Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV
Datum rapport Auteur
19 juni 2009 Bestuur
Nummer/versie
definitief
Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het fonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Het fonds kent uitsluitend middelloonregelingen. De opbouw voor actieve deelnemers is onvoorwaardelijk geïndexeerd Het beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. De uitvoering van de pensioenregeling en de bestuursondersteuning heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en het vermogensbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan BlackRock Netherlands BV (BlackRock). Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een actuaris en accountant. Het bestuur bestaat uit acht leden. De bestuursleden werken onafhankelijk van de benoemende partijen en zijn collectief verantwoordelijk. Het bestuur heeft een onafhankelijke voorzitter.
1
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 7. 7.1 7.2 7.3 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Kerncijfers Personalia Verslag Verantwoordingsorgaan Verslag van bevindingen Raad van Toezicht Bestuursverslag Voorwoord bestuur Pensioenbestuur: organisatie en governance Financiële opzet en positie Pensioenbeheer Vermogensbeheer: beleid en uitvoering Vooruitzichten 2009 Het herstelplan in het kort Jaarrekening Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Actuariële analyse Overige gegevens Resultaatbestemming Actuariële verklaring Accountantsverklaring Deelnemersbestand Begrippenlijst
2
3 5 7 12 17 17 20 26 39 43 52 54 57 57 58 59 60 82 84 84 84 86 88 89 90
1.
Kerncijfers 2008
Bedragen x € 1,0 miljoen
2007
*
2006
*
2005
*
*/**
Balanswaarde van de beleggingen*** Aandelen Obligaties Overige beleggingen Totaal
170 569 122 861
309 594 5 907
337 568 3 908
327 517 16 860
Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen Totaal
20% 66% 14% 100%
34% 65% 1% 100%
38% 60% 2% 100%
38% 60% 2% 100%
Rendement
-2,7%
0,6%
4,7%
12,5%
Saldo van baten en lasten
-194
22
31
33
Eigen vermogen
44
239
203
172
Voorziening Pensioenverplichtingen Voorziening WAO-hiaat
827
669
708
671
6
4
3
5
Overig
0
0
-
32
Totaal
833
673
711
708
Dekkingsgraad op basis van 4%**** Dekkingsgraad op basis van FTK
105,3%
135,5%
128,5% 129,0%
124,3% -
3,0%
1,5%
1,75%
1,0%
3,0%
1,5%
1,75%
1,0%
3,1%
2,3%
1,3%
1,6%
30
26
26
46
Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) en inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken Pensioenbijdrage van de Bank
3
Onderverdeling van de Voorziening Pensioenverplichtingen voor deelnemers voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Totaal
55,4%
55,6%
48,0%
46,7%
44,6% 100,0%
44,4% 100,0%
52,0% 100,0%
53,3% 100,0%
Aantal deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal slapers Totaal
1.986 1.072 1.354 4.412
2.092 1.143 1.135 4.370
2.096 1.132 1.099
2.055 1.080 1.265 4.400
4.327
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * ** ***
*** *
Cijfers 2007 en 2008 op basis van FTK, cijfers 2005 en 2006 op basis van APP. De cijfers over 2005 betreffen de samengestelde cijfers van Pensioenfonds DNB en Pensioenfonds PVK met uitzondering van de kengetallen ‘rendement’ en ‘weerstandsvermogen’. Deze laatste zijn cijfers 2005 Pensioenfonds DNB. De cijfers over 2004 (voor de fusie met PVK) zijn niet herrekenbaar en daarom weggelaten. De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + Totaal Technische voorzieningen) / Totaal Technische voorzieningen) * 100%
4
2.
Personalia
Benoemd door de werkgever (DNB) Naam
Functie in bestuur
W.H. Bovenschen
Lid
E.W. Lindeijer
Lid
P.D. van Loo
Lid
Mw. G.F.T. Tiellemans J.G. van der Veer
Secretaris (vanaf 4 oktober 2008) Secretaris (tot 4 oktober 2008)
Bestuurslid vanaf 4 oktober 2008 1 oktober 2004
Bestuurslid tot* 1 januari 2010 1 januari 2010
Lid van commissie Auditcommissie
1 januari 2008 1 januari 2008 1 januari 2003
1 januari 2012 1 januari 2012 4 oktober 2008
Bestuurslid vanaf 1 juli 2007
Bestuurslid tot* 1 juli 2011
Lid van commissie Auditcommissie
Functie/in dienst van Gepensioneerd
12 november 2004
1 januari 2013
Beleggingscommissie
Gewezen deelnemer
1 januari 2009 19 april 2005
1 januari 2013 1 januari 2009
Auditcommissie
Toezichthouder banken Toezichthouder verzekeringsmaatschappijen Beleidsmedewerker
Beleggingscommissie (voorzitter) Beleggingscommissie Auditcommissie Auditcommissie
Functie/in dienst van Jurist divisie Juridische Zaken Divisiedirecteur Financiële Markten Gepensioneerd Hoofd Interne Accountantsdienst Plv. Directiesecretaris en compliance officer
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
G. van Ankeren
Plaatsvervangend secretaris (lid namens pensioengerechtigden) Lid (namens gewezen deelnemers) Lid
P.A.A.M. Cornet
D. Hendriks H.A. Nieuwenhuis
Plaatsvervangend secretaris
Auditcommissie
Mw. M.E.J. Schuit
Plaatsvervangend voorzitter
1 januari 2007
1 april 2009
Beleggingscommissie
Naam
Functie
H.J.P. Penders
Onafhankelijk voorzitter
Voorzitter vanaf Benoemd sinds 20 september 2006, voorzitter per 1 april 2007
Voorzitter tot 1 januari 2012
Lid van commissie Auditcommissie (voorzitter)
Voorzitter
* In 2007 is een rooster van aftreden vastgesteld. Hierdoor kunnen de zittingstermijnen afwijken van de vierjaarscyclus, zoals statutair vastgesteld.
5
Adviseur Beleggingscommissie Mw. C.P.M. van Oorschot, werkzaam bij de Divisie Financiële Markten van DNB. Raad van Toezicht B.F. Dessing (plaatsvervangend voorzitter) H.M. Geukers J.Th. van Niekerk (voorzitter) Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: Mw. M.L.F.J. Banning (voorzitter) J.E. Berndsen Mw. S. Butzke Namens de deelnemers: J.J. van Buggenum (plaatsvervangend voorzitter) R.A. Vink F.C. Zwart Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: F.A. von Dewall A. van Dorssen M.A. Santema Compliance officer A. Bruijnis (tot 1 januari 2009) B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut (vanaf 1 januari 2009) Pensioenbeheer TKP Pensioen BV Vermogensbeheer Blackrock Netherlands BV Externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Towers Perrin Netherlands BV.
6
3.
Verslag Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan maakt sinds 1 januari 2008 deel uit van de ‘governancestructuur’ van het pensioenfonds. Voor het Verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten voor Goed Pensioenfondsbestuur, zoals die zijn vastgelegd door de Stichting van de Arbeid. Hierin zijn de samenstelling van het Verantwoordingsorgaan, de benoemingsprocedure van de leden, de taken en bevoegdheden en de werkwijze van het Verantwoordingsorgaan beschreven. Het Verantwoordingsorgaan heeft onder andere als taak om te beoordelen of het bestuur van het fonds op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds. Dit zijn de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. Het Verantwoordingsorgaan benoemt, en ontslaat zo nodig, de leden van de Raad van Toezicht en heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling van de bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Ook dient het bestuur het Verantwoordingsorgaan op de hoogte te stellen van de beleidsvoornemens voor de toekomst. Om zijn taken te kunnen uitvoeren heeft het Verantwoordingsorgaan recht op alle informatie die het nodig acht en ook recht op overleg met het bestuur, de Raad van Toezicht, de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan geeft zijn oordeel over het handelen van het bestuur, over het gevoerde en te voeren beleid alsook over het naleven van de zogenoemde Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, zoals vastgelegd door de Stichting van de Arbeid. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan alsmede de reactie hierop van het bestuur worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. Onderstaand geeft het Verantwoordingsorgaan zijn bevindingen weer. Verantwoording en werkwijze Het Verantwoordingsorgaan heeft zich een oordeel gevormd over het in 2008 gevoerde beleid door het bestuur. Het orgaan heeft drie maal vergaderd en daarnaast twee maal overleg gevoerd met het bestuur en één maal met de Raad van Toezicht. Daarnaast heeft het een opleidingsdag georganiseerd. Voorts heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van formele verantwoordingsdocumenten, zoals het jaarverslag, de bevindingen van de externe accountant en actuaris, fondsdocumenten, en de kwartaalverslagen van de uitvoeringsorganisaties. Verder heeft het Verantwoordingsorgaan zich uitgebreid laten informeren over de door het pensioenfonds uitgevoerde continuïteitsanalyse en een verrichte
7
studie naar de samenhang tussen pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille (ALM-studie) die in het verslagjaar hebben plaatsvonden. Daarnaast is het Verantwoordingsorgaan a tempo op de hoogte gehouden van onder meer de financiële gesteldheid van het fonds en is het geïnformeerd over de uitkomst van de dialoog die met de werkgever/sponsor is gehouden over de financiële positie van het fonds. Tijdens de bijeenkomsten is gesproken over de taken en de verantwoordelijkheden van het Verantwoordingsorgaan in relatie tot die van het bestuur en de Raad van Toezicht. Voorts is onder meer de werkwijze vastgesteld, een jaarplanning voor 2009 bepaald, een rooster van aftreden opgesteld, en zijn drie sub-groepen gevormd die zich respectievelijk richten op financiële rapportages, ‘compliance en governance’, en communicatie en opleidingen. Tevens zijn aan bod gekomen de informatie- en opleidingsbehoefte van het Verantwoordingsorgaan en de concrete invulling daarvan. Met betrekking tot zijn manier van werken heeft het Verantwoordingsorgaan gekozen voor een thematische benadering. Onderwerpen die in aan de orde komen zijn onder andere: - Wordt er voldoende rekening gehouden met een evenwichtige belangenbehartiging? - Houdt de Raad van Toezicht adequaat toezicht op het functioneren van het bestuur? - Adviestaken op het gebied van klachten-/ geschillenprocedures en communicatie. Gedurende de verslagperiode heeft het Verantwoordingsorgaan diverse adviezen uitgebracht aan het bestuur op het terrein van de klachten- en geschillenregeling, de communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden en de vergoedingsregeling van het bestuur. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Evenwichtige belangenbehartiging In het pensioenreglement is vastgelegd dat de opbouw van de pensioenaanspraken van de (actieve) deelnemers onvoorwaardelijk is geïndexeerd, maar dat de indexatie van de pensioenrechten van gewezen deelnemers en gepensioneerden afhankelijk is van de financiële positie van het pensioenfonds. Bij het pensioenreglement hoort een uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en De Nederlandsche Bank als werkgever, met daarin een premie-, toeslag- en beleggingstaffel (de beleidstaffel). Deze staffel wordt onder meer gebruikt om de hoogte van de pensioenpremie vast te stellen en om een besluit te nemen over het al dan niet indexeren van de aanspraken van gepensioneerden en gewezen deelnemers. Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat het bestuur overeenkomstig de geldende richtlijnen op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2007, in het verslagjaar is overgegaan tot het indexeren van de aanspraken van de gepensioneerden en
8
gewezen deelnemers en is van mening dat het daarmee heeft bijgedragen aan een evenwichtige belangenbehartiging. Zoals elders in dit jaarverslag is toegelicht hebben de marktontwikkelingen in het verslagjaar een grote negatieve invloed gehad op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Via de uitkomsten en implicaties van de continuïteitsanalyse en de ALM-studie heeft het Verantwoordingsorgaan een goed beeld gekregen over de omgang van het bestuur met de beleidstaffel gedurende de kredietcrisis, resulterend onder meer in een dialoog met de werkgever. Het spreekt zijn waardering uit voor de actieve wijze waarop het bestuur de problematiek aldaar aanhangig heeft gemaakt, hetgeen heeft geleid tot een hogere financiële bijdrage van de werkgever aan het pensioenfonds. Zowel het Verantwoordingsorgaan als het bestuur dienen zich te bezinnen hoe ook in de toekomst aan de evenwichtige belangenbehartiging kan worden vorm gegeven. Voor wat de toekomst betreft heeft het Verantwoordingsorgaan het bestuur gevraagd na te gaan welke lessen er te trekken zijn uit de ontwikkelingen in het afgelopen jaar, en welke invloed dat zou kunnen hebben op de opzet en werking van de beleidstaffel. Klachtenregeling In het voorjaar heeft het bestuur een voorgenomen wijziging van de klachtenregeling in het huishoudelijke reglement van het fonds voor advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. De door het Verantwoordingsorgaan voorgestelde wijzigingen zijn door het bestuur overgenomen in de definitieve tekst. Communicatie- en voorlichtingsbeleid In december heeft het bestuur het Verantwoordingsorgaan advies gevraagd over het communicatieplan van het pensioenfonds. Het Verantwoordingsorgaan heeft positief op dit plan gereageerd, en aangeboden mee te denken over de uitwerking van enkele onderdelen. Het is van mening dat het juist in de huidige onzekere tijden gewenst is de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden tijdig te informeren over de stand van zaken. De initiatieven van het bestuur om het zogenoemde herstelplan en de maandelijkse ontwikkeling van de dekkingsgraad op de website van het fonds te plaatsen worden door het Verantwoordingsorgaan van harte onderschreven. Vergoedingsregeling bestuur In december is door het bestuur de voorgenomen vergoedingsregeling voor de bestuursleden van het pensioenfonds voor advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. Tegen de achtergrond dat de voorgestelde vergoedingsregeling is gebaseerd op een SER-benchmark heeft het Verantwoordingsorgaan een positief advies uitgebracht. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarbij aandacht gevraagd voor een evenwichtige vergoeding voor de leden van de verschillende organen. Intern toezicht Naast het Verantwoordingsorgaan maakt de Raad van Toezicht (RvT) deel uit van de zogenoemde ‘governancestructuur’ van het pensioenfonds (zie par.5.2.1 voor een grafische
9
weergave). Belangrijkste verschil tussen beide organen is dat RvT doorlopend het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds toetst en beoordeelt, en dat het Verantwoordingsorgaan (achteraf) beoordeelt of op evenwichtige wijze rekening is gehouden met de belangen van alle belanghebbenden. Het Verantwoordingsorgaan heeft in dat kader kennis genomen van de bevindingen van de RvT over het functioneren van het bestuur en de gang van zaken in het fonds, zoals opgenomen in hoofdstuk 4. Om elkaar ook tussentijds op de hoogte te houden, en eventuele doublures in activiteiten te voorkomen, is in het verslagjaar één keer gezamenlijk vergaderd en heeft verder op ad-hoc basis overleg plaats gevonden. Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het Verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Tot slot stelt het Verantwoordingsorgaan het op prijs te vermelden dat het de communicatie met het bestuur, de informatieverschaffing en de administratieve ondersteuning als zeer positief heeft ervaren. Amsterdam, 19 juni 2009 M.L.F.J. Banning (voorzitter) J.E. Berndsen J.J. van Buggenum (plv. voorzitter) S. Butzke F.A. von Dewall A. van Dorssen M.A. Santema R.A. Vink F.C. Zwart
10
Reactie Bestuur op Verslag Verantwoordingsorgaan Het bestuur spreekt haar waardering uit voor het uitgebrachte verslag en getoonde inzet. Het bestuur ervaart de samenwerking met het Verantwoordingsorgaan als prettig en rekent op een voortzetting daarvan. Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van de bevindingen en oordeel van het Verantwoordingsorgaan. Hieronder geeft het bestuur haar reactie op de gedane aanbevelingen. • Het Verantwoordingsorgaan beveelt het bestuur aan – samen met het Verantwoordingsorgaan – zich te bezinnen hoe ook in de toekomst aan de evenwichtige belangenbehartiging vorm kan worden gegeven. Het bestuur onderkent het nut van het opstellen van een kader waarin helder wordt wat verstaan moet worden onder ‘wie zijn de belanghebbenden’, ‘wat zijn hun belangen’ en ‘wat zijn criteria voor evenwichtigheid’ en is bereid hieraan mee te werken. • Daarnaast vraagt het Verantwoordingsorgaan na te gaan welke lessen te trekken zijn uit de ontwikkelingen in het afgelopen jaar en welke invloed dat zou kunnen hebben op de opzet en werking van de beleidstaffel. Ook het bestuur heeft deze noodzaak onderkend en een start gemaakt met bedoelde evaluaties. Het bestuur volgt gaarne deze aanbeveling.
11
4.
Verslag van bevindingen Raad van Toezicht
De Raad van Toezicht, ingesteld op 1 augustus 2007, is in 2008 voor het eerst een heel verslagjaar in functie geweest. De Raad is daardoor in de gelegenheid geweest gedurende het gehele jaar het bestuur en de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds goed te volgen. Werkwijze De Raad van Toezicht heeft in 2008 acht maal vergaderd. Daarbij is twee maal overleg gevoerd met een delegatie van het bestuur. Eén maal heeft de Raad vergaderd met het voltallige bestuur. Ook heeft de Raad overleg gevoerd met het Verantwoordingsorgaan. Naast de gezamenlijke vergaderingen hebben de voorzitters van het bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht regelmatig overleg. De Raad van Toezicht heeft door kennisneming van de notulen van de vergaderingen van de Auditcommissie, de Beleggingscommissie en het Bestuur, kunnen volgen welke onderwerpen door het bestuur besproken zijn, welke besluiten zijn genomen en welke overwegingen aan de besluiten ten grondslag hebben gelegen. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht zich aan de hand van diverse documenten van het fonds, waaronder de kwartaalverslagen van de uitvoeringsorganisaties TKP en BlackRock, een beeld kunnen vormen van de ontwikkelingen. De aandachtspunten die hieruit naar voren kwamen, zijn met het bestuur besproken. Waar nodig zal hier follow up aan gegeven worden. Governance De Raad van Toezicht is van mening dat de governance goed georganiseerd is. De structuur is neergezet in 2007, in 2008 is er gewerkt conform het model. Sinds 1 januari 2008 is het Verantwoordingsorgaan actief, waarmee invulling is gegeven aan de procedure van verantwoording. De fondsdocumenten zijn waar nodig aangepast aan wet- en regelgeving en sluiten aan op de governancestructuur en situatie van uitbesteding. De verhouding tussen de verschillende organen is goed. De Audit- en Beleggingscommissie leveren een goede bijdrage aan het functioneren van het bestuur. De werkvelden van de Auditrespectievelijk de Beleggingscommissie zijn in 2008 verder uitgekristalliseerd. De Auditcommissie heeft een belangrijke taak bij de risicobeheersing en de monitoring van de pensioenuitvoering. Een auditplan, dat nog ontbrak, wordt opgesteld in 2009. Ook zal de Auditcommissie meer aandacht aan kostenbeheersing besteden. De Beleggingscommissie heeft nauw overleg met de vermogensbeheerder en heeft een belangrijke rol in de advisering aan het bestuur inzake het vermogensbeheer. Het bestuur heeft de onafhankelijke positie van het fonds verstevigd door een eigen premiebeleid te ontwikkelen, dat is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. Hoewel de Raad heeft geconstateerd dat het bestuur oog heeft voor de deskundigheid en continuïteit binnen het bestuur, wil de Raad toch enige zorg uiten. Een bestuursfunctie vraagt
12
de nodige tijd en aandacht van de bestuursleden, wat mogelijk voor een aantal leden niet altijd verenigbaar is met hun reguliere functie bij DNB. De continuïteit van het bestuur komt in gevaar als er veel bestuurswisselingen zijn. Know how vloeit hierdoor weg. Naast vacatures die conform het rooster van aftreden ontstaan, kunnen er vacatures ontstaan doordat het bestuurslidmaatschap niet meer verenigbaar is met de reguliere functie bij DNB. Voor invulling van vacatures is een relatief kleine populatie beschikbaar. De Raad adviseert het bestuur hier tezamen met de benoemende / voordragende partijen de nodige aandacht aan te blijven schenken. Risicomanagement Het bestuur heeft veelvuldig contact met en wordt goed geïnformeerd door de uitvoeringsorganisaties. De verslagen van zowel BlackRock als TKP bieden inzicht in de (financiële) positie van het fonds en het verloop van de pensioenuitvoering. De Raad van Toezicht heeft middels de verslaglegging door de compliance officer en na overleg met de compliance officer geen knelpunten in de naleving van de gedragscode gesignaleerd. De Raad heeft geconstateerd dat het bestuur de compliance in bredere zin goed opgepakt heeft; in 2009 zullen de uitkomsten van een compliancescan inzicht geven in hoeverre het fonds voldoet aan alle wet- en regelgeving. De Raad onderschrijft de keuze (per 1 januari 2009) voor een externe partij om de functie van compliance officer uit te oefenen. De Raad heeft inzage in de SAS70-rapportages van zowel TKP als BlackRock. De Raad constateert daarbij geen significante hiaten in de risicobeheersing bij de uitvoerders en meent dat het bestuur het verloop van de geconstateerde bevindingen (met classificaties laag en midden) voldoende volgt. Hoewel het bestuur een uitgebreide risicoanalyse gedaan heeft en de beheersmaatregelen heeft vastgelegd in de ABTN, blijken de maatregelen onvoldoende te hebben gefunctioneerd. Het fonds is eerst in een reservetekort en daarna in een dekkingstekort terechtgekomen. De Raad heeft geconstateerd dat het bestuur pro-actief gehandeld heeft met betrekking tot de financiële positie van het fonds. Toen de uitkomsten van een continuïteitsanalyse lieten zien dat de herstelkracht van het fonds onvoldoende was, is er een ALM-studie gedaan, waarvan de uitkomsten ertoe hebben geleid dat de premie verhoogd is. Het bestuur heeft dit met werkgever in een aangepaste premie- en beleidstaffel neergelegd (afspraken gelden per 1 januari 2009). Hiermee heeft het bestuur er voor gezorgd dat het fonds aan de consistentietoets voldoet. Deze aangepaste premie- en beleidstaffel dient ook als basis voor het in 2009 ingediende herstelplan. Hoewel de Raad er vertrouwen in heeft dat het fonds conform het scenario in het herstelplan tijdig herstelt, wil de Raad benadrukken dat de risicobeheersing nadere aandacht vraagt, gezien het feit dat deze onvoldoende heeft gewerkt. Verdere achteruitgang van de dekkingsgraad c.q. het terugvallen na herstel, dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Het bestuur kan daarbij zijn voordeel doen met de 'lessons learned' uit de afgelopen roerige periode. Het bestuur heeft naar mening van de Raad voldoende geacteerd met betrekking tot de turbulentie in de financiële markten. Uit de verslaglegging blijkt dat er veelvuldig contact is
13
met de uitvoeringsorganisaties. Er zijn extra vergaderingen ingelast en waar nodig trekt het bestuur consequenties uit de situatie. De Raad heeft niet de indruk dat er te veel ad hoc geacteerd is, maar dat het bestuur weloverwogen zijn besluiten heeft genomen. De Raad heeft aandacht besteed aan zijn eigen rol met betrekking tot de financiële situatie van het fonds. De Raad meent dat hij tijdig geïnformeerd moet worden over mogelijke tekortsituaties en toezicht moet houden of een procedure rond een tekortsituatie aanwezig is en functioneert. Aangezien het bestuur de Raad steeds pro-actief heeft geïnformeerd over de ontstane situatie en haar plannen, heeft de Raad conform zijn doelstellingen kunnen volstaan met het achteraf controleren of er accuraat is gehandeld en kunnen vaststellen dat dit het geval was. Uitbesteding, aansturing uitvoeringsorganisaties De situatie van uitbesteding heeft in 2008 een heel verslagjaar gefunctioneerd. De Raad constateert dat het bestuur zijn rol als beleidsbepaler en aanstuurder van de uitvoeringsorganisaties goed heeft ingevuld. Beide uitvoeringsorganisaties leveren uitgebreide en inzichtelijke rapportages op. Procedures en afspraken zijn duidelijk vastgelegd; de uitvoeringsorganisaties worden continu gemonitord en periodiek geëvalueerd. De Raad meent dat het bestuur de verantwoordelijkheid duidelijk in eigen hand houdt, waarbij deskundigheid ingekocht wordt. Functioneren van het bestuur Het bestuur heeft er naar mening van de Raad blijk van gegeven voortvarend te werk te gaan en bij zijn besluitvorming weloverwogen en op basis van correcte en volledige informatie tot zijn besluiten te komen. De Raad heeft niet de indruk dat het bestuur zaken laat liggen. De werkwijze via Commissies en werkgroepen lijkt, zoals gemeld, een toegevoegde waarde te hebben. Voor wat betreft het communicatiebeleid meent de Raad dat de doelstellingen van dit beleid iets concreter geformuleerd zouden kunnen worden, onder andere door er in op te nemen de mate waarin deelnemers belangrijke elementen van de regelingen ook kennen en inzicht hebben in hun eigen pensioensituatie. Het bestuur heeft er blijk van gegeven dit een belangrijk onderwerp te vinden (hij heeft een groot deel van de themadag hieraan gewijd), waar hij ook in 2009 de nodige aandacht aan zal schenken. Naar mening van de Raad zou het bestuur iets planmatiger te werk kunnen gaan. Het door het bestuur opgestelde meerjarenplan is hiertoe een goede aanzet. Functioneren van de Raad van Toezicht De Raad van Toezicht heeft zijn eigen functioneren geëvalueerd in het derde kwartaal 2008, toen de Raad één jaar in functie was. Voor deze evaluatie is input van het bestuur gevraagd. De belangrijkste conclusies uit deze evaluatie zijn: - de Raad heeft zich voldoende in kunnen werken in het fonds; - binnen de Raad is voldoende kennis en expertise aanwezig op de verschillende terreinen; - de thematische aanpak voldoet, alle onderwerpen zijn besproken;
14
- de Raad heeft een toegevoegde waarde voor het fonds en zal zijn rol als sparringpartner nadere invulling kunnen geven. Deze conclusies zijn gedeeld met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan. Vooruitblik 2009 In 2008 is relatief vaak vergaderd door de Raad van Toezicht. De verwachting is voor 2009, nu de Raad goed ingewerkt is in het fonds, dat er één keer per kwartaal vergaderd wordt. De overleggen met bestuur en Verantwoordingsorgaan zullen naar behoefte worden gepland. De vergaderplanning en de te behandelen thema's van de Raad zijn afgestemd op de vergaderplanning van het bestuur en diens vergaderonderwerpen. De Raad zal in 2009, naast de reguliere vergaderonderwerpen, de procedures rond het interne toezicht en het verantwoordingsproces nader beschouwen. Ook zal de compliance van het fonds geagendeerd worden. Hoewel de Raad middels de notulen al goed kennis heeft kunnen nemen van de werkwijze van de commissies en het bestuur, heeft de Raad voorgesteld incidenteel een vergadering van de Audit- of Beleggingscommissie of het bestuur als toehoorder bij te wonen. Het doel hiervan is de beleidprocedures niet alleen via papier te ondervinden. Het bestuur heeft met dit verzoek ingestemd; in 2009 wordt hier invulling aan gegeven. Conclusies De Raad van Toezicht is van mening dat het bestuur zijn taak consciëntieus, zorgvuldig en proactief uitvoert. De Raad heeft geen grote zorgpunten, maar vestigt wel de aandacht op de continuïteit en deskundigheid binnen het bestuur, de behoefte het risico voor het fonds en daarmee voor de belanghebbenden beter te beheersen en goed te communiceren over de resterende risico's, het aanscherpen van de doelstellingen van het communicatiebeleid en een meer planmatige aanpak. Het bestuur geeft actief invulling aan zijn taak als beleidsbepaler en aanstuurder van de uitvoeringsorganisaties. De Raad van Toezicht stelt het goede en open overleg met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan zeer op prijs. Amsterdam, 19 juni 2009 B.F. Dessing H.M. Geukers J.Th. van Niekerk
15
Reactie Bestuur op Verslag van bevindingen Raad van Toezicht Het bestuur spreekt haar waardering uit voor het uitgebrachte verslag van bevindingen en gedegen wijze waarop de Raad van Toezicht haar werkplan heeft uitgevoerd. Het bestuur ervaart het overleg met de Raad van Toezicht eveneens als open en stimulerend en rekent op een voortzetting daarvan. Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van de bevindingen en conclusies van de Raad van Toezicht. Hieronder geeft het bestuur haar reactie op de door de Raad van Toezicht genoemde zorgpunten. • De Raad van Toezicht constateert dat er veel bestuurswisselingen zijn die de continuïteit en deskundigheid van het bestuur niet ten goede komen en beveelt het bestuur aan hieraan aandacht te blijven schenken. Het bestuur deelt deze zorg van de Raad van Toezicht en zal in 2009 bezien – ook in overleg met de partijen die bestuursleden voordragen of benoemen – wat de mogelijkheden zijn om bestuurswisselingen te verminderen. • De Raad van Toezicht vraagt aandacht voor het beter beheersen van het risico voor het fonds en voor de belanghebbenden. Deze aanbeveling sluit aan de 2e aanbeveling van het Verantwoordingsorgaan en zal worden meegenomen in de evaluatie. • Het bestuur zal de gevraagde aandacht geven aan het goed communiceren over de resterende risico’s van fonds en belanghebbenden, zowel in het jaar 2009 als in de komende jaren. • Het bestuur heeft een opdracht verleend om te onderzoeken hoe deelnemers de pensioencommunicatie ervaren. Dit is voor het eerst dat een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd en het bestuur beschouwt dit als een nulmeting. De uitkomsten van dit onderzoek wil het bestuur benutten om ook de communicatiedoelstellingen – zoals door de Raad van Toezicht gevraagd – aan te scherpen en op te nemen in het communicatieplan 2010. • Tenslotte vraagt de Raad van Toezicht aandacht voor een meer planmatige aanpak. Het bestuur heeft meerjarige thema’s geïdentificeerd en zal hier planmatig follow-up aan geven in de vorm van een strategische kalender.
16
5.
Bestuursverslag
5.1
Voorwoord bestuur
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV. Waar mogelijk wordt aangegeven wat de ontwikkelingen in 2009 zullen zijn. Het jaar 2008 stond in het teken van de financiële crisis en was voor pensioenfondsen daarmee een roerig jaar. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. Pensioenfondsen kregen te maken met lagere aandelenkoersen, grondstofprijzen en waarderingen voor bedrijfsobligaties, maar ook met een lagere kapitaalmarktrente. Omdat de verplichtingen van pensioenfondsen op marktwaarde worden berekend, zorgt een lagere rente voor een stijging van de verplichtingen. De waardeontwikkeling van de beleggingen en de daling van de rente hadden grote impact op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De dekkingsgraad van het fonds daalde tot onder de vereiste dekkingsgraad en uiteindelijk in 2009 tot onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%. Hiermee kwam het fonds eerst in een reservetekort en later in een dekkingstekort. Het fonds heeft een herstelplan ingediend bij de toezichthouder, waarin berekend wordt hoe de dekkingsgraad van het fonds naar verwachting binnen een paar jaar herstelt tot boven de 105% en hoe in vijftien jaar het vermogen weer op het vereist eigen vermogen komt. Oorspronkelijk gold voor het kortetermijnherstelplan een termijn van drie jaar, maar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft pensioenfondsen de mogelijkheid gegeven deze termijn te verlengen tot vijf jaar. Het fonds maakt hier gebruik van. In de loop van 2008 is een overleg met de werkgever gestart over de financiële opzet van het fonds. De aanleiding daarvoor was in eerste instantie een continuïteitsanalyse, waaruit bleek dat het fonds onvoldoende herstelkracht had. Daarom is in 2008 ook een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd. Tijdens deze ALM studie werd door de wetgever de consistentietoets gepubliceerd. Het fonds bleek daaraan niet te voldoen. In overleg met de werkgever is gezocht naar een mogelijke oplossing en deze is gevonden in een aangepaste premie- en beleidstaffel. Per 1 januari 2009 is de nieuwe premie- en beleidstaffel in werking getreden. De nieuw overeengekomen premie- en beleidstaffel is tegelijkertijd voldoende om zowel aan de termijnen van het korte- als het langetermijnherstel te voldoen. Het was niet noodzakelijk daarenboven aanvullende premiestortingen te vragen. Dit is vormgegeven in het korte- en langetermijnherstelplan.
17
Hoewel de financiële situatie van het fonds in 2008 door de situatie op de financiële markten en de renteontwikkeling verslechterd is, heeft het fonds toch toeslagen kunnen verlenen over de aanspraken en uitkeringen van de (gewezen) deelnemers (zie paragraaf 5.3.2.4). Het bestuur heeft bij zijn afweging een evenwichtige belangenbehartiging, het formele beleidskader en de actuele situatie betrokken. In het jaar 2008 zijn er twee momenten geweest waarop het bestuur een beslissing over het verlenen van toeslagen heeft moeten nemen, waarbij de peildatum in beide gevallen 1 januari 2008 was. De verwachting voor 2009 is dat er geen voorwaardelijke toeslagen kunnen worden verleend. Hoewel het onderwerp 'pensioen' een complexe materie is, tracht het bestuur de communicatie helder en begrijpelijk voor alle belanghebbenden te laten verlopen. In dit jaarverslag is in bijlage 2 een begrippenlijst opgenomen, die hopelijk behulpzaam is bij het lezen van dit jaarverslag. Er is begin 2008 een website voor het pensioenfonds ontwikkeld, waarop voor iedere doelgroep (actieve deelnemers, inactieve deelnemers en pensioengerechtigden) toegespitste informatie staat. Ook een pensioenplanner maakt deel uit van de website. In 2008 heeft de situatie waarin het vermogensbeheer en het pensioenbeheer uitbesteed zijn nadere invulling gekregen. Bij de uitvoeringsorganisaties zijn de processen rondom de pensioenadministratie en het vermogensbeheer geïmplementeerd, er zijn procedures over de informatievoorziening over en weer opgesteld en het bestuur heeft zich aangepast aan zijn veranderende rol waarbij meer de nadruk is komen te liggen op beleidsbepaling en minder op uitvoering. Zo is er een strategische kalender opgesteld en is het dagelijks bestuur ingesteld door een driemanschap bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris. Het dagelijks bestuur voert regelmatig overleg met de pensioenuitvoerder TKP. De Beleggingscommissie heeft frequent overleg met de vermogensbeheerder. Het bestuur heeft een meerjarenplan opgesteld, waarin mogelijke ontwikkelingen in de pensioenwereld en de gevolgen hiervan voor het fonds opgenomen zijn. Deze onderwerpen zullen de komende jaren nader uitgewerkt worden door het bestuur. Hiermee verwacht het bestuur pro-actief in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen rondom pensioenen en het pensioenfonds. Het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht hebben in 2008 voor het eerst een volledig jaar gefunctioneerd. Het bestuur heeft regelmatig overleg met deze organen en hun voorzitters. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan vindt u in hoofdstuk 3, de bevindingen van de Raad van Toezicht in hoofdstuk 4 inclusief de reactie van het bestuur op deze verslagen. Het bestuur waardeert de wijze van communiceren van beide organen en de constructieve wijze waarop zij hun taken uitvoeren. Er heeft zich in de loop van het jaar een aantal wisselingen in het bestuur voorgedaan. De heren Van der Veer en Nieuwenhuis hebben afscheid genomen. Het bestuur bedankt beiden voor hun jarenlange inzet voor het pensioenfonds. Zij hebben veel ontwikkelingen binnen het
18
fonds meegemaakt en daar op deskundige en collegiale wijze hun bijdrage aan geleverd. Het bestuur heet de nieuwe bestuursleden, de heren Bovenschen en Hendriks, van harte welkom. Het bestuur is verheugd dat de heer Cornet zijn werkzaamheden voor het fonds na zijn herbenoeming voor een periode van vier jaar voortzet. De heer Penders is per 1 januari 2009 voor nog een periode van drie jaar benoemd tot onafhankelijk voorzitter. Graag nodigen we u uit tot het lezen van dit jaarverslag.
19
5.2
Pensioenbestuur: organisatie en governance
5.2.1
Governancestructuur Externe Toezichthouders
Externe adviseurs advies
advies
extern toezicht door AFM en DNB
advies
Werkgroepen
advies
Beleggingscommissie
advies
advies
Auditcommissie
Bestuur
controle
advies
advies
intern toezicht
controle
Raad van Toezicht
verantwoording adviesrecht
Verantwoordingsorgaan
controle
Adviserende actuaris
Compliance officer
Certificerende actuaris
Externe accountant
Bestuur Op grond van de statuten bestaat het bestuur uit minimaal acht leden, waarvan de helft wordt benoemd door de werkgever (bestuurslid A) en de andere helft wordt gekozen door en uit de (gewezen) deelnemers (bestuurslid B). De verdeling van de bestuurszetels namens de (gewezen) deelnemers weerspiegelt de aantallen van de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Het bestuur kiest statutair de plaatsvervangend voorzitter en (plaatsvervangend) secretaris en benoemt een onafhankelijk voorzitter. De bestuursleden hebben ten hoogste vier jaren zitting in het bestuur, waarna zij vervolgens het lidmaatschap éénmalig kunnen verlengen. In verband met de (continuering van) deskundigheid binnen het bestuur is er een rooster van aftreden opgesteld, waarin elke twee jaren twee
20
bestuursleden aftreden, en wel zodanig dat er telkens twee bestuursleden namens de werkgever dan wel twee bestuursleden namens de (gewezen) deelnemers aftreden. Leden van het bestuur kunnen geen lid zijn van de directie van de toezichthouder of de werkgever en kunnen niet werkzaam zijn in het toezicht, voorzover daardoor een belangentegenstelling zou kunnen ontstaan. Het bestuur heeft een onafhankelijke voorzitter benoemd die geen deel uitmaakt van het bestuur. Beleggingscommissie Het bestuur heeft een Beleggingscommissie ingesteld, die uit tenminste twee bestuursleden namens werkgever en twee bestuursleden namens de (gewezen) deelnemers bestaat. Daarnaast kunnen adviseurs deel uitmaken van de Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie staat het bestuur bij terzake van de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen. Daarnaast ziet de Beleggingscommissie toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. Auditcommissie Het bestuur heeft een Auditcommissie ingesteld, welke uit tenminste drie (bestuurs)leden bestaat, waaronder de onafhankelijk voorzitter, een bestuurslid namens werkgever en een bestuurslid namens de (gewezen) deelnemers. Daarnaast kunnen adviseurs deel uitmaken van de Auditcommissie. De Auditcommissie houdt toezicht op de algemene financiële gang van zaken binnen het fonds en toetst de werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, de financiële verslaglegging van het fonds, de naleving van wet- en regelgeving, de werking van de gedragscode en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. De Auditcommissie adviseert aan het bestuur. Werkgroepen Het bestuur kan ad hoc werkgroepen instellen als er een onderwerp nader uitgewerkt moet worden, waarbij de deskundigheid uit verschillende disciplines benodigd is. Veelal zal dit betekenen dat de werkgroep bestaat uit leden van de Auditcommissie en leden van de Beleggingscommissie, eventueel aangevuld met medewerkers van de uitvoeringsorganisaties en/of externe adviseurs. In 2008 is er een werkgroep ingesteld voor het uitwerken van de continuïteitsanalyse, het uitvoeren van de ALM-studie en in aansluiting daarop het uitwerken van het korte- en langetermijnherstelplan. Raad van Toezicht Ten behoeve van het interne toezicht is er een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad bestaat uit drie onafhankelijke externe deskundigen. De leden van de Raad worden benoemd door het Verantwoordingsorgaan, op voordracht van de Raad van Toezicht. De Raad wijst uit zijn midden een (plaatsvervangend) voorzitter aan. De Raad van Toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds.
21
Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. Daarvoor is een Verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit leden afkomstig uit de drie geledingen: werkgever, deelnemers en gewezen deelnemers/pensioengerechtigden. Uit iedere geleding zijn drie leden benoemd/gekozen. Het Verantwoordingsorgaan wijst uit zijn midden een (plaatsvervangend) voorzitter aan. Het Verantwoordingsorgaan heeft als doelstelling het vaststellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het Verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van vergoedingsregelingen van bestuursleden, wijziging van beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan zelf, de vorm, inrichting en samenstelling van de Raad van Toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedures en het communicatie- en voorlichtingbeleid van het fonds. Deelnemersraad Onder de pensioengerechtigden heeft begin 2008 een enquête plaatsgevonden omtrent hun vertegenwoordiging in het pensioenfonds. Zij konden hun voorkeur uitspreken voor directe vertegenwoordiging in het bestuur dan wel vertegenwoordiging door middel van een Deelnemersraad. Een meerderheid heeft zijn voorkeur uitgesproken voor directe vertegenwoordiging in het bestuur. Het bestuur heeft daarom besloten vooralsnog geen Deelnemersraad in te stellen. De huidige situatie waarbij een bestuurszetel bezet wordt door een lid namens de pensioengerechtigden blijft gehandhaafd. Compliance officer Het bestuur heeft een compliance officer aangewezen die toeziet op de naleving van de gedragscode en relevante wet- en regelgeving. De compliance officer adviseert en informeert, gevraagd en ongevraagd, verbonden personen over de uitleg en toepassing van de gedragscode. De compliance officer doet minimaal éénmaal per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur.
5.2.2
Bestuursaangelegenheden
De heer Van der Veer (secretaris) heeft zijn bestuursfunctie neergelegd per 4 oktober 2008 en is opgevolgd door de heer Bovenschen. De zittingstermijn van de heer Nieuwenhuis (plaatsvervangend secretaris) liep per 1 januari 2009 af. Namens de deelnemers is thans de heer Hendriks, op voordracht van de vakbonden die bij het CAO-overleg betrokken zijn, toegetreden tot het bestuur. De zittingstermijn van de heer Cornet liep af per 1 januari 2009; hij is namens de gewezen deelnemers, op voordracht van de Belangenvereniging Pensioengerechtigden DNB, herbenoemd voor een periode van vier jaren. De heer Penders is per 1 januari 2009 opnieuw benoemd tot onafhankelijk voorzitter, en wel voor een periode van drie jaren.
22
Naar aanleiding van deze bestuurswisselingen is mevrouw Tiellemans aangewezen als secretaris en de heer Van Ankeren als plaatsvervangend secretaris. Mevrouw Schuit is tot 1 april 2009 plaatsvervangend voorzitter geweest. Per 1 april 2009 is deze functie vacant. Het bestuur vergadert minimaal één maal per kwartaal. In verband met de situatie op de financiële markten heeft het bestuur een extra vergadering ingelast in oktober 2008. Bij alle vijf vergaderingen in 2008 was vrijwel het voltallige bestuur aanwezig. Minimaal éénmaal per jaar zal het bestuur zich tijdens een themadag in een aantal onderwerpen verdiepen. Het bestuur heeft tijdens de themadag 2008 aandacht besteed aan Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (Socially Responsible Investment, hierna SRI), communicatie en de uitbesteding. Op het gebied van SRI is het beleid dat er gewerkt wordt met een uitsluitingenlijst voor vennootschappen. Tijdens de themadag is een eerste inventarisatie gedaan hoe dit beleid nader ingevuld kan worden. In 2009 wordt dit nader uitgewerkt, zodat het beleid in 2010 geïmplementeerd kan worden. Op het gebied van communicatie zijn de strategische doelstellingen benoemd, waaraan nadere invulling is gegeven via het communicatieplan. Zie paragraaf 5.4.2. Ter voorbereiding op de bestuursvergaderingen vergaderen de Auditcommissie en de Beleggingscommissie ieder minstens één maal per kwartaal. Zowel de Auditcommissie als de Beleggingscommissie hebben in 2008 veel voorbereidend werk voor de bestuursvergaderingen verricht. De leden van de beide commissies hebben intensief contact onderhouden met de uitvoeringsorganisaties. Daarnaast heeft het bestuur voor het maken van de continuïteitsanalyse een werkgroep ingesteld, die zich ook specifiek met het vervolgtraject, de ALM studie, heeft beziggehouden. De leden van deze werkgroep waren afkomstig uit de Auditcommissie en de Beleggingscommissie, aangevuld met externe adviseurs. Het bestuur is van oordeel dat dit goed heeft gewerkt. De werkgroep heeft daarom ook de opdracht gekregen het herstelplan te maken, waarbij ook weer de deskundigen van de uitvoeringsorganisaties en de adviserend actuaris betrokken zijn geweest. Het Verantwoordingsorgaan heeft drie maal vergaderd. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan twee maal overleg gevoerd met het bestuur en één maal met de Raad van Toezicht. Het Verantwoordingsorgaan heeft zich tijdens een opleidingsdag verdiept in de materie rond het pensioenfonds en de taken en werkwijze van het Verantwoordingsorgaan. De Raad van Toezicht heeft acht maal vergaderd, waarvan tijdens drie vergaderingen overleg met het bestuur heeft plaatsgevonden. Ook heeft de Raad van Toezicht overleg gevoerd met het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft, na een positief advies van het Verantwoordingsorgaan, met ingang van 1 januari 2008 een vergoedingsregeling vastgesteld waarin is bepaald dat, naast een reiskostenvergoeding voor alle bestuursleden, aan de bestuursleden die niet in dienst zijn van
23
DNB een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen wordt verstrekt. De hoogte van de vergoeding is conform het advies van de Sociaal Economische Raad (SER). De reiskostenvergoeding is conform de regeling die geldt voor medewerkers van de werkgever. Een soortgelijke vergoedingsregeling geldt voor de leden van het Verantwoordingsorgaan.
5.2.3
Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes
Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder wederom geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheiduitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De verslechtering van de financiële situatie van het fonds heeft er toe geleid dat er in november 2008 een reservetekort (dekkingsgraad ligt onder het vereist eigen vermogen) is ontstaan en in januari 2009 een dekkingstekort is gerapporteerd aan de toezichthouder (dekkingsgraad ligt onder 105%). Daardoor zijn er zowel een korte- als een langetermijnherstelplan van toepassing. Meer informatie hierover vindt u in paragraaf 5.7. 5.2.3.1
Extern toezicht
Naast het reguliere toezicht dat de externe toezichthouders, De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten, uitoefenen, heeft de toezichthouder DNB medio 2008 informatie ingewonnen over de financiële opzet en de wijze waarop de governance bij het fonds is ingericht. De opmerkingen en vragen van de toezichthouder zijn beantwoord. Hij is geïnformeerd over de uitkomsten van de continuïteitsanalyse.
5.2.4
Deskundigheid
Het bestuur heeft in 2008 uitgebreid stilgestaan bij zijn deskundigheid en het functioneren van het bestuur (zowel van de individuele bestuursleden als van het bestuur als collectief). De voorzitter heeft met de individuele leden het functioneren geëvalueerd. De toenmalige secretaris heeft een gesprek gevoerd met de voorzitter. Van deze gesprekken is verslag gedaan aan het bestuur. Het deskundigheidsplan van het bestuur is in 2008 aangepast aan de aanbevelingen van de pensioenkoepels. In het plan zijn de verschillende niveaus van deskundigheid beschreven. Aan de hand van de eindtermen kan bepaald worden in hoeverre men beschikt over kennis, inzicht en oordeelsvormend vermogen op de gebieden: • managementvaardigheden; • relevante wet- en regelgeving; • pensioenregelingen en pensioensoorten; • financieel technische en actuariële aspecten en beleggingen; • administratieve organisatie en interne controle; • externe uitvoering / uitbesteding; • communicatie met toezichthouders; • communicatie met (gewezen) deelnemers.
24
Een deel van de bestuursleden heeft de SPO-kennisreflector gedaan waarin de deskundigheid getoetst wordt. De overige bestuursleden gaan deze toets in 2009 doen. De uitkomsten van deze toetsing zijn verwerkt in de deskundigheidsmatrix, waardoor duidelijk wordt of en waar er hiaten in de deskundigheid zijn. Hierbij wordt gekeken naar de deskundigheid bij de individuele bestuursleden (basisniveau) en naar de deskundigheid bij het bestuur als collectief (verdiepingsniveau). Per deelgebied moet het verdiepingsniveau bij één of meer leden aanwezig zijn. Er zijn geen hiaten geconstateerd; wel volgen de bestuursleden opleidingen, bezoeken zij seminars, themabijeenkomsten, etc., om hun kennis van pensioenen up to date te houden. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de continuïteit binnen het bestuur. Hiertoe is een rooster van aftreden opgesteld, inhoudende dat om de twee jaar er telkens twee leden namens werkgever dan wel namens de (gewezen) deelnemers aftreden. Bij (tussentijdse) invulling van een vacature wordt aan de benoemende of voordragende partij een profiel verstrekt waaraan een kandidaat bij voorkeur dient te voldoen. Het bestuur meent dat zowel de individuele als collectieve deskundigheid goed is. In 2009 zal het bestuur de deskundigheid en zijn functioneren wederom (laten) beoordelen, waarna bezien zal worden of er op dat moment hiaten zijn en hoe deze geadresseerd kunnen worden.
5.2.5
Klachten en geschillen
Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling, welke neergelegd is in de statuten en het huishoudelijk reglement. Er zijn in 2008 negen klachten geweest. De meeste klachten hadden betrekking op vertraging van de afhandeling van individuele waardeoverdrachten. Uiteindelijk zijn alle klachten naar tevredenheid afgehandeld. In 2008 is geen beroep gedaan op de geschillenregeling.
5.2.6
Compliance
Het fonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De gedragscode van het fonds is in 2008 aangepast waarbij de gedragscode van toepassing is verklaard op alle aan het fonds verbonden en voor het fonds werkzame personen. Het bestuur heeft de mogelijkheid een verbonden persoon als 'insider' aan te wijzen, als deze direct of indirect bij transacties van het fonds in financiële instrumenten is betrokken dan wel anderszins uit hoofde van zjin werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap of vertrouwelijke (markt)informatie beschikt of kan beschikken. Er zijn geen insiders aangewezen omdat het pensioenbeheer en het vermogensbeheer zijn uitbesteed aan TKP en BlackRock en de verbonden personen noch direct noch indirect bij de financiële transacties betrokken zijn. Voor
25
medewerkers van zowel TKP als BlackRock gelden gedragscodes met minimaal een vergelijkbaar niveau. In 2008 heeft de heer Bruijnis (toezichthouder bij DNB) de functie van compliance officer vervuld. In 2009 brengt hij verslag uit aan het bestuur over 2008. In de loop van 2008 hebben zich geen incidenten voorgedaan. Vanaf 2009 wordt de functie van compliance officer vervuld door de heer Peters van het Nederlands Compliance Instituut. Het Nederlands Compliance Instituut zal in 2009 een scan uitvoeren of het fonds voldoet aan alle wet- en regelgeving. Aan de hand van de uitkomsten van deze scan zal het bestuur waar nodig vervolgacties initiëren. Alle fondsdocumenten, waaronder statuten, reglementen en uitvoeringsovereenkomst, zijn waar nodig in overeenstemming gebracht met gewijzigde wet- en regelgeving. De klachten- en geschillenregeling is na een positief advies van het Verantwoordingsorgaan aangepast aan de situatie waarin de pensioenadministratie door TKP wordt uitgevoerd. De ABTN is aangepast aan de huidige wet- en regelgeving en aan de voor het fonds nieuwe situatie van uitbesteding van het pensioen- en het vermogensbeheer. In de ABTN is een verklaring beleggingsbeginselen opgenomen, welke voor deelnemers beschikbaar is (bijvoorbeeld via de website).
5.3
Financiële opzet en positie
5.3.1
Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat en ontwikkeling van de marktrente. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico’s, die in paragraaf 5.3.3 en in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld.
26
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de CAO-partijen. Ook gelden de afspraken met de werkgever, neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst als grenzen voor de beleidsvrijheid van het bestuur. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
Pensioenregeling Uitvoeringsovereenkomst
Financiële positie
Financieringsbeleid
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Het gevoerde beleid van het pensioenfonds en de daarbij gehanteerde beheersingmaatregelen worden hieronder toegelicht. Tevens wordt ingegaan op de onderlinge samenhang en komt de financiële positie aan bod. 5.3.1.1
Financiële positie eind 2008
Het pensioenfonds van DNB had, net als veel andere pensioenfondsen, in 2008 te maken met een daling van de rekenrente voor de verplichtingen, en een negatief resultaat op de beleggingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, de ontwikkeling van de marktrente en bijvoorbeeld toeslagverlening.
27
De dekkingsgraad daalde van 135,5% ultimo 2007 tot 105,3% ultimo 2008. Dit valt als volgt nader te specificeren: Dekkingsgraad ultimo 2007 Mutatie door beleggingsresultaat (vnl. aandelen) Mutatie door de ontwikkeling van de marktrente (incl. afdekken) Mutatie door toename overige oorzaken Dekkingsgraad ultimo 2008
135,5% -20,2% -2,0% -8,0% 105,3%
In 2008 is de voor het fonds relevante rekenrente gedaald van 4,9% naar 3,5%. Daardoor stegen de verplichtingen, maar als gevolg van het afdekken van het renterisico heeft dit per saldo slechts tot een 2%-punt verslechtering van de dekkingsgraad geleid. Daarnaast is ook sprake geweest van een stijging van de verplichtingen onder andere vanwege toeslagverlening en actuariële resultaten, dit heeft geleid tot een verslechtering van de dekkingsgraad met 8,0%-punt. De negatieve ontwikkeling van het beleggingsresultaat was de belangrijkste oorzaak van de daling in de dekkingsgraad, voornamelijk toe te schrijven aan de gedaalde aandelenkoersen. Medio november 2008 is de dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad gedaald en daarmee ontstond een reservetekort. In januari 2009 is een dekkingstekort geconstateerd. De dekkingsgraad was gedaald tot onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%. Het pensioenfonds heeft voor 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij de toezichthouder DNB, waarin berekend wordt hoe de dekkingsgraad van het fonds naar verwachting binnen een paar jaar herstelt tot boven de 105% en hoe in vijftien jaar het vermogen weer op het vereist eigen vermogen komt. Oorspronkelijk gold voor het kortetermijnherstelplan een termijn van drie jaar, maar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft pensioenfondsen de mogelijkheid gegeven deze termijn te verlengen tot vijf jaar. Het pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid, omdat bij een hersteltermijn van vijf jaar in geval van een tegenvallend herstel minder op de aanspraken gekort hoeft te worden.
28
5.3.2
Beleid en beleidskeuzes
5.3.2.1
Staffel 2008
De verschillende sturingsmiddelen van het fonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en beleggingstaffel. De staffel zoals van toepassing in 2008 is hieronder weergegeven. Trede
Premie als % van salaris 28% 28% 25,5% 24% 22,5% 18%
1 2 3 4 5 6
dg < 105% VPVN 105% VPVN < dg < VPV20%R VPV20%R < dg < VPV40%R VPV40%R < dg < VPV60%R VPV60%R < dg < VPV80%R VPV80%R < dg < 115% VPV80%R
7
115% VPV80%R < dg < 125% VPV80%R
13,5%
8
125% VPV80%R < dg < 135% VPV80%R
9%
9
135% VPV80%R < dg < 145% VPV80%R
4,5%
10
dg > 145%VPV80%R
0%
Toeslagverlening als % van prijsindex 0% 0% 33,3% 66,7% 100% 100% plus inhaal tot max.50% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex
Risicobudget 2,7% 2,7% 3,95% 5,2% 6,5% 7,4% 8,1% 9,9% 9,9% 9,9%
dg = dekkingsgraad VPVN = voorziening pensioenverplichtingen berekend op basis van de nominale rekenrente VPV20%R = voorziening pensioenverplichtingen berekend op basis van 80% de nominale rekenrente en 20% de reële marktrente
Verplichtingen van een pensioenfonds (pensioenaanspraken) kunnen gewaardeerd worden met behulp van de door de toezichthouder gepubliceerde nominale marktrente. Een andere mogelijkheid is het waarderen tegen de reële marktrente. Dit is de nominale rente verminderd met de verwachte inflatie. Voor het hanteren van de staffel worden de verplichtingen in eerste instantie in de verhouding 80% reële rente en 20% nominale rente berekend. Als de dekkingsgraad in de verhouding 80% reëel/20% nominaal tussen de 100% en 115% ligt, bevindt het fonds zich in trede 6 en is tenminste het streefvermogen aanwezig. Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële
29
marktrente. Dit betekent dat het fonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Als de dekkingsgraad in de verhouding 80% reëel/20% nominaal hoger dan 115% is, vindt indeling in tredes 7 tot en met 10 plaats. Als de dekkingsgraad 80% reëel/20% nominaal minder dan 100% is, wordt gekeken bij welke lagere verhouding reëel/nominaal de dekkingsgraad nog tenminste 100% is. Hieruit volgt indeling in tredes 2 tot en met 5. Is de dekkingsgraad berekend tegen 100% nominale rente lager dan 105% dan bevindt het fonds zich in trede 1. Van belang is dat deze wijze van berekening van de dekkingsgraad alléén voor toepassing van de staffel gebruikt wordt. De dekkingsgraad die bepalend is voor de constatering of er een reserve- of dekkingstekort is, is altijd de dekkingsgraad berekend tegen de nominale marktrente. Deze dekkingsgraad wordt gecommuniceerd met de toezichthouder en wordt ook in de rest van het jaarverslag gebruikt. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is zodanig ingericht, dat hoe hoger de dekkingsgraad is, hoe meer beleggingsrisico er wordt genomen. De samenstelling van de portefeuille wordt aangepast als de hoogte van de dekkingsgraad aangeeft dat het fonds zich in een andere trede bevindt. Een graadmeter voor de mate van beleggingsrisico is het risicobudget en dat geeft de mate aan waarin de dekkingsgraad kan fluctueren. Hoe hoger het risicobudget, hoe hoger de fluctuaties in de dekkingsgraad ook kunnen zijn. De staffelpremie is een percentage van het pensioengevend inkomen (vast en variabel). De evenwichtpremie bevindt zich in trede 6. Dit is de premie die nodig is om het streefvermogen in stand te houden en volledig toeslag te verlenen voor de pensioenen. Zodra de dekkingsgraad onder het streefvermogen komt, wordt er een hogere premie betaald. De maximale premie bedraagt in 2008 28%. Naast het premiebeleid zijn er andere sturingsmiddelen die worden gebruikt voor beïnvloeding van de vermogenspositie zoals het meer of minder risicovol beleggen en de toeslagverlening op de pensioenaanspraken van nietactieven. De staffel is een leidraad voor de besluitvorming in het bestuur over het premieniveau en de voorwaardelijke toeslagverlening in enig jaar, uitgaande van de dekkingsgraad op 1 januari van het betreffende jaar. De staffel vormt tevens de leidraad voor de besluitvorming omtrent het beleggingsbeleid. Het bestuur kan gemotiveerd en gehoord de certificerend actuaris besluiten tot afwijking van de geldende staffel. Omdat in die situatie wordt afgeweken van de afspraak met de werkgever, vindt daarover overleg plaats met de werkgever. Aan het begin van het jaar 2008 bevond het pensioenfonds in staffel trede 6, aan het einde van het jaar bevond het pensioenfonds zich in staffel trede 2. Premiebeleid De feitelijke premie is de premie die daadwerkelijk door de werkgever is betaald. De premiepercentages kunnen volgens de staffel variëren van 0% tot 28% van het salaris. De premie die het fonds ontvangt, moet in principe kostendekkend zijn. In de Pensioenwet zijn
30
verschillende componenten benoemd die opgenomen moeten zijn in deze kostendekkende premie. Dit zijn onder andere de inkoop van nieuwe pensioenopbouw, kostenopslagen en de kosten voor opbouw of het in stand houden van financiële buffers. De kostendekkende premie wordt bepaald met behulp van de marktrente. De marktrente kan echter sterk fluctueren en dit heeft tot gevolg dat ook de premie grote schommelingen van jaar tot jaar kan laten zien. Om deze schommelingen te voorkomen biedt de Pensioenwet de mogelijkheid gebruik te maken van een gedempte premie. De premie wordt dan bijvoorbeeld met een gemiddelde rente of met het verwachte rendement bepaald in plaats van met de marktrente. Als een fonds heeft gekozen voor de mogelijkheid tot premiedemping, dan wordt de feitelijke premie door de toezichthouder getoetst aan de gedempte kostendekkende premie in plaats van aan de zuivere kostendekkende premie. In een aantal gevallen is het trouwens mogelijk korting te verlenen op de (gedempte) kostendekkende premie, bijvoorbeeld als de financiële positie erg sterk is. Het fonds heeft ervoor gekozen de premie te dempen met behulp van het verwachte rendement. Premiekosten tot 15% van de loonsom zijn voor rekening van de werkgever. Premiekosten boven 15% worden op 50-50 basis verdeeld tussen werkgever en werknemers met voor de werknemers een maximum van 5% van de pensioengrondslag. De premie voor 2008 is hoger vastgesteld dan zij volgens de staffel zou zijn geweest, omdat de premie volgens de staffel niet kostendekkend was. De toezichthouder heeft voorgeschreven dat in 2008 tenminste een gedempte kostendekkende premie moet worden geheven. Deze eis werd van toepassing, omdat het fonds in 2007 nog niet had aangetoond, dat het model voor de financiële opzet conform de wettelijke uitgangspunten houdbaar is. Met de continuïteitsanalyse die bij het herstelplan is ingediend is dat in 2009 wel aangetoond. In afwijking van het vastgestelde beleid en gehoord de certificerend actuaris is in 2008 een premie van 21,0% betaald. Het bestuur is met de werkgever een nieuwe staffel overeengekomen die geldt vanaf 2009. De gedempte kostendekkende premie is vooraf vastgesteld op basis van het actuariële jaarwerk van voorgaand jaar. Bij de bepaling van de gedempte premie is rekening gehouden met een discontovoet van 4,5% en een risicopremie van 3,0%. Er is rekening gehouden met de langetermijn verwachte loonontwikkeling van 3%. Genoemde uitgangspunten komen overeen met de wettelijke uitgangspunten. Op de gedempte kostendekkende premie is een korting verleend ter grootte van de verwachte vrijval van het vereist eigen vermogen, evenals in 2007. De gedempte kostendekkende premie is iets hoger dan de feitelijke premie. Er is een premiekorting verleend van € 3,4 miljoen. Conform artikel 48a van de Invoerings- en aanpassingswet (de Veegwet) is het voor 2007 en 2008 toegestaan premiekorting te verlenen ter grootte van de buffervrijval als gevolg van het doen van uitkeringen. De buffervrijval bedraagt € 5,2 miljoen; dit is 13,8% (het vereist eigen vermogen aan het begin van het boekjaar) van de uitkeringen in het boekjaar. De verleende premiekorting is lager dan de buffervrijval en daarmee is de feitelijke premie voor 2008 toereikend.
31
Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Feitelijke premie 5.3.2.2
33,3 miljoen 32,7 miljoen 29,3 miljoen
Financieringsbeleid
Begin 2008 is er een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Omdat de uitkomsten aantoonden dat het fonds onvoldoende herstelkracht had, heeft het bestuur besloten een ALM-studie, die was voorzien in 2009, vervroegd uit te laten voeren. In de ALM-studie zijn scenario's doorgerekend, waarbij in beeld wordt gebracht wat de kansen en bedreigingen voor het fonds zijn in diverse economische situaties. Tijdens de afrondende fase van de ALM-studie werd de consistentietoets door de wetgever gepubliceerd. De consistentietoets gaat er vanuit dat er in een periode van vijftien jaar vanaf een dekkingsgraad van 105% wordt toegegroeid naar tenminste het vereist eigen vermogen en vanaf het vereist eigen vermogen – dan wel vanaf het streefvermogen indien hoger - over een periode van vijftien jaren een toeslagverlening wordt verwacht die in voldoende mate aansluit bij de toeslagambitie. 5.3.2.3
Beleggingsbeleid
De strategische allocatie bestond in de eerste twee maanden van 2008 uit 65% Euro langlopende obligaties en 35% uit Aandelen wereldwijd. Eind februari is de strategische norm portefeuille voor 2008 geïmplementeerd. Daarbij is de allocatie naar obligaties en aandelen verder gediversificeerd en zijn andere beleggingscategorieën zoals vastgoed en grondstoffen aan de portefeuille toegevoegd. Verder is de allocatie naar aandelen verlaagd ten gunste van vastgoed.
32
De verdeling van de strategische normportefeuille 2008 luidt als volgt: Portfolio
Benchmark
Weging
Obligaties Euro langlopende obligaties (passief) Euro Core obligaties (actief) Wereldwijd high yield obligaties (actief) Wereldwijd schuldpapier opkomende markten (actief)
Barclays Cap Euro Agg Treasury 15+ Citi Euro BIG ML Global High Yield (hedged to Euro) EMBI plus index (hedged to Euro)
63% 35% 24% 2% 2%
Aandelen Aandelen wereldwijd (actief) Aandelen emerging markets (actief)
MSCI World (hedged to Euro) MSCI Global Emerging Markets
Vastgoed Direct Europees Vastgoed (actief)
Actual performance
5% 5%
AIG - DJ
2% 2%
Grondstoffen Grondstoffen (actief)
30% 27% 3%
Daarnaast werden rente- en inflatieswaps afgesloten om het rente- en inflatierisico van de verplichtingen af te dekken. Verder is sinds medio 2006 het grootste gedeelte van het valutarisico afgedekt, een beleid dat in 2008 is voortgezet. Het pensioenfonds heeft een afweging gemaakt tussen actief en passief beheer van de verschillende beleggingscategorieën. Het innemen van posities ten opzichte van de benchmark (actief beheer) is alleen zinvol indien dit meer rendement biedt (outperformance ten opzichte van de benchmark, ook wel alpha genoemd) ten opzichte van het repliceren van de benchmark (passief beheer waarvoor de benchmark performance geldt, ook wel beta genoemd). De portefeuille met Euro langlopende obligaties wordt passief beheerd, aangezien het beperkte beleggingsuniversum verhoudingsgewijs minder ruimte biedt om door middel van actief beheer waarde toe te voegen. Voor de overige beleggingscategorieën is wel gekozen voor actief beheer.
33
5.3.2.4
Toeslagverlening
De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met de maand september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 en voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van DNB waarvoor de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2003 geldt op grond van oude reglementen nog een recht op een toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Of toeslagverlening zal worden toegekend is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, kan het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het fonds heeft bepaald, dat de dekkingsgraad per 1 januari van het jaar van toeslagverlening bepalend is voor het al dan niet verlenen van de toeslag. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 geldt aanvullend, dat de werkgever de kosten van de toeslagverlening betaalt als het fonds onvoldoende financiële middelen heeft. Dit is opgenomen in het pensioenreglement dat nog op deze groep van toepassing is. Verleende toeslagen in 2008 De pensioenaanspraken van actieve deelnemers zijn per 31 december 2008 verhoogd met de algemene salarisaanpassing van 3,0%. Deze toeslagverlening is in de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de werknemers opgenomen en is gedurende het dienstverband onvoorwaardelijk. Voor het overige heeft het bestuur besloten over voorwaardelijke toeslagen. De grondslag hiervoor was de dekkingsgraad per 1 januari 2008. Tevens is telkens de certificerend actuaris gehoord en zijn de gevolgen voor de financiële positie van het fonds meegewogen. Ten gevolge daarvan zijn de pensioenen van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 en de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van DNB waarvoor de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2003 geïndexeerd op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever. De ingangsdatum was 1 maart 2008 en de toeslag was gelijk aan de algemene salarisaanpassing van 3,0%. Tenslotte zijn voor de resterende populatie per 31 december 2008 de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers, gegeven de financiële positie van het pensioenfonds per 1 januari 2008 (conform de premie- en toeslagstaffel), verhoogd met de consumentenprijsindex, en wel met 3,1%.
34
Omdat de toekenningdata niet hetzelfde zijn (de datum van de CAO-verhoging - in dit geval 1 maart - en 31 december) was de financiële situatie van het fonds op beide data verschillend. Omdat echter de peildatum wel dezelfde is, te weten 1 januari, en het bestuur naast de financiële positie ook een evenwichtige belangenbehartiging mee moet laten wegen bij zijn beslissing, heeft het bestuur na rijp beraad en gehoord de externe actuaris besloten ook de tweede groep te indexeren. Het effect op de dekkingsgraad van deze laatste toeslagverlening was relatief gering en woog naar oordeel van het bestuur niet op tegen een ongelijke behandeling van beide groepen gewezen deelnemers. De externe actuaris kan zich hierin vinden. Vooruitblik naar 2009 In 2009 zal er voor de voorwaardelijke toeslagverlening worden gekeken naar de dekkingsgraad van 1 januari 2009. Deze bedraagt, zoals elders aangegeven, 105,3%. Een dergelijke dekkingsgraad betekent, dat er geen voorwaardelijke toeslagen zullen worden verleend die ten laste van het fonds komen. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 zullen de kosten van de toeslagverlening bij de werkgever in rekening worden gebracht, omdat het fonds onvoldoende financiële middelen bezit om zelf toeslagen te verlenen. De onvoorwaardelijke toeslagen die worden verleend zolang de deelnemer in actieve dienst is, zullen op grond van de huidige bepalingen, de loonontwikkeling van de werkgever volgen, zoals die in de CAO is afgesproken.
5.3.3
Risicobeheer
Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt- en het kredietrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces.
35
• Renterisico In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt hierbij gekeken naar de rentegevoeligheid van de verplichtingen. De rentegevoeligheid van de verplichtingen wordt geanalyseerd en in de portefeuille wordt voor een gewenst percentage eenzelfde rentegevoeligheid geïmplementeerd. Immers, als een wijziging in de rente eenzelfde waardeverandering teweeg brengt zowel in de verplichtingen als in de portefeuille, is het renterisico afgedekt. Gevoeligheid betekent hier dus mate van waardeverandering indien de rente wijzigt. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Deze portefeuille heeft een rentegevoeligheid die weliswaar afwijkt van de verplichtingen, maar al een deel van de rentegevoeligheid afdekt. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps. • Valutarisico De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. Verder wordt 100% van de benchmark exposure in de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond afgedekt naar de Euro voor aandelen, wereldwijde high yield obligaties en schuldpapier van opkomende markten. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van 3 maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito’s en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het verlengde van de risicobeheersing maatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continue monitoren en analyseren het kredietrisico van uitgevende instellingen. • Benchmarksystematiek De strategische norm portefeuille is onderverdeeld naar verschillende beleggingscategorieën. Voor iedere categorie is een benchmark en beleggingsstrategie vastgesteld.
36
• Reputatierisico Het pensioenfonds volgt een Socially Responsible Investment-strategie. Als gevolg daarvan is een lijst van ondernemingen opgenomen waarin niet mag worden belegd. De aandelenportefeuille wordt beheerd door derde managers. • Actief beheer BlackRock is verantwoordelijk voor de selectie en monitoring van de derde managers. Een belangrijk aandachtspunt in de selectie van de derde managers is het interne risicocontroleproces. Daarbij geldt dat in de beleggingsrichtlijnen specifieke restricties zijn opgenomen op het gebied van regio’s, markten, maximale positie in een individueel aandeel, en maximale tracking error, deze beleggingsrichtlijnen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Beleggingscommissie. In aanvulling op de risicocontroles in het beleggingsproces van de derde managers, verzorgt Blackrock de continue monitoring van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille waarbij de risico’s en rendementen worden geanalyseerd. BlackRock houdt toezicht op de portefeuille om te bepalen of wordt voldaan aan alle criteria die getoetst zijn aan de selectieprocedure. • Juridische risico’s Op basis van de Investment Management Agreement (IMA) is BlackRock de wederpartij van het pensioenfonds. Een uitvloeisel van de IMA is dat BlackRock gemachtigd is onderdelen van het vermogensbeheer uit te besteden aan derden. Onder derden wordt verstaan dochterondernemingen van BlackRock Inc. of derde vermogensbeheerders. • Derivaten overeenkomsten In de beleggingingsportefeuille wordt gebruik gemaakt van derivaten. Waar nodig gelden aparte juridische bepalingen. Bijvoorbeeld voor swaps maakt het pensioenfonds gebruik van de BlackRock ISDA paraplu en is het pensioenfonds toegevoegd aan de ISDA overeenkomsten die BlackRock heeft afgesloten met haar tegenpartijen. • Custody risico The Bank of New York (BoNY) is door het pensioenfonds aangesteld als bewaarnemer van de beleggingsportefeuille. De Overeenkomst bevat algemene bepalingen aangaande bewaarnemingrisico’s. • Sub-custody risico BoNY maakt gebruik van lokale onderbewaarnemers (subcustodians). Het Global network management team van BoNY onderhoudt de contacten met de onderbewaarnemers en is verantwoordelijk voor de selectie en het due diligence proces, en de monitoring en beëindiging van de relatie met de onderbewaarnemers in haar netwerk.
37
• Liquiditeitsrisico Onder liquiditeitsrisico wordt verstaan het risico dat de handel in beleggingscategorieën en/of financiële instrumenten opdroogt als gevolg van negatieve marktontwikkelingen. De verhandelbaarheid in beleggingscategorieën wordt gewaarborgd door het stellen van concentratielimieten, minimale ratings en - indien van toepassing - looptijdbeperkingen in de beleggingrichtlijnen. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringsterfte is bij het pensioenfonds het langlevenrisico sterk gereduceerd. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Gezien de schaal van het fonds is dit risico niet herverzekerd. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. • Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en BlackRock.
38
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en BlackRock een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 6.4.3.1).
5.4
Pensioenbeheer
5.4.1
Pensioenregeling
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2006 zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,15% per jaar • Franchise van € 11.172 per 1 januari 2008 • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis • Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1-1-1950 en medewerkers geboren vóór 1-1-1950. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005) van toepassing waren, geldt dat de voor 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken behouden blijven. Ook voor deze aanspraken gelden de toeslagen en kan de deelnemer de opgebouwde rechten vervroegen of uitstellen. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen van toepassing waren (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005), blijft pensioenregeling 2003 respectievelijk pensioenregeling 2005 van kracht.
39
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 (oud DNB) zijn: • Deelnemer in de regeling, diegenen die op 31 januari 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren bij de werkgever en op die datum deelnamen bij het fonds aan het geldende pensioenreglement 2003 • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 12.209 per 1 januari 2008 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 60 jaar (deelnemer geboren vóór 1 januari 1948) en 60¼ (deelnemer geboren op of na 1 januari 1948, doch vóór 1 januari 1950) • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 (oud PVK) zijn: • Deelnemer in de regeling, diegenen die op 31 januari 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren bij de werkgever en per 31 december 2004 deelnamen bij het fonds aan het toen geldende pensioenreglement • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 12.209 per 1 januari 2008 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 62 jaar • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd Per 1 januari 2009 zijn de reglementen aangepast conform een aantal bestuursbesluiten die in de loop van 2008 genomen zijn. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op het introduceren van een mogelijkheid een gedeelte van het ouderdomspensioen aan te wenden voor een AOW compensatie bij eerder pensioneren dan 65 jaar onder het P2006 reglement en voor alle reglementen het actualiseren van de uitruil- en afkoopfactoren, toevoeging van de mogelijkheid tot afkoop kleine pensioenen en de invoering van de toeslagenmatrix.
5.4.2
Pensioencommunicatie
Heldere communicatie met de belanghebbenden is voor het bestuur van groot belang. Het fonds onderscheidt vier doelgroepen, te weten deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners bij scheiding en pensioengerechtigden. De communicatiedoelstellingen zijn er op gericht deze groepen die informatie te verschaffen die voor hen relevant is. Deze communicatie dient helder en voor de doelgroep begrijpelijk te zijn. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de communicatiemiddelen, die hieronder beschreven zijn.
40
In 2008 is er voor de deelnemers van het pensioenfonds een aantal nieuwe communicatiemiddelen in het leven geroepen: een website, een pensioenkrant en geactualiseerde brochures. De website www.dnbpensioenfonds.nl is begin 2008 live gegaan. De website is gedurende de loop van het jaar uitgebreid met informatie. Ook de pensioenplanner is in gebruik genomen. Op de website van het pensioenfonds staat ook een vraag- en antwoordlijst met informatie over de financiële crisis. In 2009 wordt de informatie waar nodig weer bijgewerkt met de relevante gegevens en nieuwe cijfers, zoals de franchisebedragen. Eén van de belangrijkste communicatie-uitingen van het pensioenfonds voor zijn deelnemers is het Uniform Pensioenoverzicht. Het jaarlijkse pensioenoverzicht voor de actieve deelnemers is in mei 2008 verzonden. Gelijktijdig met deze verzending is op de website van het pensioenfonds een pensioenplanner beschikbaar gesteld. De pensioenplanner is gebruiksvriendelijk en overzichtelijk en laat de deelnemer in een aantal simpele stappen meer inzicht krijgen in zijn pensioen in bepaalde situaties. In 2009 wordt onderzocht of de levensloopvoorziening en/of andere individuele mogelijkheden in de pensioenplanner kunnen worden opgenomen. Het Uniform Pensioenoverzicht zal in 2009, naast de fysieke verzending in mei, ook digitaal beschikbaar komen voor de deelnemers. Eind 2008 hebben de pensioengerechtigde deelnemers van het fonds voor het eerst een pensioenoverzicht partnerpensioen ontvangen. Dit zal voortaan elk jaar gebeuren. Voor 2009 staat de verzending gepland voor december. De gewezen deelnemers zullen in 2009 een pensioenoverzicht ontvangen. Dit overzicht wordt één maal in de vijf jaar verzonden. Tussentijds kunnen gewezen deelnemers een overzicht opvragen bij de pensioendesk. De deelnemers van het fonds hebben in 2008 de eerste editie van de pensioenkrant ‘Uw pensioen’ ontvangen. Deze krant wordt naar de totale populatie van het fonds gezonden. Bedoeling is dat de deelnemers jaarlijks twee pensioenkranten ontvangen. De tweede editie van 2008 is in januari 2009 verzonden. In 2009 verschijnen de pensioenkranten in mei en december. De brochures 'Pensioenregeling in het kort' en 'Waardeoverdracht bij indiensttreding' zijn geactualiseerd en uitgegeven in de nieuwe huisstijl van het fonds. Ook zijn deze brochures raadpleegbaar via de website. In 2009 worden de brochures geactualiseerd aan wijzigingen in reglementen en voorwaarden. Tijdens kantooruren is er een telefonische pensioendesk beschikbaar. Pensioenconsultants beantwoorden vragen van deelnemers en pensioengerechtigden. Ook kunnen vragen per post of per e-mail gesteld worden. Tijdens de gepensioneerdendag op 1 november 2008 bij DNB is het pensioenfonds vertegenwoordigd geweest om vragen van bezoekers te beantwoorden. De beantwoording van de deelnemersvragen liep aan het begin van het jaar 2008 niet optimaal doordat er nog dossiers overgeheveld moesten worden naar de uitvoeringsorganisatie. Nadat
41
de dossiers waren overgedragen, is de beantwoording van de vragen verbeterd en wordt voldaan aan de daarvoor afgesproken termijnen. De meeste vragen betreffen de financiële positie van het fonds (met name in het vierde kwartaal 2008), de pensioenproducten, de pensioenopgaven, de specificaties en prepensioen. Via een aparte mailing zijn de deelnemers op wie dit betrekking had eind juni geïnformeerd over het besluit van het fonds over de toeslagverlening. De deelnemers die vanaf 1 januari 2009 een hogere uitkering door de toeslagverlening zullen ontvangen, hebben hierover in december 2008 bericht gehad. Indien nodig zullen er in 2009 mailingen verzonden worden, teneinde de informatievoorziening aan de deelnemers optimaal te houden. In 2008 heeft het bestuur van het fonds deelgenomen aan een workshop Communicatie, georganiseerd door TKP. In deze workshop is de langetermijn strategische visie van het pensioenfonds op de deelnemerscommunicatie geformuleerd. De belangrijkste doelstellingen van de communicatie zijn informatie en verantwoording, welke tijdig en begrijpelijk moeten gebeuren. Daarbij moet de communicatie doelgroepgericht zijn. Uitgangspunt is verder dat informatie 'gelaagd' aangeboden wordt: van algemeen naar specifiek. Daardoor kunnen de deelnemers de hoeveelheid en complexiteit van informatie tot zich nemen die zij wensen. In 2009 wordt het communicatiebeleid voortgezet en aangescherpt om aan deze doelstellingen te voldoen. Een van de middelen die hierbij ingezet worden, is het uitvoeren van een onderzoek, dat inzicht dient te geven in kennis, houding en gedrag van deelnemers over het onderwerp pensioen. De uitkomsten van deze 'nulmeting' zullen de input vormen voor verdere invulling van het communicatiebeleid en de uitvoering hiervan.
5.4.3
Externe ontwikkelingen
Het bestuur volgt de ontwikkelingen rondom pensioen op de voet. De bestuursleden bezoeken regelmatig seminars en studiedagen, waarin informatie wordt gegeven over bijvoorbeeld nieuwe wet- en regelgeving. Om te kunnen beoordelen of nieuwe ontwikkelingen gevolgen hebben voor het fonds, zal het bestuur deze beheersmatig of thematisch bespreken. Naast de reguliere vergaderplanning voor 2009 heeft het bestuur een meerjarenplan opgesteld, welke aangepast zal worden aan nieuwe actualiteiten. Onderstaand beschrijft het bestuur een aantal ontwikkelingen, die voor het fonds van belang worden. Toeslagen In het verslagjaar heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding wettelijk vastgelegd. Vanaf 1 januari 2009 zijn pensioenfondsen verplicht in de communicatie-uitingen over de (voorwaardelijke) toeslagverlening voorgeschreven teksten te gebruiken (toeslagenmatrix) en een ‘beeldende en kwalitatieve maatstaf’ (toeslagenlabel) op te nemen. Dit beeldmerk geeft de verwachtingen weer ten aanzien van toekomstige toeslagverlening over een periode van vijftien jaar afgezet tegen de prijsstijging. Daarnaast geeft het label inzicht in de toeslagverlening die verwacht kan worden bij een pessimistisch inflatiescenario.
42
Vanwege de actuele situatie bij de pensioenfondsen heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aangegeven in het jaar 2009 niet op het gebruik van het toeslagenlabel te controleren, indien aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden heldere informatie wordt verstrekt over gevolgen van de crisis voor de eventuele herstelplannen, de toeslagverlening, premies, behoud van rechten en waardeoverdrachten. De AFM stelt hiervoor een modelbrief op die pensioenfondsen dienen te gebruiken. De AFM geeft op dit moment aan heldere informatie over deze aspecten een hogere prioriteit dan aan het gebruik van het toeslagenlabel. Het fonds heeft de brieven op basis van het AFM-voorbeeld in het tweede kwartaal van 2009 aan de totale populatie verstuurd. Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenuitvoerders per 1 januari 2011 het pensioenregister gebruiksklaar te hebben. Het pensioenregister moet een via het internet toegankelijk overzicht gaan geven van al het pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd en de AOW waar vanaf 65-jarige leeftijd aanspraak op bestaat. In het verslagjaar zijn de eerste stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register door de oprichting van Stichting Pensioenregister – een samenwerkingsverband van pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank – die de oprichting van het register gaat begeleiden. Het fonds zal de benodigde informatie verschaffen aan de Stichting Pensioenregister.
5.5
Vermogensbeheer: beleid en uitvoering
5.5.1
Resultaten 2008
Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is onderdeel van het totale pensioenbeleid en kan niet los gezien worden van de verplichtingen (‘liabilities’) en andere elementen van het pensioenbeleid. Er is sprake van een ‘liabilities driven’ beleggingsbeleid, waarbij het risicobudget meeschaalt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Bij een hogere dekkingsgraad wordt meer risico in de beleggingen nagestreefd (gericht op een hoger beleggingsrendement) en wordt een deel van het vermogen aangewend om de inflatierisico's af te dekken. Daarnaast is in de uitvoeringsovereenkomst met de sponsor opgenomen dat het pensioenfonds te allen tijde 80% van het renterisico van de (nominale) verplichtingen dient af te dekken. Gedurende het jaar heeft het pensioenfonds deze dynamiek nauwlettend gemonitord. Dit heeft in 2008 niet geleid tot rebalancing van de beleggingsportefeuille. Het pensioenfonds heeft door de jaren heen het beleid gevoerd om het renterisico af te dekken. Zo is de looptijd (duration) van de beleggingen in de periode 2006 – 2007 geleidelijk opgehoogd. Het afdekken van het renterisico is in 2008 verder vorm gegeven door een verdere toename van de duration van de portefeuille van obligaties en renteswaps. Dit beleid heeft in het verslagjaar zijn vruchten afgeworpen. In 2008 is de voor het fonds relevante rekenrente gedaald van 4,9% naar 3,5%. Daardoor stegen de verplichtingen, maar als gevolg van het afdekken van het renterisico heeft dit per saldo slechts tot een 2%-punt verslechtering van de dekkingsgraad geleid. Daarnaast is ook sprake geweest van een stijging van de verplichtingen
43
vanwege toeslagverlening en actuariële resultaten, dit heeft geleid tot een verslechtering van de dekkingsgraad met 8,0%-punt. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat was de belangrijkste oorzaak van de daling van de dekkingsgraad. De beleggingen van het pensioenfonds zijn onderhevig aan rente-, markt- en kredietrisico´s. Het afgelopen jaar hebben die zich gemanifesteerd in de vorm van grote koersdalingen op aandelen- en grondstofmarkten (respectievelijk -40,7% en -57,5%), fors oplopende risicopremies voor kredietrisico en dalende kapitaalmarktrentes. De daling van de dekkingsgraad over het verslagjaar is voornamelijk toe te schrijven aan de gedaalde aandelenkoersen (-17%). De lagere grondstof- en vastgoedprijzen hadden vanwege het geringe gewicht in de portefeuille een relatief beperkte impact op de daling van de dekkingsgraad (-3%-punt). De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bestond in de eerste twee maanden van 2008 uit 65% langlopende Euro obligaties met een gemiddelde looptijd van 12 jaar en uit 35% passief beheerde aandelen tegen een wereldwijde index. Vervolgens is per eind februari de nieuwe strategische normportefeuille geïmplementeerd (zie ook paragraaf 5.3.2.3). In deze nieuwe benchmark is het percentage aandelen tot 30% teruggebracht ten gunste van onroerend-goed. Verder zijn in beperkte mate beleggingen in grondstoffen, emerging market debt en high yield toegevoegd om meer diversificatie in de portefeuille te bewerkstelligen en is de portefeuille Europese obligaties gesplitst in een euro core bond portefeuille en een euro long bond portefeuille met staatsobligaties van de EMU landen met een looptijd langer dan 15 jaar. Onderstaande grafiek geeft de sectorverdeling weer bij de euro core bond portefeuille. Hieruit blijkt dat deze portefeuille voornamelijk bestaat uit staatsleningen, met tevens een allocatie naar bedrijfsobligaties en gesecuritiseerd papier (triple A covered bonds en ABS).
44
Sectorverdeling van de Euro core bond portefeuille
Gesecutiriseerd; 7,20%
Overig; 2,07%
Bedrijfsobligaties; 18,54%
Staatsleningen; 57,09% Staatgerelateerde leningen; 15,02%
Daarnaast werden rente- en inflatieswaps afgesloten om het rente- en inflatierisico van de verplichtingen af te dekken. Het reeds in 2006 ingezette beleid om het grootste gedeelte van het valutarisico af te dekken werd ook dit verslagjaar voortgezet. In onderstaande tabel (bedragen in miljoenen euro’s) zijn de beleggingen, de verplichtingen en de dekkingsgraad van het pensioenfonds per ultimo 2007 en per ultimo 2008 weergegeven. In de tabel is tevens de stand van de beleggingsportefeuille per eind februari 2008 opgenomen. De aandelenportefeuille wordt beheerd door de managers AXA Rosenberg en Alliance Bernstein. De vastgoedportefeuille wordt beheerd door ING. De rest van de beleggingsportefeuille wordt beheerd door BlackRock. Het totale rendement op de beleggingsportefeuille bedroeg in 2008 -2,7%, inclusief het positieve resultaat van de rente- en inflatieafdekking.
45
Stand van de beleggingen per ultimo 2007 en 2008 Ultimo 2007
Februari 2008
Ultimo 2008 waarde waarde rendement in EUR in % in % 576 72 8,8 211 26 5,9* 337 42 8,7* 13 2 -28,7* 16 2 -10,4*
in EUR 594
in % 65
in EUR 549 214 314 12 9
in % 62 24 35 1 1
309
34
259
29
177
22
-40,7
0
0
42
5
-6,1*
Grondstoffen
17
2
7
1
-57,5*
Cash
63
7
0
0
Obligaties Euro core obligaties Euro langlopende obligaties Wereldwijde high yield obligaties Schuldpapier opkomende markten Aandelen wereldwijd Direct Europees vastgoed
Totaal exclusief afdekking Afdekking rente- en inflatierisico Afdekking valutarisico Totaal inclusief afdekking
888
803 70 0
5
1
2 4
907
100
894
100
873
-9,7
100
-2,7
* Sinds implementatie van de Strategische Norm Portefeuille 2008, ultimo februari 2008.
Op de obligaties, exclusief het afdekken van het rente- en inflatierisico via swaps, is per saldo een rendement gemaakt van ongeveer 9%. Van het in 2006 ingezette beleid waarbij de duration bij de obligatiebeleggingen verder is opgetrokken is geprofiteerd in een omgeving van dalende rentes. Ook het actieve beheer droeg in 2008 per saldo positief bij aan het resultaat van de obligatiebeleggingen met 0,6%-punt. Bij de global high yield portefeuille was sprake van een underperformance van 2,7%-punt. Bij de euro core en emerging markets obligatieportefeuilles werd een outperformance gerealiseerd van respectievelijk 1,3%-punt en 2,5%-punt. Belangrijkste reden voor de outperformance in de emerging debt was de overwogen positie in de portefeuille van schuld van opkomende landen genoteerd in harde valuta die een aanzienlijk betere performance liet zien dan de schuld genoteerd in lokale valuta.. In het actieve beheer bij de euro core bond portefeuille kon worden geprofiteerd van een overweging in core landen zoals Duitsland, Frankrijk en Italië ten koste van sommige Eurolanden. Een belangrijk thema in 2008 was het oplopen van de rentespreads van sommige Eurolanden door een oplopende risicoaversie en het verlies van de triple A rating van sommige Europese overheden. De focus lag in de portefeuille op de core landen. In onderstaande grafiek staat de landenallocatie bij de euro core en long bond obligatieportefeuille weergegeven met een significante allocatie naar Duitsland, Frankrijk en Italië.
46
Landenallocatie obligatieportefeuille
Cash, 0.5% Portugal, 1.1%
Oostenrijk, 0.6% België, 4.3%
Griekenland, 3.4% Spanje, 7.6% Nederland, 6.0%
Frankrijk, 19.6%
Italië, 30.4% Duitsland, 26.5%
Tegenover het rendement op de obligatiebeleggingen van 9% stond echter een nog grotere stijging van onze nominale verplichtingen. Deze stijging hing samen met een forse daling van de swap (interbancaire) rente, die als rekenrente fungeert voor de bepaling van de omvang van onze nominale verplichtingen. Deze swaprente liet een forse daling zien ten opzichte van de rente op de obligaties waarin in het pensioenfonds in 2008 was belegd, zoals EMU overheidspapier, bedrijfsobligaties, en high yield en emerging markets schuldpapier. In onderstaande grafiek is het verloop van diverse indices ten opzichte van de swaprente weergegeven. Het oplopende renteverschil met swaps heeft een negatieve impact gehad op de dekkingsgraad van circa 5%-punt, maar dit effect werd grotendeels gecompenseerd door het beleid in 2008 om aan de actiefzijde van de balans een hoger renterisico te nemen dan die op de verplichtingen. Per saldo resteerde de hiervoor genoemde negatieve impact op de dekkingsgraad van slechts 2%-punt. Door het oplopen van het renteverschil tussen de obligatiebeleggingen en swaps liggen de lopende rente-inkomsten op een hoger niveau dan de rekenrente. Per ultimo 2008 bedroeg het gemiddelde renteverschil van onze obligatieportefeuilles met swaps ongeveer 135 basispunten.
47
Renteverloop in 2008 6,0
22,0 20,0 18,0
Rente (%)
5,0
16,0 4,5
14,0 12,0
4,0
Rente (%)
5,5
24,0 ML EMU Direct Governments, 15y+ (linker as) BLK 15 year Swap Rates (linker as) ML EMU Corporate Index (rechter as) ML Global High Yield Index (rechter as) ML Global Emerging Markets Sovereign & Credits (rechter as)
10,0 8,0
3,5
6,0
de c08
no v08
ok t08
8 se p0
au g08
8 ju l-0
ju n08
m ei -0 8
m rt -0 8 ap r08
4,0 ja n08 fe b08
de c07
3,0
Op aandelen is in 2008 40% verloren; gedurende 2008 hebben aandelenmarkten een sterk negatief verloop gehad. Ook het actieve beheer heeft negatief bijgedragen aan het resultaat. Het rendement is met 3,5%-punt bij de benchmark achtergebleven. Belangrijkste reden voor deze achterblijvende performance is de overweging in energie- en grondstofaandelen. De performance van energie- en grondstofaandelen bleef met name in de tweede helft van het jaar aanmerkelijk bij die van de markt achter. De beslissing van het pensioenfonds om gedurende het jaar geen aandelen bij te kopen, ook toen de aandelenweging ruim onder het streefgewicht in de strategische benchmark kwam te liggen, heeft positief bijgedragen aan het resultaat. Voorts is gedurende het jaar besloten de allocatie in de strategische benchmark voor emerging aandelenmarkten niet te laten plaatsvinden wegens het gebrek aan een geschikte SRI (Socially Responsible Investment) manager. Besloten is deze allocatie vooralsnog aan de ontwikkelde markten te laten toekomen. Deze beslissing pakte goed uit omdat de koersdalingen in opkomende aandelenmarkten in 2008 die van ontwikkelde markten overtroffen. Het afdekken van valutarisico’s vindt plaats door het afsluiten van valutatermijntransacties. Uitgangspunt hierbij is dat de benchmark gewichten van de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden zijn afgedekt. Hiermee is 85% van de
48
valuta exposure afgedekt. De aandelenbeleggingen in de overige valuta’s worden niet afgedekt, omdat de risicoreductie niet opweegt tegen de hogere kosten van afdekking. Ook vindt geen valuta afdekking plaats bij de beleggingen in grondstoffen die in dollars zijn genoteerd. De valuta-exposure in Global High Yield en EMD is wel afgedekt, en vindt plaats binnen de fondsen. In 2008 werd bij commodities (grondstoffen) een rendement behaald van -57%. Hier is belegd in het Blackrock Enhanced Commodity Fund. De portefeuille wordt belegd volgens de Dow Jones AIG Commodity Index. Na een uitzonderlijk sterke periode begin 2008 stortte de grondstoffenmarkt in het derde en vierde kwartaal volledig in; vooral de prijs van olie ging onderuit. Dit fonds richt zich op actief beheer en was overwogen in olie en metalen. Over de verslagperiode was sprake van een forse underperformance (-17%-punt) ten opzichte van de index. Dit valt toe te schrijven aan een slechte timing van posities (onderweging/overweging) in deelmarkten van de index en doordat op de vastrentende beleggingen (die dienen als onderpand voor commodity swaps en termijncontracten) eveneens een negatief rendement werd behaald. Op de aan onroerend goed gealloceerde gelden is in 2008 ongeveer 6% verloren. In deze asset class wordt belegd via een fund-of funds benadering, waarbij is belegd in het ING Real Estate Eurosiris Fund. Dit is een fonds met vastgoedbeleggingen in 21 landen in Continentaal Europa. De portefeuille heeft een defensief karakter en is overwogen in winkels en logistieke centra. Bovendien is het fonds overwogen in Duitsland, Nederland en Scandinavië, terwijl Spanje en Centraal Europa relatief zijn onderwogen. De verliezen werden beperkt doordat een hoog percentage (40%) van het door het pensioenfonds aan vastgoed gealloceerde kapitaal in een geldmarkt fonds van Blackrock werd aangehouden. Op deze cash belegging werd in de verslagperiode een positief resultaat in lijn met de geldmarktrentes behaald. Op deze geldmarktbelegging zal door het ING Real Estate Eurosiris Fund getrokken worden om in 2009 te komen tot een volledige allocatie aan vastgoed conform de strategische normportefeuille. Inclusief de cash component was sprake van een negatief rendement van ruim 6% vanaf de implementatiedatum eind februari tot ultimo 2008. Op de onderliggende vastgoedportefeuilles die voor de helft gefinancierd zijn met vreemd vermogen werd circa 10% aan marktwaarde afgeschreven. Het lopende rendement op vastgoed in portefeuille schommelde rond de 6% en heeft positief bijgedragen aan het resultaat. In onderstaande grafiek staat het verloop weergegeven van onze benchmark voor grondstoffen en wereldwijde aandelen. Voor Europees vastgoed wordt een geïndexeerd verloop weergegeven voor de prijzen op maandsbasis van het ING Real Estate Eurosiris Fund. Voor commodities en onroerend goed start de grafiek vanaf eind februari 2008, het moment waarop werd overgegaan op de nieuwe strategische normportefeuille.
49
120 Direct Europees Vastgoed
Grondstoffen
Aandelen Wereldwijd
110
Index = 100
100 90 80 70 60
12 /3 1/ 20 07 01 /3 1/ 20 08 02 /2 9/ 20 08 03 /3 1/ 20 08 04 /3 0/ 20 08 05 /3 1/ 20 08 06 /3 0/ 20 08 07 /3 1/ 20 08 08 /3 1/ 20 08 09 /3 0/ 20 08 10 /3 1/ 20 08 11 /3 0/ 20 08 12 /3 1/ 20 08
50
5.5.2
Ontwikkelingen op de financiële markten 2008
Het jaar 2008 stond in het teken van de onzekerheid over de stabiliteit van het wereldwijde financiële systeem. Aanleiding hiervoor vormde de groeiende problematiek op de Amerikaanse huizenmarkt en de daarmee samenhangende hoge afschrijvingen op subprime hypotheekleningen. De financiële markten hielden gedurende het jaar steeds meer rekening met de reëel-economische gevolgen van de kredietcrisis. Dit resulteerde in grote koersdalingen en volatiliteit op aandelen-, krediet- en commodity markten. Een vlucht naar veilige staatsobligaties en verruiming van het monetaire beleid in de geïndustrialiseerde landen deed de rente op de kapitaalmarkt per saldo fors dalen. Het beleggingsklimaat verslechterde gedurende de verslagperiode gestaag met oplopende problemen in de financiële sector en steeds sterker tegenvallende economische data zoals dalende huizenprijzen, een dalend vertrouwen van bedrijven en consumenten, en een afnemende productie. In de maanden april en mei van 2008 was sprake van een tijdelijke opleving van het beleggers sentiment door maatregelen van de Amerikaanse autoriteiten gericht op stabilisatie van de financiële sector (overheidssteun voor overname BearStearns door JP Morgan) en doordat enkele grote wereldwijd opererende banken en investment banks in staat bleken nieuw kapitaal aan te trekken. Gedurende de zomer werd echter duidelijk dat zich ook in opkomende markten en Europa een groeivertraging aftekende. Veel opkomende
50
markten zouden zich niet aan de gevolgen van de kredietcrisis kunnen onttrekken in een omgeving van sterk dalende grondstofprijzen en verminderde toegang tot exportfinanciering. Door de grote afschrijvingen op Amerikaanse subprime en andere hypotheekobligaties werden ook Europese banken zwaar getroffen. Niet alleen de huizenmarkt in de VS verslechterde verder in een hoog tempo, maar ook enkele Europese landen zagen hun vastgoedmarkten zeer snel afkoelen (vooral Verenigd Koninkrijk, Spanje en Ierland). Het vertrouwen van consumenten en producenten daalde tegen de achtergrond van de verslechterende economische vooruitzichten tot nieuwe dieptepunten. Het derde kwartaal van 2008 werd gekenmerkt door een buitengewoon tumultueuze periode. Het faillissement van enkele banken en reddingsplannen voor andere banken domineerden wereldwijd het nieuws. Na het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers op 15 september 2008 volgden krachtige steunmaatregelen in de Verenigde Staten en Europa. Reddingsoperaties en overnames werden in gang gezet voor internationale en financiële zwaargewichten zoals de verzekeraar AIG en de investment bank Merrill Lynch. Ook op eigen bodem volgden reddingsoperaties in de financiële sector. Zo verwierf de Nederlandse staat een 100% deelname in het Nederlandse bedrijf van ABN AMRO en Fortis. Aandelenmarkten raakten in deze omgeving in een vrije val. De sterke prijsstijgingen op de commodity markten tot augustus werden gevolgd door zeer sterke prijsdalingen. Ook ontstonden forse bewegingen op de valutamarkt. Vooral landen met een grote externe financieringsbehoefte zagen hun valutakoersen onder druk komen. Het vierde kwartaal werd gekenmerkt door dalende prijzen in vrijwel alle asset categorieën, met uitzondering van staatsobligaties. Door het gebrek aan liquiditeit en vertrouwen in de overheidsfinanciën liepen ook de verschillen in rendementen op staatsobligaties binnen Europa op. Beleggers werden steeds meer bezorgd over de vooruitzichten voor bedrijven buiten de financiële sector en de vastgoedsector, aangezien de korte termijn leenfaciliteiten opdroogden. Als gevolg daarvan liep de renteopslag van bedrijfsobligaties ten opzichte van staatsobligaties hoog op. Centrale banken reageerden op deze ontwikkeling met een sterke verruiming van het monetaire beleid. De Fed verlaagde meerdere malen de rente, het raamwerk voor het onderpand werd uitgebreid en een aantal faciliteiten werd ingericht (Commercial Paper en geldmarkt). Ook de Europese Centrale Bank nam een groot aantal maatregelen; de beleidsrente werd verlaagd, en er werd besloten tot het volledig toewijzen van de liquiditeitsbehoefte van banken tegen toereikend onderpand; en de lijst van beleenbaar onderpand werd uitgebreid. Over geheel 2008 zijn de aandelenprijzen zeer sterk gedaald. De omvang hiervan was vergelijkbaar met de enorme dalingen in de jaren ’30 van de vorige eeuw gepaard met een extreme volatiliteit. Staatsobligaties en goud vormden in deze omgeving voor beleggers een van de weinige veilige havens.
51
5.6
Vooruitzichten 2009
Het bestuur heeft begin 2009 een nieuwe strategische normportefeuille vastgesteld. Conform de uitvoeringsovereenkomst is vanwege de gedaalde dekkingsgraad de risicograad van de beleggingen teruggebracht tot het niveau behorend bij de dekkingsgraad van 105% of lager (trede 1 of 2 van de beleidstaffel) die aan het einde van 2008 bestond. Hiervoor zijn aandelen verkocht ten gunste van de obligatieportefeuille. Tevens is de swapportefeuille aangepast aan de nieuwe strategische benchmark, waarbij de inflatieswaps zijn afgestoten en 100% van de nominale verplichtingen worden afgedekt door de looptijdstructuur van de portefeuille van obligaties en renteswaps zo veel mogelijk bij de looptijdstructuur van de nominale verplichtingen aan te laten sluiten (duration matching). Verder is besloten de benchmarks voor de verschillende beleggingscategorieen en de weging in onroerend goed, emerging market debt en high yield obligaties in tact te laten. Op basis hiervan wordt in 2009 uitgegaan van de volgende strategische portefeuille: 24% Euro core obligaties 50,4% Euro langlopende obligaties 16% Aandelen wereldwijd 1,6% Wereldwijde high yield obligaties 2% Schuldpapier opkomende markten 5% Direct Europees vastgoed 1% Grondstoffen De aanpassingen van de strategische normportefeuille hebben als doel het risico op een verdere daling van de dekkingsgraad te beperken, terwijl de portefeuille nog wel voldoende herstelvermogen bevat. In de lagere treden binnen de staffel van de uitvoeringsovereenkomst (tussen het pensioenfonds en DNB) draagt het hogere premieniveau in belangrijke mate bij aan het herstelvermogen van het fonds. Dit neemt niet weg dat ook een herstel van de aandelen-, vastgoed en grondstofmarkten hieraan in de toekomst een belangrijke bijdrage kan leveren. Bovendien draagt de hogere lopende rente op de obligatiebeleggingen eveneens bij aan de herstelkracht van het fonds. Dit effect wordt versneld zichtbaar in een stijging van de dekkingsgraad indien het verschil met de rekenrente voor verplichtingen afneemt. Per 1 januari 2009 zou het fonds in het kader van het toeslagenlabel aan de consistentietoets moeten voldoen. Met de premie- en beleidstaffel uit de bestaande uitvoeringsovereenkomst met de werkgever wordt daar echter niet aan voldaan. Naar aanleiding daarvan is het bestuur met de werkgever in overleg getreden. Zoals ook in paragraaf 5.3.2.1 is vermeld, heeft dit overleg geresulteerd in een nieuwe premie- en beleidstaffel. Op basis van de nieuwe staffel neemt de herstelkracht voldoende toe en wordt er aan de consistentie-eis voldaan.
52
De nieuwe staffel ziet er als volgt uit: Trede
Premie als % van salaris * 34,5% 34,5% 32% 30,5% 29% 20%
1 2 3 4 5 6
dg < 105% VPVN 105% VPVN < dg < VPV20%R VPV20%R < dg < VPV40%R VPV40%R < dg < VPV60%R VPV60%R < dg < VPV80%R VPV80%R < dg < 115% VPV80%R
7
115% VPV80%R < dg < 125% VPV80%R
15%
8
125% VPV80%R < dg < 135% VPV80%R
10%
9
135% VPV80%R < dg < 145% VPV80%R
5%
10
dg > 145%VPV80%R
0%
Toeslagverlening als % van prijsindex 0% 0% 33,3% 66,7% 100% 100% plus inhaal tot max.50% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex
Risicobudget 2,7% 2,7% 3,1% 5,0% 5,8% 6,5%
7,3%
9,0%
9,0%
9,0%
* Indien het percentage van de algemene salarisverhoging meer dan 0,5%-punt hoger is dan het percentage van de stijging van de consumentenprijsindex, is de werkgever een extra premie verschuldigd.
53
5.7
Het herstelplan in het kort
Zoals al eerder in dit jaarverslag gemeld, is de premiestaffel vanaf 1 januari 2009 aangepast. Dit betekent dat de werkgever vanaf dat moment al een fors hogere premie betaalt. Er is sprake van zowel een dekkingstekort als een reservetekort. Daarom heeft het pensioenfonds op 31 maart 2009 een korte- en langetermijnherstelplan ingediend. De oorspronkelijke termijn voor het korte termijnherstelplan is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor pensioenfondsen die daarvan gebruik willen maken verlengd van drie naar vijf jaar. Eerder is aan de orde geweest, dat het pensioenfonds gebruik maakt van deze mogelijkheid, ook al blijkt uit het herstelplan dat het fonds in minder dan 5 jaar een dekkingsgraad van meer dan 105% zou kunnen hebben. Het fonds kiest daarvoor omdat bij een hersteltermijn van vijf jaar in geval van een tegenvallend herstel minder op de aanspraken gekort hoeft te worden. In het herstelplan zijn de factoren vermeld die de dekkingsgraad kunnen beïnvloeden. Dit zijn achtereenvolgens: - de premie-inkomsten, - het toeslagbeleid (indexaties), - het rendement op de beleggingen, - de pensioenuitkeringen. Dit zijn de zogeheten sturingsmiddelen. In het herstelplan is aangegeven op welke manier deze sturingsmiddelen worden ingezet en hoe ze in de tijd bezien kunnen bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad. Premiebeleid Het uitgangspunt van het premiebeleid is dat de werkgever de premie betaalt die hoort bij de betreffende trede van de premie- en beleidstaffel. Ten opzichte van de vorige premiestaffel is deze premiebijdrage fors hoger en gedurende de eerste jaren zal die premie maximaal zijn. Extra premiebijdragen daarboven zijn vooralsnog niet voorzien, omdat uit het herstelplan blijkt, dat het fonds met de reguliere premiebijdragen binnen de gestelde termijnen de vereiste dekkingsgraden bereikt. Als tijdens de herstelperiode het herstel echter achter blijft bij het tijdsevenredig benodigde herstel, zal het fonds in overleg treden met de werkgever voor het doen van aanvullende stortingen, hoewel in de uitvoeringsovereenkomst geen verplichting voor de werkgever is opgenomen om aanvullende stortingen te doen. Toeslagbeleid De toeslagverlening van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk. Deze worden daarom ieder jaar toegekend. Voor inactieve deelnemers zijn de toeslagen voorwaardelijk. Dit betekent volgens de afspraken dat de toeslagen alleen zullen worden verleend wanneer de financiële positie van het pensioenfonds daarin voorziet. Inactieve deelnemers zullen daardoor geen toeslagen ontvangen zolang er sprake is van een dekkingstekort. In het herstelplan is pas in 2013 een gedeeltelijke toeslagverlening voorzien. Een volledige toeslagverlening kan pas plaatsvinden
54
vanaf een dekkingsgraad van circa 122%. Een dergelijke dekkingsgraad wordt binnen de herstelperiode naar verwachting niet bereikt. De inactieve deelnemers krijgen dan ook in de komende jaren naar verwachting te maken met een afnemende koopkracht van het pensioen. Beleggingsbeleid Het fonds heeft de beleggingsportefeuille aangepast. Vanwege de lagere dekkingsgraad is – conform de uitvoeringsovereenkomst – de risicograad van de beleggingen teruggebracht. De risicograad is verminderd door aandelen te verkopen ten gunste van de obligatieportefeuille. Ook wordt de swapportefeuille aangepast. De inflatieswaps worden afgestoten om beter aan de verplichtingen van het nominale kader tegemoet te komen. Het fonds wil niet het risico lopen op verliezen als gevolg van een verdere daling van de inflatieverwachtingen in de markt. Het strategische beleggingsbeleid is gerelateerd aan de dekkingsgraad. Al naargelang de dekkingsgraad wijzigt, verandert de samenstelling van de strategische normportefeuille. Het fonds neemt steeds minder risico naarmate de dekkingsgraad daalt. Ten aanzien van het beleggingsbeleid heeft de toezichthouder aangegeven van welke rendementen maximaal mag worden uitgegaan. De gehanteerde rendementen van de verschillende beleggingscategorieën blijven binnen de toegestane maxima; voor vrijwel elke beleggingscategorie geldt een lagere waarde dan het toegestane maximum. De pensioenuitkeringen Het uitgangspunt van het pensioenfonds is er voor te zorgen dat het korten van pensioenen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Volgens de uitkomsten van het herstelplan zal het korten van de pensioenuitkeringen niet aan de orde zijn. Als tijdens de herstelperiode van vijf jaar het herstel echter achter blijft bij de verwachtingen, zal het pensioenfonds in overleg treden met de werkgever voor aanvullende premiestortingen. Overigens is volgens de uitvoeringsovereenkomst de werkgever niet verplicht om aanvullende premiestortingen te doen. Het kan echter gaan om grote bedragen. Ook weet niemand hoe de financiële positie van het pensioenfonds zich zal ontwikkelen en in hoeverre de werkgever bereid is extra bedragen in het pensioenfonds te storten. Het korten van pensioenuitkeringen kan daarom als laatste redmiddel niet worden uitgesloten. Als het herstel sneller gaat dan de verwachtingen, zal er eerder sprake kunnen zijn van toeslagverlening. Ontwikkeling verwachte dekkingsgraad Het herstelplan geeft aan op welke manier de verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds leiden tot herstel van de dekkingsgraad binnen de daarvoor geldende termijnen. Voor de startsituatie is uitgegaan van de dekkingsgraad van 99,9% per 16 januari 2009. Het herstelplan geeft aan hoe de dekkingsgraad zich gedurende de komende vijftien jaar zou kunnen ontwikkelen en in welke mate de verschillende sturingsmiddelen daaraan bijdragen. Binnen een periode van een paar jaar wordt naar verwachting een dekkingsgraad van 105%
55
bereikt en binnen een periode van vijftien jaren wordt de vereiste dekkingsgraad bereikt. Het herstel komt daarbij naar verwachting voornamelijk uit positieve rendementen en de hogere premie. Belangrijk is om op te merken, dat de uitkomsten van het herstelplan zich alleen zullen voordoen als de gehanteerde aannames precies uitkomen. In de praktijk zullen de variabelen zoals rendement en rente vrijwel nooit overeenkomen met de aannames. Het bestuur geeft daarom met nadruk aan dat hoewel in het schema is uitgegaan van aannames die voldoen aan de eisen van de toezichthouder, de uitkomsten slechts indicatief zijn. Communicatie Het herstelplan is naar deelnemers en andere betrokkenen gecommuniceerd in de vorm van een korte, leesbare versie. Deze versie is gepubliceerd in de pensioenkrant die naar alle deelnemers en betrokkenen gestuurd is en is tevens beschikbaar op de website van het fonds. Ook is de modelbrief op basis van AFM-voorbeeld in het tweede kwartaal 2009 verstuurd met informatie aan de deelnemers over de gevolgen van de financiële crisis voor het pensioen. Daarnaast is het herstelplan zelf ook op de website geplaatst, zodat iedere belangstellende hiervan kennis kan nemen. Gedurende de herstelperiode zal tevens de ontwikkeling van de dekkingsgraad per einde van iedere maand op de website te volgen zijn. Amsterdam, 19 juni 2009 G. van Ankeren W.H. Bovenschen P.A.A.M. Cornet D. Hendriks E.W. Lindeijer P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans
56
6.
Jaarrekening
6.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Totaal
31-12-2008
31-12-2007
[1] [2] [3] [4] [5]
169.706 569.384 42.007 72.068 7.418 860.582
308.703 592.403 0 4.745 0 905.851
Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen
[6]
28
127
Overige activa Liquide middelen
[7]
85.299
8.372
945.909
914.350
44.383
238.816
827.530 5.765
668.863 3.912
338
233
67.894
2.526
945.909
914.350
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
[8]
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen WAO Hiaat en WIA Overige Voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
[9] [10]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar het hoofdstuk Specificaties van posten van de jaarrekening vanaf pagina 64.
57
6.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Overige baten
[11] [12] [13]
Totaal baten
2008
2007
29.764 -24.682 2
26.374 8.262 499
5.084
35.135
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten Overige lasten Pensioenuitvoeringskosten Totaal lasten Resultaat
160.520
[14] 17.572 20.547 37.534 125.648 740 -38.019 -3.502 [15] [16] [17] [18] [19]
-24.612 19.985 10.966 29.025 -52.318 -281 -35.404 3.416
105 37.785 -66 5 1.169
78 35.351 388 277 1.495
199.517
12.979
-194.433
22.157
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar het hoofdstuk Specificaties van posten van de staat van baten en lasten vanaf pagina 78.
58
6.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten Overige, per saldo Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen *
Uitgaven Aankopen beleggingen * Beheersuitgaven
2008
2007
29.284 1.410 30.694
26.374 1.470 27.844
37.785 1.344 1.169 -71.185 -30.887
35.351 1.859 1.495 -27.710 10.995 61.581
16.849
58.928 1.756.592 1.815.520
35.157 667.623 702.780
1.800.174 0 1.800.174
723.597 360 723.957
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
15.346
-21.177
Netto kasstroom
76.927
-4.328
0
0
Mutatie liquide middelen
76.927
-4.328
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
8.372 85.299 76.927
12.700 8.372 -4.328
Koers- omrekeningsverschillen
* De grote post bij aan- en verkopen beleggingen in 2008 is het gevolg van de implementatie van de strategische normportefeuille voor 2008 per eind februari 2008.
59
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
6.4.1.1
Bepalingen wet en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. 6.4.1.2 Netto-omzet De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2008 29.764 59.614 89.378
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet
6.4.2
2007 26.374 40.658 67.032
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Belangen in door de uitvoerder van het fonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of deelneming. Valuta Bedragen in vreemde valuta worden omgerekend tegen valutakoersen op balansdatum van het verslagjaar. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Valuatatermijncontracten Valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen de valutakoers op de balansdatum van het verslagjaar. Ongerealiseerde opbrengsten worden in navolging van RJ 226 verantwoord op de balans en in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’ op de staat van baten en lasten. Gerealiseerde opbrengsten worden eveneens verantwoord in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’.
60
Aandelen De aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd tegen de beurskoers op de laatste beursdag van het verslagjaar. De waardewijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verwerkt in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Obligaties/vastrentende waarden Obligaties en andere vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd tegen de beurskoers op de laatste beursdag van het verslagjaar. De waardewijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verwerkt in de post ‘indirecte beleggingsopbrengsten’. Vastgoed De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de reële waarde. Derivaten Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden, valuta’s en grondstoffen) in te nemen, als alternatief van het innemen van posities middels primaire instrumenten. De ingenomen posities hebben de volgende kenmerken: • Posities worden gespreid over verschillende beleggingsportefeuilles (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties). • Posities worden binnen de beleggingscategorieën gespreid over deelmarkten (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). In de balans wordt sinds de invoering van de nieuwe RJ610 de categorie derivaten apart vermeld. Liquide middelen Dit betreft uitgezette en opgenomen deposito's en callgeld, alsmede direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij banken, inclusief de lopende interest per balansdatum. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingkapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds. Het eigen vermogen wordt vastgesteld als verschil tussen het totaal van de activa en het totaal van de verplichtingen en schulden.
61
Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist vermogen, het vereist eigen vermogen en het streefvermogen van belang. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit betekent dat de minimaal vereiste dekkingsgraad 105% bedraagt. Indien de dekkingsgraad van het fonds lager is dan 105%, dan is de vermogenspositie van het fonds ontoereikend. Het bestuur zal dan op korte termijn een herstelplan opstellen dat erop gericht is om uiterlijk binnen een paar jaar de ontoereikende vermogenspositie op te heffen. Het vereist eigen vermogen bedraagt per balansdatum 7,2% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermogen wordt bepaald volgens het standaardmodel uit het FTK. Ingeval van een reservetekort zal het bestuur een langetermijnherstelplan opstellen. Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Indien de dekkingsgraad ruim boven het streefniveau ligt, kunnen kortingen verleend worden op de evenwichtspremie en kan het bestuur besluiten tot inhaaltoeslagverlening. Er zal geen terugstorting plaatsvinden aan de werkgever. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt bepaald als de contante waarde van de opgebouwde aanspraken. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd. • Sterftekansen zijn ontleend aan de prognosetafels die zijn gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, met een leeftijdsterugstelling van 1 jaar voor mannen en een leeftijdsterugstelling van 2 jaar voor vrouwen (2007: idem). • Een opslag van 1,75% voor toekomstige administratie- en excassokosten (2007: 1,75%). De voorziening voor WAO hiaat en WIA is onderdeel van de voorziening pensioenverplichtingen. In verband met een achterstand in de aanlevering van gegevens door het UWV is de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid gereserveerd in de voorziening voor WAO hiaat en WIA. Overige voorzieningen De voorziening voor ingegane ziektegevallen is bepaald door het percentage arbeidsongeschikte deelnemers te vermenigvuldigen met de voorziening in verband met arbeidsongeschiktheid van deze deelnemers. Overige activa en passiva De overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde; de vorderingen onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen.
62
Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zijn betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kosten Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
63
6.4.3
Toelichting op de balans
Beleggingen voor risico pensioenfonds1 Bedragen x € 1.000 [1] Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar De aandelenportefeuille belegt in de volgende regio’s: Noord Amerika Europa Azië Overig (emerging markets) Totaal Onderstaande fondsen hebben een belang van meer dan 5% van de aandelen: Barclays Global Investors US fonds Barclays Global Investors UK fonds Barclays Global Investors Japan fonds Barclays Global Investors Emerging markets fonds
2008
2007
308.703 514.552 -498.789 -154.761 169.706
336.488 25.047 -55.000 2.168 308.703
94.113 49.284 24.064 2.245
90.520 75.713 45.367 97.103
-
83.172 50.738 30.066
-
97.103
In 2008 wordt er in separate aandelen belegd in plaats van in beleggingsfondsen. Er is geen aandeel ultimo 2008 dat een belang heeft van meer dan 5% van de aandelen. Bedragen x € 1.000 [2] Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2008
2007
592.403 1.209.897 -1.243.870 10.955 569.384
537.565 449.462 -358.015 -36.609 592.403
1 Het hoge verloop bij aan- en verkopen beleggingen in 2008 is het gevolg van de implementatie van de strategische normportefeuille voor 2008 per eind februari 2008.
64
Waarvan: Obligaties Inflatiegerelateerde obligaties
567.433 1.951
501.040 91.363
Onderverdeling portefeuille vastrentende waarden ultimo 2007 naar looptijd; < 1 jaar 1 jaar – 5 jaar > 5 jaar Totaal
11.593 80.824 476.967 569.384
3.997 57.475 530.931 592.403
Onderverdeling portefeuille vastrentende waarden naar creditrating; AAA AA A BBB Not Rated * Totaal
277.290 102.489 39.857 5.124 144.624 569.384
375.920 67.549 110.630 0 38.304 592.403
* De post ‘Not Rated’ wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat kasgeld en swaps geen rating hebben. Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de vastrentende waarden: France (Government of) 5,5 Italy (Republic of) 6,5 Bundesrepub Deutschland 4,0 Bundesrepub Deutschland 5,63
56.967 68.964 34.612 39.139
In 2007 waren de belangen van meer dan 5% van de vastrentende waarden: Hellenic (Republic of) 4,5 Buoni Poliennali Del Tesoro 5 Buoni Poliennali Del Tesoro 4 Belgium (Kingdom of) 5 Bundesrepub Deutschland 4 Bundesrepub Deutschland 4,25
34.670 36.516 30.212 37.382 168.163 59.818
65
Bedragen x € 1.000 [3] Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2008
2007
0 58.143 -13.427 -2.709 42.007
0 0 0 0 0
In de post Vastgoed is een bedrag van circa 22,8 miljoen opgenomen als schatting van de werkelijke waarde per balansdatum. Er is geen indicatie dat het bedrag materieel afwijkt van de werkelijke waarde van het betreffende vastgoed. Bedragen x € 1.000 [4] Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar Waarvan: Futures Swaps Valutatermijncontracten GBP-EUR JPY-EUR USD-EUR Overig
2008
2007
4.745 0 0 67.323 72.068
2.700 0 0 2.045 4.745
106 69.845 2.117
0 0 4.745
13.678 -8.044 -4.069 552
Bedragen x € 1.000 [5] Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
66
2.513 40 2.192 0
2008
2007
0 17.459 0 -10.041 7.418
0 0 0 0 0
Vorderingen en overlopende activa Bedragen x € 1.000 [6] Overige vorderingen Vordering Centraal Beheer Achmea Overlopende rente Overig Totaal
Overige activa Bedragen x € 1.000 [7] Liquide middelen Daggeldleningen Beleggingsrekening BlackRock Banken, rekening-courant Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds.
67
2008
2007
0 19 9 28
102 4 21 127
2008
2007
62.677 15.350 7.273 85.299
0 1.453 6.919 8.372
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Bedragen x € 1.000 [8] Algemene reserve Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Mutatie: Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2008
2007
238.816 0 238.816
202.900 13.758 216.659
-194.433 44.383
22.157 238.816
Er is per eind 2008 sprake van onvoldoende vermogen. In de jaarrekening is uitgegaan van continuïteit van het pensioenfonds, waarvoor het bestuur op 27 maart 2009 een korte- en langetermijnherstelplan heeft vastgesteld. Dit plan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, vóór 1 april 2009 ingediend bij DNB. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan betreffen: • voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; • voor het langetermijnherstel wordt een periode van vijftien jaar gehanteerd; • de premiestaffel is aangepast en de premiebijdrage van de werkgever behorende bij de betreffende trede in de staffel is fors hoger, waarbij geldt dat: o de premie gedurende de eerste jaren van herstel maximaal zal zijn; o extra premiebijdragen worden vooralsnog niet voorzien; o als het herstel achterwege blijft, wordt met de werkgever overlegd over aanvullende stortingen, hoewel daartoe geen verplichting voor de werkgever is opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. • de toeslagverlening voor de actieve deelnemers is onvoorwaardelijk. Voor de inactieve deelnemers worden, zolang er sprake is van een dekkingstekort, geen toeslagen toegekend. De toeslagverlening voor de inactieve deelnemers is ook beperkt als er geen sprake meer is van een dekkingstekort; • de risicograad van de beleggingen is teruggebracht vanwege de lagere dekkingsgraad. Technische voorzieningen Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar
68
2008
2007
672.775 0 672.775 160.520 833.295
711.300 -13.913 697.387 -24.612 672.775
[9] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Effect stelselwijziging overgang naar marktrente Effect stelselwijziging overgang prognosetafel Vrijval voorziening nieuwe overlevingstafels Stand begin boekjaar FTK grondslagen Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Effect verhoging excassokostenpercentage Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar [10] Voorziening pensioenverplichtingen WAO Hiaat en WIA Stand begin boekjaar Reservering risicopremie en AO Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Overige mutaties Stand einde boekjaar
Bedragen x € 1.000 Overige Voorzieningen Stand begin boekjaar Effect stelselwijziging Stand begin boekjaar Wijziging marktrente Stand einde boekjaar
69
668.863
708.600
0 0 0 668.863 15.850 20.488 37.356 125.387 740
-23.179 26.465 -17.200 694.687 18.281 10.926 28.941 -52.211 -281
-37.802 0
-35.196 5.114
-3.352 827.530
-1.398 668.863
3.912 1.722 59 178 261
2.700 1.704 40 84 -107
-217 -150 5.765
-208 -301 3.912
2008
2007
233 0 233 105 338
0 155 155 78 233
Bedragen x € 1.000 Overige schulden en overlopende activa DNB N.V. (uitbesteding pensioenfonds) BlackRock Schulden uhv onderpand Swap Vakantie uitkering (01/04 - 31/12) Premies Overige schulden Totaal einde boekjaar
70
2008
2007
0 65.491 1.439 714 250 67.894
480 0 1.433 0 613 2.526
6.4.3.1
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijke risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Ultimo 2008 is aan de hand van het standaardmodel van de toezichthouder per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit, die uitkomt op 107,2%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille voor 2009. Deze was ultimo 2008 nog niet volledig geïmplementeerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit.
71
Vereiste solvabiliteit Toelichting 12,74- Duration afh. Renteschok Duration afh. Renteschok 12,74 Effect op passiva Toename 25% Effect schok 30% -
Risicofactor Renterisico Vastrentende Waarden en Renteswaps Renterisico VPV Volatiliteit Inflatierisico Totaal renterisico (S1) Aandelenrisico - ontwikkelde markten - private equity - emerging markets - overig: Hedge Funds Volatiliteit Vastgoedrisico direct Vastgoedrisco indirect Totaal zakelijke waarden risico
4,29 1,34 5,63
(S2)
Mutatie 25% Mutatie 30% Mutatie 35% Mutatie 30% Toename 25% Mutatie 15% Mutatie 25%
Valutarisico
(S3)
1,05 Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
0,32 Mutatie 30%
Kredietrisico
(S5)
1,29 Spread * 1,4
Verzekeringstechnisch risico
4,14 Effect passiva (fijnmazige methode)
(S6)
-
Concentratie risico Operationeel risico
7,19 Toetsingsverschil = 0,00
Standaard-formule
Standaardformule: √(S12 + S22 + S1 x S2 + S32 + S42 + S52 + S62)
Ultimo 2008 bedroeg het vereist eigen vermogen 107,2%. Ultimo 2007 bedroeg het vereist eigen vermogen 113,8%. Marktrisico Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (duration-mismatch) Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de DV01. DV01, "Dollar Value of a basis point", is de waardeverandering als gevolg van een rente/inflatie wijziging met 0,01%. De DV01 wordt per punt op de rente/inflatie curve bepaald en alle DV01 waarden worden bij elkaar opgeteld. Na bepaling van de rente/inflatie gevoeligheid worden renteswaps en inflatieswaps gebruikt om dit verschil af te dekken. De optelsom van de gevoeligheid van de fysieke obligatieportefeuille (benchmark) en de swaps dekt strategisch voor 72,5% de rentegevoeligheid van de verplichtingen af. De verplichtingen zijn 80% reëel en 20% nominaal.
72
Renterisico eind december 2008 (bedragen * € 1.000,-) Value Verplichtingen (80% reëel, 20% nominaal)
Duration
1.049.947
17,34
Afgesproken rentehedge 72,5% Euro core & Euro long duration obligaties
DV01
% t.o.v. VPV
1.821 1.320
547.298
10,60
580
70.145
114,93
806
Swaps (rente- en inflatieswaps) Totaal
1.386
76,1%
DV01 is de wijziging van het bedrag als gevolg van het effect van een rente/inflatie wijziging van 0,01%. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Prijsrisico Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals swaps.
73
De beleggingen kunnen als volgt naar sectoren en regio’s worden onderverdeeld: Regioverdeling aandelenbeleggingen ultimo 2008 (totale waarde € 170 miljoen) Netherlands; 1,1%
Overig; 7,9%
Italy; 1,7% Spain; 2,1% Australia; 2,5% Canada; 2,6% Switzerland; 4,7% Germany; 3,6%
USA; 51,0%
France; 3,7%
UK; 9,3%
Japan; 9,9%
74
Regioverdeling vastgoedportefeuille ultimo 2008 (totale waarde € 42 miljoen)
Overig 9%
Centraal Europa 8% België 1%
Duitsland 31%
Nederland 17% Spanje 3%
Italië 11%
Scandinavië 13%
Frankrijk 7%
Verdeling naar sectoren vastgoed in % ultimo 2008 (totale waarde € 42 miljoen)
Overig; 17,6% Kantoren; 30,7% Woningen; 8,3%
Logistiek; 12,5% Winkels; 30,9%
75
Valutarisico Het afdekken van valutarisico’s zal plaatsvinden door het afsluiten van valutatermijntransacties. Uitgangspunt hierbij is dat de benchmarkgewichten van de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden volledig zullen worden afgedekt. De valuta-exposure in Global High Yield en EMD wordt tevens afgedekt. Deze allocatie wordt belegd in fondsen (Euro hedged klasse) waarin de afdekking binnen de fondsen plaatsvindt. (bedragen * € 1.000,-) Exposure in aandelen benchmark EUR
Waarde valuta-afdekking
Strategische afdekking
Werkelijke afdekking
EUR
%
%
Amerikaanse dollar
82.727
-81.752
100%
98,8%
Britse pond
15.720
-15.266
100%
97,1%
Japanse yen
19.984
-19.815
100%
99,2%
Kredietrisico In het verlengde van de risicobeheersing maatregelen zoals gedefinieerd voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continue monitoren en analyseren het kredietrisico van uitgevende instellingen.
76
De volgende figuur geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2008. De post ‘Overige’ van 25,4% bij de ratingverdeling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat kasgeld en swaps geen rating hebben. Het daadwerkelijke percentage obligaties zonder rating is zeer klein. Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo 2008 (totale waarde € 569 miljoen)
NR; 25,4%
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2008 zijn de volgende posten groter dan 2% van het balanstotaal (* € 1.000): France (Government of) 5,5 56.967 Italy (Republic of) 6,5 68.964 Bundesrepub Deutschland 4,0 34.612 Bundesrepub Deutschland 5,63 39.139 Netherlands (Kingdom of) 20.267 Buoni Polienali del Tesoro 27.844
77
6.4.4
Toelichting op de staat van baten en lasten
[11] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie Afrekening premies voorgaand jaar Koopsommen FVP Koopsom Totaal Premie-inkomsten
2008
2007
29.284 400 80 0 29.764
26.200 0 97 77 26.374
De kostendekkende premie over 2008 op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2007 bedraagt € 33,3 miljoen (2007: € 29,2 miljoen). De feitelijke premie over 2008 bedraagt € 29,3 miljoen (2007: € 26,4 miljoen). Dit betreft de premie voor de pensioenregeling met uitzondering van eventuele koopsommen en afrekeningen van vorige boekjaren. De feitelijke premie is gelijk aan de minimaal toegestane gedempte kostendekkende premie. Bedragen x € 1.000 [12] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal (inclusief inflatie gerelateerde obligaties) VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal
78
2008
2007
4.003 -154.761 -150.758
75 2.168 2.243
21.254 10.955 32.209
28.897 -36.609 -7.713
0 -2.709 -2.709
0 0 0
0 -10.041 -10.041
0 0 0
DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal
26.951 67.323 94.274
11.323 2.045 13.368
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Af: kosten vermogensbeheer
7.406 4.937 12.343 0
724 0 724 -360
-24.682
8.262
59.614 -84.296
40.658 -32.396
Bedragen x € 1.000 [13] Overige baten Interest overig Diversen Totaal
2008
2007
2 0 2
0 499 499
Bedragen x € 1.000 [14] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenverplichtingen WAO Hiaat Technische resultaten Totaal
2008
2007
158.667 1.853 0 160.520
-25.824 1.212 0 -24.612
2008 105
2007 78
Totaal waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
Bedragen x € 1.000 [15] Mutatie overige voorzieningen
79
Bedragen x € 1.000 [16] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie WAO Hiaat Uitgesteld pensioen voorgaande jaren (2006 incl PVK uitk) Totaal
2008
2007
28.818 7.988 749 8 215 3 3 0 0 37.785
24.805 8.018 169 1.363 0 3 44 236 713 35.351
2008
2007
-1.410 1.344 -66
-1.470 1.859 388
Bedragen x € 1.000 [18] Overige lasten Saldo interest waardeoverdrachten Overig Totaal
2008
2007
5 0 5
23 254 277
Bedragen x € 1.000 [19] Pensioenuitvoeringskosten Pensioenbeheer Vermogensbeheer
2008
2007
574 0 574 595 1.169
796 360 1.156 699 1.855
1.169
-360 1.495
Bedragen x € 1.000 [17] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal
Overige kosten Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer, toegerekend aan beleggingsresultaten Netto beheerskosten
De kosten van vermogensbeheer zijn sinds de overgang naar de vermogensbeheerder BlackRock (1 september 2007) opgenomen in het rendement en zijn vanaf dat moment niet meer apart gespecificeerd.
80
Financiële vergoeding bestuurders Aan de bestuurders werd door het fonds in 2008 een vergoeding verstrekt van € 10.657. Op grond van Artikel 2:383 lid 1 BW is de opgave van de bezoldiging van de externe voorzitter achterwege gelaten, omdat de opgave tot een enkele natuurlijke persoon te herleiden is. Het pensioenfonds had in 2008 geen werknemers in dienst. Raad van Toezicht Aan de leden van de Raad van Toezicht werd door het fonds in 2008 een vergoeding verstrekt van € 38.378. Onder de overige kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria (x € 1.000): 47 Controle van de jaarrekening Fiscale advisering 61 Totaal 108
81
6.5
Actuariële analyse
Actuariële analyse van het resultaat 2008 Bedragen x € 1.000 Actuariële analyse voor risico pensioenfonds Resultaat op premie Resultaat op beleggingen Resultaat op ontwikkelingen Rentetermijnstructuur Resultaat op technische grondslagen Overige resultaten Totaal resultaat
2008
2007
-104 -62.216 -6.418 -125.648 0 -47
1.208 -20.763 -8.903 52.338 -5.114 3.391
-194.433
22.157
Het resultaat op premie is het verschil tussen de actuarieel benodigde premie en de feitelijk betaalde premie. De actuarieel benodigde premie bestaat uit de volgende onderdelen: premie voor inkoop van onvoorwaardelijke onderdelen, premie voor inkoop van voorwaardelijke onderdelen van actieve deelnemers, risicopremies voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen en een opslag voor uitvoeringskosten. Over 2008 bedroeg deze 29,4 miljoen. De feitelijke premie voor 2008 bedroeg € 29,3 miljoen. Het resultaat op beleggingen is negatief, omdat het behaalde beleggingsrendement lager is dan het benodigde rendement voor de stijging van de voorziening pensioenverplichtingen. De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat op ontwikkelingen is de verleende toeslagen. De daling van de marktrente in 2008 zorgt voor een negatief resultaat op de post rentetermijnstructuur. De post overige resultaten bestaat voornamelijk uit de dotatie aan de voorziening voor toekomstige opbouw van arbeidsongeschikte deelnemers en overige lasten en baten.
82
Amsterdam, 19 juni 2009 G. van Ankeren W.H. Bovenschen P.A.A.M. Cornet D. Hendriks E.W. Lindeijer P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans
83
7.
Overige gegevens
7.1
Resultaatbestemming
Het saldo van baten en lasten is ten laste van het eigen vermogen gebracht.
7.2
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam is aan Towers Perrin de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
84
Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijke minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. is naar mijn mening niet voldoende. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Apeldoorn, 19 juni 2009 F.R. Valkenburg AAG RBA Verbonden aan Towers Perrin
85
7.3
Accountantsverklaring
Aan bestuur Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag op pagina 57 tot en met 83 opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2008 en staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
86
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 19 juni 2009 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door drs. H.C. van der Rijst RA
87
Bijlagen
88
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig
Stand ultimo
verslagjaar
Bij
Af
verslagjaar
Actieven
2.055
117
186
1.986
Slapers
1.265
134
45
1.354
Pensioengerechtigden
1.080
55
63
1.072
(tijdelijk) ouderdomspensioen
641
40
27
654
Partnerpensioen
334
waarvan: 345
15
26
Arbeidsongeschiktheidspensioen
65
0
8
57
Wezenpensioen
29
0
2
27
4.400
306
294
4.412
Totaal:
89
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABS Asset-backed security, vaak afgekort tot ABS, is een financieel instrument dat wordt gefinancierd met de kasstroom gegenereerd uit een portefeuille van activa. Deze activa zijn verstrekt als zakelijk onderpand. ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie ‘in voldoende mate’ aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip ‘consistentie’ past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid.
90
Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Fed De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar.
91
Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie.
92
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als slaper of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als slaper. Pensioenkoepels Met de Pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie.
93
Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Raad van Toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Raad van Toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening.
94
Socially Responsible Investment Steeds meer beleggers kiezen ervoor een deel van hun vermogen te beleggen in ondernemingen die rekening houden met ethiek, mens en milieu. Particulieren interesseren zich voor maatschappelijk verantwoord beleggen en ook pensioenfondsen hebben aanzienlijke vermogens in deze sector gealloceerd. Duurzaam beleggen betekent dat wordt belegd in bedrijven die uit een positieve of een negatieve screening naar voren komen. Van negatieve screening is sprake wanneer bedrijven die laakbare producten als wapens of tabak vervaardigen, worden uitgesloten. Bij positieve screening worden bedrijven geselecteerd die leiding tonen in productontwerp, werknemersreglementen, milieubescherming of mensenrechten. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een ‘belegbare’ index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het fonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de "legs" van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen.
95
Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor’s of Moody’s Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
96
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 Internet www.dnbpensioenfonds.nl Email-adres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
97