Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
‘Project Bluswater’ ‘Spoor 2: Bluswateralternatieven’ Versie 1.1, 15 juni 2006
DEFINITIEF
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland H. Gerhardstraat 10 1502 CK ZAANDAM
Pagina 1 van 24
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
autorisatie opsteller:
gezien:
J. Bollemeijer
S. Valk, hoofd afdeling Proactie
P. Molag
revisiegegevens revisie:
datum:
omschrijving:
0.2
14 apr. ‘06
1.0
8 juni ‘06
Definitief concept voor R-BMT en AC-RBZW
1.1
15 juni ’06
Versie, vastgesteld door R-BMT en AC-RBZW
Concept voor RBOP&P
Zaanstad, 15 juni 2006 © Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland, 2006
Pagina 2 van 24
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
INHOUDSOPGAVE
Pagina
1 1.1 1.2
Inleiding ..................................................................................................................................4 Aanleiding ................................................................................................................................4 Doel van het rapport.................................................................................................................4
2 2.1 2.2
Drinkwaterbeleid versus bluswaterbeleid ...........................................................................6 Drinkwaterbeleid ......................................................................................................................6 Bluswaterbeleid........................................................................................................................6
2.3
Consequenties drinkwaterbeleid voor bluswatervoorzieningen ...............................................8
2.2.1 2.2.2 2.2.3
Primaire bluswatervoorziening ................................................................................................................ 7 Secundaire bluswatervoorziening ........................................................................................................... 7 Tertiaire bluswatervoorziening ................................................................................................................ 8
3 3.1
Bluswateralternatieven..........................................................................................................9 Horizontale droge blusleiding...................................................................................................9
3.2
Horizontale natte blusleiding ....................................................................................................11
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
3.3
3.3.1 3.3.2 3.3.3
3.4
3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
3.5
3.5.1 3.5.2 3.5.3
3.6
3.6.1 3.6.2 3.6.3
3.7 4
Toepassing ............................................................................................................................................. 9 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 10 Programma van eisen voor de blusleiding .............................................................................................. 11 Programma van eisen voor het vulpunt, bovengrondse brandkraan ....................................................... 11 Toepassing ............................................................................................................................................. 11 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 11 Programma van eisen voor de blusleiding .............................................................................................. 12 Programma van eisen voor het vaste voedpunt ...................................................................................... 13
Bluswaterriool...........................................................................................................................13 Toepassing ............................................................................................................................................. 13 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 14 Programma van eisen ............................................................................................................................. 14
Geboorde put met pompinstallatie ...........................................................................................15 Toepassing ............................................................................................................................................. 15 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 15 Programma van eisen geboorde put ....................................................................................................... 16 Programma van eisen pompinstallatie .................................................................................................... 16
Open put (geboorde put zonder pompinstallatie).....................................................................17 Toepassing ............................................................................................................................................. 17 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 17 Programma van eisen ............................................................................................................................. 18
Centrale bluswatervoorziening.................................................................................................19 Toepassing ............................................................................................................................................. 19 Inzetprocedure ........................................................................................................................................ 19 Programma van eisen ............................................................................................................................. 19
Warmtevoorziening grondbluswater.........................................................................................20 Vergelijking van bluswateralternatieven..............................................................................21
Begrippen en afkortingen ........................................................................................................................23 Referenties ................................................................................................................................................24 Bijlage 1: Wettelijk kader bluswatervoorziening....................................................................................25 Bijlage 2: Foto’s vulpunt horizontale natte blusleiding. .......................................................................26 Bijlage 3: Illustratie bluswaterriool .........................................................................................................27 Bijlage 4: Tekening open put ...................................................................................................................28
Pagina 3 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
1 1.1
Inleiding Aanleiding
In geval van brand maakt de brandweer gebruik van de “primaire bluswatervoorziening” om de snelste eerste actie te kunnen nemen. Deze primaire bluswatervoorziening wordt gevormd door de brandkranen die op het drinkwaterleidingnet zijn geplaatst, dan wel door andere voorzieningen. De primaire bluswatervoorziening zorgt ervoor dat de brandweer binnen drie minuten, middels een verbinding, een tankautospuit (verder aangeduid met TAS) van bluswater voorziet. Hierbij is uitgegaan van twee lagedrukstralen voor een offensieve inzet, waardoor de watervoorraad van de TAS (i.e. 1500 liter) na 3 minuten bluswerk is verbruikt. Verder geldt dat een primaire bluswatervoorziening direct en onafgebroken voldoende water levert. Voor de definitie van deze voorziening en voor de bepaling van een adequate alternatieve bluswatervoorziening wordt in dit rapport uitgegaan van de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid” [2], uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Wettelijk, een overzicht is aangegeven in bijlage 1, is geregeld dat de bluswatervoorziening er moet zijn voor de brandweer. De gemeente heeft een wettelijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor bluswatervoorzieningen. De procedures, het materieel en de werkwijze van de brandweer zijn afgestemd op het gebruik van bluswater uit drinkwater. Een niet goed geregelde primaire bluswatervoorziening waar deze wél noodzakelijk aanwezig moet zijn, veroorzaakt onveilige situaties met alle gevolgen van dien. Deze onveilige situaties bestaan uit grotere gevaren voor aanwezige personen in het brandende gebouw, meer risico’s voor belendingen, geen/verminderde veiligheid voor eigen brandweerpersoneel en een groter risico op schade; oftewel zij doen afbreuk aan de kwaliteit van de brandweerzorg. Van de drinkwatersector in Nederland wordt verwacht dat zij een maximale inspanning levert om de drinkwaterkwaliteit zo goed mogelijk te laten zijn. In het verleden hield de drinkwatersector op vele manieren rekening met de wens van de brandweer om de gewenste hoeveelheid bluswater te leveren. Tegenwoordig is dit niet meer vanzelfsprekend. In het belang van de drinkwaterkwaliteit krijgen de waterleidingen een kleinere diameter, waardoor (in een aantal gevallen) de levering van een voldoende hoeveelheid bluswater niet meer gegarandeerd is. Dit is ongewenst en vormt daarom de aanleiding om naar bluswateralternatieven te zoeken cq deze te ontwikkelen, die qua bluswatercapaciteit voldoen aan de uitgangspunten, zoals genoemd in de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid” [2].
1.2
Doel van het rapport
Dit rapport is opgesteld om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden om alsnog voldoende bluswater te realiseren uit het drinkwaternet of op andere manieren. Naast het technische overzicht van de alternatieve mogelijkheden voor primaire bluswatervoorziening worden ook de bijbehorende consequenties (voor onder meer de inzetprocedures van de brandweer in de regio Zaanstreek-Waterland) meegenomen. Vanwege signalen uit de gemeenten dat zij meer inzicht en houvast nodig hebben bij het oplossen van het hierboven omschreven probleem is besloten het zoeken naar oplossingen op regionaal niveau aan te pakken. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van bevindingen en ervaringen van korpsen binnen en buiten de regio Zaanstreek-Waterland. Het rapport is opgezet voor de brandweerkorpsen in de regio Zaanstreek-Waterland en geeft hen een technisch inzicht in de bluswateralternatieven.
Pagina 4 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Separaat van dit rapport, waarin de bluswateralternatieven worden beschreven, zullen de gemeenten nog een bestuurlijke discussie moeten voeren over de primaire bluswatervoorziening. Zij zullen een bestuurlijk besluit moeten nemen of het drinkwaternet nog de voorkeur geniet om als bluswatervoorziening te gebruiken en hoe zij zorgdragen voor een adequate inrichting van een primaire bluswatervoorziening.
Pagina 5 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
2
Drinkwaterbeleid versus bluswaterbeleid
2.1
Drinkwaterbeleid
Drinkwater en bluswater worden in principe geleverd uit één leidingnet. De vraag naar drinkwater is continu, terwijl de levering van bluswater slechts incidenteel is. Het distributienet werd gedimensioneerd op de korte periode van grote afname door de brandweer. Deze waterafname oversteeg ruimschoots de drinkwatervraag, die in feite de maatgevende dienst is van het waterleidingbedrijf. Dit heeft als gevolg dat de diameters van de distributieleidingen soms groter zijn dan nodig is voor de drinkwaterlevering. Deze ‘overdimensionering’ van het distributienet leidt tot een lage snelheid van het water in de leiding, waardoor vuil in de leidingen kan bezinken en ophopen (sediment). Dit sediment is een voedingsbodem voor bacteriën en dient derhalve uit oogpunt van volksgezondheid geminimaliseerd te worden. Daarnaast wordt dit sediment bij een incidenteel hogere afname, bijvoorbeeld bij gebruik van de brandkraan, opgewerveld en meegevoerd, waardoor het drinkwater een bruine kleur krijgt, en is daardoor visueel onaantrekkelijk is voor de consument. Hierdoor staat de kwaliteit van de drinkwaterlevering op gespannen voet met de kwantiteit van de bluswatervoorziening [1]. Sinds de 80-er jaren van de vorige eeuw, zetten de waterleidingbedrijven zich in voor een betere kwaliteit van het drinkwater, de betrouwbaarheid van de levering daarvan en verbetering van de klantgerichtheid. De maatregelen die worden getroffen voor een betere drinkwaterlevering zijn het schoonmaken (spuien) van het bestaande leidingnet en bij de uitbreiding hiervan een andere aanlegwijze met dunnere leidingen1. Dit laatste is ingezet vanaf 1999. In 2004 is PWN begonnen met het informeren van gemeenten over haar gewijzigd drinkwaterbeleid en de argumenten hierachter. Deze wijziging betekent in de praktijk de aanleg van nieuwe, dunnere drinkwaterleidingen in vertakte netten in plaats van vermaasde. De voordelen hiervan zijn: door deze dimensionering van de leidingen ontstaat er een zelfreinigend vermogen; een betere kwaliteit van het geleverde water omdat er geen stilstaand water in het leidingnet aanwezig is; er treden minder klachten op.
2.2
Bluswaterbeleid
Bij de brandbestrijding wordt de brandweerzorg [3] in acht genomen. De brandweerzorg is gericht op het waarborgen van de veiligheid van de burger. Hierbij zijn diverse factoren van belang zoals kwaliteit, beschikbaar en inzetbaarheid van personeel, materieel en materiaal. Bij de brandbestrijding wordt het aantal in te zetten blusvoertuigen bepaald door het benodigde personeel, de benodigde hoeveelheid bluswater en het nodige materieel. In de volgende subparagrafen 2.2.1 t/m 2.2.3 is bij de genoemde bluswatercapaciteit uitgegaan van de inzet van twee lagedrukstralen voor een offensieve inzet. De aard en het stadium van de brand kunnen namelijk van dien aard zijn, dat het hogedruksysteem onvoldoende slagkracht en worplengte kan leveren. In dat geval is de inzet van het lagedruksysteem met een grotere bluswaterbehoefte noodzakelijk [2]. Het onderhoud van de bestaande bluswatervoorzieningen is niet vastgelegd in wet- of regelgeving. Elke gemeente kan bepalen hoe vaak en door wie de bluswatervoorzieningen gecontroleerd wordt. Wel is door PWN gesteld, dat de inrichting om de brandkraan door externen gecontroleerd en eventueel gerepareerd mag worden. Alles wat betrekking heeft met de inrichting van de brandkraan zelf wordt uitsluitend uitgevoerd door, of namens, het PWN.
1
Dit geldt ook bij vervanging van bestaande waterleidingen.
Pagina 6 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
De behoefte aan bluswater is afhankelijk van de omvang van een brand en de uitbreidingsmogelijkheden. De brandontwikkeling is afhankelijk van onder anderen het type bebouwing, het bouwjaar en de bouwmaterialen. In veel gevallen zal de brandweer een blusactie kunnen uitvoeren voordat een brand in een gebouw zich volledig heeft kunnen ontwikkelen. Wanneer de bluswatervoorziening precies hierop wordt afgestemd, zou het blussen van een brand die zich wel heeft kunnen ontwikkelen niet meer mogelijk zijn. Om die reden moet een onderscheid worden gemaakt tussen een primaire bluswatervoorziening en een secundaire en tertiaire bluswatervoorziening. Een beginnende, en dus nog niet ontwikkelde, brand moet geblust kunnen worden met de primaire bluswatervoorziening. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat bij aanvang van de brandbestrijding de watervoorraad in de TAS van 1500 liter wordt verbruikt en dat binnen drie minuten, middels aansluiting op de primaire bluswatervoorziening, hieruit het bluswater wordt onttrokken. Bij een ontwikkelde brand moeten andere bluswaterbronnen, de secundaire en tertiaire bluswatervoorziening, uitkomst bieden. De volgende subparagrafen, overgenomen uit de “Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid” [2], omschrijven de diverse bluswatervoorzieningen.
2.2.1
Primaire bluswatervoorziening
Een primaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die: • de mogelijkheid biedt om middels een verbinding met de bluswatervoorziening, binnen drie minuten na aankomst, een tankautospuit van bluswater te voorzien; • na aansluiting direct en onafgebroken voldoende water uit de bluswatervoorziening kan leveren; • bluswater onder druk levert. De primaire bluswatervoorziening wordt gevormd door de brandkranen die op het drinkwaterleidingnet geplaatst zijn, dan wel andere voorzieningen. In de meeste gevallen zijn dit bovengrondse of ondergrondse brandkranen. Een primaire bluswatervoorziening moet voorzien in voldoende waterlevering die te allen tijde direct opvraagbaar is. De kwaliteit van het water moet zodanig zijn dat er geen schade aan de bluspomp kan ontstaan. De benodigde capaciteit voor de primaire bluswatervoorziening bedraagt 60 m3 per uur, te meten aan het einde van de vulslang. Bij bebouwingssoorten waarbij volgens de Handleiding Brandweerzorg en Technische Hulpverlening [3] voor de eerste inzet één tankautospuit wordt gehanteerd en waarbij de brandpreventieve voorzieningen blijvend zijn gegarandeerd, kan worden volstaan met een capaciteit van 30 m3 per uur.
2.2.2
Secundaire bluswatervoorziening
Een secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die: • een brandweereenheid de mogelijkheid biedt om binnen vijftien minuten na aankomst met een lage druk watertransport water op de brandhaard te hebben en • geen grotere afstand tot de (te verwachten) brandhaard mag hebben dan 2 x 160 meter (inzetdiepte van twee blusvoertuigen met één als haler en één als blusser). De secundaire bluswatervoorziening is bluswatervoorziening die aanvullend is op de primaire bluswatervoorziening. Voorbeelden zijn geboorde putten, bluswaterriolen of een vijver. Ook voor deze voorziening geldt dat zij moet voorzien in een waterlevering die voldoende en te allen tijde beschikbaar is. De kwaliteit van het water moet van dien aard zijn dat er geen schade aan de bluspomp kan ontstaan.
Pagina 7 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
De vereiste capaciteit wordt bepaald door de nominale inzet van de brandweer in relatie tot de te verwachten omvang van brand of fysiek ongeval binnen de projectie van de secundaire bluswatervoorziening. De minimale capaciteit voor een secundaire bluswatervoorziening bedraagt 90 m3 per uur gedurende een onafgebroken levertijd van vier uur. De capaciteit voor een secundaire bluswatervoorziening moet onafhankelijk van de primaire bluswatervoorziening kunnen worden toegevoegd aan de inzet.
2.2.3
Tertiaire bluswatervoorziening
De tertiaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening die: • aanvullend is op de primaire en secundaire bluswatervoorziening; • toepasbaar is ten behoeve van de rampenbestrijding of het grootschalig optreden; • voorziet in een grote leveringscapaciteit; • een grote afstand tot het brandobject mag hebben. Een tertiaire bluswatervoorzienig voorziet bluswater voor de bestrijding van die incidenten waarvoor de brandweer meer water of voor langere duur water nodig heeft dan de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen kunnen leveren. Voorbeelden zijn een kanaal of een grote vijver, waarbij de watercapaciteit nagenoeg onbeperkt is. Een tertiaire bluswatervoorziening moet voorzien in een waterlevering die te allen tijde voldoende en direct opvraagbaar is. De kwaliteit van het water moet van dien aard zijn dat er geen schade aan de bluspomp kan ontstaan. De vereiste capaciteit wordt bepaald door de nominale inzet van de brandweer in relatie tot de te verwachten omvang van brand of fysiek ongeval binnen de projectie van de tertiaire bluswatervoorziening. De minimale capaciteit voor een tertiaire bluswatervoorziening bedraagt 240 m3 per uur, met in beginsel ongelimiteerde levertijd.
2.3
Consequenties drinkwaterbeleid voor bluswatervoorzieningen
In § 2.2. is aangegeven dat een beginnende, nog niet ontwikkelde brand moet kunnen worden geblust met de primaire bluswatervoorziening. Deze waterlevering komt vanaf het waterleidingnet. Dit waterleidingnet wordt nu anders gedimensioneerd (dunnere leidingen) en afgestemd op de drinkwatervraag. Het PWN richt haar dienstverlening op de verbetering en borging van de waterkwaliteit. Door de dunnere leidingen neemt ook de watercapaciteit af, waardoor de levering van bluswater uiteraard ook kleiner wordt. In de praktijk heeft dit al geresulteerd dat het drinkwaternet, aangelegd in nieuwbouwwijken/-projecten de benodigde bluswatercapaciteit van 30 m3 niet meer kan leveren. Door het gewijzigde beleid van het PWN komt de primaire bluswatervoorziening in het geding.
Pagina 8 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3
Bluswateralternatieven
In de vorige hoofdstukken is al vermeld dat door het gewijzigde drinkwaterbeleid de levering van voldoende bluswater uit het drinkwaternet niet langer is gegarandeerd. Hiermee komt de primaire bluswatervoorziening, zoals genoemd in § 2.2.1 in het geding. Deze voorziening moet tenminste 30 m3 bluswater per uur2 kunnen leveren. Indien het drinkwaternet deze capaciteit niet kan leveren dan zal er naar alternatieve bluswatermogelijkheden moeten worden gekeken. Door de diverse bestemmingen van gebieden, bepaald door het bestemmingsplan, van villawijk tot bedrijventerrein, zijn er verschillende bluswateralternatieven van toepassing. Als uitgangspunt voor deze alternatieven worden de richtlijnen voor primair bluswater [2] genomen. Deze luiden: • middels een verbinding met de bluswatervoorziening moet binnen drie minuten na aankomst een tankautospuit van bluswater zijn voorzien; • na aansluiting is er een directe en onafgebroken levering van voldoende water onder druk. Verder is uitgangspunt dat de intrededruk bij de TAS minimaal 0,5 bar moet bedragen. Het onderhoud en beheer van de bluswateralternatieven moeten de gemeenten zelf regelen. Hiervoor kunnen dezelfde afspraken, die de gemeenten hebben vastgesteld voor de huidige bluswatervoorziening, zie ook § 2.2, worden overgenomen. In de volgende paragrafen worden de mogelijke alternatieven beschreven, deze zijn: • een droge en een horizontale natte blusleiding; • een bluswaterriool; • geboorde put met en zonder pompinstallatie; • een centrale bluswatervoorziening en • een warmtevoorziening grondbluswater. Voor de informatie en beschrijving is ook gebruik gemaakt van het conceptrapport “Blussen met drinkwater, rapportage van het overleg tussen NV PWN en CCRB Noord-Holland” [4].
3.1 3.1.1
Horizontale droge blusleiding Toepassing
Als in de ontwerpfase blijkt dat één tot maximaal 3 ondergrondse brandkranen niet de gewenste bluswatercapaciteit kan/kunnen leveren, dan kan vanaf de dichtstbijzijnde ondergrondse brandkraan, die wel voldoende capaciteit geeft, parallel aan de drinkwaterleiding een horizontale droge bluswaterleiding worden aangelegd. De bluswaterleiding heeft een doorsnede van 90 mm en kan 30 tot 60 m3 bluswater leveren. Op een afstand van ten hoogste 2 m van de ondergrondse brandkraan die voldoende capaciteit (zie hiervoor § 2.2.1) levert, moet zich het vulpunt (i.e. een bovengrondse brandkraan) voor de horizontale droge blusleiding bevinden. Op de blusleiding worden bovengrondse brandkranen3 geplaatst, op dezelfde locatie waar de ondergrondse brandkranen geprojecteerd waren. De bovengrondse brandkraan, die de horizontale droge blusleiding vult, heeft hierbij een andere functie dan gebruikelijk is, namelijk de inname van water in plaats van levering. De bovengrondse brandkraan dient dusdanig te zijn uitgevoerd (gelet op de aanwezige afsluiters) dat ze de horizontale droge blusleiding ongehinderd vult met water.
2 3
De benodigde hoeveelheid bluswater is gerelateerd aan de bebouwingssoorten [3]. Uitgangspunt is dat er één standpijp op de TAS aanwezig is. De standpijp wordt gebruikt op de PWN-leiding om de droge blusleiding te vullen met water. Om dus bluswater elders aan de blusleiding te onttrekken is een bovengrondse brandkraan nodig.
Pagina 9 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Van belang is ook voldoende intrededruk van het bluswater bij de TAS. Dit zal met een drukverliesberekening (vanaf afnamepunt PWN-leiding tot aan de TAS over de gehele leiding/verbinding incl. appendages) moeten worden aangetoond. In opdracht van de RBZW is er een praktijkproef uitgevoerd om aan te tonen of de theoretische berekening van het drukverlies klopt. Hieruit is geconcludeerd dat het in de praktijkproef gemeten drukverlies over de gehele opstelling geheel kan worden verklaard aan de hand van de theorie [5].
3.1.2
Inzetprocedure
Bij gebruik van een horizontale natte blusleiding moet bij een inzet, een brandwacht een verbinding aanbrengen tussen het afnamepunt (i.e. de ondergrondse brandkraan op de PWN-leiding, die voldoende bluswatercapaciteit levert) en de bovengrondse brandkraan op de horizontale droge blusleiding. Deze verbinding wordt gelegd door de plaatsing van de standpijp van de TAS met hieraan gekoppeld een lummelleiding naar de bovengrondse brandkraan. Aan het einde van de horizontale droge blusleiding wordt via een bovengrondse brandkraan bluswater onttrokken. In Figuur 1 wordt dit schematisch getoond. Figuur 1: schematische weergave horizontale droge blusleiding bovengrondse brandkraan met storzkoppeling slang max. 15 meter (bij brand) lummel slang droge blusleiding brandweer
transportleiding PWN
brandweerauto
normale ondergrondse brandkraan + standpijp (bij brand)
De uitrukprocedures moeten worden aangepast voor het gebruik van dit bluswateralternatief (ivm het type bluswatervoorziening en eventueel de aanrijroute). Bij een uitruk naar een brand moet de alarmcentrale de brandweermensen op de TAS instrueren over de wijze van inzet (droge blusleiding met een vulpunt en bovengrondse brandkranen als afnamepunt). Ten behoeve van de lokale kennis en het oefenen moet ook de kazerne, in wiens verzorgingsgebied het bluswateralternatief wordt toegepast, worden geïnformeerd over de bluswateralternatieven en de daarop aangepaste inzetprocedures.
Pagina 10 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.1.3 -
Programma van eisen voor de blusleiding
De hoofdleiding is van PVC met een diameter van 90 mm en voorzien van een rode markering, zodat de leiding in geval van ondergrondse werkzaamheden herkenbaar is. De verbinding of koppelstukken t.b.v. de blusleiding dienen te voldoen aan dezelfde eisen die gesteld zijn aan de blusleiding en bovengrondse brandkraan. Het afnamepunt dient een bovengrondse brandkraan DN80 te zijn. Deze is te openen met een driekantsleutel, die op de TAS aanwezig moet zijn. De blusleiding heeft een lengte van maximaal 240 m waarop naast het vulpunt maximaal 3 bovengrondse brandkranen zijn geïnstalleerd. De onderlinge afstand tussen twee brandkranen mag ten hoogste 80 m4 zijn. De intrededruk bij de TAS van 0,5 bar moet worden gegarandeerd. Dit moet worden aangetoond worden met een berekening van het drukverlies. De bluswaterleiding dient vorstbestendig te zijn uitgevoerd.
-
-
3.1.4 -
Programma van eisen voor het vulpunt, bovengrondse brandkraan
Het vulpunt dient een bovengrondse brandkraan DN80 te zijn, die geprepareerd is om water in te nemen. Deze is te openen met een driekantsleutel, die op de TAS aanwezig moet zijn. De afstand tussen de ondergrondse brandkraan, op de PWN-leiding, en het voedpunt van de horizontale droge blusleiding mag niet meer bedragen dan 2 meter.
-
3.2 3.2.1
Horizontale natte blusleiding Toepassing
De horizontale natte, constant met water gevulde, blusleiding is meer geschikt voor de overbrugging van langere afstanden. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een PWN-leiding, die voldoende bluswater levert, verder van, of alleen in het begin van de woonwijk aanwezig is. Hiervoor is de doorsnede van de horizontale natte blusleiding groter (110 mm) vanwege het transport van meer water over een grotere afstand. Op deze leiding kunnen meerdere ondergrondse brandkranen worden aangesloten5. Hierbij geldt de eis dat de onderlinge afstand tussen twee brandkranen niet meer mag bedragen dan 80 m [2]. De blusleiding wordt gevoed via een bovengronds voedpunt, nadat een indirecte (standpijp en twee slangen) verbinding op het waterleidingnet is aangelegd. Dit vaste voedpunt van de blusleiding bestaat uit 2x 2½” storzkoppelingen met een tafelafsluiter (zie foto 1 in bijlage 1).
3.2.2
Inzetprocedure
Bij een inzet moet de bemanning van de TAS een verbinding aanleggen tussen de blusleiding (vanaf het voedpunt) en de ondergrondse brandkraan op de hoofdleiding van het PWN. Deze verbinding bestaat uit twee slangen. Het benodigde materieel, twee slangen en een standpijp, is bij het voedpunt gestationeerd. Hierdoor kan één brandweerman deze verbinding leggen.
4
5
Volgens de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid [2] worden voor de situering van brandkranen dekkingscirkels van 40 meter rond de brandkraan gehanteerd. Op deze wijze bedraagt de afstand tussen de brandkranen maximaal 80 meter. In de kast van het voedpunt van de natte blusleiding is een extra standpijp aanwezig. Hierdoor blijft op de TAS de standpijp beschikbaar.
Pagina 11 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
De afstand tussen het voedpunt (blusleiding) en de brandkraan (PWN-leiding) mag vanwege de slanglengte en de opbouwtijd (door één brandweerman) maximaal 15 meter zijn. Figuur 2 schetst de situatie bij gebruik van een horizontale natte blusleiding. Figuur 2: schematische weergave horizontale natte blusleiding Vast
ondergrondse brandkraan
voedpunt
slang max. 15 meter
Slang max. 15 meter natte blusleiding brandweer
hoofdleiding PWN
brandweerauto
normale ondergrondse brandkraan + standpijp (bij brand)
De uitrukprocedures moeten worden aangepast voor het gebruik van dit bluswateralternatief (ivm het type bluswatervoorziening en eventueel de aanrijroute). Bij een uitruk naar een brand moet de alarmcentrale de brandweermensen op de TAS instrueren over de wijze van inzet (natte blusleiding met een voedpunt in een speciale kast). Ten behoeve van de lokale kennis en het oefenen moet ook de kazerne, in wiens verzorgingsgebied het bluswateralternatief wordt toegepast, worden geïnformeerd over de bluswateralternatieven en de daarop aangepaste inzetprocedures.
3.2.3 -
-
Pagina 12 van 29
Programma van eisen voor de blusleiding
De bluswaterleiding dient van hetzelfde materiaal gerealiseerd te worden als PWN hanteert bij het drinkwaterleidingnet met een diameter (van 110 of 160 mm). De te gebruiken diameter is afhankelijk van de hoeveelheid brandkranen en lengte van de blusleiding. De blusleiding dient van een rode markering voorzien te zijn, voor de herkenbaarheid in geval van ondergrondse werkzaamheden. De afstand tussen het afnamepunt (hoofdleiding PWN) en het voedpunt van de horizontale natte blusleiding mag maximaal 15 meter zijn. De ondergrondse brandkranen dienen aan dezelfde eisen te voldoen zoals die door PWN worden gehanteerd. De onderlinge afstand tussen twee ondergrondse brandkranen mag ten hoogste 80 m zijn. De intrededruk bij de TAS van 0,5 bar moet worden gegarandeerd. Dit moet worden aangetoond worden met een berekening van het drukverlies. De bluswaterleiding dient vorstbestendig te zijn uitgevoerd. De maximale lengte is afhankelijk van de voordruk, geleverd door de brandkraan. De intrededruk TAS moet minimaal 0,5 bar zijn.
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.2.4 -
-
-
Programma van eisen voor het vaste voedpunt
Het bovengrondse vulpunt dient op een maximale afstand van 15 meter geplaatst te worden van een ondergrondse brandkraan die op de drinkwaterleiding zit aangesloten. De waterlevering van de ondergrondse brandkraan moet voldoende zijn om de laatste brandkraan van de natte bluswaterleiding te voorzien van 30 m3 per uur onder een minimale druk van 1 bar. Hierbij is gerekend met een drukverlies van ca. 0,5 bar over standpijp + slang tot de pomp van de TAS. Het bovengrondse vulpunt dient te bestaan uit een buitenbehuizing met daarin: • 2 aansluitpunten, met een storzaansluiting van 2 ½ duims grootte; • 2 vulslangen met een lengte van de afstand tussen voedpunt-afnamepunt + 2 m, met een maximum van 20 meter, en een binnendiameter van 75 mm en • een standpijp, zoals die door de repressieve dienst van de gemeentelijke brandweer wordt gebruikt. In bijlage 1 zijn twee foto’s opgenomen ter illustratie van de behuizing en de inrichting ervan. Het bovengrondse vulpunt dient te kunnen worden afgesloten, bij voorkeur met een kroonslotsysteem. Voor dit afsluitsysteem dient nader overleg met de gemeentelijke brandweer plaats te vinden. Het bovengrondse vulpunt dient in alle gevallen vrij en bereikbaar te zijn De buitenbehuizing van het bovengrondse vulpunt dient vandaalbestendig, en voor de herkenbaarheid in rood (RAL 3000) te zijn uitgevoerd.
3.3 3.3.1
Bluswaterriool Toepassing
Als in nieuwbouwwijken een horizontale blusleiding moeilijk inpasbaar is in de ondergrondse infrastructuur, dan kan ook worden gekozen om water te onttrekken aan het afvalwaterriool. In nieuwbouwwijken is veelal een gescheiden afvalwaterstelsel aangelegd. Dit gescheiden stelsel is een splitsing tussen het vuile, huishoudelijke afvalwater en het schone afvalwater (hemelwater). Deze laatste waterstroom staat in verbinding met het open water. In Figuur 3 wordt dit geïllustreerd. Op deze wijze wordt zo een onafgebroken waterafvoer en watertoevoer, ingeval van gebruik als bluswaterriool, gegarandeerd. Via een putdeksel kan toegang tot het schoon-waterafvoerstelsel worden verschaft zodat met de zuigslang bluswater kan worden aangezogen. Het bluswaterriool kan worden toegepast als een primaire bluswatervoorziening en als aanvullend leverancier van bluswater bij het gebruik van het drinkwaternet. Figuur 3: illustratie van een gescheiden afvalwatersysteem (bron: “Code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen”)
Pagina 13 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
A: als primaire bluswatervoorziening Het bluswaterriool komt niet overeen met de richtlijnen voor een primaire bluswatervoorziening omdat het water niet onder druk wordt geleverd. Het is een voor de handliggende oplossing als andere alternatieven niet toepasbaar zijn. Met een aangepaste inzetprocedure, zie §3.3.2, kan het bluswaterriool als gelijkwaardige primaire bluswatervoorziening worden beschouwd. B: als aanvulling op het gebruik van het drinkwaternet Een tweede mogelijkheid is dat het bluswaterriool als aanvulling op de “primaire” bluswatervoorziening wordt gebruikt. Primair tussen aanhalingstekens want de voorziening bestaat wel uit ondergrondse brandkranen en de drinkwaterleidingen, echter deze brandkranen leveren minder dan 30m3 water. PWN geeft aan dat onder normale omstandigheden de brandkranen tenminste 15 m3 bluswater per uur leveren [7]. Hiermee kunnen twee hogedrukstralen voor een 1e inzet bij redding en eventueel blussing worden gebruikt.
3.3.2
Inzetprocedure
Bij de optie A, als zelfstandige primaire bluswatervoorziening, is het voorstel om bij een inzet uit te gaan van een middelbrandscenario. Hierbij wordt meteen met twee brandweervoertuigen uitgerukt, waarbij in deze situatie het 1e voertuig zorgt voor de blussing en het 2e voertuig voor de waterwinning. Bij optie B, aanvullend gebruik op drinkwaternet, is het voorstel om bij een inzet uit te gaan van een middelbrandscenario. Bij aankomst van een brand heeft de bevelvoerder de keuze tussen bluswater vanuit het drinkwaternet dan wel uit het bluswaterriool. In het laatste geval kan hij de 2e TAS meteen inzetten voor de waterwinning. De uitrukprocedures moeten worden aangepast voor het gebruik van dit bluswateralternatief (ivm het type bluswatervoorziening en eventueel de aanrijroute). Bij een uitruk naar een brand moet de alarmcentrale de brandweermensen op de TAS instrueren over de wijze van inzet. Ten behoeve van de lokale kennis en het oefenen moet ook de kazerne, in wiens verzorgingsgebied het bluswateralternatief wordt toegepast, worden geïnformeerd over de bluswateralternatieven en de daarop aangepaste inzetprocedures.
3.3.3 -
Het bluswaterriool moet in open verbinding staan met het open water. Het bluswaterriool moet beneden de vorstgrens worden aangelegd. Om aan de benodigde hoeveelheid bluswater6 te voldoen dient de diameter minimaal 315 mm te zijn. Het bluswaterriool dient op 80 cm onder het waterpeil van het open water te worden aangelegd. Hiermee wordt een constante waterlevering gegarandeerd. De statische zuighoogte mag nimmer meer bedragen dan 5 meter. De zandvanger in de put waarin de zuigbuis wordt geplaatst dient een diepte te hebben van 1 meter. De deksel van het bluswaterriool dient duidelijk herkenbaar te zijn, ook bij schemer en in het donker. De afstand tussen de putdeksels van het bluswaterriool mag niet meer dan 150 meter zijn (afgeleid van de secundaire bluswatervoorziening = 160 meter met aftrek van 10 m speling). De bluswaterriooldeksel dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor een brandweervoertuig. De uiteindelijke capaciteit, bij gebruik als primaire bluswatervoorziening, dient daadwerkelijk te worden aangetoond.
-
6
Programma van eisen
Deze hoeveelheid bedraagt bijvoorbeeld 30 m3 voor een nieuwbouwwijk en 60 m3 voor bedrijventerrein met lichte industrie.
Pagina 14 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.4 3.4.1
Geboorde put met pompinstallatie7 Toepassing
In de grond wordt een put geboord, waarin een filterbuis wordt geplaatst. In bijlage 4 is een tekening opgenomen van de geboorde put. Dit filter reikt tot aan een grondwaterdiepte, waaruit de benodigde bluswatercapaciteit kan worden gepompt, dit is de watervoerende laag. Binnen de regio ZaanstreekWaterland is de verwachting dat de aanlegdiepte varieert van 40 tot 120 meter. In de bron wordt een PVCstijgleiding gemonteerd met een onderwaterpomp. Op de bron wordt een afsluitkop gemonteerd die is voorzien van een ontluchtingsleiding c.q. peilvoorziening alsmede een 4”-bocht met storzaansluiting en een blinddeksel voor de zuigslangaansluiting. Een geboorde put met pompinstallatie kan worden toegepast als alternatief bluswatervoorziening in gebieden waar geen hoofdleiding van het PWN ligt. Dit alternatief is vooral geschikt in gebieden waar een grotere bluswatercapaciteit dan 30 m3 per uur is vereist, bijvoorbeeld op industrieterreinen.
3.4.2
Inzetprocedure
Bij een inzet functioneert de zuigslang als toevoerleiding voor waterwinning van de tankautospuit. Door de zuigslang te gebruiken kan er optimaal gebruik worden gemaakt van het te leveren bluswater en zal er minimaal drukverlies plaatsvinden. De geboorde put is voorzien van een pompinstallatie, hierdoor wordt het bluswater onder druk aangeleverd onder een druk van tenminste 0,5 bar en maximaal 2,5 bar. De uitrukprocedures moeten worden aangepast voor het gebruik van dit bluswateralternatief (ivm het type bluswatervoorziening en eventueel de aanrijroute). Bij een uitruk naar een brand moet de alarmcentrale de brandweermensen op de TAS instrueren over de wijze van inzet. Ten behoeve van de lokale kennis en het oefenen moet ook de kazerne, in wiens verzorgingsgebied het bluswateralternatief wordt toegepast, worden geïnformeerd over de bluswateralternatieven en de daarop aangepaste inzetprocedures.
7
De geboorde put moet gelet op de bepalingen van de Grondwaterwet worden geregistreerd bij de provincie, zie hiervoor bijlage 1.
Pagina 15 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.4.3 -
8
De diepte van de geboorde put is afhankelijk van waar een watervoerende laag voldoende is om de gevraagde bluswatercapaciteit te realiseren. De zuigbuis is van pvc, klasse 7,5 ato. De diameter van de stijgleiding moet dusdanig zijn dat bij onttrekking van bluswater het waterpeil in de put maximaal 2 meter wordt verlaagd. Het filterdeel van de filterbuis moet zijn omstort met gezeefd filtergrind. Het afnamepunt van de bluswatervoorziening dient als 4 duims storzkoppeling (storz nok 133 mm) uitgevoerd te worden. Indien een TAS is voorzien van een zuigslang met een storzkoppeling van 5 duims (storz nok 148 mm) moet er een verloopstuk op de TAS aanwezig zijn van 5 naar 4 duims. Het afnamepunt dient te zijn voorzien van een blinddeksel en geplaatst zijn in een afsluitbare buitenbehuizing. Deze afsluiting dient bij voorkeur een kroonslotsysteem te zijn. Voor dit afsluitsysteem dient nader overleg met de gemeentelijke brandweer plaats te vinden. De buitenbehuizing van het bovengrondse vulpunt dient vandaalbestendig, en voor de herkenbaarheid in rood (RAL 3000) te zijn uitgevoerd. Het afnamepunt dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor brandweervoertuig, hiervoor dient een opstelplaats aanwezig te zijn. Voor een opstelplaats zijn de volgende gegevens van toepassing: • breedte van 4 meter; • lengte van 10 meter; • aslast van 10 ton; • totaal gewicht van 15 ton. De uiteindelijke capaciteit van de primaire bluswatervoorziening dient daadwerkelijk te worden aangetoond, met een garantstelling voor 10 jaar. Tevens moet de terugloop van de bluswatercapaciteit na die 10 jaar worden aangegeven.
-
-
-
-
3.4.4 -
Programma van eisen pompinstallatie
De pomp dient een minimale capaciteit bluswater (is afhankelijk van de soorten bebouwing) te leveren, zoals is aangegeven in de “Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid” [2]. De voeding van de pompinstallatie dient een onafhankelijke voeding van 380 Volt te zijn, dus niet de netvoeding van het brandende pand dat moet worden geblust. De uitvoering/materiaalkeuze van de pomp moet bestand zijn tegen het te gebruiken grondwater. Het water mag met een druk van maximaal 2,5 bar (en minimaal 0,5 bar) worden geleverd aan de TAS.
-
8
Programma van eisen geboorde put
Bij de opstelling is geput uit de technische kennis van Bronbemaling Schijf BV uit Nieuwegein.
Pagina 16 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.5 3.5.1
Open put (geboorde put zonder pompinstallatie) 9 Toepassing
De put wordt, met uitzondering van de pompinstallatie, op dezelfde wijze aangelegd als genoemd in § 3.4.1. Een tekening van de open put is opgenomen in bijlage 4. Dit bluswateralternatief is een geschikte optie in woonwijken en het agrarische gebied/buitengebied, waar ook de secundaire bluswatervoorziening niet toereikend is. Een aanvullende reden is het ontbreken van een onafhankelijke netvoeding. Net zoals bij het bluswaterriool (§ 3.3) zijn er twee opties: A: als primaire bluswatervoorziening, Het bluswaterriool komt niet overeen met de richtlijnen voor een primaire bluswatervoorziening omdat het water niet onder druk wordt geleverd. Het is een voor de handliggende oplossing als andere alternatieven niet toepasbaar zijn. Met een aangepaste inzetprocedure, zie § 3.5.2 kan de open put als gelijkwaardige primaire bluswatervoorziening worden beschouwd. B: als aanvulling op de “primaire” bluswatervoorziening. Primair staat tussen aanhalingstekens want de voorziening bestaat wel uit ondergrondse brandkranen en de drinkwaterleidingen, echter deze brandkranen leveren minder dan 30m3 water. PWN geeft aan dat onder normale omstandigheden de brandkranen tenminste 15 m3 bluswater per uur leveren [7].
3.5.2
Inzetprocedure
Bij een inzet functioneert de zuigslang als toevoerleiding voor waterwinning van de tankautospuit. Door de zuigslang te gebruiken kan er optimaal gebruik worden gemaakt van het te leveren bluswater en zal er minimaal drukverlies plaatsvinden Bij de optie A, als zelfstandige primaire bluswatervoorziening, is het voorstel om bij een inzet uit te gaan van een middelbrandscenario. Hierbij wordt meteen met twee brandweervoertuigen uitgerukt, waarbij in deze situatie het 1e voertuig zorgt voor de blussing en het 2e voertuig voor de waterwinning. Bij optie B, aanvullend gebruik op drinkwaternet, is het voorstel om bij een inzet uit te gaan van een middelbrandscenario. Bij aankomst van een brand heeft de bevelvoerder de keuze tussen bluswater vanuit het drinkwaternet dan wel uit het bluswaterriool. In het laatste geval kan hij de 2e TAS meteen inzetten voor de waterwinning.
9
De geboorde put moet gelet op de bepalingen van de Grondwaterwet worden geregistreerd bij de provincie, zie hiervoor bijlage 1.
Pagina 17 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.5.3 -
-
-
-
Pagina 18 van 29
Programma van eisen
De diepte van de geboorde put is afhankelijk van waar een watervoerende laag voldoende is om de gevraagde bluswatercapaciteit te realiseren. De zuigbuis is van pvc, klasse 7,5 ato. De diameter van de stijgleiding moet dusdanig zijn dat bij onttrekking van bluswater het waterpeil in de put maximaal 2 meter wordt verlaagd. Het filterdeel van de filterbuis moet zijn omstort met gezeefd filtergrind. Het afnamepunt van de bluswatervoorziening dient als 4 duims storzkoppeling (storz nok 133 mm) uitgevoerd te worden. Indien een TAS is voorzien van een zuigslang met een storzkoppeling van 5 duims (storz nok 148 mm) moet er een verloopstuk op de TAS aanwezig zijn van 5 naar 4 duims. Het afnamepunt dient te zijn voorzien van een blinddeksel en geplaatst zijn: a. een afsluitbare buitenbehuizing. Deze afsluiting dient bij voorkeur een kroonslotsysteem te zijn. Voor dit afsluitsysteem dient nader overleg met de gemeentelijke brandweer plaats te vinden. De buitenbehuizing van het bovengrondse vulpunt dient vandaalbestendig, en voor de herkenbaarheid in rood (RAL 3000) te zijn uitgevoerd; of b. onder een putdeksel. Deze deksel dient duidelijk herkenbaar te zijn, ook bij schemer en in het donker. De put kan dan in de straat/weg liggen en is dan ook een geschikt bluswateralternatief voor woonwijken. Het afnamepunt dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor een brandweervoertuig. Hiervoor dient een opstelplaats aanwezig te zijn. Voor een opstelplaats zijn de volgende gegevens van toepassing: • breedte van 4 meter; • lengte van 10 meter; • aslast van 10 ton; • totaal gewicht van 15 ton. De uiteindelijke capaciteit van deze bluswatervoorziening dient daadwerkelijk te worden aangetoond.
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.6 3.6.1
Centrale bluswatervoorziening Toepassing
Een centrale bluswatervoorziening [6] bestaat uit een ringleiding, met brandkranen, die via een pompinstallatie is aangesloten op een speciaal waterreservoir. Een illustratie is opgenomen in Figuur 4. Op deze wijze wordt het waterleidingnet ontzien. De brandkraan kan urenlang 90 tot 180 m3 bluswater leveren. Dit bluswateralternatief is het meest geschikt voor toepassing op een bedrijventerrein. Redenen hiervoor zijn de ruimte die nodig is voor het waterreservoir en de kosten voor aanleg en onderhoud van het systeem kunnen worden verdeeld over de bedrijven, die gebruik willen maken van deze bluswatervoorziening. Bijkomend voordeel voor die bedrijven is dat het systeem ook geschikt kan worden gemaakt voor aansluiting van sprinklerinstallaties. Voor individuele bedrijven kan dit een forse kostenbesparing op de aanleg van een sprinklerinstallatie betekenen. Figuur 4: illustratie van een centrale bluswatervoorziening
1: Ondergronds leidingnet 2: Bluswaterreservoir 3: Pompkamer 4: Brandkraan 5: Bedrijf aangesloten op centrale bluswatervoorziening 6: Bedrijf niet aangesloten op centrale bluswatervoorziening
3.6.2
Inzetprocedure
De inzet van de brandweer wijkt niet af van de huidige werkwijze.
3.6.3
Programma van eisen
Een centrale bluswatervoorziening moet voldoen aan de Memorandum bluswatervoorziening ten behoeve van bedrijventerreinen met meerdere gebruikers [8].
Pagina 19 van 29
62
“Collectieve
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
3.7
Warmtevoorziening grondbluswater
Tot op heden zijn er alleen voorbeelden waarbij de warmtevoorziening via grondwater/aardwarmte in een gebouw ook wordt gebruikt om een inpandige sprinklerinstallatie te voeden met bluswater. In Figuur 5 wordt deze warmtevoorziening geïllustreerd. Of het systeem geschikt is voor het leveren van bluswater aan/via een TAS moet nog worden uitgezocht. Figuur 5: illustratie warmtevoorziening via aardwarmte
Pagina 20 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
4
Vergelijking van bluswateralternatieven
In het vorige hoofdstuk zijn bluswateralternatieven aangegeven voor de primaire bluswatervoorziening. In dit hoofdstuk wordt in Tabel 1 een overzicht gegeven wanneer ze kunnen worden toegepast en de voor- en nadelen. Deze vergelijking geldt ten opzichte van de momenteel gebruikelijke benutting van het waterleidingnet als primaire bluswatervoorziening. Hierbij wordt aangenomen dat de bluswateralternatieven tenminste een capaciteit van 30 m3 per uur hebben. Bij deze vergelijking zijn de financiële en ruimtelijke aspecten niet meegewogen, er is alleen gelet op de praktische toepasbaarheid. Bij de keuze van een alternatieve bluswatervoorziening moet er rekening mee worden gehouden dat er aanzienlijke meerkosten kunnen zijn. Hieraan moet zeker aandacht worden besteed in de initiatiefrespectievelijk ontwerpfase. Tabel 1: toepassing bluswateralternatieven Bluswateralternatief
Toepassing
Voordelen
Nadelen
Horizontale droge blusleiding
• Nieuwbouwwijken • Bestaande woonwijken • Max. lengte 240 m
• Gelijkwaardig in gebruik • Schoon drinkwater, zodat inzet hogedrukblusstralen ook mogelijk is
Horizontale natte blusleiding
• Nieuwbouwwijken • Industrieterreinen • Lengte > 240 m
• Voor langere afstanden te gebruiken • Gelijkwaardig in gebruik • Schoon drinkwater, zodat inzet hogedrukblusstralen ook mogelijk is
Bluswaterriool*:
• Bij aanwezigheid van een gescheiden afvalwaterstelsel
• Afhankelijk van grootte open water (vijver, sloot, vaart etc.) voldoende watercapaciteit • Weinig extra investering • Weinig technisch onderhoud A Onafhankelijk van drinkwaternet
• Extra handeling bemanning TAS • Extra cq andere oefening vereist tav bluswaterwinning • Onderhoud en beheer zijn een taak van de gemeenten • Extra handeling bemanning TAS • Aangepaste uitrukprocedure • Extra cq andere oefening vereist tav bluswaterwinning • Onderhoud en beheer zijn een taak van de gemeenten A Aangepaste uitrukprocedure (middelbrandscenario voor extra TAS – één voertuig voor blussing en één voor waterwinning) B Bevelvoerder bepaalt welke bluswatervoorziening wordt ingezet, geen uniforme instructie voor die bepaling • Extra cq andere oefening vereist tav bluswaterwinning • Is niet toepasbaar indien een verbeterd gescheiden afvalwatersysteem is aangelegd • Onderhoud en beheer zijn een taak van de gemeenten
Optie A: zelfstandige primaire bluswatervoorz. Optie B: Aanvulling op primaire bluswatervoorz.
*: de punten die alleen van toepassing zijn op optie A zijn met een A gemarkeerd, die voor optie B met een B, de bullet ( ) geldt voor zowel optie A als B
Pagina 21 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Vervolg tabel 1: toepassing bluswateralternatieven Bluswateralternatief
Toepassing
Voordelen
Nadelen
Geboorde put met pompinstallatie
• Industrieterreinen
• Bij geen goed onderhoud kans op verzanding in de put waardoor de bluswaterlevering in het geding komt • Onderhoud en beheer zijn een taak van de gemeenten
Open put*
• Buitengebieden • Woonwijken
• Geen extra handeling bemanning TAS nodig, inschakeling pompt gebeurt automatisch bij waterafname aan de brandkraan • Gegarandeerde bluswaterlevering • Onafhankelijk van drinkwaternet • De aanleg is niet afhankelijk van een netvoeding of drinkwaternet A Onafhankelijk van drinkwaternet
Optie A: zelfstandige primaire bluswatervoorz. Optie B: Aanvulling op primaire bluswatervoorz.
Centrale bluswatervoorziening
Warmtevoorziening grond/bluswater
• Industrieterreinen
A Aangepaste uitrukprocedure (middelbrandscenario voor extra TAS – één voertuig voor blussing en één voor waterwinning) B Bevelvoerder bepaalt welke bluswatervoorziening wordt ingezet, geen uniforme instructie voor die bepaling • Bij geen goed onderhoud kans op verzanding in de put waardoor de bluswaterlevering in het geding komt • Onderhoud en beheer zijn een taak van de gemeenten • Vergt maatwerk • Twee pompen nodig voor garantie bluswaterlevering
• Gelijkwaardig in gebruik • Kan ook worden gebruikt voor de aansluiting van sprinklerinstallaties • Onafhankelijk van drinkwaternet Nog onderzoek nodig ter beoordeling of dit een alternatieve oplossing kan zijn
*: de punten die alleen van toepassing zijn op optie A zijn met een A gemarkeerd, die voor optie B met een B, de bullet ( ) geldt voor zowel optie A als B
Pagina 22 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Begrippen en afkortingen Begrippen Bovengrondse brandkraan met een maximale waterlevering van 160 m3 per uur
DN80 Kroonslotsysteem
:
Een sleutelslotsysteem, analoog aan het driehoekslot
PWN
:
Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland
TAS
:
Tankautospuit
Afkortingen
Pagina 23 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Referenties [1]
“Drinkwater en bluswater: Een stevige relatie”, uitg. KIWA, 1999, i.o.v. VEWIN
[2]
“Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitg. NVBR, september 2003
[3]
“Handleiding Brandweerzorg en Technische Hulpverlening”, uitg. ministerie van BZK mei 1992
[4]
“Blussen met drinkwater Rapportage van het overleg tussen NV PWN en CCRB Noord-Holland”, versie 0.17, goedkeuringsexemplaar opdrachtgevers, d.d. 30 mei 2001
[5]
“Een hydraulische test van een horizontale droge blusleiding”, uitg. KIWA, KWR 06.018, 9 mei 2006
[6]
Brochure “Een betrouwbare bron, Centrale Bluswater Voorzieningen voor bedrijventerreinen”, uitg. Aqua+ Sprinklersystemen
[7]
Brochure over brandkranen van PWN
[8]
Memorandum 62, Collectieve bluswatervoorziening ten behoeve van bedrijventerreinen met meerdere gebruikers, goedgekeurd november 2005
Pagina 24 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Bijlage 1: Wettelijk kader bluswatervoorziening Brandweerwet In de Brandweerwet 1985 (art. 1) is aangegeven dat burgemeester en wethouders de zorg hebben voor het bestrijden van brand en dat er in elke gemeente een (gemeentelijke) brandweer dient te zijn. Tevens is in dit artikel aangegeven dat de gemeenteraad de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening dient te regelen. Verordening brandveiligheid en hulpverlening In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening is de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer vervolgens uitgewerkt. Artikel 10 van deze verordening, gebaseerd op het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, geeft aan dat burgemeester en wethouders zorgdragen voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Hoe deze bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan ingevuld worden is de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenten. Het gebruik van drinkwater uit het leidingnet is daarbij één van de mogelijkheden. Bouwverordening Artikel 5.2.3 van de Bouwverordening, gebaseerd op het model van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, regelt onder anderen het volgende: •
Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. • Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. • Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde, genoemd bij de eerste bullet, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich daarvoor lenen. De voorschriften gaan in op het voorhanden hebben van een bluswatervoorziening, niet op de capaciteit van een bluswatervoorziening. Grondwaterwet Op grond van artikel 15a van de Grondwaterwet hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 vastgesteld. Op grond van artikel 8, lid 3 geldt een registratieplicht voor de geboorde put aangezien bij dit bluswateralternatief grondwater wordt onttrokken. Het registratieformulier is te vinden op de website van de provincie Noord-Holland (www.noord-holland.nl) thema water en dan het digitaal loket
Bijlage 1, Pagina 25 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Bijlage 2: Foto’s vulpunt horizontale natte blusleiding.
Bijlage 2, Pagina 26 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Bijlage 3: Illustratie bluswaterriool Hieronder zijn de illustraties en foto’s van een bluswaterriool uit Purmerend opgenomen (bron: Brandweer Purmerend). De putdeksel is nog niet gemarkeerd ter herkenning van de bluswateronttrekking.
Bovenaanzicht put Betonnen scheidingswand Betonnen wand
Deze helft Deze helft is aangesloten is aangesloten op open water op het hemelwaterriool
Doorsnede hemelwaterafvoer Put
Afvoerleiding van helemwater naar put Open water
Afvoerleiding naar open water Rooster
Bijlage 3, Pagina 27 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Bijlage 4: Tekening open put
Bijlage 4, Pagina 28 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006
Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland
Rapport Bluswateralternatieven
Vervolg bijlage 4: tekening open put
Bijlage 4, Pagina 29 van 29
Versie 1.1, 15 juni 2006