Regionale Brandweer Groningen
Adviseren over bestemmingsplannen door de brandweer
November 2008
Colofon Uitgave Auteur (herziening) Contactadres
: Regionale Brandweer Groningen : Marieke van Ginkel (Johan Braker) : Regionale Brandweer Groningen Postbus 584 9700 AN Groningen Telefoon: (050) 3674726 Email:
[email protected]
Datum (herziening) Versienummer Documenteigenaar Afdeling
: : : :
24 januari 2005 (10 november 2008) B1.1V Johan Braker Risicobeheersing
Aansprakelijkheid: Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg aanvaardt de samensteller geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele schade, die voortvloeit uit enige fout in, of onvolledigheid van de tekst van deze uitgave. Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
2
Inhoud 1
Inleiding .................................................................................................................... 5
2
Waarom adviseren over ruimtelijke plannen? ............................................................ 6 2.1 2.2
3
Wat is proactie? ...................................................................................................... 6 Wat is de winst van het adviseren over bestemmingsplannen?...................................... 6
Hoe en wat adviseren? ............................................................................................... 7 3.1 Wat is precies een bestemmingsplan?........................................................................ 7 3.2 Hoe zit de procedure voor een bestemmingsplan in elkaar? .......................................... 7 3.2.1 Voorbereiding................................................................................................... 7 3.2.2 Ontwerp .......................................................................................................... 8 3.2.3 Vaststelling ...................................................................................................... 8 3.2.4 Beroep ............................................................................................................ 8 3.2.5 Beheer ............................................................................................................ 8 3.3 Wanneer moet ik adviseren? .................................................................................... 9 3.3.1 Contact leggen ................................................................................................. 9 3.3.2 Meedenken en informatie leveren ....................................................................... 9 3.3.3 Reageren op het voorontwerpbestemmingsplan .................................................... 9 3.4 Wat moet ik adviseren? ..........................................................................................10 3.5 Wie is waar voor verantwoordelijk bij het adviseren?..................................................10
4
Checklist om over bestemmingsplan te adviseren.....................................................11
5
Risicobeheer en Externe Veiligheid ...........................................................................12 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
6
Bereikbaarheid..........................................................................................................15 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
7
Wat is de brandweerzorgnorm?................................................................................17 Waar ligt de brandweerzorgnorm in verankerd? .........................................................17 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van het bestemmingsplan? ..........................17 Wie is verantwoordelijk voor de brandweerzorgnorm? ................................................17
Bluswatervoorziening ...............................................................................................18 8.1 8.2 8.3 8.4
9
Wat is bereikbaarheid? ...........................................................................................15 In welke wetten ligt bereikbaarheid verankerd? .........................................................15 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan?..........................15 Instrumenten voor verbetering van de bereikbaarheid ................................................15 Wie is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid? ........................................................16
Brandweerzorgnorm .................................................................................................17 7.1 7.2 7.3 7.4
8
Wat is risicobeheer? ...............................................................................................12 Wat is externe veiligheid? .......................................................................................12 In welke wetten ligt externe veiligheid verankerd? .....................................................12 Waar vind ik meer informatie over externe veiligheid? ................................................13 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van het bestemmingsplan? ..........................13 Wat is de rol van de regionale brandweer? ................................................................14
Wat zijn bluswatervoorzieningen? ............................................................................18 Waar liggen de normen voor bluswatervoorziening in verankerd?.................................18 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan?..........................18 Wie is verantwoordelijk voor de bluswatervoorzieningen?............................................19
Preventieve voorzieningen ........................................................................................20 9.1 9.2 9.3 9.4
Wat zijn preventieve voorzieningen? ........................................................................20 In welke wetten liggen de preventieve voorzieningen verankerd?.................................20 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan?..........................20 Wie is verantwoordelijk voor de preventieve voorzieningen?........................................20
Bijlage 1: Taakverdeling in Advisering op Ruimtelijke Plannen .......................................21 Bijlage 2: Stroomschema taakverdeling RO, milieu en Brandweer ..................................22
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
3
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
4
1 Inleiding In juni 2002 is door het bestuur van de regionale brandweer afgesproken hoe de beleidsterreinen proactie en preventie in de regio Groningen worden ingericht. Hierbij zijn 7 producten voor zowel proactie als preventie benoemd. Een belangrijk product van proactie is product 3: ”Het adviseren ten aanzien van fysieke veiligheid”. Hierbij gaat het om de advisering door de lokale brandweer op ruimtelijke plannen en infrastructurele projecten, die direct de gemeente betreffen. De regionale brandweer ondersteunt hierbij en neemt projecten op regionaal en bovengemeentelijk niveau voor haar rekening. In de regio wordt het adviseren over gemeentelijke ruimtelijke plannen op dit moment nog verschillend opgepakt. Uit overleg met verschillende commandanten en proactie/preventiemedewerkers blijkt behoefte te bestaan aan extra kennis om deze taak (verder) op te pakken. De volgende vragen komen aan bod: • Wat is proactie ook al weer? • Waarom proactie? • Wat is de winst van het adviseren over bestemmingsplannen? • Hoe gaat de procedure van bestemmingsplannen precies? • Wat moet ik adviseren? • Is er een checklist voor het beoordelen van bestemmingsplannen? • Wat is externe veiligheid en wat moet ik daarmee in een bestemmingsplan? Deze handreiking probeert zoveel mogelijk van deze vragen te beantwoorden. Daarvoor is het ingedeeld in drie delen. Het eerste gedeelte zet de uitgangspunten van proactie en het belang van adviseren over bestemmingsplannen op een rijtje. Het tweede gedeelte geeft meer inzicht in bestemmingsplannen en de wijze waarop deze tot stand komen. Tot slot is een checklist opgenomen met de belangrijkste onderwerpen waarop de brandweer een bestemmingsplan kan toetsen. Deze checklist is bedoeld als geheugensteuntje en is globaal opgezet. Bij het opstellen van de checklist is ervan uitgegaan dat specialistische kennis over de onderwerpen bluswatervoorziening en bereikbaarheid lokaal aanwezig is. De onderwerpen externe veiligheid en risicobeheer zijn uitgebreider beschreven. Herziening 2008 In 2008 is de behoefte ontstaan om deze handreiking te herzien. Aanleiding hiervoor was de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de planologische procedure voor een bestemmingsplan namelijk op enkele punten gewijzigd. Deze herziene versie van de handreiking “Adviseren over bestemmingsplannen door de brandweer” gaat uit van de nieuwe procedure. Nog een aanleiding voor herziening van de handreiking was het verschijnen van de “Handleiding Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening voor de Regio Groningen” (handleiding B&B). De handleiding B&B geeft een samenvatting van bestaande regelgeving en normen voor bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Door het verschijnen van de handleiding B&B ontstond deels een overlapping. De technische eisen voor bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn daarom uit deze handreiking verwijderd.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
5
2 Waarom adviseren over ruimtelijke plannen? 2.1 Wat is proactie? Het adviseren over ruimtelijke plannen is een belangrijk product om de proactie taak van de brandweer vorm te geven. Maar wat was proactie ook al weer precies? Proactie is het voorkomen en wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid. Dit doe je door ervoor te zorgen dat bij beleidsmatige beslissingen rekening wordt gehouden met openbare veiligheid (brandweerzorg en rampenbestrijding). Je kunt dan denken aan beleidsbeslissingen op het gebied van: • ruimtelijke ontwikkelingen; • infrastructuur; • milieu; • evenementen. Het meeste resultaat bereik je wanneer je in een vroegtijdig stadium (proactief!) kunt adviseren over de veiligheidsaspecten van het plan. Hierbij is het onmogelijk alle risico’s volledig weg te nemen. De insteek is om de risico’s zoveel als mogelijk beheersbaar te maken. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten: 1. de risico’s mogen de geldende normen voor externe veiligheid niet overschrijden; 2. de risico’s moeten zo klein mogelijk worden gehouden1.
2.2 Wat is de winst van het adviseren over bestemmingsplannen? Het adviseren over bestemmingsplannen heeft aanzienlijke voordelen, namelijk: • het vergroot de veiligheid voor de burgers; • het verkleint het structurele risico in een gebied. Als je deze eerste stap in de veiligheidsketen overslaat kun je dit later niet of nauwelijks compenseren met preventieve, preparatieve of repressieve maatregelen; • je blijft goed op de hoogte van alle ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening. Hierdoor kan je eventuele gevaarlijke situaties ver van tevoren aan zien komen en de afdeling ruimtelijke ordening hierover in een vroegtijdig stadium adviseren; • je bouwt een goed netwerk op binnen de gemeente, waardoor je vaker een bijdrage kan leveren aan de integrale veiligheid.
1
De inrichting van de beleidsterreinen proactie en preventie in de regio Groningen. Roelf Knoop, 2002
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
6
3 Hoe en wat adviseren? 3.1 Wat is precies een bestemmingsplan? Een bestemmingsplan is een door de gemeenteraad vastgesteld plan, waarin voor een bepaald gebied de bestemming van de grond is aangewezen. Hieraan kunnen voorschriften verbonden zijn over het gebruik van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Een bestemmingsplan is het instrument binnen de ruimtelijke ordening waarmee het lokale ruimtelijke beleid vorm krijgt. Het is een juridische vertaling van alle ruimteclaims in een tegen elkaar afgewogen vorm. Zo vormt het bestemmingsplan de juridische basis voor o.a. de toetsing van aanvragen om bouwvergunningen. Een bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Plantoelichting: deze bestaat uit de toelichting en onderbouwing van het plan, de resultaten van het voorafgaande onderzoek naar de toestand van het gebied, de wenselijke ontwikkeling, de resultaten van het overleg met andere overheden en die van de inspraak met de burgers. 2. Beschrijving op hoofdlijnen: hierin zijn de intenties achter het plan weergegeven. Een beschrijving op hoofdlijnen is niet verplicht. 3. Planvoorschriften: deze geven een opsomming van alle voorschriften en bepalingen voor de bestemmingen en het gebruik van de grond en opstallen. 4. De plankaart: deze heeft als functie het aanwijzen van de bestemmingen, het markeren van de grenzen. Naast een bestemmingsplan bestaat nog het projectbesluit. Een project besluit is in principe een soort mini-bestemmingsplan. Deze kan gebruikt worden voor bijvoorbeeld een bepaald project, bouwwerk of gebruik dat niet past binnen het vigerende bestemmingsplan. De procedures voor een bestemmingsplan en een projectbesluit komen grotendeels overeen. Met als belangrijkste verschil dat binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het projectbesluit een bestemmingsplan (overeenkomstig het projectbesluit) ter inzage moet liggen. Een projectbesluit geldt dus in principe maar 1 jaar terwijl een bestemmingsplan 10 jaar geldt.
3.2 Hoe zit de procedure voor een bestemmingsplan in elkaar? Hieronder is weergegeven uit welke fases de ontwikkeling van een bestemmingsplan bestaat. Dit is de standaardprocedure volgens de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). 3.2.1 Voorbereiding Het proces begint bij dat de gemeente het initiatief neemt om een bestemmingsplan op te stellen. Bijvoorbeeld om een gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken, een bestaand plan te actualiseren of om een projectbesluit op te volgen. De afdeling ruimtelijke ordening stelt een voorontwerp bestemmingsplan op of geeft hiervoor opdracht aan een stedenbouwkundig bureau. Na dat het voorontwerp bestemmingsplan is opgesteld kan het gemeentebestuur (het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) besluiten het voorontwerp bestemmingsplan “vrij” te geven voor inspraak en/of overleg. De gemeente kan inspraak verlenen op het voorontwerp bestemmingsplan. Tijdens de inspraakperiode kunnen belanghebbende hun mening geven over het plan. Naar aanleiding van eventuele inspraak kan de gemeente besluiten om het plan aan te passen. Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
7
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de gemeente verplicht om te overleggen met diverse partners, zoals de provincie, het Rijk en het waterschap. De gemeente mag hiervoor zelf een termijn bepalen, maar deze mag niet zodanig kort zijn dat de overlegpartners hun taak niet naar behoren kunnen vervullen. 3.2.2 Ontwerp De formele procedure begint bij dat de gemeente het ontwerpbesluit en het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage legt. Tijdens deze terinzaggeligging kan eenieder een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan indienen. Ook de provincies, het Rijk en de waterschappen kunnen besluiten een zienswijze in te dienen. 3.2.3 Vaststelling De gemeenteraad beslist, binnen 12 weken na de termijn van terinzagelegging, over de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij kan besluiten het bestemmingsplan vast te stellen, gedeeltelijk vast te stellen of te wijzigen. Na de vaststelling ligt het plan weer gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens deze tweede terinzageligging kan beroep ingesteld worden bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State. De provincie en het Rijk kunnen tijdens de terinzageligging een reactieve aanwijzing geven. Dit kan inhouden dat een gedeelte van het vastgestelde bestemmingsplan niet in werking mag treden. Een aanwijzing bevat de verplichting om binnen een te stellen termijn een nieuw bestemmingsplan vast te stellen dat inhoudelijk voldoet aan de aanwijzing. 3.2.4 Beroep Belanghebbenden kunnen, binnen 6 weken na de vaststelling van het bestemmingsplan, beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State tegen de vaststelling van een bestemmingsplan of een reactieve aanwijzing. De Afdeling doet, binnen 12 maanden na afloop van de beroepstermijn, uitspraak over een ingesteld beroep. 3.2.5 Beheer De levenscyclus van een bestemmingsplan begint na de inwerkingtreding en heeft een levensduur van 10 jaar. In het onderstaande schema is de procedure van een bestemmingsplan schematisch weergegeven. Zie ook www.planprocessen.nl
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
8
3.3 Wanneer moet ik adviseren? De brandweer is alleen betrokken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (of projectbesluit). In de onderstaande tabel is de juridische procedure van het tot stand komen van een bestemmingsplan vertaald naar het werkproces van de brandweer. Hieruit volgen drie acties voor de brandweer. Fasering Voorbereiding
Stappen Ruimtelijke Ordening Initiatieffase Opstellen voorontwerp bestemmingsplan Overleg over het voorontwerp bestemmingsplan
Acties door de brandweer Contact leggen Meedenken en informatie aanleveren Reageren op het voorontwerp bestemmingsplan
3.3.1 Contact leggen Om te kunnen adviseren over een bestemmingsplan is het van belang om betrokken te zijn in het proces. De gemeente heeft op basis van artikel 3.1.1. Bro de plicht om een aantal instanties om commentaar te vragen tijdens de voorbereiding. De brandweer is niet opgenomen als verplichte overlegpartner, omdat ze deel uitmaakt van de gemeente. Daarom is het verstandig om werkafspraken te maken met de afdeling Ruimtelijke Ordening. Voor plannen met externe veiligheid zijn op provinciaal niveau2 procesafspraken gemaakt over de wijze van samenwerken tussen de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Milieu en de brandweer. In bijlage 1 en 2 zijn stroomschema’s opgenomen die het werkproces tussen de verschillende afdelingen inzichtelijk maken. 3.3.2 Meedenken en informatie leveren Je wordt uitgenodigd (of nodigt jezelf uit) om mee te denken in de onderzoeksfase. Bij het onderzoek naar de bestaande situatie en de wenselijke ontwikkelingen is het nodig dat alle bedreigingen en risico’s in het gebied in kaart worden gebracht. De afdeling Milieu heeft als taak de risico’s in het plangebied te inventariseren en eventueel nader onderzoek uit te zetten. Zij gaat hierbij uit van de kansbenadering. De brandweer kan een belangrijke bijdrage leveren door inzicht te geven in de effecten van de risico’s. Door zoveel mogelijk informatie te verschaffen zorg je dat veiligheid beter kan worden meegenomen als uitgangspunt bij de inrichting en ontwikkeling van het gebied. Belangrijke onderwerpen in deze fase zijn: externe veiligheid betreffende inrichtingen en transport en risicobeheer in het algemeen (zie checklist). 3.3.3 Reageren op het voorontwerpbestemmingsplan De gemeente stuurt in het kader van overleg het voorontwerp bestemmingsplan toe. Het bestemmingsplan dient, afhankelijk van de mate van gedetailleerdheid, te worden bekeken op de punten die zijn opgenomen in de checklist. De verschillende onderdelen van het bestemmingsplan bieden daarvoor de volgende handvatten: 1. De plantoelichting: in de plantoelichting wordt beschreven in welke mate er aandacht is gegeven aan het thema veiligheid, welke veiligheidsaspecten naar voren zijn gekomen en hoe de gemeente hiermee wil omgaan. Soms blijkt dat fysieke veiligheid niet of te summier is opgenomen in de plantoelichting. In dit geval kun je zelf nagaan in welke mate er sprake is van risico’s en vervolgens de afdeling ruimtelijke ordening hiervan op de hoogte stellen.
2
In het kader van de programmafinanciering heeft een projectgroep (afgevaardigden van de Provincie Groningen, de gemeente Groningen, de Regioraden en de Regionale Brandweer) deze procesafspraken vastgelegd in de Veiligheidstoets.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
9
2. De beschrijving van de bestemmingen: hierin is aangegeven wat in een bepaald gebied mogelijk is. Hier kun je beoordelen of het beoogde gebruik van de grond en/of de gebouwen vanuit veiligheidsoogpunt wenselijk is. 3. De plankaart: deze biedt de mogelijkheid om de risico’s in het gebied in beeld te brengen door de weergave van risicocontouren. Van veel risicovolle objecten zijn deze risicocontouren (plaatsgebonden risico en effectgebied3) bekend. Deze zijn weergegeven op de risicokaart (www.provinciegroningen.nl/risicokaart). Zo kun je snel zien of er externe veiligheidsrisico’s gelden voor de voorgestelde plannen.
3.4 Wat moet ik adviseren? Het belangrijkste doel van het adviseren over bestemmingsplannen is, dat de risico’s in en rondom het plangebied inzichtelijk zijn en vervolgens worden beheerst. De brandweer draagt hieraan bij door inzicht te geven in de effecten die de risico’s in het plangebied met zich meebrengen. Om vervolgens de afdeling ruimtelijke ordening te adviseren hoe de fysieke veiligheid in het gebied is te vergroten door het nemen van proactieve4, preventieve of preparatieve maatregelen (zie de checklist). Ook kan de brandweer eventueel veiligere alternatieven aandragen. Om als brandweer te kunnen adviseren, is het nodig dat uit het onderzoek en het vooroverleg voorafgaand aan de opstelling van het ontwerpbestemmingsplan de volgende punten duidelijk worden gemaakt: • Welke risicodragers zijn in het gebied van invloed (objecten, transportroutes en buisleidingen)? • Welke risico-ontvangers bevinden zich in het gebied (bestaande en/of nieuwe) die bijzondere aandacht vragen (bijvoorbeeld kwetsbare groepen in relatie tot zelfredzaamheid)? • Kan op basis van deze informatie (door de brandweer) een analyse worden gemaakt van de mogelijke scenario’s met bijbehorende effecten?
3.5 Wie is waar voor verantwoordelijk bij het adviseren? De gemeenteraad is eerstverantwoordelijk voor zowel het gemeentelijke ruimtelijk beleid als voor de openbare orde en veiligheid. Zij maakt de beoordeling en afweging van de veiligheidsaspecten in een ruimtelijk plan. De brandweer is daarbij, als onderdeel van de gemeente, verantwoordelijk voor het adviseren over de mogelijkheden voor het verlagen van het risico, de voorzieningen voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot hulpverlening. In de praktijk betekent dit dat de brandweer zich zowel met de hoofdlijnen als met de details van het ruimtelijke plan bezighoudt. Wanneer veiligheid in het proces niet voldoende is meegenomen, is het verstandig om de portefeuillehouder veiligheid (vaak is dit de burgemeester) hierop te attenderen.
3 4
wordt uitgelegd in paragraaf “risicobeheer en externe veiligheid” maatregelen bij de bron
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
10
4 Checklist om over bestemmingsplan te adviseren De volgende vijf onderwerpen zijn belangrijk om het voorontwerp bestemmingsplan op te beoordelen: • risicobeheer/Externe Veiligheid; • bereikbaarheid; • brandweerzorgnorm; • bluswatervoorziening; • status preventieve voorzieningen. In de volgende hoofdstukken worden per onderwerp de volgende vragen beantwoord: • wat is het? • in welke wetten of normen ligt dit verankerd? • waar moet ik op letten bij het beoordelen van het bestemmingsplan? • wie is waar voor verantwoordelijk?
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
11
5 Risicobeheer en Externe Veiligheid 5.1 Wat is risicobeheer? Risicobeheer is de mate van het beheersen van risico’s door het in beeld brengen van risicoveroorzakers (risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen) en het inzichtelijk maken van de risico’s. Vervolgens op basis van deze informatie analyses te maken van de mogelijke scenario’s en de bijbehorende effecten. Naar aanleiding hiervan bronmaatregelen, preventieve of preparatieve maatregelen te bepalen om het restrisico zo klein mogelijk te maken.
5.2 Wat is externe veiligheid? Externe veiligheid gaat over de risico’s voor de burgers door: • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in inrichtingen; • het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en waterwegen; • het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door de bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn de risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De overheid kan vervolgens normen stellen hoeveel extern veiligheidsrisico maatschappelijk aanvaardbaar is. 1. Plaatsgebonden risico (PR): dit is de kans dat iemand die zich een jaar lang continue op een plek bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Een plaatsgebonden risico van 10-6 betekent dat omwonenden van bijvoorbeeld een LPG-tankstation of een chloorfabriek een kans van één op een miljoen hebben om als gevolg van een ramp te overlijden. 2. Groepsrisico (GR): dit is de kans dat een groep personen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Groepsrisico wordt niet uitgedrukt in een risicocontour maar in een FN-curve, waarbij het aantal slachtoffers wordt afgezet tegen de cumulatieve kans die ze als groep hebben om te overlijden. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. 5.3 In welke wetten ligt externe veiligheid verankerd? Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in veel wet- en regelgeving5. Voor het adviseren over ruimtelijke plannen zijn de volgende besluiten relevant: 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): dit besluit is onder andere van toepassing voor bestemmingsplannen binnen de invloedsgebieden van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Het heeft als doel burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit de gemeenten en provincies afstand te houden tussen risicobedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten6. De gemeenten moeten dit besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Het besluit legt de normen voor het plaatsgebonden risico vast en geeft het bevoegd gezag een motiveringsplicht voor het groepsrisico. In het besluit is ook vastgelegd dat de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld moet worden om te adviseren. Dit advies gaat in op het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan wat betreft de mogelijkheden van
5
6
EV is verankerd in BRZO 99, Vuurwerkbesluit, Bevi, Wrzo, Bir, Wm Registratie gegevens EV en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de handleiding externe veiligheid inrichtingen van VROM is opgenomen welke bedrijven het betreffen, wat precies kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn en welke eisen gelden.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
12
risicovermindering en rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf. 2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS): deze circulaire is van toepassing voor bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire is een toelichting van VROM op de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat nieuwe ruimtelijke plannen getoetst moeten worden aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico. In de loop van 2009 wordt de circulaire vervangen een algemene maatregel van Bestuur (AMvB Basisnet). 3. Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984): deze circulaire is van toepassing voor bestemmingsplannen die liggen binnen invloedsgebieden van hogedruk aardgastransportleidingen. Hierbij gelden aan weerzijden van de buisleiding zoneringafstanden welke zijn gedefinieerd in bebouwingsafstanden en in toetsingsafstanden. Binnen de bebouwingsafstanden mag in principe niet worden gebouwd. Binnen de toetsingsafstanden geldt een verantwoording voor nieuwe bebouwing. In de loop van 2009 wordt de circulaire vervangen door het “Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)”. Dit besluit krijgt in grote lijnen dezelfde werking als het Bevi.
5.4 Waar vind ik meer informatie over externe veiligheid? Over externe veiligheid is uiteraard veel meer te vertellen. Om deze handreiking overzichtelijk te houden is ervoor gekozen enkel de hoofdlijnen van externe veiligheid uiteen te zetten. Meer informatie is te vinden op het internet, onder andere op de volgende sites: • www.infomil.nl (handleiding externe veiligheid inrichtingen); • www.vrom.nl (dossier externe veiligheid).
5.5 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van het bestemmingsplan? Om ervoor te zorgen dat de risico’s voor de burger aanvaardbaar zijn of worden (de doelstelling van het externe veiligheidsbeleid) moet de gemeente: • weten wat de relevante risicobronnen zijn (zowel stationaire bronnen als risicobronnen door transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor of door buisleiding); • weten waar deze risicobronnen zich bevinden; • weten wat de risico’s zijn voor de omgeving; • evalueren of de risico’s voldoen aan de normen; • weten in welke mate deze risico’s ALARA7 zijn gemaakt; • weten of de veiligheidsmaatregelen nageleefd worden, c.q. de handhaving naar behoren functioneert; • beoordelen of de risico’s redelijkerwijs bestreden kunnen worden als zij zich manifesteren; • bij de besluitvorming het publiek informeren over de risico’s; • zorg te dragen voor een adequate risicocommunicatie in het geval een ramp dreigt. Wanneer in de vooroverlegfase van een bestemmingsplan sprake is van (geplande of al aanwezige) objecten met externe veiligheidsproblematiek, dan zal de gemeente hier een onderzoek naar (laten) doen. De brandweer kan hiertoe bijdragen door gevraagd of ongevraagd informatie aan te leveren. Hierbij kan de brandweer meedenken over: • schadebeperkende ruimtelijke, bouwkundige en constructieve maatregelen; • bronmaatregelen; • effectafstanden; 7
: as low as reasonably achievable
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
13
• preventieve en repressieve maatregelen; • bereikbaarheid voor de hulpdiensten; • zorgnorm voor de hulpdiensten. Eventueel kan dit proces door de afdeling Risicobeheersing van de Regionale Brandweer worden ondersteund. 5.6 Wat is de rol van de regionale brandweer? Het bevoegd gezag krijgt door het BEVI een verantwoordingsplicht t.a.v. het groepsrisico. Dit houdt in dat wanneer het groepsrisico stijgt door de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling het bevoegd gezag verplicht is de volgende punten te verantwoorden: • het aantal personen in het invloedsgebied; • het groepsrisico; • de mogelijkheden tot risicovermindering; • de alternatieven; • de mogelijkheden om de omvang en de effecten van de ramp te beperken; • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Met de invoering van het BEVI moet de regionale brandweer door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld worden te adviseren over het groepsrisico. Het bevoegd gezag is verplicht bij een bestemmingsplan te checken of er sprake is van risico’s op het gebied van externe veiligheid en het stijgen van het groepsrisico. Wanneer dit het geval is kan de regionale brandweer te adviseren op de mogelijkheden tot risicovermindering, de mogelijkheden om de omvang en de effecten van de ramp te bestrijden en ten aanzien van de zelfredzaamheid. De regionale brandweer zal daarbij een beroep doen op de lokale brandweer voor het aanleveren van lokale informatie ten aanzien van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
14
6 Bereikbaarheid 6.1 Wat is bereikbaarheid? Bereikbaarheid is de mate waarin een bepaald doel snel en/of eenvoudig te bereiken is. Een goede bereikbaarheid van de plaats van een incident heeft een belangrijke invloed op de effectiviteit van de hulpverlening en daarmee op de veiligheid van de burgers.
6.2 In welke wetten ligt bereikbaarheid verankerd? Bereikbaarheid van gebouwen ligt verankerd in de model-bouwverordening van de VNG (art 2.5.3) die door de gemeente met eventuele aanpassingen wordt overgenomen als gemeentelijke bouwverordening. Daarnaast bestaan er richtlijnen van de NVBR welke zijn opgenomen in de “Handleiding Bluswater en Bereikbaarheid” (september 2003). Deze handleiding is vertaald naar een Gronings model genaamd “Handleiding Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening voor regio Groningen” (juli 2007).
6.3 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan? Het is belangrijk dat de bereikbaarheid in een nieuw plangebied goed geregeld wordt. De volgende vragen staan centraal bij het beoordelen van een bestemmingsplan: • Zijn de industrie en de woonwijken in het gebied van twee zijden bereikbaar? • Is er een goede hoofdwegenstructuur die kan bijdragen aan een korte opkomsttijd (goede doorstroming, toegestane rijsnelheid 50 km/uur of hoger, weinig verkeersremmende maatregelen), of zijn aanvullende maatregelen nodig? • Hoe ziet de detaillering (bijv. verkeersremmende maatregelen) van de infrastructuur eruit? Hoe wordt het gebied toegankelijk gemaakt voor hulpdiensten? • Zijn de woonerven bereikbaar? • Zijn de eigen terreinen bereikbaar? • Is het parkeergedrag belemmerend voor de bereikbaarheid?
6.4 Instrumenten voor verbetering van de bereikbaarheid Naast verkeerskundige problemen met de bereikbaarheid worden deze ook vaak veroorzaakt door communicatieproblemen tussen de hulpdiensten, wegbeheerders en andere betrokkenen. Om de problemen met bereikbaarheid te verminderen kunnen de volgende instrumenten worden gebruikt: 1. Instrument Hoofdroutekaart: het is raadzaam per gemeente een kaart te maken met daarop de brandweerkazerne en de wegen die belangrijk zijn voor het aanrijden van de vrijwilligers en het uitrijden van de brandweervoertuigen. Gemeentelijk zou dan de afspraak moeten worden gemaakt dat als er wijzigingen worden aangebracht in deze routes (bv. drempels, rotondes, verlaging snelheid etc.) er overleg gevoerd wordt met de brandweer, zodat de consequenties voor de bereikbaarheid en de brandweerzorgnorm van tevoren worden overwogen. 2. Instrument Hulpdienstenbereikbaarheidsplan: op gemeentelijk niveau kan een plan worden gemaakt door de gezamenlijke hulpdiensten en wegbeheerders om de problemen met de bereikbaarheid op te lossen. Dit plan bestaat uit de bovengenoemde hoofdroutekaart voor de hulpdiensten, een overzicht van de knelpunten, het beleid, mogelijke oplossingen, onderlinge werkafspraken en communicatie. Dit instrument, van het Nationale Kenniscentrum verkeer, vervoer en infrastructuur “CROW”, is beschreven in het boekje “Hulpdiensten snel op weg”8.
8
CROW, 2002, Hulpdiensten op weg. Hoe kunnen problemen van hulpdiensten in het verkeer worden verminderd? (publiciatie 165) www.crow.nl
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
15
6.5 Wie is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid? Het college van B&W is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten binnen haar gemeente. Bij nieuwe ruimtelijke plannen adviseert de lokale brandweer over de mate van bereikbaarheid en geeft aan of deze in het geding is. Het college bepaalt uiteindelijk of de mate van bereikbaarheid aanvaardbaar is of niet.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
16
7 Brandweerzorgnorm 7.1 Wat is de brandweerzorgnorm? De brandweerzorgnorm is de norm voor de opkomsttijd van de brandweer voor een bepaald object.
7.2 Waar ligt de brandweerzorgnorm in verankerd? Leidend in het bepalen van de brandweerzorgnorm is de Handleiding Brandweerzorg (1992) van BZK. Deze handleiding geeft een overzicht van de (maximale) opkomsttijden per gebouwfunctie en de aanbevolen opkomststerkte. Voor de regio Groningen zijn deze normen van BZK verwerkt in het regionaal repressief dekkingsplan (RRDP). Hierin is aangegeven voor welke gebieden in de regio deze norm gehaald wordt of overschreden.
7.3 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van het bestemmingsplan? Het is belangrijk dat de brandweerzorgnorm wordt gehaald in een nieuw plangebied. De volgende vragen staan centraal bij het beoordelen van een bestemmingsplan: • Wat is het huidige beleid voor het brandweerzorgniveau in het gebied waar de ruimtelijke plannen gepland zijn (opkomsttijden)? • Worden de normen gehaald in het nieuw te bouwen gebied? Zo niet, welke extra maatregelen kunnen worden getroffen om dit niveau wel te bereiken (verbetering van de bereikbaarheid, extra brandweerpost, meer pro-actie en preventie maatregelen). • Wordt de openbare ruimte ingericht met oog voor brandveiligheidsbelangen, hierbij valt te denken aan de positionering van papiercontainers, afvalbakken, etc. Sociale controle op dit soort locaties kan het aantal meldingen in de toekomst beperkt houden.
7.4 Wie is verantwoordelijk voor de brandweerzorgnorm? Het college van B&W is verantwoordelijk voor het behalen van de brandweerzorgnorm binnen haar gemeente. Bij nieuwe ruimtelijke plannen adviseert de lokale brandweer over de kwaliteit van de brandweerzorg en geeft aan of deze in het geding is. Het college bepaalt uiteindelijk of de mate van kwaliteit aanvaardbaar is of niet.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
17
8 Bluswatervoorziening 8.1 Wat zijn bluswatervoorzieningen? Bluswatervoorzieningen zijn voorzieningen waaruit water is te winnen om een brand te kunnen blussen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen: Primaire bluswatervoorzieningen: • bieden de mogelijkheid om een tankautospuit binnen drie minuten na aankomst van water te voorzien; • leveren direct na aansluiting onafgebroken voldoende bluswater; • zijn op maximaal 40 meter van de (brandweer)toegang van een gebouw gelegen; • zijn bijvoorbeeld (ondergrondse)brandkranen of bluswaterriolen. Secundaire bluswatervoorzieningen: • bieden de mogelijkheid om een tankautospuit binnen vijftien minuten na aankomst van water te voorzien; • leveren een minimale capaciteit van 90 m3 per uur gedurende minimaal 4 uur; • zijn op niet meer dan 320 meter van de (te verwachten) brandhaard gelegen. Dit is de inzetdiepte van twee blusvoertuigen, met één als haler en één als blusser; • zijn bijvoorbeeld blusvijvers of brandputten. Tertiaire bluswatervoorzieningen: • bieden de mogelijkheid om met behulp van dompelpompen onbeperkt grote hoeveelheden bluswater te kunnen leveren ten behoeve van de rampenbestrijding (bijvoorbeeld een neergestort vliegtuig, een ontplofte LPG-tankwagen); • mogen een grote afstand tot de (te verwachten) brandhaard hebben. • zijn bijvoorbeeld kanalen of meren.
8.2 Waar liggen de normen voor bluswatervoorziening in verankerd? De huidige normen voor de bluswatervoorziening zijn beschreven in het CCRB-bulletin9 nr. 2 “Primaire bluswatervoorzieningen, de minimaal vereiste capaciteit van het waterleidingnet” en CCRB-bulletin nr. 9 “Secundaire en tertiaire bluswatervoorziening”.
8.3 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan? Het is belangrijk dat de bluswatervoorzieningen in een nieuw plangebied goed geregeld worden. De volgende vragen staan centraal bij het beoordelen van een bestemmingsplan: • Zijn er voldoende primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen geprojecteerd in overeenstemming met de geplande bestemming? • Zijn er bijzondere objecten in de omgeving die meer dan de normale hoeveelheid water vragen waar het gaat om bluswater? • Is de locatie voldoende geschikt voor onttrekking van de benodigde hoeveelheid bluswater (opstelplaats, waterdiepte, tijd van het jaar, bv. droogte)? • Is de locatie vanuit milieutechnisch oogpunt voldoende geschikt voor onttrekking en het laten weglopen van bluswater? Zijn er afspraken met het waterschap? • Zijn er (aanvullende) afspraken met de drinkwatermaatschappij voor onttrekking van bluswater? • Zijn c.q. worden er relevante ontwikkelingen verwacht ten aanzien van renovatie van het waterleidingnet (e.e.a. in verband met de druk op het leidingennet)?
9
bulletin van het College van Commandanten van Regionale Brandweren.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
18
8.4 Wie is verantwoordelijk voor de bluswatervoorzieningen? Het college van B&W is verantwoordelijk voor de bluswatervoorzieningen binnen haar gemeente. Bij nieuwe ruimtelijke plannen adviseert de lokale brandweer over de kwaliteit van de bluswatervoorzieningen en geeft aan of deze in het geding is. Het college bepaalt uiteindelijk of de kwaliteit aanvaardbaar is of niet.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
19
9 Preventieve voorzieningen 9.1 Wat zijn preventieve voorzieningen? Met preventieve voorziening bedoelen we de aanwezigheid en de kwaliteit van de brandpreventieve voorzieningen die al getroffen zijn in bestaande gebouwen in of direct naast het bestemmingsplan.
9.2 In welke wetten liggen de preventieve voorzieningen verankerd? Voor het hele gebied dat het bestemmingsplan beschrijft, geldt: • de Woningwet; • het Bouwbesluit; • de gemeentelijke Bouwverordening. (o.a. de installatietechnische voorschriften, gebruiksvoorschriften brandveiliggebruik en bereikbaarheid); • de Brandweerwet; • de gemeentelijke brandbeveiligingsverordening.
9.3 Waar moet ik op letten bij het beoordelen van een bestemmingsplan? Het is belangrijk het bestemmingsplan en de bestaande bebouwing op het gebied van brandpreventie te beoordelen. Voldoen de brandpreventieve voorzieningen aan de wettelijke kaders? Welke risico’s kent het plan? Is het mogelijk om met aanvullende brandpreventieve voorzieningen deze risico’s te beperken? Het toetsen van de preventieve voorzieningen voor nieuwe bebouwing vindt pas plaats wanneer de bouwaanvragen worden ingediend. In deze fase kan al wel proactief op toekomstige problemen op preventief gebied worden ingespeeld.
9.4 Wie is verantwoordelijk voor de preventieve voorzieningen? Het college van B&W is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de brandpreventieve voorzieningen binnen haar gemeente. Bij nieuwe ruimtelijke plannen adviseert de lokale brandweer over de kwaliteit van de voorzieningen en geeft aan of deze in het geding is. Het college bepaalt uiteindelijk of de kwaliteit van de brandpreventieve voorzieningen aanvaardbaar is of niet.
Adviseren over bestemmingsplannen - versie B1.1V
20
Bijlage 1: Taakverdeling in Advisering op Ruimtelijke Plannen In de checklist is de taakverdeling tussen de lokale en de regionale brandweer aan de orde gekomen bij het thema risicobeheer externe veiligheid. Het adviseren over bestemmingsplannen zonder groepsrisico’s is een lokale taak. De regionale brandweer ondersteunt hierbij. Hierbij geldt het bekende motto “lokaal doen, regionaal denken”. Bij plannen met een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico is de taakverdeling nieuw. Soort RO plannen Ruimtelijke plannen waarbij sprake is van een stijging van het groepsrisico of een overschrijding van de oriënterende waarde.
Taak lokale brandweer De lokale brandweer voorziet de regionale brandweer van informatie op het gebied van: De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding van een ramp of zwaar ongeval De zelfredzaamheid Daarnaast levert de lokale brandweer de regionale brandweer advies met betrekking tot de overige aspecten van het plan: Bluswatervoorziening Bereikbaarheid Brandweerzorgnorm
Ruimtelijke plannen De lokale brandweer adviseert op het waarbij geen sprake is betreffende bestemmingsplan of projectbesluit van een stijging van over de volgende aspecten: het groepsrisico of een Risicobeheer (inclusief EV) overschrijding van de Bluswatervoorziening oriënterende waarde. Bereikbaarheid Brandweerzorgnorm
Taak regionale brandweer De regionale brandweer adviseert op het betreffende bestemmingsplan of projectbesluit. Het bevoegd gezag dient in het bestemmingsplan of projectbesluit de volgende punten te verantwoorden: Het aantal personen in het invloedsgebied Het groepsrisico De mogelijkheden tot risicovermindering De alternatieven De mogelijkheden om de omvang en de effecten van de ramp te beperken De mogelijkheden tot zelfredzaamheid De regionale brandweer adviseert op de onderstreepte punten. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het aanleveren van informatie over het aantal personen in het invloedsgebied en de berekening van het groepsrisico. De regionale brandweer coördineert het adviesproces bij bovengemeentelijke bestemmingsplannen. Ze vraagt hiertoe input aan de lokale brandweer. De regionale brandweer ontwikkelt werkafspraken en beleid om advisering op termijn uniformer te maken. De regionale brandweer levert ondersteuning aan de gemeentelijke brandweer. Wanneer bestemmingsplannen erg complex zijn, met name ten aanzien van risicobeheer, kan er worden samengewerkt met de regionale brandweer.
Bijlage 2: Stroomschema taakverdeling RO, milieu en Brandweer Afdeling Ruimtelijke Ordening Neemt initiatief voor een nieuw bestemmingsplan of een projectbesluit.
Afdeling Milieu Is er sprake van externe veiligheidsrisico’s in het plangebied door (Bevi)inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen (over het spoor, de weg of het water) en/of door buisleidingen? JA NEE
Is er sprake van een overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico? NEE JA Is er sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde of een stijging van het groepsrisico? JA NEE
Regionale brandweer Adviseert op GR en mogelijkheden rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Coördineert het totale advies aan Ruimtelijke Ordening.
Plan of vrijstelling kan niet doorgaan.
Lokale brandweer Advies aan Ruimtelijke Ordening: risicobeheer / externe veiligheid; bluswatervoorziening; bereikbaarheid; brandweerzorgnorm.
Lokale brandweer Levert informatie over rampenbestrijding en zelfredzaamheid aan RB. Checkt het plan op fysieke veiligheid. Levert deze informatie aan regionale brandweer Advies aan RB t.a.v. fysieke veiligheid: risicobeheer; bluswatervoorziening; bereikbaarheid; brandweerzorgnorm.