Waterwet Beschikking
Aanvrager Aangevraagde activiteiten
: :
Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
: : : : :
Stichting Dimence Groep Onttrekking en retournering van grondwater ten behoeve van koeling en/of verwarming van een kliniek Nico Bolkesteinlaan 1 te Deventer 26 april 2013 30 augustus 2013 2013/0302137 Z-WATER_AWB-2013-016681
Colofon
Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 75 00 www.overijssel.nl
[email protected]
BESLUIT WATERWETVERGUNNING De aanvraag Wij hebben op 26 april 2013 een aanvraag1 voor een Waterwetvergunning ontvangen van Stichting Dimence Groep. Het betreft een aanvraag voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem op de locatie Nico Bolkesteinlaan 1 te Deventer.
Besluit waterwetvergunning Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op het bepaalde in de Waterwet, de Provinciewet, de Algemene wet bestuursrecht, en de Omgevingsverordening Overijssel 2009: I.
II. III. IV. V.
VI.
1
Aan Stichting Dimence Groep vergunning te verlenen voor het onttrekken en/of infiltreren van maximaal: 19 m3 grondwater per uur; 468 m3 grondwater per dag; 11.160 m3 grondwater per maand; 33.480 m3 grondwater per kwartaal; 82.000 m3 grondwater per jaar. De vergunning te verlenen voor onbepaalde tijd. De vergunning te verlenen voor de locatie, die kadastraal bekend staat als gemeente Deventer, Sectie G, nummer 890. Dat het grondwater mag worden onttrokken en geïnfiltreerd voor het koelen en verwarmen van de kliniek. Dat de volgende stukken onderdeel uitmaken van dit besluit: Het aanvraagformulier; Het rapport OPW Dimence te Deventer Effectenstudie grondwatersysteem, 26 april 2013, kenmerk 62324/ArD/20130426, IF Technology. De notitie ‘Toelichting bij de behandeling van het advies van Waterschap Groot Salland inzake aanvraag en ontwerpbeschikking KWO OPW Diemence te Deventer’, 28 augustus 2013, kenmerk 2013/0299530 Aan deze beschikking de voorschriften te verbinden die zijn opgenomen achter het tabblad Voorschriften.
Kenmerk 2013/0155779
Ondertekening en verzending Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening
Lars Wuijster teamleider Vergunningverlening
Deze beschikking is verzonden aan de aanvrager. Een afschrift is verzonden aan: Burgemeester en Wethouders van Deventer; Het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland; Vitens N.V.; IF Technology bv. Rechtsmiddelen Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Daarnaast wordt een kennisgeving gepubliceerd in Deventer Post. Tevens wordt de aanvraag en de beschikking met bijbehorende stukken ter inzage gelegd met ingang van 5 september 2013. Gedurende zes weken, ingaande op de dag na de dag van de ter inzage legging van het besluit, kan beroep worden aangetekend. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Rechtbank Overijssel, sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle. De beschikking treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Hebben u of derde belanghebbenden er belang bij dat deze beschikking ook na afloop van de beroepstermijn niet in werking treedt, dan kan om een voorlopige voorziening worden verzocht bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle. Wanneer binnen de beroepstermijn om een voorlopige voorziening wordt verzocht, treedt de beschikking pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen.
INHOUDSOPGAVE BESLUIT WATERWETVERGUNNING .....................................................................................3 De aanvraag 3 Besluit waterwetvergunning 3 Ondertekening en verzending 4 Rechtsmiddelen 4
Voorschriften ......................................................................................................................7
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
VOORSCHRIFTEN WATERWETVERGUNNING .......................................................8 Ontwerp en aanleg van het systeem 8 Meten en vastleggen van de onttrokken hoeveelheid grondwater 8 Kwaliteit van het grondwater en het te retourneren water 9 Voorkomen en signaleren van lekkage 9 Temperatuur van het te retourneren water en de energiebalans 10 Regeneratie van de bronnen 10 Evaluatie van energieopslagsystemen 10 Beëindiging van de onttrekking/retournering 10
Overwegingen...................................................................................................................13
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
PROCEDURELE ASPECTEN.................................................................................14 Aanvraag 14 Volledigheid van de aanvraag 14 Procedure 14 Adviezen 14 Ontwerpbeschikking, adviezen en zienswijzen 14
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN .....................................................................16 Inleiding 16 Projectbeschrijving 16 Systeembeschrijving 16 Effecten van het systeem 18 Invloed op bij het grondwater betrokken belangen 19 Afweging 20 Monitoring 20 Conclusie 21
BIJLAGE 1 :
PARAMETERS UITGEBREIDE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS ....23
BIJLAGE 2 :
PARAMETERS VERKORTE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS .........25
5
Waterwet Beschikking
Voorschriften
Aanvrager Aangevraagde activiteiten
: :
Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
: : : : :
Stichting Dimence Groep Onttrekking en retournering van grondwater ten behoeve van koeling en/of verwarming van een kliniek Nico Bolkesteinlaan 1 te Deventer 26 april 2013 30 augustus 2013 2013/0302137 Z-WATER_AWB-2013-016681
7
1
VOORSCHRIFTEN WATERWETVERGUNNING
1.1
Ontwerp en aanleg van het systeem 1.1.1
a. De inrichting mag uit niet meer dan 2 bronnen bestaan. De bronnen dienen geplaatst te worden op de locaties zoals aangegeven in het onderbouwende rapport. b. Het grondwater mag tot een diepte tot 40 meter beneden maaiveld aan de bodem worden onttrokken en geretourneerd. De filters van zowel de koude als de warme bron moeten worden geplaatst in het traject tussen 20 en 40 m-mv. Na de aanleg van de bronnen dient de uiteindelijke filterstelling van beide bronnen te worden gerapporteerd aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. c. Op verzoek van de vergunninghouder kan door Gedeputeerde Staten van Overijssel toestemming verleend worden om af te wijken van voorschrift 1.1.1.a en 1.1.1.b. Voorwaarde hierbij is dat door de afwijking geen schade ontstaat aan andere, bij het grondwater betrokken, belangen. d. De bronnen moeten worden aangelegd volgens NEN 5119, of een opvolger van deze norm. Er moet een gedetailleerde boorbeschrijving bijgehouden worden (ten minste één beschrijving per geboorde meter). Een afschrift van de boorbeschrijving moet worden toegezonden aan TNO Bouw en Ondergrond2 en aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. De doorboorde scheidende lagen moeten worden afgedicht met zwelklei. e. In het boorgat voor de bronnen of in aparte boorgaten nabij de bronnen moeten ter hoogte van het filtertraject peilfilters worden geplaatst die geschikt zijn voor monstername van het grondwater in het bepompte watervoerend pakket. f. Ten minste 2 weken voor de start van de boring moet dit per mail worden gemeld aan Gedeputeerde Staten van Overijssel via
[email protected] ter attentie van de toezichthouder Waterwet. g. Bij de inrichting moet een (eventueel digitaal) logboek aanwezig zijn waarin wijzigingen aan de installatie en de in deze voorschriften genoemde gegevens worden bijgehouden. h. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan berust bij diegene die binnen het bedrijf verantwoordelijk is voor de onttrekking. Op verzoek van een controlerende ambtenaar moet deze persoon de vergunning, het logboek en de in de voorschriften genoemde ijkingen en analyseresultaten kunnen overleggen.
1.2
Meten en vastleggen van de onttrokken hoeveelheid grondwater 1.2.1
a. De onttrokken hoeveelheid grondwater wordt (op een directe of indirecte manier) zo gemeten dat het meetresultaat in enige maand niet meer dan vijf procent afwijkt van de werkelijk onttrokken hoeveelheid. b. De meetinstrumenten voor het meten van de onttrokken hoeveelheid worden op een goed toegankelijke plaats geïnstalleerd, zodanig dat ze goed afleesbaar zijn. c. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de meetinstrumenten vóór aanvang van de onttrekking/retournering zijn geijkt. De vergunninghouder zorgt vervolgens voor de instandhouding en goede werking van de instrumenten, zodanig dat de volgens voorschrift 1.2.1.a vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft. De meetinstrumenten worden daartoe eens per jaar opnieuw gekalibreerd. Bij gebruik van elektromagnetische flowmeter(s) kan volstaan worden met kalibratie eens in de 10 jaar, mits evaluatie om de 5 jaar positief is. Het resultaat van de verrichte controles wordt, onder vermelding van de datum, in het logboek vermeld.
2
TNO Bouw en Ondergrond, afdeling Grondwater, ter attentie van de heer Ottema, Postbus 80015, 3508 TA Utrecht.
8
d. De onder voorschrift 1.2.1.a genoemde meetresultaten worden maandelijks geregistreerd op een meetstaat. Bij vervanging van een meetinstrument wordt zowel de eindstand van het oude meetinstrument als de beginstand van het nieuwe meetinstrument geregistreerd. Op de meetstaat wordt, onder opgave van de datum, eveneens melding gemaakt van voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting. De meetstaten worden minstens vijf jaar voor Gedeputeerde Staten van Overijssel beschikbaar gehouden. e. Jaarlijks wordt in de maand januari een registratieformulier met de in het voorgaande jaar maandelijks onttrokken hoeveelheid grondwater ingevuld en aan Gedeputeerde Staten van Overijssel toegezonden. Na beëindiging van de onttrekking moet binnen een maand worden opgegeven hoeveel grondwater per kwartaal tot aan de beëindiging is onttrokken.
1.3
Kwaliteit van het grondwater en het te retourneren water 1.3.1
a. Aan het te retourneren water mogen geen stoffen worden toegevoegd. De concentratie van stoffen mag, in vergelijking met het opgepompte water, niet door een bewerking zijn toegenomen. b. Voorafgaand aan de ingebruikname van het energieopslagsysteem moet het grondwater in beide bronfilters worden bemonsterd. De vergunninghouder is verplicht de monsters te analyseren op de parameters zoals aangegeven in bijlage 1 van deze beschikking. Het analyserapport wordt ten minste vier weken voorafgaand aan de ingebruikname van de inrichting toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. c. Vervolgens moet na ingebruikname van het KWO systeem één keer per jaar een monster genomen worden van het water in het koude filter. Indien de meetwaarden van de parameters van de eerste twee jaar overeenkomen met de waarden uit de referentiemeting, mag in dit specifieke geval de meetfrequentie, na goedkeuring door of namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, worden verlaagd tot één keer per drie jaar. De vergunninghouder is verplicht het genoemde monster te analyseren op de parameters zoals aangegeven in bijlage 2 van deze beschikking en daarnaast op milieuvreemde stoffen die, gelet op het energie-opslagproces, in het te infiltreren water terecht kunnen zijn gekomen. d. Als de vergunninghouder constateert of het vermoeden heeft dat de kwaliteit, behoudens de temperatuur, van het te infiltreren grondwater verschilt van het onttrokken grondwater moet hij de infiltratie direct staken. Van het staken van de infiltratie moet de vergunninghouder de Gedeputeerde Staten van Overijssel op de hoogte stellen. Verdere verontreiniging van het ontvangende grondwater dient te worden voorkomen en een eventueel al veroorzaakte verontreiniging dient te worden gesaneerd. e. Als een voorval zoals bedoeld in voorschrift 1.3.1.d zich voordoet, moet de vergunninghouder onmiddellijk een onderzoek verrichten conform voorschrift 1.3.1.b.
1.4
Voorkomen en signaleren van lekkage 1.4.1
a. Het grondwatercircuit moet fysiek volledig gescheiden zijn van het gebouwcircuit. Bij gebruik van vloeistoffen in het gebouwcircuit, anders dan leidingwater zonder toevoegingen, moet een dubbelwandige warmtewisselaar worden gebruikt voor de scheiding met het grondwatercircuit. b. Het systeem moet op zodanige wijze worden uitgevoerd dat vloeistof uit het gebouwcircuit niet in de bodem terecht kan komen en voorzien worden van een controlesysteem waarmee lekkage geconstateerd kan worden. c. In het gehele grondwatercircuit moet een zodanige overdruk gehandhaafd worden dat stoffen van buiten dit grondwatercircuit niet kunnen binnendringen. d. Het grondwatercircuit moet zodanig worden uitgevoerd dat geen beluchting kan optreden. e. Eén keer per jaar moet op lekkages gecontroleerd worden door het systeem (inclusief de leidingen) grondwaterzijdig af te persen. Geconstateerde gebreken moeten worden hersteld, voordat de warmtewisselaar weer in gebruik wordt genomen. Verrichte controles worden geregistreerd in het logboek.
9
1.5
Temperatuur van het te retourneren water en de energiebalans 1.5.1
a. De temperatuur van het te retourneren water mag niet hoger zijn dan 25°C. b. De hoeveelheid energie die wordt onttrokken en/of geïnfiltreerd wordt automatisch geregistreerd en ten minste dagelijks vastgelegd. c. Na afloop van elk jaar wordt de hoeveelheid in de bodem gebrachte energie (warmte) en uit de bodem onttrokken energie (koude) bepaald. Deze hoeveelheden worden gelijktijdig met het registratieformulier (voorschrift 1.2.1.e) toegestuurd aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel. d. In een aaneengesloten periode van vijf jaar dient de cumulatieve balans van de totale hoeveelheid in de bodem gebrachte energie en onttrokken energie minimaal eenmaal gelijk aan 0 (nul) te zijn.
1.6
Regeneratie van de bronnen 1.6.1
Het onderhoud aan de putten moet zoveel mogelijk mechanisch uitgevoerd worden. Chemische regeneratie is alleen toegestaan wanneer vooraf goedkeuring is verleend door Gedeputeerde Staten van Overijssel. Chemische regeneratie moet zodanig worden uitgevoerd dat er geen restverontreiniging achterblijft in de bodem. Het water dat wordt opgepompt tijdens het chemisch regenereren, mag niet worden geretourneerd in de bodem.
1.7
Evaluatie van energieopslagsystemen 1.7.1
a. De vergunninghouder moet vijf jaar na ingebruikname van de inrichting en daarna eens per vijf jaar een evaluatie verrichten. Doel van deze evaluatie is inzicht te krijgen in de effecten van het energieopslagsysteem op andere belangen en in de chemische en thermische gevolgen voor de bodem. b. In de evaluatie moet minimaal aandacht worden besteed aan: de maandelijkse hoeveelheid onttrokken en geretourneerd water; de per maand gemiddelde temperatuur van het onttrokken en geretourneerde water; een overzicht van de maandelijks in de bodem opgeslagen en uit de bodem onttrokken hoeveelheid energie; een berekening van de energiebalans per zomer- en winterseizoen van de afgelopen periode en de procentuele afwijking van de eindbalans; alle analyseresultaten van de monstername van grondwater; een overzicht van alle opgetreden calamiteiten, een toelichting op de oorzaak hiervan, de genomen maatregelen en de effecten van de genomen maatregelen; een evaluatie van de thermische en chemische effecten van de onttrekking en retournering en de gevolgen voor andere, bij het grondwater, betrokken belangen. c. Binnen een half jaar na het verstrijken van de vijfjaarlijkse periodes wordt het evaluatierapport toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel.
1.8
Beëindiging van de onttrekking/retournering 1.8.1
a. Beëindiging van de onttrekking en retournering moet ten minste twee maanden voor de beëindiging aan Gedeputeerde Staten van Overijssel worden gemeld.
10
b. Bij beëindiging van de onttrekking en infiltratie moet de vergunninghouder een onderzoek naar de grondwaterkwaliteit verrichten conform voorschrift 1.3.1.b. Binnen een maand na beëindiging van de winning moeten de resultaten van het onderzoek aan Gedeputeerde Staten van Overijssel worden toegestuurd. Indien uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de bodem- en/of de grondwaterkwaliteit tot boven de wettelijke normen negatief is beïnvloed, dient deze verandering ongedaan te worden gemaakt. Het saneringsplan dient te worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel. c. Bij beëindiging van de winning moet de vergunninghouder een evaluatie verrichten conform voorschrift 1.7.1.a en 1.7.1.b. Het evaluatierapport wordt binnen een half jaar na beëindiging van de winning toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. d. Na beëindiging van de onttrekking moeten de weerstandbiedende lagen in overeenstemming met het bepaalde in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 of opvolgende regelingen worden hersteld.
11
Waterwet Beschikking
Overwegingen
Aanvrager Aangevraagde activiteiten
: :
Locatie Datum ontvangst aanvraag Datum beschikking Kenmerk Projectnummer
: : : : :
Stichting Dimence Groep Onttrekking en retournering van grondwater ten behoeve van koeling en/of verwarming van een kliniek Nico Bolkesteinlaan 1 te Deventer 26 april 2013 30 augustus 2013 2013/0302137 Z-WATER_AWB-2013-016681
13
2
PROCEDURELE ASPECTEN
2.1
Aanvraag Wij hebben op 26 april 2013 een aanvraag3 voor een Waterwetvergunning ontvangen van Stichting Dimence Groep. Het betreft een aanvraag voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem op de locatie Nico Bolkesteinlaan 1 te Deventer.
2.2
Volledigheid van de aanvraag Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.
2.3
Procedure De aanvraag om Waterwetvergunning hebben wij behandeld conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4
Adviezen Wij
hebben de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: Burgemeester en Wethouders van Deventer; Het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland; Vitens N.V.
Naar aanleiding hiervan hebben wij geen advies ontvangen vóór de publicatie van de ontwerpbeschikking.
2.5
Ontwerpbeschikking, adviezen en zienswijzen Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij een ontwerpbeschikking opgesteld. Deze ontwerpbeschikking met aanvraag en bijlagen hebben wij vanaf 4 juli 2013 gedurende zes weken in het gemeentehuis van de gemeente Deventer en bij de provincie ter inzage gelegd. Gelijktijdig hebben wij Burgemeester en Wethouders van Deventer, het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland en Vitens N.V. in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen met betrekking tot de ontwerpbeschikking.
2.5.1
Zienswijzen en adviezen
Tijdens de termijn voor het inbrengen van zienswijzen is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
3
Kenmerk 2013/0155779
14
2.5.1.1
Ontvangen adviezen
Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij op 11 juli 2013 advies ontvangen van het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland, kenmerk VERG/0000489-17744. In dit advies stelt het waterschap dat in de effectenstudie wordt uitgegaan van de aanwezigheid van een scheidende laag met een weerstand van 300 dagen op een diepte van circa 10 meter. De aanwezigheid van deze scheidende laag (de Eemklei) is relevant voor de effectbepaling. Het kenmerkende van de Eemklei is dat deze erg grillig verbreid is. Het waterschap stelt dat deze klei op de aangevraagde locatie niet aanwezig is. Hierbij is uitgegaan van de beschikbare boringen in de omgeving (B33E0458). 2.5.1.2
Behandeling ontvangen adviezen
De feitelijke situatie is als volgt: Er liggen een drietal boringen binnen een straal van circa 1 kilometer. In het DINO-loket zijn deze boringen beschreven. Bij twee boringen (B27G0065 en B33E0048), beiden op een afstand van circa 1 kilometer, ontbreekt inderdaad de kleilaag. Bij de derde boring (B27G0064) op een afstand van circa 600 meter is de kleilaag wel aanwezig op een diepte van circa 11 tot 16,5 m-mv. Naast deze boorbeschrijving geeft het DINO-loket ook informatie over het geohydrologische model van Overijssel, met daarin kaarten van onder andere het voor komen van (de dikte) en de weerstand van de scheidende laag. Deze kaartbeelden tonen dat de scheidende laag in de omgeving van OPW Dimence aanwezig is en dat deze kleilaag uitwigt naar het zuiden. De kaart laat ook duidelijk zien dat deze inderdaad ter plaatse van de boring B33E0048 niet meer voorkomt, zoals door het Waterschap was aangegeven. Op basis van het model is de conclusie echter dat ter plaatse van het KWO-systeem van OPW Dimence de scheidende laag aanwezig is, deze laag heeft daar een dikte van circa 5 meter en een verticale weerstand van 0 tot 500 dagen. De door IF Technology gehanteerde waarde van 300 dagen past hier in. Er is dus geen aanleiding om te veronderstellen dat op dit punt de effectberekening bij de aanvraag onjuist is. Voor de hierboven genoemde locaties, figuren en schema’s wordt verwezen naar de notitie ‘Toelichting bij de behandeling van het advies van Waterschap Groot Salland (kenmerk VERG/0000489-1774, d.d. 10 juli 2013) inzake aanvraag en ontwerpbeschikking KWO OPW Dimence te Deventer
2.5.1.3
Conclusie
Naar aanleiding van het advies van het waterschap is de beschikking niet gewijzigd ten opzichte van de ontwerpbeschikking.
4
Kenmerk 2013/0237487
15
3
INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN
3.1
Inleiding Aan deze beschikking met bijbehorende voorschriften liggen een aantal overwegingen ten grondslag. Deze overwegingen zijn gebaseerd op het bij de aanvraag behorende rapport ´OPW Dimence te Deventer Effectenstudie grondwatersysteem, 26 april 2013, kenmerk 62324/ArD/20130426, IF Technology’. Dit rapport is de onderbouwing van, de toelichting bij en onderdeel van de aanvraag.
3.2
Projectbeschrijving De Stichting Dimence Groep te Deventer is voornemens bij de kliniek aan de Nico Bolkesteinlaan 1 gebruik te maken van grondwater voor de koeling en verwarming van het gebouw. Voor de energievoorziening zal gebruik gemaakt gaan worden van een duurzaam energieopslagsysteem volgens het principe van koude- en warmteopslag. In de winter zal grondwater onttrokken worden vanuit de warme bron en, na afgifte van de warmte, met een lagere temperatuur via de koude bron in het watervoerende pakket geretourneerd worden. In de zomer zal grondwater onttrokken worden vanuit de koude bron en, na afgifte van de koude, met een hogere temperatuur via de warme bron in het watervoerende pakket geretourneerd worden. Door het toepassen van dit duurzame energiesysteem wordt in vergelijking met conventionele koeling en verwarming een besparing gerealiseerd op het gebruik van elektriciteit en gas. Volgens berekeningen wordt een besparing van 23.200 aardgasequivalenten gerealiseerd zijnde een energiepbesparing van totaal 59% voor koeling èn verwarming. De reductie van het energieverbruik heeft een vermindering van uitstoot van 40 ton koolstofdioxide (CO2) en 52 kg Stikstofoxide (NOx) op jaarbasis tot gevolg.
3.3
Systeembeschrijving Voor de verwarming en koeling wordt gebruik gemaakt van een doublet systeem bestaande uit 1 warme bron en 1 koude bron, met een onderlinge afstand van circa 105 m. De filters zullen worden geplaatst in het tweede watervoerende pakket in het traject tussen 20 en 40 m-mv. De plaats en maximale diepte van de bronfilters zijn vastgelegd in voorschrift 1.1.1.a en 1.1.1.b van deze beschikking. De vergunninghouder kan echter een verzoek doen om het ontwerp van het systeem aan te mogen passen. In het veld kan blijken dat het plaatsen van een bron op deze locatie of diepte praktisch gezien toch niet mogelijk is. Ook kan de bron verstopt raken en op een andere locatie vervangen moeten worden. Gedeputeerde Staten van Overijssel zullen dan instemmen met een afwijking van voorschrift 1.1.1.a en 1.1.1.b, mits de aanpassing van het ontwerp geen gevolgen heeft voor de bij het grondwater betrokken belangen. Het systeem is gedimensioneerd op een debiet van 15 m3 per uur in de winterperiode en een debiet van 15 m3 per uur in de zomerperiode. Het jaarlijkse waterbezwaar bedraagt gemiddeld 50.000 m3 en maximaal 82.000 m3. In de winterperiode wordt grondwater onttrokken uit het warme filter, gebruikt voor verwarming van het pand en met een temperatuur van gemiddeld 8°C teruggebracht in de bodem via het koude filter. Het waterbezwaar in de winterperiode bedraagt gemiddeld 30.000 m3 en maximaal 52.000 m3. In de zomerperiode wordt grondwater onttrokken uit het koude filter, gebruikt voor koeling van het pand en via het warme filter weer in de bodem teruggebracht met een temperatuur van gemiddeld 15°C. Het waterbezwaar in de zomerperiode bedraagt gemiddeld 20.000 m3 en maximaal 30.000 m3. Jaarlijks wordt op deze manier circa 153 MWhth energie in de bodem gebracht en uit de bodem onttrokken.
16
Voor de aanleg van het systeem is een hogere uur- en dagcapaciteit aangevraagd, respectievelijk 19 m3/uur en 468 m3/dag, ten opzichte van 15 m3/uur en 360 m3/dag die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van het bodemenergiesysteem. In het besluit is daarom deze uur- en dagcapaciteit vergund. De maximale maandcapaciteit is in verhouding met de uur- en dagcapaciteit die is aangevraagd voor de werking van het bodemenergiesysteem 3.3.1
Bodemopbouw
Het maaiveld bevindt zich ter plaatse op circa 7 m+NAP. De bodem is opgebouwd uit goed- en slechtdoorlatende lagen. Ten behoeve van het onderzoek zijn aan de verschillende lagen geohydrologische parameters toegekend. Dit betreft een doorlaatvermogen (kD-waarde) aan een watervoerend pakket en een weerstand (c-waarde) aan een slechtdoorlatende laag. De bodemopbouw is in het onderbouwende rapport beschreven aan de hand van de Grondwaterkaart van Nederland, gegevens uit de DINO- en REGIS-database van TNO-NITG en op basis van aanvullende informatie van boorbeschrijvingen van omliggende energieopslagsystemen. In onderstaande tabel is de schematisatie van de bodemopbouw weergegeven. Geschematiseerde bodemopbouw
diepte
lithologie
geohydrologische benaming
doorlaatvermogen of weerstand [m2/dag] of [d]
[m-mv] 0-12
matig grof tot zeer grof zand
eerste watervoerende pakket
280 m2/dag
(freatisch) 12-15
klei
eerste scheidende laag
300 d
15-40
matig fijn tot uiterst grof zand, met
tweede watervoerende pakket
700 m2/dag
kleilaagjes en glauconiet
3.3.2
40-80
klei
tweede scheidende laag
4.000 d
80-200
matig fijn tot zeer grof zand
derde watervoerende pakket
1.800 m2/dag
>200
fijn zand en klei
hydrologische basis
∞
Grond- en oppervlaktewater
Grondwater De lokale grondwaterstroming is naar verwachting westelijk gericht en heeft een lage stroomsnelheid van circa 20 meter per jaar. De gemiddelde stijghoogte van het tweede watervoerende pakket waarin het energieopslagsysteem beoogd is, bedraagt circa 3,5 +NAP. Grondwatertemperatuur De natuurlijke temperatuur van het grondwater bedraagt circa 11,5 °C. Zoet-zout grensvlak De grens tussen zoet en brak grondwater bevindt zich volgens gegevens uit REGIS op een diepte van circa 150 m-NAP. De brak-zout grens ligt dieper dan 150 m-mv.
17
3.4
Effecten van het systeem De hydrologische effecten (de berekende verlagingen en verplaatsingen van het grondwater) kunnen gevolgen hebben voor andere, bij het grondwater betrokken belangen. Het gebied waarbinnen deze belangen mogelijk kunnen spelen en worden beoordeeld is het hydrologische invloedsgebied. Dit gebied wordt bepaald door de 5-cm verlagings- en of verhogingslijn in het freatische pakket. Voor de bepaling van de hydrologische effecten is gebruik gemaakt van de berekeningen met het computerprograma MLU.
3.4.1
Hydrologisch
3.4.1.1
Schematisatie
De schematisatie voor het grondwatermodel is gebaseerd op de eerder beschreven bodemopbouw. diepte
Toelichting
[m-mv] 2,2
3.4.1.2
Gesloten bovenrand e
Doorlaatvermogen
Weerstand
[m2/dag]
[d]
-
∞
2,2-12
1 watervoerende pakket
12-15
1e scheidende laag
280
-
-
300
15-20
2e watervoerender pakket
20
Fictieve scheidende laag
20-30
2e watervoerende pakket (filter)
280
-
30
Fictieve scheidende laag
-
1,5
30-40
2e watervoerende pakket
280
-
40-80
2e scheidende laag
-
∞
140
-
-
1
Effecten
Uitgangspunten Om de stijghoogte- en grondwaterstandveranderingen te berekenen is een stationaire berekening uitgevoerd waarbij het systeem op maximaal debiet (15 m³/uur) draait. Omdat in de praktijk het energieopslagsysteem slechts gedurende een zekere periode op maximaal debiet draait, zijn de berekende grondwaterstandveranderingen en stijghoogteveranderingen in het eerste en het tweede watervoerende pakket een overschatting van de werkelijke optredende effecten. Uitkomsten Het hydrologische invloedsgebied is het gebied waarbinnen het effect van het energieopslagsysteem op de stijghoogte gelijk aan of groter dan 0,05 m is. De maximale verandering van de grondwaterstand (eerste watervoerende pakket) is kleiner dan 0,05 m. In het tweede watervoerende pakket ligt de 0,05 m stijghoogteverandering-lijn op circa 110 m vanaf de bron. In figuur 3.1 in de effectenstudie is het hydrologische invloedsgebied in het tweede watervoerende pakket (opslagpakket) in de winter- en zomersituatie gepresenteerd. 3.4.2
Hydrothermisch
De temperatuursveranderingen van het grondwater door KWO-systemen kunnen verschuivingen veroorzaken in de chemische evenwichten tussen het ondergrondmateriaal en het grondwater ter plaatse en kan ook effect hebben op de biologische processen in de ondergrond. De grootte van het invloedsgebied, waarbinnen deze effecten worden onderzocht, wordt bepaald door de 0,5° Celsius – beïnvloedingslijn. Deze contourlijn wordt berekend op basis van een cumulatieve maximale temperatuurverandering over een periode van 20 jaar. Voor de bepaling van de hydrothermische effecten is gebruik gemaakt van de berekeningen met het computerprogramma HstWin-2D. 3.4.2.1
Effecten
Uitgangspunten De randvoorwaarden in het HstWin-2D-model zijn gebaseerd op de geohydrologische beschrijving. HstWin-2D simuleert de grondwaterstroming en het warmtetransport in één laag. De dikte van deze laag is gelijk gekozen aan de effectieve filterlengte (10 m).
18
Uitkomsten Het hydrothermische invloedsgebied is het gebied ter hoogte van de gemodelleerde bronfilters waarbinnen de temperatuur minimaal 0,5°C afwijkt van de natuurlijke grondwatertemperatuur (11,5°C). De grens van het hydrothermische invloedsgebied van het energieopslagsysteem reikt tot 70 m van de bron na 20 jaar energieopslag. In figuur 3.2 in de effectenstudie is het hydrothermische invloedsgebied in het tweede watervoerende pakket (opslagpakket) in de winter- en zomersituatie gepresenteerd.
3.5
Invloed op bij het grondwater betrokken belangen De berekende verlagingen en verplaatsingen van het grondwater kunnen gevolgen hebben voor andere, bij het grondwater betrokken belangen. De volgende belangen worden daarbij beschouwd: Verontreinigingen Natuurgebieden Landbouwgebieden Bouwwerken Overige grondwateronttrekkingen Archeologische monumenten Grondwaterkwaliteit Het gebied waarbinnen deze belangen mogelijk kunnen spelen en worden beoordeeld in het hydrologische en hydrothermische invloedsgebied. Deze gebieden worden respectievelijk bepaald door de 5-cm verlagings- en of verhogingslijn in het freatische pakket en door de 0,5 °C verlagingsen verhogingslijn. Voor de bovengenoemde belangen wordt vastgesteld of deze voorkomen in dit gebied en in welke mate er sprake is van beïnvloeding, of dit toelaatbaar is en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om deze bezwaren te ondervangen, hetzij een belemmering zijn voor het realiseren van het KWO-systeem. De effectgebieden zijn weergegeven in de figuren 3.1 en 3.2 in de effectenstudie. Op basis van de provinciale kaarten is vastgesteld dat de hydrologische en hydrothermische invloedsgebieden niet liggen in natuur-, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden of Ecologische beschermingszones), openbaar groen of landbouwgebied. Daarom worden deze belangen verder niet beschouwd.
3.5.1
Verontreinigingen
Grondwaterverontreinigingen kunnen door onttrekkingen aangetrokken of verplaatst worden, waardoor de verontreiniging over een groter gebied verspreid wordt. Navraag bij provincie en gemeente heeft opgeleverd dat er binnen de effectgebieden van het energieopslagsysteem zich geen (ernstige) verontreinigingen bevinden. Daarmee is beïnvloeding van verontreinigingen niet aan de orde. 3.5.2
Bouwwerken
Een verlaging van de grondwaterstand in veen, klei of leemlagen kan in het algemeen zetting veroorzaken aan bebouwing. Indien de grondwaterstand in het verleden laag is geweest, zal de zetting al opgetreden zijn en zal de bodem niet verder inklinken. Bij infiltratie kan verhoging van de grondwaterstand in het algemeen ook leiden tot het onderlopen van bijvoorbeeld kelders. Om een ongewenst verlies aan bruikbaarheid, schade of hoge onderhoudskosten aan infrastructuur En constructies te voorkomen norm mag de zetting niet groter zijn dan 150 mm en mag het zettingsverhang (rotatie) niet groter zijn dan 1:300. De berekende eindzetting van 1 mm en de daarmee gepaard gaande verschilzetting (1:30.000) veroorzaakt geen schade aan gebouwen, funderingen, wegen of constructies.
19
3.5.3
Overige grondwateronttrekkingen
Het is ongewenst dat bestaande bodemenergiesystemen of grondwateronttrekkingen het rendement van het nieuwe systeem negatief beïnvloeden. Het nieuwe bodemenergiesysteem zelf, mag bestaande systemen niet beïnvloeden (negatieve interferentie). Binnen het berekende thermische invloedsgebied bevinden zich geen grondwatergebruikers. Het berekende hydrologische invloedsgebied overlapt wel het hydrologische invloedsgebied van het bestaande systeem van het Deventer Ziekenhuis. Dit heeft echter slechts (een wederzijdse) marginale invloed op stijghoogtes en geen merkbare invloed op het rendement. Deze situatie is door de aanvrager afgestemd met het Deventer Ziekenhuis. Daarom is een ongewenste wisselwerking tussen de onttrekking van het nieuwe energieopslagsysteem met andere systemen of onttrekkingen niet aan de orde. 3.5.4
Archeologische monumenten
Binnen het invloedsgebied liggen geen gebieden of objecten waar een archeologische waarde aan toegekend is. Daarom zal beïnvloeding van archeologische door effecten van het KWO-systeem niet optreden. 3.5.5
Grondwaterkwaliteit
De structurele temperatuurverandering van het grondwater als gevolg van het energieopslagsysteem bedraagt na 20 jaar op een afstand van circa 70 meter 0,5 °C. Door deze geringe veranderingen en door de voorgeschreven bovengrens van de temperatuur van het geretourneerde grondwater van 25°C zal de chemische en microbiologische samenstelling van het grondwater niet significant wijzigen. Beïnvloeding van het zoet-zout grensvlak De filters van het systeem worden aangelegd op een diepte van circa 20–40 m-mv. Het grondwater is op deze diepte zoet. De grens tussen zoet en brak grondwater bevindt zich op een diepte van circa 150m-mv. Hierdoor wordt geen invloed op de ligging van het zoet - zout grensvlak verwacht.
3.6
Afweging De provincie staat positief tegenover de toepassing van KWO-systemen vanwege de energiebesparing en daarmee reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Het beleid van de provincie is er op gericht om de toepassing van KWO te stimuleren. Uit de effectstudie blijkt dat het KWO-systeem nauwelijks merkbare gevolgen zal hebben in een beperkt (invloeds-)gebied met betrekking tot verandering in freatische grondwaterstanden, kwaliteit en –temperatuur. Het nieuwe systeem raakt aan een bestaand systeem, maar er treedt daarbij geen wederzijdse (negatieve) beïnvloeding op. Op deze manier wordt de bodem in ruimtelijke zin optimaal benut. Met betrekking tot de overige bij het grondwater betrokken belangen concluderen wij dat er geen sprake is van natuur- en landbouwgebieden, archeologische waarden of een bodemverontreiniging binnen het invloedsgebied. Schade aan bouwwerken als gevolg van zettingen is zowel vanwege de kleine kans als wel van de beperkte zettingen in een klein gebied geen wezenlijk risico.
3.7
Monitoring De monitoring dient plaats te vinden op de werking van het energieopslagsysteem. Hierbij moet expliciet aandacht worden besteed aan het bereiken en in stand houden van een voldoende temperatuur- en energiebalans in de bodem. Tevens dient de kwaliteit van het grondwater te worden bewaakt. Hiertoe zijn voorschriften opgenomen bij deze beschikking.
20
3.8
Conclusie Wij zijn van mening dat op basis van de bij de aanvraag behorende rapportage en overwegingen de voorgenomen onttrekking op een verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd op basis van de te verlenen vergunning met voorschriften.
21
BIJLAGE 1 : PARAMETERS UITGEBREIDE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS Parameter
Eenheid
Algemene parameters
Parameter
Eenheid
Zware Metalen
Elektrisch geleidingsvermogen (EC)
Ms/m
Arseen (As)
g/l
Kleur (455 nm)
mg/l
Cadmium (Cd)
g/l
Watertemperatuur
o
Chroom (Cr)
g/l
Zuurstof (O2)
mg/l
Koper (Cu)
g/l
Zuurgraad
pH
Kwik (Hg)
g/l
Lood (Pb)
g/l
Nikkel (Ni)
g/l
Zink (Zn)
g/l
C
Anorganische parameters Anionen
Meq/l
Kationen
Meq/l
Ionenbalans
%
Organische parameters
Ammonium (NH4)
mg/l
Dissolved organic carbon (DOC)
Chloride (Cl)
mg/l
Nitraat (NO3)
mg/l
Nitriet (NO2 )
mg/l
Sulfaat (SO4)
mg/l
Totaal fosfaat (PO4)
mg/l
Waterstofcarbonaat (HCO3)
mg/l
Calcium (Ca)
g/l
Natrium (Na)
g/l
Kalium (K)
g/l
Silicium (Si)
g/l
Magnesium (Mg)
g/l
Aluminium (Al)
g/l
IJzer (Fe)
mg/l
Mangaan (Mn)
mg/l
g/l
23
BIJLAGE 2 : PARAMETERS VERKORTE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS Parameters verkorte analyse grondwatermonsters Parameter
Eenheid
Parameter
Zuurstof
O2
mg/l
Zuurgraad
Ph
Elektrisch geleidend vermogen
Ms/m
Watertemperatuur
C
Anorganische macroparameters
Waterstofcarbonaat
HCO3
mg/l
Chloride
Cl
mg/l
Sulfaat
SO4
mg/l
Natrium
Na
mg/l
Kalium
K
mg/l
Calcium
Ca
mg/l
Magnesium
Mg
mg/l
Ammonium
NH4
mg/l
Nitraat
NO3
mg/l
IJzer
Fe
mg/l
Mangaan
Mn
mg/l
Aluminium
Al
g/l
Anorganische microparameters
25