Jaarverslag
Datum rapport Nummer/versie
23 mei 2013 Definitief
2012
Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de (oud)werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). Doelstelling De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Missie Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Visie De pensioensector staat ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid; daarbij is de uitdaging te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige en komende wettelijke kaders streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie acht het pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Ten einde onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de sponsor, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering.
2
Inhoudsopgave 1.
Kerncijfers
4
2.
Personalia
6
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Bestuursverslag Voorwoord bestuur Financiële opzet en positie Pensioenbestuur: organisatie en governance Pensioenbeheer Vermogensbeheer
8 8 10 15 18 23
4. 4.1
Verslag verantwoordingsorgaan Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
29 31
5. 5.1
Bevindingenrapport raad van toezicht Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht
32 34
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Jaarrekening Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Verbonden partijen Actuariële analyse
36 36 37 38 39 64 65
7. 7.1 7.2 7.3
Overige gegevens Statutaire regeling over bestemming van het saldo van baten en lasten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
67 67 68 69
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Pensioenregeling Deelnemersbestand Begrippenlijst Staffel
71 72 74 75 82
3
1.
Kerncijfers 2012
Bedragen x € 1,0 miljoen, tenzij anders aangegeven)
2011
2010
2009
2008
Balanswaarde van de beleggingen* Aandelen Obligaties Overige beleggingen
223 935 97
159 815 129
225 698 77
193 664 58
170 569 122
Totaal
1.256
1.104
999
915
861
Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen
18% 75% 7%
14% 74% 12%
22% 70% 8%
21% 73% 6%
20% 66% 14%
Rendement
13,6%
10,1%
9,0%
5,1%
-2,7%
Uitvoeringskosten (x € 1.000) Kosten vermogensbeheer*** Kosten pensioenadministratie Bestuurskosten
3.671 765 88
2.860 704 100
3.249 645 92
2.768 787 106
** ** **
Voorziening Pensioenverplichtingen
1.168
1.075
926
841
827
Voorziening WAO-hiaat
1
1
2
2
6
Overig
3
2
2
2
0
Totaal
1.173
1.078
930
845
833
Dekkingsgraad**** Marktwaarde dekkingsgraad Reële dekkingsgraad
106,9% 102,0% 74,0%
102,5%
107,9%
109,1%
105,3%
70,7%
80,5%
79,6%
**
1,21% 1,21% 0,0%
1,75% 1,75% 0,0%
0,0% 0,0% 0,0%
1,0% 1,0% 0,0%
3,0% 3,0% 3,0%
0,0%
0,0%
0,53%
0,0%
3,1%
Pensioenpremie van DNB
44
44
39
42
30
Aantal actieve deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal gewezen deelnemers
2.023 1.198 1.474
2.044 1.153 1.432
2.033 1.109 1.367
1.999 1.085 1.337
1.986 1.072 1.354
Totaal
4.695
4.629
4.509
4.421
4.412
Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. ** Over het jaar 2008 zijn geen vergelijkbare gegevens beschikbaar.
4
***
****
De stijging van de kosten vermogensbeheer wordt verklaard door een gewijzigde methodiek van kostenbepaling. Deze was voorheen gebaseerd op werkelijk betaalde kosten. Met ingang van 2012 worden de kosten per periode toegerekend, waarbij aanvullend wordt gewerkt met schattingen voor nog niet gefactureerde kosten. Als gevolg hiervan zijn in 2012 de kosten eenmalig hoger doordat er nog niet gefactureerde kosten met betrekking tot 2012 als raming zijn verantwoord. Dit is een eenmalig effect. Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + totaal technische voorzieningen) / totaal technische voorzieningen)
De marktwaarde dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend met behulp van de swaprentes per ultimo 2012 (economische verplichtingen). De officiële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend op basis van de RTS, welke per 31-12-2012 wordt bepaald op basis van de ultimate forward rate (UFR) methode. De verplichtingen worden hierdoor lager gewaardeerd omdat hogere disconteringsrentes worden gebruikt. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een voorziening pensioenverplichtingen op basis van de nominale marktrente, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen.
5
2.
Personalia
Bestuur Naam
Functie in bestuur/commissies
Zittingsperiode (max. 2 periodes van 4 jaar)
Functie/in dienst van
G. van Ankeren
Lid namens pensioengerechtigden, lid Auditcommissie, plaatsvervangend secretaris bestuur
1 juli 2007 tot 1 juli 2015
Gepensioneerd
W.H. Bovenschen
Lid namens werkgever, lid Auditcommissie
4 oktober 2008 tot 1 januari 2014
Jurist divisie Juridische Zaken
E. Elvers
Lid namens gewezen deelnemers, lid Beleggingscommissie
1 januari 2013 tot 1 januari 2017
Senior Risk Manager Delta Lloyd Groep
D. Hendriks
Lid namens deelnemers, lid Beleggingscommissie, plaatsvervangend voorzitter bestuur
1 januari 2009 tot 1 januari 2017
Toezichthouder verzekeraars
E. Hondius
Lid namens deelnemers, lid en plaatsvervangend voorzitter Auditcommissie
30 juni 2009 tot 1 januari 2015
Toezichthouder banken
P.D. van Loo
Lid namens werkgever, lid en plaatsvervangend voorzitter Beleggingscommissie
1 januari 2008 tot 1 januari 2016
Gepensioneerd
Mw. C.P.M. van Oorschot
Lid namens werkgever, voorzitter Beleggingscommissie
26 september 2011 tot 1 januari 2018
Afdelingshoofd Asset Management
Mw. G.F.T. Tiellemans
Lid namens werkgever, voorzitter Auditcommissie, secretaris bestuur
1 januari 2008 tot 1 januari 2016
Hoofd Interne Accountantsdienst
Naam
Functie
Benoemingsperiode
F.A. Schilthuis
Onafhankelijk voorzitter bestuur
9 februari 2012 tot 1 februari 2015
Voorzitter
Gedurende het verslagjaar zijn de voorzitter, H.J.P. Penders, en de heer P.A.A.M. Cornet, bestuurslid namens de gewezen deelnemers, afgetreden. Zij zijn opgevolgd door de heer Schilthuis respectievelijk de heer Elvers. Adviseurs beleggingscommissie Mw. D.F. Dijkhuis, senior toezichthouder EC-ECIH (expertise centrum Interventie en Handhaving bij DNB) (vanaf 10 april 2012) Mw. I.T. van den Doel, directeur VBA Beleggingsprofessionals (tot februari 2012) J.F. de Ruiter, senior portfoliomanager bij DNB Raad van toezicht H.M. Geukers J.Th. van Niekerk (voorzitter) Mw. E.M.F. Schols-Van Oppen (plaatsvervangend voorzitter)
6
Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: J.E. Berndsen (plaatsvervangend voorzitter vanaf 10 mei 2012) Mw. W.M.E. van Gorkum (tot 1 september 2012) E.D. de Ruijter (vanaf 1 september 2012) P.M.M. Timmer (plaatsvervangend voorzitter vanaf 1 januari 2012, voorzitter vanaf 10 mei 2012) Namens de deelnemers: R.F. Bharos U. Karakhalil (vanaf 6 juli 2012) R.A. Vink Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: J.A.T. Denissen A. van Dorssen M.A. Santema Compliance officer B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut Pensioenbeheer TKP Pensioen BV Vermogensbeheer BlackRock Netherlands BV Bewaarnemingsbedrijf (Custodian) Bank of New York Mellon SA/NV Onafhankelijke externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Sprenkels & Verschuren
7
3.
Bestuursverslag
3.1
Voorwoord bestuur
Het jaar 2012 was opnieuw een moeizaam jaar door de situatie op de financiële markten als gevolg van de aanhoudende schuldencrisis en de trage economische groei. Dit alles had ook gevolgen voor het pensioenfonds. De komende jaren zullen in het teken staan van de vele ontwikkelingen in de pensioensector en de aanstaande wijziging van de pensioenregeling. De dekkingsgraad van het pensioenfonds is in de loop van 2012 verbeterd. De dekkingsgraad bedroeg eind 2012 106,9%. Eind 2011 was dat nog 102,5%. Er is dan ook geen sprake van een dekkingstekort. Er is wel sprake van een reservetekort. Om uit dit reservetekort te raken, is een dekkingsgraad van 107,7% nodig. In september 2012 heeft de toezichthouder de methode voor het berekenen van de dekkingsgraad gewijzigd. De nieuwe methode is gebaseerd op de Ultimate Forward Rate (UFR). Deze UFR rekent met een hogere rekenrente voor langere looptijden dan de actuele marktrentes waarmee tot september 2012 moest worden gerekend. Door het gebruik van de UFR daalt de voorziening voor de verplichtingen en neemt de dekkingsgraad toe. Het gebruik van de UFR-methode (in plaats van de marktwaardemethode) had op het moment van invoering een positief effect op de dekkingsgraad van 3,1%-punt. Het bestuur heeft ervoor gekozen om het beleid (premie-, beleggings- en toeslagbeleid) in beginsel te baseren op de dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de marktwaarde-methode. Beide zijden van de balans worden daardoor op dezelfde manier gewaardeerd. Het bestuur publiceert daarom ook twee dekkingsgraden: één op basis van de marktwaarde-methode en één op basis van de UFR-methode zoals gerapporteerd aan de toezichthouder. Per ultimo 2012 bedroeg de dekkingsgraad op basis van de marktwaarde-methode 102,0%. Bovengenoemd percentage van 106,9 is de dekkingsgraad op basis van de door de toezichthouder voorgeschreven UFR-methode. De evaluatie van het herstelplan heeft tot de conclusie geleid dat er momenteel geen noodzaak is om een verlaging van reeds opgebouwde pensioenen en alle ingegane pensioenuitkeringen aan te kondigen (korten). Hierover is begin 2013 aan alle belanghebbenden een brief gestuurd. Eind 2013 zal definitief blijken of er niet gekort hoeft te worden. Op dat moment eindigt de periode van het herstelplan en mag het pensioenfonds geen dekkingstekort hebben. Is dat tekort er wél, dan moet er mogelijk alsnog gekort worden. Op de langere termijn, uiterlijk per einde 2023, moet het pensioenfonds weer beschikken over het vereist eigen vermogen en een dekkingsgraad van zo’n 109% hebben. Het bestuur heeft, evenals in voorgaande jaren, helaas geen voorwaardelijke toeslagen kunnen verlenen. De afgelopen vier jaar hebben de gepensioneerden en gewezen deelnemers niet of nauwelijks indexatie ontvangen. Hierdoor is er voor deze groepen een achterstand ontstaan van tussen de 4% en 6,6%. Deze achterstand zal mogelijk nog verder oplopen, aangezien de financiële situatie van het pensioenfonds op korte termijn waarschijnlijk niet sterk zal verbeteren gezien de beperkte herstelkracht. Het is daarom waarschijnlijk dat er voorlopig geen (voorwaardelijke) toeslagen verleend kunnen worden. Het bestuur betreurt dit zeer en zal al het mogelijke in het werk blijven stellen om dit te voorkomen. Het bestuur heeft daarom in het verleden bij de werkgever aangegeven dat de pensioenregeling aangepast zou moeten worden. De werkgever is daarover inmiddels in overleg met de andere caopartijen.
8
De aanhoudende Europese schuldencrisis bleef in 2012 voortduren. Voor het bestuur was dit aanleiding om de strategische normportefeuille gedurende het jaar te wijzigen. Om het totale risicoprofiel te verkleinen en de kwaliteit van de renteafdekking te versterken, is besloten Italiaanse en Spaanse langlopende staatsobligaties te verkopen ten gunste van Nederlandse en Duitse staatsobligaties en staatsschuld van opkomende markten. Voor 2013 zijn geen in het oog springende wijzigingen in de beleggingsportefeuille aangebracht. Het beleggingsresultaat over 2012 bedroeg na aftrek van kosten 13,6%. In 2012 heeft het bestuur een crisisplan opgesteld en is een model ontwikkeld voor Integraal Risico Management (IRM). In 2013 zal het IRM verder geïmplementeerd worden, waarbij het bestuur op regelmatige en eventueel ad hoc basis de belangrijkste risico’s beoordeelt, zodat het tijdig kan handelen als daar aanleiding toe is. De werkgever onderzoekt mogelijke aanpassingen van de pensioenregeling voor actieve deelnemers. Daarbij spelen ook de wettelijk aanpassingen die in 2013 en later doorgevoerd worden een rol. Het bestuur onderzoekt de gevolgen van het nieuwe financieel toetsingskader (FTK), dat met ingang van 1 januari 2014 zal gaan gelden, en de inrichting van de governance van het pensioenfonds naar aanleiding van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. In 2013 zal meer duidelijkheid over deze wetswijzigingen gegeven worden door de regering. Het bestuur bereidt zich voor op deze ontwikkelingen, waarbij het aanpassen van de pensioenregeling en de financiering ervan belangrijk is. Ook wordt door werkgever, in samenwerking met het pensioenfondsbestuur, onderzocht of er samenwerking op pensioengebied met de AFM mogelijk is. Het bestuur zal alle belanghebbenden op de hoogte houden. De Bank of New York Mellon (BNY Mellon) is sinds 1 januari 2012 de onafhankelijke administrateur van het pensioenfonds. Voor 2012 vond de bewaarneming van effecten al plaats bij BNY Mellon als externe custodian. De dienstverlening door BNY Mellon is uitgebreid met de administratie van de beleggingen en performancemeting. In aanvulling op de uitbestedingsovereenkomst met BNY Mellon is een Service Level Agreement afgesproken, waarover ieder kwartaal gerapporteerd wordt. Ook met de fiduciair manager BlackRock is in aanvulling op de vermogensbeheerovereenkomst een Service Level Agreement overeengekomen. De benoemingsprocedure voor nieuwe bestuursleden is aangepast. In de toekomst zal het bestuur nieuwe bestuursleden benoemen op basis van een aanbevelingslijst van de voordragende partijen (werkgever, de vakbonden betrokken bij het cao-overleg of de Belangenvereniging Pensioengerechtigden DNB) of op basis van de uitslag van verkiezingen, onder de voorwaarde van instemming van de toezichthouder. Betrokken partijen kunnen zich in deze wijziging vinden. Het bestuur kan hiermee optimaal uitvoering geven aan zijn verantwoordelijkheid voor een deskundig en competent pensioenfondsbestuur. In het verslagjaar en begin 2013 is er een aantal wisselingen geweest binnen het bestuur, de beleggingscommissie en het verantwoordingsorgaan.
9
3.2
Financiële opzet en positie
3.2.1
Inleiding
De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast wordt gestreefd 1 naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en pensioenaanspraken. Om deze doelstellingen te realiseren, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de CAOpartijen. Ook gelden de afspraken met de werkgever, neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst, als kaders voor de beleidsvrijheid van het bestuur. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van figuur 1. Dit beleid wordt in paragraaf 3.2.3 toegelicht. Figuur 1: Opzet pensioenfonds
Pensioenregeling Uitvoeringsovereenkomst
Pensioenfonds DNB
Integraal risicomanagement
Financiële positie
Financieringsbeleid
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is dat het niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, moet het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen ruimte voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de dekkingsgraad. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld.
1
Voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad
10
3.2.2
Financiële positie eind 2012 en herstelplan
In 2012 is de dekkingsgraad gestegen van 102,5% ultimo 2011 naar 106,9% ultimo 2012. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds van de afgelopen twee jaar is in figuur 2 weergegeven. Figuur 2: Ontwikkeling dekkingsgraad 2011-2012
De daling van de rentetermijnstructuur (RTS) heeft tot een substantiële stijging van de voorziening pensioenverplichtingen geleid. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de RTS, die maandelijks door de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd wordt. Een lagere RTS resulteert in een hogere voorziening en vice versa. De daling van de RTS heeft in 2012 een negatieve impact van 9,8% op de dekkingsgraad gehad. De wijziging van de berekening van de RTS leidt tot een verbetering in de dekkingsgraad van 3,1%-punt. Per 30 september 2012 heeft de toezichthouder de methodologie voor de vaststelling van de RTS gewijzigd, waarbij de UFR-berekeningswijze wordt toegepast en de driemaandsmiddeling gehandhaafd blijft. Hierdoor wordt de berekening van de verplichtingen minder gevoelig voor schommelingen in de rentes voor langlopende swaps. Omdat de verplichtingen volgens de UFR methodologie met een hogere rente worden verdisconteerd dan onder de marktwaarde-methodiek, leidt de introductie tot een daling van de berekende pensioenverplichtingen en daarmee tot een hogere dekkingsgraad. Per saldo is het negatieve effect van de wijziging van de RTS op de dekkingsgraad 6,7%-punt geweest (het negatieve effect van de wijziging RTS ad -9,8%-punt plus het positieve effect van de wijziging van de UFR ad 3,1%-punt). Doordat het pensioenfonds het renterisico grotendeels heeft afgedekt, wordt de stijging van de voorziening gecompenseerd door het resultaat van de beleggingsportefeuilles voor rentematching. Dit is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om het renterisico van de pensioenverplichtingen te neutraliseren. Voor de afdekking van het renterisico worden obligatiebeleggingen en renteswaps ingezet. Bij deze renteafdekking van de verplichtingen met obligatiebeleggingen wordt derhalve nog wel zogeheten 'swapspread risico' gelopen. Het resultaat op de
11
beleggingen met een rendementsdoelstelling droeg 2,3%-punt bij aan de dekkingsgraad. Ook de voor de actieve deelnemers betaalde premie levert een positieve bijdrage aan de dekkingsgraad. Met de mutatie ‘Wijziging rentetermijnstructuur- benodigde interest’ wordt de 1-jaars RTS-rente toevoeging aan de pensioenverplichtingen bedoeld. Over 2012 bedroeg het effect hiervan 1,5%-punt. De aanhoudende stijging van de levensverwachting heeft in 2012 een daling van de dekkingsgraad met 0,9%-punt tot gevolg gehad. De nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062 is door het pensioenfonds ingevoerd, waarbij rekening is gehouden met een sociaaleconomische status “hoog”. Ontwikkelingen 2012 in het licht van het herstelplan In figuur 3 wordt het verloop van de financiële positie van het pensioenfonds weergegeven door een maandelijkse weergave van de dekkingsgraad over 2012. Daarnaast is ook weergegeven wat het herstelpad volgens het herstelplan is. Figuur 3: Verloop dekkingsgraad gedurende 2012 per ultimo maand
Ontwikkeling dekkingsgraad 2012
115% 114% 113% 112% 111% 110% 109% 108% 107% 106% 105% 104% 103% 102% 101% 100% 99% 98% 97% 96% 95%
Dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Herstelplan dekkingsgraad Marktwaarde dekkingsgraad
dec
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Ultimo december 2012 bevindt de dekkingsgraad zich nog onder de vereiste dekkingsgraad en de verwachte dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan, hoewel het verschil is afgenomen. Aan het begin van het jaar was er een significant grotere afwijking van de dekkingsgraad ten opzichte van de in het herstelplan gedefinieerde dekkingsgraad primo 2012. In figuur 3 is te zien dat de officiële dekkingsgraad zich in 2012 richting het niveau van de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan beweegt. Een belangrijke bijdrage hierbij is de introductie van de UFR per ultimo september 2012. De volatiliteit in de dekkingsgraad in mei en juni is een gevolg van de bepaling van de RTS op basis van de driemaands gemiddelde rentevoet. Hierbij heeft de daling van de rente in mei geleid tot een relatief beperkte stijging van de voorziening, terwijl de activa voor de renteafdekking wel tegen de geldende marktrente werden gewaardeerd. Dit effect was tijdelijk.
12
3.2.3
Beleid en beleidskeuzes
De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premieen toeslagstaffel en een beleggingsstaffel, die het uitgangspunt vormen voor het beleid van het bestuur. Deze staffels zijn zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. Het bestuur heeft de mogelijkheid om van de staffel af te wijken, maar dit moet goed gemotiveerd en na het inwinnen van advies van de adviserend actuaris gebeuren. Het bestuur heeft er in beginsel voor gekozen om de positie in de premie-, toeslag- en beleggingsstaffel te baseren op een dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de actuele markrentes, zonder een driemaandsmiddeling. Deze marktwaarde-methode werd tot 2012 gebruikt voor de vaststelling van de RTS. Vanaf ultimo 2011 werd de RTS al bepaald op basis van een driemaands gemiddelde marktrente en vanaf september 2012 is de ultimate forward rate (UFR) geïntroduceerd. Deze UFR gaat uit van een lange termijn verwachting van de rente van 4,2%. Dit is echter onzeker. Dat is de reden waarom het bestuur er in beginsel voor kiest om het te baseren op een dekkingsgraad die wordt berekend op basis van actuele marktrentes zonder driemaandsmiddeling (de marktwaarde-methode, zoals die tot 2012 werd gebruikt). Dit heeft tot gevolg dat het pensioenfonds twee dekkingsgraden publiceert: een dekkingsgraad gebaseerd op de UFR-methode en een dekkingsgraad gebaseerd op de marktwaarde-methode. De dekkingsgraad op basis van de UFR wordt conform de voorschriften opgenomen in het financiële gedeelte van het jaarverslag, terwijl bij de beleidskeuzes en het vermogensbeheer de dekkingsgraad op basis van marktwaarde centraal staat.
Premiebeleid
Conform de staffel bedraagt het premiepercentage bij het huidige niveau van de dekkingsgraad 34,5% van het salaris. In tabel 1 zijn zowel de kostendekkende premie, gedempte kostendekkende, als ook de feitelijk betaalde premie weergegeven. Hieruit is op te maken dat de feitelijke premie de kostendekkende premie overstijgt, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eisen. Tabel 1: Premies 2012 (in EUR x1000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
40.452 43.644 27.098
Toeslagverlening
De toeslagverlening van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en bedroeg over 2012 1,21%. Reglementair is de hoogte van de toeslag voor werknemers in dienst bij DNB gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-cao. Aan inactieve deelnemers (gepensioneerden en gewezen deelnemers) kon in 2012 wederom geen indexatie worden verleend, omdat op de peildatum ultimo september de dekkingsgraad met 105,8% te laag was. De toeslagverlening voor inactieven is afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds. De hoogte van de toeslagverlening is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, geldt reglementair nog de toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever, te weten 1,21% in 2012. Hiervoor betaalt de werkgever de kosten als het pensioenfonds over onvoldoende middelen hiervoor beschikt, zoals in 2012 het geval was. De afgelopen jaren hebben inactieven niet of nauwelijks indexatie ontvangen. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden wordt in tabel 2 een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijke toegekende toeslagen. In de uiterst rechtse kolom wordt weergegeven wat het totaal aan niet verleende toeslagen is. Dit betreft een samengesteld percentage van de niet verleende toeslagen van de individuele voorafgaande jaren. Het totale verlies aan koopkracht is de afgelopen vier jaar opgelopen tot 6,63%. Deze achterstand zal mogelijk nog verder oplopen, aangezien de financiële situatie van het pensioenfonds op korte termijn waarschijnlijk niet sterk zal verbeteren.
13
Tabel 2: Verschil volledige toeslagen en werkelijke toeslagen inactieven
Jaar
Toeslagen o.b.v. loonindex 2009 2010 2011 2012 Toeslagen o.b.v. prijsindex 2009 2010 2011 2012
Verleende toeslag
Maximaal volgens maatstaf
Niet verleend
Totaal niet verleend (cumulatief)
0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
1,00% 0,00% 1,75% 1,21%
1,00% 0,00% 1,75% 1,21%
1,00% 1,00% 2,77% 4,01%
0,00% 0,53% 0,00%
0,40% 1,60% 2,70%
0,40% 1,07% 2,70%
0,40% 1,47% 4,21%
0,00%
2,32%
2,32%
6,63%
Beleggingsbeleid
In afwijking van de staffel is voor 2012, maar ook voor 2013 het risicobudget vastgesteld op 3,8%. Het risicobudget is een percentage van de voorziening. Op basis van de staffel zou een risicobudget van 2,7% (trede 1) gelden. Met een dergelijk laag risicobudget zou er vrijwel geen sprake zijn van de mogelijkheid tot herstel van de dekkingsgraad. Het bestuur heeft tot de handhaving van een hoger risicobudget (dat passend is bij trede 3 van de staffel en ook het uitgangspunt vormde voor het herstelplan dat in 2009 is ingediend) besloten, na advisering door de adviserend actuaris en in overleg met de werkgever. Voor het beleggingsbeleid en de keuzes daarin wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5 en de website, waarop het beleggingsplan, de beleggingsbeginselen en het handboek vermogensbeheer zijn gepubliceerd.
14
3.3
Pensioenbestuur: organisatie en governance
3.3.1
Governancestructuur
Figuur 4: Governancestructuur
Het bestuur bestaat uit acht bestuursleden en wordt ondersteund door twee vaste commissies, te weten de beleggingscommissie en de auditcommissie. De commissies bestaan uit bestuursleden, waarbij de beleggingscommissie aangevuld is met twee externe adviseurs. De commissies staan het bestuur bij in de voorbereiding van en advisering over besluiten en de monitoring van de uitvoering van besluiten. Daarnaast kan het bestuur werkgroepen instellen als er onderwerpen uitgewerkt moeten worden die expertise vanuit de verschillende commissies behoeven. In 2012 zijn de werkgroepen crisisplan en risicomanagement actief geweest. De werkgroepen rapporteren aan het bestuur. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de contacten met de uitvoeringsorganisaties, werkgever en andere pensioenfondsorganen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, secretaris en plaatsvervangend voorzitter. Indien nodig kan het dagelijks bestuur optreden bij zeer acute bestuursaangelegenheden. Ook dragen het dagelijks bestuur en de voorzitter van de beleggingscommissie zorg voor het agendabeheer en monitoring van het functioneren van het bestuur en de bestuursleden. De raad van toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die op voordracht van de raad door het verantwoordingsorgaan worden benoemd.
15
Via het verantwoordingsorgaan legt het bestuur verantwoording af aan de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever. Het verantwoordingsorgaan dient vast te stellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van de vergoedingsregeling voor bestuursleden, wijziging van beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan of het interne toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedure en het communicatie- en voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds. Een externe compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode en relevante weten regelgeving. De compliance officer doet minimaal éénmaal per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur.
3.3.2
Informatie vanuit extern toezicht
De toezichthouders hebben geen sancties opgelegd aan het pensioenfonds. Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouders geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouders aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. Eind september is het zogenaamde ‘Septemberpakket pensioenen’ gepubliceerd. Het pensioenfonds is niet genoodzaakt hier gebruik van te maken. Dit pakket richt zich primair op het jaar 2013 in de overgang naar een aangepaste Pensioenwet en een nieuw FTK in 2014 (de inwerkingtreding van de aanpassing is hierna echter uitgesteld tot 1 januari 2015). In het septemberpakket worden enkele mogelijkheden geboden aan pensioenfondsen om de nadelige gevolgen van een slechte financiële positie te verzachten. Naast het reguliere toezicht heeft de toezichthouder DNB pensioenfondsen opgedragen onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van (individuele) gegevens van pensioenaanspraken (Quinto P-onderzoek). De toezichthouder heeft de besturen van de pensioenfondsen geadviseerd een onderzoek te doen naar de beschikbaarheid van de (historische) brongegevens en de juistheid van de op basis van de brongegevens berekende rechten in de administratie. TKP, de administrateur van het pensioenfonds, is gestart met een pilot bij een van haar klanten. Op basis van de uitkomsten hiervan wordt bepaald hoe het onderzoek voor het pensioenfonds wordt gedaan. Het bestuur ziet erop toe dat zijn uitvoerders tijdig voldoen aan de SEPA-richtlijnen. In verband met de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) dient het pensioenfonds zijn betalingsverkeer uiterlijk 1 februari 2014 aangepast te hebben aan de Europese standaarden. De AFM heeft aandacht gevraagd voor de UPO’s voor arbeidsongeschikten, een groep met vaak een gecompliceerd pensioenoverzicht. Er is uit onderzoek bij het pensioenfonds niet gebleken dat juist voor deze groep er zich afwijkingen in de pensioenadministratie voordoen. Naar aanleiding van het onderzoek naar innovatieve beleggingen in de pensioensector door de toezichthouder DNB is geconstateerd dat er geen significante issues op dit gebied spelen voor het pensioenfonds. De enige ‘innovatieve belegging’ van het pensioenfonds is die via het vastgoedfonds van CBRE.
3.3.3
Deskundigheid
Het beleidsdocument ‘Goed pensioenfondsbestuur’ is aangepast en aangevuld. De aanpassing betreft met name de benoemingsprocedure voor bestuursleden. Het bestuur wil zijn verantwoordelijkheid voor een deskundig en competent pensioenfondsbestuur beter kunnen waarmaken door zelf bestuursleden te benoemen (na voordracht of op basis van de uitkomst van verkiezingen). Een toets van kandidaten op geschiktheid vindt zo vroeg mogelijk in de procedure plaats. Het bestuur heeft de beleidsregels van de toezichthouder inzake deskundigheid en geschiktheid
16
geïmplementeerd in het deskundigheidsbeleid. Hierbij is speciaal aandacht besteed aan de uitwerking van de competenties. Het bestuur heeft naast zijn reguliere vergaderingen themadagen en workshops georganiseerd, waarin dieper op speciale onderwerpen is ingegaan. Hierin is het crisisplan, dat begin 2012 is vastgesteld, voorbereid en is het integrale risicomanagement uitgewerkt. Dit heeft geleid tot de vaststelling van het Handboek Integraal Risicomanagement. Ook zijn het pensioenakkoord en het nieuwe Financieel Toetsings Kader besproken. Naast de zelf georganiseerde themadagen, volgen bestuursleden cursussen, bezoeken opleidingsdagen van hun uitvoerders en seminars en bijeenkomsten in de pensioensector.
3.3.4
Klachten en geschillen
In 2012 heeft het pensioenfonds vier klachten ontvangen die binnen de gehanteerde termijnen zijn afgehandeld. Eén klacht is op verzoek van de deelnemer aan het bestuur voorgelegd. Er zijn geen geschillen voorgelegd aan de geschillencommissie, de Ombudsman Pensioenen of de rechter. De klachten hadden betrekking op verschillende onderwerpen: i) het al dan niet voorwaardelijk zijn van de toeslagverlening, ii) het pensioen dat kan worden ingekocht door waardeoverdracht, iii) de cao verhoging en de eventuele gevolgen voor de pensioenuitkering en iv) het verstrekken van informatie tijdens een telefoongesprek met de pensioendesk.
3.3.5
Compliance
Uit de compliance-scans bij TKP en BlackRock zijn geen ernstige bevindingen naar voren gekomen. Over enkele aandachtspunten is het bestuur in overleg getreden met de uitvoerders. De gedragscode is adequaat nageleefd. De scan is uitgevoerd door de compliance officer in opdracht van het bestuur. De compliance chart van het pensioenfonds wordt minimaal één maal per jaar geactualiseerd. Met betrekking tot de naleving van de gedragscode in 2012 zijn geen afwijkingen geconstateerd.
3.3.6
Statutenwijziging
De gewijzigde benoemingsprocedure voor bestuursleden is in de statuten opgenomen. De aanpassing voorziet erin dat het bestuur nieuwe leden benoemt, na voordracht of verkiezing en onder de voorwaarde van instemming van de toezichthouder met de benoeming.
17
3.4
Pensioenbeheer
3.4.1
Pensioenreglementen
De sterftegrondslagen zijn per ultimo 2012 gebaseerd op de prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap, waarbij de ervaringssterfte gebaseerd blijft op de sociaaleconomische status “hoog”. De gewijzigde reglementsfactoren zijn opgenomen in de versie 2013 van de reglementen. Daarnaast zijn de reglementen aangepast in verband met de wijziging in de fiscale “stoppen met werken” eis en aan de wijziging van de fiscale mogelijkheid om ouderdomspensioen om te zetten in “AOW-compensatie” in verband met de stijging van de AOW-leeftijd.
3.4.2
Pensioencommunicatie
Communicatie stond ook dit jaar in het teken van transparantie en het managen van verwachtingen. Het was duidelijk dat de financiële crisis nog niet voorbij was. Pensioenen bleven in het nieuws. Er is veel gecommuniceerd over de financiële situatie van het pensioenfonds en de gevolgen voor de deelnemers. Het pensioenfonds wil klantgericht communiceren, door de communicatie af te stemmen op de verschillende doelgroepen: actieve deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Binnen de groep actieve deelnemers zijn leeftijdsgroepen ingedeeld. Via alle communicatiemiddelen wordt gestreefd de communicatie af te stemmen op de verschillende doelgroepen. De communicatie is erop gericht deze groepen die informatie te verschaffen die voor hen relevant is. Om deze reden krijgen deelnemers individuele brieven en wordt op de website onderscheid naar doelgroepen gemaakt. Het bestuur streeft naar meer inzicht in wat er leeft bij de deelnemers. Daartoe zijn onder andere door pensioenconsultants aan deelnemers die telefonisch contact opnamen, vragen gesteld om feedback te krijgen over hoe de communicatie door de deelnemers ontvangen wordt. De resultaten hiervan worden gebruikt om de communicatie verder te verbeteren. Deze doelstelling zal getoetst worden in een nog te houden zogenoemde éénmeting. Pensioenkranten In 2012 is er twee keer een pensioenkrant uitgebracht met informatie over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. In de editie van mei werd ingegaan op de wijze waarop deelnemers pensioen opbouwen. Ook is aandacht besteed aan het begin 2012 opgestelde crisisplan, waarin de maatregelen zijn vastgelegd die het bestuur moet nemen als het in een bepaalde crisissituatie terechtkomt. In de editie die in december 2012 verscheen, stond onder andere een uitgebreid artikel over wat het voor gepensioneerden betekent dat er nu al een aantal jaren op rij geen toeslagen kunnen worden verleend, geïllustreerd met rekenvoorbeelden. Ook in 2013 zullen in elk geval twee edities van de pensioenkrant verschijnen. Website De website wordt steeds meer een spil in de communicatie, waartoe de website is voorzien van een nieuw uiterlijk en gebruiksvriendelijker is gemaakt. De website zal in de toekomst het centrale medium van het pensioenfonds worden in de communicatie met deelnemers. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Op de website wordt maandelijks de dekkingsgraad vermeld, worden nieuwsberichten geplaatst en wordt (achtergrond)informatie gegeven over de actuele financiële situatie van het pensioenfonds. Verder kunnen er brochures, jaarverslagen en pensioenkranten gedownload worden. Eind 2012 is op de website de mogelijkheid geopend dat deelnemers zich aanmelden voor een digitale nieuwsbrief, die vanaf 2013 minimaal twee keer per jaar zal verschijnen. Als de actualiteit daartoe aanleiding geeft, wordt dat aantal verhoogd.
18
Pensioencommunicatie in 2013 en daarna Het pensioenfonds heeft het voornemen in de tweede helft van 2013 weer deelnemersbijeenkomsten houden. De komende jaren staat een aantal grote veranderingen op pensioengebied op stapel, waarover betrokkenen zullen worden geïnformeerd zodra er duidelijkheid is om de juiste verwachtingen te scheppen. De evaluatie van de deelnemersbijeenkomsten in 2011 was zodanig dat een herhaling een logische optie is. De planning is mede afhankelijk van nieuws over een nieuwe pensioenregeling.
3.4.3
Integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee door het fonds richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur. Voor het geheel van de risico’s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing en de monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s. Het risicomanagementproces wordt daarbij continu doorlopen via de onderstaande 7 stappen, conform de Handreiking ‘Integraal Risicomanagement’ zoals uitgebracht door de Pensioenfederatie.
Stap 1: Doelstellingen en risicohouding Stap 2: Risico’s identificeren Stap 3: Risico’s inschatten Stap 4: Beheersmaatregelen treffen Stap 5: Monitoren en maatregelen borgen Stap 6: Rapporteren Stap 7: Opvolging en bewaking Het risicoprofiel van het pensioenfonds is op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. Bij het IRM maakt het fonds gebruik van de FIRM methodiek. Hierbij zijn alle risico’s geïdentificeerd. Tevens zijn de mogelijke beheersmaatregelen in kaart gebracht.
19
Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden:
Risicocategorieën Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
De FIRM-analyse wordt vanaf 2011 jaarlijks door het bestuur uitgevoerd en geëvalueerd. Begin 2012 heeft het bestuur de éénmeting uitgevoerd. Hierbij heeft het bestuur de missie en visie van het fonds herbevestigd. Net als voorgaande jaren hebben vooral de financiële risico’s (te weten het matching/renterisico, marktrisico en het verzekeringstechnisch risico) na het inzetten van beheersmaatregelen relatief hoge netto-risico’s. Daarnaast wenst het bestuur, vanwege de uitbesteding van activiteiten en de huidige turbulentie van de omgeving waarin het bestuur dient te opereren, ook focus te leggen op het uitbestedings- en omgevingsrisico. Het bestuur heeft in 2012 een werkgroep IRM ingesteld om het IRM kader/beleid nader uit te werken. De voorstellen van de werkgroep zijn geïncorporeerd in het IRM beleid van het fonds. Hierbij zijn de voornaamste FIRM risico’s gekoppeld aan de fondsdoelstellingen. De beheersing van deze risico’s zijn over de bestuurscommissies verdeeld. Op deze manier zijn alle geselecteerde beheersmaatregelen belegd bij de verschillende commissies. Aan deze commissies wordt gerapporteerd over de belangrijkste ontwikkelingen, die hiervan verslag uitbrengen aan het bestuur. Vanaf 2013 zal in kwartaalrapportages door middel van dashboardoverzichten inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre voldaan is aan de door het bestuur vastgestelde limieten en normen per geselecteerde risico-items. De risico identificatie en beheersmaatregelen zijn vastgelegd in het door het bestuur in 2012 vastgestelde Handboek Integraal Risicomanagement.
3.4.4
Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn in 2012 gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit komt vooral door een toename van de kosten vermogensbeheer, maar ook de pensioenuitvoeringskosten zijn toegenomen. In tabel 3 worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. De uitvoeringskosten worden opgedeeld in: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren (bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd). 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Transactiekosten in onderliggende beleggingsstructuren worden vooralsnog niet meegeteld; hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan.
20
Tabel 3: Uitvoeringskosten pensioenregeling
2012
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer
2011
383
370
Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
0,31%
0,27%
Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
0,19%
0,24%
De stijging van de kosten vermogensbeheer wordt verklaard door een gewijzigde methodiek van kostenbepaling. Deze was voorheen gebaseerd op werkelijk betaalde kosten. Met ingang van 2012 worden de kosten per periode toegerekend, waarbij aanvullend wordt gewerkt met schattingen voor nog niet gefactureerde kosten. Als gevolg hiervan zijn in 2012 de kosten eenmalig hoger doordat er nog niet gefactureerde kosten met betrekking tot 2012 als raming zijn verantwoord. Dit is een eenmalig effect. De pensioenuitvoeringskosten zijn gestegen als gevolg van hogere advieskosten ten behoeve van het crisisplan en de uitwerking van het integraal risicomanagement en de administratiekostenvergoeding. De daling in de transactiekosten ten opzichte van 2011 wordt veroorzaakt doordat zich in dat jaar een incidentele verhoging van het aantal transacties voordeed als gevolg van de implementatie van de gewijzigde strategische normportefeuille.
3.4.5
Ontwikkelingen in 2013
Verdere uitwerking Pensioenakkoord, invoering nieuw pensioencontract Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord zal leiden tot nieuwe ‘pensioencontracten’ waarvoor de pensioenwetgeving moet worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk worden gemaakt dat opgebouwde aanspraken eerder dan nu gekort kunnen worden. Daarnaast zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK eind 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande, en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, maar worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdend gemiddelde over 12 maanden, waardoor pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal nog nadere regels geven voor de besluitvorming over het collectief invaren, het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract. Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ Vanaf 2013 gaat de AOW-leeftijd geleidelijk omhoog, om in 2023 uiteindelijk op 67 jaar uit te komen. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. In de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ wordt geregeld dat de fiscale pensioenrichtleeftijd in 2014 verhoogd wordt van 65 naar 67 jaar en de maximum opbouwpercentages worden verlaagd. De wet is in werking getreden op 1 januari 2013. In de komende jaren zal de richtleeftijd jaarlijks aangepast worden aan de levensverwachting als daar aanleiding toe is. Het maximum opbouwpercentage wordt verlaagd van 2,25% naar 2,15%, voor middelloonregelingen (bij een pensioenleeftijd van 67). Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. De huidige pensioenregeling van DNB voldoet aan deze maximale opbouw; een nieuwe regeling zal ook hieraan moeten voldoen.
21
De verwachting is echter dat een snellere verhoging van de AOW-leeftijd en de verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages in het regeerakkoord tot een nieuw wetsvoorstel zullen leiden. In het regeerakkoord is, naast een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd, opgenomen dat nog lagere maximale opbouwpercentages zullen gaan gelden dan in de genoemde wet is bepaald (1,75% voor middelloon). Daarnaast zal pensioenopbouw voor het salaris boven € 100.000 niet langer fiscaal worden gefaciliteerd. Dat betekent dat de premies over deze opbouw niet langer aftrekbaar zijn en het werkgeversaandeel wordt belast als loon. De plannen in het regeerakkoord zouden vanaf 2015 moeten gaan gelden. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten, waarbij gekozen kan worden uit verschillende bestuursmodellen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2013, waarna pensioenfondsen een jaar de tijd krijgen om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Pensioenfondsen kunnen kiezen uit een paritair model, een onafhankelijk bestuur of een one-tier board. In het paritaire model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden. Dit model lijkt sterk op het huidige model van het pensioenfonds. In het paritaire model komen de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan te liggen bij de nieuwe deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, bestaande uit deelnemers en pensioengerechtigden. Bij een onafhankelijk bestuur bestaat het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders. In het onafhankelijke model komen de bevoegdheden van zowel het huidige verantwoordingsorgaan, als de huidige deelnemersraad te liggen bij het nieuwe belanghebbendenorgaan. Dit laatste orgaan heeft dezelfde samenstelling als het bestuur in het paritaire model. Voor het intern toezicht kan gekozen worden tussen een jaarlijkse visitatie, een raad van toezicht of via het bestuursmodel van een one-tier board. De one-tier board bestaat uit een gemengd bestuur. Een combinatie van een gemengd bestuur met een paritair of onafhankelijk bestuur is ook mogelijk. Ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur zal een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur worden vastgesteld. Hierin wordt een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming/ontslag en deskundigheid/geschiktheid nader geregeld. Deze code is aanvullend aan de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Nieuwe pensioenregeling DNB Werkgever DNB is met de vakbonden in overleg over een nieuwe pensioenregeling met beoogde inwerktreding in januari 2014. De inhoud van de pensioenregeling wordt bepaald door sociale partners. Wel ziet het bestuur het als zijn taak om de randvoorwaarden voor uitvoering van de pensioenregeling kenbaar te maken aan sociale partners. Daarom is het bestuur aangehaakt bij de ontwikkeling van een nieuwe pensioenregeling. De nieuwe pensioenregeling van DNB dient te voldoen aan de nieuwe wetgeving. Hoewel nog niet alle details over alle wijzigingen duidelijk zijn, bereidt het bestuur zich in 2013 voor op de nieuwe wetgeving en de nieuwe pensioenregeling.
22
3.5
Vermogensbeheer
3.5.1
Relevante marktontwikkelingen voor de beleggingen
De Europese schuldencrisis bepaalde in 2012 in belangrijke mate de ontwikkelingen op financiële markten, wat tot uiting kwam in een verhoogde volatiliteit in renteverschillen tussen EMU-landen. In de loop van het voorjaar diende zich opnieuw een escalatie in de crisis aan, door politieke onrust in Griekenland, zorgen over het Spaanse bankwezen en de financiële positie van de Spaanse regio’s, wegvallend vertrouwen in de economische groei en toenemende financiële fragmentatie in het Eurogebied. Gedurende het jaar was hierdoor de volatiliteit in de renteverschillen tussen de EMU-landen groter dan lange termijn modellen indiceren. De aankondiging van een nieuw opkoopprogramma van het Eurosysteem en de verlaging van de depositorente door de ECB leidden tot een duidelijke kentering in de marktontwikkeling. Eind juli gaf ECB president Draghi de eerste signalen dat het Eurosysteem bereid is onder bepaalde condities staatsobligaties aan te kopen. Begin september werd dit programma formeel aangekondigd onder de naam Open Market Transactions (OMT). Deze aankondiging heeft een sterke daling van Italiaanse (zie figuur 5) en Spaanse rentes in gang gezet. zonder dat feitelijke aankopen plaatsvonden. Daarnaast werd begin juli de depositorente verlaagd naar 0%, wat leidde tot verdere daling van de rentes van kernlanden en een substantiële afname van de renteverschillen tussen deze landen.
30-jaars Italië
0
800
12-12-2011
30-jaars Swaps (r-as)
12-01-2013
850
12-12-2012
0,5
12-11-2012
900
12-10-2012
1
12-09-2012
950
12-08-2012
1,5
31-12-2012
30-11-2012
31-10-2012
30-09-2012
31-08-2012
31-07-2012
30-06-2012
31-05-2012
30-04-2012
31-03-2012
29-02-2012
30-01-2012
4,5
1000
12-07-2012
5
2
12-06-2012
5,5
1050
12-05-2012
6
2,5
12-04-2012
6,5
1100
12-03-2012
7
3
12-02-2012
7,5
12-01-2012
Figuur 5: Europese lange renteontwikkeling en wereldwijde aandelenontwikkeling
MSCI World (in EUR)
Mondiaal namen de zorgen over een vertraging van de economie toe, met verdere stimuli vanuit monetair beleid tot gevolg. De wereldeconomie groeide in 2012 traag. Zorgen over de Europese schuldencrisis tastten het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de Euro zone aan. In de Verenigde Staten bleef het herstel broos, met name op de arbeidsmarkt. Daarnaast hadden de mogelijke gevolgen van het ontbreken van begrotingsafspraken (‘fiscal cliff’), waardoor automatische belastingverhogingen en bezuinigingen per begin 2013 zouden worden ingevoerd, hun weerslag op het vertrouwen. Ook ten aanzien van de opkomende landen waren er zorgen over de economische groei. In reactie hierop namen mondiaal monetaire autoriteiten maatregelen om de economieën te stimuleren. De trage economische groei in combinatie met de sombere vooruitzichten voedden de verwachting van een langdurig lage renteomgeving met historisch lage renteniveaus als gevolg. De noodzaak bij consumenten en overheden in de ontwikkelde markten om schulden terug te dringen vormt een rem op de economische groei. Een lage rente draagt bij aan het aanpassingsproces. Bovendien is de inflatiedruk beperkt, vanwege de overcapaciteit in de Westerse economieën. Ondanks de zwakke economische vooruitzichten presteerden aandelenmarkten en de markt voor bedrijfsobligaties goed gedurende het jaar. Aandelenmarkten stegen wereldwijd fors (zie
23
figuur 5), door een bescheiden economische groei, aanhoudend hoge winstmarges en stimulerend monetair beleid. Daarnaast waren waarderingen van aandelen ten opzichte van vastrentende beleggingen relatief gunstig. Het renteverschil tussen hoogwaardige bedrijfsobligaties en staatsobligaties van kernlanden nam verder af, mede door het lage aantal feitelijke faillissementen ten opzichte van wat door de markt was voorzien. Daarnaast profiteerden bedrijfsobligaties van de behoefte bij beleggers aan obligaties met een goed rendement in de huidige lage renteomgeving (search for yield). De Europese vastgoedmarkt blijft in het slop, met sterke regionale verschillen. De huuropbrengsten lopen terug, en er is sprake van een toegenomen leegstand, waardoor de prijzen van commercieel vastgoed dalen. Het rendement op vastgoed beleggingen staat hierdoor onder druk. Het rendement verschilt sterk per regio en per locatie. Hierbij staat de Duitse markt er beter voor dan de Nederlandse of Franse.
3.5.2
Beleggingsresultaten
Op de beleggingen is in 2012 een rendement behaald van 13,6%. De vastrentende beleggingen rendeerden met 11,1% en de aandelen beleggingen met 16,4%. Alleen op de vastgoedbelegging werd een verlies geleden, met een rendement van -4,8%. In tabel 4 wordt per beleggingscategorie de waarde per ultimo 2012 en het rendement over 2012 weergegeven, alsmede de bijdrage van actief beheer waar dit van toepassing is. Tabel 4: Beleggingsresultaten 2012
Beleggingscategorie
Waarde per ultimo 2012 mln. Euro 1.259,0 44,1
Rendement over 2012 % 13,6
Bijdrage actief beheer % n.v.t n.v.t.
Totaal vastrentende waarden Euro Core obligaties Euro Langlopende Staatsobligaties Euro Credit obligaties Opkomende Landen obligaties
967,2 260,3 543,0 119,1 44,7
11,1 11,1 10,9 10,2 5,2
0,1 0,4 n.v.t -0,1 n.v.t.
Totaal aandelen 1 Ontwikkelde Landen Opkomende Landen
188,6 151,3 37,3
16,4 17,0 2,6
1,2 2,0 -2,1
35,9 23,2
-4,8
n.v.t.
TOTAAL Renteafdekking overlay
Vastgoed Cash
De dekkingsgraad op basis van de marktwaarde steeg per saldo met 0,9%-punt naar 102,0%, omdat de verplichtingen minder sterk stegen dan de beleggingen. De verplichtingen berekend op basis van de swaprentes per ultimo 2012 (economische verplichtingen) namen in 2012 toe met 12,2%, voornamelijk omdat de rentes van swaps met een lange looptijd (die in grote mate de waarde van de verplichtingen bepalen) gedurende 2012 historisch lage niveaus bereikten. De officiële dekkingsgraad, zoals gerapporteerd aan de toezichthouder, nam sterker toe door de introductie van de zogenaamde ultimate forward rate (UFR) methode. De verplichtingen worden hierdoor lager gewaardeerd omdat hogere disconteringsrentes worden gebruikt. Een uitgebreidere weergave van het verloop van de dekkingsgraad wordt gegeven in paragraaf 3.2.2. De impact van de daling van de swaprentes op de dekkingsgraad wordt gemitigeerd door de grote mate van renteafdekking. Gedurende 2012 is het renterisico voor ongeveer 95% afgedekt. De renteafdekking wordt vormgegeven door een combinatie van de Euro obligatie portefeuilles, waaronder 1
Het aandelenresultaat is inclusief de valuta-afdekking
24
de lang lopende hoogwaardige staatsobligaties en daarnaast met standaard renteswaps. Deze combinatie beoogt de risico’s bij renteafdekking te spreiden. Renteafdekking met staatsobligaties voegt risico’s toe, omdat de rendementen hierop geen perfecte samenhang kennen met de verplichtingen, terwijl renteafdekking met swaps liquiditeits- en tegenpartijrisico toevoegt. De volatiliteit in de beleggingen was groter dan in de strategische normportefeuille 2012 (SNP) was voorzien. De escalatie van de Europese schuldencrisis in het tweede kwartaal vertaalde zich in een toename van de volatiliteit van de renteverschillen tussen de EMU landen, met name tussen de kernlanden rond Duitsland enerzijds en Spanje en Italië anderzijds. Dit leidde tot een substantieel hoger dan gewenst risicoprofiel voor het pensioenfonds. De escalatie van de schuldencrisis in het tweede kwartaal vormde aanleiding om Italië en Spanje niet langer als geschikte belegging in de langlopende staatsobligatie portefeuille te zien. De renteontwikkeling van Spanje en Italië, met name de verminderde samenhang met lange swaps, had tot gevolg dat de staatsobligaties van deze landen niet langer een solide bijdrage leveren aan de renteafdekking van de (langlopende) verplichtingen. De wens om het risicoprofiel te verkleinen en de kwaliteit van de renteafdekking te versterken vormden aanleiding om de SNP tussentijds te wijzigen. Het pensioenfonds vond het onwenselijk om gedurende een langere periode een verhoogd risicoprofiel te kennen, met name omdat er aanwijzingen waren dat de factoren die dit risicoprofiel verklaren een structureel karakter kenden. In juni is daarom besloten om de beleggingen in Italiaanse en Spaanse staatsobligaties in de langlopende staatsobligatie portefeuille te verkopen. Het aandeel van Duitsland en Nederland in de langlopende staatsobligatie portefeuille is vergroot en er is belegd in staatsschuld van opkomende landen. De verkoop van Italiaanse en Spaanse obligaties uit de langlopende staatsobligatie portefeuille is voor een belangrijk deel ten gunste gekomen van Duitse en Nederlandse staatsobligaties in deze portefeuille. Van laatst genoemde landen is de volatiliteit in het rendement ten opzichte van lange swaps beduidend kleiner dan van Italiaanse en Spaanse, wat leidt tot een lager risico en tegelijkertijd een versterking van de renteafdekking. Het pensioenfonds is hierdoor minder kwetsbaar voor oplopende spanningen ten gevolge van de schuldencrisis. Keerzijde hiervan is dat het rendement dat op Italië en Spanje behaald wordt in goede tijden verloren gaat. Om hiervoor te compenseren is besloten een deel van de opbrengsten te investeren in staatsobligaties van opkomende markten. Bovendien zorgt de belegging in schuld van opkomende landen voor een betere spreiding van het tegenpartijrisico. De belegging in schuld van opkomende landen wordt gedaan via een Exchange Traded Fund (ETF). Het betreft een ETF van BlackRock (zie details op pagina 32). Het pensioenfonds acht dit een efficiënte manier om te beleggen in schuld van opkomende landen, vanwege de snelheid waarmee de belegging geïmplementeerd kon worden en anderzijds de lagere beheerkosten in vergelijking met alternatieven. Het rendement op actief beheer bedroeg 0,2%-punt, dat licht lager was dan de in de SNP geformuleerde doelstelling van 0,3%-punt. Het actief beheer van de vastrentende portefeuilles liet een gemengd beeld zien. Actief beheer bij de euro core obligatie portefeuille leverde een bijdrage van 41 basispunten, terwijl actief beheer geen waarde toevoegde voor de euro credit portefeuille, waar het rendement nagenoeg in lijn met de benchmark is. De drie aandelenmanagers behaalden een gezamenlijk actief rendement van 1,0%. De beide managers van de ontwikkelde markten portefeuilles behaalden een actief rendement van 2,4% en 1,0%, waarmee een substantieel deel van de verliezen van het voorgaande jaar werd goedgemaakt. Met het actief beheer van de opkomende markten portefeuille werd een negatief actief resultaat behaald van -2,1%.
3.5.3
SNP 2013
De SNP 2013 komt overeen met de feitelijke beleggingsportefeuille per ultimo 2012. Het benodigde risicobudget voor de allocatie per ultimo 2012 bedraagt 3,8%, wat door het bestuur passend geacht wordt in lijn met de staffel en doelstellingen van het pensioenfonds. Met de SNP 2013 wordt een additioneel rendement ten opzichte van de verplichtingen nagestreefd van 1,1%. In tabel 5 wordt de allocatie naar de verschillende beleggingscategorieën weergegeven.
25
Tabel 5: Strategische normportefeuille 2013
Beleggingscategorie
Strategische normportefeuille 2013 Gewicht (%) Beheervorm
Totaal vastrentende waarden Euro Core obligaties Euro Langlopende Staatsobligaties Euro Credit obligaties Opkomende Landen obligaties
79,5 21,5 44,5 10,0 3,5
Actief Passief Actief Passief
Totaal aandelen Ontwikkelde Landen Opkomende Landen
15,5 12,5 3,0
Actief Actief
Vastgoed Cash
3,0 2,0
Actief
De strategische allocatie is gebaseerd op een lange termijn risicomodel, terwijl de risico’s volgens een korte termijn model substantieel hoger zijn, waarbij volatiliteit in intra-EMU renteverschillen en aandelen de belangrijkste risico’s zijn. Het lange termijn risico-model hanteert aannames voor volatiliteit van rendementen en correlaties tussen verschillende beleggingscategorieën over een periode van 20 jaar. Op basis van deze methodiek bedraagt het risico 3,8%. Het lange termijn risicomodel wordt passend geacht omdat het aansluit bij het lange termijn karakter van de verplichtingen. Daarnaast hanteert het pensioenfonds een korte termijn risicomodel, om een goed beeld te hebben van de risico’s die het pensioenfonds op korte termijn loopt. Deze methodiek gaat uit van een 5-jaars historie en wijst op een risico van 6,4%, voornamelijk als gevolg van de hogere volatiliteit van intra-EMU renteverschillen in de afgelopen jaren. Een sterke daling van de aandelenmarkten of een forse toename van de renteverschillen tussen EMU-landen vormen de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds. Het liquiditeitsrisico is beperkt. Een stresstest heeft uitgewezen dat het pensioenfonds over voldoende buffers beschikt om aan onderpandsverplichtingen vanuit de swapcontracten te voldoen in geval van een zeer sterke rentestijging. Het beleid ten aanzien van de afdekking van renterisico en het valutarisico zal ongewijzigd worden voortgezet. Ondanks het huidige lage renteniveau ziet het pensioenfonds geen aanleiding om de mate van renteafdekking van 95% te verminderen, omdat naar verwachting de zwakke economische groei vooruitzichten tot een langdurig lage rente-omgeving zullen leiden. Daarnaast zou een vermindering van de renteafdekking tot een vergroting van het risico leiden, wat op dit moment volgens de visie van het pensioenfonds onvoldoende gecompenseerd wordt in de vorm van een hoger rendement. In lijn met de bestaande praktijk zal ook in 2013 het valutarisico op de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen volledig worden afgedekt. Het grootste deel van de beleggingsportefeuille wordt actief beheerd, met uitzondering van de langlopende staatsobligaties. Er wordt gekozen voor actief beheer bij een positief verwacht resultaat ten opzichte van de benchmark na aftrek van kosten. Dit is het geval voor de aandelenportefeuilles, de euro core obligatie portefeuille en de euro credit portefeuille. De langlopende staatsobligaties portefeuille wordt passief beheerd, omdat de kosten van het actief aan- en verkopen van deze obligaties niet opwegen tegen het extra rendement dat hiermee verkregen wordt. Voor wat betreft het risico van actief beheer geldt dat actief risico vrijwel ongecorreleerd is met marktrisico, waardoor de toevoeging van actief beheer een beperkte invloed heeft op het totale risico van de beleggingsportefeuille. Met actief beheer wordt een positief effect op de dekkingsgraad nagestreefd van 0,3%-punt. Gegeven het streven van het pensioenfonds om te sturen op marktwaardering van de verplichtingen vormt de introductie van de UFR geen aanleiding om de SNP te herzien. Het gebruik van de ultimate forward rate methodiek leidt tot een lagere rentegevoeligheid van de verplichtingen, wat indien hierop gestuurd wordt tot een andere wijze van invullen van de
26
renteafdekking kan leiden. Zoals in hoofdstuk 3.2.3 uiteengezet is, heeft het pensioenfonds ervoor gekozen om op basis van een marktwaardering van de verplichtingen te sturen.
3.5.4
Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds voert een beleid van verantwoord beleggen door het onderschrijven van de UN Global Compact en UN Principles for Responsible Investment. United Nations Global Compact heeft betrekking op mensenrechten, arbeidsomstandigheden, het milieu en corruptie. Het pensioenfonds verwacht dat ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt deze principes respecteren. Aan verantwoord beleggen wordt invulling gegeven door engagement, voting en uitsluiting. BlackRock heeft het mandaat voor actief aandeelhouderschap en om te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Daarnaast is er een uitsluitingenbeleid van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens, die niet acteren conform door de Nederlandse overheid ondertekende verdragen, die op de zwarte lijst staan van Global Compact, die structureel onvoldoende openstaan voor engagement of betrokken zijn bij ad hoc gebeurtenissen die zwakheden ten aanzien van socially responsible investment (SRI) aantonen. Het pensioenfonds streeft ernaar het uitsluitingenbeleid voor een zo groot mogelijk deel van de beleggingsportefeuille te implementeren, daarom wordt indien de kosten het toelaten een eigen mandaat voor het beheer van een deelportefeuille gegeven (separaat mandaat). Het beleid is niet van toepassing op beleggingen in beleggingsfondsen waar ook andere beleggers in participeren (fondsbeleggingen). De uitsluitingenlijst is in 2012 geactualiseerd en tevens is de rapportage van BlackRock richting het pensioenfonds over engagement verbeterd. Vanaf het vierde kwartaal levert BlackRock elk kwartaal een overzicht van de belangrijkste engagement inspanningen voor de bedrijven waarin het pensioenfonds heeft geïnvesteerd. Belangrijke thema’s zijn het beloningsbeleid (waaronder die in de bancaire sector), de onafhankelijke opstellingen van besturen en de samenstelling van besturen. Toezichthouders en wetgevers komen op deze terreinen, maar ook via andere onderwerpen ten aanzien van goed bestuur, geregeld naar voren met initiatieven. De focus van het SRI zal in 2013 liggen op onafhankelijke opstellingen van besturen, beschermingsconstructies en toepassing van de SRI screening op de vastrentende portefeuilles. De nadruk bij SRI screening ligt vooralsnog op de aandelenbeleggingen. In de vastrentende portefeuilles kunnen obligaties zitten van niet-beursgenoteerde bedrijven, waardoor het screenen van vastrentende portefeuilles lastiger is. Naar verwachting zal in 2013 BlackRock in staat zijn om eveneens een effectieve screening op de vastrentende portefeuille uit te voeren.
27
Doelstellingen en belangrijkste karakteristieken beleggingsportefeuilles Langlopende staatsobligatieportefeuille Aangehouden ter afdekking van het renterisico en bestaande uit Europese staatsleningen met een looptijd langer dan 15 jaar. De grootste holdings zijn in Duitsland (42%) en Frankrijk (27%). België is ultimo 2012 de issuer met de laagste rating. De portefeuille wordt passief beheerd. Euro core obligatieportefeuille Aangehouden voor het afdekken van renterisico en tevens voor extra rendement via het lopen van kredietrisico. De portefeuille bestaat uit Europese staatsleningen, semi-overheidsobligaties en bedrijfsobligaties, voor respectievelijk 61%, 4%, en 34%. 40% van de portefeuille heeft een AAArating, terwijl 26% een rating BBB+ of lager kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Euro credit portefeuille Bijdragen aan het afdekken van renterisico en extra rendement via het lopen van kredietrisico. De portefeuille is voornamelijk belegd in covered bonds (38%) en bedrijfsobligaties (58%). Covered bonds uit Spanje, Italië, Griekenland, Portugal en Ierland zijn uitgesloten, evenals obligaties van financiële instellingen. Het aandeel AAA-beleggingen bedraagt 45%, terwijl 24% een BBB rating kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Obligaties opkomende landen Aangehouden met als doel extra rendement en diversificatie in de vastrentende beleggingen. Het betreft een volledig gefinancierde ETF. De beleggingen vinden plaats via een in dollars gedenomineerd fonds. Het valutarisico van de dollar ten opzichte van de euro is afgedekt. De belangrijkste landen waarin belegd is zijn Brazilië en Rusland. De ETF heeft de JP Morgan EM debt index als benchmark. De duration van deze portefeuille is 7,5 jaar. Circa 56% van de portefeuille heeft een investment grade S&P-rating. Aandelen ontwikkelde markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. Deze beleggingen zijn voor tweederde ondergebracht bij Wellington en éénderde bij BlackRock en worden actief beheerd met een tracking error van 3-6% resp. 4-7%. Wellington hanteert een fundamenteel gedreven strategie, met een breed gespreide portefeuille en beperkte actieve sectorposities. BlackRock hanteert eveneens een fundamenteel gedreven strategie, maar heeft een geconcentreerde portefeuille met grote actieve sector posities. Beide hebben de MSCI World als benchmark. Het valutarisico wordt afgedekt. Aandelen opkomende markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. De portefeuille wordt beheerd door JP Morgan, op basis van een kwantitatieve aanpak. De benchmark voor deze portefeuille is de MSCI Emerging Markets Index (in Euro). De basis voor de portefeuille wordt bepaald door aandelenselectie en in mindere mate door sector of landenkeuzes. De invulling van de allocatie naar opkomende markten is eind maart 2012 gewijzigd van de tijdelijke ETF naar het mandaat bij JPMorgan, om zodoende aan de SRI doelstelling van het pensioenfonds te kunnen voldoen. Vastgoed Aangehouden voor diversificatie en extra rendement. Vastgoed levert naar verwachting op lange termijn een hoger rendement op dan obligaties. Daarnaast is het een andere bron van rendement dan aandelenrendement en kan het bescherming bieden tegen inflatie. Er is belegd in een nietbeursgenoteerd indirect vastgoed fonds CBRE. Het fonds is gericht op vastgoed van hoge kwaliteit en belegt in 22 onderliggende fondsen. Voor circa 70% is het fonds belegd in Duitsland, Frankrijk, de Benelux en de Scandinavische landen. Beleggingen in de winkelsector zijn met 40% het grootst, terwijl de minste beleggingen plaatsvinden in de industrie sector (15%).
28
4.
Verslag verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan heeft onder andere als taak om te beoordelen of het bestuur van het fonds op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds. Het verantwoordingsorgaan geeft voorts zijn oordeel over het handelen van het bestuur, over het gevoerde en te voeren beleid alsook over het naleven van de zogenoemde Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, zoals vastgelegd door de Stichting van de Arbeid. Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan heeft zich een oordeel gevormd over het in 2012 gevoerde beleid door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan vergadert regelmatig, waarbij tevens overleg wordt gevoerd met het bestuur, de raad van toezicht, de externe accountant en de certificerend actuaris. In zijn jaarlijkse opleidingsdag heeft het verantwoordingsorgaan zich laten informeren over bevoegdheden en verantwoordelijkheidsverdeling bij pensioenfondsen, de herziening van het nieuwe toetsingskader en andere actualiteiten (zoals de wijzigingen in AOW en fiscale wetgeving, de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen). Naar verwachting zullen deze ontwikkelingen van invloed zijn op het pensioenfonds, onder andere op het gebied van de governance. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van fondsdocumenten, zoals het jaarverslag, de bevindingen van de externe accountant en actuaris, het bevindingenrapport van de raad van toezicht, de fondsdocumenten en de kwartaalverslagen van het bestuur en de vermogensbeheerder. Het verantwoordingsorgaan heeft conform het reglement zijn functioneren geёvalueerd en geconstateerd dat het bestuur mede door de vragen van het verantwoordingsorgaan zijn besluiten goed uitlegt, met name als het gaat om een evenwichtige belangenafweging. Mutaties in de samenstelling van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht De heer Santema is herbenoemd per 1 januari 2012 als lid namens de gepensioneerden. De heer Karakhalil is per 6 juli 2012 benoemd als lid namens de actieve deelnemers. Mevrouw Van Gorkum is per 1 september 2012 opgevolgd door de heer De Ruijter (lid namens de werkgever). Het verantwoordingsorgaan heeft in 2012 de heer Timmer aangewezen als voorzitter en de heer Berndsen als plaatsvervangend voorzitter. In 2012 hebben zich geen mutaties in de samenstelling van de raad van toezicht voorgedaan. De heer Van Niekerk, lid/voorzitter van de raad van toezicht, treedt af per 1 augustus 2013 en is niet herbenoembaar vanwege het volmaken van zijn maximale zittingstermijn. Het verantwoordingsorgaan zal, op voordracht van de raad van toezicht, een nieuw lid benoemen. Bevindingen en aandachtspunten Evenwichtige belangenbehartiging In het jaarverslag over 2011 heeft het verantwoordingsorgaan naar aanleiding van het crisisplan aangekondigd de evenwichtigheid van de gevolgen van het niet indexeren en van eventuele kortingsmaatregelen, nader te bezien. In dit kader heeft het verantwoordingsorgaan onder meer de volgende belangrijke aandachtspunten besproken met het Bestuur: het hanteren van twee dekkingsgraden in de besturing, het beleggingsbeleid en de mogelijke overgang van nominaal naar reëel contract. Verschillende dekkingsgraden Het verantwoordingsorgaan heeft kennisgenomen van het feit dat het bestuur twee dekkingsgraden hanteert: de door de toezichthouder voorgeschreven dekkingsgraad, die wordt berekend op basis van de “UFR-methode”, en één op basis van de marktwaarde-methode. Het bestuur stemt zijn beleid, waaronder de hoogte van het risicobudget en de indexatie, af op de marktwaarde dekkingsgraad, die tot dusverre niet onbelangrijk achterblijft bij de voorgeschreven dekkingsgraad. Deze keuze van het bestuur raakt het onderwerp evenwichtige belangenbehartiging. Het hanteren van verschillende dekkingsgraden heeft derhalve tot veel discussie in het verantwoordingsorgaan geleid. Het verantwoordingsorgaan begrijpt de overwegingen van het bestuur, maar wijst erop dat bij relatief lage dekkingsgraden en zolang de dekkingsgraad op basis van de marktwaarde-methode onder de dekkingsgraad op basis van de UFR-methode ligt, de toeslagverlening aan de niet-actieven minder waarschijnlijk wordt dan nu reeds het geval. Deze situatie dient snel opgelost te worden, reden waarom het verantwoordingsorgaan het bestuur adviseert de sociale partners tot spoed te manen om tot een nieuwe pensioenregeling te komen.
29
Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur gevraagd in ieder geval zo transparant mogelijk over zijn overwegingen en keuzes te communiceren. Beleggingsbeleid, nominaal versus reëel contract De huidige situatie is dat niet alleen de dekkingsgraad laag is, maar dat het beleggingsbeleid dat daaruit voortvloeit herstel moeilijk maakt, omdat de te verwachten rendementen laag zijn. Waarschijnlijk zal nog een aantal jaren het indexatieresultaat voor de niet actieven de inflatieontwikkelingen niet kunnen bijhouden. Bij ongewijzigd beleid zal dit gevolgen hebben voor de kans op indexatie voor deze groep. Op basis van de eigen parameters, die prudenter zijn dan de wettelijke parameters, voldoet het fonds nog steeds niet aan de consistentie-eis. Een ander (meer risicovol) beleggingsbeleid zou wellicht tot een hoger resultaat en daarmee tot hogere indexatie kunnen leiden. De staffel waarin het risicobudget afhankelijk is van de dekkingsgraad beperkt de mogelijkheden daartoe echter. De risicobereidheid van de belanghebbenden moet het ook toelaten. De toelichting bij de staffel maakt duidelijk dat bij een lage dekkingsgraad de nadruk ligt op het zeker stellen van nominale verplichtingen en vloeit daardoor mede voort uit het soort pensioenregeling dat nu bestaat. De contouren van een mogelijk nieuwe pensioenregeling met de mogelijkheid van de overgang van een nominaal naar een reëel contract zijn zichtbaar, veel moet nog worden uitgewerkt. Het verantwoordingsorgaan heeft zich over de basiskenmerken van een degelijke regeling laten voorlichten. Het wacht op meer informatie om deze discussie verder te voeren. De behandeling van actieven en nietactieven vloeit ook voort uit de cao onderhandelingen tussen werkgever en bonden. De werkgever beraadt zich over de hoofdlijnen van een nieuw pensioencontract. Het verantwoordingsorgaan zal deze ontwikkelingen blijven volgen en heeft het bestuur gevraagd een visie te ontwikkelen over de gevolgen van de overgang naar een reëel contract. Crisisplan Het verantwoordingsorgaan heeft advies uitgebracht over het opgestelde crisisplan. Hierbij is het bestuur gebonden aan bestaande afspraken. Bij de keuzemomenten die het bestuur heeft, lijken de belangen evenwichtig te zijn afgewogen. Verder is het belang van adequate communicatie aan (gewezen) deelnemers onder de aandacht van het bestuur en de raad van toezicht gebracht. Hierbij gaat het ondermeer om uitleg over de (on)evenwichtigheden tussen het niet-indexeren en kortingsmaatregelen, mede voortkomend uit regelgeving en (cao-) afspraken. Communicatie Het verantwoordingsorgaan heeft veel waardering voor de communicatie van het bestuur en de voornemens en ambities die het heeft voor 2013. Een één-meting zal hopelijk de inspanningen van het bestuur bevestigen. In 2013 zal een aantal beslissingen worden genomen die naar de deelnemers zullen moeten worden gecommuniceerd. Het communicatieplan voorziet dan in aanvullingen op de al geplande communicatie. Het verantwoordingsorgaan wordt evenals vorige keer graag betrokken bij de voorbereiding van de deelnemersbijeenkomsten. Oordeel Hoewel de resultaten ook in het verslagjaar2012 voor een grote groep deelnemers teleurstellend zijn, komt het verantwoordingsorgaan op basis van de beschreven werkzaamheden tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft gewogen. Daarbij wijst het verantwoordingorgaan wel op de eerder gesignaleerde gevolgen van het hanteren van twee dekkingsgraden. De meeste door het verantwoordingsorgaan aangedragen punten zijn naar volle tevredenheid door het bestuur opgepakt en overgenomen. Het verantwoordingsorgaan stelt de goede en open contacten met het bestuur en de raad van toezicht zeer op prijs. Amsterdam, 23 mei 2013 J.E. Berndsen (plv. voorzitter) R.F. Bharos J.A.T. Denissen
A. van Dorssen U. Karakhalil E.D. de Ruijter
30
M.A. Santema P.M.M. Timmer (voorzitter) R.A. Vink
4.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gedegen verslag en de open dialoog. Ook de in de loop van het jaar uitgebrachte, goed onderbouwde en constructieve adviezen, worden door het bestuur zeer op prijs gesteld. Hieronder gaat het bestuur op de aandachtspunten in. Verschillende dekkingsgraden Het bestuur heeft zeer weloverwogen, na diverse discussies binnen het bestuur en adviezen van verschillende partijen, besloten het beleid zo veel mogelijk te baseren op de economische werkelijkheid, dus op basis van de marktwaarde dekkingsgraad. Deze keuze doet naar mening van het bestuur het best recht aan de gemaakte afspraken en evenwichtige belangenafweging. Beleggingsbeleid, nominaal versus reëel contract Het bestuur is zich bewust van het feit dat de huidige pensioenregeling niet voldoet aan de consistentie-eis en de noodzaak om te komen tot een nieuwe pensioenregeling die dit wel is. Het bestuur is daarom al geruime tijd met werkgever hierover in overleg en zal waar nodig tot spoed manen. Ook onderzoekt een werkgroep van het bestuur de mogelijkheden en consequenties van keuzes inzake de overgang naar het nieuwe Financieel Toetsingskader (nominaal of reëel).
31
5.
Bevindingenrapport raad van toezicht
Werkwijze De raad van toezicht vergadert regelmatig, waarbij tevens overleg wordt gevoerd met het bestuur, het verantwoordingsorgaan, de externe accountant, de certificerend actuaris en de compliance officer. Er is zowel schiftelijke als mondelinge informatie-uitwisseling tussen de fondsorganen. Conclusies De raad van toezicht spreekt zijn waardering uit voor de werkzaamheden en de bereikte resultaten van het bestuur, hoewel de financiële situatie niet tot tevredenheid stemt. Het bestuur onderkent het belang van een heldere en open communicatie met de stakeholders van het fonds. De raad signaleert enkele aandachtspunten, zoals het risicomanagement en de uitvoering van het vermogensbeheer. In een breder kader dient het bestuur een visie te ontwikkelen op de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds en de organisatie hieromtrent. Het bestuur heeft de in 2011 gesignaleerde aandachtspunten voortvarend opgepakt. Governance Gezien de ontwikkelingen die in 2013/2014 zullen gaan plaatsvinden, zowel in wet- en regelgeving, als met betrekking tot de eigen pensioenregeling, dient het bestuur een visie te ontwikkelen op de toekomstbestendigheid en de organisatie van het pensioenfonds. In het licht van de voorbereiding op een nieuw pensioenconctract, dient in kaart te worden gebracht wat de uitvoeringstechnische consequenties zijn van te maken keuzes. Voorts dient, gezien de grote belasting die het bestuurswerk op de bestuursleden legt, de inrichting van de governance heroverwogen te worden. De raad is verheugd dat het bestuur invulling heeft gegeven aan een successieplan, maar het blijft een gegeven dat deskundige bestuursleden, die voldoende tijd beschikbaar hebben voor het bestuurswerk, moeilijk te vinden zijn. Tot nog toe is de opvolging van vertrekkende bestuursleden goed verlopen. Ook de overgang naar een nieuwe bestuursvoorzitter is goed verlopen. Een extra waarborg voor voldoende deskundigheid bij nieuwe bestuursleden, is de aanpassing van de benoemingsprocedure, waarbij het bestuur nieuwe leden benoemt na verkiezing of voordracht. Mede door implementatie van het integraal risicomanagement is de taakafbakening en communicatie tussen de commissies en het bestuur verbeterd. Het instellen van werkgroepen als er expertise vanuit beide commissies nodig is, is een goede aanvulling, waarbij de raad gewezen heeft op het belang van een goede taakopdracht en terugkoppeling aan het voltallige bestuur. Compliance De raad stelt met genoegen vast dat het bestuur onderzoek heeft laten doen naar de compliance bij de pensioenuitvoerder TKP, custodian Bank of New York Mellon en vermogensbeheerder BlackRock. Enkele aandachtspunten zijn besproken en krijgen waar nodig follow up door het bestuur. Zo vindt de raad het zorgelijk dat de custodian en de vermogensbeheerder geen volledige inzage hebben verleend aan de compliance officer. In de rapportage over de naleving van de gedragscode door de verbonden personen in 2012 zijn geen bijzonderheden gesignaleerd. Aansturing van het fonds In de uitvoering is een extra externe partij toegevoegd, te weten de custodian Bank of New York Mellon. Het is van belang dat de rapportages van de custodian juist en in lijn met die van de andere vermogensbeheerders zijn. Het is een punt van zorg dat dit eind 2012 nog niet was gerealiseerd. Het bestuur heeft de assurancerapportages van de uitvoeringsorganisaties TKP, Bank of New York Mellon en BlackRock geanalyseerd en geconcludeerd dat de bevindingen bij de twee laatstgenoemde dienstverleners nog om nadere actie van het bestuur vragen. Dit wordt inmiddels opgepakt. Middels weergave van de realisatie van het jaarplan in het bestuursverslag maakt het bestuur duidelijk welke werkzaamheden uitgevoerd zijn en is de planning- en controlcyclus beter inzichtelijk. Van belang is deze planmatigheid ook in de operationele uitvoering van het vermogensbeheer toe te passen. Integrale risicobeheersing Met genoegen heeft de raad kennis genomen van het vastgestelde Handboek Integraal Risicomanagement. Hoewel het voorbereidingstraject lang heeft geduurd, is het risicomanagement
32
thans op volwassenheidsniveau 3 goed vastgelegd in het handboek. Wel dienen enkele zaken nog nader uitgewerkt te worden. Het bestuur zal in 2013 het risicomanagement moeten implementeren. De raad heeft het bestuur geadviseerd het handboek in lijn te brengen met het risicomodel FOCUS en voortvarend, zo mogelijk dit jaar, volwassenheidsniveau 4 te realiseren. Het bestuur heeft een crisisplan opgesteld, waarin de belangen van de verschillende stakeholders en de effecten van mogelijke maatregelen hierop, goed in beeld zijn gebracht. Risicobeheersing op de lange termijn Hoewel het bestuur geen nadere maatregelen (zoals korten van aanspraken) heeft hoeven afkondigen, is het herstel van de financiële positie broos en zijn er geen voorwaardelijke toeslagen verleend. De huidige pensioenregeling voldoet niet aan de consistentie-eis, zoals al geruime tijd bekend is. Een nieuwe pensioenregeling zal consistent moeten zijn. Hoewel het de planning is om per 1 januari 2014 een nieuwe regeling te hebben, adviseert de raad aan het bestuur een alternatief te hebben voor het geval deze planning niet gehaald wordt. Beleid Beleggingsbeleid De raad heeft geconstateerd dat de beleggingscommissie de advisering over de Strategische Norm Portefeuille grondig voorbereidt. Echter, na vaststelling van de norm portefeuille door het bestuur, duurt de vastlegging hiervan in het beleggingsplan vrij lang. Het advies is dit gereed te hebben voor aanvang van het nieuwe jaar. Ook kan in dit beleggingsplan meer aandacht gegeven worden aan de implementatie van de wijzigingen en de evaluatie van het oude beleid. Pensioenbeleid Het bestuur dient zich voor te bereiden op de transitie naar een nieuw pensioencontract, waarbij goed inzichtelijk moet worden gemaakt wat de effecten zijn van de keuze voor een bepaald type contract. Temeer daar momenteel het traject bij werkgever/sociale partners loopt om tot een nieuwe pensioenregeling te komen. De raad adviseert het bestuur een implementatieplan op te stellen voor invoering van de nieuwe pensioenregeling en een mogelijke overgang naar een nieuw pensioenstelsel. Communicatiebeleid Het fonds heeft een gedegen communicatieplan. Gezien de wijzigingen die in/na 2013 doorgevoerd zullen worden, moet ook komend jaar veel aandacht besteed worden aan de communicatie, waarbij de gewezen deelnemers niet vergeten moeten worden. Functioneren raad van toezicht De raad heeft zijn eigen functioneren geëvalueerd. Geconcludeerd is dat de raad goed ingewerkt is op het fonds en de samenstelling van de raad goed is. In 2013 ontstaat een vacature binnen de raad van toezicht. De selectieprocedure voor een nieuw lid loopt. Accenten voor het interne toezicht in 2013 De toekomstvisie en het transitietraject naar een nieuw pensioencontract moeten goed uitgewerkt worden.De raad adviseert het bestuur alvast een visie te ontwikkelen op het nieuwe bestuursmodel, uiteraard in combinatie met de nieuwe vorm van intern toezicht en de verantwoording die het bestuur aflegt. Omdat de raad het van essentieel belang acht dat de door de uitvoeringsorganisaties, waaronder de custodian, opgeleverde rapportages een juist beeld geven waarop het bestuur kan (bij)sturen, zal de kwaliteit hiervan gemonitord blijven door de raad. Voorts zal de communicatie een punt van aandacht zijn, nu er veel wijzigingen op stapel staan waarover het fonds met zijn stakeholders moet communiceren. Het integrale risicomanagement moet (verder) geïmplementeerd worden. De raad van toezicht bedankt het bestuur en het verantwoordingsorgaan voor het goede en open overleg. Amsterdam, 23 mei 2013 H.M. Geukers J.Th. van Niekerk (voorzitter) E.M.F. Schols-Van Oppen (plv. voorzitter)
33
5.1
Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht
Het bestuur heeft kennis genomen van het integrale bevindingenrapport en de verkorte versie voor het jaarverslag. Het bestuur bedankt de raad voor het gedegen rapport, de deskundige en constructieve werkwijze van de raad en de open dialoog. Hieronder gaat het bestuur op de aandachtspunten in. Governance Het bestuur heeft inmiddels diverse werkgroepen ingesteld die de toekomstige ontwikkelingen in weten regelgeving en de eigen pensioenregeling en –uitvoering onderzoeken en voorbereiden. Het bestuur zal hier de komende tijd zeker veel aandacht aan besteden. Het bestuur heeft de opvolging van de bestuursleden die komend jaar aftreden inmiddels in werking gezet. Ook blijft het zich bewust van de tijdsbesteding die nodig is voor het bestuurswerk en blijft dit ook onder de aandacht brengen bij werkgever. Tot nu toe hebben noch de opvolging van bestuursleden, noch de tijdsbesteding door bestuursleden tot problemen geleid. Aansturing van het fonds Het bestuur blijft de uitvoeringsorganisaties scherp monitoren en werkt waar nodig aan verbetering van de rapportages. De door de compliance officer gesignaleerde aandachtspunten in de compliance bij de vermogensbeheerder worden besproken en verbeterd. Integrale risicobeheersing Het bestuur zal in 2013 het risicomanagement verder implementeren. Bij de evaluatie van het Integrale Risicomanagement zal worden beoordeeld wat de verdere ambitie is en waar verbeteringen/wijzigingen nodig zijn. Het bestuur is zich bewust van het feit dat de huidige pensioenregeling niet voldoet aan de consistentie-eis en de noodzaak om te komen tot een nieuwe pensioenregeling die dit wel is. Het bestuur is daarom al geruime tijd met werkgever hierover in overleg en zal waar nodig tot spoed manen. Beleid Het bestuur onderkent dat de vastlegging van de strategische normportefeuille in het beleggingsplan voor het komende jaar lang heeft geduurd. Dit zal de volgende keer voortvarender ter hand genomen worden.
34
Amsterdam, 23 mei 2013 G. van Ankeren W.H. Bovenschen E. Elvers D. Hendriks E. Hondius P.D. van Loo mw. C.P.M. van Oorschot mw. G.F.T. Tiellemans
35
6.
Jaarrekening
6.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Liquiditeiten Totaal Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2012
31-12-2011
40.005 223.233 935.223 65.583 39.727 1.303.771
37.680 159.499 815.324 89.903 53.821 1.156.227
267 12.533
320 13.931
1.316.571
1.170.478
80.738 1.168.391 4.137 63.305
26.979 1.075.175 3.727 64.597
1.316.571
1.170.478
[1]
[2] [3]
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
[4] [5] [6] [7]
TOTAAL PASSIVA [.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 45.
36
6.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2012
2011
43.789 144.068 46
44.149 97.993 151
187.903
142.293
41.493 1.233
41.818 1.182
BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten Overige baten
[8] [9] [10]
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds − Pensioenopbouw − Toeslagverlening − Rentetoevoeging − Wijziging marktrente − Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten − Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten − Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen − Aanpassing sterftekansen − Wijziging grondslagen
[11] [12]
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[14] [15] [16]
[13]
Totaal lasten Resultaat
31.375 6.591 16.120 72.158
24.147 7.770 11.584 131.663
2.965
3.927
-41.622
-42.637
-3.913 9.542 0
-5.023 0 17.786 93.216 410 -2.220 12
149.217 -14 -3.924 22
134.144
188.301
53.759
-46.008
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 60.
37
6.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overig
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten
2012
45.130 3.002 61 48.193
47.308 4.939 259 52.506
41.389 782 1.157 43.328
41.901 1.015 1.282 44.198
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Mutatie liquiditeiten en collateral Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2011
4.865
8.308
37.666 1.772.039 1.809.705
54.650 840.439 895.089
1.810.735 5.233 1.815.968
894.155 13.335 907.490 -6.263
-12.401
-1.398
-4.093
Mutatie liquide middelen
-1.398
-4.093
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
13.931 12.533
18.024 13.931
Netto kasstroom
38
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Bepalingen wet en regelgeving
Activiteiten Het doel van het pensioenfonds, statutair en feitelijk gevestigd te Amsterdam, is het nu en in de toekomst verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 23 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt.
6.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
6.4.2.1
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Per 30 september heeft DNB de wijze van vaststelling van de RTS gewijzigd. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%. Hierdoor wordt de berekening van de verplichtingen minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. De invoering van de UFR heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 3,1% tot gevolg gehad.
39
Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn: US dollar Engelse pond Japanse yen
2012 1,32 0,81 114,00
2011 1,30 0,84 99,90
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend op basis van de nominale marktrente, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
40
6.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Algemeen beleggingen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen worden gewaardeerd op de reële waarde en de voorzieningen pensioenverplichtingen op de door de toezichthouder voorgeschreven wijze (RTS), de overige posten op verkrijgingsprijs. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in nietbeursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Valuta Bedragen in vreemde valuta worden omgerekend tegen valutakoersen op balansdatum van het verslagjaar. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Vastgoed Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de nietbeursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Aandelen Aandelen en andere niet-vastrentende waarden worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurskoers op de laatste beursdag van het verslagjaar. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsinstellingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het nietbeursgenoteerde aandeel per balansdatum. De waarde wijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. De waarde wijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
41
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan een jaar hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekeningcourantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 BW en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur (RTS) zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd. Vanaf 30 september 2012 stelt DNB de RTS vast gebaseerd op een ultimate forward rate (UFR). Daarbij heeft DNB aansluiting gezocht bij de UFR die per 30 juni 2012 voor verzekeraars geldt. Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2012-2062 zoals deze is gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap. Deze kansen zijn omgerekend naar een generatietafel om rekening te houden met de verwachte toekomstige daling van de sterftekansen. Bij het gebruik van de AG prognosetafel 2012-2062 wordt rekening gehouden met ervaringssterfte gebaseerd op de indeling sociaal economische status hoog conform de gepubliceerde levensverwachtingen van het CBS. Iedereen wordt geacht een partner te hebben. De toekomstige excassokosten worden bepaald op basis van een kasstroommodel. De vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man. Overige technische voorzieningen Er wordt een voorziening opgenomen voor deelnemers die ziek zijn en wellicht arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling.
42
De voorziening voor WAO hiaat / WIA is onderdeel van de overige technische voorzieningen en is gebaseerd op dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
6.4.2.3
Grondslagen voor resultaatbepaling
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.
43
Indexering en overige toeslagen De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. De hoogte van de voorwaardelijke toeslagverlening van de pensioenen is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met de maand september in het betreffende jaar). Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,5% (2011: 1,3%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
44
6.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000
ACTIVA
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Stand 1-1-2011 Aankopen Verkopen Herwaardering Stand 31-12- 2011 Derivaten onder passiva Liquide middelen Totaal Beleggingen per 31-12-2011
Stand 1-1-2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand 31-12-2012 Derivaten onder passiva Liquide middelen Totaal beleggingen per 31-12-2012
Vastgoedbeleggingen 37.935 681 -142 -794 37.680
Aandelen
Vastrentende waarden 698.023 666.720 -587.587 38.168 815.324
224.663 230.195 -239.978 -55.381 159.499
Derivaten
3.816 -3.442 -613 63.478 63.239 26.664
Overige beleggingen 14.297 0 -12.118 -2.179 0
Totaal
978.734 894.154 -840.438 43.292 1.075.742
53.821
26.664 53.821
37.680
159.499
815.324
89.903
53.821
1.156.227
37.680 4.800 -2.303 -2.093 1.921 40.005
159.499 340.511 -280.086 5.967 -2.658 223.233
815.324 763.987 -705.882 61.794 0 935.223
63.239 59.897 -59.448 -18.315 2 45.375
0 0 0 0 0 0
1.075.742 1.169.195 -1.047.719 47.353 -735 1.243.836
39.727
20.208 39.727
39.727
1.303.771
20.208
40.005
223.233
935.223
65.583
De overige mutaties in 2012 betreffen herwaarderingen als gevolg van de afstemming tussen de custodian en de fiduciair manager. Wanneer de liquiditeiten en schulden uit hoofde van beleggingen worden meegenomen in de herwaarderingen betreft het totale waarderingsverschil € 11 duizend. Het pensioenfonds neemt geen deel aan securities lending programma’s. De portefeuille aandelen bevat onder andere een investering in iShares, die een securities lending component bevat. Deze wordt als gering beschouwd.
45
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata
Per 31-12-2012 Vastgoedbeleggingen
Totaal
4.120
0
35.885
40.005
Aandelen
223.233
0
0
223.233
Vastrentende waarden
935.223
0
0
935.223
0
3.568
41.807
45.375
1.162.576
3.568
77.692
1.243.836
0
0
37.680
37.680
Aandelen
128.880
30.619
0
159.499
Vastrentende waarden
815.324
0
0
815.324
0
-2.586
65.825
63.239
944.204
28.033
103.505
1.075.742
Derivaten Totaal Per 31-12-2011 Vastgoedbeleggingen
Derivaten Totaal
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Van de vastgoedbeleggingen vindt de waardering van het daadwerkelijke onroerend goed plaats door onafhankelijke taxateurs. Bij de overgang van ING naar CBRE is er voor de fondsen die werden getaxeerd door CBRE een andere taxateur aangesteld. De waardering van derivaten vindt plaats door gebruik van interne modellen, waarbij de resultaten van de tegenpartij en van Bloomberg als referentie worden gebruikt voor controle van de uitkomsten van de interne modellen.
[2] Vorderingen en overlopende activa Overlopende rente Afrekening premies vorig boekjaar Debiteuren Vooruitbetaalde kosten Totaal
46
31-12-2012
31-12-2011
0 251 1 15 267
16 270 33 1 320
[3] Overige activa Banken, rekening-courant Totaal
12.533 12.533
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
47
13.931 13.931
Bedragen x € 1.000
PASSIVA [4] Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
31-12-2012
31-12-2011
26.979 53.759 80.738
72.987 -46.008 26.979
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 106,9% per 31 december 2012. Omdat de dekkingsgraad hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,4% is er ultimo 2012 geen sprake meer van een dekkingstekort. Er is nog wel sprake van een reservetekort. Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 27 maart 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 1 juli 2009 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: Voor het korte termijn herstel wordt met een periode van vijf jaar gerekend. De premie wordt vastgesteld volgens de aangepaste premie- en beleidstaffel. De toeslagverlening aan actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en zal volgens de loonontwikkeling bij de werkgever worden toegekend. [5] Voorziening voor pensioenverplichtingen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
48
1.075.175 31.375 6.591 16.120 72.158 2.965
925.957 24.147 7.770 11.584 131.663 3.927
-41.622 9.542 -3.913 1.168.391
-42.637 17.786 -5.022 1.075.175
31-12-2012
31-12-2011
Totaal
1.405 2.732 4.137
1.449 2.278 3.727
Voorziening pensioenverplichtingen WAO hiaat / WIA Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Wijziging marktrente Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Overige mutaties
1.449 21 90 -155 0
1.657 18 90 -174 -142
Stand einde boekjaar
1.405
1.449
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie Stand einde boekjaar
2.278 454 2.732
2.085 193 2.278
[6] Overige technische voorzieningen VPV WAO hiaat / WIA Overige technische voorzieningen
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,42% (2011: 2,74%). De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 581.998 564.707 Pensioengerechtigden 453.619 393.261 Gewezen deelnemers 136.911 120.934 1.172.528 1.078.902 Totaal 1.168.391 1.075.175 [5] Voorziening voor pensioenverplichtingen 4.137 3.727 [6] Overige technische voorzieningen Totaal 1.172.528 1.078.902 De pensioenregeling kan voor de actieve deelnemers worden gekenmerkt als een onvoorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,15% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 13 maandsalarissen en het vakantiegeld, onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. [7] Overige schulden en overlopende passiva Schulden u.h.v. terugstortverplichting onderpand derivaten Derivaten Premieafrekening Crediteuren Vakantie uitkering (01/04 - 31/12) Vooruitontvangen posten (premies) Overlopende posten Overige schulden Totaal einde boekjaar Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
49
27.863 20.208 1.629 17 1.297 10.932 1.125 234 63.305
25.270 26.664 0 31 1.200 11.239 0 193 64.597
6.4.3.1
Risicobeheer
Beleid en risicobeheer Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico's die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico's. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premieen beleidstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico’s zoals beleggingsrisico’s, overlijdensrisico’s en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een lange termijn herstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt het VEV met behulp van het standaardmodel dat door de toezichthouder is vastgesteld. Per ultimo december 2012 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit (inclusief een opslag voor actief risico) 1. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de dekkingsgraad, het MVEV en het VEV ultimo december 2012. In tabel 2 wordt het VEV uitgesplitst door de vereiste solvabiliteit per risicofactor te tonen. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille en bedraagt ultimo 2012 7,7%. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo december 2012, dan zou het vereist eigen vermogen licht lager zijn uitgekomen. Ultimo 2011 bedroeg het vereist eigen vermogen 8,0% op basis van de strategische portefeuille.
1
Verondersteld wordt dat er geen sprake is van materiële risico’s die niet door het standaardmodel (op het actief risico na) gedekt worden. Het concentratierisico en liquiditeitsrisico worden als niet materieel beschouwd. Het pensioenfonds heeft een breed gespreide portefeuille. Daarnaast belegt het pensioenfonds niet in illiquide beleggingen zoals hedgefunds.
50
In onderstaande tabel wordt het VEV uitgesplist door de vereiste solvabiliteit per risicofactor te tonen. 31-12-2012
31-12-2011
0,40% 5,92% 1,08% 0,00% 1,45% 4,06% 0,00% 0,00% 0,00% 1,53%
0,53% 5,78% 1,25% 0,00% 2,98% 4,13% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
-6,72% (b) (a)
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) Voorziening pensioenverplichtingen Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen Tekort / Surplus
(a+b) -16.588
-6,65% 7,72% 96.689 1.172.349
8,02% 88.692 1.078.902
1.269.038 1.252.450
1.167.594 1.105.881 -61.713
Uit de tabel blijkt dat het zakelijke waarden risico het grootste risico vormt voor het pensioenfonds. Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie ) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0,5. De correlatie tussen de overige risicofactoren wordt door de toezichthouder ten behoeve van vaststelling van het vereist eigen vermogen gelijk verondersteld aan nul. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, dat wil zeggen dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden, meegenomen in de formule. Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd.
51
Renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration, de waardeverandering van de vastrentende waarde als gevolg van een rente/inflatie wijziging met 1%. Voor de afdekking van het renterisico worden obligaties en rentederivaten (renteswap overlay) ingezet. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt het renterisico doorlopend gemonitord, waarbij minimaal eens per kwartaal de optimale rente afdekking door de beleggingscommissie op advies van de fiduciair beheerder wordt beoordeeld. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Deze portefeuille heeft een rentegevoeligheid die weliswaar afwijkt van de verplichtingen, maar al een deel van de rentegevoeligheid afdekt. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps. Ultimo 2012 is 94,7% van het renterisico afgedekt (2011: 93,7). In onderstaande tabel is de duration van de vastrentende waarden ultimo 2012 weergegeven.
Duration vastrentende waarden excl. derivaten Duration vastrentende waarden incl. derivaten Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Duration 10,9 15,5 16,2
Waarde 935.223 976.863 1.169.796
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2012
Bedragen * € 1.000
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
31-12-2011
12.856
1,4%
10.539
1,3%
183.263 739.104
19,6% 79,0%
125.321 679.464
15,4% 83,3%
935.223
100,0%
815.324
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in de volgende tabel weergegeven. Bedragen * € 1.000
Resterende Resterende Resterende Resterende Totaal
looptijd looptijd looptijd looptijd
< ≥ ≥ ≥
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2012 215.862 19,3% 202.082 17,0% 342.053 27,6% 412.531 36,1% 1.172.528 100,0%
31-12-2011 208.343 19,3% 183.025 17,0% 298.246 27,6% 389.288 36,1% 1.078.902 100,0%
Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt.
52
De verdeling van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
Azië Europa Noord-Amerika Overig Totaal
31-12-2012
31-12-2011
35.151 53.169 79.107 55.806
15,8% 23,8% 35,4% 25,0%
35.080 37.220 70.706 16.493
22,0% 23,3% 44,3% 10,4%
223.233
100,0%
159.499
100,0%
Onder de categorie ‘Overig’ wordt ultimo 2012 een investering in iShares van BlackRock (Emerging market fund) verantwoord van € 43,4 mln. Het betreft een beleggingsfonds met een exposure naar vastrentende waarden, dat verhandeld wordt als aandeel. De vastgoedportefeuille betreft een niet-beursgenoteerd fonds van CBRE dat belegt in 21 landen in Continentaal Europa. De beleggingen in dit fonds hebben ultimo 2012 een waarde van € 40,0 mln. (2011: € 37,7 mln.). De verdeling van de portefeuille vastrentende waarden naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
Azië Europa Noord-Amerika
31-12-2012 400 914.446 13.912
31-12-2011 0,1% 97,8% 1,5%
252 801.300 7.810
0,0% 98,3% 1,0%
Overig
6.465
0,7%
5.962
0,7%
Totaal
935.223
100,0%
815.324
100,0%
Valutarisico De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. Verder wordt 100% van de benchmark exposure in de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond afgedekt naar de euro voor aandelen, wereldwijde high yield obligaties en schuldpapier van opkomende markten. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van 3 maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen * € 1.000
EUR GBP JPY USD Overige vreemde valuta Totaal
Voor afdekking
Valutaderivaten
Netto positie
1.011.185 24.285 7.456 150.904 58.101
180.798 -17.446 -23.756 -126.104 -9.723
1.191.983 6.839 -16.300 24.800 48.378
1.251.931
3.769
1.255.700
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito's en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het
53
verlengde van de risicobeheersingmaatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continu monitoren en analyseren van het kredietrisico van uitgevende instellingen. De vastrentende waarden worden via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Moody’s, als deze niet beschikbaar is wordt de rating van Standard & Poor’s gebruikt en tenslotte Fitch. Onderstaande grafiek geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2012. Rating obligatieportefeuille 2012 (waarde € 935 mln.) en 2011(waarde € 815 mln.)
2012 10,9%
0,2%
7,5%
AAA 54,1% AA A
27,2%
BBB BB B Overig
2011 2,5%
2,9%
1,9%1,7%
25,4%
58,0%
7,6%
In de grafiek is te zien dat het kredietrisico in 2012 is teruggebracht. Het aandeel vastrentende waarden met een rating lager dan BBB is significant lager dan 2011. De achtergrond hiervan is dat het
54
Spaanse en Italiaanse staatsobligaties zijn verkocht ten gunste van Nederlandse en Duitse staatsobligaties (AAA). Daarnaast is het aandeel vastrentende waarden met een rating AA aanmerkelijk toegenomen doordat Frankrijk een downgrade heeft gekregen van AAA naar AA. In de onderstaande grafiek wordt de verdeling van de aandelenportefeuille naar sector weergegeven: Sectorverdeling aandelen ultimo 2012 (waarde € 223 mln) en 2011 (waarde € 159 mln)
2012 15% 20%
Financiële instellingen Basismaterialen Gezondheidszorg
7%
Industrie Energie 9%
7%
2% 6%
3%
Duurzame consumentengoederen ICT Telecommunicatie Nuts
10%
8% 13%
Niet-duurzame consumentengoederen Liquiditeiten Overig (m.n. iShares fonds)
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat mogelijk de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Eind 2012 heeft het pensioenfonds, naar aanleiding van publicatie van de nieuwe prognosetafels, onderzocht welke gevolgen de nieuwe prognosetafels hebben voor de gehele set van voorzieningsgrondslagen. Het bestuur heeft toen besloten de AG-prognosetafel 2012-2062 te implementeren, waarbij een correctie wordt toegepast gebaseerd op de CBS ervaringscurve van de levensverwachting bij een sociaaleconomische status hoog. De toezichthouder is akkoord gegaan met deze methodiek. Er wordt geen leeftijdsterugstelling toegepast. Iedere twee jaar zal het bestuur deze tafel herijken op basis van de nieuwste gegevens. De reglementsfactoren zijn eveneens per 1 januari 2013 aangepast aan de nieuwe prognosetafel.
55
• Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Voor het overlijdensrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Gezien de schaal van het pensioenfonds is dit risico niet herverzekerd. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Ook dit risico wordt door het pensioenfonds niet herverzekerd. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op de pensioenen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voor niet-actieven voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Bij de bepaling van de reële dekkingsgraad wordt bij de bepaling van voorziening pensioenverplichtingen uitgegaan van de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente (rentetermijnstructuur) en voor 80% op de reële marktrente. De reële marktrente wordt afgeleid uit de nominale marktrente en de break-even-inflatiecurve. Ultimo 2012 bedraagt de reële dekkingsgraad 74,0% (31 december 2011: 70,7%). Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Daarnaast is door het bestuur aandacht gegeven aan het liquiditeitsrisico uit hoofde van collateral management. Uit de hiertoe uitgevoerde stresstest is gebleken dat de portefeuille vastrentende waarden voldoende liquide is om aan mogelijke toekomstige collateral verplichtingen te voldoen.
56
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven. Bedragen * € 1.000
Vastgoed CBRE Eurosiris fonds
31-12-2012
31-12-2011
35.886
2,7%
43.404
3,3%
35.454 36.305 180.785 285.815 94.205 56.786
2,7% 2,8% 13,7% 21,7% 4,3% 2,7%
26.339 90.226 147.952 223.798 43.517 49.232
2,3% 7,7% 12,6% 19,1% 3,7% 4,2%
768.640
53,90%
581.064
49,60%
Aandelen iShares Emerging market fund (BlackRock) Vastrentende waarden Oostenrijk Italië Frankrijk Duitsland Nederland België Totaal
Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
57
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities: 31-12-2012 Futures Valutatermijncontracten Geschreven opties Renteswaps Kredietswaps
31-12-2011
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
-43.901 271.494 0 616.223 5.880
-195 3.768 -35 41.807 30
38 4.269 0 61.200 76
-233 -501 -35 -19.393 -46
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
Valutaderivaten
-90.073
-2.586
336
-2.923
Rentederivaten
219.686
65.825
89.567
-23.741
Ter zake van de swaps bedroeg de waarde van de ontvangen zekerheden (collateral) ultimo 2012 € 29,2 miljoen in liquiditeiten (2011: € 25,3 miljoen). Daarnaast is er ultimo 2012 € 9,8 miljoen aan onderpand in stukken (vastrentende waarden) ontvangen. Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. • Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, BNY Mellon en BlackRock. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, BlackRock en BNY Mellon een ISAE 3402 type II-rapport of vergelijkbaar rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de rapportages.
58
• Integriteitrisico Het integriteitrisico is het gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het pensioenfonds als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschift is voorgeschreven. Het integriteitrisico wordt gemitigeerd door de vaststelling van integriteitbeleid door het bestuur en de jaarlijkse toetsing hiervan. Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds volgt verder een Socially Responsible Investment-strategie. Als gevolg daarvan is een lijst van ondernemingen opgenomen waarin niet mag worden belegd. • Managerrisico uit hoofde van actief beheer Managerrisico wordt beheerst door een selectieproces en het monitoren van de aangestelde managers. Een belangrijk aandachtspunt in de selectie van de aangestelde managers is het interne risicocontroleproces. Daarbij geldt dat in de beleggingsrichtlijnen specifieke restricties zijn opgenomen op het gebied van regio's, markten, maximale positie in individuele aandelen, en de maximale tracking error. • Custody risico The Bank of New York Mellon (BoNY) is door het pensioenfonds aangesteld als bewaarnemer van de beleggingsportefeuille. De overeenkomst bevat algemene bepalingen aangaande bewaarnemingrisico's, waarmee wordt aangesloten bij best practices. Het belegd vermogen is afgescheiden. Naast de functie van bewaarnemer is BoNY met ingang van 2012 primair verantwoordelijk voor de informatievoorziening over de beleggingsportefeuille. • Juridisch risico Het juridisch risico wordt onder andere beheerst door het sluiten van diverse overeenkomsten. Waar nodig wordt tevens juridisch advies ingewonnen.
6.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst gesloten met TKP Pensioen BV per 1 oktober 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning voor een periode van 3 jaar met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2012 bedraagt € 0,8 miljoen (2011: € 0,7 miljoen). Deze overeenkomst is per 1 januari 2011 voor drie jaar verlengd.
59
6.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
[8] Premiebijdragen Premie en koopsommen Pensioenpremie Koopsommen FVP Inkoop aanvullend pensioen Inkoop voorwaardelijk pensioen Totaal Premie-inkomsten De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
2012
2011
43.327 145 66 251 43.789
43.745 59 0 345 44.149
40.452 43.644 27.098
35.578 44.089 27.583
De kostendekkende premie op rts-basis (excl. FVP) voor 2012 bedraagt € 40,5 miljoen (2011: € 35,6 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De feitelijke premie bedraagt € 43,6 miljoen (excl. FVP, 2011: € 44,1 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgever- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgever in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de werknemers. Het deel van de premie dat de werkgever doorbelast aan de werknemer wordt niet door het pensioenfonds geregistreerd. [9] Beleggingsresultaten 2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten 724 5.086 32.125 -7 4.186
Indirecte beleggingsopbrengsten -1.806 18.504 62.474 -213 26.666
42.114
105.625
60
Kosten vermogensbeheer 0 -271 -1.497 0 0
Totaal
-1.082 23.319 93.102 -220 30.852
-1.903
-1.903
-3.671
144.068
2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengsten 0 0 24.784 2.930 29.846
Totaal
Indirecte beleggingsopbrengsten -793 -55.381 38.168 -2.179 63.478
57.560
43.293
Kosten vermogensbeheer 0 0 0 0 0
Totaal
-793 -55.381 62.952 751 93.324
-2.860
-2.860
-2.860
97.993
De stijging van de kosten vermogensbeheer ten opzichte van 2012 wordt verklaard doordat er in 2012 kosten worden verantwoord over het derde en vierde kwartaal 2011 (€969k). Omdat de kosten over het vierde kwartaal 2012 als raming wordt opgenomen, betekent dit een eenmalige verhoging van de kosten vermogensbeheer.
[10] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Diversen Totaal [11] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Eenmalige uitkering (vakantiegeld) Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen Totaal [12] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Controlekosten accountant Controlekosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Kosten toezicht DNB/ AFM Overige
2012
2011
42 4 0 46
79 0 72 151
22.441 9.238 7.404 1.738 185 313 156 0 18 41.493
20.559 11.364 7.600 1.612 191 310 167 3 12 41.818
88 765 82 35 131 18 90 24 1.233
100 704 54 34 85 14 166 25 1.182
Onder de overige advieskosten worden de kosten voor de externe voorzitter (ad € 81 duizend) en de adviseur van de beleggingscommissie verantwoord.
61
Financiële vergoeding bestuurders Aan de statutaire bestuurders werd door het pensioenfonds in 2012 een vergoeding verstrekt van € 32.967,- (2011: € 21.835,- ). Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. Raad van toezicht Aan de leden van de raad van toezicht werd door het pensioenfonds in 2012 een vergoeding verstrekt van € 34.190,- (2011: € 40.392,-). Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2012 een vergoeding verstrekt van € 8.043 (2011: € 5.608). De bestuursvergoedingen ten opzichte van vorig jaar zijn toegenomen doordat het aantal vergaderingen ten opzichte van 2011 is toegenomen.
Het honorarium van de accountant is als volgt te specificeren: Controle van de jaarrekening Andere controlewerkzaamheden Totaal [13] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
2012
2011
50 32 82
49 5 54
93.216
149.217
Voor het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de staat van baten en lasten. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,5% (2011: 1,3%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
62
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele RTS. Het effect van de verandering van de RTS wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. [14] Mutatie overige technische voorzieningen VPV WAO hiaat / WIA Overige technische voorzieningen
[15] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [16] Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Totaal
63
454 -44 410
193 -207 -14
-3.002 782 -2.220
-4.939 1.015 -3.924
12 0 12
18 4 22
6.5
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst gesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Per 1 januari 2012 is er een nieuwe uitvoeringsovereenkomst van kracht met een looptijd tot 1 januari 2014. Deze overeenkomst wordt vervolgens stilzwijgend verlengd met telkens drie jaren. Hierin zijn geen significante wijzigingen opgenomen ten opzichte van de vorige uitvoeringsovereenkomst.
64
6.6
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het fonds is naar mening van de certificerend actuaris niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort. Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000
2012
2011
Resultaat wijziging rentetermijnstructuur Resultaat beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat andere oorzaken
-71.806 127.922 6.538 -745 297 65 1.449
-131.754 86.391 10.909 -8 460 336 5.515
-9.996 34
-17.793 -64
Totaal resultaat
53.758
-46.008
Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste onderdelen van het actuarieel resultaat. Wijziging rentetermijnstructuur De RTS ultimo 2012 ligt voor korte looptijden onder de RTS ultimo 2011. Vanaf looptijd 33 jaar ligt de ultimo 2012-curve boven die van ultimo 2011. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2012 met circa 0,3% gedaald wat leidt tot een aanzienlijke stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat. Beleggingsopbrengsten Er is in 2012 (na aftrek kosten vermogensbeheer) een beleggingsrendement gerealiseerd van 13,6% terwijl voor de VPV een rendement van 1,544% nodig was. Dit zorgt voor een positief resultaat als gevolg van beleggingsopbrengsten. Resultaat kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte (2.927) en arbeidsongeschiktheid (708). Overige (incidentele) mutatie technische voorziening Onder deze categorie is de verhoging van de voorziening als gevolg van aanpassing van de sterftegrondslagen opgenomen.
65
(bedragen * € 1.000)
Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling ▪ excasso-opslag ▪ extra pensioenopbouw ▪ toeslagen ▪ de risicopremie voor nabestaandenpensioen ▪ opslag voor uitvoeringskosten ▪ de risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit ▪ solvabiliteitsopslag ▪ inkoop voorwaardelijk Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
RTS
Gedempt
26.254 512 63 6.833 1.143 1.228 1.318 2.856 245 40.452
16.814 512 41 4.424 924 1.228 1.125 1.871 159 27.098 43.644
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Het vereist eigen vermogen eind 2012 is 107,7% en is gebaseerd op de strategische portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille, dan zou het vereist eigen vermogen iets lager zijn uitgekomen. Amsterdam, 23 mei 2013 G. van Ankeren W.H. Bovenschen E. Elvers D. Hendriks E. Hondius P.D. van Loo mw. C.P.M. van Oorschot mw. G.F.T. Tiellemans
66
7.
Overige gegevens
7.1
Statutaire regeling over bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten van € 53,8 miljoen over 2012 is toegevoegd aan de algemene reserve.
67
7.2
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV te Amsterdam is aan Sprenkels en Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Onder de basisgegevens wordt ook verstaan de opgebouwde pensioenrechten en pensioenuitkeringen. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: − heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en − heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van het artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV is naar mijn mening niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort. Amsterdam, 23 mei 2013 Drs. H.D. Panneman AAG verbonden aan Sprenkels en Verschuren B.V.
68
7.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de winst-en-verliesrekening over 2012 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
69
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Groningen, 23 mei 2013 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door drs. H. D. M. Plomp RA
70
Bijlagen
71
Bijlage 1
Pensioenregeling
Het pensioenfonds heeft vier pensioenreglementen: •
Pensioenregeling 2006, welke van toepassing is op alle medewerkers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 al in dienst waren of daarna in dienst zijn gekomen bij DNB.
•
Pensioenregeling 2003, welke van toepassing is op de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 én 1 januari 2006 in dienst waren van DNB en per 31 december 2005 deelnamen aan het op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenreglement 2003 én degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2003 zoals dat op die datum luidde én die per 31 december 2002 in dienst waren van DNB.
•
Pensioenregeling 2005, welke van toepassing is op de werknemers, geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren en per 30 december 2004 deelnamen aan de op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenregeling (in werking getreden op 1 januari 2002) en degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2005 zoals dat op die datum luidde.
•
Standaard Pensioenovereenkomst Directeuren DNB, welke van toepassing is op de huidige directieleden van DNB.
Inhoud van de pensioenreglementen De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2006 zijn: • • • • • • •
Geïndexeerde middelloonregeling Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,15% per jaar Franchise van € 11.953 per 1 januari 2012 en van € 12.104 per 1 januari 2013 Pensioenleeftijd 65 jaar Partnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis
Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 en medewerkers geboren vóór 1 januari 1950. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005) van toepassing waren, geldt dat de voor 1 januari 2006 opgebouwde pensioenaanspraken behouden blijven. Ook voor deze aanspraken gelden de toeslagen en kan de deelnemer de opgebouwde rechten vervroegen of uitstellen. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen van toepassing waren (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005), blijft pensioenregeling 2003 respectievelijk pensioenregeling 2005 van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 (oud DNB) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.062 per 1 januari 2012 en van € 13.227 per 1 januari 2013. • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag
72
• • • •
Prepensioen ingangsdatum 60 jaar (deelnemer geboren vóór 1 januari 1948) en 60¼ (deelnemer geboren op of na 1 januari 1948, doch vóór 1 januari 1950) Pensioenleeftijd 65 jaar Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 (oud PVK) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.062 per 1 januari 2012 en van € 13.227 per 1 januari 2013 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 62 jaar • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd
73
Bijlage 2
Deelnemersbestand
Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2011 2.044 1.432 1.153
Bij 129 84 116
Af -150 -42 -71
Stand ultimo 2012 2.023 1.474 1.198
734
86
-42
778
54 340 25 4.629
4 26 0 329
-1 -27 -1 -263
57 339 24 4.695
74
Bijlage 3
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Covered bonds Schuldentitels met als onderpand een claim op de verwachte cashflows uit hypotheken of rentevergoedingen op leningen van semi-overheden. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's.
75
Crisisplan Een beschrijving van maatregelen die een pensioenfonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van en rapportage over financiële bezittingen. Daarnaast is de custodian verantwoordelijk voor de monitoring van de in de beleggingsmandaten vastgelegde afspraken. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. ETF (Exchange Traded Fund) Een beleggingsfonds dat continu verhandelbaar is op de beurs en nauwgezet een bepaalde index volgt. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode.
76
Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Indexatieresultaat Het indexatieresultaat is gedefinieerd als de cumulatief verleende indexatie in een bepaalde periode afgezet tegen de (cumulatieve) indexatie indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van volledige (ten opzichte van de 100% prijsindex) indexatie. Indexatieresultaat = Cumulatieve indexatie / Cumulatieve prijsinflatie Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen bedraagt het indexatieresultaat 25/50 = 50%. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
77
Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nominale marktrente De nominale marktrente is de rente gebaseerd op de zuivere rentetermijnstructuur (zonder driemaands middeling en de UFR). Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen.
78
Pensioenresultaat Het pensioenresultaat is gedefinieerd als het (cumulatieve) niveau van de (toekomstige) pensioenuitkeringen na een bepaalde periode, afgezet tegen de (cumulatieve) hoogte van de (toekomstige) pensioenuitkeringen indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van indexatie volgens de prijsinflatie. Het pensioenresultaat vergelijkt het nominale pensioen plus indexatie met het nominale pensioen plus prijsinflatie en geeft in feite de koopkracht van het pensioen weer. Pensioenresultaat = (1 + Cumulatieve indexatie) / (1 + Cumulatieve prijsinflatie) Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen, bedraagt het pensioenresultaat 1,25/1,50 = 83,33% Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Reële dekkingsgraad Bij de bepaling van de reële dekkingsgraad wordt voor de voorziening Pensioenverplichtingen uitgegaan van de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente (rentetermijnstructuur) en voor 80% op de reële marktrente. De reële marktrente wordt afgeleid uit de nominale marktrente en de break-even-inflatiecurve. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille.
79
Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. SPO-kennisreflector Een toets die het mogelijk maakt objectief vast te stellen op welke gebieden leemten in kennis en deskundigheid bestaan voor bestuurders van pensioenfondsen. Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Staffel De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie- en toeslagstaffel en een beleggingsstaffel. De staffels zijn zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. Als leidraad voor de besluitvorming omtrent het beleggingsbeleid is een aparte staffel van toepassing, waarin de risicograad van de beleggingen wordt weergegeven bij de staffeltredes. De staffel is zodanig ingericht, dat de risicograad van de beleggingen meebeweegt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hiermee wordt de kans op en omvang van een mogelijke onderdekking bij zwaar weer op de financiële markten beperkt. De staffel is een leidraad voor de besluitvorming van het bestuur over het premieniveau en de voorwaardelijke toeslagverlening in enig jaar. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente (rentetermijnstructuur) en voor 80% op de reële marktrente. De reële marktrente wordt afgeleid uit de nominale marktrente en de break-even-inflatiecurve. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn.
80
Swapspread risico De volatiliteit van het renteverschil tussen renteswaps en staatspapier. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langstertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
81
Bijlage 4
Staffel
Premie en toeslagstaffel 1 Trede 1
DG < 105,0%
Premie als % van salaris 34,5%
2
DG vanaf 105,0% tot 106,8%
34,5%
0%
2,70%
3
DG vanaf 106,8% tot 114,5%
32,0%
33,3%
3,95%
4
DG vanaf 114,5% tot 123,1%
30,5%
66,7%
5,20%
5
DG vanaf 123,1% tot 132,9%
29,0%
100%
6,50%
6
DG vanaf 132,9% tot 152,8%
20%
7,40%
7
DG vanaf 152,8% tot 166,1%
15%
8
DG vanaf 166,1% tot 179,4%
10%
9
DG vanaf 179,4% tot 192,6%
5%
10
Vanaf 192,6%
0%
100% plus inhaal tot max.50% v.d. index 100% plus inhaal tot max.100% v.d. index 100% plus inhaal tot max.100% v.d. index 100% plus inhaal tot max.100% v.d. index 100% plus inhaal tot max.100% v.d. index
1
Toeslagverlening als % van prijsindex 0%
Risicobudget 2,70%
8,10% 9,90% 9,90% 9,90%
De tredes gelden voor het boekjaar 2012, waarbij de dekkingsgraden zijn vastgesteld op de swaprente per 30 september 2011.
82
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 Website www.dnbpensioenfonds.nl Email-adres
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
83
84