vianen
Paraaf gecontroleerd
Grontmij Nederland B.V. De Holle Bilt 22 3732 HM De Bilt Postbus 203 3730 AE De Bilt T +31 30 220 74 44 F +31 30 220 02 94 www.grontmij.nl
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 2 van 19
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ......................................................................................................................... 5 Achtergrond................................................................................................................... 5 Locatie plangebied ........................................................................................................ 5 Projectplanplicht ............................................................................................................ 6 Leeswijzer ..................................................................................................................... 6
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3
Beschrijving van het waterstaatswerk ........................................................................... 7 Beschrijving van het gebied en huidige situatie ............................................................ 7 Hydraulische taakstelling .............................................................................................. 7 Faalmechanisme ........................................................................................................... 7 Omgeving ...................................................................................................................... 7 Beschrijving van de maatregelen .................................................................................. 8 Wijziging van waterstaatswerk ...................................................................................... 8
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.4
Toetsing aan de Waterwet ............................................................................................ 9 Overstroming, wateroverlast en waterschaarste .......................................................... 9 Inleiding ......................................................................................................................... 9 Overstroming................................................................................................................. 9 Wateroverlast en waterschaarste ............................................................................... 10 Chemische en ecologische kwaliteit ........................................................................... 10 Inleiding ....................................................................................................................... 10 Chemische kwaliteit .................................................................................................... 10 Ecologische kwaliteit ................................................................................................... 10 Maatschappelijke functies ........................................................................................... 10 Scheepvaart ................................................................................................................ 10 Natuur ......................................................................................................................... 10 Recreatie ..................................................................................................................... 10 Archeologie, cultuurhistorie en landschap .................................................................. 11 Landbouw.................................................................................................................... 12 Conclusie toetsing doelstellingen Waterwet ............................................................... 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Wijze van uitvoering .................................................................................................... 13 Wijze van uitvoering: kaders en uitgangspunten ........................................................ 13 Planologische inpassing en Besluit m.e.r. .................................................................. 13 Relatie met andere vergunningen ............................................................................... 13 Uitgangspunten dijkvernageling .................................................................................. 13 Bodemopbouw ............................................................................................................ 14 Geometrie ................................................................................................................... 14 Waterstanden .............................................................................................................. 14 Belastingen ................................................................................................................. 14 Globale uitvoeringsplanning........................................................................................ 14 Uitvoering en zorgplicht .............................................................................................. 14 Kabels en leidingen ..................................................................................................... 15 Natuur ......................................................................................................................... 15 Bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, communicatie ............................................ 15 Archeologie en cultuurhistorie..................................................................................... 16 Niet-gesprongen explosieven ..................................................................................... 16
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 3 van 19
Inhoudsopgave (vervolg)
4.12 4.13 4.14 4.15 4.16 4.16.1 4.16.2
Beheer, onderhoud en monitoring .............................................................................. 16 Keur en legger ............................................................................................................ 16 Toepassing bouwstoffen (BBK) .................................................................................. 17 Grondverwerving ......................................................................................................... 17 Uitvoeringsaspecten ................................................................................................... 17 Calamiteiten en ongewone gevallen ........................................................................... 17 Voorkomen en beperken van nadelige gevolgen ....................................................... 17
5
Procedure.................................................................................................................... 19
Bijlage 2:
MER aanmeldingsbesluit
Bijlage 3:
Variantenstudie
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 4 van 19
1
Inleiding
1.1 Achtergrond In 1993 en 1995 hadden de Rijn en de Maas te kampen met zeer hoge waterstanden. Naar aanleiding van deze hoge waterstanden is gebleken dat de Rijntakken en de (bedijkte) Maas grotere hoeveelheden water af moeten kunnen voeren dan de hoeveelheid waarmee tot dusver rekening is gehouden. Omdat de dijken op de meeste plaatsen hierdoor niet aan de wettelijke veiligheidsnorm tegen overstromen voldoen, zijn maatregelen nodig. De doelstellingen die ten grondslag liggen aan PKB Ruimte voor de Rivier zijn: het vergroten van de veiligheid door het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen; het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. De maatregel die bij Vianen moet worden genomen maakt onderdeel uit van het project Ruimte voor de Rivier Lek. 1.2 Locatie plangebied In Vianen ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad een primaire waterkering waarvan de binnenwaartse stabiliteit over een lengte van circa 250 meter onvoldoende is (rode lijn op afbeelding 1-1). Het te versterken dijktraject is onderdeel van de Lekdijk bij Vianen (dijkring 16, Waterschap Rivierenland) en loopt van dijkpaal YV55-50 tot YV56. Dit traject heeft een lengte van ongeveer 250 m. Aan de binnenzijde van het te versterken dijktraject liggen de historische stadsgracht, de watertoren en het voormalige kasteelterrein Batestein. Deze situatie maakt het onmogelijk om de stabiliteit traditioneel te versterken met de aanleg van een binnendijkse grondberm. De gracht zou bij aanleg van een berm gedempt moeten worden en daarmee worden de hoge archeologische waarden van de omgeving aangetast. Voor deze versterking waren er twee oplossingen in beeld: de aanleg van een (verankerde) damwand in de binnenteen; toepassen van dijkvernageling.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 5 van 19
Inleiding
Afbeelding 1-1.
Projectlocatie
Waterschap Rivierenland heeft een afweging gemaakt tussen de twee opties en heeft gekozen voor een versterking met behulp van dijkvernageling. De optie dijkvernageling kan op korte termijn al worden uitgevoerd. Geschatte uitvoeringsduur bedraagt circa 3,5 maand. Omdat de uitvoeringsstabiliteit niet wordt verlaagd, zou ook in het gesloten seizoen kunnen worden gewerkt en of kunnen worden doorgewerkt. 1.3 Projectplanplicht Ingevolge artikel 5.4, eerste lid van de Waterwet geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Het waterschap is verantwoordelijk voor het opstellen en vaststellen van het projectplan. Ingevolge artikel 5.7, lid 1 van de Waterwet dient de provincie Utrecht (Gedeputeerde Staten) dit projectplan goed te keuren. Op grond van het tweede lid van artikel 5.4 dient het plan ten minste een beschrijving te bevatten van het betrokken werk en de wijze waarop het wordt uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Dit document omvat het projectplan als bedoeld in artikel 5.4 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de aanleiding van het project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’. De locatie wordt aangegeven en er wordt kort ingegaan op de projectplanplicht. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de wijziging van het waterstaatswerk waarvoor de projectplanplicht geldt. In hoofdstuk 3 wordt de toetsing aan de Waterwet weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de wijze van uitvoering van het project. In hoofdstuk 5 wordt de procedure van het project aangegeven en wordt ingegaan op de rechtsbescherming.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 6 van 19
2
Beschrijving van het waterstaatswerk
2.1
Beschrijving van het gebied en huidige situatie
2.1.1 Hydraulische taakstelling Het vereiste veiligheidsniveau voor de Lek moet uiterlijk in 2015 in overeenstemming zijn gebracht met de maatgevende rijnafvoer van 16.000 m³/s bij Lobith. Voor het project Dijkvernageling Lekdijk geldt geen doelstelling ten aanzien van verlaging van de waterstand bij MHW (maatgevend hoogwater). Voor de berekening van de dimensionering van de versterking van de waterkering is uitgegaan van een waterstand van NAP +7,2 meter. Deze is berekend door bij het maatgevend hoogwater 1996 (6,2 m) +1 meter waterstandsverhoging op te tellen. 2.1.2 Faalmechanisme Het faalmechanisme voor de te versterken waterkering is micro-instabiliteit. Onder microinstabiliteit wordt in het geval van project Dijkvernageling Lekdijk verstaan: de veiligheid van het dijklichaam tegen binnenwaartse afschuiving van het talud. Micro-instabiliteit is te omschrijven als een faalmechanisme waarbij het binnentalud van een waterkering bezwijkt door een hoge waterdruk die zich in de dijk heeft opgebouwd. De kleilaag die zich op het binnentalud bevindt, kan door de hoge waterdruk in de dijk omhoog worden gedrukt en afschuiven. 2.1.3 Omgeving In de situatie van deze primaire rivierwaterkering bij Vianen spelen met name de thema’s natuur, cultuurhistorie en archeologie een belangrijke rol. Binnendijks spelen met name de archeologische waarde van voormalig Kasteel Batestein een belangrijke rol. Van het in 1696 afgebrande en daarna gesloopte kasteel resteert de Hofpoort. Nu vormt deze poort de verbinding tussen de Lekdijk en de Voorstraat. Buitendijks zijn de Pontwaard/Mijnsheerenwaard gelegen. Hier wordt in 2014/2015 een tweezijdig aangetakte strang gerealiseerd in het kader van Ruimte voor de Lek. Daarnaast worden de recreatieve mogelijkheden in het gebied versterkt door de aanleg van een brug, een camperparkeerplaats en een passantensteiger. Het westelijke deel van de Pontwaard en Mijnsheerenwaard vormt een reliëfrijke uiterwaard met een gering oppervlak, gekenmerkt door restanten van geulen en oeverwallen. De zone langs de rivier in de Pontwaard-west is soortenrijk met typische stroomdalgraslandsoorten. De Mijnsheerenwaard is soortenrijk. In het gebied komen vochtig voedselrijk bos met redelijke kwaliteit, voedselrijk moeras met matige kwaliteit, droog voedselarm grasland met matige kwaliteit, vochtig bloemrijk grasland met goede kwaliteit en droog voedselrijk grasland met goede kwaliteit voor. Het oostelijke deel van de Pontwaard is een relatief kleine, reliëfrijke uiterwaard met restanten van stroomgeulen en oeverwallen. Bovenstrooms van de Buitenstad is deze uiterwaard vergraven. De gronden nabij de waterkering zijn in agrarisch gebruik. De cultuurhistorisch belangrijke oeverwallen en beplanting (meidoorn) kenmerken het buitendijkse gebied. De voornamelijk zandige, kalkrijke oeverwallen zullen in het kader van Ruimte voor de Lek beheerd worden als soortenrijke hooi- en weilanden (kamgrasweiden, glanshaverhooilanden en stroomdalgraslanden). Deze droge graslanden gaan zeer lokaal afgewisseld worden door enkele kruidenrijke natuurakkers.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 7 van 19
2.2
Beschrijving van de maatregelen
2.2.1 Beschrijving maatregel Bij dijkvernageling worden nagels met een kern van staal in de dijk geplaatst. Doordat nagels als het ware voor een soort van wapening van de grond zorgen, wordt hiermee de stabiliteit van de dijk verbeterd. De kern van deze nagels is omhuld met een schil van grout (cement en water) die zorgt voor een goede hechting tussen de nagels en de grond in de dijk. In dit dijktracé worden de nagels zo dicht mogelijk aan de teen van het talud geïnstalleerd en wel onder een flauwe hoek met de horizontaal. 2.2.2 Beschrijving “terugval-optie” ontwerp Het uitgangspunt is om de dijk tussen VY055-50 en VY056 (lengte circa 250 meter) te versterken met de toepassing van de INSIDE-techniek “dijkvernageling”. De versterkingstechniek moet voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Het kan zijn dat gedurende de uitwerking van het ontwerp blijkt dat de toepassing van dijkvernageling te veel impact heeft op additionele financiële middelen of om procedurele redenen moeizaam verloopt. In dat geval kan een andere maatregel getroffen om het stabiliteitsprobleem ter plaatse op te lossen. Dit gebeurt aan de hand van de constructie van een damwand aan de binnenteen van de dijk (zie hiervoor figuur 2-1). Hiervoor is reeds een indicatief ontwerp opgesteld. (ref. Variantenafweging dijkversterking Vianen: indicatief ontwerp damwand, kenmerk: N002-4816263BNB-V01,28 juni 2012). Indien het noodzakelijk is een damwand aan te brengen in plaats van dijknagels zal de uitvoeringmethode zodanig worden gekozen dat de effecten op de omgeving (trillingen, geluid) vergelijkbaar zijn als bij het aanbrengen van dijknagels.
Figuur 2-1: Schets versterkingsoplossing damwand
2.3 Wijziging van waterstaatswerk De wijziging in het waterstaatswerk betreft: Het aanbrengen van stalen dijknagels in de Lekdijk bij Vianen, tussen dijkpaal YV55-50 tot YV56. Deze nagels worden vanaf de teen van de dijk, oplopend naar de kruin in drie niveaus onder een hoek van 10 graden met de horizontaal aangebracht. De nagels hebben een ankerlengte van 20 meter en worden in de lengterichting (horizontaal) 2,0 meter hart op hart aangebracht. De nagelkoppen bevinden zich op respectievelijk NAP +3,2 m, NAP +2,2 m en NAP +1,2 m, op 1 meter afstand gemeten in de verticaal. De dimensionering van het ontwerp (het aantal, de lengte en positie van de nagels) kan in de detaillering van het ontwerp nog wijzigen.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 8 van 19
3
Toetsing aan de Waterwet
De toepassing van de Waterwet is op grond van artikel 2.1 van de Waterwet gericht op: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste in samenhang met, b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en, c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. De geplande werkzaamheden aan de waterstaatswerken mogen niet in strijd zijn met de doelstellingen van de Waterwet zoals hiervoor beschreven. In dit hoofdstuk wordt daarom beschreven op welke wijze de werkzaamheden aan de doelstellingen van de Waterwet zijn getoetst en wat de uitkomsten zijn van deze toetsing. Bovengenoemde drie criteria worden in de volgende paragrafen beschreven. 3.1
Overstroming, wateroverlast en waterschaarste
3.1.1 Inleiding Onderhavig projectplan richt zich op een Ruimte voor de Rivierproject. Het Rijksprogramma Ruimte voor de Rivier bestaat uit 39 maatregelen om het Nederlandse rivierengebied in 2015 veiliger en aantrekkelijker te maken. Het rivierengebied moet beter beschermd worden tegen overstromingen. Hiertoe is een planologische kernbeslissing (PKB) genomen met als doelstelling het op het vereiste niveau brengen van het rivierengebied tegen overstromingen. Het Ruimte voor de Rivierproject ‘Ruimte voor de Lek’ is een van de 39 maatregelen uit de PKB. Het project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’ is hier onderdeel van. Project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’ is getoetst aan de volgende documenten: Beleidslijn/regels Grote Rivieren (BGR); Beheer en Ontwikkelplan Rijkswateren 2010-2015 (BPRW); Rivierkundig beoordelingskader versie 2.01. 3.1.2 Overstroming Uitgangspunt voor project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’ is dat de dijkversterking zowel moet voldoen aan de globale veiligheid tegen geotechnisch bezwijken (van de constructief versterkte dijk) als aan de veiligheid tegen bezwijken van de constructieve elementen. De veiligheidsfilosofie voor het ontwerpen van dijkvernageling is opgenomen in het rapport Ontwerp ‘niet bewezen’ constructieve dijkversterkingstechnieken KIS. Voor het ontwerpen van de constructieve sterkte van ‘niet bewezen’ technieken geldt conform de Leidraad Kunstwerken (LK) dat de toelaatbare faalkans mag worden gebaseerd op de planperiode in plaats van de faalkans per jaar. Uitgaande van een levensduurfactor f n = 10 (N = 10 jaar) volgt een faalkans -6 van Pf;toel;jar = 8,6·10 overeenkomend met een betrouwbaarheidsindex (topwaarde) βtop = 4,3.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 9 van 19
3.1.3 Wateroverlast en waterschaarste In de binnendijks gelegen kern van Vianen en de in de buitendijks gelegen Buitenstad zijn van1 wege de relatief hoge ligging geen kwelproblemen bekend . De dijkvernageling zal niet leiden tot verandering in kwel binnendijks. De doorlatendheid van de waterkering verandert niet als gevolg van het aanbrengen van de dijknagels. Ook verandert de kwelweglengte niet. Project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’ heeft dus geen invloed op wateroverlast binnendijks. 3.2
Chemische en ecologische kwaliteit
3.2.1 Inleiding Zoals aangegeven beschrijft het BPRW het beheer van de rijkswateren voor de periode 20102015. In het BPRW is een gebiedsgericht programma opgenomen met de beheeropgave van ste Waterbeheer 21 eeuw, Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is voor rivieren en kanalen de doelstelling vastgelegd dat in 2015 het oppervlaktewater een goede chemische en ecologische kwaliteit heeft bereikt. De KRW eist ook dat de chemische en ecologische kwaliteit niet achteruitgaan. Rijkswaterstaat heeft het bereiken van de KRW-doelstellingen beschreven en uitgewerkt in het BPRW. Dit projectplan moet ook ten aanzien van de waterkwaliteit aan het BPRW worden getoetst. 3.2.2 Chemische kwaliteit Het uitvoeren van de dijkvernageling heeft geen invloed op de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. 3.2.3 Ecologische kwaliteit Uit de ecologische voortoets (Witteveen+Bos, 2014) blijkt dat het uitvoeren van de dijkvernageling geen (negatieve) invloed heeft op de aquatische ecologie. 3.3 Maatschappelijke functies In het Beheer en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren zijn de maatschappelijke gebruiksfuncties gedefinieerd, zijnde scheepvaart, natuur, drinkwater, zwemwater, schelpdierwater, koelwater, watersport en oeverrecreatie, beroeps- en sportvisserij, oppervlaktedelfstoffen, archeologie, cultuurhistorie en landschap, landbouw. De functies drinkwater, zwemwater, schelpdierwater, koelwater, oppervlaktedelfstoffen en visserij zijn bij het project ‘Dijkvernageling Vianen’ niet van toepassing. De effecten op scheepvaart, natuur, recreatie, archeologie, cultuurhistorie en landschap, landbouw worden hierna in grote lijnen beschreven. 3.3.1 Scheepvaart Er zijn geen effecten voor de scheepvaart als gevolg van het uitvoeren van de dijkvernageling Lekdijk. 3.3.2 Natuur Uit de Natuurtoets (Witteveen+Bos, 2014) blijkt dat effecten van project Dijkvernageling Lekdijk op Natura 2000-gebieden en de ecologische hoofdstructuur kunnen worden uitgesloten. Er zijn geen beschermde planten of amfibieën aangetroffen in het projectgebied. 3.3.3 Recreatie Er zijn geen gevolgen voor recreatie voor het uitvoeren van de dijkvernageling Lekdijk. De werkzaamheden worden hoofdzakelijk uitgevoerd vanaf het middenterrein tussen de waterkering en de gracht van het voormalige kasteel. Het kan niet volledig uitgesloten worden dat de weg over de waterkering (Ringdijk) incidenteel kortdurend wordt afgesloten in verband met de werkzaamheden. Dit is alleen het geval als langere vrachtwagencombinaties de draai moeten maken naar het werkterrein. De wachttijd voor recreatieverkeer bedraagt in dat geval enkele minuten.
1
Arcadis, Ruimte voor de Lek, Basisrapport Geohydrologie en Kwel, 19 mei 2011, 074930474:D
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 10 van 19
3.3.4 Archeologie, cultuurhistorie en landschap Onder het thema cultuurhistorie worden de facetten historische geografie, historische steden)bouwkunde (monumenten) en archeologie verstaan. De historische geografische elementen en structuren in en om het plangebied hangen sterk samen met de historische stedenbouwkunde en archeologie en worden daarom als één geheel beschouwd. Het plangebied behoort tot het rijksbeschermde stadsgezicht Vianen. Het stadgezicht is rijksbeschermd vanwege de bijzondere historische stedenbouwkundige structuur binnen de vestinggrachten. Binnen het plangebied is wijzigen van de geometrie van de waterkering in principe 2 niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor beschermd monument. Daar de dijkvernageling geen wijziging van de geometrie van de waterkering tot gevolg heeft, zijn er geen effecten op het beschermde stadsgezicht en kan de maatregel zonder omgevingsvergunning voor beschermd monument worden uitgevoerd.. Aan teen van de dijk ligt een terrein van archeologische waarde dat is opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (monumentnummer 15360). Het betreft de resten van Kasteel Batestein, waarvan de bouw begonnen is omstreeks 1370. De gracht, de voormalige muur direct ten zuiden daarvan en het rondeel in de e noordwesthoek van het kasteelterrein, zie afbeelding 3-2, zijn een latere toevoeging uit de 16 eeuw (RAAP, 2014). Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Vianen (zie afbeelding 3-1) is het gebied ten zuiden van de gracht opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK historische kern), waar geen bodemingrepen zijn toegestaan. De gracht en omgeving zijn opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK). Ook hier zijn geen bodemingrepen toegestaan. De ingreep in het dijktalud geschiedt net ten noorden van het terrein met hoge archeologische waarde, dus is wel toegestaan.
Afbeelding 3-1.
Vianen, "Vyanen", Joan Blaeu, 1649 (noorden aan de linkerkant)
2
Het met meer dan 0,5 m afgraven op ophogen of het aanpassen van dijken of taluds zonder vergunning niet toegestaan
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 11 van 19
Afbeelding 3-2.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Vianen
Door de dijkvernageling zouden mogelijke archeologische resten in de dijk geraakt kunnen worden. Gezien de kleine verstoringsoppervlakte is dit effect echter gering. Er is geen aanvullend onderzoek nodig (RAAP, 2014). De dijknagels worden in de kern van de dijk geplaatst, het landschappelijke aanzicht van de dijk wijzigt hierdoor niet. 3.3.5 Landbouw Er zijn geen effecten voor de landbouw als gevolg van het uitvoeren van de dijkvernageling Lekdijk. 3.4 Conclusie toetsing doelstellingen Waterwet De uitvoering van dit plan is in overeenstemming met de doelstelling van de Waterwet. a. het plan heeft een positief effect ten aanzien van het voorkomen en beperken van overstromingen en zal niet leiden tot effecten ten aanzien van wateroverlast; b. het plan heeft geen effecten op de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; c. het plan heeft geen significante negatieve invloed op de maatschappelijke functies van het watersysteem.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 12 van 19
4
Wijze van uitvoering
4.1 Wijze van uitvoering: kaders en uitgangspunten De wijze waarop de benodigde werkzaamheden worden uitgevoerd voldoet aan de zorgplichtbepalingen zoals genoemd in artikel 6.8 en 6.9 van de Waterwet en artikel 6.15 van het Waterbesluit. In dit hoofdstuk wordt de wijze van uitvoering verder toegelicht. 4.2 Planologische inpassing en Besluit m.e.r. Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan ‘Binnenstad’ van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 6 juni 2013 (kenmerk NL.IMRO.0620.bp0009-VG01). De projectlocatie kent meerdere bestemmingen: enkelbestemming Groen; dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht; dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1; dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering; gebiedsaanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop; gebiedsaanduiding overig: zone b. Het vernagelen van de dijk is niet in strijd met het bestemmingsplan. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) geldt onder andere dat de volgende activiteit m.e.r-beoordelingsplichtig is: Activiteit 3.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken. De beoordeling van deze activiteit is gekoppeld aan het besluit inzake het projectplan Waterwet. Dit betekent niet dat deze activiteiten per definitie m.e.r.-plichtig zijn. Wel dient beoordeeld te worden of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn waardoor toch een milieueffectrapportage noodzakelijk is. De dijkvernageling Vianen is een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit conform categorie D3.2 van het Besluit m.e.r. Voor dit project is een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld. Op basis van deze aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag vastgesteld dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden als gevolg van dit project. De aanmeldingsnotitie en het besluit zijn als bijlage bij dit projectplan gevoegd. Voor het project is daarom geen milieueffectrapportage opgesteld. 4.3 Relatie met vergunningen Om het project te kunnen uitvoeren, is er een omgevingsvergunning voor bouwen noodzakelijk. Voor de gecoördineerde procedure wordt verwezen naar hoofdstuk 5. 4.4 Uitgangspunten dijkvernageling In navolgende paragrafen worden de uitgangspunten op hoofdlijnen beschreven zoals die voor de dijkvernageling techniek zijn gebruikt.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 13 van 19
4.4.1 Bodemopbouw De bodemopbouw is afgeleid uit de geotechnische lengteprofielen opgesteld door Wiertsema & Partners en indicatieve bodembeschrijving door Fugro (2014). Uit de evaluatie van de bodemopbouw wordt het volgende geconcludeerd: Er is een behoorlijke variatie in bodemopbouw over het te versterken traject. Over circa 50 tot 100 m bestaat het dijklichaam merendeels uit zand, over de overige 150 tot 200 m merendeels uit klei. De kern van het dijklichaam bestaat grotendeels uit zand en heeft een kleibekleding als afdekking. 4.4.2 Geometrie De geometrie van de dijk is vastgelegd in het maatgevend dwarsprofiel volgens het Voorontwerp VY055+50. Het buitentalud heeft een helling van 1:3. Het binnentalud is geprofileerd, dat wil zeggen dat het niet onder een constante helling is aangebracht, maar als het ware getrapt is opgebouwd. 4.4.3 Waterstanden De volgende waterstanden zijn aangehouden voor het dimensioneren van de waterkering: maatgevend hoogwater: MHW1996 + 1,0 m = NAP +7,2 m; hoogwater voor evaluatie nulsituatie: NAP +6,20 m; polderpeil binnendijks: zomerpeil NAP +1,00 m, winterpeil NAP +0,90 m. 4.4.4 Belastingen Op de kruin wordt een bovenbelasting van 13 kPa over een breedte van 2,5 m aangehouden conform Ontwerprichtlijn Damwanden en Ontwerp ‘niet bewezen’ constructieve dijkversterkingstechnieken. 4.5 Globale uitvoeringsplanning In april 2015 starten de werkzaamheden voor het installeren van de dijknagels. De werkzaamheden hebben een tijdsbeslag van maximaal 6 maanden. De werkzaamheden zijn beoogd in uiterlijk 2015 te worden afgerond. 4.6 Uitvoering en zorgplicht Bij het aanbrengen van grondnagels is grofweg het volgende materieel benodigd: een funderingsmachine met makelaar ten behoeve van het boren; een hulpkraan, dit is een hydraulische graafkraan met speciale adapter, om boorbuizen op te pakken en de nagels in te kunnen voeren; een groutcentrale voor het mengen en verpompen van cementgrout om de nagels te verbinden aan het grondlichaam. De dijkvernageling zal worden uitgevoerd in het talud van het dijklichaam (rood in afbeelding 4-1 ). Het materieel zal tijdelijk worden opgeslagen op een werkplaats (paars) en ten behoeve van de werkbaarheid zal een overkluizing worden geplaatst (blauw). De overkluizing is nodig om de machines over het ruggetje te laten rijden waarmee de fundamenten van Kasteel Batestein zichtbaar zijn gemaakt. Hiertoe wordt een zandlichaam aangelegd in het hele aangegeven gebied.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 14 van 19
overkluizing en werkstrook werkplaats werkgebied
Afbeelding 4-1 werkgebied
De aannemer is gehouden aan de zorgplicht zoals aangegeven in artikel 6.8 van de Waterwet, artikel 6.15 van het Waterbesluit en de artikelen 6.8 en 6.9 van de Waterregeling. 4.7 Kabels en leidingen Op basis van de oriëntatiemelding K&L blijkt dat alle kabels en leidingen in het projectgebied en de omgeving ervan buiten het invloedsgebied van de nagels liggen. De functionaliteit van alle bestaande kabels en leidingen in het projectgebeid kan gehandhaafd worden. Om te voorkomen dat (gewijzigde) kabels en leidingen beschadigd raken tijdens graafwerkzaamheden, zal voorafgaand een Wion-melding worden gedaan. 4.8 Natuur Negatieve effecten op vleermuizen kunnen worden voorkomen door niet voor zonsopkomst of na zonsondergang te werken met kunstmatige verlichting. De directe omgeving van het plangebied biedt nestgelegenheid aan algemeen voorkomende broedvogelsoorten. Werkzaamheden tijdens het broedseizoen (globaal van 15 maart-15 juli) kunnen deze vogels verstoren. Er wordt bij de werkzaamheden gewerkt op basis van het gedragscode Flora,- en Faunawet voor de Waterschappen, dit zal eventuele verstoring tijdens uitvoering van de werkzaamheden minimaliseren. 4.9 Bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, communicatie Bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie zijn als volgt nader uitgewerkt. Bereikbaarheid zal optimaal worden gewaarborgd door te werken van de berm in het middentalud en/of vanuit de teen van de dijk en niet zoals gebruikelijk bij dijkversterkingen vanuit de weg in de kruin van de dijk. Deze weg, die voornamelijk door fietsers en bestemmingsverkeer wordt gebruikt, blijft daarmee goed toegankelijk. Leefbaarheid wordt mede bepaald door hinder in de vorm van geluid en trillingen. Hoewel er in de directe nabijheid van de werklocatie geen belendingen staan, is met de oplossing dijkvernageling gekozen voor een geluids- en trillingsarme uitvoeringsmethode.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 15 van 19
Ook kent de uitvoeringsmethode aanzienlijk minder belasting voor het milieu. Naast minder materiaalverbruik, hoeven er ook geen tijdelijke sleuven te worden gegraven. Veiligheid is in belangrijke mate te beheersen door zo min mogelijk raakvlakken te creëren met de leefomgeving. Praktisch leidt het feit dat niet vanaf de weg gewerkt hoeft te worden al tot minimale beïnvloeding van de veiligheid. Het verkeer hoeft dus niet te worden omgeleid of met maatregelen te worden gescheiden van de werkzaamheden. Op het middenterrein zal binnen het hekwerk een centrale bouwfaciliteit voor opslag, keet en centrale werkzaamheden worden gecreëerd. De werkzaamheden aan de dijk zullen zowel mondeling als schriftelijk worden gecommuniceerd. Het dijkconsortium zal hiervoor een informatiebrochure samenstellen en op vastgestelde tijden kunnen omwonenden de projectleider benaderen voor mogelijke vragen. Indien blijkt dat hier behoefte aan is, zal er voor start uitvoering een informatiebijeenkomst georganiseerd worden. In de informatiebrochure zijn de contractgegevens van de contactpersoon van het dijkconsortium opgenomen, die tijdens de werkzaamheden beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen of het afhandelen van eventuele klachten.
4.10 Archeologie en cultuurhistorie In het Archeologisch onderzoek (RAAP, 2014) voor dit project is aantoonbaar gemaakt dat gezien de kleine verstoringsoppervlakte het effect op de archeologische waarden gering is. Dit omdat er geen significante bodemingrepen worden gepleegd en dat er niet wordt geroerd onder -0,3 m –mv (vanuit gemeentelijk beleid niet toegestaan). Voor de uitvoering van de werkzaamheden moet een overkluizing worden geplaatst. Door middel van berekeningen is aantoonbaar gemaakt dat het gewicht van de overkluizing en het in te zetten materieel geen schade veroorzaken aan de archeologische waarde. 4.11 Niet-gesprongen explosieven In het vooronderzoek Niet Gesprongen Explosieven is geconcludeerd dat het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van explosieven. Voor de start van de uitvoering wordt daarom een detectieonderzoek uitgevoerd. Conform 6.6.2.2 van de WSCS-OCE wordt het bevoegd gezag geïnformeerd over opsporingswerkzaamheden. In het geval van benaderingswerkzaamheden moet zij hier ook actief haar goedkeuring aan te verlenen (met een verklaring van geen bezwaar). 4.12 Beheer, onderhoud en monitoring Het beheer is het geheel aan activiteiten dat noodzakelijk is om te waarborgen dat de functies van de waterkering blijven voldoen aan vigerende Wet,- en regelgeving. Het onderhoud omvat alle activiteiten die nodig zijn de technische staat te behouden of te herstellen. De technische levensduur van de dijknagels is honderd jaar, dus het aanbrengen van de dijknagels zorgt niet voor een aanvullende onderhoudsinspanning ten opzichte van de huidige situatie. De werking van een dijknagel kan worden aangetoond tijdens een hoogwatersituatie. Gekozen is om glasvezelsensoren toe te passen, aangezien hiermee de rekken alsmede de vervorming nauwkeurig en effectief kunnen worden gemeten. Op basis van de te verkrijgen data zal de werking van de dijknagels nader worden geanalyseerd. 4.13 Keur en legger De waterstaatswerken zijn opgenomen in de leggers van het waterschap. De legger op de primaire waterkeringen geeft op hoofdlijnen aan waar de kernzone van de waterkering ligt, alsmede de richting, vorm, afmetingen en de constructie van de waterkering. Aan beide zijden van de waterkering ligt een beschermingszone met een totale breedte van 20 meter uit de kernzone. De buitenbeschermingszone buitendijks is de strook gelegen tussen de beschermingszone en het zomerbed van de rivier; binnendijks is dit een strook van 100 m gerekend vanaf de beschermingszone. Binnen deze zones is de keur van het waterschap van toepassing wat beperkingen voor het grondgebruik met zich mee brengt. Voor activiteiten als het aanleggen van een drainage of ontwateringsloten binnen de beschermingszone geldt een vergunningplicht.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 16 van 19
4.14 Toepassing bouwstoffen (BBK) Op basis van de resultaten uit het vooronderzoek naar de bodemkwaliteit is op basis van de vigerende wet,- en regelgeving (besluit bodemkwaliteit) besloten om geen aanvullend bodemonderzoek uit te laten voeren. Uitgangspunt is dat er geen sprake is van verontreiniging. Er hoeft maar een kleine hoeveel grond te worden verzet. Het gaat naar verwachting om ongeveer 3 10 m te ontgraven grond. 4.15 Grondverwerving Alle benodigde grond voor het uitvoeren van het project Dijkvernageling Lekdijk Vianen is in eigendom van Waterschap Rivierenland. Er hoeven dus geen gronden te worden verworven. 4.16
Uitvoeringsaspecten
4.16.1 Calamiteiten en ongewone gevallen De aannemer stelt alle direct belanghebbenden onmiddellijk op de hoogte van een voorval en de maatregelen die getroffen worden om de nadelige gevolgen te beperken. De aannemer houdt een logboek bij van alle ongewone voorvallen en calamiteiten. Dit logboek is op de projectlocatie aanwezig. 4.16.2 Voorkomen en beperken van nadelige gevolgen Om de overlast voor omwonenden en betrokkenen zoveel mogelijk te voorkomen, wordt voor de volgende aspecten aangegeven welke maatregelen de aannemer treft om hinder en nadelige gevolgen tijdens de uitvoering zoveel mogelijk te beperken.
Hinderlijk bouwverkeer Er zijn circa 18 vrachtwagenbewegingen nodig om het materiaal te vervoeren. Er zijn circa 8 vrachtwagenbewegingen nodig om het materieel aan te voeren. De vrachtwagens rijden via de lokale wegen. Het totaal van 26 vrachtwagenbewegingen over een periode van maximaal 6 maanden leidt dus niet tot een significante toename in intensiteit van verkeersbewegingen en niet tot aanvullende hinder of overlast. Het materiaal wordt op het terrein gebracht via de werkplaats aan de Ringdijk bij de parkeerplaats aan de oostelijke zijde van het plangebied.
Geluid en trillingen Bij het installeren van de dijkvernageling wordt zeer beperkte hinder door geluid en trillingen verwacht. Door de gebruikte boortechniek worden geluid en trillingen tot een minimum beperkt en door de beperkte grootte van het materiaal wordt eventuele overlast verder gereduceerd. Behoudens het normale machinegeluid wordt bij boorwerkzaamheden nauwelijks geluid geproduceerd. Het machinegeluid betreft circa 100 dBa brongeluid. Ter plaatse van bestaande constructies (kunstwerken, gebouwen) en andere vervormingsgevoelige objecten, zoals kabels en leidingen is de bewaking van de vervormingen en trillingen noodzakelijk. Hierdoor kan het risico op schade aan de gevoelige objecten tijdig worden onderkend en kan actie worden ondernomen. Voor het beschouwde dijktracé gelden de volgende mogelijk kwetsbare objecten: aan de oostzijde van het tracé staat een pand mogelijk binnen de invloedszone van het werk. Bij het monitoren van de omgevingsbeïnvloeding dient onderscheid te worden gemaakt tussen: deformaties op maaiveldniveau; deformaties in de ondergrond; trillingen/geluidsoverlast. Het meten van deformaties op maaiveldniveau wordt gedaan met inmetingen voor en na plaatsing van de nagels en wordt gebruikt ter controle van deformaties van de belendingen.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 17 van 19
Voor metingen van horizontale deformaties in de ondergrond kunnen hellingmeetbuizen worden gebruikt, deze zullen met name voor de vervormingen van eventuele kabels en leidingen worden toegepast. Afhankelijk van de ligging van de kabels en leidingen kunnen horizontale deformaties worden gemeten door het plaatsen van hellingmeetbuizen aan weerszijden van de kabel of leiding waar de hoogste deformaties zijn te verwachten. Indien het mogelijk is om meetpunten op de leiding of kabel te plaatsen, heeft het voorkeur om hier de optredende deformaties mee te bepalen. Bij het installeren van de nagels zullen trillingsmetingen worden uitgevoerd. In dit geval op het pand aan de oostzijde van het tracé. Hoewel dit bij installatie van ankers c.q. nagels normaliter niet wordt gedaan, is het voor dit project wel opgenomen. Tevens worden enkele geluidsmetingen uitgevoerd.
Bereikbaarheid bewoners en bedrijven Op de kruin van de dijk bevindt zich een smalle weg, deze wordt tijdens de werkzaamheden niet afgesloten omdat de werkzaamheden vanaf het aangrenzende perceel aan de teen van de dijk worden verricht. De bereikbaarheid van bewoners en bedrijven is dus gewaarborgd.
4.16.3
Schade en schadevergoeding
Uitvoeringsschade Het waterschap en de aannemer streven ernaar uitvoeringsschade zoveel mogelijk te voorkomen. Helaas is dat niet altijd mogelijk. Het is niet geheel uit te sluiten dat uitvoering van de dijkversterking (uitvoerings)schade veroorzaakt. Al wordt de kans hierop als klein ingeschat. Dit omdat er geen bebouwing in de directe nabijheid van het projectgebied staat. Om te kunnen vaststellen of schade het gevolg is van de uitvoering van de dijkversterking, worden ruim voor de start van de werkzaamheden in de gevels van panden binnen de invloedssfeer van de dijkversterking meetboutjes aangebracht. Verder wordt van deze panden voor aanvang van het werk een bouwtechnische (voor)opname gemaakt. Door middel van de geplaatste meetboutjes, het bouwtechnisch (voor)opnamerapport en het na afloop van het werk (na schademelding) op te stellen eindopnamerapport, kan de relatie tussen opgetreden schade en de dijkversterking worden vastgesteld en wordt door een schadedeskundige de hoogte van de schade bepaald. Meer informatie over de afhandeling van de schade is te vinden op de website van het waterschap (www.waterschaprivierenland.nl) of in de schadebrochure. Deze brochure kan bij het waterschap worden opgevraagd.
Nadeelcompensatie Voor schade die een gevolg is van (op zichzelf rechtmatige) besluiten of rechtmatig feitelijk handelen, kunnen belanghebbenden een verzoek tot schadevergoeding bij het waterschap doen op grond van het bepaalde in artikel 7.14 van de Waterwet. Een belanghebbende komt voor een vergoeding in aanmerking, voorzover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voorzover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins verzekerd is. Voorbeelden van nadelen die voor (geheel of gedeeltelijke) vergoeding in aanmerking komen zijn: waardevermindering van gronden en opstallen, inkomensschade en kosten van onder meer schadebeperkende maatregelen. Verzoeken of aanvragen voor nadeelcompensatie worden conform de Verordening schadevergoeding Waterschap Rivierenland afgehandeld. Deze regeling kan worden geraadpleegd op de website van het waterschap (www.waterschaprivierenland.nl >digitaal loket >regelgeving >schadevergoeding.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 18 van 19
5
Procedure en rechtsbescherming
Dit besluit is tot stand gekomen met toepassing van de procedureregels paragraaf 2 van hoofdstuk 5 Waterwet (artikelen 5.5 – 5.14). De voorbereiding en bekendmaking van de besluiten ter uitvoering van het project ‘Dijkvernageling Lekdijk Vianen’ worden gecoördineerd. De coördinatie heeft tot doel de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten voor het project af te stemmen en gelijktijdig te laten plaatsvinden. Op grond van artikel 5.8 Waterwet bevorderen Gedeputeerde Staten de besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van het projectplan. Op grond van artikel 5.7 Waterwet behoeft het projectplan goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Op de vaststelling van het projectplan en de uitvoeringsbesluiten is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met alle betrokken bestuursorganen respectievelijk bevoegde gezagen heeft een afstemmingsoverleg en een vooroverleg plaatsgevonden. De coördinatie heeft betrekking op de volgende besluiten: Provincie: Goedkeuringsbesluit GS M.e.r - beoordeling Waterschap Rivierenland: (Ontwerp)Projectplan Waterwet. Gemeente: Omgevingsvergunning voor activiteit bouwen. De coördinatie heeft betrekking op alle definitieve vergunningen, de zogenoemde hoofdvergunningen. De uitvoeringsgerelateerde vergunningen worden door middel van de zelfstandige procedures aangevraagd en beschikt. Het projectplan op grond van artikel 5.4 lid 1 van de wet is genoemd in de bijlage bij artikel 1.1 van de Crisis- en herstelwet, zodat de bepalingen in hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet hierop van toepassing zijn. Het Ontwerp Projectplan Waterwet wordt door het dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland vastgesteld en toegezonden aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. De provincie legt het ontwerpprojectplan en de ontwerpvergunning(en) gedurende een termijn van 6 weken ter inzage. Binnen deze termijn kan eenieder een zienswijze indienen op het ontwerpprojectplan en/of de ontwerpvergunning(en). Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland stelt vervolgens het projectplan vast, met in acht name van de ingediende zienswijzen. Het vaststellingsbesluit van het algemeen bestuur behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van Utrecht. Na goedkeuring door GS wordt het goedkeuringsbesluit door de provincie bekend gemaakt en kan een ieder die op het ontwerpprojectplan een zienswijze heeft ingediend, bij de
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 19 van 19
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep tegen het goedkeuringsbesluit of de verleende vergunning(en) instellen.
GM-0137002, revisie D2.0 Pagina 20 van 19
Bijlage 1
MER aanmeldingsbesluit
GM-0137002, revisie D2.0
Waterschap Rivierenland
Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. ALGEMEEN 1.1. Inleiding 1.2. Aanleiding en kader 1.2.1. M.e.r.-beoordeling 1.2.2. Projectplan Waterwet 1.2.3. Vergunningen 1.3. Leeswijzer
1 1 2 2 3 4 4
2. KENMERKEN VAN HET PROJECT 2.1. Doel van de activiteit 2.2. Aard en omvang activiteit 2.3. Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder 2.4. Beheer en onderhoud 2.5. Beschrijving autonome ontwikkelingen
5 5 5 6 9 9
3. PLAATS VAN HET PROJECT 3.1. Karakteristiek van het gebied en omgeving en grondgebruik 3.2. Natuurlijk milieu 3.2.1. Natuur 3.2.2. Landschap
11 11 12 12 13
4. KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN 4.1. Natuur 4.2. Landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) 4.3. Bodem en water 4.4. Gebruiksfuncties
19 19 20 21 21
5. BEOORDELING 5.1. Kenmerken van het project 5.2. Plaats van het project 5.3. Kenmerken van de potentiële effecten 5.4. Conclusie en advies
23 23 23 23 23
6. REFERENTIES
25
laatste bladzijde
25
BIJLAGEN I Addendum effectbeoordeling terugvaloptie
aantal blz. 6
1.
ALGEMEEN
1.1.
Inleiding In 1993 en 1995 hadden de Rijn en de Maas te kampen met zeer hoge waterstanden. Naar aanleiding van deze hoge waterstanden is gebleken dat de Rijntakken en de (bedijkte) Maas grotere hoeveelheden water af moeten kunnen voeren dan de hoeveelheid waarmee tot dusver rekening is gehouden. Hiervoor is het Programma Ruimte voor de Rivier gestart. Omdat ook de dijken op de meeste plaatsen hierdoor niet aan de wettelijke veiligheidsnorm tegen overstromen voldoen, zijn maatregelen nodig, zo ook bij de Lekdijk bij Vianen. De maatregel die bij Vianen moet worden genomen maakt onderdeel uit van het project Ruimte voor de Rivier Lek. De Ringdijk of Lekdijk ten noordwesten van het stadscentrum van Vianen heeft de functie van primaire waterkering langs de rivier Lek. Over een lengte van ongeveer 250 m (rode lijn in afbeelding 1.1) is de stabiliteit binnenwaarts van de dijk voor de toekomst onvoldoende. Dit deel van de dijk moet worden versterkt om de stabiliteit van de dijk weer te laten voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen. Aan de binnenzijde van het afgekeurde dijktraject liggen de historische stadsgracht en het voormalige kasteelterrein Batestein. Deze situatie maakt het complex om met behoud van de bestaande waarden de stabiliteit traditioneel te versterken. Als alternatief voor de traditionele versterkingsmaatregel met een binnendijkse grondberm heeft Waterschap Rivierenland gekozen voor een innovatieve oplossing: dijkvernageling. Het projectgebied van de dijkversterking (dijkring 16) ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad in de gemeente Vianen, provincie Utrecht. Afbeelding 1.1. Projectlocatie
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
1
1.2.
Aanleiding en kader Het vereiste veiligheidsniveau voor de Lek moet uiterlijk in 2015 in overeenstemming zijn gebracht met de maatgevende Rijnafvoer van 16.000 m³/s bij Lobith. Voor het project Dijkvernageling Lekdijk geldt geen doelstelling ten aanzien van verlaging van de waterstand bij MHW (maatgevend hoogwater). Wel moet de dijk aan de maatgevend omstandigheden voldoen. Hierop is de dijk afgetoetst. Het faalmechanisme voor de te versterken waterkering is macro-instabiliteit. In afbeelding 1.2 wordt dit principe geïllustreerd. Afbeelding 1.2. Macro-instabiliteit
Macro-instabiliteit is te omschrijven als een faalmechanisme waarbij het binnentalud van een waterkering bezwijkt door een hoge waterstand die zich in de dijk heeft opgebouwd. Door de hoge waterdruk wordt de sterkte van de grond verkleind en schuift het binnentalud af. Wanneer de dijkverbetering niet zou plaatsvinden, neemt de kans op het falen van de dijk toe. Als gevolg hiervan kan een overstroming optreden met grote maatschappelijke en economische schade als gevolg. 1.2.1.
M.e.r.-beoordeling De dijkvernageling Vianen is een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit conform categorie D3.2 van het Besluit m.e.r. De m.e.r.-beoordelingsplicht is gekoppeld aan het (ontwerp) Projectplan Waterwet (zie paragraaf 1.2.2). Als gevolg hiervan moet op grond van de Wet milieubeheer worden beoordeeld of vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die het project voor het milieu kan hebben, het opstellen van een Milieueffectrapport (MER) noodzakelijk is. Het doel van de m.e.r.-beoordeling is om te beoordelen of de geplande activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het bevoegd gezag legt dit vast in een m.e.r. beoordelingsbesluit. Het houdt bij zijn beslissing rekening met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria. De criteria hebben betrekking op (zie ook kader, bijlage III van de Europese richtlijn): 1. kenmerken van het project; 2. plaats van het project; 3. kenmerken van het potentiële effect.
2
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Bijlage III van de Europese richtlijn 1. Kenmerken van de projecten Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen: -
de omvang van het project;
-
de cumulatie met andere projecten;
-
gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
-
de productie van afvalstoffen;
-
verontreiniging en hinder;
-
risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
2. Plaats van de projecten Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen: -
het bestaande grondgebruik;
-
relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
-
het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden: ⋅
wetlands;
⋅
kustgebieden;
⋅
berg- en bosgebieden;
⋅
reservaten en natuurparken;
⋅
gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn);
⋅
gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden;
⋅
gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid;
⋅
landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.
3. Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
1.2.2.
-
het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
-
het grensoverschrijdende karakter van het effect;
-
de waarschijnlijkheid van het effect;
-
duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
Projectplan Waterwet Voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk (waterkering) moet de beheerder, Waterschap Rivierenland, een projectplan vaststellen. De te volgen procedure hiervoor is vastgelegd in de Waterwet. In een projectplan Waterwet worden tenminste de volgende aspecten omschreven: - welke maatregelen worden voorgesteld voor de aanleg, versterking of verlegging van de primaire waterkering; - hoe nadelige gevolgen ongedaan kunnen worden gemaakt of beperkt; - hoe de verschillende belangen worden gewaarborgd. Na vaststelling van het projectplan door het waterschap moet het projectplan nog worden goedgekeurd door de provincie. Op grond van artikel 5.8 van de Waterwet geldt er in deze gevallen een verplichting tot coördinatie van de procedures.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
3
1.2.3.
Vergunningen Voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk (waterkering) dienen diverse vergunningenaanvragen te worden opgesteld. Het waterschap Rivierenland heeft al een vergunningeninventarisatie laten uitvoeren waarin een overzicht wordt gegeven van de benodigde vergunningen en de bijbehorende procedures. De besluiten worden gecoördineerd voorbereid door de provincie Utrecht.
1.3.
Leeswijzer Voorliggende Aanmeldingsnotitie bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 gaat in op de kenmerken van het project. Hoofdstuk 3 geeft een analyse van de omgeving. Hoofdstuk 4 beschrijft de mogelijke effecten van de dijkvernageling gekoppeld aan de bestaande functies en waarden in de omgeving. Hoofdstuk 5 bevat de conclusie t.a.v. de m.e.r. plicht. Aan het einde van de Aanmeldingsnotitie is een literatuurlijst opgenomen. Afbeelding 1.3. Plangebied
4
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
2.
KENMERKEN VAN HET PROJECT
2.1.
Doel van de activiteit Het doel van de voorgenomen activiteit is het realiseren van de veiligheid tegen overstroming van dijkring 16 op basis van de in de Waterwet vastgestelde veiligheidsnorm van 1 op 2.000 jaar. Het betreft een tracé van circa 250 m. Hiermee wordt de kans op maatschappelijke en economische schade als gevolg van overstroming teruggebracht tot het wettelijke niveau. Wanneer een dijk versterkt wordt, dan wordt dat op zodanige wijze gedaan dat niet over een paar jaar weer een dijkverbetering nodig is. Bij het ontwerp moet rekening gehouden worden met de op dat moment geldende wettelijke norm en de te verwachten ontwikkelingen in waterstand. Ook wordt nog een toeslag voor onzekerheden opgenomen. De versterking van de dijk raakt belangen van bewoners en andere partijen. Allereerst de gebruikers van de dijk en de mensen die er gronden bezitten. Verder zijn de Provincie Utrecht, de Gemeente Vianen en Rijkswaterstaat betrokken bij dit project. Maar ook organisaties op het gebied van natuur- en cultuurbehoud. Het Waterschap Rivierenland houdt rekening met de belangen van deze mensen en partijen.
2.2.
Aard en omvang activiteit De voorgenomen activiteit betreft het realiseren van een versterkte dijk die, volgens de huidige norm en inzichten, tot minimaal 2065 weer voldoet aan de veiligheidseisen. Hiervoor zal de methode van dijkvernageling worden toegepast. Dijkvernageling is een innovatieve techniek. Met dijkvernageling wordt als het ware het grondlichaam gewapend en tevens verankerd aan de diepere ondergrond. Voor wat betreft toekomstvastheid is de dijkvernageling uitbreidbaar met extra nagels. Afbeelding 2.1. Illustratie dijkvernageling
De dijkvernageling bestaat uit het verankeren van het binnendijkse grondmassief door toepassing van trekelementen. Dat zijn nagels met een groutomhulling die volgens een bepaald stramien en onder een geschikte hoek op het binnendijkse talud ingebracht worden. Voor het boren van de nagels wordt spoelwater toegepast.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
5
Uitgegaan wordt van stalen buisnagels met een lengte van circa 18 meter en op een onderlinge afstand van circa 2 meter telkens 3 nagels onder elkaar (375 nagels in totaal). De diameter is circa 60 cm inclusief het groutlichaam. Voor het aanbrengen van de nagels wordt geen teellaag verwijderd. De nagels zijn grondverdringend, er komt zo goed als geen grond naar boven. Ze gaan tot een diepte van circa NAP - 5 m. Ze blijven zo boven de pleistocene lagen (zand) in de ondergrond. Met een oppervlak van 0,177 m 2 per nagel zal in het werkgebied een bodemverstoring plaatsvinden met een oppervlak van ongeveer 66 m 2. Afbeelding 2.2. Plangebied
overkluizing en werkstrook werkplaats werkgebied
In het bestemmingsplan zijn de beschermingszones van de Lekdijk opgenomen conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat voor de dijk en bijbehorende beschermingzones beperkingen gelden voor activiteiten die een belemmering kunnen zijn voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering. Deze zones wijzigen niet, want de dijk wordt niet opgehoogd of verbreed. Er is geen extra ruimtebeslag nodig voor het versterkte dijklichaam. De weg en de sloot blijven behouden, de grasbekleding blijft liggen of wordt hersteld. 2.3.
Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder De uitvoering heeft een geplande doorlooptijd van circa 3 maanden. De start van de uitvoering van de werkzaamheden is gepland in maart 2015. Volgens planning is de dijkverbetering gereed in mei 2015. Bij de uitvoering wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en Faunawet voor Waterschappen.
6
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Er zijn circa 26 vrachtwagenbewegingen nodig om het materiaal aan te vervoeren (nagels circa 120 ton, 60 m 2 grout en 60 m 3 water en aan- en afvoer materieel). De vrachtwagens kunnen rijden via de lokale wegen. Bij vervoer over water kan het materiaal tot de haven in Schoonhoven of Nieuwegein gebracht worden, waarna het alsnog per vrachtwagen wordt vervoerd. Gezien de kleine hoeveelheden materiaal is dit niet realistisch en niet verder onderzocht. Het materiaal wordt het terrein op gebracht via de werkplaats aan de Ringdijk bij de parkeerplaats aan de oostelijke zijde van het plangebied. Bij het aanbrengen van de nagels is het volgende materieel nodig: - een funderingsmachine met makelaar voor het boren van de nagels; - een hulpkraan op het talud om boorbuizen op te pakken en de nagels in te voeren; - een centrale om grout te mengen en te verpompen; - graafmachine of shovel voor het aanbrengen en verwijderen van de werkweg. Alleen bij start en einde werkzaamheden. Afbeelding 2.3. Inbrengen van de nagels
Naast het normale machinegeluid wordt bij boorwerkzaamheden nauwelijks geluid geproduceerd. Machinegeluid is circa 100dBa brongeluid. Een en ander is afhankelijk van de daadwerkelijke machine die gebruikt worden. Luchtvervuiling is er niet, behalve de uitlaatgassen van de machine. De dijkvernageling zal worden uitgevoerd op het talud van het dijklichaam (rood in afbeelding 2.2). Het materieel zal tijdelijk worden opgeslagen op een werkplaats (paars) en ten behoeve van de werkbaarheid wordt over het volledige tracé en de inrit een werkweg van circa 10 m breed met een overkluizing geplaatst (blauw). Deze breedte is nodig om met de kraan te kunnen staan en deze te kunnen passeren. Om de nagels te boren moet
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
7
recht achter elke nagel gestaan worden, waardoor de werkweg niet korter gemaakt kan worden. Ter plaatse van het voormalige kasteelrondeel wordt het ruggetje overkluisd. De dikte van het opgebrachte zandpakket wordt hier net zo hoog als het ruggetje, ongeveer 50cm. De overige dikte van het zandpakket op de werkweg is circa 10 cm, enigszins afhankelijk van de vlakte van het terrein en het toegepaste type kraan. Bij het boren komt er aan de bovenzijde van de pijp en rondom de pijp modder omhoog. In verband met het talud zal deze modder in de sloot lopen. Enige vertroebeling is niet uit te sluiten, een deel van het spoelwater van het boren komt in de sloot met wat klei en zanddelen. Als het niet mogelijk is om de werkweg aan te leggen vanwege negatieve effecten op archeologische waarden, dan moeten de sloot tijdelijk gedempt worden. Er zal dan een doorvoerbuis ingegraven worden om stroming van de sloot te garanderen. Dat is bij de inrit nu ook al het geval. Als de sloot gedempt wordt, zal er ter plaatse van de demping geen materiaal in het water lopen. Als op deze manier gewerkt kan worden, dan is er geen afsluitding van de weg op de dijk nodig. Wel kan verkeershinder optreden als een enkele langere vrachtwagen de oprit op moet rijden. In het algemeen kan worden gesteld dat de techniek van dijkvernageling een kleiner risicoprofiel heeft dan vele andere innovatieve technieken voor dijkversterking. Dit komt door de kleinschaligheid van de boringen. De werkzaamheden aan de dijk zullen zowel mondeling als schriftelijk worden gecommuniceerd met de omgeving. Het dijkconsortium zal hiervoor een informatiebrochure samenstellen. Daarnaast kunnen omwonenden of gebruikers van de dijk de projectleider op vastgestelde tijden benaderen bij eventuele vragen. Indien hieraan behoefte blijkt zal er voor start uitvoering een informatiebijeenkomst worden georganiseerd waarin een toelichting wordt gegeven over de uitvoeringsduur en werkzaamheden. In de informatiebrochure zijn de contactgegevens van de contactpersoon van het dijkconsortium opgenomen, die ten tijde van de werkzaamheden beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen of het afhandelen van eventuele klachten. Als de werkmethoden worden aangepast naar aanleiding van onderzoek naar nietgesprongen explosieven, dan moet hierbij rekeningen gehouden worden met eventuele gevolgen voor archeologische waarden. Dat is in onderhavig onderzoek niet meegenomen.
8
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Afbeelding 2.4. Inbrengen van de nagels, in dit geval vanaf de dijk zelf
2.4.
Beheer en onderhoud Het huidige beheer en onderhoud wordt na de dijkversterking gehandhaafd. Dat betekent dat zo nu en dan gemaaid wordt en de sloot geschoond. In de effectbeoordeling is dit niet meegenomen, omdat er geen veranderingen zijn ten opzichte van de huidige situatie.
2.5.
Beschrijving autonome ontwikkelingen In de omgeving worden verschillende waterveiligheidsprojecten uitgevoerd. Aan de westzijde van het project dijkvernageling Vianen zijn de volgende dijkversterkingen onderhanden: Schoonhovenseveer - Langerak, Kinderdijk - Schoonhovenseveer en ten oosten van dijkvernageling Vianen dijkversterking Hagestein - Opheusden. Deze zijn meegenomen in de beoordeling voor cumulatieve effecten.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
9
10
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
3.
PLAATS VAN HET PROJECT
3.1.
Karakteristiek van het gebied en omgeving en grondgebruik Het plangebied ligt in het rivierengebied, gekenmerkt door hoge zandige oeverwallen en stroomruggen. Ten noorden en westen van het plangebied ligt de Mijnsheerenwaard, een uiterwaard van de Lek, die belangrijk is voor landbouw en ecologische hoofdstructuur. Het plangebied ligt in de noordwesthoek van de historische binnenstad van Vianen. Binnen het plangebied ligt de primaire waterkering waarop ‘de Ringdijk’ ligt, een lokale weg. Het binnendijkse deel maakt deel uit van het stedelijke gebied. Het plangebied strekt zich naar het oosten uit tot een parkeerplaats (‘Bij de watertoren’), vanaf waar het plangebied vanaf de dijk betreden kan worden. Het binnendijkse plangebied binnen de watergang is grotendeels bestemd als groen, een klein deel als agrarisch, de watergang als water. Daarnaast heeft het plangebied een functie als evenemententerrein. De dijk heeft een waterstaatsbestemming. Afbeelding 3.1. Topografische kaart plangebied en omgeving
Aan de dijkteen ligt een watergang, een restant van een oude stadsgracht uit vermoedelijk de 16e eeuw (RAAP, 2014). De watergang volgt de contouren van een voormalige kasteelmuur met in het noordwesten een rondeel. Het betreft de resten van kasteel Batestein, ter plaatse vermoedelijk eveneens uit de 16e eeuw. Het overige gebied is ingezaaid met gras. De muurfundamenten zijn inzichtelijk gemaakt door een opgeworpen walletje. Langs de fundamenten loopt een wandelpad. De cultuurhistorische waarden zijn opgenomen in het bestemmingsplan.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
11
3.2.
Natuurlijk milieu In bijlage III van de EU-richtlijn milieubeoordeling projecten wordt gevraagd om het opnamevermogen op te nemen van het natuurlijke milieu, met in bijzonder aandacht voor verschillende typen gebieden, zoals ‘wetlands’, Natura 2000-gebieden, natuurparken en landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. Hieronder wordt ingegaan op ecologische waarden in het plangebied. Ook wordt ingegaan op de waarde van het landschap en cultuurhistorische waarden (inclusief archeologie).
3.2.1.
Natuur Natura 2000 Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Uiterwaarden Lek (beschermd volgens de Europese habitatrichtlijn), Zouweboezem (vogel- en habitatrichtlijn) en het Lingegebied & en Diefdijk-Zuid (habitatrichtlijn) die respectievelijk op 5.8, 6.9 en 7.6 km van het plangebied liggen (zie afbeelding 3.1, synbiosys.alterra.nl). Op basis van de onderlinge afstand tussen het plangebied en deze Natura 2000-gebieden en de kleinschalige aard van de werkzaamheden worden negatieve effecten van het voornemen op de instandhoudingsdoelen bij voorbaat uitgesloten. Ook van de cumulatie van negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden in het kader van ‘Ruimte voor de Lek’ is geen sprake. Er wordt daarom niet nader ingegaan op de kenmerken van deze gebieden. Beschermde natuurmonumenten Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een beschermd natuurmonument. Het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument betreft de Raaphof ten zuiden van Bunnik. De onderlinge afstand bedraagt 10 km waardoor negatieve effecten uitgesloten kunnen worden. Dit geldt ook voor een eventuele cumulatie van effecten van het ‘Ruimte voor de Lek’-project. Er wordt daarom hier niet nader ingegaan op de kenmerken van dit gebied. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het plangebied grenst aan de noordkant van de Ringdijk aan de EHS (zie afbeelding 3.2, provincie Utrecht). Dit onderdeel is aangeduid als bestaande natuur, en betreft het beheertype ‘botanisch waardevol grasland’. Beschermde soorten In het plangebied of de directe omgeving zijn mogelijk de volgende soorten aanwezig (Witteveen+Bos, 2014): - vaatplanten, licht beschermd; - grondgebonden zoogdieren, licht beschermd; - vleermuizen, foerageergebieden, vliegroutes, meerder soorten; - vogels, broedbiotoop; - vissen, kleine modderkruiper en bittervoorn (tabel 2); - amfibieën, licht beschermd.
12
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Afbeelding 3.2. Overzicht Natura 2000 en EHS-gebieden (provincie Utrecht)
3.2.2.
Landschap Het plangebied ligt in het rivierengebied, gekenmerkt door hoge zandige oeverwallen en stroomruggen. Tussen deze hogere gronden liggen lage kleiige kommen met veen. In het plangebied bevinden zich de oeverafzettingen van de rivier Lek die vanaf de Romeinse tijd (12 vC) actief is. Vanaf 1000 nC concentreerde zich op de hogere randzones langs de
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
13
rivieren de bewoning zich in kleine nederzettingen, zoals ook het middeleeuwse marktstadje Vianen. Landschapstype en -structuur Het plangebied ligt direct aan het gebied de Lekzone, onderdeel van het nationaal landschap het Groene Hart. De grens ligt op de dijk, op de buitendijkse zijde van de weg. Het gebied wordt gekenmerkt door een open zone rond een brede rivier met beroepsvaart, ingekaderd door forse, parallel lopende dijken, met een meer besloten binnendijkse zone van bebouwingslinten en een mozaïek van landgebruik. Het plangebied ligt binnen het stedelijke gebied. Binnen het plangebied bestaat de landschappelijke structuur uit de noordwestelijke uitstulping in de oudere stadsgracht, gevormd door de dijk met weg en de gracht. Deze structuur hangt samen met het voormalige kasteel Batestein. Ruimtelijk-visuele kenmerken Belangrijke ruimtelijke-visuele kenmerken is het zicht vanaf de dijk over de open ruimte van de uiterwaard en het zicht op de historische binnenstad. Op de ruimtelijke kwaliteitskaart van de gemeente Vianen is de kwaliteit van de openbare ruimte in samenhang met de bebouwing en het groen aangegeven. Hieruit blijkt (zie afbeelding 3.3) dat drie elementen binnen het plangebied worden gewaardeerd (Dröge, 2012): - de weg Ringdijk heeft een positieve waardering; - de stadsgracht wordt gewaardeerd als belangrijk openbaar water; - het binnendijkse gebied wordt gewaardeerd als belangrijk stedelijk groen. Afbeelding 3.3. Uitsnede ruimtelijke waarderingskaart
Cultuurhistorie Onder het thema cultuurhistorie worden de facetten historische geografie, historische steden)bouwkunde (monumenten) en archeologie verstaan. De historische geografische elementen en structuren in het om het plangebied hangen sterk samen met de historische stedenbouwkunde en archeologie en wordt daarom gecombineerd daarmee behandeld.
14
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Het plangebied behoort tot het rijksbeschermde stadsgezicht Vianen. Het stadgezicht is rijksbeschermd vanwege de bijzondere historische stedenbouwkundige structuur binnen de vestinggrachten. Binnen het plangebied is het met meer dan 0,5 m afgraven op ophogen of het aanpassen van dijken of taluds zonder vergunning niet toegestaan. Aan teen van de dijk ligt een terrein van archeologische waarde dat is opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (monumentnummer 15360). Het betreft de resten van kasteel Batestein, waarvan de bouw begonnen is omstreeks 1370. De gracht, de voormalige muur direct ten zuiden daarvan en het rondeel in de noordwesthoek van het kasteelterrein, zie afbeelding 3.4, zijn een latere toevoeging uit de 16e eeuw (RAAP, 2014). Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Vianen (zie afbeelding 3.5) is het gebied ten zuiden van de gracht opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK historische kern), waar geen bodemingrepen zijn toegestaan. De gracht en omgeving zijn opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (AMK). Ook hier zijn geen bodemingrepen toegestaan. Afbeelding 3.4. Vianen, ‘Vyanen’, Joan Blaeu, 1649 (noorden aan de linkerkant)
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
15
Afbeelding 3.5. Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Vianen
Bodem en water Het bodemtype was vermoedelijk oorspronkelijk kalkhoudende ooivaaggronden op een relatief jonge stroomrug. Grote delen zijn echter in de middeleeuwen bebouwd of vergraven. Er zijn geen aardkundige waarden benoemd in het plangebied. Voor de gemeente Vianen is een regionale bodemkwaliteitskaart opgesteld. Ten zuiden van het plangebied heeft een bodemsanering plaatsgevonden. De gracht is onderdeel van de waterhuishouding. Gebruiksfuncties Ten zuiden van het plangebied langs het Hofplein liggen verschillende woningen. Aan de oostkant van het plangebied ligt een meerjaarlijkse tijdelijke parkeerplaats. Ten oosten hiervan bevinden zich gebouwen met een bedrijfsfunctie. Het binnendijkse plangebied binnen de watergang is grotendeels bestemd als groen, een klein deel als agrarisch, de watergang als water. Daarnaast heeft het plangebied een functie als evenemententerrein. Uit het bestemmingsplan (2010) en de structuurvisie (2013) van Vianen blijkt dat het plangebied wordt gezien als inbreidingslocatie. Gezien de uitkomsten van een cultuurhistorische effectrapportage en archeologische beperkingen heeft de gemeente geconcludeerd dat eerdere woningbouwplannen op deze locatie niet haalbaar waren. Op 12 januari 2010 heeft de gemeenteraad daarom besloten het Hofplein te ontwikkelen als cultuurhistorisch gebied met hoogstens enkele woningen. Ten zuiden van het plangebied zal op een vergelijkbare wijze het gebied Blauwpoort ontwikkeld worden.
16
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Afbeelding 3.6. Inbreidingslocaties uit structuurvisie Vianen
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
17
18
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
4.
KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN De mogelijke effecten (bijvoorbeeld vernietiging, doorsnijding, verstoring en veranderingen bodemomstandigheden) worden hier besproken per relevant thema.
4.1.
Natuur Voor Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten worden geen effecten verwacht, omdat deze gebieden te ver weg liggen (Witteveen+Bos, 20141), zoals in hoofdstuk 3 is uitgelegd. De werkzaamheden vinden aan de rand van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) plaats, daarnaast zijn er beschermde soorten aanwezig. Op deze aspecten wordt hieronder ingegaan. Ecologische hoofdstructuur De werkzaamheden vinden buiten de EHS plaats. Directe effecten zijn daarom uit te sluiten en bij dit criterium hoeft wettelijk niet getoetst te worden op externe werking. Doordat effecten van de dijkvernageling op de EHS zijn uit te sluiten, is ook van de cumulatie van negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden in het kader van aangrenzende dijkversterkingen geen sprake. Directe als indirecte effecten zijn zodoende uit te sluiten. Beschermde soorten De resultaten voor beschermde soorten zijn in de onderstaande tabel weergegeven (zie tabel 4.1). Tabel 4.1. Overzicht van de mogelijk aanwezige beschermde soorten en de consequenties inzake de Flora- en faunawet soortgroep
beschermde soorten
kans op overtreding
in het plangebied of
verboden Ffw
gevolgen
ontheffing aanvragen Ffw
directe omgeving aan wezig vaatplanten
ja, mogelijk zijn licht
ja
geen
nee, vrijstelling
geen, wel
nee, vrijstelling
beschermde soorten aanwezig grondgebonden
ja mogelijk zijn licht
zoogdieren
beschermde soorten
ja
zorgplicht
aanwezig vleermuizen
ja, in of nabij
nee, mits negatieve
mitigerende
nee, verkrijgen van een
plangebied zijn
effecten worden
maatregelen
ontheffing is niet mogelijk
mogelijk
voorkomen door het
treffen ter
voor het verstoren van
foergaeergebied en
gebruik van
voorkoming van
vleermuizen zonder een
vliegroutes van
kunstmatige verlichting
effecten
belang uit de HR,
mogelijk meerdere
te voorkomen
vleermuissoorten
effecten dienen voorkomen te worden
aanwezig
1
Het conceptrapport is nog niet voorgelegd aan het bevoegd gezag.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
19
soortgroep
beschermde soorten
kans op overtreding
in het plangebied of
verboden Ffw
gevolgen
ontheffing aanvragen Ffw
directe omgeving aan wezig vogels
ja, de omgeving van
ja, indien broedende
werken buiten
nee, voor het verstoren
het plangebied biedt
vogels worden
broedseizoen
van broedende vogels
geschikt broedbiotoop
verstoord
of werkzaam-
kan in het kader van dit
aan algemeen
heden voor het
project geen ontheffing
voorkomende soorten
broedseizoen
worden verleend,
starten en
effecten dienen
onafgebroken
voorkomen te worden
voortzetten vissen
ja, aanwezigheid van
nee
geen
nee
de kleine modderkruiper en bittervoorn is niet uit te sluiten reptielen
nee
nee
geen
nee
amfibieën
ja, licht beschermde
ja
geen, wel
nee, vrijstelling
(tabel 1) soorten
zorgplicht
kunnen voorkomen dagvlinders,
nee
nee
geen
nee
libellen en overige ongewervelden
De werkzaamheden zullen plaatsvinden buiten het broedseizoen (dit met risico dat sommige vogels tot in september kunnen broeden) of worden gestart voor het broedseizoen en onafgebroken worden doorgewerkt. Het plangebied kan voorafgaand en tijdens het broedseizoen wekelijks worden gemaaid om broedgevallen te voorkomen. Er wordt geen gebruik gemaakt van kunstverlichting. Dit zal zo in het contract worden opgenomen, waardoor negatieve effecten op broedvogels en vleermuizen zijn uit te sluiten. Als dit niet wordt opgenomen, dan kan het project niet worden uitgevoerd, omdat er geen ontheffing kan worden verkregen voor de Flora- en faunawet. Er kunnen nog wel negatieve effecten zijn op grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Hiervoor geldt de zorgplicht. De wet beschouwt alle dieren en planten als waardevol en mensen moeten daar zorgvuldig mee omgaan. Handelingen waarvan iemand weet of kan vermoeden dat ze schadelijk zijn voor soorten of hun directe leefomgeving moeten achterwege worden gelaten. Waterschap Rivierenland heeft hiertoe de gedragscode Floraen faunawet voor waterschappen ondertekend. Daarmee zijn de negatieve effecten beperkt. 4.2.
Landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) Omdat de maatregelen in de gebruiksfase niet zichtbaar zijn, is er geen permanent effect op het landschap en bovengrondse cultuurhistorie. Er wordt geen structuur aangepast, de bekleding verandert niet en ook wordt de watergang niet aangepast. Wel zijn er mogelijk permanente effecten op archeologische resten in de ondergrond. Hierop wordt ingegaan bij het thema landschap en cultuurhistorie.
20
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
Archeologie Door de dijkvernageling zullen mogelijke archeologische resten in de dijk geraakt kunnen worden. Gezien de kleine verstoringsoppervlakte is dit effect echter gering. Er is geen aanvullend onderzoek nodig (RAAP, 2014). Door het ophogen van de grond ter plaats van en rondom de resten van kasteel Batestein kan er mogelijk door de extra druk verzakking plaatsvinden, waardoor resten uit de context raken. De resten zijn zeer waardevol. Gezien de tijdelijkheid van de druk, circa 3 maanden, en de mogelijkheid de overkluizing in te perken, is de verwachte zetting echter gering. Er is geen aanvullend onderzoek nodig (RAAP, 20141). 4.3.
Bodem en water Voor waterhuishouding en -kwaliteit worden geen in de gebruiksfase geen effecten verwacht aangezien er geen watergang wordt aangepast en vertroebeling gering zal zijn. Ook in de aanlegfase zal dit niet plaatsvinden. Voor de dijkversterking zelf hoeft vrijwel geen grondverzet plaats te vinden. Echter zal in de aanlegfase binnendijks grond worden opgehoogd om goed te kunnen werken in het plangebied. Hieronder wordt op het aspect bodemkwaliteit ingegaan. Bodemkwaliteit Door de werkzaamheden zal de bodemkwaliteit in het plangebied gelijk blijven of verbeteren, aangezien het wettelijk niet mogelijk is om (tijdelijk) een mindere klasse grond aan te brengen. Het is ook niet toegestaan om nieuwe of hergebruikte materialen te gebruiken die uitlogen, tenzij dit materiaal al in het plangebied aanwezig was. De werkzaamheden beteken dat er niet gegraven, bodem afgevoerd of aangebracht wordt. Er komt een verwaarloosbare hoeveelheid grond naar boven en een beetje spoelwater.
4.4.
Gebruiksfuncties Bij het thema gebruiksfuncties wordt ingegaan op de mogelijke effecten in de aanlegfase op het gebruik van de weg, de groenzone en de parkeerplaats. In de gebruiksfase is er geen effect, aangezien de bestemmingen en het gebruik niet wijzigen. Hinder in de aanlegfase Door de extra drukte zal het gebruik van de weg en de parkeerplaats iets minder worden, maar naar verwachting leidt dit niet tot een dermate hinder dat hiervoor naar alternatieven gezocht moet worden. Het plangebied is gedurende de werkzaamheden niet beschikbaar als evenemententerrein. Daar het echter een periode van 3 maanden betreft, kan bij de planning van eventuele evenementen/de dijkvernageling hier rekening mee gehouden worden. De hinder is beperkt.
1
Het conceptrapport is getoetst door de archeologische adviseur van de gemeente, er zijn geen inhoudelijke opmerkingen.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
21
22
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
5.
BEOORDELING De voorgenomen activiteit is een wijziging aan een primaire waterkering. Daarom geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. De vraag is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden.
5.1.
Kenmerken van het project In hoofdstuk 2 zijn de kenmerken van het project besproken: - dijkvernageling (permanent); - overkluizing (tijdelijk); - depot (tijdelijk). De kenmerken van de dijkvernageling (gebruik en aanleg) zijn mogelijk van dusdanige aard dat belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht waarvoor direct een procedure voor milieueffectrapportage noodzakelijk wordt geacht. Hiervoor moeten de maatregelen gekoppeld worden aan de waarden in en om het projectgebied (paragraaf 5.3).
5.2.
Plaats van het project In hoofdstuk 3 is de plaats van het project besproken: - naast EHS en beschermde dier- en plantensoorten aanwezig; - cultuurhistorische waardevolle slotgracht; - archeologische resten kasteel Batestein in de ondergrond. Er is, vanuit het oogpunt van de locatie bezien, mogelijk sprake van belangrijke nadelige effecten voor het milieu die een procedure voor milieueffectrapportage vereisen. Hiervoor moeten de effecten van de maatregelen op de waarden worden geschat (paragraaf 5.3).
5.3.
Kenmerken van de potentiële effecten In hoofdstuk 4 zijn de potentiële effecten besproken. De negatieve effecten van de ingreep hebben een geringe omvang, duur en frequentie. Dit betreft zowel de aanleg- als de gebruiksfase. Er worden geen belangrijk nadelige effecten voor het milieu verwacht waarvoor een procedure voor milieueffectrapportage noodzakelijk wordt geacht.
5.4.
Conclusie en advies Op basis van de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten van het project, worden geen belangrijke nadelige effecten verwacht van de dijkvernageling waarvoor het volgen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk wordt geacht. Ook aard, plaats, potentiële effecten en cumulatieve effecten in samenhang beschouwend zijn er geen belangrijke nadelige effecten te verwachten. Bij de effectbeoordeling is uitgegaan van de volgende optimaliserende, mitigerende en compenserende maatregelen: - werken buiten broedseizoen/of beginnen voor het broedseizoen en doorwerken; - geen gebruik van kunstverlichting, om vleermuizen niet te verstoren.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
23
24
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
6.
REFERENTIES -
Dröge, 2012. Vianen - Cultuurhistorische inventarisatie. In opdracht van gemeente Vianen. Synbiosys.alterra.nl, gebiedendatabase. EHS-kaart provincie Utrecht, Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. website van Portaal natuur en landschap, www.portaalnatuurenlandschap.nl. RAAP, concept 2014. Plangebied dijkvernageling, Gemeente Vianen, Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek.
Witteveen+Bos, VA20-3/14-017.817 definitief 02 d.d. 19 september 2014, Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen
25
BIJLAGE I
ADDENDUM EFFECTBEOORDELING TERUGVALOPTIE
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport VA20-3/14-017.817 d.d. 19 september 2014
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport VA20-3/14-017.817 d.d. 19 september 2014
1. ADDENDUM MER AANMELDINGSNOTITIE, TERUGVALOPTIE DAMWAND 1.1.
Definitie en kader
Definitie terugvaloptie De terugvaloptie omvat een alternatieve dijkversterkingstechniek die wordt toegepast wanneer dijkvernageling niet mogelijk blijkt. De terugvaloptie is minimaal net zo robuust en veilig als de nu geplande versterking met dijkvernageling en heeft voor de omgeving vergelijkbare effecten. De terugvaloptie voor dijkversterking Vianen bestaat uit een versterking van het dijklichaam met damwanden. Beslissingskader Het uitgangspunt voor de dijkversterking blijft dijkvernageling. Bij de verdere detaillering van het ontwerp en de verkenning van het gebied op conventionele explosieven, bestaat de kleine kans dat dijkvernageling toch geen geschikte techniek is om (delen van) de dijk mee te versterken. In dat geval kan het dijklichaam versterkt worden met damwanden. 1.2.
Ontwerp en aanleg
Ontwerp Het damwand ontwerp dient conform de huidige norm en inzichten tot 2115 te voldoen aan de veiligheidseisen. Daarmee is minstens even robuust en veilig als dijkvernageling. Een eerste indicatie van het ontwerp is opgesteld in 2012 [ref. 1]. In tabel 1 zijn de belangrijkste kenmerken van het ontwerp samengevat. Tabel 1.
Indicatief ontwerp damwand
Ontwerpaspect
Dimensie
Levensduur damwand
100 jaar
Locatie damwand
Knikpunt overgang talud naar berm van waterkering (zie afbeelding 1)
Top damwand
NAP +4,5 à 5,0 m
Inbreng puntniveau damwand
NAP -3,0 tot -5,0 m
Lengte damwand
Circa 6,0 tot 10 m
Type damwand
PAZ 5380 of vergelijkbaar
Profieltype gording
HE 100A of vergelijkbaar
Aangrijpniveau gording*
0,5 m onder het toppunt van de damwand (circa NAP +4,0 à 5,0 m)
* In plaats van het toepassen van een gording kan een deksloof op de damwand worden aangebracht. De deksloof kan ook functioneren als een gording
De damwand wordt in de berm geplaatst tussen het knikpunt van het boventalud met de berm en het knikpunt van de berm met het talud naar de sloot. Deze zone is in afbeelding 1 paars gearceerd. De exacte locatie binnen deze zone wordt bij het opstellen van het uitvoeringsontwerp bepaald.
1
Afbeelding 1.
Zone waarbinnen damwand geplaatst wordt
Om de effecten op het freatisch water in de dijk en op het grondwater te beperken wordt de damwand doorlatend (geperforeerd) uitgevoerd. Circa 20 % van het totale damwandoppervlak dat zou ontstaan bij een doorgaande, niet geperforeerde wand, wordt doorlatend uitgevoerd. Uitvoeringsduur, uitvoeringsmethode en hinder De planning van de uitvoering is gelijk aan de uitvoeringsplanning van dijkvernageling. Voor dijkvernageling zijn in totaal circa 26 vrachtwagenbewegingen nodig; voor damwanden zijn maximaal 16 bewegingen nodig. Mocht echter gekozen worden voor een combinatie, dan zijn er meer transporten nodig, in de orde grootte van 34 bewegingen. Het werkterrein en de werkweg worden op dezelfde manier ingericht als bij de dijkvernageling. Ten opzichte van dijkvernageling is voor damwanden het in te zetten materieel verschillend. Voor het aanbrengen van damwanden wordt het volgende materieel toegepast: - een heistelling voor het plaatsen van de damwandplanken; - een hulpkraan op het talud om op te pakken; - een trilblok om damwanden op diepte te brengen; - graafmachine en shovel voor het aanbrengen en verwijderen van de werkweg en voor het graven van een tijdelijke sleuf direct achter de damwand voor het plaatsen van de gording (een ijzeren balk om de damwanden met elkaar te verbinden) en voor het aanvoeren van de damwanden.
2
Afbeelding 2.
Heistelling met trilblok
Dit materieel heeft een vergelijkbare geluidsproductie en uitstoot als het materieel voor dijkvernageling met uitzondering van het trilblok. Het trilblok geeft met een brongeluid van 130 dBa aanzienlijk meer geluidsoverlast. Dit is echter een tijdelijk effect. Beheer en onderhoud Het huidige beheer en onderhoud wordt na de dijkversterking gehandhaafd. Dat betekent dat zo nu en dan gemaaid wordt en de sloot geschoond. In de effectbeoordeling is dit niet meegenomen, omdat er geen veranderingen zijn ten opzichte van de huidige situatie. 1.3. 1.3.1.
Effectbeoordeling Natuur
De werkzaamheden zullen ook voor de terugvaloptie plaatsvinden buiten het broedseizoen (dit met risico dat sommige vogels tot in september kunnen broeden) of worden gestart voor het broedseizoen en onafgebroken worden doorgewerkt. Het plangebied kan voorafgaand en tijdens het broedseizoen wekelijks worden gemaaid om broedgevallen te voorkomen. Uitgangspunt voor de beoordeling is dat er geen gebruik gemaakt wordt van kunstverlichting en de uitvoering plaatsvindt in de schemering tussen zonsopkomst en zonsondergang. In onderstaande tabel zijn deze tijden weergegeven voor 2015.
3
3.
Zonopkomst en zonsondergang 2015 (bron zonsopkomst-tijden.nl)
Bij beide methoden worden licht beschermde soorten uit de soortgroepen vaatplanten, grondgebonden zoogdieren en amfibieën verstoord door het verstoren en/of het vernietigen van het leefgebied als gevolg van de aanwezigheid van zwaar materieel in het plangebied. Daarin verschillen de beide methoden niet. Echter, doordat bij het aanbrengen van de damwand er geen verstoring van de gracht optreedt, is het negatieve effect op vissen en amfibieën die in de gracht een geschikt leefgebied vinden, kleiner dan bij de dijkvernageling. Anderzijds, is de geluidsverstoring van de omgeving door het heien van de damwand vele malen groter dan bij de dijkvernageling. Deze geluidsverstoring kan vooral voor de soortgroep vogels (met name broedende vogels) negatieve effecten teweeg brengen. Indien echter bij het aanbrengen van de damwand rekening wordt gehouden met het broedseizoen, zijn deze negatieve effecten bij het aanbrengen van de damwand eveneens te verwaarlozen. Voor natuur kan er worden geconcludeerd dat ten aanzien van de omliggende natuurwaarden, het aanbrengen van de damwand meer negatieve effecten heeft op beschermde soorten in en in de omgeving van het plangebied, dan de vernageling van de ringdijk. Dit effect is te mitigeren door te werken buiten het broedseizoen of verstoring voor het begin van het broedseizoen doorlopend plaatsvindt, dan is nader soortgericht onderzoek of een ontheffing Ffw niet noodzakelijk. Als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of verstoring voor het begin van het broedseizoen doorlopen plaatsvindt, zijn binnen het kader van de natuurwet en -regelgeving de gevolgen van methoden identiek. Tabel 2.
Effectenvergelijking vernageling vs. damwand
beschermd waarden
effect vernageling
effect damwand
Gebieden Natura 2000
0
0
Ecologische Hoofdstructuur
0
0
Beschermd Natuurmonument
0
0
4
beschermd waarden
effect vernageling
effect damwand
Soorten Vaatplanten
-
Grondgebonden zoogdieren
-
-
-
Vleermuizen
0 (na mitigatie)
0 (na mitigatie)
Vogels
0 (na mitigatie)
0 (na mitigatie)
Amfibieën
-
-/0
Reptielen
0
0
Vissen
-
0
Ongewervelden
0
0
Legenda 0
geen negatief effect
-/0
klein negatief effect
-
negatief effect
1.3.2.
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
De maatregelen zijn in de gebruiksfase niet zichtbaar. Er is geen permanent effect op het landschap en bovengrondse cultuurhistorie. Er wordt geen structuur aangepast, de bekleding verandert niet en ook wordt de watergang niet aangepast. Wel zijn er mogelijk permanente effecten op archeologische resten in de ondergrond. Tijdens de aanleg van de damwand zal een deel van de dijk worden ontgraven om een gording te plaatsen. Hierdoor wordt de dijkopbouw dus lokaal verstoord. Aangezien graafwerkzaamheden tot maximaal 1,9 m +NAP plaatsvinden, zal de grachtvulling niet worden aangetast (marge van 30 cm). Het dijklichaam zelf zal wel worden vergraven, waardoor informatie over de dijkopbouw van de historische dijk verloren kan gaan. Daarom wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden op de dijk voorafgaand aan het slaan van de damwand archeologisch te begeleiden (conform het protocol opgraven). De archeologische begeleiding is vooral gericht op het documenteren van (dwars)profielen van de dijk om uitspraken te kunnen doen over de dijkopbouw en constructie. Op deze manier kunnen archeologische resten in het dijklichaam ex situ worden behouden. Tevens kunnen in het veld, indien wenselijk, aanwijzingen worden gegeven om de grachtvulling zoveel mogelijk in situ te behouden. 1.3.3.
Bodem en water
Voor waterhuishouding en -kwaliteit worden in de gebruiksfase geen effecten verwacht aangezien er geen watergang wordt aangepast en vertroebeling gering zal zijn. Ook in de aanlegfase zal dit niet plaatsvinden. Voor de dijkversterking zelf vindt beperkt grondverzet plaats. In de aanlegfase wordt binnendijks grond worden opgehoogd voor de werkweg en wordt tijdelijk een sleuf van maximaal 1,5 diep ontgraven voor het plaatsen van de gording. Hieronder wordt op het aspect bodemkwaliteit ingegaan. Grondwater De teen van de damwanden staat tot enkele meters diepte in het eerste watervoerende pakket. Gezien de dikte van dit zandpakket (veelal meer dan 10 m dik) vindt er nauwelijks beïnvloeding van grondwaterstroming plaats in dit pakket. Dit betekent dat er geen significante effecten worden verwacht in de binnendijkse gebieden op grondwaterstroming en kwel. Op zeer lokale schaal (ter hoogte van de damwand) kunnen bij een gesloten wand wel enige effecten optreden op de grondwaterstanden. De lokale grondwaterstand kan stijgen of dalen, al naar gelang de lokale grondwaterstroming. Een daling van de grondwaterstand kan leiden tot maaiveldzetting, een stijging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast.
5
Door de damwand geperforeerd uit te voeren met circa 20 % open ruimte wordt dit lokaal effect gemitigeerd en treden er geen nadelige effecten meer op. Bodemkwaliteit De locatie is gelegen naast een voormalig gesaneerd gasfabrieksterrein. Het historische bodemonderzoek geeft aan dat er nog een restverontreiniging aanwezig is. Ontgraving vindt plaats naast de damwand voor het aanbrengen van een gording. Het betreft opgebrachte grond en heeft een lage verwachtingswaarde voor verontreinigingen. De nieuwe damwand wordt doorlatend voor grondwater, zo niet kan de verontreiniging verplaatsen en moet een sanering worden uitgevoerd. Door de werkzaamheden zal de bodemkwaliteit in het plangebied gelijk blijven of verbeteren, aangezien het wettelijk niet mogelijk is om (tijdelijk) een mindere klasse grond aan te brengen. Het is ook niet toegestaan om nieuwe of hergebruikte materialen te gebruiken die uitlogen, tenzij dit materiaal al in het plangebied aanwezig was. De werkzaamheden betekenen dat er niet gegraven wordt in vervuilde grond, geen bodem afgevoerd of aangebracht wordt. 1.3.4.
Gebruiksfunctie
Bij het thema gebruiksfuncties wordt ingegaan op de mogelijke effecten tijdens de aanlegfase op het gebruik van de weg, de groenzone en de parkeerplaats. In de gebruiksfase is er geen effect, aangezien de bestemmingen en het gebruik niet wijzigen. In de aanlegfase is er tijdelijke hinder. Deze wijkt op het punt van geluids- en trillingshinder af van de hinder die optreedt bij een versterking met behulp van dijkvernageling. Hiervoor dient bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor de damwand ontheffing aangevraagd te worden. 1.4.
Conclusies en advies
Hoewel het inbrengen van een damwand meer negatieve effecten kent, is vanwege de schaal van de werkzaamheden de m.e.r.-beoordeling voor de terugvaloptie niet afwijkend van de versterking met dijkvernageling. Er worden geen belangrijke nadelige effecten verwacht waarvoor het volgen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk wordt geacht. Ook aard, plaats, potentiële effecten en cumulatieve effecten in samenhang beschouwend zijn er geen belangrijke nadelige effecten te verwachten. Bij de effectbeoordeling is uitgegaan van de volgende optimaliserende, mitigerende en compenserende maatregelen: - werken buiten broedseizoen/of beginnen voor het broedseizoen en doorwerken; - geen gebruik van kunstverlichting, om vleermuizen niet te verstoren; - de ontgraving ten behoeve van de gording dient onder archeologische begeleiding plaats te vinden.
6
Bijlage 2 : Variantenstudie
Bijlage 2
Variantenstudie
GM-0137002, revisie D2.0
Notitie Referentienummer
Datum
Kenmerk
GM-0071357
29 augustus 2012
322994
Betreft
Dijkvernageling Vianen: uitwerking PLAXIS/TALREN (voorontwerp VO)
1 Introductie In gedelegeerd opdrachtschap van Tauw voert het Consortium Dijkvernageling ontwerpwerkzaamheden uit voor een proefvak dijkvernageling in de Lekdijk bij Vianen als alternatief voor de traditionele methode met glijvlakonderbrekende damwanden. De opdrachtgever is Waterschap Rivierenland. Het doel van de opdracht is om op basis van een VO-uitwerking het innovatieve alternatief ‘dijkvernageling’ te vergelijken met traditionele methoden voor dijkversterking. Het resultaat moet de volgende informatie opleveren: • all-in kosten (ontwerp, aanleg en monitoring) voor uitvoering in 2012; • omgevingshinder van aanleg en monitoring; • uitbreidbaarheid in toekomst met betrekking tot dijkverhoging; • betrouwbaarheid (risico’s van ontwerp, aanleg en levensduur). Binnen het Consortium Dijkvernageling, een samenwerkingsverband tussen Witteveen+Bos, Volker Staal en Funderingen, Boskalis en Grontmij, is een taakverdeling afgesproken om samen het eindproduct te kunnen leveren. De taak van Grontmij is om met behulp van het computerprogramma TALREN nageldimensies te bepalen voor een stabiliteitstoename tot een veiligheidsfactor van minimaal 1,30 (bij representatieve parameters). Vooraf wordt een vergelijking gemaakt tussen TALREN en D-GEO Stability voor de huidige situatie bij extreem hoog water. 2 Uitgangspunten Tauw heeft het Consortium Dijkvernageling informatie verstrekt die dient als uitgangspunten voor het ontwerp. Deze informatie bestaat uit: • profielschets voor locatie VY 55+50 aangeleverd in pdf; • sterkte- en stijfheidsparameters dijkversterking KIS (blz. 31 uit rapport 1205887-000-GEO0005, versie 02, mei 2012, definitief); • Tauw (2012), ‘Uitgangspuntennotitie variantenafweging damwand-dijkvernageling’, documentnummer N001-4816263BNB-V01, 24 mei 2012; • Wiertsema & Partners (TEKA), ‘Dijkverbetering traject Lek, dijkring 16, dp. VY048 – VY057, Vianen’, tekeningnummer 50258-1 R15747 DR16, 26 januari 2011; • MStab-berekening huidige situatie profiel VY55+50 opgesteld door Tauw. Deze uitgangspunten zijn door Tauw opgesteld om een objectieve vergelijking te kunnen maken tussen de oplossing met damwand, die wordt uitgewerkt door Tauw met een damwand, en de oplossing met dijkvernageling. Tijdens het uitwerken van de dijkvernageling is gesignaleerd dat de uitgangspunten gebruikt voor de stabiliteitstoetsing, waarmee Tauw in het verleden heeft aangetoond dat het dijkvak tussen VY55+50 en VY56 een onvoldoende veiligheidsniveau heeft, niet overeenkomen met de uitgangspunten gerapporteerd in Tauw (2012).
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
2 van 9
Een aantal afwijkingen wordt hieronder vermeld:
• De waterstand ‘extreem ontwerppeil’ van NAP +7,2 m vermeld in Tauw (2012) wordt niet aangehouden, maar een hoogte van NAP +6,2 m.
• Het eerste watervoerende pakket (stijghoogte wijkt af van freatische waterstand) is niet gede-
finieerd. • De bodem van de kwelsloot is gelijk aan polderpeil/slootpeil. • Er is geen ontwerpbovenbelasting in de som aanwezig (13 kN/m2 over 2,5 m). • De gebruikte grondparameters komen niet overeen met de aan ons geleverde tabellen (parameters KIS en Tauw, 2012). Bovendien is in de oorspronkelijke berekening gerekend op basis van σ-τ en niet met ϕ en c. • In tegenstelling tot de stabiliteitsberekening van Tauw is in de oorspronkelijke berekening een aparte grondlaag voor de slootbodem gedefinieerd. • In de stabiliteitsberekening van Tauw is niet exact benoemd welke doorsnede is genomen. Het consortium heeft voor afstemming contact opgenomen met Tauw. Daarop is besloten een ontwerp te maken voor dijkvernageling met een vergelijkend karakter. Het ontwerp zal daarom niet voldoen aan de eisen gesteld in TAW (2003), maar alleen kunnen worden gebruikt voor een objectieve vergelijking met de damwandvariant. De vergelijkende kostenraming kan niet worden gebruikt voor het bepalen van een realisatiebudget. Ten behoeve van het voorontwerp van de vernageling is in deze notitie overigens wel gerekend met een (permanente) bovenbelasting van 13 kPa. Ook is rekening gehouden met een ontwerppeil van NAP +7,2 m. Deze uitgangspunten zijn in de berekening verwerkt om de haalbaarheid en het te bereiken veiligheidsniveau van de oplossing ten opzichte van TAW (2003) te kunnen inschatten. 3
Model en resultaten
3.1 Aanpak en rekenmodel De ontwerpsystematiek, de achterliggende theorie en de uitvoeringsaspecten alsmede de veiligheidsfilosofie zijn nader beschreven in CUR219 (2008). In dit rapport wordt in het kort de rekenmethodiek toegelicht en worden de resultaten gepresenteerd. Voor het ontwerp is gebruikgemaakt van de volgende computerprogramma’s: • TALREN4–V1.x, Terrasol, februari 2005; • PLAXIS V8 (2D), PLAXIS BV, 2001; • D-GEO Stability, Deltares, 2012. De computerprogrammaversies TALREN 4 en PLAXIS V8 kunnen bestanden met elkaar uitwisselen (lukt vooralsnog niet met nieuwere PLAXIS-versies). PLAXIS V8 is gebruikt om de effectieve spanningen en waterspanningen in de grond te bepalen en een mesh te genereren voor de situatie die optreedt bij extreem hoog water. Vervolgens zijn mesh en spanningen ingelezen in TALREN voor de verdere analyses. In het TALREN-model voor nagels en verankeringen zijn in het analytische model voor dijkvernageling zowel de trekkrachten als de dwarskrachten en de buigende momenten in de nagels inbegrepen. In het model zijn de volgende zes bezwijkmechanismen van toepassing: • bezwijken op interactie (schachtwrijving) tussen nagel en grondmassief (C1); • bezwijken grondbreuk (C2); • bezwijken nagel op dwarskracht (inclusief normaalkracht) t.g.v. plastische vervorming (C3); • bezwijken nagel op moment (incl. normaalkracht) t.g.v. plastische vervorming (C4); • bezwijken materiaal facing (C5);
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
3 van 9
• bezwijken draagvermogen ondergrond onder facing (C6). De bezwijkmechanismen C5 en C6 spelen voor dit project geen rol. Er wordt in de berekening geen facing toegepast. Een facing kan wel bijdragen aan het verhogen van de macrostabiliteit van de dijk. Een nadeel van de facing is de verminderde hechting van de deklaag van teelaarde op de dijk. De interactie tussen grond en nagel kan voor een groot deel worden beschreven aan de hand van CUR166 (2005) en aan de hand van NEN 3650-1 (2012) (zie Hoofdstuk 10), gebaseerd op de geo-tubomechanicatheorie. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen de volgende twee situaties: • de nagel kan/zal de verplaatsing volgen: hierbij zal de nagel geneigd zijn eerder te bezwijken dan de grond, bezwijkmechanismen C3 en C4 zijn daarbij maatgevend; • de nagel kan/zal de verplaatsing niet volgen: hierbij zal de nagel stijver en sterker reageren dan de grond, bezwijkmechanismen C1 en C2 zijn dan maatgevend. Voor de ontwerpberekening is het stroomschema gevolgd dat is gepresenteerd in Figuur 3-1.
Figuur 3-1
Stroomschema rekenwijze vernageling
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
4 van 9
In de drie modellen is ernaar gestreefd om een uniforme geometrie door te rekenen. De modelcoördinaten zijn overgenomen uit een voorbereidende PLAXIS-berekening gemaakt door Witteveen+Bos, die vervolgens is gebaseerd op de initiële D-GEO Stability berekening van Tauw. De PL-lines zijn opgenomen in Bijlage 1 evenals een overzicht en een vergelijking van de spanningsopbouw in PLAXIS en D-GEO Stability. De stabiliteitsberekeningen zijn uitgevoerd met representatieve grondparameters. Dat houdt in dat rekenresultaten met veiligheden (Factor of Safety) kleiner dan 1,30 niet stabiel worden beschouwd. Gezien het globale ontwerpkarakter is het in dit stadium geoorloofd op deze manier te werken. Als het ontwerp een niveau hoger wordt uitgevoerd (niveau DO/UO) kan niet worden volstaan met de aanpak representatieve parameters in een FoS van 1,3, maar moet het veiligheidsniveau worden getoetst met partiële factoren met de betrouwbaarheidsindex conform TAW (2003). 3.2
Resultaten
3.2.1 Berekening huidige situatie zonder nagels De stabiliteit is in D-GEO Stability bepaald voor de situatie met extreem hoog water à NAP +7,2 m. Voor details van de berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 2. In deze bijlage zijn de maatgevende glijcirkels weergegeven en de uitvoerrapporten van het rekenprogramma.
Figuur 3-2
Maatgevende glijcirkel D-GEO Stability zonder vernageling (rep.-waarden)
De resultaten van de berekeningen zijn in Tabel 3-1 samengevat. Tabel 3-1
Resultaten D-GEO Stability – zonder nagels
Situatie Extreem hoog water NAP +7,2 m
Berekende
Benodigde
Voldoet?
Factor of Safety
Factor of Safety
(ja/nee)
1,01
1,30
Nee
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
5 van 9
De resultaten tonen dat de veiligheid van de waterkering zonder toepassen van nagels niet groot genoeg is. De stabiliteit is in TALREN bepaald voor de situatie met extreem hoog water à NAP +7,2 m. Voor details van de berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 3. In deze bijlage zijn de maatgevende glijcirkels en de uitvoerrapporten van het rekenprogramma weergegeven. De resultaten van de berekeningen zijn in Tabel 3-2 samengevat. Tabel 3-2
Resultaten TALREN – zonder nagels
Situatie Extreem hoog water NAP +7,2 m
Berekende
Benodigde
Voldoet?
Factor of Safety
Factor of Safety
(ja/nee)
0,90
1,30
Nee
De resultaten tonen dat de veiligheid van de waterkering zonder nagels niet groot genoeg is. Een vergelijking tussen beide berekeningen toont enig verschil in de berekende veiligheidsfactor. De glijcirkels uit beide modellen komen echter nagenoeg met elkaar overeen, zoals uit Figuur 3-2 en Figuur 3-3 blijkt. De afwijking komt waarschijnlijk voort uit fundamentele verschillen tussen de software en mogelijk uit de verschillen in grofheid van het mesh voor de berekening van de waterspanningen in TALREN ten opzichte van D-GEO Stability. Voor deze situatie kan het rekenmodel volgens TALREN in ieder geval als (voldoende) conservatief worden beschouwd, zodat toepassing van een modelfactor of correctiefactor op de berekende veiligheid uit D-Geo Stability niet benodigd is.
Figuur 3-3
Maatgevende glijcirkel TALREN zonder vernageling (rep.-waarden)
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
6 van 9
3.2.2 Berekening toekomstige situatie met nagels Het vernagelingsontwerp gaat uit van de TALREN-berekening gepresenteerd in paragraaf 3.2.1. Elke maatregel die wordt doorgerekend geeft een versterking ten opzichte van de veiligheidsfactor uit Tabel 3-2. In het ontwerp is voorlopig uitgegaan van het toepassen van grondnagels bestaande uit standaard wapeningsstaal. Duurzaamheid, milieutechnische eisen en wellicht ook andere eisen kunnen een rol spelen bij de uiteindelijke keuze voor nagelmateriaal. Er zijn alternatieven beschikbaar met basismateriaal als bijvoorbeeld carbonvezels en glasvezels. Er wordt geen oppervlaktefacing toegepast. Uitgegaan is van de volgende nageleigenschappen: • staafdiameter ∅ 40 mm; • staalkwaliteit FeB 500 (fy;d = 435 MPa); • totale ankerlengte: 18,0 m; • grout diameter ∅ 175 mm; • treksterkte staaf: Rn = Fy;d = A · fy;d = (π/4) 0,0402 · 435.000 = 547 kN; • opneembaar moment: M0 = Mu;d = Wel · fy;d = (π/32) · 0,0403 · 435.000 = 2,73 kNm; • buigstijfheid staaf: EI = 2,1·108 · (π/64) · 0,0404 = 26,4 kNm². In de geometrie zijn de nagels als volgt gemodelleerd: • keuze rekenmodel ‘Tcal,Ccal’: berekening voor zowel normaalkracht als dwarskracht; • niveau nagelkop in het ondertalud: NAP +3,2 m en NAP +2,2 m en NAP +1,2 m; • installatiehoek met de horizontaal: 10°; • hart-op-hart afstand in de lengterichting van de dijk: 2,0 m. Voor de schuifweerstand van het groutlichaam qs in de dijk is op basis van de ervaringen uit de studie INSIDE Praktijkfase Diefdijk in de berekeningen uitgegaan van een representatieve schachtwrijvingsfactor αt = 0,016 en een conusweerstand van gemiddeld 1,0 MPa voor de dijkenklei. Hieruit volgt voor de schuifweerstand een representatieve waarde: qs = 16 kPa. De waarde van αt moet met proeven worden bevestigd. In de berekening van de vernageling is rekening gehouden met de volgende factoren (in het verlengde van NEN-EN 1997-1 (2005)): • weerstandsfactor permanente vernageling zonder controleproef: γa = 1,35; • correlatiefactor: ξa = 1,15 (herverdelingscapaciteit aanwezig, min. 5 geschiktheidsproeven); • belastingfactor op grout: γF;A;grout = 1,10; • belastingfactor trek in nagel: γF;A;nagel = 1,25; • belastingfactor moment in nagel: γM;A;nagel = 1,10. De resultaten van de berekeningen zijn in Tabel 3-3 samengevat. De maatgevende glijcirkel is weergegeven in Figuur 3-4. Tabel 3-3
Resultaten TALREN – met nagels
Situatie Extreem hoog water NAP +7,2 m
Berekende
Benodigde
Voldoet?
Factor of Safety
Factor of Safety
(ja/nee)
1,32
1,30
ja
De inwendige sterkte en stabiliteit van de nagels is separaat getoetst. De berekeningsuitgangspunten en resultaten zijn opgenomen in Bijlage 5. Op basis van de berekeningsresultaten kan worden geconcludeerd dat de gekozen nagels voldoen. Als er wordt gekozen voor het gebruik van nagels opgebouwd uit alternatieve materialen als koolstofvezel of glasvezel, zal de stijfheid
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
7 van 9
van dat type nagel anders zijn dan van een (standaard) stalen nagel. Het wijzigen van het materiaaltype heeft daardoor invloed op de ontwerpresultaten.
Figuur 3-4
4
Maatgevende glijcirkel TALREN met vernageling (rep.-waarden)
Conclusie en aanbevelingen
4.1 Conclusie Stabiliteitsberekeningen op basis van de huidige dijk geometrie in combinatie met extreem hoog water (NAP +7,2 m) bevestigen het beeld geschetst door Tauw. De veiligheid van het dijkvak in extreme situaties is onvoldoende. Het treffen van maatregelen is nodig. 4.2 Aanbevelingen Aanbevolen wordt om het ontwerp te laten aansluiten op de eisen vanuit Watershap Rivierenland en de TAW (2003). Als dat is gedaan kan een raming worden opgesteld die representatief is voor een inschatting van de realisatiekosten. Ten behoeve van het uitwerken van een meer gedetailleerd ontwerp (DO/UO) moeten locale grondeigenschappen als uitgangspunt worden genomen. Daarnaast is het van groot belang om de geohydrologische randvoorwaarden te bepalen uit gegeven van het Waterschap Rivierenland, of door een onderzoek uit te voeren met peilbuizen. Het gaat hier met name om de stijghoogte in het 1e watervoerende pakket en vanaf welk niveau dit pakket wordt aangetroffen. Voor het bepalen van de houdcapaciteit van de ankers moet een strategie worden uitgewerkt en worden afgestemd met het waterschap met betrekking tot de mogelijkheid van het uitvoeren van bezwijk- en controleproeven voor het vaststellen van ontwerpparameters en veiligheidsfactoren.
Referentienummer
Pagina
GM-0071357
8 van 9
5 Referenties CUR166 (2005), “Damwandconstructies”, 4e druk, Deel 1 en 2, CUR, Gouda CUR219 (2007), “INSIDE Innovatieve dijkversterking”, Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving, eerste druk, ISBN 978-90-376-0507-5, Gouda, mei 2007. NEN3650-1 (2012),”Eisen voor buisleidingsystemen – Deel 1 – Algemene eisen”, juni 2012 NEN-EN 1997-1 (2005), “Geotechnisch ontwerp - Deel 1: Algemene regels”, ICS 91.080.01; 93.020, Nederlands Normalisatie Instituut, Delft, maart 2005 Tauw (2012), ‘Uitgangspuntennotitie variantenafweging damwand-dijkvernageling’, documentnummer N001-4816263BNB-V01, 24 mei 2012. TAW (2003), ‘Leidraad Kunstwerken’, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, mei 2003.
Bijlagen: 1 Overzicht geometrie 2 Model- en rekenresultaten D-GEO Stability - zonder nagels 3 Model- en rekenresultaten TALREN - zonder nagels 4 Model- en rekenresultaten TALREN - met nagels 5 Controleberekening nagel
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071357
Bijlage 1
Overzicht geometrie
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071357
Grontmij NV
Lekdijk Vianen - VO Dijkvernageling
Referentiesituatie zonder nagels
Profiel VY55+50 situatie EHW
Stress at X = 0,000 m Layers 9. Klei Tiel 8. Klei Dijkmaterial 7. Klei Dijkmaterial 6. Zand 5. Veen Hollandveen 4. Klei Gorkum 3. Zand 2. Klei Gorkum 1. Zand Kreftenheye
8 7 Phone
Fax
5
2 3
9 6
4
1
date
23-8-2012
322994
Annex
ctr.
drw.
MP
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : Huidige situatie EHW (check MP-009 met q-last).sti
-60,000
60,000
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071357
Bijlage 2
Model- en rekenresultaten D-GEO Stability - zonder nagels
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071357
Bijlage 3
Model- en rekenresultaten TALREN - zonder nagels
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage 4
Model- en rekenresultaten TALREN - met nagels
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage 5
Controleberekening nagel
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033
Bijlage bij notitie met referentienummer
GM-0071033