van het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen
JAARVERSLAG 2008
Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD RIJSWIJK Tel. 070 - 413 86 30 Fax 070 - 413 86 50
[email protected]
Een uitgave van PBO-Dienstverlening
JAARVERSLAG 2008 Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen
Inhoudsopgave
KENGETALLEN EN KERNCIJFERS PSB
2
PERSONALIA
3
JAARVERSLAG 1. Algemene informatie 2. Financiële informatie 3. Risico’s 4. Informatie over de verwachte gang van zaken 5. Bestuursaangelegenheden 6. Beleggingen 7. Pensioenen 8. Actuariële cijfers 9. Pension Fund Governance
5 9 15 18 19 21 28 37 41
JAARREKENING Balans per 31 december Staat van baten en lasten Kasstroom Grondslagen Toelichting op de balans Toelichting op de staat van baten en lasten
50 52 54 55 63 79
OVERIGE GEGEVENS Actuariële verklaring Accountantsverklaring
83 84
PERSONALIA BESTUURSLEDEN
85
VERKLARENDE WOORDENLIJST
87
OVERZICHT VAN AFKORTINGEN
90
1
KENGETALLEN EN KERNCIJFERS (bedragen x € 1.000)
Aantallen Werkgevers Deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerden
Pensioenen Kostendekkende premie Feitelijke (doorsnee)premie Solvabiliteitspremie werkgevers Uitvoeringskosten Pensioenuitkeringen Totale pensioengrondslag Franchise (in Euro's) Toeslagverlening * Deelnemers Gepensioneerden Vermogen en solvabiliteit Minimaal vereist vermogen Vereist vermogen Pensioenverplichtingen ** Algemene reserve Dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
% %
Beleggingen Vastgoed Aandelen Vastrentend Derivaten Overige beleggingen
Beleggingen VP/IAP-regeling Beleggingsrendement Beleggingsopbrengsten Totale portefeuille Benchmark Gemiddeld afgelopen 5 jaar
% % %
2008
2007
2006
2005
2004
13
13
13
13
12
380 404 345 1.129
391 397 337 1.125
403 386 328 1.117
419 372 321 1.112
446 366 311 1.123
4.585 4.240 1.028 575 6.216 15.393 12.020
5.972 4.222 1.028 484 6.005 13.583 11.696
4.047 1.028 465 5.490 13.100 11.411
4.052 759 421 5.348 12.780 13.899
4.396 1.134 462 4.723 13.392 13.899
2,39 1,61
4,76 1,13
1,10 1,50
0,00 1,50
0,00 1,00
135.562 144.920 127.047 1.894 102 112
110.180 126.356 103.726 42.035 140 120
112.636 130.872 107.272 37.237 136 122
114.240 138.176 108.800 29.822 127 119
105.421 120.481 100.401 23.387 128 120
4.886 39.605 67.595 874 15.303 128.263
61.075 72.268 -96 10.194 143.441
62.312 66.765 598 12.855 142.530
59.343 64.818 -113 16.116 140.164
49.642 49.197 221 19.386 118.446
14.312
15.679
20.567
21.620
21.613
-15.996 -11,9 -9,8 2,5
882 0,1 -0,7 6,5
6.752 5,0 2,5 6,3
13.219 10,6 13,3 -
9.450 8,7 6,7 -
* De toeslagverlening is de toeslag die toegekend is gedurende het verslagjaar. ** Vanaf 2007 zijn de VPV en dekkingsgraad berekend op marktwaarde, rekening houdend met de sterftetrend. De cijfers van voor 2007 zijn berekend op basis van de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP), waarbij een rekenrente van maximaal 4% wordt gehanteerd.
2
PERSONALIA Samenstelling per 31 december 2008 Bestuur Leden van werkgeverszijde
Drs. S.T. Duursma, voorzitter Mr. A.B. van Kruistum Drs. J.W. Nelson
Leden van werknemerszijde
Drs. W.J. Kroes, plv. voorzitter Mr. I. Slikkerveer vacature
Secretaris Deelnemersraad Namens de gepensioneerden Namens de werknemers
Verantwoordingsorgaan Namens de gepensioneerden Namens de werknemers Namens de werkgevers
Drs. H. van Reijn
J. Haazebroek Mr. J.J.M. de Leuw, voorzitter Mr. M.R.J. Stillebroer V. Bleijenberg-Kwist Drs. H. van der Meer P. Prieckaerts Mr. L. Zegers Drs. A.R.G.J. Zwiers
(FNV Bondgenoten) (CNV Dienstenbond)
J. Haazebroek Mr. J.J.M. de Leuw Mr. M.R.J. Stillebroer Drs. H. van der Meer (FNV Bondgenoten) Mr. L. Zegers (FNV Bondgenoten) Drs. A.R.G.J. Zwiers (CNV Dienstenbond) G.J.P. Jansen Dr. V.C.M. Timmerhuis, voorzitter vacature
Financiële Commissie
Drs. J.W. Nelson Mr. I. Slikkerveer
Beleggingscommissie
Drs. W.J. Kroes Mr. A.B. van Kruistum Drs. H. van Reijn Drs. J. Koolstra, Mercer IC N.W. Dijkhuizen
Adviseur PSB Externe beleggingsadviseur PBO-Dienstverlening
(FNV Bondgenoten)
Actuarissen Actuariele berekeningen; analyses Adviseur van het Bestuur Waarmerkend
Mercer (Nederland) BV R. Sprenkels AAG Drs. W. Brugman AAG, Mercer Certificering BV
Accountants
PricewaterhouseCoopers Accountants NV
Juridisch adviseur
Montae Advies
Adres Bestuurlijke aangelegenheden
Bezuidenhoutseweg 60 2594 AW Den Haag T.a.v. Drs. H. van Reijn
Adres Uitvoeringsaangelegenheden
PBO-Dienstverlening
3
Uitvoeringsorganisatie PBO-Dienstverlening Directeur
N.W. Dijkhuizen
Vermogensbeheer
Drs. M.J. Burbach (tot 1 feb. 2009)
Pensioen-en Salaris Administratie Pensioenadministratie
G. van der Schoor, afdelingshoofd H.S. Drenth-Kartodikromo J.P.H. Vogelaar A.C.A. Zouwer R.G. Houtman E.M. Leenman P.L. van Tienen
Pensioen- en Salaris Uitkeringen
Financiële Administratie
W.H.F. Kouwer, afdelingshoofd B. Pakkert
Secretariaat
S.T. Karia-Soekra, afdelingshoofd J.H.W. Honsbeek-Breden
Kantoorgegevens
Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk Postbus 3042 2280 GA Rijswijk Tel: 0704138630 Fax: 0704138650 E-mail:
[email protected] Website: www.pbod.nl
Accountant Juridisch adviseur
PricewaterhouseCoopers Accountants NV Montae Advies
4
1. Algemene informatie Juridische structuur Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen (PSB) PSB is een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor werknemers van de Sociaal-Economische Raad, (hoofd-)bedrijfschappen en enkele aan deze schappen gelieerde werkgevers. Op basis van een geïndexeerde middelloonregeling, een vroegpensioenregeling en een vrijwillige aanvullende regeling bouwen werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is statutair gevestigd in ‘s-Gravenhage en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27168381. De statuten zijn laatstelijk gewijzigd op 2 april 2009. Het pensioenfonds is aangesloten bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Statutaire doelstellingen De rechten en de plichten van de bij het pensioenfonds aangesloten instellingen staan beschreven in de statuten en de pensioenreglementen van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft tot doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, verlenen of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen. Doelstelling beleggingsbeleid Het pensioenfonds heeft als hoofddoelstelling om de beleggingen maximaal te laten renderen binnen het door het bestuur vastgestelde risicokader en met inachtneming van de opbouw van het deelnemers- en gepensioneerdenbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Centraal binnen het beleggingsbeleid staat het voorzichtigheidsbeginsel (prudent person) inhoudende dat bij het beleggingsbeleid rekening gehouden wordt met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds. Organisatie Juridische en organisatorische structuur PSB is een stichting, die in 1997 is opgericht. PSB heeft een paritair samengesteld bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de geleding werkgevers en vertegenwoordigers uit de geleding werknemers alsmede een deelnemersraad. In 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Alle uitvoeringsaspecten zijn uitbesteed. Bestuur Het Bestuur is samengesteld uit 3 werkgeversvertegenwoordigers en 3 werknemers vertegenwoordigers. De bestuursleden zijn voor een periode van 3 jaren benoemd op voordracht van de werkgevers en de vakbonden, ieder voor wat betreft hun eigen vertegenwoordigers. De secretaris van het Bestuur bereidt de bestuursvergaderingen voor en houdt toezicht op de juiste uitvoering van het bestuursbeleid en de verschillende administraties. Het Bestuur vertegenwoordigt de stichting en draagt de (eind)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregelingen en het daartoe behorende pensioen- en beleggingsbeleid. Het Bestuur vergadert minimaal vier keer per jaar. Deelnemersraad In overeenstemming met de getalsverhoudingen tussen actieve deelnemers en gepensioneerden telt de in 2002 opgerichte deelnemersraad vijf vertegenwoordigers van de werknemers en drie vertegenwoordigers van de Vereniging van Gepensioneerden PSB. De deelnemersraad heeft binnen het pensioenfonds adviserende bevoegdheden ten opzichte van het bestuur van het pensioenfonds. De bevoegdheden van de deelnemersraad zijn conform de Pensioenwet en zijn vastgelegd in het Reglement Deelnemersraad. Deze bevoegdheden hebben vooral maar niet uitsluitend betrekking op het financiële reilen en zeilen van het pensioenfonds en geven de raad een controlefunctie ten aanzien van het bestuursbeleid. Als regel is in het voorjaar een overlegvergadering tussen het bestuur en de deelnemersraad naar aanleiding van de vaststelling van het jaarverslag. Dit jaarverslag vormt op zichzelf genomen geen voorwerp van advies, maar biedt de nodige aanknopingspunten voor een gedachtewisseling over vooral de ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds, de financiële doelstellingen en het daarop gerichte en te richten bestuursbeleid. Tevens is er als regel in het najaar een tweede
5
overlegvergadering over het voorgenomen premie- en indexatiebeleid voor het komende jaar. Hierover vraagt en ontvangt het bestuur advies van de deelnemersraad. Verantwoordingsorgaan Taak en bevoegdheid verantwoordingsorgaan Bij de verantwoording gaat het vooral om de vraag of het bestuur bij haar beleid op een evenwichtige manier heeft rekening gehouden met de belangen van alle belanghebbenden. Het verantwoordingsorgaan geeft aan de hand van het jaarverslag, de bevindingen van het interne toezicht en andere stukken een oordeel over het handelen van het bestuur en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur op dat oordeel, opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met het bestuur en met de externe accountant en externe actuaris. Het verantwoordingsorgaan heeft bovendien het recht advies uit te brengen over een aantal zaken, onder meer over de vergoedingsregeling voor bestuursleden, het beleid met betrekking tot het verantwoordingsorgaan en de inrichting van het intern toezicht. Enquêterecht Als het bestuur niet naar behoren functioneert, kan het verantwoordingsorgaan uiteindelijk naar de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam stappen met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken bij het pensioenfonds of de Ondernemingskamer verzoeken het functioneren van het bestuur te toetsen. Voorafgaand aan het verzoek moet het intern toezicht zich hierover hebben uitgesproken. Bestuurscommissies Voor de behandeling van onderwerpen waarvoor specifieke kennis en/of ervaring is vereist, heeft het bestuur een Financiële commissie en een Beleggingscommissie ingesteld waarin bestuursleden deelnemen. Voor elke commissie is een reglement opgesteld. Financiële commissie De financiële commissie bestaat uit twee bestuursleden; een werkgevers- en een werknemerslid. De commissie adviseert het bestuur over de financiële aspecten van beleidsplannen, de kwartaalrapporten en het jaarverslag. Tot de aandachtsgebieden van de commissie behoren voorts: de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen; de financiële informatieverschaffing; naleving van aanbevelingen van de externe accountant en actuaris; toetsing van de externe accountant en actuaris, in het bijzonder hun onafhankelijkheid; de Service Level Agreement afgesloten met PBO-Dienstverlening (PBO-D); de Service Level Agreement afgesloten met ING-Investment Management (ING-IM). Beleggingscommissie De beleggingscommissie bestond tot medio 2008 uit vier leden; één werkgeverslid en één werknemerslid uit het bestuur van het Pensioenfonds Productschappen (PfP), één werkgeverslid en één werknemerslid uit het bestuur van het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen (PSB). Mede als gevolg van het feit dat het beleggingsbeleid in toenemende mate afgestemd wordt op modelmatig berekende risicobudgetten en gestuurd wordt met integrale risico- en rendementsanalyses hebben beide pensioenfondsen in 2008 het vermogensbeheer opgedragen aan een externe fiduciaire vermogensbeheerder. Dit was aanleiding de rol van de beleggingscommissie te evalueren. Beide besturen kwamen tot de conclusie dat combinering niet meer wenselijk is, hetgeen er toe geleid heeft dat elk pensioenfonds een eigen beleggingscommissie ingesteld heeft. De nieuwe beleggingscommissie bestaat uit een werkgeverslid en een werknemerslid uit het bestuur, de secretaris van het bestuur, een externe beleggingsdeskundige alsmede de administrateur (PBO-D). De vernieuwing van de opzet van de aansturing en uitvoering van het vermogensbeheer gaf aanleiding om ook een nieuwe externe beleggingsdeskundige te benoemen. De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid en ziet toe op de uitvoering daarvan door de interne en externe vermogensbeheerders. De commissie vergadert minimaal vier keer per jaar.
6
Klachten en geschillen Het bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te wenden tot de administrateur (PBO-D) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich wenden tot het bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de ombudsman Pensioenen. Samenwerkingsverbanden Het pensioenfonds heeft samen met het Pensioenfonds Productschappen de Stichting PBODienstverlening (PBO-D) opgericht. Het bestuur van PBO-D bestaat met ingang van 1 januari 2008 uit twee leden van het bestuur van het Pensioenfonds Productschappen en één bestuurslid van het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen. De secretaris van het bestuur van PSB is adviseur van het bestuur van PBO-D. Externe ondersteuning cq uitvoering Het bestuur laat zich bijstaan door de deelnemersraad, externe actuarissen, een externe accountant, een externe beleggingsadviseur, een externe juridisch adviseur en enkele commissies. De pensioenadministratie, de pensioenuitkeringen, de financiële administratie en de ondersteuning aan de secretaris en het bestuur is opgedragen aan PBO-Dienstverlening. PBO-Dienstverlening verzorgt voorts op basis van een Service Level Agreement de volledige administratie van de VP-IAP regelingen, inclusief het vermogensbeheer. Het vermogensbeheer is per 1 juli 2008 opgedragen aan ING-Investment Management op basis van een fiduciaire vermogensbeheerovereenkomst. De betreffende overeenkomsten zijn in overeenstemming met de Beleidsregel Uitbesteding (DNB). Interne beheersing Het bestuur heeft onder andere de volgende maatregelen getroffen: de adviserende actuaris is aanwezig in iedere bestuursvergadering; de certificerende actuaris is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de bespreking met de Financiële Commissie; de accountant is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de bespreking met de Financiële Commissie; de administrateur is aanwezig in iedere bestuursvergadering als adviseur; hij rapporteert per kwartaal over de uitvoering; langs deze weg ziet het bestuur toe op een professionele uitvoering; bestuursleden en andere betrokkenen dienen (jaarlijks) een gedragscode te ondertekenen, ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het pensioenfonds aanwezige informatie; het pensioenfonds heeft een deskundigheidsplan en een deskundigheidsmatrix en streeft deskundigheidsbevordering actief na; de compliance functie is opgedragen aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI); het bestuur evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren. Mutaties Bestuur Per 1 juni 2008 verliet de heer Drs. E.E. van de Lustgraaf het bestuur vanwege het aanvaarden van een functie elders. In zijn plaats is per 1 augustus 2008 de heer Drs. J.W. Nelson benoemd. Ook aan de zijde van de werknemers hebben er mutaties plaatsgevonden. De heer E.J. Jansen heeft het bestuur per 1 augustus 2008 verlaten vanwege het aanvaarden van functie elders. In zijn plaats is per voornoemde datum de heer Mr. I. Slikkerveer benoemd. De heer Mr. P.J.M. Grimmon heeft zich niet meer beschikbaar gesteld voor herbenoeming waardoor er per 1 mei 2008 een vacature is ontstaan. Deze vacature was eind 2008 nog niet ingevuld. Per 1 februari 2009 is de heer Drs. A.R.G.J. Zwiers benoemd. Beleggingscommissie Als gevolg van de bestuursmutaties is de heer Drs. E.E. van de Lustgraaf opgevolgd door de heer Mr. A.B. van Kruistum. Gelet op zowel de veranderde omstandigheden van de uitvoering van het beleggingsbeleid bij het fonds als veranderingen rondom zijn zakelijke positionering verliet de heer dr. H. Klein Haneveld de beleggingscommissie als externe adviseur. Voor zijn jarenlange deskundige adviezen, gedragen door een brede kennis van de verschillende aspecten van het beleggingsvak en het werkveld van pensioenfondsen, is het bestuur hem veel dank verschuldigd. In zijn plaats werd de heer Drs. J. Koolstra, werkzaam voor Mercer Investment Consultants, benoemd.
7
Financiële Commissie Ook hier vonden enige mutaties plaats en wel per 1 augustus 2008. In de plaats van de heren E.J. Jansen en Mr. A.B. van Kruistum zijn de heren Drs. J.W. Nelson en Mr. I. Slikkerveer benoemd tot leden van de Financiële Commissie.
8
2. Financiële informatie (bedragen x € 1.000 tenzij anders aangegeven) Het resultaat van het pensioenfonds toonde in 2008 een negatief saldo van € 40.141 tegenover een positief resultaat over 2007 van € 3.255. De marktwaardeverschillen van de beleggingen (het beleggingsresultaat) en de marktwaardeverschillen van de pensioenverplichtingen als gevolg van de daling van de rente zijn de twee belangrijkste posten. In 2008 bedroeg het beleggingsresultaat - € 20.921 (in 2007 - € 3.737). Daarnaast zorgde de wijziging van de rentetermijnstructuur voor een toename van de waarde van de verplichtingen met € 19.940 (in 2007 een daling van € 7.981). Door dit hoge negatieve resultaat daalde dekkingsgraad van 140,2% naar 101,5%. Dekkingsgraad, Toereikendheid, Continuïteitsanalyse en Herstelplan Dekkingsgraad De voorziening pensioenverplichtingen is de contante waarde van alle pensioenrechten en aanspraken van de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden, inclusief de toegezegde indexatie per 1 januari 2009, op basis van het vigerende pensioenreglement. Bij de berekening van de contante waarde is de rentetermijnstructuur ultimo 2008 gehanteerd, zoals vastgesteld door DNB, evenals de overige actuariële grondslagen en veronderstellingen, waaronder de sterftetrend. Het Minimaal Vereist Vermogen is gelijk aan de voorziening inclusief de sterftetrend, verhoogd met een opslag van 5% voor algemene risico’s. Dit Minimaal Vereist Vermogen bedraagt dus 105%. Het Vereist Vermogen is gelijk aan de voorziening op marktwaarde inclusief sterftetrend en verhoogd met een opslag. Deze opslag dient zodanig te worden vastgesteld dat de kans dat het pensioenfonds in een periode van 1 jaar wordt geconfronteerd met een zodanige daling van de dekkingsgraad dat het vermogen daalt tot onder de voorziening kleiner of gelijk is aan 2,5%. Voor de vaststelling van deze opslag is door DNB een standaardtoets ontwikkeld; de zogenaamde S-toets. De onderliggende risicofactoren worden aangeduid met S1 tot en met S6. Vooral het renterisico en het zakelijke-waardenrisico bepalen de uitkomst van deze toets. S-Toets
Buffer in € 1.000
S1: Renterisico S2: Zakelijke-waardenrisico S3: Valutarisico S4: Commodityrisico
Buffer in % VPV 2.272
1,8%
13.959
10,8%
318
0,2%
0
0,0%
771
0,6%
S6: Verzekeringstechnischrisico
4.197
3,3%
Subtotaal voor diversificatie
21.517
16,7%
-5.704
4,5%
15.813
12,2%
S5: Kredietrisico
Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen
Het Vereist Eigen Vermogen bedraagt per 31 december 2008 € 15.813, dat is 12,2% van de Technische Voorziening van € 129.107. Toereikendheid De dekkingsgraad van het pensioenfonds nam af van 140,2% per 31 december 2007 naar 101,5% per 31 december 2008. Het op basis van het FTK gedefinieerd Minimaal Vereist (Eigen) Vermogen voor nominale pensioenaanspraken (105%) was hiermee per 31 december 2008 niet aanwezig. Het Vereist Eigen Vermogen was per 31 december 2008 (112,2%) hiermee ook niet aanwezig. Op grond van artikel 140 van de Pensioenwet en conform de richtlijnen die De Nederlandsche Bank heeft gesteld, heeft het bestuur een herstelplan ingediend. In dit plan wordt aangegeven hoe de dekkingsgraad zich naar verwachting (deterministisch) zal ontwikkelen in een periode van 15 jaar. Naar verwachting wordt het Minimaal Vereist Vermogen binnen de door DNB voorgeschreven periode van vijf jaar en het Vereist Vermogen binnen de wettelijke periode van 15 jaar bereikt.
9
Uit onderstaand overzicht is de snelle daling van de (afgeronde) dekkingsgraad te zien. Verloop
Dekkingsgraad
Dekkingsgraad
Vereist Eigen
Minimaal Vereist
Vermogen
vermogen
125%
105%
eind 2007
140%
eind september 2008
122%
105%
eind oktober 2008
108%
105%
eind november 2008
102%
105%
eind december 2008
102%
112%
105%
De daling van de dekkingsgraad is relatief beperkt gebleven. Ten eerste heeft het bestuur in de eerste helft van 2008 minder aandelenrisico genomen dan op basis van het beleidskader was toegestaan. In de aanloop naar een overstap op fiduciair vermogensbeheer is de portefeuille al in het voorjaar 2008 ‘on hold’ gezet. Daardoor werd afgeweken van de normportefeuille, omdat de aanvankelijk in 2008 optredende geleidelijke dalingen van de aandelenkoersen, niet werden gecompenseerd door aankopen om de beoogde beleggingsmix in stand te houden. Dit besluit bleek achteraf gunstig te zijn geweest, omdat daardoor de beleggingsverliezen op aandelen enigszins zijn beperkt. Ten tweede heeft het bestuur al in 2006 besloten het renterisico af te dekken. Dit is stapsgewijs uitgevoerd. Begin 2008 was dit risico voor circa 60% afgedekt. Eind 2008 was dat voor 75% het geval. Daardoor heeft sterke rentedaling eind 2008 relatief beperkte gevolgen gehad voor PSB. De keerzijde is dat daardoor ook de herstelkracht, bij een eventuele rentestijging) relatief beperkt is geworden. De sterke daling (maar ook de relatief goede ontwikkeling) van de dekkingsgraad blijkt uit deze grafiek.
Aanpak continuïteitsanalyse en herstelplan In het vierde kwartaal van 2008 is door de actuaris een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse heeft het bestuur geconcludeerd dat het beleidskader, zoals opgenomen in de ABTN van het fonds, robuust is. Het beleidskader biedt voldoende herstelkracht bij lage dekkingsposities. Echter, uit de berekeningsresultaten bleek ook dat dit beleidskader bij de huidige dekkingsgraad onvoldoende ruimte biedt om de door CAO-partners geformuleerde indexatieambitie van het fonds na te komen (90% verwachte indexatierealisatie). Om deze reden zijn aanvullende berekeningen
10
gemaakt met een alternatief beleidskader, d.d. 18 februari 2009. In de bestuursvergadering van 26 maart 2009 heeft het bestuur besloten om het thans in de ABTN opgenomen beleidskader per 1 januari 2009 te vervangen door het nieuwe beleidskader. Het uitgangspunt van het nieuwe beleidskader is dat: de in het oude beleidskader voorziene premie van 38% bij dekkingsgraden lager dan 115%, in het nieuwe kader ook wordt toegepast bij dekkingsgraden tussen 115% en 130%; de indexatie wat hoger is gesteld bij lagere dekkingsgraden. het toegestane beleggingsrisico bij lagere dekkingsgraden wat hoger is gesteld Het beleggingsrisico op grond van het nieuwe beleidskader ligt overigens nog significant lager dan het risico behorende bij de werkelijke beleggingsmix per 31 december 2008. Dit nieuwe beleidskader is het uitgangspunt voor het herstelplan. Toelichting op het besluitvormingsproces Het bestuur heeft in 2006 een beleidskader vastgesteld. Gebaseerd op dit beleidskader stelt het bestuur jaarlijks de hoogte van de premie vast. Tevens wordt bij de vaststelling van de jaarlijkse indexering en het beleggingsbeleid het beleidskader als uitgangspunt genomen. Dit, inmiddels vervallen, kader was als volgt:
Marktwaarde Dekkingsgraad
Premie tot 2011 als % Pensioengrondslag
Premie na 2011 als Pensioengrondslag
Indexatie Ingegane Pensioenen en Slapersrechten (prijsindex)
Indexatie deelnemers (loonindex)
Doelstelling extra rendement
Risicobudget Tracking Error
145% of meer
31% (mits indexatie kortingen zijn ingehaald)
24% (mits indexatie kortingen zijn ingehaald)
100%+inhaal
100%+inhaal
1,2%
6,4%
130 - 145%
38%
31%
lineair 80-100%
100%+inhaal
0,9 – 1,2%
5,4 – 6,4%
120 - 130%
38%
31%
lineair 53- 80%
100%+inhaal
0,8 – 0,9%
4,7 – 5,4%
115 – 120%
38%
31%
lineair 40- 53%
100%
0,8 – 0,9%
4,7 – 5,4%
105 - 115%
38%
38%
lineair
100%
0,3 – 0,9%
1,8 – 5,4%
Minder 105%
38%
38%
0%
0,3%
1,8%
dan
0- 40%
0%
Gezien de dekkingsgraad per 31 december 2008 is herstel van de dekkingsgraad binnen de gestelde periodes mogelijk (korte termijn herstelplan binnen 5 jaar en langetermijnherstelplan binnen 15 jaar). Echter de hoogte van de verwachte realisatie van de indexatie voor de gepensioneerden en slapers komt dan laag uit. Onderzoek naar alternatief beleidskader Het beleidskader heeft drie instrumenten waarmee het bestuur kan bijsturen: 1. 2. 3.
de Premie het Risicobudget de Indexatiestaffel voor gepensioneerden en slapers.
Onderzocht is in hoeverre een beperkte aanpassing van het beleidskader de mogelijkheden voor een verwachte realisatie van de indexatie kan verbeteren. De herstelkracht van PSB kan enerzijds worden verbeterd door een eventuele aanpassing van het risicobudget en anderzijds door een eventuele premieverhoging. Door aanpassing van de indexatiestaffel voor gepensioneerden en slapers kan de verwachte realisatie van de indexatie toenemen. In samenhang met een aanpassing van risicobudget en de premie leidt dat tot een hogere verwachte realisatie van de indexatie.
11
1.
Premie
Vanaf 2012 geldt dat in het dekkingsgraadgebied 115-130% de premie 31% van de pensioengrondslag zal bedragen. Onderzocht is het effect van het tijdelijk verhogen van dit percentage tijdens de herstelperiode van 31 naar 38% voor dit dekkingsgraadgebied. Zodra bij de vaststelling van de premie voor een nieuw jaar de dekkingsgraad gedurende het gehele hieraan voorafgaande jaar tenminste 130 heeft bedragen, zal het percentage van 38 voor dit dekkingsgraadgebied weer op 31 worden gesteld. Tevens geldt dat indien, nadat het premiepercentage voor het dekkingsgraadgebied weer op 31 is gesteld, bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar blijkt dat de dekkingsgraad circa 120% bedraagt, bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar (31 %, 38 % of iets anders) nadrukkelijk zal worden meegenomen het risico dat de dekkingsgraad kan dalen tot beneden het vereiste vermogen. De kostendekkende premie is aan de ene kant afhankelijk van de pensioenregeling en aan de andere kant afhankelijk van de rentestand op enig moment. Het is toegestaan uit te gaan van een gedempte kostendekkende premie. Dit heeft als voordeel dat de fluctuaties in de premie beperkt zijn. Daarom werden de effecten onderzocht van een gedempte kostendekkende premie bij een rentevoet van 4%. Gezien de wettelijke regelgeving werd eveneens onderzocht de situatie dat de te betalen premie vanaf 2012 ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie in de situatie dat het Vereiste Eigen Vermogen niet aanwezig is. 2.
Risicobudget
Het risicobudget is een maatstaf voor het beleggingsrisico dat het fonds kan nemen. Aan de ene kant leidt een hoger risicobudget tot een hoger verwacht rendement en aan de andere kant leidt een hoger risicobudget tot meer volatiliteit in de dekkingsgraad, zowel naar boven als naar beneden. Bij de vaststelling van het beleidskader in 2006 bleek dat het risico in de beleggingsportefeuille hoger was dan volgens het beleidskader. Er is toen besloten in een periode van 2 tot 3 jaar het risico te gaan beperken tot het risicobudget behorende bij de dekkingsgraad die op dat moment in het gebied 130-145% lag. Door beperking van de omvang van de aandelenportefeuille, door toename van beleggingen in bedrijfsleningen en door het afdekken van een groot deel van renterisico, is het risicobudget de afgelopen periode afgenomen. In het vierde kwartaal 2008, toen de dekkingsgraad dramatisch omlaag ging door de omstandigheden op de financiële markten, heeft het bestuur, gelet op de opmerkingen van DNB en gehoord de visie van de fiduciaire vermogensbeheerder, besloten de strategische asset mix (vooralsnog) niet te wijzigen, en daarom de portefeuilleverdeling in principe in stand te houden. Dat houdt in dat de beleggingsstrategie niet is aangepast en dat het risicobudget niet (voldoende) is verlaagd naar de norm van het beleidskader. Onderzocht is voorts het effect indien het risicobudget voor het gebied “dekkingsgraad beneden de 105%” eveneens wordt gesteld op maximaal 5,4. Uitgangpunt hierbij is dat de komende periode wordt onderzocht op welk moment en in hoeverre het feitelijke risico van de beleggingsportefeuille kan worden teruggebracht tot het niveau als omschreven in het (nieuwe) beleidskader. 3.
Staffel voor indexatie gepensioneerden en slapers.
Zoals eerder vermeld, zou bij een ongewijzigd beleidskader de verwachte realisatie van de indexering voor gepensioneerden en slapers laag uitkomen. Onderzoek gaf aan dat over een periode van 15 jaar de verwachte cumulatieve indexering zou uitkomen op circa 25-30 % van de prijsinflatie. Dit is veel lager dan de door CAO-partijen beoogde indexatie-realisatie van 90% over een periode van 15 jaar. De belangrijkste oorzaak voor het achterblijven van verwachte realisatie bij de ambitie is dat gedurende de herstelperiode de toe te kennen indexatie (zeer) beperkt is, en anderzijds dat pas vanaf de evenwichtssituatie (dekkingsgraad circa 145%) er een volledige indexatie wordt verleend. Dit percentage is lager dan de realisatie ambitie zoals opgenomen in de CAO voor de PBO sector. Het bestuur van PSB heeft in 2006 geconcludeerd dat de in de CAO genoemde indexatiezekerheid van 90% betekent dat - gemeten over een periode van 15 jaar - de verwachte realisatie van indexatie circa 90% zal bedragen.
12
De belangrijkste reden voor het percentage van 25-30% is enerzijds dat gedurende de herstelperiode de toe te kennen de (zeer) beperkt is, en anderzijds dat pas vanaf de evenwichtssituatie (dekkingsgraad circa 145%) er een volledige indexatie wordt verleend. Onderzocht is het effect indien vanaf een dekkingsgraad van 130% de indexering volledig wordt toegekend en dat in het gebied 105-130 de indexering proportioneel op loopt van 0 tot 100%. Resultaten De actuaris heeft een studie uitgevoerd naar de gevolgen van de hierboven genoemde aanpassingen. De studie is een prognose over een periode van 15 jaar en betreft de periode 31 december 2008 tot 31 december 2023. In die studie worden onder andere de volgende grootheden berekend: verwachte dekkingsgraad per einde 2023; gemiddeld benodigd vereist vermogen; de kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden de 100 %; de kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden de 105% ;; de kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden het vereiste vermogen; de verwachte cumulatieve indexatierealisatie voor de gepensioneerden en slapers over de gehele periode; de kostendekkende premie in overeenstemming met de FTK-regels; de feitelijk te betalen premie. De resultaten van de studie kunnen als volgt worden samengevat: Verwachte dekkingsgraad per einde 2023
129,9%
Gemiddeld benodigd Vereist Vermogen
112,2%
De kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden de 100%
10,4%
De kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden de 105%
23,2%
De kans dat de dekkingsgraad uitkomt beneden het Vereiste Vermogen
42,3%
De verwachte cumulatieve indexatierealisatie voor de gepensioneerden en slapers over de gehele periode.
60,0%
De kostendekkende premie in overeenstemming met de FTK-regels
34,7%
De feitelijk te betalen premie
37,1%
De aanpassingen in het beleidskader als hierboven bedoeld leiden onder andere tot de volgende conclusies: a. b. c. d.
De premie blijft tijdens het herstel op ongeveer het in 2008 geldende niveau. De kansen op onderdekking zijn niet onaanzienlijk, maar gezien de lage startdekkingsgraad acceptabel. Het herstel wordt ruimschoots binnen de wettelijke periodes behaald. De verwachte realisatie van de indexering voor de gepensioneerden en slapers komt uit op bijna 60 %.
Aanpassing beleidskader Gelet op de uitkomsten van de studie besloot het bestuur met betrekking tot de premie, de indexering en het risicobudget om de volgende aanpassingen in het beleidskader door te voeren per 1 januari 2009: Voor de premie geldt het tijdelijk verhogen van dit percentage tijdens de herstelperiode van 31 naar 38 voor het dekkingsgraadgebied 115-130%. Zodra bij de vaststelling van de premie voor een nieuw jaar de dekkingsgraad gedurende het gehele hieraan voorafgaande jaar tenminste 130 heeft bedragen, zal het percentage van 38 voor dit dekkingsgraadgebied weer op 31 worden gesteld. Tevens geldt dat indien bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar blijkt dat de dekkingsgraad circa 120% bedraagt, bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar
13
nadrukkelijk zal worden meegenomen het risico dat de dekkingsgraad kan dalen tot beneden het vereiste vermogen. Daarnaast wordt de gedempte kostendekkende premie berekend bij een rentevoet van 4%. Gezien de wettelijke regelgeving wordt de te betalen premie vanaf 2012 ten minste gelijk aan de gedempte kostendekkende premie in de situatie dat het Vereiste Vermogen niet aanwezig is. Voor de indexatie van de ingegane pensioenen en slapersrechten geldt: vanaf een dekkingsgraad van 130% wordt de indexering volledig toegekend en binnen het gebied 105-130% loopt de indexering proportioneel op van 0 tot 100%. Voor het risicobudget geldt dat voor het gebied “dekkingsgraad beneden de 105%” het risicobudget maximaal 5,4 bedraagt. Het beleidskader luidt ingaande 1 januari 2009 als volgt:
Dekkings graad
Premie tot 2011 als % PG
Premie vanaf 2011 als % PG
Indexatie Ingegane Pensioenen en Slapersrechten (prijsindex)
Indexatie deelnemers (loonindex)
Doelstellin gextra rendement
Risicobudget Tracking Error
145% of meer
38%
31%
100%+inhaal
100%+inhaal
1,2%
6,4%
130-145%
38%
31%
100%
100%+inhaal
0,9 – 1,2%
5,4 – 6,4%
120-130%
38%
38/31%1)
lineair 60-100%
100%+inhaal
0,8 – 0,9%
4,7 – 5,4%
115-120 %
38%
38/31%1)
lineair 40- 60%
100%
0,8 – 0,9%
4,7 – 5,4%
105-115%
38%
38%
lineair
100%
0,3 – 0,8%
1,8 – 5,4%
38%
38%
Tot 1%
Max 5,0%
Minder
dan
0- 40% 0%
0%
105% Telkenjare tegen het einde van het jaar beslist het bestuur over de hoogte van de premie voor het nieuwe jaar, de hoogte van de indexatie voor het nieuwe jaar en het risicobudget voor het beleggingsbeleid. Bij deze beslissingen wordt de beleidskeuzematrix door het bestuur als leidraad gehanteerd bij de ter zake te nemen besluiten. Het bestuur kan afwijken van deze beleidskeuzematrix. 1) Voor de premie geldt het tijdelijk verhogen van dit percentage tijdens de herstelperiode van 31 naar 38 voor het dekkingsgraadgebied 115-130%. Zodra bij de vaststelling van de premie voor een nieuw jaar de dekkingsgraad gedurende het gehele hieraan voorafgaande jaar tenminste 130 heeft bedragen, zal het percentage van 38 voor dit dekkingsgraadgebied weer op 31 worden gesteld.
Herstelplan Op basis van de bovenbeschreven uitkomsten van de continuïteitsanalyse en de vaststelling van een nieuw beleidskader heeft het bestuur het herstelplan vastgesteld en tijdig opgestuurd aan DNB. Communicatie over het herstelplan Het bestuur heeft in november 2008, in januari 2009 en in mei 2009 alle deelnemers en gepensioneerden schriftelijk geïnformeerd over de ontwikkeling van de dekkingsgraad, de gevolgen daarvan op met name het indexatiebeleid alsmede het feit dat een herstelplan is ingediend bij DNB.
14
3. Risico’s Risico- en beheersingsbeleid De verantwoordelijkheden van het fonds zijn vormgegeven in het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. Het bestuur heeft dit beleid verwoord in de ABTN. De keuzes die ten aanzien van dit beleid gemaakt zijn nemen onvermijdelijk risico’s met zich mee. Daarnaast zijn er risico’s die samenhangen met de uitvoering van dit beleid. Als gevolg van de gedaalde dekkingsgraad heeft het bestuur een nieuw beleidskader vastgesteld. Daaruit volgt onder meer een lager risicobudget. Zowel het nieuwe beleidskader als het lagere risicobudget leidt er toe dat in 2009 een nieuwe ABTN en een nieuwe “Verklaring van de beleggingsbeginselen” zal moeten worden opgesteld. Het bestuur is voornemens in 2009 aandacht te besteden aan een gestructureerde methode van risicobeheersing. Uitgangspunt zal daarbij zijn het door DNB ontwikkelde model FIRM. Solvabiliteitsrisico PSB wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende middelen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De solvabiliteit wordt weergegeven door middel van de dekkingsgraad: de marktwaarde van het aanwezige vermogen uitgedrukt in de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het solvabiliteitsrisico is in feite de combinatie van beleggings- en verzekeringstechnische risico’s. Algemene leidraad voor het uitvoeren van beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand worden de risico's genoemd waar het bestuur aandacht aan besteedt: beleggingsrisico's; verzekeringstechnische risico's; niet-financiële risico’s. Beleggingsrisico’s Ter beheersing van het beleggingsrisico is door het bestuur een Verklaring beleggingsbeginselen opgesteld. Deze Verklaring geeft richtlijnen aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Daarnaast wordt jaarlijks een Uitvoeringsplan Beleggingen vastgesteld. Belangrijke beleggingsrisico’s zijn het prijs- en kredietrisico. a. Prijsrisico Prijsrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en marktrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen de strategie die het pensioenfonds volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de beleggingscommissie toe op het prijsrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. a.1. Renterisico Renterisico is het risico dat optreedt bij wijzigingen in de beleggingen als gevolg van de wijziging van de marktrente. Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen van de marktrente omdat de duration van de beleggingen en die van de (pensioen)verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (kans op minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van de alternatieve strategieën. In 2008 werd overgestapt naar Fiduciair Vermogensbeheer. Daarbij werd een nieuw risicoprofiel opgesteld. Als gevolg van de daling van de dekkingsgraad en het daaruit voortvloeiende herstelplan werd dit profiel in 2009 bijgesteld. Kenmerkend voor het risicoprofiel is de afdekking van het renterisico door middel van het deelnemen aan een beleggingsfonds met obligaties en andere renteproducten met lange looptijden.
15
a.2. Valutarisico Bij beleggingen in aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen wordt de Amerikaanse dollar strategisch voor (tenminste) 50% afgedekt naar de euro. Het strategisch afdekken van risico’s houdt in dat op basis van het beleggingsbeleid besloten wordt in hoeverre een risico wordt afgedekt, bijvoorbeeld volledig of voor een bepaald percentage. a.3. Marktrisico Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) kan het marktrisico dempen. De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds kent bij ieder van de drie belangrijkste beleggingscategorieën (aandelen, vastgoed en obligaties) een zeer brede spreiding over de verschillende belangrijkste regio’s en beleggingsstijlen, doordat belegd wordt in verschillende beleggingsfondsen van verschillende vermogensbeheerders. Deze beleggingsfondsen weerspiegelen, met een gelimiteerde risicomarge, het verloop van de onderliggende regionale beurzen (Europa, Verenigde Staten, Azië en de Opkomende Markten). Overigens is in 2008 gebleken dat er periodes kunnen bestaan waarin alle regionale markten en beleggingsstijlen een synchrone marktrichting hebben, waardoor de spreiding niet leidde tot een beperking van het risico. b. Kredietrisico Kredietrisico dat wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds actief is, wordt op dagbasis beheerd door de deskundigen van de Fiduciaire Vermogensbeheerder. Daarbij gelden strenge restricties en wordt veelvuldig onderpand geëist. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van verschillende tegenpartijen met een goede reputatie waardoor dit risico beperkt wordt. Ook hier geldt de kanttekening dat, ondanks de genomen maatregelen, door de kredietcrisis in 2008 het tegenpartijrisico tijdens een periode waarin sprake is van een systeemcrash, ook bij voorheen solvabel geachte tegenpartijen, zich toch kan voordoen. Verzekeringstechnische risico’s De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de toekomstig uitgaande kasstromen. De verzekeringstechnische risico’s uiten zich in:
Indexatieresultaten; wanneer het gevoerde indexatiebeleid afwijkt van de aannamen en/of loon- en prijsstijgingen c.q. de franchiseontwikkeling wijken af van de aannamen. Verzekeringstechnische resultaten; indien de relevante aannamen en veronderstellingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het periodiek aanpassen van de levensverwachtingen van de deelnemers (het langlevenrisico). In de van toepassing zijnde tafels CRC-Collectief 2003 is de sterftetrend verdisconteerd. Daarnaast heeft het pensioenfonds een verzekeringscontract afgesloten met NationaleNederlanden. Eventuele verliezen uit hoofde van het langlevenrisico komen uit hoofde hiervan tot 1 januari 2014 ten laste van de verzekeraar. Overige relevante verzekeringstechnische risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Ook deze risico’s zijn gedurende de contractsperiode verzekerd bij Nationale-Nederlanden. Premieresultaten; indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen. Dit betreft bijvoorbeeld verschillen tussen de “kostprijs” en de daadwerkelijk ontvangen bijdrage voor nieuwe pensioentoezeggingen.
Niet financiële risico’s Twee belangrijke niet financiële-risico’s zijn het operationele risico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Het pensioenfonds heeft feitelijk alle administratieve uitvoeringswerkzaamheden opgedragen aan PBO-D. Het risico dat PBO-D tekortschiet wordt gemitigeerd doordat het bestuur van het pensioenfonds vertegenwoordigd is in het bestuur van de uitvoerder PBO-D. Dit stelt het bestuur in staat de kwaliteit van de uitvoering aan te laten sturen en zonodig corrigerende maatregelen te laten nemen. PBO-D heeft besloten zich zoveel mogelijk te richten op haar kernkwaliteiten te weten de uitvoering van de arbeidsvoorwaarden in de PBO-sector. Dit houdt in dat veel processen uitbesteed
16
zijn. In 2006 al werd besloten gebruik te maken van een externe juridische adviseur, naast de externe accountant en actuaris. In 2007 werd de automatiseringsomgeving van PBO-D drastisch gewijzigd. Alle voor het pensioenfonds belangrijke software draait, onder supervisie van de softwareleverancier, bij daartoe gespecialiseerde application-service-providers. Hierdoor is de beschikbaarheid, beveiliging en back-up in handen gekomen van professionele partijen. Ook de servers voor het interne netwerk worden inmiddels door een professionele partij beheerd. PBO-D ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van de overeengekomen taken door bedoelde externe partijen. Het vermogensbeheer is, in de vorm van Fiduciair Vermogensbeheer opgedragen aan INGInvestment Management, onderdeel van het ING-concern. Dit concern behoort tot de grotere financiële instellingen in de wereld en tot de grootste van Nederland. In 2008 is gebleken dat in bijzondere omstandigheden zelfs financiële instellingen met een dergelijke omvang en betekenis niet immuun zijn voor ernstige problemen. Het bestuur, gelet ook op de ondersteuning van de Nederlandse overheid, gaat er van uit dat het ING-concern solvabel is en blijft. Overigens is de juridische eigendomsstructuur van de beleggingen van het fonds zo geregeld dat ook bij een faillissement van het ING-concern de bezittingen van het fonds onaangetast blijven. Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem en de langer naar behoren functioneren, waardoor beleggingen van het verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Dat pijnlijk duidelijk geworden.
17
internationale markten niet pensioenfonds niet langer verliezen. Net als voor alle dit risico bestaat is in 2008
4. Informatie over de verwachte gang van zaken Beleidsmatige aspecten In 2009 gaat aandacht uit naar het vaststellen en het monitoren van de ontwikkeling van het herstelplan. Het herstelplan heeft voorts tot gevolg dat de ABTN en een aantal daaraan verbonden andere fondsdocumenten aangepast zullen moeten worden. Het bestuur zal concreet aandacht besteden aan zijn eigen deskundigheid. Niet uit te sluiten is dat de daling van de dekkingsgraad, de verwachte afname van toekomstige rendementen en de ontwikkeling van het deelnemersbestand voor de CAO-partijen aanleiding zal zijn de pensioenregeling aan te passen. Afhankelijk van de mate waarin dat gebeurd heeft dat gevolgen voor de aanpassingen in de pensioenadministratie, de fondsstukken en de communicatie met de deelnemers en gepensioneerden. De Visitatiecommissie zal in 2009 voor de eerste keer haar oordeel geven. Communicatie Er bestaat onzekerheid over het tijdstip van en de definitieve vormgeving rond de invoering van het Toeslagenlabel. In 2009 zal, onder meer via het Pensioenbulletin, ingegaan worden op de ontwikkelingen in 2008 en 2009 en aandacht zal worden gegeven aan de gevolgen van de gedaalde dekkingsgraad voor de actieve deelnemers en de gepensioneerden. Van het jaarverslag zal een populaire versie worden gemaakt. Het Uniforme Pensioen Overzicht (UPO) wordt aangepast aan de nieuwe voorgeschreven standaard. Ten behoeve van de deelnemers aan de Vroegpensioenregeling en de Individuele Aanvullende Pensioenregeling zal een toegesneden UPO beschikbaar komen. Het Pensioenregister zal de nodige aandacht vergen. Vermogensbeheer De overgang naar een Fiduciaire Vermogensbeheerder zal worden geëvalueerd. Ook zal systematisch aandacht worden besteed aan de positionering van de beleggingsportefeuille in een omgeving die veel volatieler is geworden en waar, meer nog dan in het verleden, grote onzekerheden bestaan over de macro-economische ontwikkelingen. Bepalend voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad zal zijn of de economie te maken krijgt met inflatie of deflatie.
18
5. Bestuursaangelegenheden Bestuursbeleid Het bestuur streeft naar een financiële positie die een zodanige mate van zekerheid biedt dat op lange termijn de nominale pensioenverplichtingen (met 99% zekerheid) en de toekomstige toeslagen van de ingegane en premievrije pensioenen (met een ambitiedoelstelling van 90%) zijn veilig te stellen. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het pensioenfonds heeft het afgelopen jaar zesmaal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren de overgang naar de Fiduciaire Vermogensbeheerder, de bevoegdheden van de beleggingscommissie maar vooral de ontwikkeling van de dekkingsgraad en daaruit voortvloeiende beheersingsmaatregelen, zoals de continuïteitsanalyse en het herstelplan. Daarbij is steeds overlegd met de Deelnemersraad. Het Bestuur heeft onder meer de volgende besluiten genomen: de doorsneepremie 2009 is vastgesteld op 31%; de indexatie per 1 januari 2009 voor de actieven van 1,67% wordt, gelet op de dekkingsgraad, niet toegekend; de indexatie per 1 januari 2009 voor de gepensioneerden en slapers van 2,76% wordt, gelet op de dekkingsgraad, niet toegekend; de franchisebedragen zijn voor 2009 vastgesteld op: o nieuwe deelnemers € 12.161 Overgangsmaatregel: o geboortejaar 1957 en eerder € 14.339 o geboortejaar 1958 t/m 1967 € 13.250 o geboortejaar 1968 en later € 12.161; kleine pensioenen kunnen worden afgekocht; de actuariële inkoopfactoren zijn opnieuw vastgesteld; toepassing van de door de Commissie Referentietarief Collectief (CRC) ontwikkelde overlevingstafel Collectief 2003, met hantering van leeftijdscorrecties; vaststelling van het Uitvoeringsreglement met de werkgevers; deelnemers aan de vroegpensioenregeling krijgen vanaf leeftijd 55 de mogelijkheid de in obligaties belegde kapitalen om te zetten naar deposito’s; de in obligaties belegde vroegpensioenkapitalen op leeftijd 60 worden automatisch omgezet in deposito’s, tenzij de betreffende deelnemer anders beslist; aanpassing van het Pensioenreglement zodanig dat uitruil van het ouderdomspensioen in extra nabestaandenpensioen, zoals wettelijk vereist, mogelijk wordt; hierbij werden tevens enige tekstuele aanpassingen meegenomen; aanpassing van het Pensioenreglement onder vernummering van artikelen zodanig dat, onder voorwaarden, vrijwillige voortzetting van deelname aan de regeling mogelijk wordt; aanpassing van de Statuten aan de Pensioenwet, waarbij voorts enige definities werden aangescherpt en de benoeming en ontslag van bestuursleden, leden van de deelnemersraad alsmede het verantwoordingsorgaan nader zijn geregeld. Alle genoemde vaststellingen, benoemingen en besluiten hebben de instemming verkregen van de deelnemersraad, in sommige gevallen na een aanpassing op advies van de raad. Het bestuur besteedde voorts aandacht aan: de beleggingsplannen en de behaalde resultaten; adviezen, opvattingen van en gedachtewisselingen met de Deelnemersraad en de Vereniging van Gepensioneerden. Maatschappelijk verantwoord beleggen Onderdeel van de beleggingsdoelstelling is het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Het bestuur van PSB onderschrijft de algemeen aanvaardde uitgangspunten van het maatschappelijk verantwoord beleggen. De toepassing daarvan stuit op de feitelijke situatie dat de aandelenportefeuille van PSB belegd is in beleggingsfondsen van externe vermogensbeheerders. PSB is zelf geen eigenaar van de in de beleggingsportefeuilles voorkomende aandelen en kan daarom niet zelf stemrecht uitoefenen.
19
Toezichthouders Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB en/of de Autoriteit Financiële Markten geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. Wel is van de AFM in mei 2008 een uitspraak ontvangen waarin aangegeven wordt dat de zorgplicht voor wat betreft de Vroegpensioen-en Individuele Aanvullende Pensioenregeling in principe van toepassing is. Echter, gezien de kleine en deels gesloten groep, het geringe volume en de aard van de risicostructuur van deze regelingen, is de AFM van mening dat in deze specifieke situatie kan worden volstaan met een marginale invulling van de zorgplicht. Aan de zorgplicht wordt voldaan als de deelnemer bij een van de norm afwijkende keuze schriftelijk bevestigt dat hij/zij voldoende informatie heeft ontvangen en dat hij/zij op de hoogte is van de mogelijke gevolgen van die afwijkende keus. Klachten- en Geschillen In 2008 zijn er geen klachten en/of geschillen gemeld.
20
6. Beleggingen Uitgangspunten Het bestuur heeft als belangrijke verantwoordelijkheid te zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen, uitgaande van de door de cao-partijen afgesproken pensioenregeling. Om dit te realiseren is onder andere een gedegen beleggingsbeleid belangrijk. Ieder jaar wordt het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld binnen het Strategisch kader. Het Strategisch Kader volgt uit de ALM-studie. Het beleggingsbeleid wordt beïnvloed door (de opvattingen over) de internationale economische ontwikkelingen, door de samenstelling en de ontwikkeling van het verzekerdenbestand en inmiddels ook door wetten en regelgeving. Vooral het FTK heeft een belangrijke invloed op het beleggingsbeleid. Het bestuur heeft op basis van de uitkomsten van de continuïteitsanalyse uitspraken gedaan over de mate van risico-acceptatie. Dit is vastgelegd in het beleidskader en zal nader worden uitgewerkt in de Verklaring van de beleggingsbeginselen (ABTN). Het bestuur besloot, na zorgvuldige afweging van de argumenten, om het vermogensbeheer per 1 juli 2008 in handen te geven van ING-Investment Management als Fiduciaire Vermogensbeheerder. Deze overgang ging gepaard met een andere samenstelling van de beleggingsportefeuille. ING-IM heeft in de portefeuille verschillende beleggingsfondsen van verschillende vermogensbeheerders, niet uitsluitend afkomstig van het ING-concern, opgenomen. De beurscrisis, de ontwikkeling van de dekkingsgraad, het herstelplan en de keuze om het vermogensbeheer anders vorm te geven betekenen een belangrijke verandering in het toekomstige beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. De samenstelling van de beleggingsportefeuille is als volgt:
2008
2008
2008
2008
2008
2007
in mln. euro
in %
Norm
Ondergrens
Bovengrens
in %
Aandelen
39,6
30,3%
34,0%
29,0%
39,0%
42,4%
Vastgoed
4,9
3,7%
8,0%
5,0%
11,0%
-
Hedgefunds
5,9
4,5%
5,0%
3,0%
7,0%
-
Vastrentend
78,9
60,3%
50,0%
48,0%
58,0%
57.2%
1,6
1,2%
3,0%
-5,0%
5,0%
0,4%
130,8
100,0%
100,0%
Cash / Overig Totaal
100,0%
Als gevolg van de overgang naar fiduciair vermogensbeheer met een volledig nieuwe invulling van de beleggingsportefeuille evenals de gevolgen van de continuïteitsanalyse en het herstelplan zal de normweging en de bandbreedtes nog nader beoordeeld worden. De gevolgen van de sterke daling van de aandelenkoersen en het lagere risicobudget zijn zichtbaar geworden in de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Fiduciair Vermogensbeheer 'Fiduciair beheer' onderscheidt zich wezenlijk van 'operationeel vermogensbeheer'. Bij het laatste gaat het alleen om het beleggen van het vermogen. Fiduciair beheer is gericht op het realiseren van beleidsmatige doelstellingen ten aanzien van het hele vermogen van het pensioenfonds. De fiduciaire beheerder dient het pensioenfonds met raad en daad ter zijde te staan, niet alleen bij het beleggen van het vermogen, maar ook bij vraagstukken over de langetermijnverplichtingen van het fonds, de dekkingsgraad, het continuïteitsplan en de ALM-studie. De overwegingen waren: een toenemende complexiteit van het beleggingsproces, met aandacht voor verschillende beleggingscategorieën, sectoren, markten en stijlen; toenemende risico’s door de grotere volatiliteit op de markten (marktrisico, actief risico, valutarisico) en dus een groter belang voor een goede risicospreiding;
21
de wens om periodiek over een integrale risico- en rendementsrapportage te kunnen beschikken; het toenemend belang van de beleggingsopbrengsten; kritische belanghebbenden/toezichthouders/toeschouwers en de invulling van maatschappelijk verantwoord beleggen.
De nieuwe opzet kan als volgt weergegeven worden.
Na afweging van argumenten is gekozen voor ING-Investment Management (ING-IM) te Den Haag. ING-IM is verantwoordelijk voor het adviseren over het op elkaar afstemmen van activa en passiva, de beleggingsstrategie, het samenstellen van de beleggingsportefeuille, de selectie van uitvoerende vermogensbeheerders, het monitoren van die uitvoerende vermogensbeheerders en het rapporteren over al die taken en werkzaamheden aan het bestuur van het pensioenfonds. Er zijn afspraken gemaakt over het beleggen van (een deel van) het vermogen via beleggingsfondsen, al dan niet beheerd door de fiduciaire beheerder zelf. Door het inschakelen van een gemeenschappelijke custodian (het bewaarbedrijf van de effecten) komen de administraties van de verschillende vermogensbeheerders op één platform bij elkaar. Voorts wordt daarmee een scheiding tussen het beheer en het bezit gerealiseerd. Algemene marktontwikkelingen Het jaar 2008 is een van de slechtste en meest turbulente jaren voor beleggers ooit geworden. Wereldwijde aandelen daalden circa 40% (in euro). Spreads van (hoogrentende) bedrijfsobligaties stegen naar records. Westerse staatsleningen profiteerden van de behoefte aan veiligheid en liquiditeit bij beleggers; rentes op dit papier daalden in het vierde kwartaal sterk.
22
Prijsdalingen op de Amerikaanse huizenmarkt, die sterk overgewaardeerd was, richten nu al circa 1,5 jaar enorme schade aan, niet alleen bij de betrokken hypotheekbanken en huiseigenaren, maar ook op financiële markten. Het bundelen / verkopen van pakketten financiële producten (‘securitisation’) en de handel erin op weinig transparante en illiquide kredietmarkten droegen sterk bij aan de verspreiding van de effecten van de negatieve huizenmarkt. Eerder in het jaar, in maart toen de Federal Reserve en JP Morgan Chase de Amerikaanse investment bank Bear Stearns van de ondergang redden, waren beleggers nog optimistisch geweest. Gesteund door gedaalde koersniveaus, putten zij moed uit deze redding. Er zette een forse rally in, bij aandelen en bij de risicovollere obligaties. Dat die rally zolang (tot medio mei) kon aanhouden, had te maken met de veerkracht die de Amerikaanse economie toen nog toonde. Het economische nieuws en de kwartaalcijfers van de bedrijven vielen mee en beleggers hoopten zelfs op het einde van de kredietcrisis. Daarbij bood de aanhoudende forse groei in de opkomende economieën ruimte voor enig optimisme over de wereldeconomie. Door die sterke groei zetten de prijsstijgingen van olie, grondstoffen en voedselprijzen door en leek de inflatie zelfs het kernprobleem van 2008 te worden. De Europese Centrale Bank verhoogde begin juli het officiële rentetarief tot 4,25% (+25 basispunten). Negatieve berichten van banken keerden de situatie echter verrassend snel. De hoop op een snel einde van de kredietcrisis vervloog. Katalysator van de snelle verslechtering op de markten was de ondergang in september van de investment bank Lehman Brothers. Hierdoor verslechterden de kredietmarkten verder. Het onderlinge vertrouwen tussen banken was volledig verdwenen, waardoor de financiële markten tot stilstand kwamen. Centrale banken en overheden moesten alle zeilen bijzetten om het financiële systeem overeind te houden door banken van omvangrijke liquiditeiten te voorzien en de balansen van een aantal banken te versterken. Overheden kregen zelfs de zeggenschap over enkele banken. Vanaf oktober werd de reële economie sterk geconfronteerd met vraaguitval, door toegenomen wantrouwen bij banken, bedrijven en consumenten. In de VS steeg de werkloosheid fors en wereldwijd nam de industriële productie af. De turbulentie in 2008 is nog het best te illustreren aan de hand van de olieprijs. Die fluctueerde van $100 begin van het jaar, was even bijna $150 in juli en zakte in december tot onder $40.
Vooruitzichten 2009 Op het einde van 2008 verdisconteerden wereldwijde aandelenmarkten winstdalingen van circa 40%. De waarderingen van (hoogrentende) bedrijfsleningen hebben zelfs een wereldwijde depressie ingeprijsd. Overheden en centrale banken wereldwijd blijven alles doen om aan het wantrouwen bij beleggers, bedrijven en consumenten tegenwicht te bieden, via verdere verlaging van de officiële rentes, liquiditeitssteun aan de markten en fiscale stimulansen. Echter, de wereldeconomie zit in een ernstige recessie. Vanaf de tweede helft van 2009 kan geleidelijk de weg omhoog worden gevonden. Vanaf de huidige niveaus kunnen de rentes op overheidspapier eerst nog verder dalen, om in de tweede helft van 2009 weer op te lopen. Wij verwachten dat de marktontwrichtingen in een aantal vastrentende markten, bijvoorbeeld (hoogrentende) bedrijfsleningen, geleidelijk zullen afnemen.
23
Gevoerd beleid Renterisico De afdekking van het renterisico is verhoogd van 60% naar 75% van de Euroduratie van de pensioenverplichtingen. Rebalancing Omdat verwacht werd dat de kredietcrisis grotere vormen aan zou kunnen nemen werd de portefeuille gedurende 2008 op ‘hold’ gezet, wat impliceert dat de verdeling tussen de diverse beleggingscategorieën binnen bepaalde bandbreedtes, zonder actief bij te sturen op maand- of kwartaalbasis, ongewijzigd bleef. Deze beleidskeuze heeft voor enige demping van het risico en resultaten gezorgd, aangezien in de zeer slechte maanden september, oktober en november geen aandelen of vastgoed is bijgekocht, terwijl de omvang van de belangen in deze beleggingscategorieën wel onder de minimumniveaus van de vastgestelde bandbreedtes zakten. Valutarisico Gedurende het jaar werd ten minste 50% van het dollarrisico afgedekt. Marktrisico De portefeuille wordt in principe samengesteld rekening houdend met het risicxobudget dat opgenomen is in het beleidskader. Zo wordt het maximaal te lopen risico gekoppeld aan de stand van de dekkingsgraad. Het risiconiveau van de portefeuille daalde door de forse koersdalingen van de aandelen- en vastgoedbeleggingen “vanzelf”. Voorts is bij de transitie op en na 1 juli 2008 gekozen voor een beleggingsportefeuille met een lager risiconiveau. Desondanks is het risico van de beleggingsportefeuille eind 2008 hoger dan het risicobudget volgens het beleidskader. Gedurende 2008 is dat een bewuste keuze geweest. Rendement zonder risico bestaat niet; een herstel van de dekkingsgraad moet vooral komen van een herstel van de beleggingsmarkten. Het bestuur heeft bij het opstellen van het herstelplan het risicobudget, gekoppeld aan het beleidskader, opnieuw bepaald. Om de risico’s van een nog verder dalende dekkingsgraad te beperken bleek het onvermijdelijk het risiconiveau te verlagen. Beleggingsresultaten Ondanks de brede spreiding in de aandelen, het vermijden van uitbreiding van de aandelen- en/of vastgoedposities, de rentematching en de afdekking van het dollarrisico werd een zwaar negatief resultaat geboekt. Er werden daarbij geen directe verliezen geleden als gevolg van faillissementen e.d. van (bank)relaties. De beleggingsportefeuille heeft in 2008 in totaal een rendement geleverd van -11,9%, tegenover een benchmark rendement van -9,8%. De underperformance van 2,1% wordt voor een groot deel veroorzaakt door de underperformance op de obligatieportefeuille, die hoewel positief, toch sterk achterbleef bij de benchmark voor obligaties. Het meerjarenoverzicht is als volgt: Performance incl. valuta afdekking
2008
2007
2006
2005
2004
5 jrs, gemiddelde
Aandelen
-38,2%
0,0%
8,6%
18,4%
10,9%
0,1%
Vastgoed
-14,0%
-
-
-
-
-
Hedgefunds
-13,0%
-
-
-
-
-
12,0%
-0,6%
0,7%
5,8%
7,9%
5,1%
-11,9%
0,1%
5,0%
10,6%
8,7%
2,4%
Obligaties Totalen
24
Aandelen Fonds
Omvang
Portefeuille Rendement
Benchmark Rendement
Verschil
46,2%
-40,3%
-38,6%
-1,7%
ING Global Equity Fonds
10,5%
-40,9%
-37,7%
-3,2%
ING Multi-Manager Global Equity Fonds
27,1%
-26,0%
-23,7%
-2,3%
ING Dividend Aandelen Basis Fonds
4,4%
-35,7%
-37,7%
1,9%
Schroders ISF Global Smaller Companies Fonds
2,1%
-26,7%
-27,9%
1,1%
Aberdeen Global Emerging Markets Fonds
2,0%
-30,5%
-38,3%
7,8%
53,3%
-23,1%
-26,0%
2,9%
0,5%
23,0%
n/a
n/a
0,5%
23,0%
n/a
n/a
100,0%
-38,2%
-38,6%
0.5%
ING Investment Management
Insinger de Beaufort (vanaf 1-7-2009)
Intern beheerd Goodwell Microfinance Fund Totaal Aandelen
ING MtM Global Equity Het rendement van het ING MtM Global Equity fonds bleef over geheel 2008 achter bij de MSCI World Index. Het fonds bestaat uit een mix van complementaire wereldwijd beleggende aandelen managers. Per saldo pakte de sector allocatie goed uit. Hoewel het fonds onderwogen was in de slecht presterende financiële sector, werd het resultaat toch negatief beïnvloed door een tegenvallende aandelenselectie binnen deze sector. De overweging in de meer defensieve sector gezondheidszorg had een positieve bijdrage, evenals de onderweging in de meer cyclische sector basis industrie. Daarentegen pakte de geografische positionering negatief uit. Het fonds was overwogen in Europa en Emerging Markets, terwijl het onderwogen was in de Verenigde Staten. Schroders Global Smaller Companies Voor small cap aandelen was 2008 ook een zeer moeilijk jaar. Het fonds van Schroders, dat wereldwijd belegt in small caps bleef, gerekend over het volledige jaar 2008, marginaal achter bij zijn benchmark, de MSCI World Small Cap Index. Vooral de Europese beleggingen, waarin het fonds is overwogen, drukten het resultaat. Hoewel Schroders minder last had van de malaise in financiële sector, waren het vooral de overwogen posities in de sectoren industrie en technologie die het resultaat drukte. Aberdeen Global Emerging Markets Equity Dit fonds belegt wereldwijd in de Emerging Markets. Het fonds hanteert een zeer defensieve en lange termijn gerichte beleggingsaanpak. In 2008 bleef Aberdeen de MSCI Emerging Markets Index ruimschoots voor door minder in de grondstoffen gerelateerde bedrijven en meer in de defensievere sectoren voeding en gezondheidszorg te beleggen. Geografisch bezien werd geprofiteerd van de onderweging in Rusland en de overweging in Mexico. ING Hoog Dividend Aandelen De beheerders van dit fonds beleggen uitsluitend in aandelen een hoog dividend rendement (minimaal 3%). In 2008 pakte deze strategie goed uit. Hoewel ook hier niet kon worden ontkomen aan de problemen in de financiële sector, werd wel geprofiteerd van de overwogen posities in de meer defensievere sectoren voeding, telecom en nutsbedrijven.
25
Hedge Funds Fonds
Omvang
ING Multi Strategies Fund Topaz Fonds
100,0%
Portefeuille Rendement
Benchmark Rendement
Verschil
-13,0%
2,8%
-15,8%
Het ING Multi Strategies Fund Topaz Fonds belegt in verschillende hedge fund strategieën van diverse (externe) managers. Het fonds streeft ernaar om een rendement te leveren dat een zeer lage of geen correlatie heeft met andere asset categorieën en op deze manier waarde toevoegt aan de totaalportefeuille. Voor hedge funds is 2008 een zeer slecht jaar geweest. Een belangrijke graadmeter voor de rendementen van het hedge funds universum, de ‘HFRX Global Hedge Fund Index‘ verloor maar liefst 23,4% in 2008. Het ING Multi Strategies Fund Topaz Fonds heeft een beduidend beter rendement laten zien vergeleken met het gemiddelde hedge fund. De voornaamste reden voor de negatieve performance van hedge funds is de ongekend hoge marktvolatiliteit en correlatie tussen asset categorieën. Veel kwantitatieve arbitragemodellen hebben niet goed gewerkt in deze marktomstandigheden. De beheerder van het Topaz fonds was echter in staat een bovengemiddeld resultaat te behalen door enerzijds de meest riskante hedge funds te vermijden, en anderzijds de liquiditeit van de portefeuille te beschermen. Hoofdreden was de strategische keuze om middelgrote hedge funds te prefereren boven de grootste en meest publieke hedge funds – die juist sterk door liquiditeitsproblemen getroffen werden. Ondanks de betere performance dan vele andere hedge funds is het niet gelukt de specifiek bepaalde benchmark te verslaan over 2008. Deze benchmark is het euribor tarief met een opslag van 2,5%. Voor het tweede halfjaar van 2008 heeft deze benchmark een rendement behaald van 2.8%, waar de performance van het ING Multi Strategies Fund Topaz Fonds met -13% teleurstelde. Hedge funds zijn erop gericht een performance boven 0% te genereren, maar het tweede halfjaar van 2008 was zo slecht dat zelf hedge funds zich niet hebben kunnen onttrekken aan de malaise op de beurs. Vastgoed Fonds
Insinger de Beaufort Real Estate Equity Fonds
Omvang
Portefeuille Rendement
Benchmark Rendement
Verschil
100,0%
-14,0%
-40,1%
26,1%
Beursgenoteerde vastgoedaandelen hebben over het algemeen zeer slecht gepresteerd in 2008. Dit is logischerwijs een gevolg van de kredietcrisis, die is ontstaan vanuit de huizen- en hypothekenmarkt, alsmede de slechte macro-economische omstandigheden. Het Insinger de Beaufort Real Estate Equity heeft de schade beperkt weten te houden en een veel beter rendement behaald dan de benchmark Het fonds streeft naar een absoluut rendement en gebruikt hedge fund technieken om dit te bereiken Het fonds heeft de mogelijkheid om ‘short te gaan’ en daardoor te profiteren van een koersdaling van een aandeel. Tevens kan het fonds derivaten gebruiken om het neerwaarts risico te beperken. Obligaties Fonds
Omvang
Portefeuille Rendement
Benchmark Rendement
Verschil
ING Fixed Income All Grade Fonds
16,1%
-0,8%
6,2%
-7,0%
ING Fixed Income All Grade Long Duration Fonds
57,9%
33,0%
39,8%
-6,8%
HSBC Sinopia Inflation Linked Bonds Fonds
14,3%
-1,3%
0,5%
-1,8%
Nationale Nederlanden Dec/2013 Bond
11,7%
1,9%
4,6%
-2,7%
100,0%
12,0%
18,2%
-6,3%
Totaal Obligaties
Het ING Fixed Income All Grade Fonds belegt wereldwijd in verschillende soorten obligaties. Het grootste deel bestaat uit staatsobligaties van ontwikkelde landen. Daarnaast belegt het fonds ook in bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit, staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen, en risicovollere bedrijfsleningen. De underperformance van dit fonds ten opzichte van zijn index in
26
2008 is vooral veroorzaakt door een hogere weging in obligaties uitgegeven door financiële instellingen. De risico opslag op dergelijke leningen was per ultimo 2008 zeer hoog. Zelfs licht herstel van deze markt zal sterk aan het fondsrendement bijdragen. Het ING Fixed Income All Grade Long Duration Fonds belegt in het ING Fixed Income All Grade Long Duration fonds, en maakt daarnaast gebruik van derivaten om de duratie van de portefeuille te verlengen. Deze belegging wordt gebruikt om de duratie van de portefeuille af te stemmen op de duratie van de verplichtingen, zodat rentebewegingen kunnen worden opgevangen en dus een minder sterk effect hebben op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dankzij de sterke daling van de rente heeft en de hoge rentegevoeligheid van het fonds, heeft het fonds een hoog rendement laten zien in 2008 (+33%). Het rendement exclusief de renteswaps bleef echter achter bij dat van de benchmark, om dezelfde redenen als het ING Fixed Income All Grade Fonds. Het HSBC Sinopia Inflation Linked Bonds Fonds belegt in Europese staatsobligaties waarvan de hoogte van de rentecoupon afhangt van de inflatie. Deze belegging contribueert dus aan het afdekken van het inflatierisico. Het rendement van het fonds bleef in het zeer volatiele laatste kwartaal achter bij dat van de benchmark, mede vanwege een hogere weging in Griekse en Italiaanse obligaties. De risico opslag van deze obligaties ten opzichte van Duitse obligaties is namelijk vrij sterk gestegen.
27
7. Pensioenen Wijzigingen in de regelingen De regelingen zijn vastgesteld per 1 januari 2007. In 2008 is besloten tot de volgende aanpassingen in het Reglement voor het basispensioen: aanpassing zodanig dat uitruil van het ouderdomspensioen in extra nabestaandenpensioen, zoals wettelijk vereist, mogelijk wordt. Daarbij werden tevens enige tekstuele aanpassingen meegenomen; aanpassing onder vernummering van artikelen zodanig dat, onder voorwaarden, vrijwillige voortzetting van deelname aan de regeling mogelijk wordt. Verwachte wijzigingen in het komende jaar Gelet op de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de kosten van de pensioenregeling sluit het bestuur niet uit dat de cao-partijen aanpassingen aan onderdelen van de pensioenregeling overeenkomen, wat wijzigingen in de pensioenreglementen met zich mee kan brengen. Ontwikkelingen voorzieningen en aantallen Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) Tot en met boekjaar 2006 is de voorziening pensioenverplichtingen gewaardeerd tegen een (vaste) rekenrente van 4%. Vanaf 2007 is overgegaan op het FTK waardoor de waardering plaatsvindt rekening houdend met de sterftetrend en op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd. De rentetermijnstructuur kan worden herleid naar één percentage. Per 31-12-2007 komt de gemiddelde interne rekenrente uit op 4,9%. Per 31-12-2008 bedraagt de gemiddelde interne rekenrente 3,6%. De verschillende rentepercentages verklaren de grote toename van de voorziening pensioenverplichtingen ten opzichte van 2007. De voorziening pensioenverplichtingen nam door de toepassing van de rentetermijnstructuur toe met € 19,9 miljoen. VPV in € 1.000
2008
2007
2006
2005
2004
Actieven
53.242
45.915
49.282
53.071
51.683
Slapers
18.224
13.826
14.484
12.847
11.407
Ouderdomspensioen
46.004
34.991
33.659
33.268
28.090
8.895
8.165
8.986
8.681
7.891
60
92
116
138
88
622
737
745
795
1.242
127.047
103.726
107.272
108.800
100.401
Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Stand per 31 december
Ontwikkeling aantallen Een afname van de werkgelegenheid bij de werkgevers veroorzaakt niet direct een afname van het aantal actieven (deelnemers met pensioenopbouw). Werknemers die gebruik kunnen maken van de vroegpensioenregeling, de wachtgeldregeling of een afvloeiingsregeling, blijven nog jaren pensioen opbouwen. Een afname bij de werkgevers is daardoor pas later zichtbaar in de afname bij het pensioenfonds. Dit effect is bij de verschillende volgende tabellen en grafieken ook van toepassing. Het aantal slapers neemt al jaren toe. Hieruit kan geconcludeerd worden dat lang niet in alle gevallen gebruik wordt gemaakt van waardeoverdracht. De meeste pensioenregelingen in Nederland zijn inmiddels middelloonsystemen. Voor waardeoverdracht is dan het verschil in de indexatiemogelijkheden bij de oude en de nieuwe werkgever van groot belang. Aan het einde van 2008 is in veel gevallen de dekkingsgraad van het overdragende- en/of het ontvangende pensioenfonds onder de 100% gezakt waardoor er geen waardeoverdracht mag plaatsvinden. Het effect hiervan is echter pas in 2009 te verwachten.
28
Aantallen
2008
2007
2006
2005
2004
Actieven
380
391
403
419
446
Slapers
404
397
386
372
366
Ouderdomspensioen
242
222
211
207
193
78
83
82
80
81
4
8
8
7
5
21
24
27
27
32
1.129
1.125
1.117
1.112
1.123
Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Stand per 31 december
In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de aantallen weergegeven.
Mutatieoverzichten Onderstaande tabellen tonen de mutatieredenen. Mutatieredenen
Actieven
Stand per 1 januari
391
- nieuwe toetreding
38
Slapers 397
- ingang pensioen
-19
-9
- ontslag met premie aanspraak
-28
28
- waardeoverdracht
-2
- afloop
Stand per 31 december
337
Totaal 2008
Totaal 2007
1.125
1.117
38
34
5
-1
-12
-13
-15
-17
-7
-4
-4
33
-12
- overlijden
- andere oorzaken
Gepensioneerden
-2
2
-6
-6
-5
380
404
345
1.129
1.125
29
Het aantal actieven neemt de afgelopen jaren gestadig af terwijl gepensioneerden toeneemt. Mutatieredenen Stand per 1 januari
Ouderdoms pensioen
Partner pensioen
222
83
Wezen pensioen 8
het aantal slapers en
AOP
Totaal 2008
Totaal 2007
24
337
328
- nieuwe toetreding
1
- ingang pensioen
28
5
33
18
- overlijden
-7
-8
-15
-7
- afloop
-4
- andere oorzaken Stand per 31 december
-1
-2
242
78
4
-4 -3
-6
-3
21
345
337
Onderstaande tabel toont de historische ontwikkeling van de aantallen gepensioneerden. Het aantal ouderdomsgepensioneerden, dat al jaren stijgende is, nam in 2008 met 9% toe. Gepensioneerden Ouderdomspensioen
2008
2006
2005
2004
222
211
207
193
78
83
82
80
81
4
8
8
7
5
21
24
27
27
32
345
337
328
321
311
Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Stand per 31 december
2007
242
Gemiddelde leeftijden Zichtbaar wordt een lichte stijging van de gemiddelde leeftijd van alle verzekerden. De gemiddelde leeftijd van de actieven neemt licht af evenals die van de gepensioneerden met een ouderdomspensioen. Die van de slapers neemt toe. Gemiddelde leeftijd
2008
2007
2006
2005
Actieven
48,5
49,0
48,7
50,0
Slapers
49,0
48,2
48,0
48,2
Ouderdomspensioen
73,0
73,3
73,1
74,1
Partnerpensioen
75,4
75,7
74,7
76,6
Wezenpensioen
21,0
19,5
18,5
18,6
Arbeidsongeschiktheidspensioen
53,5
53,9
55,0
55,5
Totale gemiddelde leeftijd
55,8
55,5
56,0
55,3
Leeftijdsverdeling alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden Tot de 45-jarige leeftijd is het aantal vrouwen groter dan het aantal mannen. In de categorie tot 35 jaar is het aantal vrouwen zelfs bijna twee keer zoveel. Vanaf de 45-jarige leeftijd is het aantal mannen hoger. Bij de gepensioneerden is het aantal mannen en vrouwen in de leeftijdscategorie 65-75 jaar nagenoeg gelijk aan elkaar. Daarna overtreft het aantal vrouwen het aantal mannen.
30
Leeftijdsverdeling per pensioensoort Uit de grafiek Leeftijdsverdeling alle (gewezen) deelnemers blijkt dat het merendeel van de gepensioneerden in de leeftijdscategorie “ouder dan 65” vrouwen betreft. Uit onderstaande grafiek blijkt dat het grootste deel daarvan een ouderdomspensioen ontvangt. Door het overlijden binnen deze categorie zal in veel gevallen geen partnerpensioen tot uitkering komen waardoor het aantal deelnemers zal gaan afnemen. De grafiek geeft ook een (groot) verschil in aantallen aan tussen de “oude jongeren” (categorie 4555 jaar en 55-65 jaar) en de “jonge ouderen” (categorie 65-75 jaar). Door pensionering zal dit verschil de komende jaren afnemen. De eerste resultaten zijn in 2008 al zichtbaar.
31
Algemene Pensioenonderwerpen in 2008 Kredietcrisis Vanwege de gevolgen van de kredietcrisis hebben pensioenfondsen aan het eind van het jaar hun belegd vermogen fors zien krimpen. Veel pensioenfondsen verkeren of dreigen te verkeren in een situatie van een dekkingstekort. Naar aanleiding hiervan, hebben de Nederlandsche Bank (DNB) en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de pensioensector. Op basis van dit overleg heeft DNB besloten pensioenfondsen in principe tot 1 april 2009 uitstel te verlenen ten aanzien van het indienen van herstelplannen Uitgezonderd hiervan zijn pensioenfondsen die naar het oordeel van DNB over onvoldoende herstelvermogen beschikken. Deze pensioenfondsen zijn inmiddels door DNB op de hoogte gesteld. Vanaf februari 2009 gaan de reguliere indieningstermijnen weer gelden, voor een langetermijnherstelplan 3 maanden en voor een kortetermijnherstelplan 2 maanden. Versoepeling van de regels voor vaststelling van de rekenrente zou een oplossing kunnen zijn voor het dekkingstekort. Er is namelijk een grillig verloop van de zogeheten swaprentecurve (de rente die banken elkaar bij diverse looptijden berekenen). Deze curve dient als basis voor de bepaling van de actuele rekenrente en dat zorgde eind vorig jaar voor forse uitslagen in de dekkingsgraden. De pensioenfondsen hoopten dat ze op stabielere – en bovendien momenteel hogere – rente op staatsobligaties over mochten schakelen. Dat zou enkele procenten in de dekkingsgraad kunnen schelen. DNB heeft echter besloten om de rekenrente waartegen fondsen hun verplichtingen waarderen niet te versoepelen. Volgens DNB is de swaprentecurve weer in rustiger vaarwater gekomen. Van pensioenfondsen wordt verder verwacht dat zij hun financiële positie actief (blijven) monitoren. In dat kader heeft DNB pensioenfondsen verzocht, naast de reguliere kwartaalaanleveringen, tot nader order uiterlijk binnen 5 werkdagen na het einde van iedere maand de hoogte van de geschatte actuele dekkingsgraad aan te leveren. Dit geldt niet voor pensioenfondsen in liquidatie die geen verplichtingen meer hebben en ook niet voor volledig herverzekerde fondsen (met garantiecontract). Daarnaast moeten fondsen doorgaan met de voorbereiding van de noodzakelijk te treffen maatregelen (zoals het al dan niet verhogen van de premie, het geheel of gedeeltelijk toekennen van indexaties en/of het aanpassen van het beleggingsbeleid). Door de verdere verslechtering van de vermogenspositie zijn ook waardeoverdrachten onder druk komen te staan. Veel pensioenfondsen mogen niet langer meewerken aan individuele waardeoverdrachten, ook niet als de desbetreffende deelnemer onder normale omstandigheden recht zou hebben op waardeoverdracht. Bij een dekkingsgraad van minder dan 100%, is het pensioenfonds namelijk niet langer bevoegd om mee te werken aan waardeoverdrachten. De verplichting om mee te werken aan een waardeoverdracht herleeft weer zodra het pensioenfonds weer een dekkingsgraad heeft van ten minste 100%. Na herleving van de verplichting om mee te werken aan een waardeoverdracht gaat de wettelijke termijn van 6 maanden (weer) tellen vanaf het moment dat het pensioenfonds de betrokkenen heeft geïnformeerd. Ook zal het pensioenfonds wellicht niet kunnen meewerken aan een collectieve waardeoverdracht, DNB zal alleen onder bijzondere omstandigheden toestemming verlenen voor overdracht als een van de betrokken pensioenuitvoerders een dekkingstekort heeft. Toeslagenmatrix en Toeslagenlabel Op grond van de Pensioenwet heeft een pensioenuitvoerder de verplichting om consistentie aan te brengen in de gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van toeslagen. In de toeslagenmatrix zijn teksten opgenomen voor de juridische stukken en communicatie-uitingen betreffende de voorwaardelijkheid van toeslagen (de “voorwaardelijkheidsverklaring”). De indexatiematrix is met ingang van 1 augustus 2008 gewijzigd en heet nu toeslagenmatrix. In de Pensioenwet wordt immers consequent gesproken over toeslagen. Daarnaast is er een toeslagenlabel ingevoerd. De toeslagenmatrix is met ingang van 1 augustus 2008 in werking getreden, het onderdeel voor verzekeraars is per 1 januari 2009 in werking getreden. In de beleidsmaatregel toeslagenmatrix is nu een matrix opgenomen voor de pensioenfondsen en een matrix voor de verzekeraars. Daarnaast zijn er nog enkele wijzigingen aangebracht. De verwachting voor de komende jaren over de verhoging van de pensioenaanspraken en
32
pensioenrechten is niet meer opgenomen. Deze verwachting zal moeten blijken uit de continuïteitsanalyse van het pensioenfonds en moet worden weergegeven in het toeslagenlabel. Daarnaast is expliciet in de regeling opgenomen dat de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar dient te worden afgezet tegen de feitelijke prijsstijging die over deze periode is opgetreden. Pensioenfondsen en verzekeraars moeten daarbij het consumentenprijsindexcijfer (CPI) van het CBS over het betreffende jaar hanteren. Hierdoor wordt gegarandeerd dat alle pensioenuitvoerders van hetzelfde referentiepunt uitgaan wat de onderlinge vergelijkbaarheid van de voorwaardelijkheidsverklaring ten goede komt. De toeslagenmatrix maakt onderscheid voor wat betreft de voorwaardelijkheidsverklaring met betrekking tot het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst, alsmede de tekst die in alle persoonlijke uitingen van de pensioenuitvoerder en de startbrief dient te worden opgenomen. Er is een toeslagenlabel ingevoerd. Het eerdere conceptlabel (met bootjes) is komen te vervallen. Dit toeslagenlabel bleek namelijk voor het merendeel van de mensen moeilijk te begrijpen. In het nieuwe toeslagenlabel zijn nu muntjes opgenomen. In het toeslagenlabel worden de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening weergegeven als volgt: de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar; en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario in de komende 15 jaar. De verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario worden afgezet tegen de cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer en ingedeeld in een categorie. De toeslagenlabel kent vijf verschillende categorieën. Het aantal muntjes geeft de verwachte stijging van de pensioenen weer ten opzichte van de verwachte stijging van de prijzen. Het pensioenfonds moet zelf het juiste toeslagenlabel vaststellen. Een pensioenfonds maakt daarvoor gebruik van de continuïteitsanalyse. De pensioenuitvoerder moet gebruik maken van de toeslagenlabels die beschikbaar worden gesteld op de website van de AFM. Tegen de achtergrond van de kredietcrisis mogen pensioenfondsen de feitelijke toepassing van het toeslagenlabel met een jaar uitstellen, onder voorwaarde dat deze fondsen hun deelnemers en gepensioneerden middels een uitvoerige brief informeren. PSB heeft hiervan gebruik gemaakt. Arbeidsongeschiktheidspensioen Na invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is er discussie ontstaan over de vraag wat als (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen gezien kan worden. Het is in veel pensioenregelingen gebruikelijk om bepaalde hiaten in de wettelijke arbeidsongeschiktheidsdekking aan te vullen. Dit om te voorkomen dat de arbeidsongeschikte na verloop van tijd terugvalt naar een lager uitkeringsniveau. Het verzekeren van (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsrisico’s door pensioenfondsen was volgens de regering en DNB alleen toegestaan voor zover de dekking daadwerkelijk zag op het afdekken van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Er mag geen sprake zijn van een werkloosheidsvoorziening. Op grond van de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen en op basis van de toelichting bij de Pensioenwet was het echter mogelijk om bij een pensioenfonds het zogenaamde WIA-hiaat te verzekeren, mits de hoogte van de uitkering direct gerelateerd is aan de mate van arbeidsongeschiktheid. Niettemin bleek hier in de praktijk nog steeds ruimte voor interpretatie en dus verschil van inzicht tussen DNB en pensioenfondsen. Bij de Veegwet is daarom aan artikel 2 een nieuw lid 7 toegevoegd waarin bij amvb nadere regels kunnen worden gesteld waaraan een arbeidsongeschiktheidspensioen moet voldoen om te waarborgen dat er niet (deels) sprake is van een werkloosheidsvoorziening, die een pensioenfonds niet mag uitvoeren. Met de Veegwet is onomstotelijk vast komen te staan dat pensioenfondsen het WIA-hiaat mogen uitvoeren. Evaluatie PFG en medezeggenschapsconvenant In 2008 is gestart met de evaluatie van de Principes goed pensioenfondsenbestuur (de principes). Tussen de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) is tevens een nadere afspraak gemaakt betreffende de wijze waarop in de toekomst de medezeggenschapsfunctie als een essentieel onderdeel van goed pensioenfondsbestuur in de Principes kan worden geïncorporeerd alsmede op welke wijze daartoe de wet zou moeten worden aangepast. Deze houdt in dat deze problematiek nader zal worden bezien naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie van het medezeggenschapsconvenant in samenhang met de resultaten van de inventarisatie en evaluatie van de Principes. Inzet daarbij zal zijn dat, als het gaat om de medezeggenschap bij de uitvoering van pensioenregelingen, alle geledingen een gelijkwaardige positie behouden c.q. verkrijgen.
33
Nieuw initiatief wetsvoorstel VVD/D66 over bestuursdeelname van gepensioneerden bij Bedrijfstakpensioenfondsen Tijdens de behandeling van de Veegwet is een amendement van de VVD verworpen met als strekking dat gepensioneerden ook zetels in de besturen van bedrijfstakpensioenfondsen zouden kunnen krijgen. De regering was daartegen omdat dit niet was afgesproken in het medezeggenschapsconvenant tussen STAR en CSO. Men wilde de evaluatie daarvan afwachten. Samen met D66 heeft de VVD inmiddels een initiatiatief-wetsvoorstel ingediend met de zelfde strekking. De Stichting van de Arbeid en CSO hebben de Tweede Kamer om uitstel van de behandeling gevraagd. Stichting en CSO willen eerst samen beleidsconclusies trekken over de toekomst van de medezeggenschap bij de uitvoering van pensioenregelingen. De uitkomsten van het overleg tussen Stichting en CSO over de thans lopende evaluatie van het medezeggenschapsconvenant kunnen dan worden betrokken bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel door de Tweede Kamer. Modelgedragscode Pensioenfondsen 2008 Op 19 december 2007 hebben de pensioenkoepels – Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen – gezamenlijk een nieuwe modelgedragscode pensioenfondsen gepresenteerd. De nieuwe versie bevat ten opzichte van de voorgaande versie uit 2005, twee belangrijke verschillen. Ten eerste is de modelgedragscode meer principle based van opzet. De principle based-benadering sluit aan op de wetgeving en het toezichtproces. Door de invoering van de Wft per 1 januari 2007 zal ieder pensioenfonds een analyse moeten maken van de risico’s die worden gelopen en de daarbij passende beheersingsmaatregelen. Ten tweede is er nog maar één model. Het onderscheid tussen model A en model B is komen te vervallen omdat de vrijstelling bij een transactievolume beneden € 20 miljoen niet meer in de wetgeving is opgenomen. De betekenis hiervan is beperkt voor de meeste fondsen die eerst onder de vrijstelling vielen. Deskundigheidsbevordering Op 13 december 2006 hebben de sociale partners verenigd in de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan van Samenwerkende Ouderenorganisaties een gezamenlijke intentieverklaring ondertekend met concrete voorstellen om de deskundigheid van leden van besturen, deelnemersraden en verantwoordingsorganen te vergroten. De drie pensioenkoepels – Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen – onderschrijven het belang van deskundigheid van bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan van een pensioenfonds en hebben op uitnodiging van de sociale partners een Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering opgesteld. Op 16 april 2007 hebben de koepels dit plan gepresenteerd. Het Plan van Aanpak bevat een nadere uitwerking van de op 16 december 2005 door de Stichting van de Arbeid aangeboden principes voor Pension Fund Governance waarin wordt gesteld dat het bestuur er zorg voor draagt dat aan alle deskundigheidseisen wordt voldaan. Het Plan van Aanpak omvat de volgende vier zaken: Individuele eindtermen: eisen inzake deskundigheid waaraan elk individueel bestuurslid binnen 1 jaar moet voldoen; Collectieve eindtermen: eisen inzake deskundigheid waaraan het Bestuur, de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan collectief behoren te voldoen; Certificering: eisen inzake opleidingsinstituten; Deskundigheidsplan: handleiding voor een nieuwe opzet. Op 19 december 2007 is de tweede versie van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering verschenen. In deze tweede versie zijn op- en aanmerkingen op de eerste versie, waaronder van DNB, voor zover mogelijk en relevant verwerkt. Daarnaast is er een hoofdstuk toegevoegd waarin aandacht wordt besteed aan deskundigheidseisen voor het intern toezicht. De aan bestuursleden van pensioenfondsen te stellen eisen gaan gelden: voor alle nieuwe benoemingen en herbenoemingen, die vanaf 1 januari 2008 plaatsvinden. Voor deze groep geldt dat zij een jaar na hun aanstelling behoren te voldoen aan de individuele eindtermen; voor alle bestuursleden vanaf 1 januari 2009, zodat na afloop van elk jaar (te beginnen met 2008) verantwoording zal worden afgelegd over de manier waarop men heeft bereikt dat het bestuur voldoet aan de voor hen geldende collectieve eindtermen.
34
Voor deelnemersraden en verantwoordingsorganen zal, in samenspraak met de besturen van pensioenfondsen, moeten worden onderzocht wat nodig is om de deskundigheid binnen een redelijke termijn op het gewenste niveau te krijgen. Verbetering Uniform Pensioen Overzicht (UPO) Het UPO is in 2007 ingevoerd. Vanaf 1 januari 2008 zijn alle pensioenuitvoerders vanuit de Pensioenwet verplicht om jaarlijks een UPO te versturen. Deelnemers kunnen op deze manier gemakkelijk pensioenbedragen vergelijken en bij elkaar optellen. Verwacht wordt dat de betrokkenheid bij, en inzicht in, de financiële pensioensituatie hierdoor toeneemt. Ten opzichte van het UPO van vorig jaar is het UPO 2008 verbeterd. Op basis van een evaluatie door de koepelwerkgroep UPO zijn er verbeteringen aangebracht. De nieuwe wijzigingen zijn onder andere: tekstuele verbeteringen op het UPO ten opzichte van 2007; de toelichting wordt geïntegreerd in het UPO 2008; de peildatum wordt 1 januari 2008 in plaats van 31 december 2007. Dat betekent dat alle mutaties per 1 januari 2008 zijn verwerkt; de factor A wordt vanaf 2008 op het UPO vermeld. Het model 2009 is ook aangepast. De belangrijkste wijziging betreft de toevoeging van het toeslagenlabel dat vanaf 1 januari 2009 verplicht is. Verder is in het onderdeel arbeidsongeschiktheid een passage opgenomen over premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Ook is de wijze van opgave in geval van echtscheiding nader ingevuld. Pensioenregister Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. De stichting gaat de ontwikkeling van het Pensioenregister begeleiden. Doel van het Pensioenregister is om het voor iedere burger mogelijk te maken om via één ingang een totaaloverzicht te krijgen van alle bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars opgebouwde pensioenaanspraken en toekomstige rechten én van de aanspraken in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Met behulp van een code (bijvoorbeeld het burgerservicenummer) kan een werknemer inloggen en kan hij een overzicht opvragen van zijn pensioenregelingen en AOW. Het register laat bovendien zien waar het pensioen is opgebouwd en waar je terecht kunt voor meer informatie. In de eerste fase van de bouw van het register gaat het om informatie over de AOW en collectieve pensioenregelingen. De bedoeling is om in een latere fase ook individuele regelingen in het register op te nemen. Naar verwachting is het systeem op 1 januari 2011 operationeel. FVP De FVP-regeling is in 2008 weer met een jaar verlengd. Eind 2005 werd bekend gemaakt dat werknemers die vanaf 1 januari 2008 werkloos zouden worden, geen FVP-bijdrage meer zouden krijgen ter voortzetting van hun pensioenregeling na het einde van het dienstverband. In 2006 en 2007 werd bekend gemaakt dat de FVP-regeling weer een jaar verlengd werd. Dit had te maken met meevallende beleggingsresultaten. In 2008 is dus bekend gemaakt dat de FVP-regeling nog weer een extra jaar verlengd wordt. Dit betekent dat werknemers die na 1 januari 2011 werkloos worden, geen FVP-bijdrage meer zullen krijgen. Fiscale behandeling van pensioenen Belastingplan 2009 Het kabinet wil het doorwerken van oudere werknemers stimuleren. Een van de maatregelen die in het Belastingplan 2009 zijn opgenomen, betreft de invoering van een doorwerkbonus. Oudere werknemers kunnen bij hun aangifte inkomstenbelasting een speciale heffingskorting claimen. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen. Ze geldt voor alle ouderen die in een kalenderjaar 62 jaar of ouder worden en blijven werken. Deze bonus is een percentage van het bedrag aan inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Daarbij geldt voor dit inkomen een ondergrens van € 8.860 en een bovengrens van € 54.776. Daarnaast is de hoogte van de bonus afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. Een belangrijk element van deze vormgeving is dat de doorwerkbonus direct wordt toegepast in het jaar waarin wordt (door)gewerkt. Dat heeft als voordeel dat de financiële prikkel voor het doorwerken meteen zichtbaar is voor betrokkene en daarmee zeer effectief is. De hoogte van de bonus loopt met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. Zo krijgt een belastingplichtige die in de loop van een jaar 62 wordt, over dat kalenderjaar een bonus van 5% van het inkomen verdiend met arbeid. Indien de belastingplichtige in een kalenderjaar 63 jaar wordt, wordt de bonus verhoogd naar 7% van het inkomen. Indien de belastingplichtige 64 jaar wordt, loopt de bonus nog
35
verder op tot 10% van het inkomen. Door de doorwerkbonus afhankelijk te maken van het inkomen en de hoogte van de bonus op te laten lopen naar mate men dichter bij de leeftijd van 65 jaar komt, wordt specifiek invulling gegeven aan de wens van het kabinet om mensen te motiveren in ieder geval tot hun 65e jaar te werken. Daarbij geldt dat naarmate mensen ouder worden het minder eenvoudig is deze groep te motiveren om door te werken. Om die reden loopt de hoogte van de bonus ook met de leeftijd op. Bij de vormgeving van de doorwerkbonus is rekening gehouden met de wens van het kabinet de feitelijke ingangsdatum van het pensioen een individuele keuze te laten zijn, gebaseerd op de fysieke en financiële mogelijkheden en wensen van betrokkenen. Het kabinet wil daarmee een cultuuromslag bewerkstelligen waardoor 65 jaar niet meer als het vaste eindpunt van het werkzame leven wordt gezien. Sociale Zekerheid Voorstel tot wijziging AOW De Staatssecretaris van Sociale Zaken heeft een wetsvoorstel keuzemogelijkheid in uitstel AOW ingediend bij de Tweede kamer. Vooralsnog wordt als ingangsdatum gedacht 1 januari 2010. Dit zou betekenen dat de belanghebbenden die op of na 1 januari 2010 de leeftijd van 65 jaar bereiken voor het eerst gebruik kunnen maken van de mogelijkheid hun AOW-pensioen later te laten ingaan. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd kan ervoor gekozen worden om het AOW-pensioen geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Het AOW-pensioen kan voor maximaal 5 jaar geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld. Dit betekent dat de uitstelperiode automatisch stopt bij het bereiken van de 70jarige leeftijd. Een latere datum van het AOW-pensioen leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen. Deze verhoging strekt zich ook uit over de eventuele partnertoeslag en de tegemoetkoming. De keuze om de AOW als dan niet uit te stellen, kan slechts eenmaal worden gemaakt. Na een keuze om de AOW niet uit te stellen, kan later, als de aangevraagde AOW al is ingegaan, niet alsnog uitstel worden verleend. Bij 1 jaar uitstel van de AOW, zal het AOW-pensioen voor het resterende leven 5,08% hoger zijn. Bij 3 jaar uitstel van de AOW resulteert een AOWpensioen dat 16,95% hoger is. Daarnaast is ook gedeeltelijke uitstel mogelijk. Gedeeltelijk uitstel kan in stappen van 10% plaatsvinden. Tussentijdse verhoging van de AOW is mogelijk, tussentijdse verlaging van de AOW is echter niet mogelijk. Bij een uitstel van 50% over drie jaar resulteert een verhogingspercentage dat gelijk is aan de helft van het verhogingspercentage dat geldt voor 100% uitstel over drie jaar. Door de introductie van de flexibiliteit van de AOW is het wenselijk om deze keuzemogelijkheden ook te bieden in de pensioenregelingen. Een groot aantal pensioenregelingen kent deze keuzemogelijkheden al. Er zal echter geen verplichting komen om deze keuzemogelijkheden op te nemen in de pensioenregeling. In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat de aanvullende pensioenen onder de verantwoordelijkheid van sociale partners vallen. Het is aan hen om, voor zover dat nog niet is gedaan, afspraken te maken over de flexibilisering van de ingangsdatum van het aanvullend pensioen, de mogelijkheid tot deeltijdpensioen en over de verdere opbouw bij doorwerken na 65 jaar.
36
8. Actuariële cijfers De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten is als volgt: 2008
2007
€ 1.000
€ 1.000
Premieresultaat Premiebijdragen werkgevers
3.855
3.804
Premiebijdragen werknemers
1.457
1.470
Nodig voor pensioenopbouw in het jaar
-3.872
-4.969
subtotaal basispensioenregeling
1.440
305
89
-6
1.529
299
Beschikbaar uit premie
382
280
Beschikbaar uit voorziening
110
89
-571
-479
-79
-110
Beleggingsresultaten
-15.996
882
Rentetoevoeging VPV
-4.925
-4.619
-190
-1.175
-19.940
7.981
-41.051
3.069
Sterfteresultaat
433
131
Arbeidsongeschiktheidsresultaat
390
103
Toevoeging aan voorziening technisch resultaat
-37
-293
786
-59
27
90
-816
-
Overige baten
235
83
Overige lasten
-772
-117
-1.326
56
-40.141
3.255
Resultaat vroegpensioenregeling subtotaal
Uitvoeringskosten
Nodig voor pensioenuitvoeringskosten subtotaal
Interestresultaat
Indexering en andere toeslagen Wijziging marktrente subtotaal
Actuariële resultaten
subtotaal
Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten Wijziging overige actuariële uitgangspunten
subtotaal
Totaal saldo van baten en lasten
Marktwaardering pensioenonderdelen Vanaf 2007 worden de actuariële berekeningen uitgevoerd op basis van het Financieel Toetsingskader (FTK) wat marktwaardering en gebruikmaking van de voorgeschreven DNBrentecurve inhoudt.
37
Financiële positie van het pensioenfonds De dekkingsgraad nam in 2008 af van 140,2% per 31 december 2007 naar 101,5% per 31 december 2008. Het op basis van het FTK gedefinieerd Minimaal Vereist Vermogen voor nominale pensioenaanspraken (105%) was hiermee per 31 december 2008 niet aanwezig. Het Vereist (Eigen) Vermogen (112,2%) was per 31 december 2008 ook niet meer aanwezig. Op grond van artikel 140 van de Pensioenwet en conform de richtlijnen die DNB heeft gesteld, heeft het bestuur tijdig voor 1 april 2009 een (kortetermijn) herstelplan ingediend waaruit blijkt dat herstel, naar verwachting binnen een termijn van 5 jaar mogelijk is. Ontwikkeling dekkingsgraad De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt in onderstaande tabel zichtbaar gemaakt. Stand 1 januari 2008
140,2%
Nieuwe aanspraken
-0,4%
Uitkeringen
2,5%
Indexaties
-0,2%
Wijziging RTS
-21,7%
Beleggingsresultaat
-20,9%
Overige oorzaken
2,0%
Mutatie
-38,7%
Dekkingsgraad 31 december 2008
101,5%
Uit dit overzicht blijkt dat de daling van de dekkingsgraad is veroorzaakt door de invloed van het negatieve beleggingsresultaat, waardoor de bezittingen met € 20.921 afnamen, en door de dalende rente, waardoor de pensioenverplichtingen met € 19.940 toenamen. In totaal leverden de twee belangrijkste oorzaken een negatief resultaat op van € 40.861. Premies Kostendekkende premie De kostendekkende premie volgens de FTK-definitie en met toepassing van de rentetermijnstructuur per 31 december 2007 bedraagt € 4.585 bestaande uit de volgende onderdelen. Kostendekkende premie
Als % pensioengrondslag
a. Nominale pensioeninkoop
Bedrag € 1.000
25,2%
3.493
b. Kostenopslag
2,7%
379
c. Solvabiliteitsopslag
5,1%
713
d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen
0,0%
0
33,1%
4.585
Totaal
Bij deze berekeningen is rekening gehouden met de sterftetrend. In het percentage voor de nominale pensioeninkoop van 25,2% is 7,1% toe te rekenen aan de koopsom voor de indexatieverlening aan de actieve deelnemers per 1 januari 2008 met 2,39%. In de langetermijnberekeningen is uitgegaan van 2,5% per jaar. In overleg met de accountant en de certificerende actuaris is besloten dat de toeslagverlening van de actieve deelnemers per 1 januari van het volgende boekjaar reeds verwerkt dient te worden in het premieresultaat van het huidige boekjaar. Omdat in 2009 de betreffende toeslagverlening nihil is, heeft dit geen financiële gevolgen voor de balans en resultaten in 2008. Voor nieuwe aanspraken dient het pensioenfonds ook over een weerstandsvermogen te beschikken. Om die reden dient een solvabiliteitsopslag berekend te worden. De hoogte daarvan hangt af van het zogenaamde Vereist Vermogen. Per 31 december 2007 bedroeg dit Vereist Vermogen 120,4%, waardoor de opslag uitkomt op 20,4% over de nominale pensioeninkoop (a) met als resultaat 5,1% (c).
38
Verschuldigde premie De verschuldigde premie (doorsneepremie) vloeit voort uit een jaarlijks bestuursbesluit op basis van het beleidskader. Voor 2008 bedroeg de doorsneepremie 31%. De werkgevers betalen tot en met 2010 een gefixeerde solvabiliteitsopslag van € 1.028. Dit bedrag was oorspronkelijk bepaald op 7% van de pensioengrondslag in 2004. Inmiddels komt dit neer op 7,5% van de pensioengrondslag. Uit berekeningen is overigens gebleken dat het niveau van 31% premie van de pensioengrondslag structureel onvoldoende is. Verschuldigde (doorsnee)premie
Als % pensioengrondslag
Bedrag € 1.000
Bijdrage werknemer
10,3%
1.413
Bijdrage werkgever
20,7%
2.827
Doorsneepremie
31,0%
4.240
Tijdelijke solvabiliteitsbijdrage werkgevers
7,5%
1.028
Overige premies
0,2%
44
38,7%
5.312
Totaal
Premieresultaat Vergelijking van de kostendekkende premie van € 4.585 en de verschuldigde (en ontvangen) premie van € 5.312 inclusief de tijdelijke solvabiliteitsbijdrage van de werkgevers levert een overschot op van € 727. De ontvangen premie heeft hiermee een positieve bijdrage geleverd aan de vereiste solvabiliteitspositie van het pensioenfonds. Premieresultaat
Bedrag € 1.000
Kostendekkende premie
-4.585
Verschuldigde (doorsnee)premie
5.312
Tekort / Overschot
727
Solvabiliteit vrijval
713
Overschot
1.440
Toeslagverlening Actieve deelnemers De toeslagverlening van het pensioenfonds aan de actieve deelnemers valt onder categorie F2 van de door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening in principe onvoorwaardelijk is en geheel wordt gefinancierd uit een opslag op de premie. Indien de dekkingsgraad 105% of lager is, wordt er geen toeslag gegeven op de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, terwijl de premie niet aangepast wordt. De premie levert dan een positieve bijdrage aan het herstel van de dekkingsgraad. Per 1 januari 2008 is aan de actieve deelnemers een toeslag verleend van 2,39%. Dit percentage vloeit voort uit de cao-afspraken. De koopsom voor deze toeslagverlening is gefinancierd uit de verschuldigde premie en in het huidige boekjaar verwerkt. Het bestuur besloot om, op basis van de dekkingsgraad van 101,5%, per 1 januari 2009 geen indexatie te verlenen. Er is daardoor sprake van een achterstand in de toeslagverlening, als volgt: Datum 1-1-2009
Toeslag percentage 1,67%
Korting cq Inhaal
Toegekend
-1,67%
0,00%
Bij de eventuele inhaal van kortingen op de indexatie wordt rekening gehouden met een termijn van 10 jaar.
39
Gepensioneerden en slapers De toeslagverlening van het pensioenfonds aan gepensioneerden en slapers valt onder categorie D1 van de toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de beleggingsopbrengsten en reserves. Aan de gepensioneerden en de slapers is per 1 januari 2008 een toeslag verleend van 1,61%, waarvan 0,20% inhaalindexatie betreft. Deze verhoging is gebaseerd op de prijsindex. De koopsom van deze toeslagverlening komt ten laste van het pensioenfonds en is reeds verwerkt in het boekjaar 2007, omdat in dat jaar het bestuur het desbetreffende besluit nam. Het bestuur besloot om, op basis van de dekkingsgraad van 101,5%, per 1 januari 2009 geen indexatie te verlenen. Er is sprake van een (gecumuleerde) achterstand in de toeslagverlening van 5,09%, als volgt: Datum
Toeslag percentage
Korting cq Inhaal
Toegekend
1-1-2009
2,78%
-2,78%
0,00%
1-1-2008
1,41%
0,20%
1,61%
1-1-2007
1,33%
-0,20%
1,13%
1-1-2006
1,50%
0,00%
1,50%
1-1-2005
1,50%
0,00%
1,50%
1-1-2004
2,24%
-1,24%
1,00%
1-1-2003
3,70%
-1,00%
2,70%
Totaal
-5,09%
Bij de eventuele inhaal van kortingen op de indexatie wordt rekening gehouden met een termijn van 10 jaar.
40
9. Pension Fund Governance Algemeen Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de StAr-principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, ‘PFG’) verankert in het wettelijke kader. De 32 principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in: het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s; de integriteitrisico’s; voorkomen van belangenverstrengeling; de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten; het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te maken. Invulling Medezeggenschap, Verantwoordingsorgaan en Intern toezicht Het bestuur van het pensioenfonds besteedt veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is vastgelegd hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. De deelnemersraad functioneert al enige jaren naar tevredenheid. In de loop van 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. De opzet en de inhoud van het jaarverslag zijn gebaseerd op het afleggen van verantwoording. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan worden van de bevindingen van de verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid. Voor het intern toezicht is gekozen voor een Visitatiecommissie, samengesteld uit drie externe deskundigen, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures- en processen, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds beoordeelt. De benoeming van de leden van de Visitatiecommissie heeft in 2008 plaatsgevonden. De eerste visitatie zal in 2009 plaatsvinden. Compliance officer De compliance functie is uitbesteed aan het Nederlands Compliance Instituut. De contactpersoon bij het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie is een functionaris die niet betrokken is bij het vermogensbeheer. Het bestuur overlegt ten minste eenmaal per jaar met het NCI over de bevindingen en (nieuwe) ontwikkelingen. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van de wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur. Gedragscode Jaarlijks wordt door de bestuursleden de gedragscode getekend. Dit is ook dit jaar gebeurd. Deskundigheidsbevordering Mede in verband met de wijzigingen in de samenstelling van het bestuur wordt in overleg met de bestuursleden per bestuurslid een opleidingsprogramma opgesteld. Met ingang van 2009 zal in de jaarverantwoording verslag gedaan worden over de activiteiten die zijn ontplooid om ervoor te zorgen dat het bestuur als collectief aan de eisen voldoet. Het bestuur zal daarbij uitgaan van de eisen die zijn vastgelegd in het plan van aanpak Deskundigheidsbevordering van VB, OPF en UvB d.d. 16 april 2007. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. Juridische procedures Er zijn in 2008 geen juridische procedures tegen het pensioenfonds aanhangig gemaakt.
41
Verslag van de Deelnemersraad Algemeen De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in het reglement deelnemersraad. In het kort: de deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of eigener beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen. In het reglement is bepaald dat het bestuur voorgenomen besluiten, voorzien van alle benodigde informatie, ter advisering aan de deelnemersraad voorlegt. Na verkregen advies van de deelnemersraad neemt het bestuur een besluit. Wanneer het gegeven advies van de deelnemersraad (ten dele) niet wordt opgevolgd, wordt de deelnemersraad hiervan met redenen omkleed op de hoogte gebracht. Mocht de deelnemersraad van mening zijn dat het bestuur ten onrechte het gegeven advies niet of niet volledig heeft opgevolgd, dan kan de deelnemersraad tegen het besluit van het bestuur beroep instellen bij de ondernemingskamer. In 2008 is de deelnemersraad viermaal bijeengekomen, waarvan twee keer met een delegatie vanuit het bestuur (voorzitter en vice-voorzitter). Daarnaast hebben twee leden van deelnemersraad deelgenomen aan de vergaderingen van de werkgroep van het bestuur die de herstelplannen heeft voorbereid (Werkgroep Continuïteitsanalyse). Transparantie De leden van de deelnemersraad hebben via SharePoint toegang tot alle vergaderstukken (agenda’s, verslagen, beleidsnotities, besluitenlijsten, actiepunten, etc.) van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan. Evenzo hebben bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan toegang tot alle vergaderstukken van de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en het bestuur. De deelnemersraad is positief over deze manier van informatievoorziening, omdat hij transparant is en garandeert dat bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan te allen tijde kunnen beschikken over alle informatie vanuit de drie organen. Adviezen en overleg Jaarverslag 2008 en actuarieel rapport 2008 De deelnemersraad krijgt jaarlijks van de administrateur (PBO-D) en de actuaris (Mercer) een uitgebreide toelichting op het jaarverslag en het actuarieel rapport. Op deze wijze krijgt de deelnemersraad helder inzicht in de financiële positie van het fonds en in de factoren die deze positie beïnvloeden. Over en naar aanleiding van deze jaarstukken vindt er jaarlijks (eind mei/beginjuni) overleg plaats met het bestuur. De bespreking gaf dit jaar aanleiding tot vragen over de kostendekkende premie en de feitelijk in rekening gebrachte premie (doorsneepremie). Omdat de hoogte van de kostendekkende premie onder meer afhankelijk is van de loonontwikkeling, kan deze in enig jaar hoger of lager zijn dan de doorsneepremie. De doorsneepremie is namelijk gebaseerd op een langjarig gemiddelde (verwachte) loonontwikkeling. Leeftijdsafhankelijke mix Vroegpensioenregeling Het Bestuur besloot een wijziging aan te brengen in de wijze waarop het kapitaal dat een deelnemer in staat stelt om op 62-jarige leeftijd met vroegpensioen te gaan, wordt belegd. De wijziging bestaat er uit dat deelnemers ervoor kunnen kiezen om het kapitaal op enig moment (en niet meer alleen vanaf 60 jaar) te beleggen in (veilige(re)) deposito’s. Vrijwillige voortzetting Van werknemers die vertrekken bij een van de aangesloten instellingen wordt de deelname aan de pensioenregeling stopgezet. Deze ex-werknemers krijgen de mogelijkheid om voor een periode van maximaal tien jaar op vrijwillige basis deelnemer te blijven in het pensioenfonds tegen de kostendekkende premie. Onderwerpen die samenhangen met de nieuwe pensioenwet en pensionfund governance Het bestuur heeft de statuten en het uitvoeringsreglement moeten herzien in het licht van de nieuwe pensioenwet. Daarnaast heeft het bestuur besloten het intern toezicht vorm te geven via een visitatiecommissie. Voorts is de gedragscode herzien. Over al deze onderwerpen heeft de deelnemersraad positief geadviseerd.
42
Fiduciair vermogensbeheer Een belangrijke verandering in 2008 betrof het voornemen van het bestuur om met de huidige vermogensbeheerder een overeenkomst aan te gaan voor fiduciair vermogensbeheer. De belangrijkste redenen hiervoor waren de toegenomen complexiteit van de beleggingen, Als belangrijkste reden hiervoor worden genoemd de toegenomen complexiteit van de beleggingen, de behoefte om te komen tot integraal risicobeheer en de toegenomen eisen van de toezichthouder ten aanzien van het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. Na een informatieve bijeenkomst voor bestuur en deelnemersraad, waarin de vermogensbeheerder een presentatie heeft gegeven over het fiduciaire beheer en de deelnemersraad van gedachten heeft gewisseld met het bestuur, heeft het bestuur – mede op basis van een positief advies van de beleggingscommissie – besloten tot aanstelling van ING/AZL als fiduciair vermogensbeheerder. Herstelplan 2009 De financiële crisis heeft ook PSB niet onberoerd gelaten: de financiële reserve van het fonds is in 2008 sterk gedaald, namelijk van circa 140% begin 2008 naar circa 120% in september en 102% eind december. Daardoor is voor het bestuur de wettelijke verplichting ontstaan om een herstelplan (voor de korte termijn en voor de lange termijn) vast te stellen en in te dienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Het herstelplan dient gebaseerd te zijn op degelijk onderbouwde vooruitberekeningen van de financiële positie van het pensioenfonds over de komende 3 of 5 jaar en de komende 15 jaar. Met het oog hierop heeft het bestuur in oktober de Werkgroep Continuïteitsanalyse ingesteld. De werkgroep had tot taak dit onderzoek (uitgevoerd door een extern actuarieel bureau) voor te bereiden en te begeleiden. Het bestuur heeft het, gelet op eerdere positieve ervaringen met directe betrokkenheid van de deelnemersraad in de voorbereidingsfase van periodieke ALM-studies, zinvol geacht om de deelnemersraad te betrekken bij de continuïteitsanalyse. De deelnemersraad heeft deze betrokkenheid op prijs gesteld, in het bijzonder omdat de leden van de deelnemersraad op deze manier direct konden beschikken over alle relevante informatie en zijn vragen en suggesties niet hoefde op te sparen tot na de afronding van het onderzoek. Het concept-herstelplan is toegelicht en besproken in de vergadering van 18 december 2008. Het bestuur heeft het herstelplan uiteindelijk vastgesteld in zijn vergadering van 13 maart 2009 en vervolgens ter advisering aan de deelnemersraad aangeboden. Deze heeft het plan besproken in zijn vergadering van 19 maart 2009 en daarover een positief advies uitgebracht. Premie-, indexatie- en beleggingsbeleid 2009 Tegen de achtergrond van de verslechterde financiële positie van het fonds, heeft het bestuur besloten de hoogte van de premie te handhaven op het bestaande niveau (31% + de bij cao in 2005 afgesproken 7% extra premie voor rekening van werkgevers). Gelet op dekkingsgraad per eind november (lager dan 105%) heeft het bestuur, in overeenstemming met zijn beleidskader, besloten geen indexatie toe te kennen aan gepensioneerden en slapers. Bij een dekkingsgraad lager dan 105% is er evenmin ruimte voor de verhoging van de pensioenaanspraken van werknemers. Deze verhoging is dus ook achterwege gebleven. De deelnemersraad heeft het bestuur meegedeeld begrip te hebben voor deze besluiten. Ten aanzien van het beleggingsbeleid 2009 heeft de deelnemersraad begrip voor het besluit van het bestuur om in de beleggingsmix geen abrupte wijzigingen aan te brengen. De deelnemersraad heeft er wel op gewezen dat dit niet alleen positief is in geval van herstel van de aandelenbeurzen, maar ook een risico inhoudt in geval het verwachte herstel onverhoopt niet of in onvoldoende mate optreedt. Communicatie De deelnemersraad heeft het bestuur geadviseerd de deelnemers en gepensioneerden tijdig en adequaat te informeren over de situatie van het fonds en de gevolgen voor deelnemers en gepensioneerden. In oktober 2009 zijn alle betrokkenen middels een rondschrijven geïnformeerd over de gevolgen van de financiële crisis voor het pensioenfonds. Over het in maart 2009 vastgestelde herstelplan zullen de betrokkenen zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden. De toezichthouders op de pensioenfondsen hebben bekend gemaakt dat fondsen uiterlijk in het 2e kwartaal 2009 hun deelnemers en gepensioneerden moeten informeren over de herstelplannen. De deelnemersraad achtte het wenselijk dat zo mogelijk vóór 1 mei 2009 te doen, met name ten behoeve van gepensioneerden omdat die een direct en actueel belang hebben bij het pensioenfonds.
43
Platform Deelnemersraden. Een redelijk groot aantal deelnemersraden bij bedrijfstakpensioenfondsen heeft zich verenigd in een Platform Deelnemersraden. Ook de deelnemersraad van PSB heeft zich daarbij aangesloten. Er is en Adviesraad waarin elke deelnemersraad een vertegenwoordiger heeft. Voor PSB is dat de heer Haazebroek, met de heer Stillebroer als eventuele vervanger. In het Bestuur van het Platform is de heer de Leuw tot secretaris gekozen. Het Platform behartigt de belangen van Deelnemersraden door contacten te hebben met pensioenfondsbesturen en hun koepelorganisaties, met leden van het parlement, van politieke partijen, van toezichtorganen en dergelijke. Ook voor het verkrijgen van informatie kan het Platform zeer nuttig zijn. Verslag van het Verantwoordingsorgaan Algemeen Het bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2008, de reglementen, de ABTN, de notulen en besluiten van de vergaderingen van bestuur, deelnemersraad en visitatiecommissie. Het verantwoordingsorgaan heeft voor wat betreft het verslagjaar 2008 geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur is er volgens het verantwoordingsorgaan voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds. Visitatiecommissie In het kader van het Pension Fund Governance (code voor goed pensioenfondsbestuur) moeten pensioenfondsen intern toezicht instellen. Dit interne toezicht moet worden uitgeoefend door externe deskundigen met als belangrijkste doelstellingen: het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de ‘checks and balances’ binnen het fonds; het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn. Het bestuur heeft, in gezamenlijkheid met de besturen van de pensioengroep Zuid-Hoorn, gekozen voor het instellen van een visitatiecommissie. Vanwege het 'optuigen' van Pension Fund Governance in 2008 is er een samenloop is geweest tussen enerzijds de keuze van het bestuur voor een visitatiecommissie en de bemensing daarvan en anderzijds het instellen en de bemensing van het verantwoordingsorgaan. Om die reden kon niet vooraf advies worden gevraagd aan het verantwoordingsorgaan over de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht. Het feit dat de deelnemersraad positief heeft geadviseerd over de keuze van het bestuur voor deze vorm van intern toezicht, laat uiteraard onverlet dat het
44
verantwoordingsorgaan te allen tijde het recht heeft zijn opvattingen kenbaar maken over vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht. De gevolgde procedure alsmede de gekozen samenstelling van de visitatiecommissie geeft het verantwoordingsorgaan aanleiding een deskundig oordeel te verwachten. Wetgeving en reglementen Het bestuur houdt zich op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Deze laatste documenten zijn volgens het verantwoordingsorgaancorrect aangepast aan de invoering van de Pensioenwet. Premie- en indexatiebesluiten 2008 Per 1 januari 2008 zijn de ingegane pensioenen, slapersrechten en pensioenaanspraken van actieve deelnemers geïndexeerd conform het vastgestelde beleid. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur hier zorgvuldig mee omgaat door de belangen van alle belanghebbende deelnemers in haar besluitvorming te betrekken en de deelnemersraad tijdig te informeren en in staat te stellen over de voorgenomen besluiten te adviseren. Beleggingsbeleid Een belangrijke verandering in 2008 betrof het voornemen van het bestuur om met de huidige vermogensbeheerder een overeenkomst aan te gaan voor fiduciair vermogensbeheer. Als belangrijkste reden hiervoor worden genoemd de toegenomen complexiteit van de beleggingen, de behoefte om te komen tot integraal risicobeheer en de toegenomen eisen van de toezichthouder ten aanzien van het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan meent dat het bestuur, gelet op de relatief bescheiden omvang van het fonds, hiermee een doelmatige keuze heeft gemaakt. Herstelplan Door de financiële crisis is de financiële reserve van het fonds in 2008 sterk gedaald, namelijk van circa 140% begin 2008 naar circa 122% eind september en 101,2% eind december. Daardoor is voor het bestuur de wettelijke verplichting ontstaan om herstelplannen (voor de korte termijn en voor de lange termijn) vast te stellen en in te dienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur adequaat heeft gereageerd op de ontstane situatie van onderdekking en dekkingstekort: alle deelnemers en gepensioneerden zijn in oktober 2008 en vervolgens in februari 2009 en mei 2009 middels brieven geïnformeerd; er is in oktober 2008 een Werkgroep Continuïteitsanalyse ingesteld ter voorbereiding van de herstelplannen; de deelnemersraad is vanaf het begin actief betrokken bij de voorbereidingen; het verantwoordingsorgaan is bij zijn instelling in december 2008 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek; de deelnemersraad heeft tijdig kunnen adviseren over de herstelplannen; het bestuur heeft de herstelplannen tijdig (vóór 1 april 2009) aan DNB gezonden en alle deelnemers en gepensioneerden zijn tijdig geïnformeerd over het herstelplan en de consequenties voor hun pensioenuitkering c.q. pensioenrechten. De in het herstelplan voorziene maatregelen zijn volgens het verantwoordingsorgaan evenwichtig in die zin dat alle stakeholders van het pensioenfonds een financiële bijdrage leveren om dichter bij de door cao-partijen geformuleerde pensioendoelen te komen. Het herstelplan maakt echter ook duidelijk dat de voorziene maatregelen niet toereikend zijn om alle pensioendoelen te halen. Het verantwoordingsorgaan heeft er begrip voor dat het bestuur heeft geconcludeerd dat dit probleem waarschijnlijk niet kan worden opgelost zonder cao-partijen. Deze worden door het bestuur verzocht zich te beraden op de vraag of de ontstane situatie hen aanleiding geeft tot wijziging van de pensioenregeling. Premie- en indexatiebesluiten 2009 Gezien de financiële positie van het fonds eind 2008 (dekkingsgraad van 101,5%) en de onzekere vooruitzichten voor de korte termijn, heeft het bestuur moeten besluiten de ingegane pensioenen en slapersrechten niet te indexeren per 1 januari 2009. Ook de rechten van actieve deelnemers zijn niet verhoogd per 1 januari 2009. Het bestuur heeft deze bevoegdheid omdat uit het bepaalde in het pensioenreglement voortvloeit dat de indexatie van opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een voorwaardelijk karakter krijgt in de situatie waarin sprake is van een dekkingstekort (dekkingsgraad <105%). In deze situatie vond het bestuur het niet verantwoord en
45
ook niet juist om de aanspraken van actieve deelnemers wel verantwoordingsorgaan kan zich in deze afweging en beslissing vinden.
te
indexeren.
Het
De premie is voor 2009 gehandhaafd op in totaal 38% (31% + 7% tijdelijke extra opslag in de periode 2006-2010 ten laste van de werkgevers). Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur dit besluit zorgvuldig heeft genomen. Risicobeleid Het renterisico was begin 2008 al voor circa 2/3e deel afgedekt. Voorts stond de beleggingsportefeuille in de aanloop naar fiduciair vermogensbeheer al sinds begin 2008 op ‘on hold’, waardoor de aanvankelijk geleidelijke koersdalingen op de aandelenbeurzen niet automatisch zijn gecompenseerd met aankopen van aandelen om de afgesproken beleggingsmix in stand te houden. Deze handelwijze heeft het aandelenrisico in 2008 enigszins beperkt. Niettemin bleek achteraf dat de risico’s van een wereldwijde financiële crisis zijn onderschat. Dit is geen constatering voor alleen PSB, maar een algemeen verschijnsel. Het besluit om een fiduciaire vermogensbeheerder in te schakelen zal, naar verwachting, bijdragen aan een integraal en bewust beleid gericht op beheersing van risico’s en verantwoorde afwegingen tussen risico’s en verwachte rendementen. Oordeel Het verantwoordingsorgaan constateert dat: de externe accountant en de certificerende actuaris gerapporteerd hebben dat voldaan is aan de relevante zijnde wet- en regelgeving en dat er geen bevindingen zijn gemeld die reden geven tot zorg; de toezichthouders geen aan- of opmerkingen hebben gemaakt. Op grond van al het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. het bestuur heeft afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan verstrekt om zich een oordeel te vormen; het handelen van het bestuur is in 2008 in overeenstemming geweest met de statuten; reglementen en andere fondsstukken; het bestuur heeft in 2008 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; het bestuur heeft deugdelijk onderbouwde beleidskeuzes voor de toekomst gemaakt. Aanbevelingen Het verantwoordingsorgaan beveelt aan om voort te gaan met de wijze waarop het beleid tot stand komt. Het beleggingsbeleid verdient in 2009 – gezien de risico’s van tegenvallende of zelfs negatieve rendementen en gelet op het belang voor herstel – meer dan de gebruikelijke aandacht van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan ziet graag dat risicobeheer zichtbaar onderdeel uitmaakt van het beleid van het bestuur. Tot slot wil het verantwoordingsorgaan zijn waardering uitspreken over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2008 en spreekt tevens de wens uit dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet. Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor de waardering van het bestuursbeleid over 2008. Het bestuur zal in 2009 uitvoering geven aan de aanbevelingen inzake het risicobeheer.
46
Tot slot Het bestuur spreekt zijn dank uit aan alle betrokkenen voor hun inzet en toewijding in het afgelopen jaar.
Rijswijk, 20 mei 2009 Namens het bestuur: Voorzitter
Secretaris
Drs. S.T. Duursma
Drs. H. van Reijn
47
48
STICHTING PENSIOENFONDS SER & BEDRIJFSCHAPPEN 's-Gravenhage
JAARREKENING
49
BALANS PER 31 DECEMBER Na resultaatbestemming (x € 1.000) ACTIVA
2008
2007
Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) Vastgoedbeleggingen
4.886
-
Aandelen
39.605
61.075
Vastrentende waarden
67.595
72.268
Derivaten Overige beleggingen
874
-96
15.303
10.194 128.263
143.441
Beleggingen voor risico deelnemers (2) Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
-
216
1.583
2.637
12.503
9.987
-24
37
11
2.445 14.073
15.322
Vorderingen en overlopende activa (3) Verzekeringsmaatschappijen
2.191
3.038
Instellingen Rekening Courant
76
394
Vorderingen inzake beleggingen
78
545
Overige vorderingen
193
228 2.538
4.205
1.009
1.119
145.883
164.087
Overige activa (4) Liquide middelen
50
BALANS PER 31 DECEMBER Na resultaatbestemming (x € 1.000) PASSIVA
2008
2007
1.894
42.035
Stichtingskapitaal en reserves (5) Algemene reserve Technische voorzieningen (6) Voorziening Pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
127.047
Voorziening generatietafel Voorziening technisch resultaat
103.726
816
-
1.244
1.207 129.107
104.933
14.135
15.487
Technische voorziening voor risico deelnemers (7) Overige schulden en overlopende passiva (8) Instellingen Rekening Courant
315
370
-
510
Overige schulden
253
541
Overlopende passiva
179
Instellingen inzake financieringsverschil
51
211 747
1.632
145.883
164.087
STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) BATEN Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (9) Premiebijdragen voor risico werknemers (10)
2008
2007
6.486
7.830
133
154
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (11) Directe beleggingsresultaten Indirecte beleggingsresultaten
4.764
3.976
-20.760
-3.094 -15.996
882
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (12) Directe beleggingsresultaten Indirecte beleggingsresultaten Kosten van vermogensbeheer
Overige baten (13)
52
118
116
-300
184
-24
-26 -206
274
273
10
-9.310
9.150
STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) LASTEN Pensioenuitkeringen (14) Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (15)
2008
2.007
-6.216
-6.005
-575
-484
Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (16) Pensioenopbouw
-3.984
-5.502
Indexering en overige toeslagen
-1.163
-3.294
Rentetoevoeging
-4.925
-4.404
6.128
6.010
Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
492
369
-19.940
7.766
Overdracht van rechten
-44
771
Overige mutaties
115
Wijziging marktrente
Mutatie overige technische voorzieningen (17)
287 -23.321
2.003
-853
-294
1.352
4.417
-1.218
-5.532
-30.831
-5.895
-40.141
3.255
-40.141
3.255
Mutatie Technische voorziening voor risico deelnemers (18) Saldo overdrachten van rechten (19)
Saldo van baten en lasten
Resultaatbestemming Naar algemene reserve
53
KASSTROOM (x € 1.000) 2008
2007
Pensioenactiviteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers
6.372
7.984
428
190
Pensioenuitkeringen
-6.248
-6.001
Overgedragen pensioenverplichtingen
-1.646
-5.722
-575
-484
Overgenomen pensioenverplichtingen
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overige mutaties Mutaties vorderingen/schulden
20
5
-
-1.141 -1.649
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-5.169
Beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen Directe beleggingsopbrengsten Aankoop beleggingen Kosten vermogensbeheer
107.580
39.552
5.493
4.092
-111.510
-38.880
-24
-26 1.539
4.738
-110
-431
Stand 1 januari
1.119
1.550
Stand 31 december
1.009
1.119
Mutatie in boekjaar
-110
-431
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie in geldmiddelen
Verloop Liquide middelen
54
GRONDSLAGEN 1. Algemene toelichting 1.1 Activiteiten Het doel van Stichting Pensioenfonds SER&Bedrijfschappen is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan (duurzame) arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende aangesloten instellingen, in voorkomende gevallen inclusief de daaraan gelieerde instellingen. Sociaal-Economische Raad Bedrijfschap Afbouw Bosschap Centrum Natuursteenbedrijf Hoofdbedrijfschap Ambachten Hoofdbedrijfschap Detailhandel Bedrijfschap Horeca en Catering 1.2 Pensioenregelingen Onderstaand wordt in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de pensioenregelingen zoals die gelden in 2008. Basispensioenregeling De basispensioenregeling is een geïndexeerde middelloonregeling die voor elk deelnemersjaar voorziet in een ouderdomspensioen ter grootte van 1,90% van de meest recentelijk vastgestelde pensioengrondslag voor dat jaar. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. Het partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e), de wettelijk geregistreerde partner dan wel de overeenkomstig de pensioenregeling aangemelde, met de deelnemer samenwonende partner is 60% van het ouderdomspensioen; het wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de werknemers is 14% van het ouderdomspensioen. Op vrijwillige basis kan het niveau van het partnerpensioen worden verhoogd tot 70%. Tevens voorziet de pensioenregeling in een Anwcompensatie ter aanvulling of vervanging van de nabestaandenuitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Werknemers die wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in aanmerking komen voor een IVA-uitkering, hebben recht op een aanvulling tot maximaal 80% van het jaarsalaris. In die situatie wordt de opbouw van het pensioen zonder premiebetaling voortgezet. De pensioengrondslag is 12 maal het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en andere door de werkgever voor de berekening van het jaarsalaris aangemerkte bedragen minus een franchise. Deze franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld met als richtsnoer de ontwikkeling van de AOW voor ongehuwden. Voor de pensioenregeling wordt een doorsneepremie vastgesteld, als percentage van de pensioengrondslag. Van deze premie komt 1/3 deel voor rekening van de werknemer en 2/3 deel voor rekening van de werkgever. Voor de deelnemers is de toeslagverlening (op basis van de loonindex) onvoorwaardelijk. De uit deze toeslagverlening voortvloeiende lasten maken onderdeel uit van de kostendekkende premie. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is de toeslagverlening (op basis van de prijsindex) voorwaardelijk. De uit deze toeslagverlening voortvloeiende lasten worden gefinancierd uit de middelen van het pensioenfonds. Het bestuur streeft in haar beleid naar het verlenen van toeslagen op de ingegane en premievrije pensioenen. Of dit mogelijk is wordt jaarlijks beoordeeld door het bestuur op basis van de financiële situatie van het pensioenfonds. Het bestuur hanteert daartoe de beleidskeuzematrix als leidraad. Het bestuur kan afwijken van de beleidskeuzematrix.
55
Individueel Aanvullende Pensioenregeling De individueel aanvullende pensioenregeling (IAP-regeling) is een vrijwillig beschikbare premieregeling. Met het in deze regeling opgebouwde kapitaal kunnen de deelnemers extra pensioenrechten verwerven in de basispensioenregeling. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premie-overeenkomst. De vrijwillige stortingen in de IAP-regeling worden, voor rekening en risico van de deelnemer, belegd in de aandelen- cq obligatie- cq depositodepots samen met de VP-Regeling. Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden met de leeftijd. Tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen. Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal. De asset-mix van de beleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit derhalve voort uit de leeftijden van de deelnemers. Met het kapitaal kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum het basispensioen verhogen. Vroegpensioenregeling De Vroegpensioenregeling is een beschikbare premieregeling. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premie-overeenkomst. Als gevolg van het feit dat het werkelijke verloop van de carrière, de looninflatie en de behaalde beleggingsrendementen in meer of mindere mate zal afwijken van de toegepaste veronderstellingen en het feit dat er geen garantieregeling is, zal de einduitkomst kunnen afwijken van de doelstelling van 75% van het salaris op de 62-jarige leeftijd. Als gevolg van de wet Vut, Prepensioen en Levensloop is deze regeling per 1 januari 2006 voor deelnemers geboren na 31 december 1949 gesloten. De door deze deelnemers opgebouwde vroegpensioenkapitalen kunnen door alle deelnemers nog steeds aangewend worden voor vroegpensioen; premie kan echter niet meer gestort worden. Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 wordt de regeling ongewijzigd voortgezet. Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden met de leeftijd. Vanaf de 25-jarige tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen. Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal en de gewenste ingangsdatum van de prepensionering. De asset-mix van de VPbeleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit hierdoor voort uit de leeftijden van de deelnemers.
56
Eigenschappen van de pensioenregelingen BASISPENSIOEN
AANVULLEND PENSIOEN Premie 65 geen maximum nvt
Premie 62 geen maximum nvt
voorwaardelijk
voorwaardelijk
€ 12.020
nvt
nvt
€ 14.173 € 13.097 € 12.020 12 maanden salaris+ ja ja ja 1,9%
nvt nvt nvt jaarsalaris nvt nvt nvt fiscale ruimte
Nabestaandenpensioen
60% van het ouderdomspensioen
60% van het ouderdomspensioen
nvt nvt nvt jaarsalaris nvt nvt nvt 4,75% van het jaarsalaris Bij vooroverlijden VP-kapitaal
Werkgevers bijdrage
20,7% van de pensioengrondslag 10,3% van de pensioengrondslag 1,0 % van de pensioengrondslag
nvt
Pensioensysteem Pensioenleeftijd Pensioengevend salaris Toeslagen tijdens opbouw
Toeslagen na ingang Franchise In dienst op of na 1 januari 2006 In dienst voor 1 januari 2006 en geboortejaar : 1957 en eerder 1958 t/m 1967 1968 en later Grondslag Vakantietoeslag Eindejaarsuitkering Overige vaste salariscomponenten Pensioen opbouwpercentage
Werknemers bijdrage Werknemers bijdrage verhoging nabestaandenpensioen naar 70%
Uitkering 65 geen maximum onvoorwaardelijk, mits dekkingsgraad boven 105% voorwaardelijk
fiscale staffel nvt
VROEG PENSIOEN
2,85% van het jaarsalaris 1,9% van het jaarsalaris nvt
Wijzigingen in de regelingen De regelingen zijn vastgesteld per 1 januari 2007. In 2008 is de basispensioenregeling als volgt aangepast : - Naast de uitruil van het partnerpensioen voor een hoger ouderdomspensioen wordt met ingang van 1 januari 2008 ook de mogelijkheid geboden om het ouderdomspensioen uit ter ruilen voor een hoger partnerpensioen tot een maximum van 70% van het ouderdomspensioen. - Na ontslag, zonder dat hierop een ander dienstverband volgt, kan de pensioenverzekering gedurende maximaal 10 jaar vrijwillig en volledig voor eigen rekening van de deelnemer worden voortgezet. 2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva 2.1 Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving voor Pensioenfondsen (RJ 610), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 2.2 Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. 2.3 Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen
57
inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. 2.4 Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. 2.5 Vreemde valuta Functionele valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. 2.6 Beleggingen voor risico pensioenfonds De Pensioenwet schrijft waardering van beleggingen tegen marktwaarde voor. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende gebruik (ook internationaal) van het begrip reële waarde (fair value) wordt dit begrip gehanteerd. 2.7 Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. 2.8 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Herverzekeringscontracten op risicobasis Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van het pensioenfonds, waarbij rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar (afslag voor kredietrisico). 2.9 Vorderingen en overige activa Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. 2.10 Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico
58
van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Op grond van artikel 2:390 lid 1 BW wordt een wettelijke reserve herwaardering gevormd voor beleggingen die zijn gewaardeerd tegen marktwaarde en waarvoor geen frequente marktnotering beschikbaar is. De reserve herwaardering wordt gevormd uit de bestemming van het saldo van de staat van baten en lasten. De herwaarderingsreserve is opgenomen als onderdeel van de Algemene reserve. 2.11 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De VPV is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Systeem De pensioenen worden gefinancierd volgens jaarlijkse stortingskoopsommen en backservicekoopsommen. Voor het nog niet ingekochte gedeelte van het nabestaandenpensioen wordt een risicopremie geheven. De gefinancierde aanspraak is gelijk aan de bij ontslag te verlenen tijdsevenredige aanspraak. De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde van deze verkregen aanspraken. Als gevolg van deze methode is er geen financieringsachterstand. De regeling is vanaf 1 januari 1999 verzekerd in de vorm van een zogenaamd gesepareerd beleggingsdepot. De beleggingen van het pensioenfonds bestonden bij aanvang nog grotendeels uit door Nationale-Nederlanden beschikbaar gestelde leningen. Sterfte De door de Commissie Referentietarief Collectief (CRC) ontwikkelde sterftetafel Collectief 2003. De volgende leeftijdscorrecties worden hierop toegepast: Ouderdomspensioen: Voor zowel mannen als vrouwen 1 respectievelijk 2 jaar leeftijdsverlaging vóór respectievelijk na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
59
Nabestaandenpensioen: Voor zowel mannen als vrouwen, zijnde de hoofdverzekerde, 2 jaar leeftijdsverhoging voor de pensioendatum en 0 jaar na de pensioendatum. Voor mannen en vrouwen, zijnde de verzorgende, 1 respectievelijk 0 jaar leeftijdsverlaging. Gehuwdheidsfrequenties : Tot boekjaar 2005 werd voor iedere deelnemer wordt een nabestaandenpensioen verzekerd volgens het zogenaamde onbepaalde-vrouwprincipe. Hierbij werden door Nationale-Nederlanden opgegeven gehuwdheidsfrequenties gehanteerd. Deelnemers die op of na 1 januari 2002 actief deelnemer zijn geweest kunnen er op de pensioendatum voor kiezen om hun nabestaandenpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen. Voor elk van deze deelnemers dient dus op de pensioendatum een volledig nabestaandenpensioen te zijn gefinancierd. Vanaf boekjaar 2005 wordt daarom voor iedere deelnemer een nabestaandenpensioen verzekerd volgens het bepaalde-vrouwprincipe. Elke deelnemer wordt verondersteld te zijn gehuwd, zodat op de pensioendatum voor elke deelnemer een volledig nabestaandenpensioen is gefinancierd. Voor gewezen deelnemers die geen deelnemers zijn geweest in het vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenreglement, vindt reservering plaats op basis van de werkelijke burgerlijke staat. Leeftijdsverschil tussen man en vrouw: Aangenomen is dat de vrouw 3 jaar jonger is dan de man. Rentevoet: De rentevoet waarmee rekening is gehouden bij vaststelling pensioenverplichtingen is gebaseerd op de DNB-rentetermijnstructuur.
van
de
voorziening
Leeftijden: De leeftijden van de verzekerden zijn in jaren en maanden berekend. De geboortedatum is hierbij gesteld op de eerste van de maand volgend op de werkelijke geboortedatum. Opslagen op de premie (herverzekeraar): De herverzekeraar past in verband met de ingangsdatum van de pensioenen een correctie toe op de tarieven, in de vorm van een zogenaamde netto factor. Deze is per pensioensoort verschillend. Voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen ligt deze tussen de 0,99 en 1. In verband met de reglementaire 3-maands overlijdensuitkering wordt op het tarief van het ouderdomspensioen een verhogingsfactor van 1,2% voor mannen en 0,77% voor vrouwen toegepast. De risicopremie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt € 47,– per € 1.000,– verzekerd pensioen. De opslag van verlening van premievrijstelling bij intredende arbeidsongeschiktheid bedraagt 5,7% van de aan de herverzekeraar verschuldigde premie. De risicopremie voor wezenpensioen bedraagt € 26,– per € 1000,– verzekerd wezenpensioen voor zowel mannelijke als vrouwelijke deelnemers. Opslagen op de premie (pensioenfonds): Vanaf 2004 wordt een doorsneepremie geheven. Deze doorsneepremie wordt geacht gemiddeld genomen voldoende te zijn voor dekking van de actuarieel benodigde premie. Ter dekking van uitvoeringskosten in het boekjaar komt 2,75% van de actuarieel benodigde premie beschikbaar. Het verschil tussen de geheven premie en de benodigde premie komt, na aftrek van het bedrag dat beschikbaar komt voor kosten, toegevoegd aan de algemene reserve. Van de actuarieel benodigde premie wordt 2,0% toegevoegd aan de voorziening, ter dekking van toekomstige excassokosten. Bij uitkering van pensioenen valt deze opslag vrij uit de voorziening. Opslagen op de voorziening pensioenverplichtingen: De door de herverzekeraar toegepaste tariefopslagen zijn eveneens in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen, alsmede de door het pensioenfonds toegepaste reservering voor excassokosten. Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de reservering gebaseerd op de in uitzicht gestelde pensioenaanspraken. Geen rekening is gehouden met revalideringskansen.
60
2.12 Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbare-premieregelingen voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De voorziening voor rekening en risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen risico deelnemers. 3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat 3.1 Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. 3.2 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 3.3 Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 3.4 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. 3.5 Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. 3.6 Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 3.7 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 3.8 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.
61
Indexering en overige toeslagen Op grond van RJ 610.251 en 610.252 worden bij de berekening van de pensioenverplichtingen aanspraken en rechten gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in: dat uit een besluit tot indexatie genomen na de balansdatum op balansdatum geen verplichting voortvloeit; dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit besluiten die voor balansdatum zijn genomen worden verantwoord (ook al wordt de toezegging pas in het volgend boekjaar verwerkt); en dat per balansdatum onvoorwaardelijke verplichtingen voortvloeiend uit het voldoen aan ex ante-condities, die niet aan een bestuursbesluit onderhevig zijn, worden opgenomen. De toeslagverlening aan deelnemers die pensioen opbouwen is gecategoriseerd in categorie F2 van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening in principe onvoorwaardelijk is en geheel wordt gefinancierd uit een opslag op de premie. De toeslagverlening voor deze deelnemers per 1 januari 2008 wordt gefinancierd uit de doorsneepremie over 2008 en wordt derhalve verwerkt in het resultaat over boekjaar 2008. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten De onttrekking wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht in de periode waarin de lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien. Wijziging marktrente De marktwaardeverandering op balansdatum als gevolg van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen. Aanpassing actuariele grondslagen Het effect van de aanpassing van de actuariele grondslagen op de voorziening pensioenverplichtingen wordt ultimo boekjaar in de rekening van baten en lasten opgenomen. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige actuariele baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 3.9 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers.
3.10 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. 3.11 Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. 3.12 Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
4. Toelichting op het kasstroomoverzicht Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd. Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
62
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) Het vermogensbeheer voor risico van het pensioenfonds is uitbesteed aan fiduciair manager ING Investment Management. Vastgoedbeleggingen De vastgoedportefeuille bestaat uit een beursgenoteerd beleggingfonds. Het beleggingsfonds belegt zijn vermogen enerzijds in beleggingsinstellingen of REIT's (Real Estate Investments Trusts), die op hun beurt (in)direct beleggen in de vastgoedsector, en anderzijds in effecten van ondernemingen die (in)direct actief zijn in de vastgoedsector. Vastgoedbeleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
5.679 -793 4.886
-
Aandelen Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum. Niet-beursgenoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het aandelenfonds laatst afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
61.075 54.026 -50.086 -25.410 39.605
62.312 7.127 -7.110 -1.254 61.075
Per balansdatum is er is voor US-dollar 15,2 mln (2007: US-dollar 39,5 mln) belegd in aandelen. Ter afdekking van het valutarisico zijn valutatermijncontracten afgesloten ter waarde van Euro 9,5 mln (2007: Euro 13,5 mln). Uitsplitsing aandelen: Beursgenoteerd Niet beursgenoteerd Stand einde boekjaar
22.731 16.874 39.605
63
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Vastrentende waarden Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. De marktwaarde van de niet-beursgenoteerde participaties in beleggingsinstellingen wordt bepaald op basis van het aandeel van het pensioenfonds in het (door het beleggingsfonds geschatte) eigen vermogen van het desbetreffende beleggingsfonds per balansdatum. Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
72.268 26.869 -36.930 5.388 67.595
66.765 36.430 -27.931 -2.996 72.268
De vastrentende portefeuille bestaat langlopende obligatieleningen die wereldwijd gespreid zijn. Gedurende het jaar is de duration verder verlengd. De duration van de vastrentende waarden ultimo boekjaar bedraagt 18 (2007:12). Uitsplitsing vastrentende waarden: Beursgenoteerd Niet beursgenoteerd Stand einde boekjaar
9.196 58.399 67.595
Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het pensioenfonds dekt uitsluitend het valutarisico af. Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor een contract ultimo jaar kan worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De valutaderivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde per balansdatum. De verwerking van waardeveranderingen van de marktwaarde geschiedt via het resultaat. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Derivaten Stand begin boekjaar Mutaties Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
-96 1.208 -238 874
598 -2.004 1.310 -96
De post derivaten omvat uitsluitend valutatermijncontracten. Deze dienen ter afdekking van de USdollar risico's in de aandelenportefeuille. Per balansdatum liep er een verkoopcontract van US-dollar 12,0 mln met een expiratiedatum van 12 januari 2009 (2007: US-dollar 19,8 mln).
64
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Overige beleggingen De Leningen Verzekeraar worden gewaardeerd op de actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen van enig jaar. De hedgefunds worden gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid van een opgave ultimo jaar van de hedgefunds zal de fiduciair manager ING een gefundeerde inschatting maken op basis van een marktanalyse. Overige beleggingen Leningen Verzekeraar Stand begin boekjaar Aankopen Aflossing Waarderingsverschillen
10.194
12.855 -2.507 -154
-1.770 1.020 9.444
Hedgefunds Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen
13.460 -6.730 -871
5.859 15.303
Stand einde boekjaar
10.194
10.194
De post Leningen Verzekeraar vloeit voort uit de overgang van de pensioenverplichtingen van Nationale Nederlanden naar PSB. Elk jaar wordt op deze leningen afgelost. De meeste leningen dragen 4% rente, sommige leningen zijn winstdelend. Inclusief herwaardering op basis van (afgeleide) marktwaarde kwam de performance op deze leningen uit op 14,6% (2007; 2,9%). Uitsplitsing hedgefunds: Beursgenoteerd Niet beursgenoteerd Stand einde boekjaar
5.859 5.859
Beleggingen voor risico deelnemers (2) De beleggingen voor risico deelnemers betreffen de beleggingen waarbij het beleggingsrisico niet bij het pensioenfonds ligt. Alle beleggingen bestaan uit beursgenoteerde passieve indexfondsen. Vastgoedbeleggingen Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde vastgoedbeleggingen. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. Vastgoedbeleggingen Stand begin boekjaar Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
216 -181 -35 -
65
596 -302 -78 216
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Aandelen Er werd uitsluitend belegd in beursgenoteerde aandelen. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
2.637 212 -203 -1.063 1.583
4.323 -1.675 -11 2.637
Er is voor € 0,9 mln in aandelen belegd, welke zijn genoteerd in US-dollar. Ter afdekking van het valutarisico zijn valutatermijncontracten afgesloten ter waarde van € 0,8 mln. Vastrentende waarden Er werd uitsluitend belegd in beursgenoteerd vastrentende waarden. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
9.987 10.056 -8.376 836 12.503
11.987 -2.186 186 9.987
Derivaten De valutaderivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde per balansdatum. De verwerking van waardeveranderingen van de marktwaarde geschiedt via het resultaat. Derivaten Stand begin boekjaar Mutaties Waarderingsverschillen Stand einde boekjaar
37 -23 -38 -24
101 -152 88 37
De post derivaten omvat uitsluitend valutatermijncontracten. Deze dienen ter afdekking van de USdollar risico's in de aandelenportefeuille. Overige beleggingen Overige beleggingen Stand begin boekjaar Verkopen Stand einde boekjaar
2.445 -2.434 11
2.807 -362 2.445
Onder de overige beleggingen zijn de overtollige kasmiddelen bij BNY Mellon, die als rentedragend tegoed worden uitgezet, opgenomen.
66
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
2.191
3.038
76
194
Vorderingen en overlopende activa (3) Verzekeringsmaatschappijen Verzekeringsmaatschappijen Rekening-courant verzekeraar
Instellingen Instellingen Rekening courant instellingen Rekening courant instellingen financieringsverschil: Stand begin boekjaar Betaling door instelling
200 -200
400 -200 76
Stand einde boekjaar
200 394
Met ingang van 2004 is de compartimentering beëindigd en een doorsneepremie ingevoerd. Bij de beëindiging van de compartimentering is per instelling vastgesteld wat de respectievelijke afwijking ten opzichte van de gemiddelde dekkingsgraad is. Op basis van deze afwijking is per instelling het financieringsverschil vastgesteld. Voor een aantal instellingen heeft dit tot een negatief financieringsverschil geleid; deze verschillen zijn in de rekening courant financieringsverschillen opgenomen. Instellingen konden dit financieringsverschil naar keuze in één keer voldoen, dan wel door het aangaan van een lening bij het fonds. Met één instelling was een betalingsregeling getroffen, waarvan de laatste termijn in 2008 is ontvangen. Vorderingen inzake beleggingen Vorderingen inzake beleggingen Lopende interest en dividendbelasting Banken uit hoofde van VP/IAP-regeling Stand einde boekjaar
69 9 78
534 11 545
178 15 193
226 2 228
770 239 1.009
762 357 1.119
Overige vorderingen Overige vorderingen Rekening-courant VP/IAP-regeling Overige Stand einde boekjaar
Overige activa (4) Liquide middelen Geldinstellingen Geldinstellingen uit hoofde van VP/IAP-regeling Stand einde boekjaar
67
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Stichtingskapitaal en reserves (5) Algemene reserve Algemene reserve Stand begin boekjaar Actuariële/doorsneepremie Overige baten en lasten Saldo baten en lasten Stand einde boekjaar
42.035 378 -40.519
38.780 -782 4.037
-40.141 1.894
3.255 42.035
Als gevolg van de invoering van het Besluit actuele waarde en wijzigingen in Titel 9 Boek 2 B.W. dient ingaande 1 januari 2005, uit hoofde van Kapitaalbescherming, een herwaarderingsreserve aangehouden te worden ter grootte van de niet gerealiseerde waardevermeerderingen van activa waarvoor geen frequente marktnoteringen bestaan. Het bestuur heeft besloten in de jaarrekening deze herwaarderingsreserve niet te vormen daar belanghebbende bij een pensioenfonds worden beschermd door de beleidsregels van De Nederlandsche Bank. In de algemene reserve is een bedrag ad € 1.020 begrepen die in zijn geheel bestaat uit de herwaardering van de NN-leningen. Solvabiliteit Solvabiliteit Minimaal vereist eigen vermogen (105%) Vereist eigen vermogen 2008: 112,2% (2007: 120,0%)
135.562 144.920
110.180 126.356
Dekkingsgraad per 31 december
101,5%
140,2%
Herstelplan/dekkingstekort/reservetekort De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2008 101,5% (2007: 140,2%) en is daarmee in vergelijking met vorig jaar afgenomen. Er is zowel sprake van een dekkingstekort als een reservetekort. Het (minimaal) vereist eigen vermogen wordt berekend met gebruikmaking van het standaard DNBmodel. Het bestuur heeft in maart 2009 een geïntegreerd herstelplan, hetgeen bestaat uit een korte- en langetermijnplan, opgesteld en vastgesteld. Het geïntegreerd herstelplan is voor goedkeuring ingediend bij DNB. Er is nog geen (formele) reactie ontvangen van DNB. Het herstelplan is opgesteld volgens bepaalde uitgangspunten en veronderstellingen dit alles binnen de door de wet gestelde mogelijkheden. De realisatie van het herstelplan zal waarschijnlijk afwijken van de toegepaste veronderstellingen. Het korte- en langetermijnherstelplan leidt tot herstel binnen de wettelijk gestelde termijnen van 5 respectievelijk 15 jaar. Als het herstel niet binnen de wettelijke termijnen plaatsvindt, dan leidt dit mogelijk tot het afstempelen van opgebouwde rechten. Het bij DNB ingediende herstelplan is in het volgende boekjaar onverminderd van toepassing.
68
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Het herstelplan is in hoofdlijnen gebaseerd op de volgende realistische uitgangspunten: Beleidsmaatregelen Het bestuur heeft een nieuw beleidskader vastgesteld waarin in hoofdlijnen de volgende aanpassingen ten opzichte van het vorige beleidskader zijn aangebracht. Voor de premie geldt het tijdelijk verhogen van dit percentage tijdens de herstelperiode van 31 naar 38% voor het dekkingsgraadgebied 115-130%. Zodra bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar de dekkingsgraad gedurende dat gehele jaar tenminste 130 heeft bedragen, zal het percentage van 38 voor deze dekkingsgraadrange weer op 31 worden gesteld. Tevens geldt dat indien bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar blijkt dat de dekkingsgraad ca 120% bedraagt, bij de vaststelling van de premie voor het nieuwe jaar nadrukkelijk zal worden meegenomen het risico dat de dekkingsgraad kan dalen tot beneden het vereiste vermogen. Daarnaast wordt de gedempte kostendekkende premie berekend bij een rentevoet van 4%. Gezien de wettelijke regelgeving wordt de te betalen premie vanaf 2012 ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie in de situatie dat het Vereiste Vermogen niet aanwezig is. Voor de indexatie ingegane pensioenen en slapersrechten geldt: vanaf een dekkingsgraad van 130% wordt de indexering volledig toegekend en gedurende de range 105-130% loopt de indexering proportioneel op van 0 tot 100%. Voor het risicobudget geldt dat voor de range “dekkingsgraad beneden de 105%” het risicobudget maximaal 5,4 bedraagt. Beleidsgevolgen (naar verwachting) Effect premiebeleid: De koopsom van nieuwe aanspraken dient te worden gefinancierd door premieinkomsten. Indien de dekkingsgraad minder bedraagt dan 105% worden de actieve deelnemers niet geïndexeerd. Dit betreft 2009 en 2010. Naar verwachting is in 2011 de dekkingsgraad hoger dan 105% en vindt weer volledige toeslagverlening plaats op basis van de loonindex voor actieve deelnemers. De premiemarge daalt hierdoor. Mocht de premie niet kostendekkend zijn en het vereiste vermogen nog niet zijn bereikt, dan wordt het premiepercentage voor de betaalde premie verhoogd. Hiermee is geen rekening gehouden in bovenstaand sjabloon. Effect uitkeringen: Het effect van de uitkeringen is de eerste jaren beperkt. Dit komt omdat het effect van de uitkeringen afhangt van de aanwezige dekkingsgraad. Hoe hoger de dekkingsgraad, hoe hoger het effect.
Effect indexering: Vanaf een dekkingsgraad boven de 105% wordt gedeeltelijk geïndexeerd van de non-actieven en volledig voor de actieve deelnemers. Vanaf een dekkingsgraad van 130% wordt ook voor de non-actieven volledig geïndexeerd. In het model is uitgegaan van een gedeeltelijke indexatie naar rato van de dekkingsgraad. Uiteindelijk zal de mate van toekenning ook afhangen van de mate van herstel en de hoogte van de prijsindex. Effect rentetermijnstructuur: Er wordt uitgegaan van de uit de rentetermijnstructuur per 31 december 2008 af te leiden forwardcurves. Vanaf jaar 2013 wordt uitgegaan van de ultimo 2012 geldende forwardcurve en wordt de rentetermijnstructuur dus constant gehouden. Omdat de verder af te leiden forwardcurves leiden tot een dalende rente, is het effect van het vasthouden van de forwardcurve van ultimo 2012 positief. 69
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
DG ultimo Het fonds heeft per ultimo 2010 naar verwachting een dekkingsgraad van 107% en beschikt dan over het minimaal vereist vermogen. Het fonds beschikt naar verwachting ultimo 2013 over het vereist vermogen (112,2%). Gehanteerde veronderstellingen Overrendement: Uitgegaan is van een (meetkundig) rendement van 4,1% op vastrentende waarden en 7,1% op zakelijke waarden. Het rendement van vastrentende waarden is gesteld op het interne rendement van de technische voorziening van 3,7%, verhoogd met een extra rendement van 0,4% vanwege de beleggingen in credits. Het rendement op zakelijke waarde is bepaald, rekening houdend met een risicopremie van 3%. Bij de tracking error op grond van het beleidskader volgt hier gemiddeld gedurende de prognoseperiode een portefeuille uit van 75% vastrentende waarden en 25% zakelijke waarden, dit levert een jaarlijks rendement van 4,85%. Het overrendement is het verschil tussen de 1-jaarsrente in enig jaar en het rendement. Omdat de 1-jaarsrente toeneemt van 2,5% in 2009 naar 3,8% in 2013, neemt het overrendement in deze jaren af. De 1-jaarsrente is telkens afgeleid uit de forwardcurves. Indexatie: Uitgegaan is voor de actieven de mate van toekenning als percentage van de loonindex. Er is uitgegaan van een loonindex van 2,5%. Deze loonindex is vastgesteld op basis van historische cijfers uit de bedrijfstak. Voor de niet-aktieven is hier de mate van toekenning als percentage van de prijsindex. Er is uitgegaan van 2%.
Technische voorzieningen (6) De Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers samengesteld: Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Splitsing voorziening naar deelnemers Deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerden Stand einde boekjaar
53.242 18.224 55.581 127.047
45.915 13.826 43.985 103.726
Beschrijving pensioenregelingen In de grondslagen is onder 1.2 een korte beschrijving van de pensioenregelingen opgenomen. Ultimo boekjaar bedraagt de rentetermijnstructuur 3,6% bij een duration van 14 (2007: 4,9% bij een duration van 13). De rentetermijnstructuur is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
70
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
Het verloop van de voorziening is als volgt: Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand begin boekjaar 103.726 Actuariële premies en koopsommen 2.710 Toeslag gewezen deelnemers 265 Toeslag pensioengerechtigden 153 Toeslag deelnemers met pensioenopbouw 934 Koopsommen uit VP/IAP-regeling 1.085 Koopsommen uit OP/PP Uitruil 116 Saldo overdracht van rechten 44 Interest 4.925 Schade arbeidsongeschikten -64 Uitkeringen -6.128 Toevoeging/vrijval administratiekosten 19 Opslag uit premie -3 Technisch resultaat -790 Wijziging marktrente 19.940 Diversen 115 23.321 Stand einde boekjaar 127.047
105.729 2.979 209 966 2.025 2.523 94 -771 4.404 243 -6.010 -369 -51 -479 -7.766 -2.003 103.726
Voorziening technisch resultaat Voorziening technisch resultaat Stand begin boekjaar Resultaten Stand einde boekjaar
1.207 37 1.244
913 294 1.207
Per 31 december 2008 bedraagt de voorziening technisch resultaat € 1,2 mln (na vrijval van het PSB-aandeel van € 0,9 mln). Deze voorziening kan als volgt worden gespecificeerd: Voorziening technisch resultaat Benodigde voorziening ivm arbeidsongeschiktheidsschade (per 31 december 2008 zijn nog 2 jaren uitloopschaden te verwachten) Aandeel verzekeraar (40%) verwachte vrijval bij einde contract Stand einde boekjaar
652 592 1.244
Voorziening generatietafel Voorziening generatietafel Stand begin boekjaar Resultaten Stand einde boekjaar
816 816
71
-
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000) 2008
2007
15.487 133 -1.293 -192 14.135
19.904 154 -4.855 284 15.487
Technische Voorziening voor risico deelnemers (7) Verloopoverzicht Stand begin boekjaar Stortingen Onttrekkingen Beleggingsresultaten Stand einde boekjaar
Overige schulden en overlopende passiva (8) Instellingen rekening courant Instellingen rekening courant Rekening courant Rekening courant spaartekort VP/IAP
129 -
136 31 129 186 315
Rekening courant uit hoofde van VP/IAP-regeling Stand einde boekjaar
167 203 370
Instellingen inzake financieringsverschil Instellingen inzake financieringsverschil 510 -510
Stand begin boekjaar Mutaties Stand einde boekjaar
1.229 -719 -
510
Voor instellingen met een positief financieringsverschil als gevolg van de beëindiging van de compartimentering en de invoering van de doorsneepremie is dit positieve verschil aan de instellingen inzake financieringsverschil toegevoegd. In 2008 is het restantbedrag aangewend voor de betaling van pensioenpremies. Overige schulden Overige schulden Te betalen loonheffingen Crediteuren Stand einde boekjaar
127 126
126 415 253
541
Overlopende passiva Overlopende passiva 179 -
Koopsom VP/IAP-uitkeringen Diversen Stand einde boekjaar
203 8 179
211
Het saldo per ultimo boekjaar betreft per 31 december vrijgevallen VP/IAP-kapitalen welke per 1 januari van het volgend boekjaar in de Voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen voor een direct ingaand (tijdelijk) pensioen (VP/IAP-uitkering).
72
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
Risicobeheer en derivaten Beleid en risicobeheer Voor risicobeheer heeft het bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten: - ALM-beleid en duration-matching - Dekkingsgraad - Financieringsbeleid - Premiebeleid - Indexatiebeleid - Herverzekeringsbeleid - Risicobeleid alternatieve beleggingen - Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding. Welke beleidsinstrumenten het bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het bestuur onder andere AssetLiability Management-studies (ALM). Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het bestuur jaarlijks beleggingsrichtlijnen vast waarop het door het pensioenfonds uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten die worden toegelicht in "S3 Valutarisico". Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreeft naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de instellingen en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari Toevoeging van nieuwe aanspraken en premie inkomsten Het verrichten van pensioenuitkeringen Toeslagverlening Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Extra rendement gegenereerd door de beleggingen Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
73
2008 in % 140,2% -0,4% 2,5% -0,2% -21,7% -20,9% 2,0% 101,5%
2007 in % 136,4% -2,0% 2,1% -1,4% 10,7% -4,7% -0,9% 140,2%
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
Het tekort/surplus op FTK-grondslagen is als volgt:
Voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds Voorziening generatietafel Voorziening technisch resultaat (a) Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Totaal van de risico's Diversificatie-effect (b) Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad Vereist vermogen Aanwezig vermogen Tekort/surplus
(a+b)
2008 x € 1.000 127.047 816 1.244 129.107
2007 x € 1.000 103.726 1.207 104.933
2.272 13.959 318 771 4.197 21.517 -5.704 15.813
7.190 15.831 5.686 443 3.208 32.358 -10.935 21.423
112%
120%
144.920 131.001 -13.919
126.356 147.133 20.777
Marktrisico Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. De beleggingsdoelstellingen bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. De beleggingscommissie ziet toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
S1 Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. 2008 x € 1.000 Duration 67.595 18 127.047 14
Vastrentende waarden (Nominale) pensioenverplichtingen
2007 x € 1.000 Duration 72.268 11 103.726 12
Renterisico is het risico dat optreedt bij wijzigingen in de beleggingen als gevolg van de wijziging van de marktrente. Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen van de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de (pensioen)verplichtingen niet gelijk is. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (kans op minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van de alternatieve strategieën. Beleggingen voor risico pensioenfonds Looptijd van de vastrentende waarden Liquide middelen en deposito's <1 jaar Looptijd > 10 jaar Totaal
2008 x € 1.000 770 77.039 77.809
74
in % 1,0% 99,0% 100,0%
2007 x € 1.000 762 82.462 83.224
in % 0,9% 99,1% 100,0%
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
Beleggingen voor risico deelnemers Looptijd van de vastrentende waarden Liquide middelen en deposito's <1 VG Euro Government Bond 6+ Totaal
2008 x € 1.000 250 12.503 12.753
in % 2,0% 98,0% 100,0%
2007 x € 1.000 2.802 9.987 12.789
in % 21,9% 78,1% 100,0%
S2 Prijsrisico zakelijke waarden Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) kan het prijsrisico dempen. Het prijsrisico kan ook afgedekt worden door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De vastgoedbeleggingen en de aandelen kunnen als volgt naar sectoren en regio’s worden onderverdeeld: Beleggingen voor risico pensioenfonds Naar regio Europa Verenigde Staten Japan Pacific Emerging markets Wereld (aandelen) Wereld (vastgoed) Totaal
2008 x € 1.000 6.281 8.366 2.843 1.476 1.366 19.273 4.886 44.491
in % 14,1% 18,8% 6,4% 3,3% 3,1% 43,3% 11,0% 100,0%
2007 x € 1.000 0 0 0 0 125 60.950 0 61.075
in % 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 99,8% 0,0% 100,0%
2008 x € 1.000
in %
2007 x € 1.000
in %
Beleggingen voor risico deelnemers Naar sector (vastgoedbeleggingen) Beursgenoteerd Alle sectoren Europa
0
2008 x € 1.000 654 478 190 141 120 1.583
Naar regio (aandelen) Europa Verenigde Staten Japan Azië Pacific exclusief Japan Emerging markets Totaal
75
100,0%
in % 41,3% 30,2% 12,0% 8,9% 7,6% 100,0%
216
2007 x € 1.000 1.159 736 362 380 0 2.637
100,0%
in % 44,0% 27,9% 13,7% 14,4% 0,0% 100,0%
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
S3 Valutarisico Het strategische beleid wordt gekenmerkt door een streven de US-dollarposities in de aandelen voor 50% af te dekken. De uitvoering daarvan is opgedragen aan ING. Beleggingen voor risico pensioenfonds 2008 x € 1.000 4.886 28.660 10.945 77.039 6.629 128.159
Vastgoedbeleggingen in euro Aandelen in euro Aandelen in US-dollar Vastrentende waarden in euro Overig in euro Totaal
in % 3,8% 22,4% 8,5% 60,1% 5,2% 100,0%
2007 x € 1.000 0 26.406 34.669 83.224 0 144.299
in % 0,0% 18,3% 24,0% 57,7% 0,0% 100,0%
De valutapositie voor en na afdekking is als volgt weer te geven:
In US-dollar Totaal
Voor x € 1.000 10.945 10.945
2008 Valutaderivaten x € 1.000 -9.540 -9.540
Nettopositie (na) x € 1.000 1.405 1.405
2008 x € 1.000 0 654 929 12.753 14.336
in % 0,0% 4,6% 6,5% 88,9% 100,0%
2007 Nettopositie (na) x € 1.000 11.356 11.356
Beleggingen voor risico deelnemers
Vastgoedbeleggingen in euro Aandelen in euro Aandelen in US-dollar Vastrentende waarden in euro Totaal
2007 x € 1.000 216 1.159 1.478 12.789 15.642
in % 1,4% 7,4% 9,4% 81,8% 100,0%
De valutapositie voor en na afdekking is als volgt weer te geven:
US-dollar Totaal
2008 Valutaderivaten x € 1.000 -958 -958
Voor x € 1.000 929 929
Nettopositie (na) x € 1.000 -29 -29
2007 Nettopositie (na) x € 1.000 520 520
S4 Grondstoffenrisico In 2007 is niet belegd in beleggingsinstrumenten waarin dit risico voorkomt. S5 Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.
76
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
S6 Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Het belangrijkste actuariële risico is het langlevenrisico (het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen). Als gevolg hiervan is de pensioenvermogensopbouw niet toereikend voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de (ook door verzekeraars gehanteerde) overlevingstafel Collectief 2003, met adequate leeftijdscorrecties, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het pensioenfonds heeft een zogenaamd kapitaalcontract gesloten met een onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij (Nationale-Nederlanden). Dit contract loopt tot 1 januari 2014, waarbij de grondslagen per 1 januari 2009 worden bezien. Via dit kapitaalcontract zijn gedurende de contractsperiode zowel het langleven-, het overlijdens- als het arbeidsongeschiktheids herverzekerd. Indien deze risico's (cummulatief) tot een verlies zouden leiden, komen deze gedurende de contractsperiode ten laste van de herverzekeraar. Bij bepaling van de buffer voor verzekerinstechnische risico's is geen rekening gehouden met het kapitaalcontract, waardoor de buffer gerelateerd aan het fondsrisico, feitelijk nog wat lager uit zou vallen. S7 Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
S8 Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overigens beperken concentratierisico’s zich niet uitsluitend tot de beleggingen. Beleggingen geschieden over het algemeen als deelname in een beleggingsfonds. Het pensioenfonds is deelgerechtigd in de achterliggende portefeuille van het fonds. Het concentratierisico wordt daarmee sterk gemitigeerd.
77
TOELICHTING OP DE BALANS (x € 1.000)
S9 Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles en kwaliteit geautomatiseerde systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. - Indexatierisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een benaderingswijze. - Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor zover dat binnen de grenzen van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds past maakt het pensioenfonds ook gebruik van financiële derivaten. In het verslagjaar was dat uitsluitend het geval voor het afdekken van het valutarisico. De economische effecten van de derivaten worden meegenomen in de berekening. Valutatermijncontracten zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Voorwaardelijke verplichtingen Er lopen geen juridische procedures tegen het pensioenfonds. Niet toegekende indexaties; inhaalambitie Pensioengerechtigden en slapers Er is, over de laatste 10 jaar, sprake van een achterstand van in totaal 5,09% bij het verlenen van indexaties. Actieve deelnemers Er is, over de laatste 10 jaar, sprake van een achterstand van in totaal 1,67% bij het verlenen van indexaties. Inhaalambitie Voor beide groepen bestaat er een inhaalambitie. Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft in 2008 een uitvoeringsovereenkomst gesloten ten behoeve van de uitvoering van het pensioenreglement. De werkgevers dragen niet bij aan de pensioenuitvoerings- en administratiekosten. 78
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) 2008
2007
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (9) Premiebijdragen van werkgevers en werknemer Doorsneepremie Tijdelijke premieopslag werkgevers
4.240 1.028
Vrijwillige premies Bijverzekering partnerpensioen Diversen Koopsom VP/IAP-regeling FVP-premie
4.222 1.028 5.268
5.250
33
33
1.174 11
Totaal
2.517 30 1.185 6.486
2.547 7.830
3.493 713 379 4.585
4.666 1.003 303 5.972
De kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigd Opslag in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Totaal
De kostendekkende premie en de feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Feitelijke premie
4.585 5.312
5.972 5.250
53 80 133
61 93 154
Premiebijdragen voor risico deelnemers (10) Premiebijdragen voor risico deelnemers Werkgeversbijdrage Werknemersbijdrage Totaal
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (11) Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsresultaten Aandelen Vastrentende waarden Leningen verzekeraar Overige beleggingen
330 3.887 430 117
945 2.490 531 10 4.764
Indirecte beleggingsresultaten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Leningen verzekeraar Derivaten Overige beleggingen
-793 -25.410 5.388 1.021 -95 -871
-1.254 -2.996 -154 1.310 -20.760 -15.996
Totaal
79
3.976
-3.094 882
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) 2008
2007
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (12) Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Directe beleggingsresultaten Aandelen Vastrentende waarden
17 101
16 100 118
Indirecte beleggingsresultaten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
-35 -1.063 836 -38 -
Kosten vermogensbeheer Totaal
116 -78 -11 187 89 -3
-300 -24 -206
184 -26 274
259 14 273
10 10
Overige baten (13) Overige baten Afboekingen Interest banken VP/IAP-regeling Totaal
In de post afboekingen is een rentepost van € 76 begrepen welke is vergoed door Nationale Nederlanden bij de afwikkeling van een aantal openstaande posten uit 1999. Daarnaast is een bedrag ad € 182 vermogensbeheer vrijgevallen. De kosten waren hoger begroot dan uit afrekening met ING bleek.
Pensioenuitkeringen (14) Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Overlijdensuitkeringen VP/IAP-uitkeringen Andere uitkeringen Totaal
-3.895 -966 -20 -81 -35 -1.211 -8 -6.216
-3.475 -975 -22 -142 -36 -1.351 -4 -6.005
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (15) Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Algemeen Bestuur Voorlichting Advies en controle
-44 -9 -233
-37 -24 -159 -286
Administratiekosten Administratiekosten PBO-D Administratiekosten verzekeraar Overig
-279 -6
-225 -11 -10 -285 -571
Diversen Totale kosten basisregeling Administratiekosten Vermogensbeheer Totale kosten VP/IAP-regeling Totaal
-220
-27 23 80
-246 -13 -479 -30 25
-4 -575
-5 -484
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) 2008
2007
De administratieve taken zijn opgedragen aan PBO-D. De honoraria van de accountantsorganisatie overeenkomstig wetsartikel 2:382a BW zijn als volgt samengesteld: Honoraria accountantsorganisatie Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten Fiscale adviesopdrachten Andere niet-controle diensten Totaal
34 34
31 31
Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds (16) Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds Pensioenopbouw -3.984 Indexering en overige toeslagen -1.163 Rentetoevoeging -4.925 Onttrekking voor pensioenuitkeringen 6.128 Onttrekking voor administratiekosten 492 Wijziging marktrente -19.940 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -44 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 115 Totaal -23.321
-5.502 -3.294 -4.404 6.010 369 7.766 771 287 2.003
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagen De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van indexering van de pensioengerechtigden wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging wordt gedaan. De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van indexering van de deelnemers met pensioenopbouw wordt opgenomen in de kostendekkende premie in het jaar waarin de indexering toegepast wordt. In de Voorziening pensioenverplichtingen is per 31 december 2007 nog geen rekening gehouden met deze toeslag. De financiële commissie zal het bestuur van PSB adviseren om in de Voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2008 rekening te houden met de toeslagverlening per 1 januari 2009. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,7% (2007: 4,3%), zijnde € 4.925. De rentetoevoeging is bepaald op basis van de gemiddelde interne rente van de pensioenverplichtingen primo boekjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
81
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) 2008
2007
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. In 2008 is de rentetermijnstructuur gedaald van 4,9% naar 3,6%. Het effect hiervan is € 19.940 negatief. Mutaties overige technische voorzieningen (17) Mutaties overige technische voorzieningen Mutatie voorziening technisch resultaat Mutatie voorziening generatietafel Totaal
-37 -816 -853
-294 -294
-133 205 4 1.289 -13 1.352
-154 -275 5 4.850 -9 4.417
Mutatie Technische Voorziening voor risico deelnemers (18) Mutatie Technische Voorziening voor risico deelnemers Premieinleg Rentetoevoeging Onttrekking voor administratiekosten Overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal
Saldo overdrachten van rechten (19) Saldo overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Waardeoverdrachten basisregeling
428 -357
190 -872 71
Waardeoverdrachten VP/IAP-regeling Overgedragen pensioenverplichtingen
-1.289
Totaal
-682
-4.850 -1.289 -1.218
-4.850 -5.532
-44 71 27
771 -682 89
-40.141
3.255
Actuarieel resultaat waardeoverdrachten basisregeling Mutatie VPV als gevolg van waardeoverdrachten Kasstroom als gevolg van waardeoverdrachten Totaal
Resultaatbestemming Resultaatbestemming Algemene reserve
Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden. Aantal personeelsleden De stichting heeft geen werknemers in dienst.
82
Overige gegevens Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen te ‘s Gravenhage is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen is naar mijn mening onvoldoende, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Het pensioenfonds heeft in verband met het dekkingstekort op 31 maart een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Amstelveen, 20 mei 2009 Drs. W. Brugman AAG - verbonden aan Mercer Certificering B.V.
83
Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag op pagina 49 tot en met 82 opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen te 's-Gravenhage bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van stichtingskapitaal en reserves en saldo van baten en lasten, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van stichtingskapitaal en reserves en saldo van baten en lasten relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen per 31 december 2008 en van het saldo van baten en lasten over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende regelgevende instanties
andere
wettelijke
voorschriften
en/of
voorschriften
van
Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5f BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Rotterdam, 30 juni 2009 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
drs. F.J. van Groenestein RA
84
Personalia bestuursleden Drs. S.T. Duursma Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep Bestuurslid sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s) Aandachtsgebieden Drs. W.J. Kroes Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep
Voorzitter 22-03-1946 Nederlandse Werkgevers Sociaal-Economische Raad Plaatsvervangend Algemeen Secretaris 15-02-2005 01-01-2011 Plv. voorzitter PBO-Dienstverlening Communicatie, Pensioenzaken
Bestuurslid sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s) Aandachtsgebieden
Plaatsvervangend voorzitter 29-08-1949 Nederlandse Werknemers-FNV Bondgenoten Stichting van de Arbeid Secretaris Werkgroep Pensioenen; Plaatsvervangend Secretaris Stichting van de Arbeid 01-03-2000 08-12-2010 Lid beleggingscommissie PBO-Dienstverlening Pensioenzaken, Beleggingen, Communicatie
Mr. A.B. van Kruistum Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep Bestuurslid sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s) Aandachtsgebieden
Lid 21-05-1962 Nederlandse Werkgevers Bedrijfschap Afbouw Directeur/Secretaris 19-05-2006 19-05-2009 Lid beleggingscommissie, per 31 december 2008 Juridische zaken, Financiën, Beleggingscommissie
Drs. J.W. Nelson Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep Bestuurslid sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s) Aandachtsgebieden
Lid 23-02-1948 Nederlandse Werkgevers Hoofdbedrijfschap Ambachten Algemeen Secretaris/Directeur 01-08-2008 01-08-2011 Lid Financiële Commissie, per 1 augustus 2008 Financiën, AO/IC
85
Drs. H. van Reijn Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep Secretaris sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s)
Aandachtsgebieden
Mr. I. Slikkerveer Functie in bestuur Geboortedatum Nationaliteit Namens Werkgever Beroep Bestuurslid sinds Aftreding volgens rooster Nevenfunctie(s)
Aandachtsgebieden
Secretaris 26-06-1950 Nederlandse Werkgevers Sociaal-Economische Raad Hoofd financiën 15-05-1998 N.v.t. Adviseur Beleggingscommissie Adviseur Bestuur PBO-D Secretaris Deelnemersraad Secretaris Verantwoordingsorgaan Beleggingen, Financiën, Administratieve Organisatie/Interne Controle, Uitbesteding van werkzaamheden, communicatie
lid 30-07-1963 Nederlandse Werknemer-De Unie De Unie Senior Stafmedewerker Pensioenen 01-08-2008 01-08-2011 Lid Raad van Advies Syntrus Achmea Voorzitter Pensioenfonds Nederlandse Groothandel Bestuurslid Algemeen Pensioenfonds KLM Bestuurslid Pensioenfonds Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologie (Lid Beleggingscommissie) Bestuurslid Molenaarspensioenfonds (Lid Beleggingscommissie) Bestuurslid Pensioenfonds Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (Lid Beleggingscommissie) Bestuurslid Pensioenfonds Groothandel in Textielgoederen Bestuurslid Pensioenfonds Verf- & Drukinktindustrie (Lid Beleggingscommissie) Bestuurslid Pensioenfonds Groenten- & Fruitverwerkende Industrie Lid Dispensatiecommissie Pensioenen CAO Verzekeringen Lid Indexatiecommissie Cehave Landbouwbelang Financiën, Administratieve Organisatie/Interne Controle
86
Verklarende woordenlijst Actieve deelnemer De werknemer die pensioen opbouwt via de pensioenregeling Actuariële grondslagen De rekenrente en de actuariële kanssystemen, die bij de berekening van de hoogte van de pensioenpremie en de voorziening pensioenverplichtingen worden gehanteerd. Actuariële kanssystemen De veronderstellingen die terzake van sterfte, gehuwdheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke worden gemaakt. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. De ABTN moet in ieder geval een beschrijving omvatten van de financieringsmethode, de wijze van berekening van de bijdragen en van de toereikendheidstoets, alsmede een uiteenzetting van het beleggingsbeleid, een organogram en een mandaatregeling. De ABTN moet aan De Nederlandsche Bank overgelegd worden. Asset Liability Management (ALM) Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen, en het premie- en indexatiebeleid. Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van verschillende economische scenario’s. AFM Autoriteit Financiële Markten Anw Algemene nabestaandenwet: voorziet in een uitkering bij overlijden van de man of vrouw met wie de overledene was getrouwd of samenwoonde AOW Algemene Ouderdomswet, ouderdomsvoorziening waarop iedere Nederlanden recht heeft als hij 65 wordt. Arbeidsongeschiktheidspensioen Financiële aanvulling uit het pensioenfonds op de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering die eindigt uiterlijk op de pensioenleeftijd Benchmark Een objectieve meetlat waarmee het beleggingsresultaat wordt vergeleken. Beschikbarepremieregeling (defined contribution) Pensioenregeling waarvan de hoogte (defined contribution) van de uitkering afhankelijk is van de betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten. Deelnemer De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder. Deelnemingen/participaties Financiële belangen in (beleggings)maatschappijen die niet beursgenoteerd zijn. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen (=beleggingen) en de pensioenverplichtingen. Een dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds precies aan zijn pensioenverplichtingen van het meetmoment kan voldoen. Direct onroerend goed Appartementen, kantoorruimten, bedrijfsruimten, winkels en grond waar direct in belegd wordt (in tegenstelling tot indirect onroerend goed, waarbij in vastgoedfondsen wordt belegd).
87
DNB De Nederlandsche Bank, de centrale bank die verantwoordelijk is voor het bewaken van de financiële stabiliteit in Nederland en die toezicht houdt op pensioenuitvoerders. Doorsneepremie De door het bestuur, na overleg met de wiskundige adviseur, vastgestelde gemiddelde actuariële premie die nodig is voor de dekking van de uit het pensioenreglement voortvloeiende pensioenkosten. De doorsneepremie kan hoger of lager zijn dan de werkelijk benodigde actuariële premie. Duration Een maatstaf voor de rentegevoeligheid. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan onder meer de premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. Franchise Het gedeelte van het salaris dat voor de premie- en pensioenberekening buiten beschouwing blijft, omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet. Gewezen deelnemers (Ex)deelnemers voor wie aanspraken aanwezig zijn, terwijl de dienstbetrekking beëindigd is. Verdere opbouw van de aanspraken vindt niet plaats. Gepensioneerden Mensen die een pensioenuitkering ontvangen. Herverzekering Door middel van herverzekering worden de risico’s van voortijdig overlijden, dan wel van arbeidsongeschiktheid, bij een andere (her)verzekeraar ondergebracht. In het geval van de arbeidsongeschiktheidverzekering geldt dat niet alleen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, maar ook voor de nog op te bouwen aanspraken op ouderdoms-, (huwelijks)partner-, en wezenpensioen. Indexering Verhoging van het pensioen naar aanleiding van prijsstijging of loonontwikkeling. Geldt voor het pensioen van gepensioneerden en slapers. Ook actieve deelnemers aan een middelloonregeling hebben er mee te maken. Men noemt dit ook toeslag. Middelloonregeling Pensioenregeling waarbij het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris dat tijdens de loopbaan is verdiend. Nabestaandenpensioen Pensioen dat doorgaans levenslang wordt uitgekeerd aan de partner (of kinderen) van de deelnemer aan een pensioenregeling na diens overlijden. Ook: verzamelnaam voor pensioen bestemd voor weduwen, weduwnaars, partners en wezen. Opbrengstrendement Het opbrengstrendement wordt berekend door de opbrengsten uit te drukken als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Ouderdomspensioen Levenslange uitkering waarop degene die deelneemt of heeft deelgenomen in een pensioenregeling aanspraak kan maken wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Partnerpensioen Pensioen voor de achterblijvende partner bij overlijden van de deelnemer. Parttimer Een (ex-)werknemer die deeltijdarbeid (heeft) verricht. Pensioenaanspraak Het recht op toekomstige pensioenuitkeringen.
88
Pensioengrondslag Het deel van het vaste jaarsalaris, inclusief vakantietoeslag, dat resteert na aftrek van de franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de pensioenpremie. Pension Fund Governance (PFG) Pension Fund Governance ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt eisen op het gebied van transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap. Pensioenverplichtingen De in de toekomst aan gepensioneerden uit te keren bedragen. Performance Berekeningsmethode waarbij zowel de inkomsten als de gerealiseerde en niet-gerealiseerde vermogensmutaties worden uitgedrukt als percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerde bedrag. Premievrije aanspraken Indien de dienstbetrekking anders dan door overlijden wordt beëindigd, wordt zonder verdere premiebetaling aanspraak verkregen op de tot het tijdstip van dienstbeëindiging in overeenstemming met het pensioenreglement tijdsevenredig gevormde aanspraken op ouderdoms, (huwelijks)partner- en wezenpensioen. Private Equity Beleggingscategorie waarbij wordt geïnvesteerd in aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven. Slapers Gewezen deelnemers die het dienstverband vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd hebben beëindigd met verkrijging van premievrije aanspraken. Waardeoverdracht Het meenemen van pensioenaanspraken naar een nieuwe pensioenuitvoerder.
89
Overzicht van afkortingen AAW ABP ABTN ALM ANW AOW APP BNP CBS CGB CPB CPI CSO DNB ECB FTK FVP GBMV IAP MSCI NP OP Opf PBO PBO-D PfP PSB PW PSW PVK SER STAR SZW UWV VB VP VPL VPV VS WAJONG WAO WAZ WW
Algemene Arbeidsongeschiktheidswet Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Actuariële en bedrijfstechnische nota Asset Liability Management Algemene Nabestaandenwet Algemene Ouderdomswet Actuariële Principes Pensioenfondsen Bruto Nationaal Product Centraal Bureau voor de Statistiek Commissie Gelijke Behandeling Centraal Planbureau Consumenten Prijsindex Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties De Nederlandsche Bank Europese Centrale Bank Financieel toetsingskader Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Gehele Bevolking Mannen Vrouwen Individueel Aanvullend Pensioen Morgan Stanley Capital International Nabestaandenpensioen Ouderdomspensioen Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie PBO-Dienstverlening Pensioenfonds Productschappen Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen Pensioenwet Pensioen- en spaarfondsenwet Pensioen & Verzekeringskamer Sociaal-Economische Raad Stichting van de Arbeid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen Vroegpensioen VUT, Prepensioen en Levensloop Voorziening pensioenverplichtingen Verenigde Staten Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Werkloosheidswet
90