fã~ÖáåÉ=íÜÉ=êÉëìäí
Project MER warmtekrachtcentrale E.ON op bedrijfsterrein Bayer Anwerpen NV: Niet technische samenvatting E.ON Benelux NV Projectnummer BE01120003160 | November 2012
Pagina 2 van 26
fã~ÖáåÉ=íÜÉ=êÉëìäí
Pagina 3 van 26
Opdrachtgever
BE01120003160
E.ON Benelux NV Capelseweg 400 3068 AX Rotterdam Nederland Contactpersoon: Alex Micajkov Tel: 0031,10,888,2668 E,mail :
[email protected]
Project,MER warmtekrachtcentrale E.ON op bedrijfsterrein Bayer Antwerpen NV
Opdrachtnemer
ARCADIS Belgium NV Posthofbrug 12 2600 Berchem BTW BE 0426.682.709 RPR Antwerpen ING 320,0687053,72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB
Contactpersoon
Kathleen Nysten
Telefoon
+32 3 328 62 86
Telefax
+32 3 328 62 87
E,mail
[email protected]
Website
www.arcadisbelgium.be
Pagina 4 van 26
BE01120003160
Revisie/ Versie
Datum
Opmerking
A
Juli 2012
Gebundelde kennisgeving / ontwerpmilieueffectrapportage
B
November 2012
Finale versie na richtlijnenvergadering
Functie
Naam
Handtekening
Datum
Functie
Naam
Handtekening
Datum
Opgesteld Afdeling/discipline Kathleen Nysten Lien Verbeeck Patrick Pans
Geverifieerd Afdeling/discipline
BE01120003160 BE0111001983
Pagina 5 van 26
Niet technische samenvatting 1
Inleiding
Dit milieueffectrapport (MER) wordt opgemaakt naar aanleiding van de bouw en exploitatie van een warmtekracht' centrale of WKK door E.ON Benelux (afgekort EBX), een dochtermaatschappij van E.ON AG, één van de grootste energiebedrijven van Europa, op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV in de Antwerpse haven. Een warmtekrachtcentrale is een installatie waarin tegelijkertijd stoom (warmte) en elektriciteit (kracht) wordt geproduceerd. Een andere term voor dergelijke gecombineerde productie is warmtekrachtkoppeling, afgekort WKK. Het grote voordeel van warmtekrachtkoppeling is dat bij een gezamenlijke opwekking van warmte en elektriciteit de in de brandstof aanwezige energie optimaal wordt benut waardoor beduidend minder brandstof nodig is dan bij een gescheiden productie van eenzelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit. E.ON plant de bouw van een warmtekrachtcentrale met gasturbine, recuperatiestoomketel en tegendruk stoomturbine met een vermogen van maximaal 123 MWth. De energievoorziening voor Bayer Antwerpen NV gebeurt momenteel contractueel door buurbedrijf Lanxess NV. De uitbating van de energie'installaties van Lanxess NV zou in februari 2015, na einde contract en met het aflopen van de exploitatievergunning in het vooruitzicht (02/08/2016), stopgezet worden. Om de stoom' en elektriciteitslevering na het aflopen van het contract met Lanxess NV te garanderen, heeft Bayer Antwerpen NV beslist om een nieuw cogeneratieproject op te starten: de warmtekrachtcentrale die door E.ON gebouwd zal worden.
Aangezien dit
cogeneratieproject niet tegen februari 2015 gerealiseerd zal zijn, voorziet Bayer als tijdelijke oplossing de bouw en exploitatie van 3 back'up stoomketels met elk een vermogen van 55 MW th. Hiervoor werd reeds een project'MER opgesteld en goedgekeurd (PR0625, april 2012). Zodra de warmtekrachtcentrale in werking is, zullen deze stookinstallaties enkel nog als back'up fungeren, waarbij de maximale warmtevraag met twee stoomketels kan worden gedekt. De bouw van de warmtekrachtcentrale is MER'plichtig. Voor de realisatie van het project zijn o.a. een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning nodig. Voor MER'plichtige projecten kunnen deze vergunningen enkel bekomen worden op voorwaarde dat er een MER wordt opgemaakt. In dit MER wordt nagegaan wat de milieugevolgen van het project zullen zijn. Indien ernstige milieueffecten verwacht worden, moet nagegaan worden op welke manier deze effecten voorkomen, verminderd of eventueel gecompenseerd kunnen worden. Het is de initiatiefnemer van het project, in dit geval E.ON Benelux, die aan een team van erkende MER'deskundigen de opdracht geeft om het MER op te stellen. De volgende disciplines worden in detail behandeld in het MER: •
lucht;
•
oppervlaktewater;
•
bodem en grondwater;
•
geluid en trillingen;
•
fauna en flora;
•
mens.
2
Procedure voor het opstellen van een MER
De opmaak van een MER gebeurt volgens een wettelijk vastgelegde procedure en doorloopt verschillende stappen:
1.
Opstellen en aan het publiek ter inzage voorleggen van een kennisgeving. In de kennisgeving wordt het project voorgesteld en wordt vermeld wie deel zal uitmaken van het team van erkende deskundigen. Verder wordt aangegeven
welke
mogelijke
milieueffecten
bestudeerd
zullen
worden
en
hoe
dat
zal
gebeuren.
Geïnteresseerden kunnen de kennisgeving bij de gemeente waar het project gepland is inkijken en eventueel opmerkingen formuleren op de inhoudsafbakening van het MER;
2.
Opmaak van richtlijnen door de Dienst Mer. In deze richtlijnen wordt aangegeven hoe het MER moet opgemaakt worden en welke de belangrijkste aandachtspunten zijn. De opmerkingen die tijdens de terinzagelegging verzameld werden, worden in de richtlijnen verwerkt;
Pagina 6 van 26
3.
BE01120003160
Opmaak van het MER. Het Team van erkende MER'deskundigen stelt het MER op. Eerst wordt een ontwerp' MER ingediend dat doorgaans op een ontwerpvergadering wordt besproken met de Dienst Mer en de verschillende adviserende instanties. Op basis van de opmerkingen op deze vergadering wordt een finale versie van het MER opgemaakt en ingediend bij de Dienst Mer voor goedkeuring.
Het goedgekeurde MER maakt deel uit van de bouw' en milieuvergunningsaanvraag en wordt mee ter inzage gelegd tijdens het openbaar onderzoek van deze vergunningsprocedures. Doorgaans wordt de m.e.r.'procedure gevolgd zoals hierboven beschreven. Er bestaat evenwel een mogelijkheid om de kennisgeving en het ontwerp'MER gebundeld in te dienen bij de Dienst Mer. Hoewel de inhoud/finaliteit van de kennisgeving en het ontwerp'MER verschillend zijn, namelijk respectievelijk een voorstel van te hanteren methodologie en een (ontwerp van) uitwerking van dit voorstel, kunnen ze in één document verwerkt worden. Deze werkwijze is compatibel met de bestaande wetgeving en E.ON heeft ervoor geopteerd om deze werkwijze te volgen. Bij indiening van de gebundelde kennisgeving/ontwerp'milieueffectrapportage behandelt de Dienst Mer dit document in eerste instantie als een kennisgeving. Het betreft dus een onderzoek naar de vereiste elementen die een kennisgeving minimaal dient te bevatten. De volledigheid als kennisgeving wordt onderzocht en afgetoetst aan de decretale bepalingen terzake. De volledigverklaring van de kennisgeving spreekt zich niet uit over de methodologische of inhoudelijke correctheid van de volledige gebundelde kennisgeving/ontwerp'milieueffectrapportage. De bespreking van de ontwerp'milieueffectrapportage gebeurt tijdens de richtlijnenvergadering. De richtlijnen bevatten in dit geval dus ook de opmerkingen op het ontwerp'MER.
3
Situering van het project
3.1
Ruimtelijke situering
Zoals reeds werd aangehaald, wordt de warmtekrachtcentrale op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen gebouwd. Bayer Antwerpen NV is gevestigd op het grondgebied van de stad Antwerpen. Het bedrijf ligt midden in het Antwerpse havengebied, ter hoogte van Lillo op de rechter Scheldeoever en situeert zich op ongeveer 9 km ten noordwesten van het stadsgedeelte van Antwerpen. Het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen bevindt zich aan de Scheldelaan, tussen de Schelde (ten westen) en het Kanaaldok B1 (ten oosten). Binnen dezelfde site zijn ook installaties gelegen die geëxploiteerd worden door Lanxess NV, Katoen Natie Polymer Contractors, LBC – CEPSA, Peeters OIW en Peeters Painting. De noordelijke grens van de site waar Bayer Antwerpen gelegen is, wordt gevormd door de verbindingsweg naar de Lillobrug en de Tijsmanstunnel met daarachter Evonik. Ten zuiden bevindt zich het bedrijf VOPAK en een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (Wijtvliet). Het industriegebied waarin Bayer Antwerpen NV vrij centraal gelegen is, wordt omringd door woonzones, agrarische gebieden en natuurgebieden. Tot de woonzones behoren Antwerpen stad, randgemeenten, uitlopers en enkele geïsoleerde woonkernen, alsook een aantal poldergemeenten op de linker' en rechter Scheldeoever (o.a. Doel, Stabroek en Berendrecht). De agrarische gebieden bevinden zich voornamelijk in westelijke en noordoostelijke richting, de natuurgebieden bevinden zich verspreid rondom het Antwerpse Havengebied en langs de Schelde. Figuur 1: Bedrijfsterrein Bayer Antwerpen NV met aanduiding WKK E.ON Figuur 2: Topografische kaart Figuur 3: Luchtfoto Figuur 4: Gewestplan
Pagina 7 van 26
Figuur 1: Bedrijfsterrein Bayer Antwerpen NV met aanduiding WKK E.ON
Legende WKK E.ON
BAYER
ENERGIE BACK$UP KETELS
LBC $ CEPSA
ANILINE
PEETERS OIW
LANXESS NV
KATOEN NATIE BULK TERMINAlS
BE0111001983 BE01120003160
Pagina 8 van 26
Figuur 2: Topografische kaart
BE0111001983 BE01120003160
Pagina 9 van 26
Figuur 3: Luchtfoto
BE0111001983 BE01120003160
Pagina 10 van 26
Figuur 4: Gewestplan
BE0111001983 BE01120003160
Pagina 11 van 26
BE01120003160
De belangrijkste woonkernen/bewoning in een straal van 5 km van de site zijn: •
Lillo
ca. 1.750 m ten NW
•
Doel
ca. 3.500 m ten NW
•
Stabroek
ca. 4.000 m ten NO
•
Berendrecht
ca. 4.500 m ten N
• Kallo
3.2
ca. 5.000 m ten ZW
Administratieve voorgeschiedenis
De bestaande installaties van Bayer Antwerpen NV zijn vergund tot 02/08/2016. Voor de back2up stoomketels werden de nodige vergunningen aangevraagd, maar nog niet afgeleverd. De nieuw te bouwen warmtekrachtcentrale is uiteraard ook nog niet vergund.
4
Beschrijving van het project
4.1
Algemeen
Het project dat het onderwerp uitmaakt van dit MER omvat de bouw en exploitatie van een warmtekrachtcentrale door E.ON Benelux (EBX) op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV. Zoals reeds eerder werd aangehaald gebeurt de energievoorziening momenteel nog door Lanxess NV en voorziet Bayer de bouw van 3 back2up stoomketels om de periode tussen de stopzetting van de energievoorziening door Lanxess en de opstart van de warmtekrachtcentrale te overbruggen. De stookketels zullen vanaf dan als back2up voor de warmtekrachtcentrale fungeren. Voor de bouw en exploitatie van de stookketels werd reeds een MER opgesteld en goedgekeurd in april 2012.
4.2
Constructiefase
De duur van de constructiefase wordt geschat op 15 maanden. Er worden enkel bovengrondse structuren geplaatst, die gefundeerd zullen worden door middel van paalfunderingen. Er zal normaal gezien niet bemaald moeten worden. Het grondverzet zal zeer beperkt blijven (max. 7.000 m³). Er wordt een gebouw voorzien voor de stoomturbine en de elektrische hulpdiensten. De overige installaties worden niet in een gebouw geplaatst. De gasturbine wordt wel geïnstalleerd in een behuizing met geluidsisolatie.
4.3
Beschrijving van de bestaande en geplande installaties
4.3.1
Productie eenheden Bayer Antwerpen NV
Bayer Antwerpen NV baat de volgende productie2eenheden uit: •
Polyether2eenheid: productie van polyether en polymeer2polyolen;
•
DDP2eenheid: productie van Bisphenol A;
•
Makrolon2eenheid: productie van Makrolon® en tussenproduct difenylcarbonaat;
•
Aniline2eenheid: productie van aniline, nitrobenzeen en ammoniumcarbonaat, inclusief productie van waterstof en CO in de Reformer2installatie
Pagina 12 van 26
4.3.1.1
BE01120003160
Aniline2eenheid
De aniline2eenheid bevindt zich in de sector midden en omvat de volgende installaties: •
de nitrobenzeeninstallatie met productiecapaciteit van 230.000 ton/jaar;
•
de aniline2installatie met een productiecapaciteit van 215.000 ton/jaar;
•
de reformerinstallatie met een productiecapaciteit van 14.000 ton/jaar CO en 100.000.000 Nm³/jaar H2
De grondstoffen voor de productie van aniline zijn waterstof en nitrobenzeen. Deze stoffen worden ter plaatse geproduceerd. De productie van aniline gebeurt in twee stappen: in een eerste stap worden nitrobenzeen en waterstof geproduceerd (respectievelijk in de nitrobenzeen2 en in de reformer2installatie) en in de tweede stap wordt aniline geproduceerd in de aniline2installatie via een heterogeen katalytische hydrogenatie van nitrobenzeen met waterstof in vier parallelle straten. In de aniline2eenheid worden de volgende capaciteitsverhogingen voorzien: •
de nitrobenzeen2installatie: toename van de productiecapaciteit van 230.000 tot 420.000 ton/jaar;
•
de aniline2installatie: toename van de productiecapaciteit van 215.000 tot 250.000 ton/jaar;
Deze capaciteitsverhoging werd samen met de bouw van de drie back2upstookketels reeds beoordeeld in een project2 MER dat door Bayer Antwerpen NV werd opgesteld (2012). De capaciteitsverhoging in de aniline2eenheid werd nog niet vergund.
4.3.1.2
DDP2eenheid
De DDP2 of Bisfenol is de meest recente productie2eenheid van Bayer Antwerpen NV. Ze werd opgestart in 1991 in de sector Noord en kende sindsdien een grote bloei. De capaciteit bedraagt 250.000 ton/jaar. DDP of 4,4’ 2dihydroxydifenyl2222’2propaan is een reactieproduct van fenol en aceton. DDP is een wit product dat meestal als alkalische oplossing rechtstreeks naar de Makrolon2eenheid wordt geleid. Een gedeelte van het DDP wordt verkocht als vast product of als smelt voor toepassingen in de productie van polyesthers en epoxyharsen.
4.3.1.3
Polyether2eenheid
In de polyether2eenheid, die in 1972 in productie ging, worden meerdere types polyether vervaardigd: polyether en polymeerpolyol2polyether (PMPO2polyether). De polyether2eenheid situeert zich in de sector Noord. De productiecapaciteit van deze eenheid bedraagt max. 600.000 ton/jaar polyether en max. 60.000 ton/jaar PMPO2 polyether. De polyether2eenheid maakt geen gebruik van intern geproduceerde grondstoffen.
4.3.1.4
Makrolon2eenheid
De Makrolon2eenheid, met een productiecapaciteit van 240.000 ton/jaar, staat in voor de productie van: •
Makrolon®
•
DPC (difenylcarbonaat)
•
SPC (Smeltpolycarbonaat)
Makrolon® is de naam van het Bayer2polycarbonaat, een hoogwaardige technische kunststof die sinds 1989 in Antwerpen wordt geproduceerd. De grondstoffen voor Makrolon® zijn bisfenolen (DDP of andere), chloor en koolstofmonoxide. DDP wordt aangeleverd door de DDP2eenheid, CO deels door de Reformerinstallatie van de aniline2eenheid en deels extern.
Pagina 13 van 26
4.3.2
BE01120003160
Back up stookketels Bayer Antwerpen NV
De energievoorziening voor Bayer Antwerpen NV gebeurt momenteel contractueel door buurbedrijf Lanxess NV. De stoomproductie voor de gehele site (Bayer + Lanxess) bestaat hoofdzakelijk uit een WKK met nageschakelde bijstookketel, een parallel werkende stoomketel die als hot stand2by fungeert en waarin ook diverse restbrandstoffen verbrand worden en een stoomturbine. Er zijn tevens 2 back2up vlampijpketels voor de levering van lage2druk stoom. De uitbating van de huidige energie2installaties van Lanxess, nl. stoomketel, de stoomturbine en de back2up ketels, zou in februari 2015, na einde contract, worden stopgezet. De verdere continue uitbating van de gasturbine en de bijstookketel van Electrabel is absoluut onzeker na het verlopen van het servicecontract in 2015. Om de stoomlevering na het aflopen van het contract met Lanxess NV te garanderen, heeft Bayer Antwerpen NV beslist om een nieuw cogeneratieproject op te starten: de warmtekrachtcentrale die door E.ON gebouwd zal worden. Aangezien dit cogeneratieproject niet tegen februari 2015 gerealiseerd zal zijn, voorziet Bayer als tijdelijke oplossing de bouw en en exploitatie van 3 stookinstallaties met elk een vermogen van 55 MW th. Hiervoor werd reeds een project2MER opgesteld en goedgekeurd (PR0625). Deze ketels zouden in februari 2015 op redundante wijze in de volledige stoombehoefte van Bayer kunnen voorzien en twee van de drie ketels zullen later als back2up fungeren voor de warmtekrachtcentrale.
4.3.3
Warmtekrachtcentrale E.ON
Het project omvat de bouw en exploitatie van een warmtekrachtcentrale door E.ON op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV. Het saldo van de elektriciteitsproductie (ca. 10 tot 50 %) zal via het interne Bayer2netwerk aan het Elia transportnet geleverd worden. De warmtekrachtcentrale bestaat uit volgende onderdelen: • •
een aardgasgestookte gasturbine met een maximaal thermisch vermogen van ca. 96 MWth; een recuperatiestoomketel met naverbranding met een maximaal thermisch vermogen van ca. 47 MWth die stoom op 90 bar levert;
•
een tegendruk stoomturbine waarin de 90 bar stoom wordt ontspannen tot een drukniveau van 66, 35 en 6 bar die aan het stoomnet van Bayer Antwerpen NV wordt geleverd; 1
Het totale thermische vermogen van de nieuwe WKK2eenheid zal maximaal 123 MWth bedragen. De maximale stoomproductie zal ca. 90 t/h bedragen, de gemiddelde stoomproductie zal ca. 70 ton/u bedragen. De jaarlijkse elektriciteitsproductie van de WKK2eenheid wordt geraamd op maximaal 370 GWh. De efficiëntie van de nieuwe WKK2 eenheid zal meer dan 85% bedragen. In Figuur 5 wordt een principeschema van de warmtekrachtcentrale gegeven.
____________________________ 1
De totale capaciteit van de WKK is kleiner dan de som van de capaciteiten van de gasturbine en de stoomketel aangezien beide niet
tegelijkertijd opereren op maximale capaciteit.
Pagina 14 van 26
Figuur 5: Principeschema warmtekrachtcentrale
GT = gasturbine ST = stoomturbine WRK = warmterecuperatieketel G=
generator
BE01120003160
Pagina 15 van 26
4.3.4
BE01120003160
Ondersteunende installaties warmtekrachtcentrale
Er wordt voor de nieuwe warmtekrachtcentrale enkel een beperkte opslagplaats voor chemicaliën voorzien. Bayer Antwerpen NV beschikt over de overige noodzakelijk ondersteunende installaties: •
back(up stoomketels: Er worden geen nieuwe back(up stoomketels voorzien. Twee van de drie back(up stoomketels die door Bayer Antwerpen NV gebouwd zullen worden, zullen bij ingebruikname van de warmtekrachtcentrale fungeren als back(up;
•
demin(water en ketelvoedingswater: Het ketelvoedingswater van de warmtekrachtcentrale wordt geleverd door Bayer Antwerpen NV;
•
deaërator: Bayer Antwerpen NV beschikt over een deaërator om het deminwater te ontluchten. Mogelijk wordt een afzonderlijke deaërator door E.ON voorzien in de WKK.
4.3.5
Nutsvoorzieningen
De warmtekrachtcentrale zal over een eigen koelkringloop beschikken. Voor het overige zal gebruik gemaakt worden van de bestaande nutsvoorzieningen van Bayer Antwerpen NV. De watervoorziening gebeurt via verschillende bronnen: leidingwater en dokwater uit het kanaaldok B1 dat gebruikt wordt als koelwater. Er zijn drie rioleringssytemen: de hemelwaterriolering, de dokwaterriolering en de afvalwaterleidingen, respectievelijk voor biologisch en niet biologisch te behandelen afvalwater. Het niet biologisch te behandelen afvalwater ondergaat een passende voorbehandeling in de verschillende bedrijfseenheden. Het biologisch te behandelen afvalwater wordt afgevoerd naar een centrale waterzuiveringsinstallatie. Het effluent van de waterzuivering wordt in de Schelde geloosd. Dokwater (koelwater) wordt in het kanaaldok B1 geloosd. Niet(verontreinigd hemelwater wordt ook afgevoerd naar het kanaaldok B1. Verontreinigd hemelwater wordt opgevangen in de afvalwaterriolering en na zuivering in de Schelde geloosd. De warmtekrachtcentrale heeft een interne koelkringloop, die over een warmtewisselaar met dokwater wordt gekoeld.
4.3.6
Transport
Aardgas wordt aangevoerd via een pijpleiding. Transporten via de weg voor de aanvoer van hulpstoffen (chemicaliën, smeermiddelen) en de afvoer van afvalstoffen zal zeer beperkt zijn (minder dan 1 voertuig per week).
5
Alternatieven
5.1
Nulalternatief
Het nulalternatief houdt in dat het project dat het onderwerp vormt van dit MER niet gerealiseerd wordt. Dit betekent dat de warmtekrachtcentrale van E.ON niet gebouwd wordt en dat de energievoorziening van Bayer Antwerpen NV vanaf 2015 normaal gezien zal ingevuld worden via de drie te bouwen back(up stoomketels.
5.2
Locatiealternatieven
De nieuwe warmtekrachtcentale wordt gebouwd in de onmiddellijke nabijheid van de back(up stoomketels van Bayer, op een perceel met vrije ruimte en gunstig gelegen t.o.v. de distributie(infrastructuur (aanvoer van aardgas, water; afvoer van stoom naar de belangrijkste klanten). Er worden geen locatiealternatieven bekeken.
Pagina 16 van 26
5.3
BE01120003160
Uitvoeringsalternatieven
Echte uitvoeringsalternatieven worden in dit MER niet onderzocht. Er gebeurde wel een BBT(toetsing om aan te tonen dat het voorgestelde project overeenkomt met de beste beschikbare technologie (BBT). Voor de warmtekrachtcentrale werd een toetsing uitgevoerd t.o.v. de Beste Beschikbare Technieken voor gasgestookte installaties. Uit de BBT(toetsing blijkt dat de warmtekrachtcentrale zal voldoen aan BBT.
6
Referentiesituatie en geplande situatie
Als referentiesituatie wordt de toestand van het milieu (lucht, water, bodem) en de emissiesituatie (atmosferische emissies, afvalwater, geluid) van Bayer Antwerpen NV en het aandeel van de energie(installaties van Lanxess dat aan Bayer Antwerpen kan toegewezen worden, in het jaar 2010 aangenomen omdat dit een vergelijking met het MER van Bayer voor de back(up stoomketels mogelijk maakt. 2010 wordt het referentiejaar genoemd. De beschrijving van de referentiesituatie gebeurt op basis van kaartmateriaal, bestaande beleidsdocumenten, meetgegevens, …. De geplande situatie is de toestand van het studiegebied in de toekomstige situatie. Hierbij wordt er voor dit project van uit gegaan dat de warmtekrachtcentrale van E.ON Benelux instaat voor de energievoorziening van Bayer Antwerpen en dat de back(up stoomketels van Bayer enkel als back(up fungeren. Naast de geplande situatie wordt in dit MER ook een tijdelijke situatie bekeken, meer bepaald de tijdelijke oplossing waarbij de stoomlevering gebeurt door de drie back(up stoomketels die Bayer Antwerpen zal bouwen in de periode vooraleer de WKK van E.ON in gebruik kan genomen worden.
7
Milieueffecten
7.1
Lucht
7.1.1
Beschrijving van de referentiesituatie
De actuele luchtkwaliteit in het studiegebied voldoet voor alle polluenten, die relevant zijn voor het project (NO2, SO2 en CO) aan de kwaliteitsdoelstellingen. In één meetpunt wordt de grenswaarde voor NOx bereikt. In het referentiejaar 2010 bedraagt de jaarvracht van de relevante polluenten 282,7 ton NOx, 14,9 ton SO2 en 47,9 ton CO.
7.1.2
Effectbeschrijving en +beoordeling
Als gevolg van de realisatie van het project zal in de geplande situatie maximum 276 ton NOx, 10,3 ton ton SO2 en 333 ton CO worden uitgestoten. Voor NOx en SO2 dalen de geëmitteerde vrachten dus. Voor CO is er wel een stijging. Voor de parameter NO2 wordt enkel ter hoogte van de locatie met maximale immissiebijdrage een belangrijke bijdrage tot de luchtkwaliteit vastgesteld en dit zowel in de referentie( als de geplande situatie. De NO2( immissiebijdrage ter hoogte van het maximum bedraagt 2,03 Bg/m³, de grenswaarde is 40 Bg/m³. De locatie met maximale immissiebijdrage voor NO2 betreft een gebied met een oppervlakte van 2 tot 3 ha ter hoogte van het Kanaaldok B1, dat aan weerszijden wordt omringd door industriegebied. De realisatie van het project leidt in vergelijking met de referentiesituatie tot een beperkte stijging (0,02 Bg/m³) van de jaargemiddelde concentratie aan NO2 ter hoogte van het dichtst bijgelegen woongebied (Lillo) en een daling ter hoogte van de overige omringende woongebieden. De wijziging in de immissiebijdrage voor NO2 als gevolg van de realisatie van het project geeft geen aanleiding tot overschrijdingen van de
Pagina 17 van 26
BE01120003160
kwaliteitsdoelstellingen voor deze parameter in het studiegebied. Ter hoogte van de nabijgelegen natuurgebieden daalt de immissiebijdrag voor NOx. In vergelijking met de tijdelijke situatie ligt de immissiebijdrage in de geplande situatie in alle nabijgelegen woongebieden lager of ongeveer op hetzelfde niveau. Voor SO2 wordt in de geplande situatie, met uitzondering van een daling van de immissiebijdrage voor SO2 in Berendrecht, een beperkte stijging van de jaargemiddelde concentraties ter hoogte van de meest nabij gelegen woon( en natuurgebieden vastgesteld in vergelijking met de referentiesituatie. De immissiebijdrage stijgt met maximaal 0,026 Bg/m³. Ook voor SO2 leidt de realisatie van het project niet tot overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling in het studiegebied. In vergelijking met de tijdelijke situatie liggen de SO2(immissiebijdragen in de geplande situatie steeds lager of even hoog, behalve ter hoogte van het maximum. Voor CO stijgt de gemiddelde immissiebijdrage in de nabijgelegen woon( en natuurgebieden in de geplande situatie met maximaal 24,9 Bg/m³ ten opzichte van de referentiesituatie. De kwaliteitsdoelstelling bedraagt 10.000 B/m³ en zal niet overschreden worden na ingebruikname van de WKK. De WKK emitteert meer CO dan de stookketels waardoor de immissiebijdragen voor CO in de geplande situatie ook hoger liggen dan in de tijdelijke situatie. Dat er voor NO2 en SO2 ondanks een daling van de emissievrachten in bepaalde gebieden toch hogere immissiebijdragen worden berekend in vergelijking met de referentiesituatie, kan verklaard worden door het feit dat de NO2( en SO2(emissie in de referentiesituatie vooral wordt uitgestoten via een schouw van 100 meter hoog (WKK Lanxess) en aan een hoge temperatuur. In de geplande situatie worden deze emissies via een lagere schouwen (45 meter voor de nieuwe WKK van E.ON, 35 meter voor de back(up stoomketels van Bayer) geëmitteerd en aan een lagere temperatuur.
7.1.3
Milderende maatregelen
Als gevolg van de realisatie van het project wordt voor alle polluenten een zeer beperkte impact op de luchtkwaliteit verwacht. Het is dan ook niet nodig om bijkomende milderende maatregelen tijdens de realisatie van het project te voorzien. Na de realisatie van het project zullen de emissies van de warmtekrachtcentrale conform de meetverplichtingen in Vlarem moeten worden opgevolgd.
7.2
Oppervlaktewater
De warmtekrachtcentrale van E.ON heeft een mogelijke impact op oppervlaktewater via de lozing van afvalwater en koelwater. Het afvalwater van de warmtekrachtcentrale wordt na zuivering in de waterzuiveringsinstallatie van Bayer Antwerpen in de Schelde geloosd. Koelwater (of dokwater) wordt onttrokken aan het kanaaldok B1 en daar, samen met het koelwater van Bayer Antwerpen, terug in geloosd.
7.2.1
Beschrijving van de referentiesituatie
Bayer Antwerpen NV beschikt over gescheiden rioleringssystemen voor de opvang van hemelwater, dokwater en afvalwater. Het afvalwater wordt na zuivering in de centrale afvalwaterzuiveringsinstallatie in de Schelde geloosd. De belangrijkste verontreinigingen in het afvalwater van de warmtekrachtcentrale zijn CZV, BZV, ammonium, totaal N, totaal P, natrium, chloride en de opgeconcentreerde metalen uit het leidingwater (As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb en Zn). Het geloosde koelwater bevat geen verontreiniging, enkel een beperkte opwarming. Niet(verontreinigd hemelwater wordt afgevoerd naar het kanaaldok B1. Verontreinigd hemelwater wordt opgevangen in de afvalwaterriolering en na zuivering in de Schelde geloosd. Uit de meetgegevens van de VMM(databank kan afgeleid worden dat de Schelde ter hoogte van Bayer Antwerpen NV niet
volledig
aan
de
kwaliteitsdoelstellingen
voldoet.
De
meest
kritische
parameters
zijn
CZV,
som
nitraat/nitriet/ammonium en orthofosfaat. De zuurstofhuishouding is er de voorbije jaren op vooruitgegaan en is beter in
Pagina 18 van 26
BE01120003160
de stroomafwaarts van het lozingspunt gelegen meetpunten dan in de stroomopwaarts gelegen meetpunten. De watertemperatuur in de havendokken is de voorbije jaren constant gebleven en voldoet aan de kwaliteitsdoelstelling. Het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied.
7.2.2
Effectbeschrijving en –beoordeling
Bayer Antwerpen NV heeft in 2010 ongeveer 454 m³/u of 3.978.184 m³/j gezuiverd afvalwater geloosd. Na ingebruikname van de warmtekrachtcentrale van E.ON zal dit debiet oplopen tot ca. 479 m³/u of 4.198.060 m³/jaar. De vuilvracht van de geloosde componenten neemt slechts in zeer beperkte mate toe na ingebruikname van de warmtekrachtcentrale. De gemiddelde impact van de lozing van Bayer Antwerpen en E.ON op de waterkwaliteit van de Schelde is te verwaarlozen. De berekende concentratieverhoging is immers voor alle parameters kleiner dan 1% van de milieukwaliteitsnorm. Ook de impact op de afvoer van de Schelde is te verwaarlozen. Het lozingsdebiet van Bayer Antwerpen NV bedraagt in de referentiesituatie slechts 0,0042% van het gemiddeld vloeddebiet van de Schelde en na in gebruikname van de warmtekrachtcentrale 0,0044% Ook de tijdelijke (worst case) impact van de lozing van Bayer Antwerpen NV (waarbij rekening gehouden wordt met de lozingsvoorwaarden en een laag afvoerdebiet) op de waterkwaliteit van de Schelde is verwaarloosbaar tot beperkt. Voor geen enkele parameter bedraagt de berekende concentratieverhoging meer dan 50% van de toetsingswaarde. De tijdelijke impact op de afvoer van de Schelde is eveneens zeer beperkt. Het vergunde lozingsdebiet van Bayer Antwerpen NV bedraagt slechts 0,11% van het netto afvoerdebiet van de Schelde. Bayer Antwerpen NV loost koelwater in het kanaaldok B1. In 2010 werd 62.756.000 m³ dokwater geloosd, of gemiddeld 7.164 m³/u. In de geplande situatie zal deze hoeveelheid toenemen tot 73.235.000 m³/j of 8.360 m³/h. Het grootste deel van deze stijging (8.449.000 m³/j) is echter afkomstig van een uitbreiding die Bayer Antwerpen voorziet in de aniline( eenheid. De ingebruikname van de warmtekrachtcentrale zal aanleiding geven tot een bijkomende koelwaterlozing van maximaal 2.030.000 m³/j of max. 195 m³/h in normale omstandigheden en max. 450 m³/h bij hogere temperaturen. De maximale thermische vracht bedraagt 2,7 MWth. De bijkomende lozing zal voldoen aan de temperaturen die werden opgelegd in de lozingsvergunning voor koelwater waarover Bayer Antwerpen beschikt. Rekening houdend met de geringe stroming in het kanaaldok wordt ervan uitgegaan dat er ter hoogte van de lozingspunten van Bayer Antwerpen NV zones voorkomen waarin niet altijd voldaan wordt aan de kwaliteitsdoelstelling voor temperatuur, maar dat deze zones beperkt zijn in omvang. Het kanaaldok B1 is 400 meter breed en er wordt aangenomen dat deze zones zich niet over de volledige breedte van het kanaaldok uitstrekken. Modellering van de koelwaterlozing is gezien het zeer complexe systeem van de havendokken niet haalbaar in het kader van dit project(MER. De exacte impact van de koelwaterlozing kan dan ook niet bepaald worden. Dat de invloed van de lozing niet heel ver reikt kan afgeleid worden uit de temperatuur die de afgelopen jaren gemeten werd in de nabijgelegen VMM(meetpunten. Die blijft doorheen de jaren constant. Daarnaast wordt verwezen naar de discipline fauna en flora waar een visserijkundig onderzoek in de havendokken wordt aangehaald en waaruit blijkt dat de visbiomassa ter hoogte van de lozing van Bayer Antwerpen niet afwijkt van andere plaatsen in de dokken. Er wordt niet verwacht dat de bijkomende lozing van koelwater na de geplande uitbreiding hier verandering in zal brengen. Zeker niet wanneer rekening gehouden wordt met het feit dat (het aandeel van Bayer van) de WKK van Lanxess buiten gebruik zal worden gesteld wat betekent dat Lanxess minder koelwater zal lozen en dat bijgevolg een groot deel van de bijkomende koelwaterlozing door de warmtekrachtcenrale van E.ON zal compenseerd worden. Als gevolg van de geplande uitbreiding neemt de verharde oppervlakte op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen toe. Er zal daardoor een beperkte bijkomende hoeveelheid hemelwater moeten afgevoerd worden. Aangezien met betrekking tot de afvoer van het bijkomende hemelwater rekening zal gehouden worden met de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater zal de impact op de afvoer van de ontvangende oppervlaktewateren (de Schelde en het kanaaldok B1) beperkt blijven.
Pagina 19 van 26
7.2.3
BE01120003160
Milderende maatregelen
Aangezien zowel de permanente als tijdelijke impact van de afvalwaterlozing van Bayer Antwerpen en E.ON op de oppervlaktewaterkwaliteit en (kwantiteit van de Schelde te verwaarlozen is en ook de impact van de koelwaterlozing op de watertemperatuur in de havendokken beperkt is, worden geen milderende maatregelen voorgesteld.
7.3
Bodem en grondwater
7.3.1
Beschrijving van de referentiesituatie
De ondergrond ter hoogte van Bayer Antwerpen is zandig. Op het terrein werd over een dikte van ca. 4 meter ophoogzand aangebracht. Bayer Antwerpen NV beschikt niet over een eigen grondwaterwinning en ook in de nabije omgeving komen geen grondwaterwinningen voor. Uit de verschillende bodemonderzoeken die reeds op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen werden uitgevoerd, blijkt dat er in de zone waar de warmtekrachtcentrale gebouwd zal worden een verontreiniging met nikkel aanwezig is in het grondwater.
7.3.2
Effectbeschrijving en –beoordeling
In het kader van de constructiewerkzaamheden werden een aantal effecten mogelijk relevant beschouwd: •
Grondverzet : de constructie van de installaties zal niet gepaard gaan met grote hoeveelheden grondverzet, gezien de infrastructuur voornamelijk bovengronds wordt voorzien. Het grondverzet zal conform de vigerende wetgeving gebeuren (VLAREBO, het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. Er dient een grondonderzoek te worden uitgevoerd bij afvoer van meer dan 250 m³ ontgraven grond, wat in huidig geval niet wordt voorzien.
•
Structuurwijziging is een verandering in de structuur (stapeling van bodemdeeltjes) van de bodem. In voorliggend geval is voornamelijk verdichting van belang als negatief effect op de bodem. Het projectgebied is echter een opgespoten terrein met een hoofdzakelijk zandige textuur. De ondergrond is dan ook weinig gevoelig voor verdichting. Rekening houdend met de bodembestemming, industriegebied, wordt eventuele verdichting als niet belangrijk beoordeeld.
•
Profielwijziging: Bij het uitgraven van grond en bij inbreng van vreemde materialen in de bodem kan het oorspronkelijke bodemprofiel worden verstoord. Aangezien de uitgravingen plaatsvinden in opgespoten gronden zonder profielontwikkeling, wordt dit effect als verwaarloosbaar beoordeeld. Het bodemgebruik en de bodemgeschiktheid zullen niet wezenlijk veranderen door de realisatie van het project.
•
Aantasting bodemhygiëne: tijdens de constructiefase kan accidentele bodemverontreiniging optreden ten gevolge van lekken in brandstofleidingen of morsverliezen van voornamelijk olie en/of brandstoffen tijdens het gebruik en het onderhoud van gebruikte machines. De kans dat er verontreinigde grond zal vrijkomen is klein, gezien er zich op ter hoogte van de locatie waar de warmtekrachtcentrale gebouwd zal worden geen grondverontreiniging bevindt. Indien de uitgegraven gronden toch verontreinigd blijken, zullen deze dienen te worden afgevoerd.
In het kader van de exploitatiefase voor dit project is enkel aantasting van de bodemhygiëne en potentiële wijziging van de grondwaterkwaliteit relevant. Bodem( en/of grondwaterverontreiniging kan ontstaan ten gevolge van incidenten of lekken tijdens het productieproces, door lekken bij opslag, overslag of transport van producten, en door zure depositie. Hiertoe zijn een aantal kritische locaties van belang: productie(installaties, opslagplaatsen, laad( en losplaatsen. Er werden voor de diepere ondergrond geen effecten verwacht en/of besproken. De enige relevante bedrijfskritische locaties bij WKK(eenheden zijn de opslagtanks voor chemicaliën. De opslagfaciliteiten zullen aan de Vlarem(voorwaarden voldoen zodat het risico op bodem( en/of grondwaterverontreiniging zeer beperkt zal zijn.
Pagina 20 van 26
7.3.3
BE01120003160
Milderende maatregelen
Aangezien het project slechts een te verwaarlozen impact heeft op bodem en grondwater en geen relevant risico op bodem( en grondwaterverontreiniging inhoudt, dringen er zich geen specifieke milderende maatregelen op.
7.4
Geluid
7.4.1
Beschrijving van de referentiesituatie
Voor de beschrijving van de referentiesituatie of het huidige omgevingsgeluid wordt beroep gedaan op de resultaten van de langdurige geluidsimmissiemetingen uitgevoerd in het kader van het project(MER ‘Uitbreiding nitrobenzeen( en anilineproductie en plaatsing back(up stoomketels’ van maart 2012 (PRMER(625(GK). In dit MER werden omgevingsmetingen uitgevoerd op twee locaties MP1 en MP2 gelegen langs de Scheldelaan. Rekening houdende met de ligging van de nieuwe warmtekrachtcentrale wordt MP2 als relevante meetlocatie weerhouden. De meetlocatie is gelegen langs de Scheldelaan ter hoogte van Fluxys ten noordwesten en op ca. 200 m afstand van de perceelsgrenzen van Bayer Antwerpen NV. De geluidsimmissiemeting werd uitgevoerd over een meetduur van 11 opeenvolgende dagen van 3 t/m 13 oktober 2011. Uit de vergelijking van het omgevingsgeluid met de milieukwaliteitsnormen kan algemeen gesteld worden dat het omgevingsgeluid op deze meetlocatie gedurende de week hoger ligt dan gedurende het weekend. Dit is voornamelijk te wijten aan het verkeersgeluid van de Scheldelaan. Omwille van dit verkeersgeluid wordt de dag( en avondnorm gedurende de week niet gehaald. Tijdens het weekend ligt het verkeersgeluid lager en wordt de dagnorm wel gehaald. Tijdens alle nachtperiodes wordt de milieukwaliteitsnorm wel gehaald.
7.4.2
Effectbeschrijving en –beoordeling
Bouwfase In de omgeving van de bouwwerf bevinden de dichtste woningen zich te Lillo op minstens 1.600 m afstand. Rekening houdende met de ligging van deze dichtste woningen mag gesteld worden dat de geluidsbelasting daar t.g.v. de bouwwerken (exclusief heien) maximaal ca. 29 dB(A) zal bedragen. Teneinde een indicatie te geven van de mogelijke geluidsimpact van de bouwwerken op deze dichtste woningen wordt het berekende immissieniveau vergeleken met de toepasselijke milieukwaliteitsnorm. Voor de dagperiode geldt een kwaliteitsnorm van 50 dB(A) en voor de avond( en nachtperiode geldt een kwaliteitsnorm van 45 dB(A). De geluidsbijdrage van de bouwwerken (ca. 29 dB(A)) voldoet hiermee ruim aan de aanbevolen milieukwaliteitsnormen zodat hiermee eventuele geluidshinder kan uitgesloten worden. Heien Rekening houdende met een afstand van 1.600 m tot de dichtste woningen van Lillo is het aangewezen om het geluidsvermogenniveau tijdens het heien te beperken tot maximaal ca. 125 dB(A). In dat geval zou de equivalente geluidsbelasting tijdens het heien binnen de milieukwaliteistnorm van 50 dB(A) voor de dagperiode blijven en kan eventuele hinder worden uitgesloten. Voor wat de trillingen betreft naar de dichtste woningen, worden geen problemen verwacht, zelfs niet wanneer met de meest trillingsbelastende methode, dit is met trilblok, zou worden geheid. De dichtste woningen van Lillo bevinden zich trouwens op minstens 1.600 m afstand van de heiwerkzaamheden. Het maximale trillingsniveau t.g.v. de heiwerkzaamheden zal hier ruim onder de strengste streefwaarde van 0,10 mm/s liggen. Dit betekent dat trillingen niet meer voelbaar zijn en aldus trillingshinder kan uitgesloten worden.
Pagina 21 van 26
BE01120003160
Exploitatiefase Voor de bepaling van het specifieke geluid van het project (continue geluid van de WKK) wordt gebruik gemaakt van het akoestische rekenmodel IMMI 2011. Met dit model wordt de geluidsoverdracht naar de onmiddellijke omgeving gesimuleerd waarbij met diverse invloeden rekening wordt gehouden (luchtabsorptie, bodeminvloed, afscherming, reflectie, enz.). Voor akoestische gegevens van de WKK wordt beroep gedaan op beschikbare informatie van de opdrachtgever en/of leverancier van de WKK. Voor de geluidsmodellering van de geplande WKK worden de volgende geluidsbronnen in beschouwing genomen: gasturbine, luchtinlaat van de gasturbine, gas diffusor, stoomketel of warmterecuperatieketel, schoorsteenuitlaat, stoomturbine, transformator gasturbine en stoomturbine, gasreductiestation, stoomleidingen en kleppen. De geplande WKK wordt uitgerust met geluidsbeperkende voorzieningen, met name: geluidsdichte omkasting voor de gasturbine, geluidsdempers voor de luchtaanzuig en –afvoer van de gasturbine, geluidsdempers voor de ventilatie van de gas( en stoomturbine en gebouw voor de stoomturbine. Het specifieke geluid van de geplande WKK wordt bepaald en beoordeeld op 200 m afstand van de perceelsgrenzen van Bayer Antwerpen NV volgens de geluidsvoorwaarden die van toepassing zijn voor “nieuwe inrichtingen”. Er worden twee evaluatiepunten weerhouden (EP2 en EP3) die gelegen zijn ten westen en ten noorden van de WKK op 200 m afstand van de perceelsgrenzen van Bayer Antwerpen NV. Het berekende specifieke geluid in de evaluatiepuinten EP2 en EP3 bedraagt respectievelijk 35,5 dB(A) en 38,5 dB(A). Rekening houdende met een nachtnorm van rspectievelijk 40 dB(A) voor EP2 en 45 dB(A) voor EP3 kan gesteld worden dat de specifieke geluidshbijdrage van de geplande WKK binnen de Vlarem(normen ligt. Het feit dat de installaties van Bayer Antwerpen NV bestaan uit een geheel van “bestaande inrichtingen” (vergund vóór 01/01/1993) en “nieuwe inrichtingen” (vergund na 01/01/1993) dient ook de totale specifieke geluidsbijdrage van alle “nieuwe inrichtingen” van Bayer Antwerpen NV binnen de Vlarem(normen te blijven. Voor de berekening van het totale specifieke geluid van alle nieuwe inrichtingen wordt gesteund op de eerder opgemaakte MER’s voor Bayer Antwerpen NV. Het totale specifieke geluid van alle nieuwe inrichtingen wordt berekend in dezelfde evaluatuiepunten EP2 en EP3 waar de specifieke geluidsbijdrage van de geplande WKK het hoogst zal zijn. Het totale specifieke geluid van alle nieuwe inrichtingen (inclusief het specifieke geluid van de geplande WKK) bedraagt respectievelijk 40 dB(A) in EP2 en 41,8 dB(A) in EP3. Rekening houdende met een nachtnorm van respectievelijk 40 dB(A) voor EP2 en 45 dB(A) voor EP3 kan gesteld worden dat de totale specifieke geluidsbijdrage van alle nieuwe inrichtingen (inclusief het specifieke geluid van de geplande WKK) binnen de Vlarem(normen blijft. Voor de beschrijving van de geluidsimpact van de geplande WKK wordt evaluatiepunt EP2 (= meetpunt MP2) weerhouden waar het oorspronkelijke omgevingsgeluid werd opgemeten. Rekening houdende met het weerhouden significantiekader voor industriegeluid krijgt het project een eindbeoordeling “0” wat wil zeggen dat de geluidsemissie van de geplande WKK een verwaarloosbare invloed heeft op het omgevingsgeluid.
7.4.3
Milderende maatregelen
De akoestische dimensionering van de geplande WKK is gebaseerd op geluidsvermogenniveaus die door de leverancier ter beschikking zijn gesteld. De geluidsvermogenniveaus houden rekening met geluidsbeperkende voorzieningen waarmee de WKK zal worden uitgerust en zijn uiterste waarden die in deze fase van het project kunnen worden gegarandeerd door de leveranciers van de gas( en stoomturbines. De geluidsbeperkende voorzieningen zijn: •
geluidsdichte omkasting voor de gasturbine;
•
geluidsdempers voor de luchtaanzuig en –afvoer van de gasturbine;
•
geluidsdempers voor de ventilatie van de gas( en stoomturbine;
•
gebouw voor de stoomturbine.
Bij de realisatie van het project is het belangrijk dat de geluidsvermogenniveaus zoals vermeld in dit MER worden aangehouden alsook de layout van de WKK vermits installaties en/of gebouwen van de WKK fungeren als afschermende en/of reflecterende objecten. In geval bij de verdere ontwikkeling van het ontwerp belangrijke verschillen zouden
Pagina 22 van 26
BE01120003160
voorkomen t.o.v. van de in dit MER gemodelleerde akoestische situatie en die een impact zouden kunnen hebben op de globale geluidsemissie dan is het aangewezen om de wijzigingen te verifiëren met het akoestisch model van dit MER. Wanneer rekening wordt gehouden met het “akoestisch ontwerp” van de WKK zoals beschreven in dit MER dan mag ervan uitgegaan worden dat geen extra maatregelen noodzakelijk zijn. Opmerking: Bij de beoordeling van het totale geluid van alle nieuwe inrichtingen (inclusief het specifieke geluid van de geplande WKK) komen we in evaluatiepunt EP2 op de rand van de 40 dB(A)(grenswaarde. Dit betekent dat er momenteel geen geluidsruimte meer zou zijn voor nieuwe inrichtingen. Naast het specifieke geluid van de geplande WKK wordt het geluid van de nieuwe inrichtingen hoofdzakelijk bepaald door de uitbreidingen tussen 1993 en 2000. Het feit dat het specifieke van deze uitbreidingen destijds (in het MER van 2000) op een indicatieve manier werd bepaald, zal Bayer het initiatief nemen om nieuwe en nauwkeurigere berekeningen te laten uitvoeren voor deze uitbreidingen volgens de voorgeschreven methodieken van het MER(richtlijnenboek voor geluid en trillingen.
7.5
Fauna en flora
7.5.1
Beschrijving van de referentiesituatie
Voor de discipline fauna en flora zijn de volgende gebieden aandachtsgebieden met betrekking tot de bespreking van de effecten: •
VEN(gebied (Vlaams Economisch Netwerk) ‘De Kuifeend’ op ca. 1,75 km ten O;
•
VEN(gebied ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’, ten westen, op ca. 600 m ten ZW aan de overzijde van de Scheldelaan. Het Galgenschoor, op 2 km ten NW, maakt hier deel van uit;
•
Habitatrichtlijngebied Schelde en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent, ten westen aan de overzijde van de Scheldelaan op ca. 600 m ten ZW. Het Galgenschoor maakt hier deel van uit;
•
Vogelrichtlijngebied ‘De Kuifeend en de Blokkersdijk’, op ca. 1,75 km ten O;
•
Vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden(Schelde, ten westen, op ca. 1,5 km ten ZW, aan de overzijde van de Schelde. Het Galgenschoor maakt hier deel van uit.
Estuaria zijn biologisch zeer rijke ecosystemen met een grote diversiteit aan organismen. Estuaria zijn ook zeer productief met een groot voedselaanbod. De getijdengebieden bezitten een grote waarde voor heel wat vogelsoorten. Het Galgenschoor is een schorrengebied dat op de biologische waarderingskaart wordt aangeduid als biologisch zeer waardevol. Er komen relatief soortenarme plantengemeenschappen voor met dominantie van één soort. Dergelijke habitats zijn uiterst zeldzaam in Vlaanderen. Het gebied is ook van grote waarde voor verschillende vogelsoorten. De Kuifeend is een complex van ornithologisch waardevolle gebieden. Er komen 220 vogelsoorten voor waaronder 85 broedvogelsoorten.
7.5.2
Effectbeschrijving en +beoordeling
De effecten die in het kader van het project relevant kunnen zijn, zijn: •
biotoopverlies tijdens de constructiefase;
•
fyto(toxiciteit)/verzuring door gasvormige emissies;
•
toxiciteit voor aquatische organismen ten gevolge van lozingen;
•
rustverstoring door geluidsemissies, verlichting.
De warmtekrachtcentrale wordt ingeplant binnen het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV. Aangezien hier geen belangrijke natuurwaarden voorkomen, zal er geen relevant ecotoop( of biotoopverlies optreden.
Pagina 23 van 26
BE01120003160
De bijdrage van de gasvormige emissies van Bayer Antwerpen en E.ON tot de kwaliteit van de omgevingslucht is zowel in de huidige situatie als na de geplande uitbreiding voor alle relevante geëmitteerde componenten zeer beperkt en zal geen aanleiding tot directe schadelijke effecten op planten of cultuurgewassen. Er worden ook geen relevante verzuringseffecten verwacht ten gevolge van de emissie van NOx en SO2. Zoogdieren kunnen voor de effectbeoordeling gelijk gesteld worden aan de mens. De luchtkwaliteitsdoelstellingen die van toepassing zijn, zijn immers gebaseerd op chronische toxiciteit voor dieren. Er wordt hiervoor dan ook naar de discipline mens verwezen. Ook via de lozing van afvalwater en koelwater worden geen relevante nadelige effecten op aquatische organismen verwacht. Daarvoor is de impact van de lozing van afvalwater op de waterkwaliteit van de Schelde en de impact van de lozing van het koelwater op de watertemperatuur in de havendokken te beperkt. Rustverstoring is vooral relevant tijdens de exploitatiefase. De Schelde(oevers ten westen van de warmtekrachtcentrale zijn in de huidige situatie beperkt akoestisch verstoord en gevoelig voor akoestische verstoring van avifauna. Er komen een aantal vogelsoorten voor die gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor akoestische verstoring. De verhoging van het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de Schelde(oevers als gevolg van de warmtekrachtcentrale is echter te verwaarlozen en zal bijgevolg geen aanleiding geven tot akoestische verstoring van avifauna. De nieuwe installaties worden te midden van bestaande installaties in industriegebied ingeplant en zullen geen aanleiding geven tot verstoring door verlichting. Aangezien in de effectbeschrijving( en beoordeling wordt aangetoond dat het geplande project geen aanzienlijke negatieve effecten zal hebben in de nabijgelegen speciale bechermingszones (SBZ(H Schelde en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent, SBZ(V De Kuifeend en de Blokkersdijk en SBZ(V Schorren en polders van de Beneden( Schelde), is het niet noodzakelijk om een passende beoordeling in het MER op te nemen.
7.5.3
Milderende maatregelen
Aangezien de impact van het project voor alle bestudeerde effecten binnen de discipline fauna en flora beperkt tot zeer beperkt is, worden geen milderende maatregelen voorgesteld.
7.6
Mens
7.6.1
Beschrijving van de referentiesituatie
De warmtekrachtcentrale van E.ON wordt ingeplant op het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV. Bayer Antwerpen NV is gevestigd op het grondgebied van de stad Antwerpen, aan de Scheldelaan. Het bedrijf ligt midden in het Antwerpse havengebied, ter hoogte van Lillo op de rechter Scheldeoever, op ongeveer 9 km ten noordwesten van het stadsgedeelte van Antwerpen. De noordelijke grens van het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen, wordt gevormd door de verbindingsweg naar de Lillobrug en de Tijsmanstunnel met daarachter Evonik. Ten zuiden bevindt zich het bedrijf VOPAK en een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (Wijtvliet). Het industriegebied waarin Bayer Antwerpen NV vrij centraal gelegen is, wordt omringd door woonzones, agrarische gebieden en natuurgebieden. Tot de woonzones behoren Antwerpen stad, randgemeenten, uitlopers en enkele geïsoleerde woonkernen, alsook een aantal poldergemeenten op de linker( en rechter Scheldeoever (o.a. Doel, Stabroek en Berendrecht). De agrarische gebieden bevinden zich voornamelijk in westelijke en noordoostelijke richting, de natuurgebieden bevinden zich verspreid rondom het Antwerpse Havengebied en langs de Schelde. De belangrijkste woonkernen/bewoning in een straal van 5 km van de site zijn: •
Lillo
ca. 1.750 m ten NW
•
Doel
ca. 3.500 m ten NW
•
Stabroek
ca. 4.000 m ten NO
•
Berendrecht
ca. 4.500 m ten N
Pagina 24 van 26
•
Kallo
BE01120003160
ca. 5.000 m ten ZW
De grens met Nederland bevindt zich op ca. 7 km ten N. Bayer Antwerpen NV telt zelf 834 werknemers. De warmtekrachtcentrale crëert geen extra tewerkstelling. In de omringende bedrijven werken naar schatting enkele duizenden mensen. Het bedrijf wordt ontsloten via de weg en via het water. Bayer Antwerpen NV bevindt zich net ten zuiden van de R2. In oostelijke richting is er via de Tijsmanstunnel aansluiting op de A12. In westelijke richting is er via de Liefkenshoektunnel aansluiting op de E34. De grondstoffen en eindproducten van het anilinebedrijf worden per schip aan( en afgevoerd (kanaaldok B1). Ook na de geplande uitbreiding in het anilinebedrijf zullen alle transporten per schip gebeuren. Zelfs de dichtst bijgelegen woonzone, Lillo, is te veraf gelegen om een merkbare impact van de geluidsemissies van Bayer Antwerpen NV te ondervinden.
7.6.2
Effectbeschrijving en +beoordeling
De potentiële effecten van het project op de mens kunnen in verschillende categorieën onderverdeeld worden, namelijk: •
gezondheidseffecten (acute en of chronische toxiciteit);
•
diverse vormen van hinder;
•
veiligheidrisico’s;
Hinder voor de mens wordt in het kader van dit MER niet verwacht. De enige vormen van hinder die zich zouden kunnen voordoen, zijn geluidshinder en verkeershinder. Aangezien er echter in de onmiddellijke nabijheid van Bayer Antwerpen en de warmtekrachtcentrale geen bewoning is – de dichtst bijgelegen woonzone is Lillo op 1,75 km ten NW ( zijn deze aspecten niet aan de orde. In de discipline geluid werd bovendien aangetoond dat de impact van de warmtekrachtcentrale op het omgevingsgeluid te verwaarlozen is en het aantal transporten via de weg ligt in de grootteorde van 1 per week, zodat er ook geen sprake kan zijn van verkeershinder. De warmtekrachtcentrale bevindt zich midden in de Antwerpese haven en wordt aansluitend op bestaande installaties gebouwd. Ook de visuele impact van de het project zal bijgevolg te verwaarlozen zijn. De atmosferische emissies als gevolg van de bouw en exploitatie van de warmtekrachtcentrale zullen een beperkte impact hebben op de luchtkwaliteit en zullen geen aanleiding geven tot gezondheidseffecten voor de omwonenden. Op verschillende plaatsen zal de luchtkwaliteit voor NO2 en/of SO2 zelfs verbeteren. Ook via bodem en grondwater, oppervlaktewater of biologische agentia worden geen gezondheidseffecten verwacht. De bouw en exploitatie van de warmtekrachtcentrale houdt geen relevante veiligheidsrisico’s in.
7.6.3
Milderende maatregelen
Aangezien de impact van het project voor alle bestudeerde effecten binnen de discipline mens zeer beperkt is, worden geen milderende maatregelen voorgesteld.
7.7
Overige effecten
7.7.1
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
De nieuwe WKK wordt aansluitend bij de bestaande installaties van Bayer Antwerpen gebouwd in een industriële omgeving, waardoor de landschappelijke impact te verwaarlozen is. Ook op bouwkundig erfgoed wordt geen impact verwacht. Het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen werd in het verleden opgehoogd zodat er ook geen impact op archeologisch erfgoed verwacht wordt ten gevolge van de bouwwerken.
Pagina 25 van 26
8
BE01120003160
Besluit
De belangrijkste emissies van de warmtekrachtcentrale en back(up stoomketels naar lucht zijn NOx, SO2 en CO. Na ingebruikname van de warmtekrachtcentrale, zullen de emissies van NOx en SO2 afnemen en van CO toenemen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat de emissies van de back(up ketels en de warmtekrachtcentrale in de geplande situatie maximaal werden ingeschat, waardoor de berekende wijziging in de immissiebijdrage voor de polluenten NOx,, SO2 en CO in realiteit lager zal uitvallen. Voor NO2 daalt de immissiebijdrage van Bayer Antwerpen/E.ON in het merendeel van de omliggende woongebieden, met uitzondering van een zeer beperkte stijging (0,02 Bg/m³) in Lillo. De grenswaarde is 40 Bg/m³. Voor SO2 treedt er ondanks de daling van de emissies een beperkte stijging (max. 0,026 Bg/m³) op van de immissiebijdrage, behalve in Berendrecht. De hogere immissiebijdragen kunnen verklaard worden door het feit dat de NO2( en SO2(emissie in de referentiesituatie vooral wordt uitgestoten via een schouw van 100 meter hoog en aan een hoge temperatuur. In de geplande situatie worden deze emissies via een lagere schouw (45 meter) geëmitteerd en aan een lagere temperatuur. Voor CO stijgen de immisiebijdragen in alle nabijgelegen woongebieden. De maximale stijging bedraagt 24,9 Bg/m³. De kwaliteitsdoelstelling is 10.000 Bg/m³. De hogere immissiebijdragen zijn zeer beperkt en geven voor geen enkele componente aanleiding tot overschrijding van de kwaliteitsdoelstellingen. De beperkte verhoging van de immissiebijdragen zal ook geen aanleiding geven tot gezondheidseffecten voor de mens of tot nadelige effecten op fauna of flora. Op de locaties waar de immisiebijdragen dalen, zal de luchtkwaliteit zelfs licht verbeteren. Ook de emissies naar water zullen in beperkte mate toenemen. Het afvalwater van de warmtekrachtcentrale wordt na zuivering in de waterzuiveringsinstallatie van Bayer Antwerpen in de Schelde geloosd. Koelwater wordt in het kanaaldok B1 geloosd. Uit de berekeningen in de discipline water blijkt dat zowel de gemiddelde als de worst case impact van de afvalwaterlozing op de waterkwaliteit en de afvoer van de Schelde te verwaarlozen is. Ook de impact van de lozing van koelwater op de watertemperatuur in de havendokken is beperkt. Via de lozing van afvalwater en koelwater worden bijgevolg ook geen effecten verwacht op mens of fauna en flora. Voor bodem en grondwater worden geen relevante effecten verwacht. Via deze blootstellingsroute zullen zich dan ook geen effecten voordoen op mens of fauna en flora; De geluidsimpact van de warmtekrachtcentrale is volgens de berekeningen en beoordeling in de discipline geluid te verwaarlozen. Bijkomende rustverstoring ten aanzien van avifauna of hinder voor de mens zijn dan ook niet aan de orde. Transporten via de weg zullen in de grootteorde van 1 per week liggen en zullen bijgevolg geen aanleiding geven tot verkeershinder. Aangezien het bedrijfsterrein van Bayer Antwerpen NV midden in het Antwerpse havengebied gevestigd is en de warmtekrachtcentrale aansluitend aan bestaande installaties zal gebouwd worden, zal ook de visuele impact van het project te verwaarlozen zijn. Ook hinder door bijkomende verlichting is niet relevant. De algemene conclusie van het MER is dan ook dat het project haalbaar is. Aangezien de impact van de bouw en exploitatie van de warmtekrachtcentrale voor alle disciplines beperkt blijkt te zijn, worden geen specifieke milderende maatregelen voorgesteld.
Pagina 26 van 26
Kantoren
BE01120003160
www.arcadisbelgium.be
Antwerpen Berchem
Hasselt
Gent
Citylink Posthofbrug 12
Eurostraat 1 – bus 1
Kortrijksesteenweg 302
B 2600 Berchem
B 3500 Hasselt
B 9000 Gent
T +32 3 360 83 00
T +32 11 28 88 00
T +32 9 242 44 44
F +32 3 360 83 01
F +32 11 28 88 01
F +32 9 242 44 45
Brussel
Liège
Charleroi
Koningsstraat 80
26, rue des Guillemins, 2ème étage
119, avenue de Philippeville
B 1000 Brussel
B 4000 Liège
B 6001 Charleroi
T +32 2 505 75 00
T +32 4 349 56 00
T +32 71 298 900
F +32 2 505 75 01
F +32 4 349 56 10
F +32 71 298 901
ARCADIS Belgium nv/sa BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320 0687053 72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 SWIFT BIC BBRUBEBB
Maatschappelijke zetel Brussel Koningsstraat 80 B 1000 Brussel
(1) Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers. Dit document is afgedrukt op 100% gerecycleerd papier.