De Nederlandsche Bank
Uitgebracht in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 2 april 2008.
Jaarverslag 2007
Het omslag van dit Jaarverslag toont De Wachter, een bronzen beeld van Eric Claus, afkomstig uit de collectie van de Nederlandsche Bank. Dit beeld symboliseert de rol van de Nederlandsche Bank: waken over financiële stabiliteit. Centrale bank en prudentieel toezichthouder financiële instellingen © 2008 De Nederlandsche Bank nv Oplage: 4.250 Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan, mits met bronvermelding. Postbus 98, 1000 ab Amsterdam Westeinde 1, 1017 zn Amsterdam Telefoon (020) 524 91 11 – Telefax (020) 524 25 00 Internet: http: //www.dnb.nl E-mail:
[email protected] issn: 1566-7200
Inhoud Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
11
Verslag van de President Algemeen Overzicht 17
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Mondiale economische ontwikkeling Krachtige mondiale groei ondanks financiële turbulentie 31 Vertraging in de Amerikaanse economische groei 33 Japanse groei verhult onderliggende problemen 36 Groei opkomende economieën: stimulans voor wereldeconomie Uiteenlopende ontwikkelingen in Europa 40
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Economie eurogebied Economische groei ondervindt vooralsnog weinig hinder van marktonrust 43 Inflatie stijgt sterk door hogere energie- en voedselprijzen 46 Monetair beleid en monetaire ontwikkelingen 48 Europese overheidsfinanciën: begrotingsbeleid in goede tijden 50 Europese integratie: uitbreiding eurogebied en een nieuw Europees Verdrag 53
3 3.1 3.2 3.3 3.4
De Nederlandse economie Een goed jaar, maar de vooruitzichten verslechteren 57 Periode van lage inflatie komt voorlopig ten einde 60 Overheidsfinanciën: verslechtering ondanks hoogconjunctuur Verdere structurele hervormingen gewenst 65
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.5
Toezicht op de Nederlandse financiële sector Inleiding 67 Een bewogen jaar 67 Verschuivingen in toezichtaanpak 68 Bankwezen 69 Marktturbulentie 69 Financiële resultaten 70 Overname abn amro 71 Implementatie Bazel ii 72 Van der Hoop bankiers nv 73 Verzekeringsmaatschappijen 74 Levensverzekeraars 74 Schadeverzekeraars 75 Zorgverzekeraars 75 Solvency ii 76 Modernisering rapportagekader 77 Pensioenverzekeraars 77 Corporate governance en risicobeheer bij financiële conglomeraten Pensioenfondsen 78 Financiële positie en indexatie 78 Indexatielabel en continuïteitsanalyse 80 Samenwerking en fusies 80 Europese markt pensioenuitvoerders 81 Pensioenfondsbestuur 82 Taakafbakening en marktordening pensioenfondsen 82 Overige instellingen 82
5
dnb / Jaarverslag 2007
38
63
77
4.5.1 4.5.2 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.8 4.8.1 4.8.2 4.8.3 4.8.4 4.9
Trust- en geldtransactiekantoren 82 Beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen 83 Sectoroverschrijdend toezicht 84 Markttoetreding 85 Inschrijvingen in de registers 85 Verklaring van geen bezwaar 85 Toetsing beleidsbepalers 87 Handhaving en interventie 88 Formele maatregelen bij onder toezicht staande instellingen 88 Handhaving ten aanzien van illegale instellingen 88 Meldingen op grond van de Sanctiewet 89 Bezwaar- en beroepsprocedures 89 Ontwikkelingen in wet- en regelgeving en toezichtmethodiek 91
5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.4 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.6 5.6.1 5.6.2 5.7
Het betalings- en effectenverkeer Trends in het betalings- en effectenverkeer 93 De integratie van het Europese retailbetalingsverkeer 93 Het hoogwaardige betalingsverkeer 96 Turbulentie op de financiële markten 96 Onderpand 96 Nieuw betaalsysteem target2 geïntroduceerd 98 Het retailbetalingsverkeer 98 Het chartale betalingsverkeer 100 Ontwikkeling bankbiljettencirculatie 100 Valse eurobiljetten 100 Ontwikkelingen in de bankbiljettendistributie 102 Productie en tweede generatie eurobankbiljetten 102 Effectenverkeer 102 Handel 103 Effectenafwikkeling 103 De schokbestendigheid van het Nederlandse betalings- en effectenverkeer
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3
Oversight op het betalings- en effectenverkeer Inleiding 105 Toetsingsresultaten topgiraal betalingsverkeer 108 Betalingssysteem top voor interbancaire betalingen target2 108 Toetsingsresultaten effectenverkeer 109 lch.Clearnet sa 109 European Multilateral Clearing Facility nv 110 Euroclear 111 Toetsingsresultaten retailbetalingsverkeer 111 Equens 111 ideal 112 Telegiro Nieuwe Stijl 113
7 7.1 7.2 7.3 7.4
Financiële stabiliteit Inleiding 115 Ontwikkelingen in het financiële stelsel 115 Liquiditeitsrisico en waarderingskwesties 117 Implicaties voor het ‘originate-to-distribute’-model
6
dnb / Jaarverslag 2007
108
119
104
7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3
Beleid van de autoriteiten 121 Toezicht en crisismanagement 121 imf richt zich op het bewaken internationale financiële stabiliteit Technische samenwerking 123
8 8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.4 8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.5 8.5
Bedrijfsvoering en verantwoording Inleiding 125 Missie, resultaten en inspanningen 125 Missie en bereikte resultaten 125 Kostenontwikkeling 128 Corporate governance dnb 130 Centrale bank - toezichthouder 130 Inrichting governance dnb 130 Interne besturing 133 Beleggingen en financiële risico’s 135 Samenstelling van de beleggingsportefeuilles 136 Beleggingsresultaten 137 Financieel risicobeheer 138 Dienstverlening in Eurosysteemverband 140 Organisatieschema per 1 april 2008 141
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
Verslag van de Raad van Commissarissen Inleiding 143 Samenstelling, benoemingen 143 Werkzaamheden 144 Financiële Commissie 145 Honorerings- en benoemingscommissie 146 Gemeenschappelijke Vergadering 146
1. 2. 3. 4.
Jaarrekening Balans per 31 december 2007 (na winstverdeling) 150 Winst- en verliesrekening over 2007 152 Toelichtingen op de balans per 31 december 2007 en de winst- en verliesrekening over 2007 153 Grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling 153 Toelichting op de balans 158 Toelichting op de winst- en verliesrekening 181 Overige gegevens 189
7
dnb / Jaarverslag 2007
123
Tabellen 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Mondiale economische ontwikkeling Economische kerngegevens 32 Bestedingen Verenigde Staten 34 Bestedingen Japan 38 Kerngegevens Europa 41
2 2.1 2.2 2.3
Economie eurogebied Bestedingen 43 Overheidsfinanciën e(m)u-landen 52 Convergentiecriteria Cyprus, Malta en Slovenië
3 3.1 3.2 3.3 3.4
De Nederlandse economie Bestedingen 57 Inflatie 61 Loonkosten marktsector 61 Budgettaire kerngegevens 63
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Toezicht op de Nederlandse financiële sector Resultaten Nederlands Bankwezen 70 Kerncijfers verzekeringsmaatschappijen 74 Kerncijfers pensioenfondsen 79 Inschrijvingen in de registers 85 Aantal verleende vvgb’S 86 Aantal getoetste beleidsbepalers 86 Formele maatregelen bij onder toezicht staande instellingen Formele maatregelen bij illegale instellingen 88 Bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures 90
5 5.1
Het betalings- en effectenverkeer Kerncijfers Nederlands giraal betalingsverkeer
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Oversight op het betalings- en effectenverkeer Oversight-objecten met betrokkenheid van dnb 105 Kwalificaties oversight-standaarden 107 Samenvattend overzicht oversight topgiraal betalingsverkeer 108 Samenvattend overzicht oversight effectenverkeer 109 Samenvattend overzicht oversight retailbetalingsverkeer 111
8 8.1 8.2 8.3
Bedrijfsvoering en verantwoording Verantwoording kosten 129 Kosten per hoofdtaak 129 Performance dnb-portefeuilles in 2007
8
dnb / Jaarverslag 2007
137
54
87
99
Grafieken 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Mondiale economische ontwikkeling Olie- en voedselprijzen 33 Huizenprijzen en te koop staande woningen Verenigde Staten Krediet aan gezinnen Verenigde Staten 35 Reële effectieve wisselkoers en dollarkoers 36 Renteontwikkeling Verenigde Staten 37 China 39
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Economie eurogebied Huizenprijs eurolanden 44 Consumentenvertrouwen en consumptie 45 Winstquote 46 Opbouw inflatie 47 Inflatieverwachtingen 48 Loongroei en werkloosheid 49 Beleidsrente 50 Kredietverlening en geldgroei 51 Gewogen gemiddelde begrotingstekorten eurogebied: begroting versus uitkomst 53
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
De Nederlandse economie Bruto toegevoegde waarde 58 Consumptie exclusief energie en consumentenvertrouwen Werkloosheid en vacaturegraad 60 Lonen en inflatie 62 Demografische druk 64 Bruto participatiegraad 65 Woningbouwproductie 66
4 4.1
Toezicht op de Nederlandse financiële sector Indexatie-ambitie en gerealiseerde indexatie, alle deelnemers
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Het betalings- en effectenverkeer sepa in het Nederlandse betalingsverkeer 95 Transacties cls in 2007 97 Gebruik van onderpand in top 97 Verdeling van aangetroffen valse biljetten naar coupure Aantal door dnb gesorteerde biljetten vanaf 1984 102
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Financiële stabiliteit Mondiale liquiditeit 116 Risicopremies bedrijfsobligaties, eurogebied Geldmarktoperaties Eurosysteem 2007 119 Waarde-ontwikkeling cds-tranches 120 Effectenbezit van Nederlandse banken 122
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Bedrijfsvoering en verantwoording Kostenontwikkeling van begroting 2003 naar realisatie 2007 128 Samenstelling van de dollarportefeuille 136 Samenstelling van de euro respectievelijk Ofa-portefeuille 136 Relatieve gewogen performance per jaar in procenten (bijdrage in het totale rendement) 138
9
dnb / Jaarverslag 2007
34
59
81
101
118
Figuren 6 6.1
Oversight op het betalings- en effectenverkeer Rollenmodel Retailbetalingsverkeeer 106
Dit verslag werd afgesloten op 13 maart 2008.
Toelichting Het binnenlandse product, waarin grootheden van een aantal tabellen en grafieken zijn uitgedrukt, is het bruto binnenlandse product tegen marktprijzen, tenzij anders aangegeven. Verklaring der tekens 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen afronding of nihil; niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen c.q. het gegeven wordt niet (aan de Bank) gerapporteerd; . = gegevens ontbreken. Afronding Soms kloppen de tellingen niet geheel (door geautomatiseerde afronding per reeks); anderzijds is de aansluiting van de ene tabel op de andere niet steeds geheel verwezenlijkt (door afronding per tabel).
10
dnb / Jaarverslag 2007
Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
dr. A.H.E.M. Wellink
drs. H.J. Brouwer
prof.dr. A. Schilder RA
Bij het vaststellen van de jaarrekening 2007, op 2 april 2008, was de samenstelling van Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad van de Nederlandsche Bank als volgt: Directie: President: dr. A.H.E.M. Wellink. Directeuren: drs. H.J. Brouwer, prof.dr. A. Schilder ra, mr. J.Ph.W. Klopper en mr. A.J. Kellermann. Secretaris van de vennootschap: mr. R.F. Luberti.
mr. J.Ph.W. Klopper
Op aanbeveling van de Gemeenschappelijke Vergadering van de Directie en de Raad van Commissarissen is mr. A.J. Kellermann bij Koninklijk Besluit per 1 november 2007 benoemd voor de door de Bankwet 1998 voorgeschreven periode van zeven jaar.
mr. A.J. Kellermann
11
dnb / Jaarverslag 2007
Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
Raad van Commissarissen Voorzitter: drs. J.F. van Duyne Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2000. Voorzitter van de Honorerings- en benoemingscommissie. Voormalig joint ceo Corus Groep Plc. Vice-voorzitter: mr. E. Kist Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2004. Voorzitter van de Financiële Commissie. Voormalig voorzitter van de Raad van Bestuur ing Groep. Secretaris: mr. E.H. Swaab Lid van de Raad van Commissarissen sinds 1998. Adviseur voor nv Boekel de Nerée te Amsterdam. Overige leden: Mr.drs. F. Bolkestein Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2004. Lid van de Financiële Commissie. Voormalig Eurocommissaris. Mr. A.H. van Delden Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2004. Lid van de Bankraad namens de Raad van Commissarissen. Lid Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Drs. A.M. Fentener van Vlissingen Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2007. Lid van de Honorerings- en benoemingscommissie. Voorzitter van de Raad van Commissarissen van shv Holding nv. Ir. G.J. Kleisterlee Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2006. Lid van de Honorerings- en benoemingscommissie. Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Groepsraad van Koninklijke Philips Electronics nv. zkh de Prins van Oranje Lid van de Raad van Commissarissen sinds 1998. W.G. Tuinenburg Lid van de Raad van Commissarissen sinds 2004. Lid van de Financiële Commissie. Voormalig vice-voorzitter Raad van Bestuur sns Reaal Group nv. Commissaris van overheidswege benoemd: Drs. T. van de Graaf Lid van de Raad van Commissarissen sinds 1999. Voormalig Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken.
12
dnb / Jaarverslag 2007
Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
Op 4 april 2007 trad mr. P.A.F.W. Elverding terug uit de Raad. Per 1 juli 2007 is drs. T. van de Graaf herbenoemd als het van overheidswege benoemde lid van de Raad. Voorts is drs. A.M. Fentener van Vlissingen per 1 juni toegetreden als lid. Honorerings- en benoemingscommissie Drs. J.F. van Duyne, voorzitter Drs. A.M. Fentener van Vlissingen Ir. G.J. Kleisterlee Financiële Commissie Mr. E. Kist, voorzitter Mr.drs. F. Bolkestein W.G. Tuinenburg Bankraad Voorzitter: prof.drs. P. Bouw (Lid op persoonlijke titel). Leden: Prof.dr. A.W.A. Boot Hoogleraar Ondernemingsfinanciering en financiële markten UvA. Mr. A.H. van Delden Lid van de Raad van Commissarissen. Drs. T. van de Graaf Commissaris van overheidswege. Drs. L.M.L.H.A. Hermans Voorzitter mkb-Nederland. Drs. A.M. Jongerius Voorzitter fnv. A.J. Maat Voorzitter lto-Nederland. Mr.drs. F.J. Paas Voorzitter cnv. Drs. K.B. van Popta Voorzitter Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Mr. B. Staal Voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken. A.H. Verhoeven Voorzitter mhp.
13
dnb / Jaarverslag 2007
Directie, Raad van Commissarissen, Bankraad en Ondernemingsraad
Mr. B.E.M. Wientjes Voorzitter vno/ncw. Drs. L.J. Wijngaarden Voorzitter van het Verbond van Verzekeraars. Vertegenwoordiger namens het Ministerie van Financiën: Drs. R. Gerritse, Thesaurier-Generaal. In het verslagjaar zijn dr. P.W. Moerland, voorzitter Nederlandse Vereniging van Banken (per 1 maart 2007), drs. B.J. Constandse, voorzitter lto-Nederland (per 10 april), en drs. N.W. Hoek, voorzitter Verbond van Verzekeraars (per 21 juni) teruggetreden in verband met het opgeven van hun vertegenwoordigende functie. In hun plaats zijn in de Bankraad benoemd respectievelijk mr. B. Staal (per 1 april), A.J. Maat (per 1 juni) en drs. L.J. Wijngaarden (per 1 augustus). Tevens is drs. L.M.L.H.A. Hermans, voorzitter mkb-Nederland, per 1 juli herbenoemd. Ten slotte is drs. L.B.J. van Geest als vertegenwoordiger van het Ministerie van Financiën per 1 januari 2008 opgevolgd door drs. R. Gerritse. Ondernemingsraad Drs. A.C. Eijgenraam S. Hashemi bc J.P.N. Hoek (plv.-voorzitter) L.J.P. Kaizer U. Karakhalil N.C. Kloosterman (voorzitter) Drs.ir. M. Kuiper mba J.H. Rijmers T.G. Sikkema (secretaris) Drs. P.P.C.R. Suilen J. Westerweele mc G.A.J. Bijlsma-Klaasen (ambtelijk secretaris)
14
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
Verslag van de President
15
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
Algemeen Overzicht
Inleiding Op 13 september 2007 overleed Dirk Witteveen, oud-voorzitter van de Pensioenen Verzekeringskamer (pvk) en lid van de directie van de Nederlandsche Bank. Tot enkele weken voor zijn overlijden volgde hij, geestelijk ongebroken en met grote veerkracht, vanuit zijn ziekbed nog de gang van zaken bij dnb, stukken van commentaar voorziend, ons bellend wanneer hem dat nuttig of nodig voorkwam, voorzieningen voor de toekomst treffend, persoonlijke brieven schrijvend. In Dirk verliezen wij een bijzondere, zeer getalenteerde en veelzijdige vriend en collega, die van grote betekenis is geweest voor de Pensioen- en Verzekeringskamer, en zonder wie in 2004 de fusie tussen de pvk en dnb niet, in ieder geval zeker niet zo succesvol tot stand zou zijn gekomen. Wij zijn hem grote dank verschuldigd. Perspectieven voor de wereldeconomie Onzekerheid is thans troef in de wereldeconomie. Na een periode van zeer hoge groei en lage inflatie zijn binnen enkele maanden de risico’s voor een drastische kanteling in het beeld sterk toegenomen. De huidige situatie op de financiële markten is buitengewoon complex, voortdurend in beweging en in een aantal opzichten zonder precedent. Onder zulke omstandigheden kunnen de traditionele economische modellen slechts in beperkte mate houvast bieden. Daar komt nog bij dat tegelijkertijd, voor het eerst sinds jaren, wereldwijd de inflatie begint te versnellen, onder invloed van oplopende prijzen van grondstoffen. Wel zullen bij een duidelijke vertraging in de groei van de wereldeconomie, op de kortere termijn althans, de meeste grondstoffen, onder neerwaartse prijsdruk kunnen komen. Dit is waarschijnlijk niet het geval voor landbouwproducten. De sterke prijsstijgingen van de afgelopen jaren voor deze producten waren enerzijds het gevolg van, deels structurele, problemen aan de aanbodzijde en hingen anderzijds samen met de sterk groeiende biobrandstofindustrie en de toegenomen vraag naar veevoer als gevolg van de hogere vleesconsumptie in opkomende markten. Deze factoren zullen vermoedelijk de voedselprijzen, zowel op korte als op langere termijn, blijven opstuwen. De combinatie van een duidelijke groeivertraging en oplopende inflatie kan een moeilijk beleidsdilemma voor de monetaire autoriteiten opleveren. De Verenigde Staten Vanaf medio augustus 2007 is het financiële stelsel in de geïndustrialiseerde wereld getroffen door een aantal schokgolven, waaronder het ‘opdrogen’ van delen van de geldmarkt, ongekend forse afwaarderingen bij financiële instellingen, en aanzienlijke volatiliteit en koersdalingen op de aandelenmarkten. Met name de koersen van
17
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
‘financials’ zijn onder grote druk komen te staan. Opvallend is dat in eerste instantie de reële economie op volle toeren bleef doordraaien en de financiële turbulentie zich in een ander universum leek af te spelen. Dat veranderde aan het eind van het jaar, toen de Amerikaanse economie sterk begon te vertragen. Waar de financiële perikelen in de (subprime) hypotheekmarkt van de Verenigde Staten (vs) zijn begonnen, in nauwe interactie met ongunstige prijs- en volume-ontwikkelingen in de woningmarkt, is het niet verwonderlijk dat de bredere gevolgen voor de reële economie ook het eerst in dat land optraden. In het vierde kwartaal van 2007 liep de groei sterk terug (tot 0,6% op jaarbasis, komend van 4,9% in het derde kwartaal), daalden de huizenprijzen in versterkte mate, begonnen berichten over zeer grote afschrijvingen in de financiële sector naar buiten te komen, en liep de werkloosheid aanmerkelijk op (van 4,7% tot 5,0% van de afhankelijke beroepsbevolking). Een complicerende factor in dit beeld is dat de inflatie in de vs inmiddels is gestegen tot licht boven 4%, waardoor het reëel beschikbare inkomen van gezinshuishoudingen wordt uitgehold. De autoriteiten reageerden ondanks het verslechterende inflatiebeeld ongekend snel met expansieve maatregelen. Op 18 januari 2008 werd een budgettair stimuleringsprogramma van usd 168 miljard (circa 1% bbp) met een looptijd van twee jaar aangekondigd, gevolgd door een verdere verlaging van de beleidsrente door het Federal Reserve System (Fed) met 125 basispunten in nog geen twee weken. Met deze maatregelen wordt getracht te voorkomen dat de vs in een diepe recessie wegzakt. De Amerikaanse economie is in deze kwetsbare fase terecht gekomen op het moment dat het overheidstekort reeds circa 2,5% bbp bedraagt (aan de vooravond van de vorige recessie in 2001 was er nog een overschot) en de schulden van de gezinshuishoudingen op een historisch zeer hoog niveau liggen (100% bbp). Ook het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans is thans omvangrijker dan voorafgaand aan vorige groeivertragingen (thans 5,5% bbp, in 2001 3,8%). Waar de diepere oorzaken van de problemen in de vs liggen bij een gebrek aan vertrouwen van ondernemer en consument, bij een woning- en hypotheeksector waarin het saneringsproces nog lang niet is voltooid, en bij een financiële sector die nog steeds ernstig in onbalans is, is het de vraag hoe effectief de door de autoriteiten getroffen maatregelen zullen zijn en voorts of deze op termijn geen nieuwe, mogelijk nog grotere onevenwichtigheden zullen creëren. Langs verschillende kanalen zullen de bovengeschetste ontwikkelingen hun invloed op de overige economieën in de wereld uitoefenen. De gedachte dat in het huidige tijdsgewricht sprake is van een soort ontkoppeling berust op een misverstand, al zullen uiteraard sommige landen meer onder een terugval in de Amerikaanse economie lijden dan andere. Ook de verdere depreciatie van de dollar, onder invloed van de recente ontwikkelingen, kan bijdragen aan een groeivertraging buiten de vs. Verder vindt thans wereldwijd een brede herprijzing van risico’s plaats in de bancaire sector. Daardoor wordt weer een scherper onderscheid gemaakt tussen goede en slechte debiteuren, hetgeen als zodanig een positieve ontwikkeling is maar op de korte termijn een remmende invloed kan uitoefenen. De sector kan overigens niet anders dan scherpere normen ten aanzien van de kredietverlening gaan aanleggen. De solvabiliteitspositie van financiële instellingen staat immers onder druk van ongekend grote verliezen en van het op de balans moeten houden respectievelijk naar de balans terug moeten brengen van eerder verstrekte leningen, wat tot voor kort niet was ingecalculeerd. Ontwikkelingen in Azië Voor een aantal Aziatische landen geldt dat het aandeel van de (directe en indirecte) handel met de vs in hun bbp het afgelopen decennium verder is toegenomen en daarmee ook hun afhankelijkheid van het reilen en zeilen aldaar. Daarnaast wordt de reële economie van deze landen beïnvloed via de
18
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
financiële markten. Uit onderzoek van het Internationale Monetaire Fonds (imf) blijkt dat de aandelenmarkten in de verschillende regio’s van de wereld een steeds grotere samenhang zijn gaan vertonen, met name in tijden van onrust. Gaat het slecht met de economie van de vs, dan spoelt dat dus niet alleen door naar de Amerikaanse beurzen, maar ook naar de beurzen en, met enige vertraging, naar de reële economie elders in de wereld. Tegenover deze negatieve invloeden op de economische groei buiten de vs staan ook positieve. In Azië is uiteraard China zeer dominant. Dat land kent in 2008 verkiezingen, zowel op het niveau van de centrale regering als op provinciaal niveau. Als het verleden als maatstaf mag worden genomen, werken verkiezingsjaren stimulerend op de lust om majeure overheidsinvesteringen tot stand te brengen. Daarnaast vinden de Olympische Spelen dit jaar in China plaats. In dit land en in andere Aziatische landen, waaronder het eveneens zeer krachtig groeiende India, zou een verminderde export naar de vs in belangrijke mate kunnen worden opgevangen door additionele binnenlandse bestedingen. Het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans van China overschrijdt reeds de 10% bbp. Het beleidsdoel van de regering is dit overschot, onder meer door stimulering van de binnenlandse bestedingen, geleidelijk terug te brengen naar 4%. Dat zou een belangrijke compensatie voor terugvallende exporten kunnen vormen. In hoeverre en in welke tijdsperiode deze aanpak succesvol zal zijn, moet worden afgewacht. Voor de Japanse economie wordt voorshands een voortgaande, maar licht afzwakkende en daarmee niet al te sterke groei voorzien. Deze afzwakking is met name gelokaliseerd in de bouwsector, die wordt geconfronteerd met een aanzienlijke verzwaring van de eisen die aan de bestendigheid van gebouwen voor aardschokken worden gesteld. Naar het zich laat aanzien, hebben de banken in dit land relatief weinig last van de crisis op de financiële markten. De totale afschrijvingen worden op dit moment geschat op zo’n kleine usd 5 miljard, en hoewel die nog kunnen oplopen, zijn ze vooralsnog beperkt ten opzichte van de verliezen die in de rest van de geïndustrialiseerde wereld worden geleden. Twee factoren hebben het Japanse bankwezen in deze relatief gunstige positie gebracht. In de eerste plaats heeft de bancaire crisis in het voorafgaande decennium de voorzichtigheid van de sector aanzienlijk vergroot. In de tweede plaats heeft het Japanse bankwezen geanticipeerd op de introductie van het risicogeoriënteerde raamwerk van het nieuwe Bazels Kapitaalakkoord, dat Japan als eerste in maart 2007 invoerde. Dat wil zeggen, nog voor het losbarsten van de turbulentie op de financiële markten. Reeds eerder werd gewezen op de wereldwijd gestegen inflatie als gevolg van de explosieve stijging van de grondstoffen- en voedselprijzen. Hierdoor worden met name de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden getroffen, voor wie voedsel zo’n belangrijk onderdeel van het consumptiepakket uitmaakt. Als de inflatie in de Aziatische regio verder blijft oplopen, kan dat een verstorend element in haar economische ontwikkeling worden, ook omdat het monetaire beleid dan zal moeten verkrappen met voor sommige landen ongewenste consequenties voor de wisselkoers, die dan immers zal appreciëren. In andere landen, zoals China, zou een verdere appreciatie juist wenselijk zijn, omdat de voortgaande sterke toename van de deviezenreserves, onder meer op grond van kostenoverwegingen, niet eindeloos kan worden ontdaan van inflatoire doorwerking. Al met al kan de binnenlandse vraag in de Aziatische regio enig tegenwicht bieden aan de doorwerking van de turbulentie op de financiële markten alsmede aan verminderende exporten naar andere delen van de wereld, maar voorwaarde is wel dat de inflatie voldoende onder controle blijft.
19
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
De situatie in het eurogebied Ook in het eurogebied is de inflatie in januari 2008 verder opgelopen, tot een niveau dat de monetaire autoriteiten grote zorgen baart (ruim 3% jaar-op-jaar). Hieraan liggen dezelfde factoren ten grondslag als in de rest van de wereld. Wel is in de geïndustrialiseerde wereld het directe effect van de voedselprijzen op de algemene inflatie geringer. Maar dit deel van de wereld ziet zich ook geconfronteerd met de indirecte effecten via oplopende prijzen van importgoederen uit opkomende economieën. Zo gaat van de invoer uit China, waar het inflatietempo is opgelopen tot rond 7%, steeds minder een drukkend effect op de mondiale inflatie uit. Het gevaar van zogenoemde tweede orde-effecten in Europa – het mogelijke begin van een loon-prijsspiraal – lijkt inmiddels niet denkbeeldig meer, gezien het recent afgesproken manifest in de Duitse metaalindustrie, dat voorziet in een loonstijging van ruim 5%. Hopelijk betreft het hier een incident en blijven partijen zich realiseren dat in de huidige omstandigheden een overmatige ontwikkeling van de arbeidskosten buitengewoon ongelegen zou komen. De Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank (ecb) heeft bij herhaling duidelijk gemaakt dat een verankering van de inflatieverwachtingen op een niveau dat verenigbaar is met prijsstabiliteit voor haar een eerste prioriteit is en dat zij daarom de loonontwikkeling in het eurogebied nauwlettend volgt. Te meer omdat de monetaire aggregaten – in ieder geval tot zeer recent – nog steeds een uitbundig beloop laten zien. Aldus wordt naar het oordeel van de ecb op de beste wijze bijgedragen – zeker in de huidige volatiele marktomstandigheden – aan financiële stabiliteit en aan de economische groei op langere termijn. Een dergelijke benadering is ook volledig in overeenstemming met haar mandaat. De economische omgeving waarin het monetaire beleid in Europa wordt gevoerd, verschilt overigens van die in de vs. Weliswaar voltrekken zich vergelijkbare ontwikkelingen in het financiële stelsel (ook de Europese banken moeten grote afschrijvingen doen, en ook de beurzen in Europa staan onder druk, terwijl vergelijkbare knelpunten in de financiële markten spelen), maar het grote verschil is de veel sterkere koppeling in de vs tussen de ontwikkelingen in het financiële systeem en de onroerendgoedsector, die in een spiraal van dalende prijzen en teruglopende productie terecht is gekomen. Daarenboven verkeert de economie van het eurogebied vermoedelijk in een andere fase van de cyclus. Zo is de investeringsgroei in de vs reeds duidelijk vertraagd, maar ligt deze op het Europese vasteland nog steeds op een stabiel, relatief hoog niveau (4% jaar-op-jaar). Bij het afsluiten van dit Jaarverslag werd voor het lopende jaar voor het eurogebied nog een bbp-groei verwacht van dichtbij, maar onder 2%, niet al te ver dus verwijderd van de trendmatige groei. De risico’s zijn echter neerwaarts gericht en een verdere vertraging in de groei is bepaald niet uitgesloten. De binnenlandse bestedingsdynamiek lijkt namelijk minder groot dan die in Azië en de ‘fall-out’ van de turbulentie op de financiële markten is omvangrijker en directer. Daarnaast zouden gebieden in Oost-Europa die belangrijk zijn voor de exporten in andere delen van Europa relatief hard door de problemen in de financiële wereld getroffen kunnen worden, omdat de herprijzing van risico’s die op dit moment plaatsvindt zich vermoedelijk in eerste instantie zal richten op de meest kwetsbare economieën. Al met al mag worden verwacht dat de negatieve gevolgen van de huidige turbulentie ook zichtbaar zullen worden in het eurogebied, zij het vertraagd ten opzichte van de vs, en dat zij groter zullen zijn dan in Azië. Tegelijkertijd mag worden geconstateerd dat de economie van het eurogebied weerbaarder is dan in het verleden door de structurele hervormingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, door de betere budgettaire discipline,
20
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
en vooral ook door de vorming van de Economische en Monetaire Unie, die op 1 januari aanstaande tien jaar bestaat. Dit alles neemt niet weg, dat er nog meer dan voldoende ruimte bestaat voor verdere structurele hervormingen in de Europese Unie (eu) – het Lissabonproces is immers nog lang niet voltooid – en dat, zeker als het economische beeld verder zou verslechteren, opnieuw zorg kan ontstaan over de budgettaire standvastigheid van sommige regeringen. Zo lijkt op dit moment Frankrijk zich niet te willen committeren aan de preventieve spelregels van het Stabiliteitspact. Dit zou, nadat Duitsland zich aan deze spelregels in 2003 had onttrokken, de tweede keer in het bestaan van het Stabiliteitspact zijn, dat een groot land – nu Frankrijk – zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekt. Dat kan ondermijnend werken op het vertrouwen in de eu. Turbulentie in het financiële stelsel Veranderingen in het bedrijfsmodel van banken De wereldeconomie heeft een aantal jaren achter de rug waarin de risico’s (te) laag werden geprijsd, de inflatie zeer bescheiden was en de technologische ontwikkeling grote sprongen voorwaarts maakte. Tegelijkertijd vond een verdere deregulering van de financiële sector plaats en raakte het globaliseringsproces in een versnelling. Deze factoren tezamen hebben een aardverschuiving in de financiële sector teweeggebracht, onder meer tot uitdrukking komend in een grote vlucht van nieuwe financiële instrumenten waarmee risico’s op innovatieve wijze naar wens gesplitst, gebundeld, verkocht en gespreid kunnen worden. In rap tempo is daardoor het traditionele bedrijfsmodel van banken veranderd in de richting van een zogenoemd ‘originate-to-distribute’-model. Banken leunen in dit model veel meer op financiering in de openbare markt dan op middelen die direct door het publiek zijn toevertrouwd, zoals spaargelden en deposito’s, en dragen een veel groter deel van de risico’s op hun activa over aan derden. Zo steunde het Nederlandse bankwezen voor de financiering van binnenlandse activiteiten in 1995 nog voor 63% op deze traditioneel toevertrouwde middelen, terwijl dit aandeel eind 2006 nog slechts 41% bedroeg. De implicatie van deze ontwikkeling is, dat als financiële (deel)markten opdrogen, ook de partijen die zich via deze markten financieren – daaronder dus ook begrepen, direct dan wel indirect, banken – in de problemen kunnen komen. Het ‘originate-to-distribute’-model gaat uit van de veronderstelling dat de risico’s verbonden aan bepaalde bancaire activiteiten ook daadwerkelijk van de bankbalansen zijn verdwenen en een volgend product kan worden gecreëerd, dat dan wederom kan worden verkocht. Dit uitgangspunt is onjuist gebleken. Toen een aantal vooral met kort geld gefinancierde entiteiten (waaronder de zogenoemde ‘conduits’) er niet meer in slaagden de financiering van hun aankopen te verlengen, bleken de banken via toegezegde kredietlijnen, maar ook als gevolg van juridisch niet waterdichte contracten en reputatierisico’s met handen en voeten gebonden te zijn. Dat kwam tot uitdrukking in het trekken op deze kredietlijnen, maar ook in het weer terug op de balans moeten nemen van eerder verkochte producten. Voorts slaagden de banken er door de situatie op de financiële markten niet meer in eerder geplande securitisatievoornemens alsnog te realiseren. Dit alles leidde tot gebrek aan wederzijds vertrouwen, waardoor de interbancaire geldmarkt opdroogde en acute liquiditeitsproblemen bij het bankwezen ontstonden. Daarnaast kwam in het latere najaar de kapitaalpositie van een aantal financiële instellingen onder druk te staan. Sovereign Wealth Funds (swf’s) kwamen massief te hulp. Eerder uitgesproken zorg in bepaalde landen over dit soort beleggers smolt als sneeuw voor de zon
21
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
weg. Enerzijds is dit een positieve ontwikkeling, anderzijds blijft staan – vanwege het bijzondere, aan overheden gerelateerde karakter van swf’s – dat het verstandig is om verder te werken aan een ‘code of conduct’, waarmee de door deze instellingen uitgesproken beleggingsintenties ook beter verankerd kunnen worden. Acties centrale banken Centrale banken hebben vanaf het begin van de turbulentie op de geldmarkten herhaaldelijk extra liquiditeit verschaft, uiteraard tegen adequaat onderpand. Deze acties waren niet gericht op individuele banken, maar beoogden het vertrouwen in de geldmarkt te herstellen zodat deze goed kon blijven functioneren. Op 12 december nam de ecb de ongekende stap, in verband met de zogenoemde jaareinde-problematiek, in beginsel elke liquiditeitswens van het Europese bankwezen te accommoderen. Daarnaast werd een (later nog eens herhaalde) dollarswap met de Fed overeengekomen, waardoor werd voorkomen dat voor Europese banken een dollartekort zou kunnen ontstaan. De ecb heeft bij herhaling benadrukt dat het gevoerde liquiditeitsbeleid gericht is op het zoveel mogelijk sturen van de korte geldmarktrente naar de beleidsrente, die door haar wordt vastgesteld. Dit liquiditeitsbeleid staat qua doelstelling derhalve los van het monetaire beleid, dat gericht is op handhaving van prijsstabiliteit op middellange termijn. Door de geldmarktrente te sturen naar de beleidsrente wordt uiteraard wel bijgedragen aan de doeltreffendheid van het monetaire beleid. Oorzaken financiële turbulentie De grote onrust op de financiële markten vanaf augustus 2007 kwam als een koude douche. Immers, tot in het late voorjaar leken de bomen tot in de hemel te groeien: de winsten van banken waren in jaren niet zo hoog geweest, de omzetten op derivatenmarkten explodeerden, hedgefondsen en private equity financiers betoonden zich buitengewoon actief, beurskoersen bleven krachtig stijgen en fusies en overnames waren aan de orde van de dag. Kortom, het financiële klimaat was op tropische temperatuur en voor de bijbehorende risico’s was veel te weinig aandacht. Zeer ruim beschikbare liquiditeit heeft daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Vervolgens werden scheuren in het bouwwerk zichtbaar. Een enkele instelling kwam in de problemen, duidelijk zichtbaar werd de financiële rot in de Amerikaanse subprime sector, waarna alles in een stroomversnelling kwam. Onvolkomenheden in het ‘originate-to-distribute’-model zijn een belangrijke oorzaak van de huidige problematiek. Toen dit model begon te wankelen (overal moest immers de verantwoordelijkheid worden genomen voor gesecuritiseerde, van de balans gehaalde producten), vielen in de financiële markten geleidelijk meer en meer zekerheden weg. Hebben kredietbeoordelaars (‘rating agencies’) hun werk wel goed gedaan? Zijn er niet meer subprime-achtige segmenten in de markt? Kunnen überhaupt producten waarvoor geen markt bestaat wel op betrouwbare wijze worden geprijsd? Wat is de positie van individuele banken? Heeft het bankwezen wel greep op de risico’s in het systeem? Leiden toezichtregels en beloningsstructuren tot perverse prikkels in het bankwezen? Hoe groot gaan de afschrijvingen worden? Wat is de invloed op de solvabiliteitspositie van de banken? In hoeverre zullen obligatieverzekeraars door deze ontwikkelingen worden getroffen? Wat zijn de uitstralingseffecten daarvan? Wat gaat er met de hedge fondssector gebeuren? Wat is de invloed van al deze ontwikkelingen op de reële economie en hoe beïnvloedt deze op haar beurt weer de financiële sector?
22
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
Veel van deze vragen konden niet of slechts onvolledig worden beantwoord, hetgeen de onzekerheid vergrootte. Voorts werd de ontwikkeling ook door volgtijdelijkheid gekenmerkt. Oude vragen werden beantwoord, nieuwe problemen deden zich voor. Ofschoon thans op een aantal terreinen meer duidelijkheid is ontstaan, zijn de ontwikkelingen nog niet volledig uitgekristalliseerd en is het aanpassingsproces in de financiële sector nog niet voltooid. Hoewel definitieve analyses en antwoorden dus nog niet te geven zijn, is het de moeite waard iets langer stil te staan bij een aantal vragen die bijzondere relevantie hebben voor het toezicht op het financiële systeem. Te treffen maatregelen Het financiële systeem is zo snel veranderd, dat daardoor grote gebreken in de infrastructuur zijn ontstaan. Deze zijn genadeloos blootgelegd door de huidige crisis. De autoriteiten in de vs zullen zich ten principale moeten beraden op het toezicht op de hypotheeksector. In die sector zijn immers de problemen begonnen, al hadden zij ook elders een aanvang kunnen nemen. Maar de problematiek is breder. In essentie heeft de crisis op de markt voor subprime hypotheken zichtbaar gemaakt dat het financiële systeem als zodanig op belangrijke punten uitermate kwetsbaar is. De bancaire toezichthouders hebben in hun frequente internationale overleg een plan van aanpak opgesteld. In de eerste plaats is snelle invoering van het nieuwe Bazels Kapitaalakkoord (Bazel ii) geboden. Degenen die dit akkoord de schuld geven van de huidige crisis realiseren zich onvoldoende dat Bazel ii pas op 1 januari 2008 in Europa in werking is getreden en pas volgend jaar in de vs zal ingaan. Veel van de impulsen in de bancaire sector die tot een onverantwoord risicogedrag hebben geleid, vloeiden voort uit Bazel i, althans werden niet tegengegaan door dit verouderde akkoord. Bazel ii is een risicogeoriënteerd kapitaalraamwerk, en daarmee aanzienlijk beter geschikt om de gevolgen van financiële innovaties te pareren. Dat wil niet zeggen dat dit kader volmaakt is. De recente ervaringen hebben geleerd dat verdere verfijningen en versterkingen nodig zijn, met behoud van het raamwerk als zodanig. Het Bazels Comité van Bankentoezichthouders werkt hier met kracht aan. Een tweede prioriteit is de verdere verbetering van het liquiditeitsrisicobeheer van banken. Reeds in 2000 waren hiervoor richtlijnen uitgevaardigd, die niet of slecht door banken werden nageleefd en waaraan door toezichthouders te weinig aandacht is besteed. Een liquiditeitscrisis als de huidige werd hoogst onwaarschijnlijk geacht, zodat banken verrast werden door de totale omvang van hun verplichtingen. Nederland behoort tot de zeer weinige landen waarin de toezichthouder heeft voorgeschreven dat ook niet uit de balans blijkende verplichtingen (ten aanzien van bijvoorbeeld ‘conduits’) in het liquiditeitsbeheer moeten worden meegenomen. In de loop van dit jaar publiceert het Bazels Comité een nieuwe, fors aangescherpte versie van de liquiditeitsrichtlijnen uit 2000. Daarbij is het van groot belang dat toezichthouders naleving hiervan afdwingen. Een volgende prioriteit ligt op het gebied van de waardering van complexe financiële producten. De grote onzekerheid die hierover in de markt is ontstaan, is een van de belangrijkste oorzaken van de brede verspreiding van de crisis. Waar voor een zeer groot deel de financiële instellingen in de afgelopen jaren zijn overgegaan op marktwaardering, bleek voor de complexe producten geen markt (meer) te bestaan. Aan de modelmatige benadering van de waardering, die in dat geval is voorgeschreven, kleven onvolkomenheden en onzekerheden – met grote consequenties voor de omvang van de afschrijvingen. Toezichthouders verenigd in het Bazels
23
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
Comité werken aan methoden om de marktpraktijk te versterken. In dit verband moet overigens ook de rol van ‘rating agencies’ worden genoemd. Los van ‘moral hazard’-kwesties – zij geven bijvoorbeeld een waardebepaling aan de producten die zij in samenspraak met hun klanten ontwikkelen – is er de vraag naar kwaliteit en reikwijdte van de informatietransparantie rond de ratings die zij afgeven. Belangrijke wijzigingen die in de pijplijn zitten en door de industrie op vrijwillige basis zullen worden geaccepteerd, proberen deze punten te adresseren. Een vierde prioriteit van toezichthouders ligt op het gebied van stresstesten. Deze moeten, zo blijkt uit de huidige ervaringen, realistischer en omvattender worden dan zij thans zijn, en daarbij tegelijkertijd toch voldoende toegesneden op het specifieke profiel van een individuele instelling. Ook over dit punt buigen de toezichthouders zich thans, en zijn zij in dialoog met de sector. Er zijn nog meer lessen te trekken uit de recente ontwikkelingen, ook voor centrale banken. Zo is duidelijk geworden, op basis van de ervaring in een tweetal landen, dat centrale banken voor de vervulling van hun stabiliteitstaak over aanzienlijk meer gedetailleerde informatie over nationale banksystemen en in sommige gevallen individuele instellingen moeten beschikken dan thans het geval is. Deze gegevens zijn tot nog toe echter volledig in handen van toezichthouders. In de Nederlandse situatie is informatie-uitwisseling geen probleem, omdat het prudentiële toezicht onder het dak van de centrale bank is ondergebracht. In landen met een ander model zal de informatie-uitwisseling tussen beide instellingen moeten verbeteren en de ‘mindset’ ook zodanig moeten worden veranderd, dat de onderlinge afhankelijkheid bij de vervulling van ieders taken permanent op het netvlies staat. Daarnaast zal de coördinatie tussen centrale banken van verschillende landen verder moeten verbeteren. Hier is overigens duidelijk voortgang geboekt, gezien de goede samenwerking in de afgelopen maanden tussen de belangrijkste centrale banken in de wereld bij hun liquiditeitsverruimende operaties. Een volgende les, met name getrokken uit de problemen rond de Britse bank Northern Rock, is dat de bestaande depositogarantiestelsels aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen. De hoogte van het verzekerde bedrag, de aanwezigheid van eigen risico en de snelheid van uitbetaling bij trekking op het garantiestelsel blijken belangrijke factoren voor de effectiviteit van dit instrument. Ook het Nederlandse stelsel lijkt in een aantal opzichten voor verbetering vatbaar. Positief is dat de plotselinge, sterke toename van het aantal transacties waarmee de afwikkelingssystemen van centrale banken werden geconfronteerd zonder verstoringen konden worden verwerkt. Dit onderstreept het belang van een goede werking van het betalingsverkeer ten tijde van turbulentie. Een verdere vergroting van de efficiëntie en schokbestendigheid van het betalingsverkeer ligt overigens in het verschiet, doordat alle centrale banken van het eurogebied binnenkort van hetzelfde systeem voor interbancaire betalingen (target2) gebruik zullen maken. Ook consumenten en bedrijven zullen, na de start van Single Euro Payments Area (sepa) begin 2008, steeds meer volgens geharmoniseerde Europese standaarden gaan betalen. De Nederlandse economie Groei en inflatie De Nederlandse economie heeft een prachtig jaar achter de rug, met een groei van 3,5% – de hoogste sinds 2000 –, een inflatie (hicp) van slechts 1,6% en een daling van de werkloosheid tot 4,5% van de afhankelijke beroepsbevolking, een
24
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
niveau dat voor het laatst werd bereikt in 2002. Daar past wel de kanttekening bij dat de vacaturegraad erg hoog is, duidelijk hoger dan in eerdere vergelijkbare omstandigheden en aanwijzing voor een toegenomen mismatch op de arbeidsmarkt. De ramingen van dnb van december 2007 voor de komende twee jaar geven aan dat onder normale omstandigheden een geleidelijke terugkeer naar de trendgroei van 2% zou mogen worden verwacht. Deze op zichzelf bezien bevredigende uitkomst gaat echter gepaard met een oplopen van de inflatie tot licht boven 3% in 2009, in hoofdzaak als gevolg van een stijging van de arbeidskosten per eenheid product en toenemende gereguleerde prijzen. Dit is een punt van zorg, waarbij nog zij opgemerkt dat dit alles zich voltrekt tegen de achtergrond van een wereldwijde verslechtering van het inflatoire klimaat. Bedacht moet worden dat de december-ramingen zijn opgesteld op een moment waarop nog volstrekt onduidelijk was in welke mate de ontwikkelingen op de financiële markten zouden doorwerken in de reële economie. Ofschoon daarover ook thans nog veel onzekerheid bestaat, lijdt het nauwelijks twijfel dat er een negatieve doorwerking zal zijn, te meer daar de Nederlandse economie sinds enige tijd relatief sterk lijkt te reageren op ontwikkelingen in de vs. Deze samenhang loopt deels via de internationale handel, maar vloeit onder meer ook voort uit het feit dat Nederlandse institutionele beleggers zeer actief zijn op Wall Street en uit de grote Amerikaanse belangen van Nederlandse multinationals. Uitgedrukt in het bbp, bedraagt de omzet van Nederlandse multinationals in de vs circa vier keer het gemiddelde van het eurogebied. Overigens zullen de effecten van een sterk afkoelende Amerikaanse economie naar verwachting niet zozeer in het Nederlandse groeicijfer voor 2008 als wel in dat voor 2009 zichtbaar worden. Dit heeft deels een statistische oorzaak – het zogenoemde overloopeffect, dat samenhangt met de groeiversnelling van de Nederlandse economie in de tweede helft van 2007 – en is deels het gevolg van vertraagde economische doorwerking. Overheidsfinanciën Wat betreft de Nederlandse overheidsfinanciën was 2007 een overgangsjaar, waarin mede als gevolg van een uitbundige eindsprint van het vorige kabinet een structurele saldoverslechtering optrad van 0,8 procentpunt. Het nieuwe kabinet heeft in dit begrotingsbeeld voor het lopende jaar een redressering aangebracht, waardoor voor 2008 – op basis van de decemberramingen van het cpb – voorshands een overschot van 0,5% bbp wordt voorzien. Zoals vastgelegd in het Regeerakkoord, is de doelstelling een verbetering van het structurele begrotingstekort in 2007 van 0,2% bbp naar een structureel overschot in 2011 van 1,0% bbp. Bekijkt men de ontwikkeling van de publieke financiën van wat meer afstand en over een wat langere periode, dan kan een aantal positieve ontwikkelingen worden waargenomen. In de afgelopen 25 jaar werd het totale niveau van de overheidsuitgaven met 13 procentpunt verlaagd, wat geheel voor rekening kwam van inkomensoverdrachten en rente-uitgaven. In aanmerking nemend dat in diezelfde periode het aandeel van de publieke investeringen in de totale overheidsuitgaven is gestegen, kan tot een structurele verbetering aan de uitgavenkant van de begroting worden geconcludeerd. Belangrijk is dat door de substantiële verlaging van de totale uitgavenquote sinds 1983 de financiële ruimte werd geschapen om de sterk opwaartse dynamiek in de belasting op arbeid te doorbreken. Hierdoor werd het vervolgens – sinds het begin van de jaren negentig – mogelijk het gemiddelde tarief zeer substantieel omlaag te brengen
25
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
(met 6 procentpunt). Dit was duidelijk in afwijking van hetgeen elders in deze periode in de eu-15 gebeurde. De trendbreuk die sinds de eerste helft van de jaren tachtig in het uitgaven- en belastingbeleid van de overheid heeft plaatsgevonden, heeft positieve effecten op de werkloosheid in ons land gehad en het Nederlandse cijfer in toenemende mate onder het Europese gemiddelde gebracht. Wel lijkt in Nederland inmiddels een einde te zijn gekomen aan de daling van de collectieve uitgavenquote en dreigt deze in 2008 weer boven het Europese gemiddelde te komen, een ontwikkeling die ook bij de lastendruk is waar te nemen. Het ware te vermijden dat hiermee een structurele trend in gang wordt gezet, die zou breken met de op dit punt zo succesvolle beleidslijn van de afgelopen twee decennia. Een open economie Als open economie is Nederland uitermate gevoelig voor internationale ontwikkelingen, zowel bij een op- als neergaande conjunctuur. Sommige buffers lijken, gemiddeld genomen, groter dan in 2001/2002, de vorige keer dat de internationale conjunctuur omsloeg. Daarbij moet dan met name worden gedacht aan de winst- en vermogenspositie van het bedrijfsleven en de pensioenfondsen. De arbeidsmarkt is op dit moment sterk, maar het gaat niet aan om hier van buffers te spreken, want een verslechtering van de arbeidsmarkt vertaalt zich direct in werkloosheid. Hoewel het jaar 2007 door de gunstige economische ontwikkeling alsnog werd afgesloten met een overschot op de begroting, kan ook met betrekking tot de overheidsfinanciën moeilijk van een adequate buffer worden gesproken zolang de structureel wenselijk geachte doelstelling van een overschot van 1% bbp nog niet is bereikt. Overigens blijken buffers van relatief beperkte betekenis, indien op het moment dat de economie door een externe schok wordt getroffen niet tegelijkertijd het juiste beleid wordt gevoerd. Als de dynamiek van de loonvorming op het moment waarin de economie vertraagt, wordt bepaald door gunstige groeiresultaten in het verleden (en daarmee door inhaaleffecten) alsmede door de huidige versnelling in de inflatie, kan immers een zeer snelle erosie van de concurrentiepositie optreden. In welk hoog tempo de concurrentiepositie kan verslechteren, is na de conjuncturele omslag in 2001 gebleken. Hoe snel overheidstekorten kunnen oplopen, werd laatstelijk in 2002 geïllustreerd, toen een tekort van 2,0% bbp werd gerealiseerd, waar de begroting voor dat jaar nog uitging van een overschot van 1,0% bbp. Het zou daarom van wijs beleid getuigen om meevallers in de uitgavensfeer niet voor andere uitgaven te bestemmen. Dat Nederland een open, nauw met het buitenland vervlochten economie heeft, blijkt niet alleen uit de handels- en financiële stromen met de rest van de wereld, maar onder meer ook uit overnames van en door buitenlandse partijen. In beginsel is dit een positieve zaak, die bijdraagt aan de dynamiek van de eigen economie – ondanks of misschien wel dankzij tijdelijke gevolgen als een druk op de werkgelegenheid – en individuele bedrijven de gelegenheid geeft de vleugels over de landsgrenzen heen uit te slaan. In essentie is hier sprake van een verdere integratie in de wereldeconomie. Hier slechts een enkele opmerking over een van de meest spectaculaire overnames van het afgelopen jaar: de strijd rond abn amro, eindigend in de overname door een consortium van drie banken, die inmiddels bezig zijn de overgenomen bank op te splitsen. Gedurende het gehele biedingsproces is de opstelling van dnb bepaald geweest door haar toezichtverantwoordelijkheid. Omdat het om een bank gaat – in dit geval zelfs om een systeembank – kan het uitgangspunt van maximalisering van aandeelhouderswaarde, zo dat überhaupt al een aanvaardbaar uitgangspunt is, niet onverkort
26
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
van toepassing worden geacht. Ook anderen dan aandeelhouders zijn risicodragend bij een bank betrokken: de depositohouders, de financiers van collectieve garantiesystemen, en – onder omstandigheden – de overheden (dat wil zeggen, de belastingbetalers). De gebeurtenissen rond Northern Rock tonen aan, gezien de garanties die de Britse overheid moest geven, hoe groot de belangen van anderen dan aandeelhouders bij een bank zijn. Het is de toezichthouder die ervoor moet zorgen dat deze belangen eveneens tot hun recht komen. Hetzelfde geldt als het bijvoorbeeld om de overname door een consortium gaat, waaraan naar het oordeel van dnb extra risico’s zijn verbonden, risico’s die zo’n overname niet op voorhand onmogelijk maken, maar tot additionele voorzichtigheid manen. Een overname door een consortium heeft (meestal) twee belangrijke karakteristieken. In de eerste plaats zal zij al gauw als vijandelijk worden ervaren, waardoor relatief beperkte mogelijkheden tot ‘due diligence’ aanwezig zijn. In de tweede plaats zal meestal sprake zijn van een bod in contanten, omdat betalen met een mandje van aandelen van de overnemende partijen wat ‘ongemakkelijk’ is. Een bod in contanten kan bij wijzigende beursomstandigheden problemen oproepen. dnb heeft in het begin van de onderhandelingen gewezen op het risicovolle karakter van een consortiumbod, zonder dit onmogelijk te verklaren. Uiteraard heeft zij er wel aanleiding in gezien tot grote prudentiële behoedzaamheid. In goed overleg met partijen, die constructief op de zorgen en suggesties van dnb hebben gereageerd, konden voor mogelijke problemen oplossingen worden gevonden. Inmiddels wordt voortvarend gewerkt aan de opsplitsing van het abn amro concern en de integratie met de overnemende partijen. Daarbij ontstaan voor alle betrokkenen weer nieuwe kansen en uitdagingen, binnen en buiten Nederland. Hoewel de verliezen van de Nederlandse pensioenfondsen op Amerikaanse (subprime) hypotheken relatief gering zijn, is ook deze sector gevoelig voor de algemene ontwikkelingen op de financiële markten. Door de combinatie van gedaalde aandelenkoersen en een gedaalde kapitaalmarktrente (het zogenoemde ‘flight to quality’-effect) incasseren pensioenfondsen een dubbele tegenvaller. De continuïteitsanalyse die door het Financieel Toetsingskader wordt voorgeschreven, maakt inzichtelijk hoe de instellingen bij het opbouwen en aanhouden van buffers rekening moeten houden met die dubbele tegenvaller, opdat de waardevastheid van pensioenen zo veel mogelijk wordt gegarandeerd. Met deze risicogeoriënteerde benadering ligt Nederland overigens voor op de meeste andere Europese landen. Enkele knelpunten Kan het economische oordeel over de Nederlandse economie, abstraherend van het zware weer dat mogelijk op komst is, dooreen genomen positief zijn, dit oordeel geldt niet voor alle onderdelen van onze economie. De woningmarkt lijkt vastgelopen en er is voorshands weinig perspectief op een fundamentele wending ten goede, omdat dit ingrijpende beleidsmaatregelen vergt. Tekenend voor het slecht functioneren van de woningmarkt is dat de sterke prijsstijging die in het afgelopen decennium heeft plaatsgevonden, gepaard is gegaan met een afnemende nieuwbouwproductie. Hoe belangrijk en gewenst onder meer de aanpak van oude stadswijken ook is, het vlot trekken van de woningmarkt lijkt alleen mogelijk in de context van een integrale aanpak. Idealiter worden alle overheidsinstrumenten die aangrijpen op de woonlasten en het woongenot van huurders en kopers opnieuw en in onderlinge samenhang op hun merites beoordeeld en zouden er geen taboes mogen bestaan met betrekking tot toekomstig beleid. In een dergelijke benadering past ook een herbezinning op de rol van de woningbouwcorporaties en de kaders waarbinnen
27
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
deze een optimaal maatschappelijk resultaat genereren. Verder is aan de aanbodkant van de woningmarkt dringend behoefte aan een lange termijnvisie op het gebruik van de beschikbare ruimte voor woningbouw. Daarbij dient ook het grondbeleid van lagere overheden te worden betrokken, alsmede de effecten die daarvan uitgaan op de prijsvorming en het aanbod van nieuwbouwwoningen. Met zo’n integrale aanpak, waarbij eventuele overgangsproblemen adequaat worden geadresseerd, kan worden voorkomen dat begrippen als startersproblematiek, stagnerende nieuwbouw en scheefwonen nog decennia lang het woningmarktdossier zullen beheersen. Ook de zorgmarkt vergt aandacht. De invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 heeft grote gevolgen gehad voor deze sector. Een belangrijke doelstelling van het nieuwe stelsel is om de prijsdiscipline in de zorg te vergroten, onder behoud van goede toegankelijkheid. Ondanks grote inspanningen van alle partijen om de invoering ervan in goede banen te leiden, bevindt de sector zich nog allerminst in rustig vaarwater. Dit hangt niet zozeer samen met de inrichting van het stelsel, maar met een aantal praktische problemen in de uitvoering ervan. De zorgverzekeraars concurreren hevig op premies en nemen daarbij financiële verliezen op de koop toe. Tegelijkertijd hebben verschillende factoren de kwaliteit van de informatie sterk aangetast. Daarbij moet dan met name worden gedacht aan de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek bij ziekenhuizen, de onvoorspelbaarheid van de risicoverevening en de voortdurende beleidsveranderingen. Daardoor hebben verzekeraars onvoldoende zicht op een groot deel van hun schadelast. Bovendien zijn door gebrekkige informatiestromen de ziekenhuistarieven (veel) te hoog vastgesteld. Het te veel betaalde zal uiteindelijk tussen ziekenhuizen en verzekeraars worden verrekend, maar de situatie zorgt wel voor extra onzekerheden en risico’s. Ook in de uitvoering van de risicoverevening vormt de gebrekkige informatie door ziekenhuizen een storende factor. De verrekenslagen achteraf kunnen door het gebrekkige inzicht in de feitelijke schade nu niet zuiver worden uitgevoerd. Bij dit alles hebben de zorgverzekeraars een flink aantal beleidsveranderingen moeten accommoderen, die weer hun eigen financiële en operationele onzekerheden veroorzaken. De problemen waarmee de zorgverzekeraars kampen, hebben ook hun weerslag op het prudentiële toezicht van dnb. Het gebrek aan informatie betekent dat dnb zich moeilijk een oordeel kan vormen over de situatie bij zorgverzekeraars en de risico’s daaromheen. In feite wordt niet voldaan aan de belangrijkste randvoorwaarde om goed toezicht te kunnen houden: tijdige en betrouwbare informatie. Bij grotere risico’s passen overigens hogere solvabiliteitsbuffers, terwijl de buffers in de zorgverzekeringssector al enige jaren dalen. Meer risicogeoriënteerde solvabiliteitseisen zijn ook in deze sector wenselijk en zullen op termijn hun intrede doen wanneer het Solvency ii raamwerk van kracht wordt. Los hiervan is het voor dnb als toezichthouder van wezenlijk belang dat de problemen rond de administratieve organisaties van ziekenhuizen en de risicoverevening met inzet van alle betrokken partijen zo snel mogelijk worden opgelost. Een stabiele beleidsomgeving kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. De afgelopen jaren is belangrijk en ook succesvol werk verzet op het gebied van het verbeteren van de arbeidsparticipatie. Echter, gezien het op een termijn van 10 à 15 jaar krimpende arbeidsaanbod zijn verdere maatregelen ter verhoging van de arbeidsparticipatie onvermijdelijk. Daarbij kan worden gedacht aan het bevorderen van flexibele werktijden en telewerken, maar ook – en eerder bepleit – aan een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd (via het zogenoemde ‘trek-in-de-schoorsteeneffect’) en betere scholing. Met name nietwesterse allochtonen kennen een lage arbeidsparticipatie als gevolg van geringe werkervaring, gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en geringe scholing.
28
dnb / Jaarverslag 2007
Algemeen Overzicht
Bij een uiterste participatie-inspanning zou op termijn de potentiële groei van de Nederlandse economie met zo’n kwart procentpunt per jaar kunnen worden opgekrikt, wat over een langere termijn een aanzienlijke welvaartsverbetering inhoudt. Knelpunten en pijnpunten lijken er ook te ontstaan op het gebied van de inkomensverdeling, ten dele uitgelokt door de zeer hoge inkomens in sommige delen van de marktsector. Wordt van deze kleine categorie inkomens, die verworven worden in het meest internationale segment van onze economie, geabstraheerd, dan kunnen de volgende conclusies worden getrokken. In de eerste plaats kent Nederland, afgemeten aan de gebruikelijke maatstaven, een relatief lage en vrij constante inkomensongelijkheid. In de tweede plaats is binnen die relatief constante inkomensverdeling de afgelopen jaren de positie van de middeninkomens verzwakt ten opzichte van de hogere inkomenstrekkers. Deze laatste zijn werkzaam in de meer kennisintensieve segmenten van de economie en weten te profiteren van de groei en technologische ontwikkeling in die segmenten. In de derde plaats heeft er een versterking van de onderkant van het inkomensgebouw plaatsgevonden. Dalende werkloosheid en een moeilijker toegankelijk geworden sociale zekerheid droegen ertoe bij dat uitkeringen werden vervangen door hogere arbeidsinkomens. Naarmate echter het werkloosheidsniveau lager is geworden en de mogelijkheden verminderen mensen uit de sociale zekerheid naar de arbeidsmarkt terug te brengen, zullen geleidelijk de gevolgen van globalisering en technologische ontwikkeling voor de inkomensverdeling tot uitdrukking komen in toenemende bruto inkomensverschillen tussen hoog en lager opgeleiden in de private sector. De internationale concurrentie bepaalt in welke mate de overheid in staat zal zijn deze toenemende ongelijkheid te verzachten. De geschetste ontwikkelingen zullen ook gevolgen hebben voor de publieke sector. Onderzoek wijst uit dat het in dat geval steeds moeilijker voor de publieke sector zal worden hooggekwalificeerde werknemers te werven en vervolgens te behouden, en dat naarmate de lonen in de publieke sector meer gelijk verdeeld zijn steeds meer goed opgeleide werknemers deze sector verlaten. Op termijn zal hierdoor de kwaliteit van de publieke sector worden aangetast. Tot slot Aanzienlijke risico’s voor de wereldeconomie liggen op dit moment bij de ontwikkeling van de Amerikaanse economie, de oplopende inflatie en het herstructureringsproces dat in de financiële sector plaatsvindt. Daarmee zal nog wel enige tijd gemoeid zijn en het zal stuurmanskunst vergen op deze woelige wateren een veilige koers te blijven volgen. Enerzijds moeten de noodzakelijke aanpassingsprocessen – met de daaraan verbonden, onplezierige neveneffecten – zich kunnen voortzetten, anderzijds moet het een gecontroleerd proces blijven, waarbij de risico’s zoveel mogelijk worden gereduceerd. Het bedrijfsmodel van banken en de voor dit model relevante omgevingsfactoren (zoals het risicomanagement van banken, het functioneren van de ‘rating’ industrie en de waardering van complexe financiële producten) worden thans fundamenteel doorgelicht, hetgeen zal moeten leiden tot concrete verbeteringen. Monetaire en budgettaire autoriteiten moeten voorts een nauwlettend oog houden op het gevaar van een verdere versnelling van de inflatie. Nederland heeft goede jaren achter de rug, maar zal ook de gevolgen ondervinden van de internationale ontwikkelingen. De macro-indicatoren voor onze economie staan er, in vergelijking met het buitenland, op dit moment nog goed voor, maar op deelterreinen (zoals de arbeidsmarkt, de zorgsector en de woningmarkt) kan nog aanzienlijke vooruitgang worden geboekt.
29
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
1 Mondiale economische ontwikkeling
1.1 Ondanks financiële turbulentie …
… als reactie op eerder opgebouwde onevenwichtigheden
… was 2007 een conjunctureel goed jaar
Krachtige mondiale groei ondanks financiële turbulentie Met een mondiale groei van bijna 5% was 2007 een conjunctureel goed jaar. De tweede helft van het jaar werd gedomineerd door de turbulentie op de financiële markten. Door deze onrust is de wereldeconomie in een onzekere periode terecht gekomen, waardoor de economische groei onder druk komt te staan. De directe oorzaak van de financiële onrust was de inzakkende woningmarkt in de Verenigde Staten (vs), in combinatie met oplopende rentes (zie paragraaf 1.2). Dit leidde tot een flinke stijging van betalingsproblemen in het – gedurende de afgelopen jaren sterk gegroeide – minder kredietwaardige subprime hypotheeksegment. Deze verslechterde situatie op de Amerikaanse hypotheekmarkt zorgde in de eerste helft van 2007 al voor een toenemende risicoaversie. Toen in de zomer enkele Amerikaanse beleggingsfondsen onthulden dat ze vrijwel failliet waren door hun beleggingen in deze subprime hypotheken, sloeg het sentiment op de internationale financiële markten abrupt om. Een brede herwaardering van risico’s voor verschillende soorten waardepapieren was het gevolg. Financiële instellingen werden terughoudend in hun onderlinge kredietverstrekking en risicopremies liepen scherp op. Om de problemen, ontstaan door het gebrekkige functioneren van de interbancaire geldmarkten het hoofd te kunnen bieden, hebben verschillende centrale banken, waaronder de Europese Centrale Bank (ecb), met liquiditeitsoperaties moeten ingrijpen (zie paragraaf 2.3). De turbulente ontwikkelingen op de financiële markten kwamen niet onverwachts, maar kunnen worden beschouwd als een welhaast onvermijdelijke reactie op eerder opgebouwde onevenwichtigheden. In het achterliggende decennium heeft de geïndustrialiseerde wereld een uitzonderlijke periode meegemaakt van hoge groei bij zeer lage inflatie. Overvloedige besparingen vanuit enkele grote opkomende economieën en olie-exporterende landen en het ruime monetaire beleid dat de afgelopen jaren in de rijke industrielanden werd gevoerd, hebben bovendien tot een historisch lage rentestand geleid, zowel in nominale als in reële zin. Deze ontwikkelingen hebben geresulteerd in een klimaat waarin beleggers op zoek gingen naar hoger rendement en bereid waren hogere risico’s te nemen. Tegelijkertijd kwamen nieuwe complexe financiële producten op de markt die hierop inspeelden. Zo hebben veel hypotheekverstrekkers hun leningen doorverkocht, wat heeft bijgedragen aan de olievlekwerking waarmee de marktonrust gepaard ging (zie hoofdstuk 7). Ondanks de onrust op de internationale financiële markten leverde de mondiale conjunctuur, zoals gezegd, in 2007 een gunstig beeld op. De groei van het mondiale bruto binnenlands product (bbp) kwam uit op 4,9%, slechts minimaal lager dan in 2006 (zie tabel 1.1). De vertraging kwam geheel voor rekening van de geïndustrialiseerde landen en dan vooral voor die van de vs en Japan; in Europa
31
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Inflatie nam toe …
… vooral als gevolg van stijgende olie- en energieprijzen
was de groeivertraging relatief gering. In de opkomende economieën was de gemiddelde economische groei nog steeds even uitbundig als in 2006. Door de voortdurende economische expansie in de opkomende landen nemen zij een steeds groter deel van de toename van het mondiale bbp voor hun rekening. China leverde dit jaar voor het eerst de hoogste groeibijdrage. De gemiddelde mondiale inflatie nam in het verslagjaar toe, vooral als gevolg van stijgende olie- en voedselprijzen. Wel liepen de inflatoire ontwikkelingen tussen industriële en opkomende landen behoorlijk uiteen. Deze divergentie hangt naast uiteenlopende economische ontwikkelingen ook samen met het gewicht van olie- en voedselprijzen in de inflatie. Vooral in opkomende economieën is het aandeel van voedsel in de consumptie hoog. In deze landen heeft de stijging van de voedselprijzen (zie grafiek 1.1) daardoor een behoorlijke opwaartse invloed op de inflatie gehad. Verschillende factoren verklaren de sterke stijging in de prijzen van voedsel en agrarische basisproducten. Naast incidentele, klimatologische factoren, spelen hierbij het toenemende gebruik van agrarische grondstoffen voor de productie van biobrandstoffen en een hogere vraag naar vooral kwalitatief beter voedsel in de opkomende economieën een rol. Een laatste factor is de afbouw van overschotten, samenhangend met de landbouwhervormingen in Europa. Ook de olieprijs liep na een korte afname in het begin van dit jaar fors op.
Tabel 1.1 - Economische kerngegevens Volume bruto
Consumentenprijzen ¹
Lopende rekening ²
binnenlands product 2005
2006
2007
Procentuele mutaties Wereld
2005
2006
2007
Procentuele mutaties
2005
2006
2007
Procenten bbp
4,4
5,0
4,9
3,7
3,6
3,9
0,0
0,2
0,2
Industriële landen
2,5
3,0
2,6
2,4
2,4
2,2
-1,6
-1,8
-1,8
Verenigde Staten
3,1
2,9
2,2
3,4
3,2
2,9
-6,1
-6,2
-5,7
Japan
1,9
2,4
2,1
-0,3
0,3
0,0
3,6
3,9
4,5
Europese Unie (27)
1,9
3,0
2,9
2,3
2,3
2,3
-0,2
-0,7
-1,0
Eurogebied
1,6
2,8
2,6
2,2
2,2
2,1
0,3
0,0
-0,2
Nieuwe lidstaten
4,8
6,4
6,0
3,5
3,2
4,2
-5,4
-7,0
-8,5
Verenigd Koninkrijk
1,8
2,9
3,1
2,0
2,3
2,3
-2,5
-3,2
-3,5
Opkomende economieën
7,4
8,0
8,0
5,1
4,9
5,8
5,0
5,7
5,0
Midden- en Zuid-Amerika
4,6
5,4
5,4
6,3
5,4
5,3
1,4
1,5
0,6
Brazilië
2,9
3,7
4,4
6,9
4,2
3,6
1,6
1,2
0,8
Azië
8,5
9,1
9,1
3,4
3,7
4,9
4,5
5,8
6,6
4,9
5,4
5,3
4,8
5,0
3,0
4,4
5,5
5,1
China
10,4
11,1
11,4
1,8
1,5
4,5
7,2
9,4
11,7
India
9,0
9,7
8,9
4,2
6,1
6,2
-1,0
-1,1
-2,1
5,9
5,8
6,0
6,6
6,3
6,6
2,0
3,1
0,0
5,6
5,8
6,0
6,9
7,5
10,8
19,4
19,7
16,7
6,7
7,7
7,3
11,2
9,3
8,5
4,6
3,7
1,8
6,4
6,7
7,0
12,7
9,7
8,1
11,1
9,7
5,9
Zuidoost-Azië
Afrika
3
4
Midden-Oosten
4
Midden-Europa en GOS-landen
5
Rusland
1 Europese Unie: Geharmoniseerde definitie (HICP). 2 Regio’s en landengroepen: geaggregeerde saldi. 3 Filippijnen, Indonesië, Hongkong, Maleisië, Taiwan, Singapore, Thailand en Zuid-Korea.
32
dnb / Jaarverslag 2007
4 Egypte en Libië zijn begrepen onder MiddenOosten. 5 Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Bron: IMF en Eurostat.
Mondiale economische ontwikkeling
Grafiek 1.1 - Olie- en voedselprijzen Kwartaalcijfers; index 2000=1 respectievelijk USD per vat
Agrarische basisproducten
Voedsel
Ruwe olie, schaal rechts
2,5
100
2,0
80
1,5
60
1,0
40
0,5
20
0,0
0 00
02
04
06
08
Bron: OECD.
Gemiddeld lag de dollarprijs van olie (uk Brent) in 2007 bijna 12% hoger dan in 2006. In november werd zelfs een niveau van boven usd 95 per vat bereikt. De aanzienlijke olieprijsstijging ging gepaard met een verzwakkende dollarkoers. In euro’s is de olieprijsstijging daarom aanzienlijk minder. De belangrijkste oorzaak voor de olieprijsstijging was de groeiende vraag uit opkomende economieën, terwijl het aanbod nauwelijks toenam. Zo is China inmiddels de grootste olieconsument na de vs. De mondiale groei lijkt vooralsnog niet te zijn geschaad door de hoge olieprijs. Dit komt mogelijkerwijs doordat de olieprijsstijging grotendeels door vraagfactoren wordt veroorzaakt; van de uitbundige economische groei in opkomende economieën gaat namelijk ook een grote mondiale impuls uit. De toename van de wereldhandel met ruim 6,5% illustreert dit. 1.2
Vertraging in de Amerikaanse economische groei De economische groei in de vs vertraagde in het verslagjaar onder invloed van een inzakkende woningmarkt. Toch verspreidde de malaise in de Amerikaanse woning- en kredietmarkt zich pas in de laatste maanden van het verslagjaar naar de rest van de economie. Het is overigens aannemelijk dat de reële effecten van de financiële marktturbulentie zich nog niet volledig hebben geopenbaard. Zowel de verslechtering van bankbalansen als een verdere afname van het consumenten- en producentenvertrouwen kunnen leiden tot grotere effecten. Met een stijging van het bbp van 2,2% kende de vs in 2007 het laagste groeicijfer sinds 2002 (zie tabel 1.2). De woninginvesteringen leverden voor het tweede achtereenvolgende jaar een negatieve bijdrage aan de economische groei. Dit kwam vanzelfsprekend door de verdieping en verbreding van de correctie op de Amerikaanse woningmarkt. Niet alleen lagen de bouwactiviteiten in het verslagjaar op een lager niveau, ook steeg het aantal te koop staande woningen snel (zie grafiek 1.2). Mede hierdoor nam de neerwaartse druk op de huizenprijzen, die reeds in de loop van 2006 was ingezet, in het verslagjaar verder toe. Illustratief in dit opzicht is de daling van de nominale huizenprijzen volgens de Case-Shiller-index. Deze index, die een groter gewicht geeft aan woningen in stedelijke gebieden, liet in het verslagjaar een daling zien van bijna 5%.
33
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Tabel 1.2 - Bestedingen Verenigde Staten Procentuele mutaties respectievelijk procentpunten 2005
2006
2007
2007 I
II
III
IV
Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande periode ¹ Bbp
3,1
2,9
2,2
0,6
3,8
4,9
0,6
Particuliere consumptie
3,2
3,1
2,9
3,7
1,4
2,8
1,9
Private investeringen
6,9
2,4
-2,9
-4,4
3,2
-0,7
-3,5
w.v. Woningbouw
6,6
-4,6
-17,0
-16,3
-11,8
-20,5
-25,2
w.v. Overige investeringen
7,1
6,6
4,8
2,1
11,0
9,3
6,9
Overheidsbestedingen
0,7
1,8
2,0
-0,5
4,1
3,8
2,2
Export
6,9
8,4
8,0
1,1
7,5
19,1
4,8
Import
5,9
5,9
1,9
3,9
-2,7
4,4
-1,9
Bijdragen aan bbp-groei; procentpunten ² Particuliere consumptie
2,2
2,2
2,0
2,6
1,0
2,0
1,3
Private investeringen
1,1
0,4
-0,5
-0,7
0,5
-0,1
-0,5
w.v. Woningbouw
0,4
-0,3
-1,0
-0,9
-0,6
-1,1
-1,3
w.v. Overige investeringen
0,7
0,7
0,5
0,2
1,1
1,0
0,7
Overheidsbestedingen
0,1
0,4
0,4
-0,1
0,8
0,7
0,4
Voorraadvorming
-0,2
0,1
-0,3
-0,7
0,2
0,9
-1,5
Netto export
-0,2
-0,1
0,6
-0,5
1,3
1,4
0,9
1 Geannualiseerd. 2 Door statistische verschillen tellen bijdragen niet geheel op tot bbp-groei.
Bron: Bureau of Economic Analysis.
Grafiek 1.2 - Huizenprijzen en te koop staande woningen Verenigde Staten Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige kwartaal respectievelijk maanden voorraad
Huizenprijzen (OFHEO-index)
Huizenprijzen (Case-Shillerindex)
Voorraad onverkochte woningen, schaal rechts
20
12
15
10
10
8
5
6
0
4
-5
2
-10
0 90
92
94
96
98
Bron: Office of Federal Housing Enterprise Oversight (OFHEO), S&P Case-Shiller-index en National Association of Realtors.
34
dnb / Jaarverslag 2007
00
02
04
06
08
Mondiale economische ontwikkeling
Grafiek 1.3 - Krediet aan gezinnen Verenigde Staten Procentuele mutaties ten opzichte van de vorige overeenkomstige periode
Totaal
Consumptief
Hypothecair
16
14
12 10 8 6 4
2 97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
Bron: Federal Reserve (Flow of Funds Accounts).
Tegenover de woningmarktcorrectie …
… en tekenen van een verzwakkende consumptie …
… stond een gunstige ontwikkeling van het lopende rekeningtekort
Tegenover de negatieve bijdrage van de woninginvesteringen aan de economische groei, zorgden andere bestedingscategorieën (uitgezonderd voorraadvorming) juist voor een positieve bijdrage. Gedurende het verslagjaar was de particuliere consumptie de belangrijkste aanjager van de groei, met een gemiddelde groeibijdrage van 2,0 procentpunt. De particuliere consumptie vervult deze rol al vele jaren in de vs, mede dankzij de ruime mogelijkheden tot overwaardeverzilvering en het opnemen van consumptief krediet. Hoewel de kredietverlening aan huishoudens nog steeds hoge groeicijfers liet zien, is de groei onder invloed van de inzakkende woningmarkt en de financiële turbulentie in het verslagjaar afgezwakt (zie grafiek 1.3). De andere belangrijke pijler onder de particuliere consumptie – de arbeidsmarkt – vertoonde in het verslagjaar tekenen van verzwakking. De banengroei kwam nagenoeg tot stilstand en de werkloosheid nam met 0,3 procentpunt toe tot 5% van de beroepsbevolking. Ook het consumentenvertrouwen zakte in de loop van het jaar verder weg. De uitvoer zorgde voor een positieve bijdrage aan de groei. De uitvoer kreeg gedurende het verslagjaar een flinke impuls van de robuuste groei van de bestedingen door de belangrijkste handelspartners van de vs. In de tweede plaats werd de uitvoer geholpen door een verdere dollardepreciatie, zowel in bilaterale als in effectieve termen (zie grafiek 1.4). Bij de dollardepreciatie speelde, naast de groeivertraging in de vs en de meevallende groei in het eurogebied, mogelijkerwijs mee dat buitenlandse investeerders door de turbulentie op de financiële markten terughoudender zijn geworden om activa in dollars aan te houden. Mede dankzij de hoge uitvoergroei nam het Amerikaanse lopende rekeningtekort gedurende het verslagjaar met 0,7 procentpunt af, tot 5,5% bbp. Tegen de achtergrond van de mondiale onevenwichtigheden is deze ontwikkeling positief. Hoewel de malaise op de Amerikaanse woning- en kredietmarkt zich pas in de laatste maanden van het jaar naar de rest van de economie verspreidde, vormde de financiële marktturbulentie voor de autoriteiten al eerder aanleiding in te grijpen. Om de situatie op de geldmarkt te stabiliseren, verschafte het Federal
35
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Grafiek 1.4 - Reële effectieve wisselkoers en dollarkoers Kwartaalcijfers; index januari 1999=100 respectievelijk dollars per euro
Verenigde Staten Eurogebied
Dollar-euro, schaal rechts
160
1,6
140
1,4
120
1,2
100
1,0
80
0,8
0,6
60 90
92
94
96
Toelichting: Reële effectieve wisselkoers op basis van loonkosten per eenheid product in de industrie.
Fed reageerde …
… en overheid kondigde begin 2008 een belastingverlaging aan
1.3 Uitvoer als fundament van Japanse groei
98
00
02
04
06
Bron: Europese Commissie en Thomson Financial.
Reserve System (Fed), het stelsel van Amerikaanse centrale banken, gedurende het jaar verschillende malen extra liquiditeit via openmarktoperaties (zie hoofdstuk 7). Omdat door de financiële turbulentie ook de neerwaartse groeirisico’s toenamen, gevoed door de aanhoudende correctie op de Amerikaanse woningmarkt, verlaagde de Fed de beleidsrente vanaf de zomer in een drietal stappen met 100 basispunten tot 4,25% (zie grafiek 1.5). In januari 2008 werd het monetaire beleid in twee forse stappen met respectievelijk 75 en 50 basispunten verder verruimd. Hoewel de inflatiedruk in 2007 aanvankelijk afnam, begon deze in het laatste kwartaal op te lopen, waarbij de stijging van de consumentenprijzen in december zelfs opliep tot 4,3%. Deze ommekeer werd vooral ingegeven door hogere energie- en voedselprijzen. Geschoond voor de beweeglijke olie- en voedselprijzen, was de inflatie in december veel minder hoog, namelijk 2,3%. Naar aanleiding van de gerezen problemen op de woningmarkt, werden door de overheid stappen aangekondigd om het aantal gedwongen verkopen onder subprime huishoudens te beperken. Hiertoe riep de overheid de commerciële sector op de rente op bepaalde hypotheken te bevriezen op een laag niveau. Hoewel met deze stap in beginsel geen overheidsgeld is gemoeid, stond de begroting niettemin onder druk vanwege lagere belastinginkomsten uit vooral geringere vermogensrendementen. Het begrotingstekort bleef hierdoor in 2007 steken op 2,5% van het bbp. Begin 2008 werd een substantiële belastingverlaging aangekondigd van circa 1% bbp in reactie op de verwachte conjuncturele terugval. Japanse groei verhult onderliggende problemen Ook in Japan vertraagde de economische groei in 2007 (zie tabel 1.3). Met een groei van 2,1% bleef de Japanse groei nog wel boven potentieel. De belangrijkste
36
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Grafiek 1.5 - Renteontwikkeling Verenigde Staten Procenten respectievelijk basispunten
Beleidsrente
3-maands interbancaire rente
Renteopslag bedrijfsobligaties (BBB-rated), schaal rechts
6,0
450
5,5
400
5,0
350
4,5
300
4,0
250
3,5
200
3,0
150
2,5
100
2,0
50 05
06
07
08
Bron: Thomson Financial.
Deflatie nog niet overwonnen
bijdrage aan de stijging van het bbp werd geleverd door de uitvoer. Deze trok in het verslagjaar profijt van de expansie in de nabijgelegen opkomende Aziatische economieën. De groei van de bedrijfsinvesteringen vlakte af, na twee jaar van uitbundige groei, in 2007. Het niveau van de bedrijfsinvesteringen bleef echter relatief hoog door gunstige financieringscondities en hoge bedrijfswinsten. De bouwinvesteringen gaven een daling te zien, die in de tweede helft van het jaar versnelde als gevolg van in juni geïntroduceerde striktere regels met betrekking tot de constructie van gebouwen. De regels zijn aangescherpt met het oog op het risico van aardbevingen. De bijdrage van de particuliere consumptie aan de groei was in het verslagjaar relatief beperkt, ondanks een verdere stijging van de werkgelegenheid met 1,8% in 2007 en een daling van de werkloosheid tot 3,8% van de beroepsbevolking. Dit kwam doordat de toenemende krapte op de arbeidsmarkt zich niet vertaalde in stijgende lonen. Het nominale loon per werknemer daalde in 2007 zelfs, met 0,7% ten opzichte van 2006. De daling van het gemiddelde nominale loon werd grotendeels veroorzaakt doordat de banengroei geconcentreerd was in laagbetaalde parttime banen en doordat veel duurbetaalde ouderen uittraden en werden vervangen door minder verdienende jongeren. Ondanks de goede jaren die Japan achter de rug heeft, staat het land nog voor grote uitdagingen. Allereerst is het risico van deflatie – gedefinieerd als een daling van het algemeen prijspeil – nog niet geweken. In 2007 kwam de cpiinflatie uit op 0%. De onderliggende inflatie (de prijsstijging uitgezonderd energie en voedingsmiddelen) was echter voor het negende achtereenvolgende jaar negatief. De Bank of Japan heeft mede door deze deflatiedreiging de beleidsrente sinds februari 2007 ongemoeid gelaten op 0,5%. De geldmarktrente bleef hierdoor in internationaal perspectief laag. Beleggers hebben hiervan
37
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Tabel 1.3 - Bestedingen Japan Procentuele mutaties respectievelijk procentpunten 2005
2006
2007
2007 I
II
III
IV
Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande periode 1 Bbp
1,9
2,4
2,1
0,9
-0,4
0,3
0,9
Particuliere consumptie
1,3
2,0
1,4
0,6
0,2
0,1
0,2
Overheidsconsumptie
1,6
-0,4
0,8
0,2
0,3
0,1
0,9
Investeringen ²
3,1
1,3
-0,3
0,4
-2,5
-1,0
0,0
w.v. Overheid
-10,1
-8,1
-2,2
5,2
-4,1
-1,9
-0,4
w.v. Bedrijven
9,2
4,3
-0,3
-0,5
-1,6
0,9
2,0
w.v. Woningbouw
-1,5
0,9
-9,5
-1,3
-4,4
-8,3
-9,3
Export
7,0
9,7
8,8
3,5
1,1
2,9
3,1
Import
5,8
4,2
1,7
1,0
0,5
-0,1
0,6
Bijdragen aan bbp-groei; procentpunten ³ Particuliere consumptie
0,8
1,1
0,8
0,3
0,1
0,1
0,1
Overheidsconsumptie
0,3
-0,1
0,1
0,0
0,1
0,0
0,2
0,7
0,3
-0,1
0,1
-0,6
-0,2
0,0
-0,5
-0,3
-0,1
0,2
-0,2
-0,1
0,0
Investeringen ² w.v. Overheid w.v. Bedrijven
1,3
0,7
0,4
-0,1
-0,3
0,1
0,3
w.v. Woningbouw
-0,1
0,0
-0,3
0,0
-0,1
-0,3
-0,3
Voorraadvorming
-0,1
0,2
0,1
0,0
0,1
-0,1
0,2
Netto export
0,3
0,9
1,1
0,4
0,1
0,5
0,4
1 Kwartaalcijfers: ten opzichte van direct voorafgaande periode; seizoenvrij. 2 Exclusief voorraadvorming.
Oplopende staatsschuld problematisch in het licht van de vergrijzing
1.4
Hoewel opkomende economieën de wereldeconomie stimuleerden …
3 Door statistische verschillen tellen bijdragen niet geheel op tot bbp-groei. Bron: Thomson Financial.
geprofiteerd door yens te lenen en deze te investeren in valuta waarvan de rente aanzienlijk hoger ligt, zoals de Australische en Nieuw-Zeelandse dollar. Halverwege het jaar nam het volume van dit soort transacties af, doordat de risico’s van deze zogenoemde ‘carry trade’ opliepen door de hogere volatiliteit op de valutamarkten. De daling in het ‘carry trade’ volume heeft vermoedelijk in belangrijke mate bijgedragen aan de appreciatie van de yen in de tweede helft van het jaar. Als erfenis van de ernstige economische stagnatie van de jaren negentig kampt Japan met een hoge en oplopende staatsschuld, daar het land al jarenlang een fors overheidstekort kent. Dit is problematisch, zeker omdat Japan het snelst vergrijzende land ter wereld is. Ondanks het gunstige conjuncturele tij zal de overheidsbegroting in het fiscale jaar 2007, dat loopt van 1 april 2007 tot 1 april 2008, een tekort laten zien. Ook in het fiscale jaar 2008 wordt in de regeringsplannen geen significante tekortreductie nagestreefd. Groei opkomende economieën: stimulans voor wereldeconomie De opkomende economieën vormden in 2007 met een gezamenlijke groei van 8% een belangrijke stimulans voor de wereldeconomie. In de meeste opkomende landen is de groei evenwichtiger geworden, doordat de binnenlandse bestedingen aan belang hebben gewonnen. Een andere positieve ontwikkeling is dat de financiële turbulentie tot nu toe geen zichtbare negatieve invloed op de opkomende economieën heeft gehad. Deze landen hebben slechts beperkte
38
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Grafiek 1.6 - China Miljarden US dollars; Index 2001=100 respectievelijk procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode
Officiële reserves
Saldo lopende rekening, schaal rechts
Saldo directe investeringen, schaal rechts
Shanghai-index (2001=100)
Officiële reserves, lopende rekening en investeringen
Aandelenkoersen en huizenprijzen
1600
400
1200
300
800
200
400
100
0
0 95
96
97
98
99 00
01
02
03
04
05
06
07
300
12
250
10
200
8
150
6
100
4
50
2
0
0 01
Toelichting: Saldo lopende rekening 2007: IMF.
… bouwden zich ook onevenwichtigheden op, vooral in China
Hoge olieprijzen zorgden voor groei in Midden-Oosten en Rusland
Huizenprijzen (mutaties), schaal rechts
02
03
04
05
06
07
08
Bron: National Bureau of Statistics of China en Thomson Financial.
beleggingen in complexe, risicovolle financiële producten, beschikken over doorgaans omvangrijke valutareserves en hebben hun macro-economisch beleid verbeterd. Dit neemt niet weg dat een substantiële vertraging van de economische activiteit in de vs de economische ontwikkeling in de opkomende economieën kan doen afvlakken. Nu de economie van deze landen sterker is, kunnen zij dit echter beter opvangen dan in vorige perioden van financiële onrust. De opkomende economieën in Azië zijn inmiddels de meest dynamische regio’s in de wereldeconomie. Uitschieter in positieve zin was wederom China, met een economische groei van 11,4% in het verslagjaar. De inflatie is in dezelfde periode echter fors opgelopen. De toenemende onevenwichtigheden in China roepen de vraag op hoe lang het land deze groeicijfers kan volhouden. Door het ontbreken van een sociaal vangnet en goede pensioenvoorzieningen is de consumptieneiging in China zeer gering. De tegenhanger van het binnenlandse spaaroverschot is een lopende rekeningoverschot, dat in het verslagjaar naar 11,7% bbp steeg. De internationale valutareserves bereikten ultimo 2007 het recordbedrag van ruim usd 1.500 miljard, overeenkomend met 47% bbp (zie grafiek 1.6). Omdat de centrale bank de hieruit voortvloeiende liquiditeitscreatie maar ten dele afroomde, bleef de liquiditeitspositie van de economie ruim en groeide de geldhoeveelheid met 16,7% fors. Dit mondde uit in hogere aandelenkoersen en huizenprijzen. Verdere appreciatie van de renminbi zou de expansie van de economie kunnen matigen. Ook in India groeide de economie stevig, met bijna 9%. Vergeleken met China ontwikkelt de macro-economische bestedingsstructuur zich in India evenwichtiger. In het verslagjaar werd de groei in India in belangrijke mate gedreven door hogere investeringen. Stapsgewijs wordt vooruitgang geboekt bij het hervormen en openstellen van de economie, waardoor India steeds aantrekkelijker wordt voor buitenlandse investeerders. De hiermee verbonden kapitaalinvoer droeg in het verslagjaar bij aan de appreciatie van de Indiase munt. In het Midden-Oosten leidde de hoge olieprijs gecombineerd met een sterke binnenlandse vraag tot een economische groei van 6,0%. Ondanks de hogere olieprijs nam het overschot op de lopende rekening van het Midden-Oosten
39
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Heterogene ontwikkelingen in Midden- en Zuid-Amerika
Forse groei in Afrika ten zuiden van de Sahara
1.5
Zorgen over het Verenigd Koninkrijk namen in de loop van het jaar toe
voor het eerst sinds 2001 af. Hogere investeringen in infrastructuur en raffinagecapaciteit vergden meer invoer. Daarnaast hebben de toegenomen olie-opbrengsten in de afgelopen jaren geleid tot een verdubbeling van de invoer van goederen. Ongeveer de helft van de extra olie-opbrengsten wordt namelijk door de olie-exporterende landen via het handelskanaal gespendeerd. Dit komt vooral ten gunste aan de Europese Unie (eu) en Azië. De andere helft van de olie-opbrengsten wordt in toenemende mate overgeheveld naar staatsfondsen. De internationale valutareserves van de regio namen in het verslagjaar met usd 100 miljard toe naar usd 600 miljard. Onder invloed van de hoge olieprijs groeide ook de Russische economie fors, met 7% in het verslagjaar. Belangrijke impulsen voor de groei van het Russische bbp kwamen verder van de particuliere consumptie en de investeringen in de industrie en mijnbouw. Door de voortdurende economische groei neemt Rusland een steeds groter deel van de mondiale groei voor zijn rekening. Hoewel Midden- en Zuid-Amerika als geheel de meeste langdurige expansie sinds de jaren zestig kent, lieten de economische ontwikkelingen in deze regio in het verslagjaar een heterogeen beeld zien. In Mexico groeide de economie met nog geen 3% in 2007, terwijl Venezuela – mede dankzij de hoge olieprijs – een groei van 8% kon optekenen. Brazilië zat met een bbp-groei van 4,4% in de middenmoot. Nog steeds bevindt Latijns-Amerika zich als geheel in de lagere regionen van de wereldeconomie. Inefficiënte overheidssectoren, de beperkte financiële intermediatie, een slechte infrastructuur en de hoge inkomensongelijkheid beperken de groeimogelijkheden van deze regio. Voortgaande vervlechting met de wereldeconomie maakte het voor veel Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara mogelijk om te profiteren van de mondiale economische groei. Investeringen, vooral van China, in olie- en gasvelden en infrastructuur stimuleerden de economische groei, die met 6,0% het hoogst was van de laatste drie decennia. Door de hoge olie- en grondstoffenprijzen zagen landen als Nigeria en Angola hun exportinkomsten fors toenemen, waardoor zij ook in staat waren meer in te voeren. Verschillende Afrikaanse landen zijn bovendien in staat gebleken in toenemende mate te diversificeren naar nieuwe afzetmarkten. Uiteenlopende ontwikkelingen in Europa De economie van de eu is in 2007 licht vertraagd naar 2,9% (zie tabel 1.4). De heterogene groep landen buiten het eurogebied groeide net als in 2006 relatief sterk in vergelijking met het eurogebied (zie paragraaf 2.1). Het in economisch opzicht voor het eurogebied belangrijkste eu-land is het Verenigd Koninkrijk (vk), waar de economische groei is versneld van 2,9% in 2006 naar 3,1% in het verslagjaar. Met het oog op het risico op stijgende inflatie door de beperkte reservecapaciteit in de economie, heeft de Bank of England in de eerste helft van het jaar tweemaal de beleidsrente verhoogd. Door de turbulentie op de financiële markten in de tweede helft van het jaar, in combinatie met een afkoelende huizenmarkt en de voortdurende depreciatie van het pond, namen de zorgen over de Britse economie in de loop van het jaar echter toe. Naast de sterke handelsrelaties tussen de vs en het vk, maakt de grote financiële sector in de Londense City de Britse economie kwetsbaar voor de gevolgen van de financiële turbulentie. De Britse centrale bank voorzag neerwaartse risico’s voor de inflatie op middellange termijn en verlaagde in december de beleidsrente met 25 basispunten. In de Centraal- en Oost-Europese lidstaten is de economische groei iets afgezwakt naar 6,1% terwijl de inflatie is toegenomen tot 4,3%. Achter deze gemiddelde cijfers gaan echter aanzienlijke verschillen tussen landen schuil.
40
dnb / Jaarverslag 2007
Mondiale economische ontwikkeling
Tabel 1.4 - Kerngegevens Europa Procentuele jaarmutaties respectievelijk procenten beroepsbevolking Europese Unie
Centraal en
Verenigd
Oost-Europa ¹ 2007
2006
2007
2006
2007
Bruto binnenlands product
3,0
2,9
6,5
6,1
2,8
3,1
HICP-inflatie
2,3
2,3
3,2
4,3
2,3
2,3
Werkloosheid
8,2
7,1
10,1
7,8
5,4
5,4
1 Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië.
Onevenwichtigheden bouwden zich op in Bulgarije en de Baltische staten
Koninkrijk
2006
Bron: Europese Commissie en Eurostat.
Polen, inmiddels de negende grootste economie van de eu in termen van bbp, liet in het verslagjaar een economische groei zien van 6,5%. In het verslagjaar werd de Poolse groei vooral gedragen door binnenlandse bestedingen. Dankzij belastingverlagingen en een verkrappende arbeidsmarkt, stegen de lonen fors, waardoor de consumptiegroei gestimuleerd werd. In Bulgarije en de Baltische staten zijn de onevenwichtigheden in de economie snel toegenomen. Deze landen kennen een vaste wisselkoerskoppeling aan de euro. De hoge tekorten op de lopende rekening van deze landen zijn grotendeels toe te schrijven aan de oververhitting van de economie. Kapitaalinstroom en de convergentie van de lange rente hebben geleid tot een hausse van investeringen, een sterke consumptiegroei en een hoge inflatie.
41
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
2 Economie eurogebied
2.1 Bbp-groei blijft hoog …
Economische groei ondervindt vooralsnog weinig hinder van marktonrust 2007 was opnieuw een goed jaar voor de conjunctuur van het eurogebied. De groei van de economie bedroeg 2,6% in 2007, tegen 2,8% in het voorgaande jaar (zie tabel 2.1). Voor het tweede achtereenvolgende jaar kwam de economische groei daarmee uit boven de potentiële groei, die door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso) op zo’n 2% per jaar wordt geschat. Halverwege het jaar kreeg ook het eurogebied te maken met de turbulentie op de internationale financiële markten (zie paragraaf 1.1 en hoofdstuk 7), maar de gevolgen voor de reële economie bleven in het verslagjaar bescheiden. Tabel 2.1 - Bestedingen Procentuele mutaties respectievelijk procentpunten 2005
2006
2007
2007 I
II
III
IV
Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande periode Bbp
1,6
2,8
2,6
0,8
0,3
0,7
0,4
Binnenlandse vraag
1,8
2,6
2,2
1,0
0,1
0,9
0,0
Particuliere consumptie
1,5
1,8
1,4
0,0
0,6
0,5
-0,1
Overheidsconsumptie
1,5
2,0
2,2
1,1
0,2
0,7
-0,1
Investeringen
2,9
5,0
4,9
1,7
0,0
1,2
0,8
Export
4,7
7,9
5,9
0,9
0,8
2,1
0,5
Import
5,4
7,7
5,0
1,4
0,3
2,5
-0,4
Bijdragen aan bbp-groei; procentpunten ¹ Bbp
1,6
2,8
2,6
0,8
0,3
0,7
0,4
Binnenlandse vraag
1,8
2,6
2,2
1,0
0,1
0,9
0,0
Particuliere consumptie
0,9
1,0
0,8
0,0
0,4
0,3
0,0
Overheidsconsumptie
0,3
0,4
0,4
0,2
0,0
0,1
0,0
Investeringen
0,6
1,0
1,1
0,4
0,0
0,3
0,2
Voorraadmutatie
0,0
0,1
-0,1
0,4
-0,3
0,2
-0,1
Netto export
-0,2
0,2
0,4
-0,2
0,2
-0,1
0,4
Export
1,9
3,3
2,5
0,4
0,4
0,9
0,2
Import
2,1
3,1
2,1
0,6
0,1
1,1
-0,2
1 Door statistische verschillen tellen bijdragen niet geheel op tot de bbp-groei. Bron: Eurostat.
43
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
… dankzij behoorlijke consumptiegroei …
… sterke particuliere investeringen …
De economische groei werd voor een belangrijk deel gedragen door de binnenlandse bestedingen. De particuliere consumptie nam in 2007 met 1,4% behoorlijk toe, al is de consumptiegroei nog lager dan in voorgaande conjunctuurcycli. Vooral de consumptiegroei in Duitsland bleef achter. De zeer gematigde loonontwikkeling in de afgelopen jaren ging gepaard met een relatief laag vertrouwen van Duitse consumenten in de eigen financiële situatie. De loonmatiging is een vorm van evenwichtsherstel, nadat de Duitse loonkosten na de eenwording sterk waren opgelopen. In andere grote landen van het eurogebied nam de consumptie sterker toe. De Europese arbeidsmarkt vormde een stevig fundament onder de consumptiegroei van het eurogebied. In 2007 nam de werkgelegenheid opnieuw sterk toe, terwijl de werkloosheid daalde tot 7,2% in december, het laagste niveau sinds begin jaren tachtig. In het eurogebied wordt de consumptie voornamelijk gedreven door de groei van de werkgelegenheid en in veel mindere mate door de toename van de reële lonen. De consumptie ondervond in 2007 minder steun van de huizenmarkt, die in sommige Europese landen tekenen van afkoeling vertoonde. In Frankrijk en Spanje stegen de huizenprijzen duidelijk minder snel dan enkele jaren geleden, toen groeicijfers van 15% per jaar werden gehaald. In Ierland vond zelfs een prijsdaling plaats (zie grafiek 2.1). In het vierde kwartaal van 2007 vertraagde de groei van de consumptie mogelijk doordat de turbulentie op financiële markten sinds de zomer het vertrouwen van consumenten heeft doen afnemen (zie grafiek 2.2). De particuliere investeringen namen in 2007 opnieuw fors toe, met 4,9%. Dit is duidelijk boven het langjarige gemiddelde, dat rond de 2,5% per jaar ligt. De investeringen werden in het verslagjaar ondersteund door een verder oplopende bezettingsgraad. Ook de indicatoren voor het vertrouwen van producenten duidden op een gezonde investeringsgroei. Wel is het vertrouwen in de tweede helft van het jaar in zowel de internationaal georiënteerde industriesector als de meer binnenlands gerichte dienstensector wat gedaald. De investeringen hadden in 2007 nog weinig te lijden onder de onrust op de financiële markten. De kredietverlening aan het bedrijfsleven bleef op peil, ondanks een lichte stijging van de tarieven op bedrijfsleningen en een aanscherping van kredietvoorwaarden door Europese banken. Bovendien Grafiek 2.1 - Huizenprijs eurolanden Procentuele jaarmutaties
Nederland
Ierland
Frankrijk
Spanje
20 15 10 5 0 -5 -10 03
04
Bron: Thomson Financial.
44
dnb / Jaarverslag 2007
05
06
07
Economie eurogebied
Grafiek 2.2 - Consumentenvertrouwen en consumptie Procenten (3-maands voortschrijdend gemiddelde) respectievelijk procentuele jaarmutaties
Werkgelegenheid, schaal rechts
Reële consumptie, schaal rechts
Consumentenvertrouwen1
5
5
0
4
-5
3
-10
2
-15
1
-20
0
-25
-1
-30
-2 -3
-35 85
87
89
91
93
95
97
99
01
03
05
07
1 Saldo van positieve en negatieve antwoorden.
vormde de financieel goede situatie van het bedrijfsleven een belangrijke factor achter de groei van de investeringen. De bedrijfsbalansen zijn gezond en de winstgevendheid van het Europese bedrijfsleven lag in 2007 op het hoogste niveau in bijna 50 jaar (zie grafiek 2.3). Ook in andere westerse landen is de winstgevendheid sinds de jaren zeventig toegenomen, zij het in iets mindere mate. Ongeveer een derde van de stijging van de Europese winstgevendheid sinds 1980 komt door sectorale verschuivingen, met name het toegenomen belang van de dienstensector. Deze sector kent doorgaans een hogere winstgevendheid dan de industriesector. Het aandeel van de dienstensector in het Europese bbp is toegenomen van ruim 36% in 1980 tot ruim 48% in 2004. Naast de sectorale verschuivingen vloeit de rest van de stijging voort uit een hogere winstgevendheid binnen sectoren zelf. Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een evenwichtsherstel, nadat te sterke reële loonstijgingen in de jaren zeventig de winstgevendheid hadden aangetast. In reactie hierop hebben bedrijven ten eerste dure arbeid vervangen door kapitaal, waardoor de kapitaalintensiteit van productie is toegenomen. Zo steeg ook de totale beloning van de productiefactor kapitaal. In de laatste jaren hebben forse prijsdalingen van informatie- en communicatietechnologie (ict), die extra investeringen in ict hebben uitgelokt, de kapitaalintensiteit nog verder doen toenemen. Een tweede reactie op de hoge lonen van de jaren zeventig is loonmatiging, mede onder invloed van de toegenomen werkloosheid. Sinds begin jaren tachtig bleef de stijging van de reële lonen gemiddeld achter bij de stijging van de arbeidsproductiviteit. Mogelijk heeft ook globalisering een bijdrage geleverd aan deze loonmatiging. Volgens het Internationale Monetaire Fonds (imf) is het wereldwijde arbeidsaanbod tussen 1980 en 2005 verviervoudigd, vooral door de integratie van landen in Azië en Oost-Europa in de wereldeconomie.
45
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Grafiek 2.3 - Winstquote Procenten bbp
24
22
20
18
16
14
12
10
60
65
70
75
80
85
90
95
00
05
Bron: Ameco en eigen berekening.
… en een forse exportgroei
2.2 Inflatie steeg sterk door voedsel en energie
De toegenomen concurrentie uit lagelonenlanden heeft mogelijk de onderhandelingspositie van werknemers ten opzichte van werkgevers in westerse landen verslechterd. Ook de export van het eurogebied bleef het goed doen. De totale uitvoer nam in 2007 toe met 5,9%. De Europese export kon profiteren van een nog steeds forse groei van de wereldhandel. De groeivertraging in de vs werd hierbij gecompenseerd door een onverminderd forse groei in Azië en de nieuwe eu-lidstaten. De uitvoer leek in 2007 geen hinder te ondervinden van de koersontwikkeling van de euro. De naar handelspartners gewogen eurokoers is sinds 1 januari 2007 met ruim 5% geapprecieerd, vooral door de appreciatie ten opzichte van de dollar. Onderzoek wijst overigens uit dat de invloed van wisselkoersmutaties op de economische groei de afgelopen twintig jaar is afgenomen. Dit komt onder andere omdat op dit moment veel producenten de prijzen van hun producten afstemmen op de prijzen van directe concurrenten in een bepaald land (‘pricing to market’). Dit betekent dat wisselkoersfluctuaties op de korte termijn in de winstmarges van exporteurs en importeurs worden opgevangen. Pas als een wisselkoersbeweging meer langdurig blijkt te zijn, vindt deze zijn weg naar de afzetprijzen. Inflatie stijgt sterk door hogere energie- en voedselprijzen In 2007 bedroeg de inflatie in het eurogebied 2,1%, gemeten op basis van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp). Volgens een schatting van de Europese Commissie (ec) heeft de Duitse btw-verhoging hieraan 0,3 procentpunt bijgedragen, al is het moeilijk precies te bepalen welk deel hiervan is doorberekend in de consumentenprijzen. Gedurende het jaar steeg de inflatie in het eurogebied sterk, van 1,8% in januari tot maar liefst 3,1% in december (zie grafiek 2.4), het hoogste niveau sinds mei 2001. De stijging komt vooral door een grotere inflatoire bijdrage van de energie- en voedselcomponent in de tweede helft van het jaar. De olieprijs liep in 2007 weer fors op tot meer dan usd 90 per vat, al werd de stijging voor het eurogebied wat gematigd door de appreciatie van de euro. Ook de prijzen van
46
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Grafiek 2.4 - Opbouw inflatie Procentuele bijdragen aan HICP-inflatie; maandcijfers
Totaal
Diensten
Voeding
Industriële producten 1
Energie
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 -0,5 04
05
06
07
08
1 Exclusief energie. Bron: Eurostat.
Kans op doorwerking prijsstijgingen op lange termijn afgenomen …
onbewerkte voedingsmiddelen stegen, mede doordat weersomstandigheden in meerdere landen een negatief effect hadden op de oogsten. De hogere prijzen voor energie en onbewerkt voedsel werkten in 2007 al door in de prijzen van bewerkte voeding. Hierdoor steeg ook de onderliggende inflatie (de inflatie uitgezonderd de volatiele componenten energie en onbewerkt voedsel) verder tot 2,3% in december. Een verdere doorwerking naar andere componenten van de inflatie was in 2007 niet duidelijk zichtbaar. De bijdrage van de goedereninflatie (exclusief energie en voedsel) en de diensteninflatie bleef gedurende het jaar nagenoeg constant. De stijging van voedsel- en energieprijzen in 2007 is onderdeel van een meer langdurige trend van prijsstijgingen op verschillende grondstoffenmarkten. Eén van de oorzaken is de grote vraag vanuit opkomende economieën in Azië en Oost-Europa, die naar verwachting ook in de toekomst zal blijven toenemen (zie paragraaf 1.1). In de jaren zeventig waren dergelijke prijsstijgingen een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van een lange periode van hardnekkig hoge inflatie in Europa. Sindsdien lijkt het effect van grondstoffenprijsstijgingen op de inflatie van het eurogebied echter afgenomen. Zo heeft het eurogebied zich meer ontwikkeld in de richting van een diensteneconomie, waardoor de intensiteit van het verbruik van energie en andere grondstoffen (zoals metalen) is afgenomen. Ook vormen de voedseluitgaven hier een kleiner deel van de totale huishouduitgaven dan in minder welvarende regio’s. Daarnaast lijkt een stijging van de grondstoffenprijzen zich minder snel te vertalen in een stijging van andere prijzen en van lonen. Loonindexatie wordt tegenwoordig minder toegepast, en het monetaire beleid is sinds de jaren zeventig succesvoller geworden in het bestrijden van inflatie. Consumenten en bedrijven hebben hierdoor het vertrouwen gekregen dat de ecb de inflatie laag weet te houden. Zo liggen de inflatieverwachtingen in het eurogebied voor de lange termijn op
47
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Grafiek 2.5 - Inflatieverwachtingen Procentuele jaarmutaties
Korte termijn inflatie (1 jaar)
Lange termijn inflatie (5 jaar)
2,5
2,0
1,5
1,0 02
03
04
05
06
07
08
Bron: Consensus Economics.
… maar risico’s voor de korte termijn namen juist toe
2.3
Marktturbulentie plaatste ECB voor dilemma
een laag niveau (zie grafiek 2.5). Het is daarom minder waarschijnlijk dat de huidige stijging van grondstoffenprijzen zal leiden tot een langdurige periode van hoge inflatie. Op de korte termijn nam het inflatoire risico in 2007 echter wel degelijk toe. De inflatieverwachtingen van consumenten voor de komende twaalf maanden liepen namelijk sterk op, vooral door de gestegen prijzen van voedsel en energie. Hierdoor steeg de kans op tweederonde-effecten via hogere loon- en prijsstijgingen, zeker omdat de Europese conjunctuur aantrok en de arbeidsmarkt steeds krapper is geworden. De werkloosheid daalde in de afgelopen twee jaar met anderhalf procentpunt tot 7,2% in december, het laagste niveau sinds 1981. In eerdere conjunctuurcycli leidde een aantrekkende arbeidsmarkt doorgaans tot een duidelijke versnelling van de nominale loongroei (zie grafiek 2.6). De versnelling van de loongroei (tot 2,0%) was in 2007 gematigd vergeleken met de eerdere conjunctuurcycli. Ook de loonkosten per eenheid product ontwikkelden zich nog gematigd, mede doordat de hogere loongroei werd gecompenseerd door een lichte versnelling van de groei van de arbeidsproductiviteit. Aan het einde van 2007 en aan het begin van 2008 waren er echter wel indicaties voor oplopende looneisen, met name in Duitsland. Monetair beleid en monetaire ontwikkelingen In de eerste helft van 2007 zette de ecb de reeks van renteverhogingen voort, die was ingezet in december 2005 (zie grafiek 2.7). De ecb verhoogde de beleidsrente in maart en juni met 25 basispunten, tot uiteindelijk 4%. De belangrijkste reden vormde de verder toegenomen opwaartse inflatierisico’s, vooral door de solide economische groei in het eurogebied. De oplopende bezettingsgraad en de krappere arbeidsmarkt vergrootten de kans op hogere loon- en prijsstijgingen. Daarnaast vormde de aanhoudend hoge groei van de geldhoeveelheid en de kredietverlening een inflatierisico op de middellange tot lange termijn. De turbulentie op de financiële markten in de tweede helft van 2007 plaatste de ecb echter voor een dilemma. Enerzijds bleven de opwaartse inflatierisico’s
48
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Desondanks bereikte de geldgroei recordhoogte …
verder toenemen, omdat de stijging van voedsel- en energieprijzen de inflatie in het eurogebied fors opstuwde (zie paragraaf 2.2). Anderzijds zorgde de herwaardering van risico’s op financiële markten voor grote onzekerheid over de vooruitzichten voor de economische groei, en daarmee indirect ook voor de inflatie. De ecb liet de beleidsrente in de tweede helft van het jaar onveranderd, maar benadrukte klaar te staan om opwaartse inflatierisico’s tegen te gaan. De onrust op de financiële markten had ook effect op de geldmarkt in het eurogebied (zie hoofdstuk 7). Sommige banken hadden behoefte aan extra liquiditeit. Zij hadden in een eerder stadium kredietrisico’s van hun eigen balans gehaald door leningen door te verkopen aan speciale juridische entiteiten (securitisatie). Nu deze entiteiten echter verliezen leden en moeilijk aan financiering konden komen, werden veel banken toch genoodzaakt om bij te springen. Tegelijk waren banken met een liquiditeitsoverschot niet bereid om dit aan andere banken uit te lenen, juist vanwege onzekerheid over mogelijke verliezen bij deze instellingen. Vanaf 9 augustus 2007 droogde de liquiditeit op de Europese geldmarkt verschillende keren op, en steeg de daggeldrente fors ten opzichte van de monetaire beleidsrente. De ecb nam in de tweede helft van het jaar diverse liquiditeitsverruimende maatregelen, met als doel om de rust op de geldmarkt te herstellen (zie hoofdstuk 7). In 2007 bleef de geldgroei, gemeten met het ruime geldbegrip m3, zeer hoog. Gedurende het jaar versnelde de geldgroei zelfs tot meer dan 12% in oktober en november, de hoogste groei sinds het begin van de Economische en Monetaire Unie (emu) (zie grafiek 2.8). De groei van de geldhoeveelheid is al enkele jaren hoog, mede door de relatief lage rentes in de afgelopen periode en door de grote vraag naar leningen van huishoudens en bedrijven. In 2007 is de geldgroei bovendien opwaarts beïnvloed door tijdelijke factoren. Zo steeg de kapitaalmarktrente niet evenredig mee met de verhoging van de beleidsrente. Grafiek 2.6 - Loongroei en werkloosheid Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode respectievelijk procenten
Werkloosheid
Nominale lonen, schaal rechts
Loonkosten per eenheid product, schaal rechts
11,0
4,0
10,5
3,5
10,0
3,0
9,5
2,5
9,0
2,0
8,5
1,5
8,0
1,0
7,5
0,5 0,0
7,0 93
95
Bron: ECB, Eurostat en OESO.
49
dnb / Jaarverslag 2007
97
99
01
03
05
07
Economie eurogebied
Grafiek 2.7 - Beleidsrente Dagcijfers in procenten
Basis herfinancieringsrente
Euribor driemaands
EONIA
5,0
4,5
4,0
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
02
03
04
05
06
07
08
Bron: ECB.
… en bleef kredietgroei aan bedrijven hoog
2.4 Beter dan verwachte begrotingsuitkomsten …
… door meevallers aan inkomstenkant …
Hierdoor werden deposito’s relatief aantrekkelijk ten opzichte van langer lopende tegoeden. Er zijn geen aanwijzingen dat de geldgroei sterk is beïnvloed door de onrust op financiële markten. Ook de groei van de kredietverlening in het eurogebied bleef zeer sterk. De kredietgroei aan het bedrijfsleven steeg fors, tot ruim 14% in december 2007, onder invloed van grotere investeringsbehoefte en – vooral in de eerste helft van het jaar – fusies en overnames. Tegelijkertijd nam de kredietgroei aan gezinnen verder af tot ruim 6% in december 2007, door een verdere afkoelende huizenmarkt in enkele lidstaten van het eurogebied. In de afgelopen jaren lag de kredietgroei inclusief securitisatie naar schatting zo’n 1 tot 2 procentpunt hoger dan de officiële cijfers aangeven. De marktturbulentie sinds augustus 2007 heeft tot dusver geen duidelijk effect gehad op de kredietgroei aan gezinnen en nietfinanciële bedrijven. De kredietgroei bleef zich in de tweede helft van het jaar versnellen, ondanks het feit dat de tarieven voor bancair krediet iets toenamen en banken hun kredietvoorwaarden hebben aangescherpt. Europese overheidsfinanciën: begrotingsbeleid in goede tijden In het verslagjaar waren de begrotingsuitkomsten in het eurogebied beter dan eerder geprojecteerd in de begrotingsprogramma’s van 2004, 2005 en 2006 (zie grafiek 2.9). De afname van het begrotingstekort in het eurogebied van 1,5% bbp in 2006 naar 0,8% bbp in 2007 werd voornamelijk gedreven door de gunstige conjunctuur en de daarmee samenhangende meevallers aan de inkomstenkant van de begroting. Deze meevallers aan de inkomstenkant waren beter dan op basis van de conjunctuur te verwachten viel, waardoor ook de structurele saldi verbeterden. Deze verbetering moet echter voorzichtig worden
50
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Grafiek 2.8 - Kredietverlening en geldgroei Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode
Geldhoeveelheid M3
Leningen aan gezinnen
Leningen aan bedrijven
16 14 12 10 8 6 4 2 00
01
02
03
04
05
06
07
Bron: ECB en eigen berekeningen.
geïnterpreteerd. In de berekening van het structurele saldo worden dergelijke bovennormale inkomsten – die doorgaans tijdelijk zijn – vaak ten onrechte als structurele verbeteringen gezien. Door de dalende feitelijke begrotingstekorten werden de buitensporige tekortenprocedures tegen Frankrijk, Duitsland en Griekenland stopgezet. De procedures liepen eind 2007 alleen nog in Portugal en Italië. Volgens de huidige ramingen zullen ook deze twee landen in 2007 een tekort van net op of onder de 3% bbp noteren (zie tabel 2.2). Daarmee ontstaat het perspectief dat voor het eerst sinds 2002 geen enkel land in het eurogebied een buitensporig tekort zal hebben. Met het afnemen van het aantal landen in de tekortprocedures nam de aandacht voor de preventieve arm van het Pact voor Stabiliteit en Groei toe. Hierin worden landen aangespoord om voortgang te boeken bij hun streven naar begrotingsposities die houdbaar zijn in het licht van de vergrijzing. Zo wordt tevens voldoende marge gecreëerd tot het maximaal toelaatbare tekort van 3% bbp. Bij economische meewind kan volgens het Stabiliteitspact een stapje extra worden gezet. Landen die nog geen houdbare begrotingsposities hebben, dienen dan een structurele aanpassing van meer dan 0,5% bbp per jaar te laten zien. In aanvulling hierop heeft de Eurogroep in april 2007 afgesproken dat de afname van de tekorten moet worden aangegrepen om uiterlijk in 2010 houdbare begrotingsposities te bereiken. Gedurende het jaar bleek echter dat een aantal landen de conjuncturele meevallers gebruikte voor extra uitgaven en lastenverlichting. Volgens de cijfers uit tabel 2.2 lieten alleen Duitsland en Portugal een structurele aanpassing van ten minste 0,5% bbp zien. Frankrijk gaf aan dat de Eurogroep overeenkomst uit april 2007 niet zal worden nageleefd: de datum voor het bereiken van een houdbare begrotingspositie is uitgesteld tot 2012. Voor de landen buiten het eurogebied die zich begin 2007 in de buitensporige tekortenprocedure bevonden (Hongarije, Malta, Polen, Slowakije, Tsjechië en
51
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Tabel 2.2 - Overheidsfinanciën E(M)U-landen Procenten bbp Feitelijk
Structureel
overheidssaldo
overheidssaldo ¹
2005
2006
2007
2006
2007
begrotingsconsolidatie in goede tijden
2005
2006
2007
België
-2,3
0,4
-0,3
-0,3
-0,2
92
88
85
Duitsland
-3,4
-1,6
0,1
-1,3
0,0
68
68
65 36
Finland
2,7
3,8
4,6
4,1
4,4
41
39
Frankrijk
-2,9
-2,5
-2,6
-2,8
-2,5
67
64
64
Griekenland
-5,1
-2,5
-2,9
-3,5
-3,1
98
95
94
Ierland
1,2
2,9
0,9
3,1
1,2
27
25
25
Italië
-4,2
-4,4
-2,3
-2,7
-2,0
106
107
104
Luxemburg
-0,1
0,7
1,2
0,8
1,2
6
7
7
Nederland ²
-0,3
0,6
0,4
1,1
0,3
52
48
46
Oostenrijk
-1,6
-1,4
-0,8
-1,2
-1,0
63
62
60
Portugal
-6,1
-3,9
-3,0
-2,9
-2,3
64
65
64
Slovenië
-1,5
-1,2
-0,7
-1,1
-1,1
27
27
26
Spanje
1,0
1,8
1,8
2,1
2,0
43
40
36
Eurogebied
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-0,7
70
69
67 19
Bulgarije
2,0
3,2
3,0
2,7
2,5
29
23
Cyprus
-2,4
-1,2
-1,0
-0,7
-0,6
69
65
61
Denemarken
4,6
4,6
4,0
3,6
3,2
36
30
25
Estland
1,9
3,6
3,0
2,7
2,4
4
4
3
Hongarije
-7,8
-9,2
-6,4
-9,4
-5,5
62
66
66
Letland
-0,4
-0,3
0,9
-0,8
0,2
13
11
10
Litouwen
-0,5
-0,6
-0,9
-0,8
-1,2
19
18
18
Malta
-3,1
-2,5
-1,8
-2,7
-2,3
71
65
63
Polen
-4,3
-3,8
-2,7
-3,9
-3,0
47
48
47
Roemenië
-1,4
-1,9
-2,7
-2,6
-3,3
16
12
13
Slowakije
-2,8
-3,7
-2,7
-3,4
-3,0
34
30
31
Tsjechië
-3,5
-2,9
-3,4
-3,3
-4,1
30
30
30
Verenigd Koninkrijk
-3,3
-2,7
-2,8
-2,8
-2,7
42
43
44
Zweden
2,4
2,5
3,0
2,1
2,7
52
47
41
EU-27
-2,4
-1,6
-1,1
-1,4
-1,0
63
61
60
Toelichting: EMU-definitie. 1 Saldo volgens beoordeling nationale begrotingsprogramma’s, gecorrigeerd voor conjunctuur en eenmalige maatregelen.
… maskeren onvoldoende
Overheidsschuld
2 Feitelijk en structureel overheidssaldo en overheidsschuld conform CPB en Ministerie van Financiën. Bron: Europese Commissie, Autumn Forecast, CPB en Ministerie van Financiën.
het vk) werden alleen de procedures tegen Malta en het vk stopgezet. Hongarije liet een forse begrotingsconsolidatie zien, maar in Tsjechië verslechterde de begrotingssituatie. Een aantal landen gebruikte de conjuncturele meevallers voor het financieren van extra uitgaven of lastenverlichting. De structurele begrotingspositie verslechterde daardoor in Denemarken, Estland, Litouwen, Roemenië en Tsjechië. De begrotingsontwikkelingen van de afgelopen jaren gaven aanleiding tot een beleidsdiscussie over de effectiviteit van de preventie arm van het Stabiliteitspact. Kernpunt in de discussie was dat de economisch goede tijden onvoldoende zijn gebruikt om voortgang te boeken bij hun streven naar houdbare begrotingsposities. Tegelijkertijd werd duidelijk dat de impliciet in de nationale
52
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
stabiliteits- en convergentieprogramma’s ingeboekte maatregelen voor uitgavenreducties en lastenverlichting steevast slechts gedeeltelijk worden geïmplementeerd. Dat de uitkomsten in 2007 toch beter waren dan was voorzien in de nationale stabiliteits- en convergentieprogramma (zie grafiek 2.9), is dan ook toe te schrijven aan conjuncturele meevallers, en niet aan extra beleidsinspanningen ten opzichte van wat al in de plannen zat. Aan de lidstaten is daarom gevraagd om in de toekomst concreter aan te geven via welke maatregelen de middellange termijndoelstellingen zullen worden gerealiseerd. De Europese Commissie gaf aan de analyse van de ‘track record’ van de nationale begrotingsprogramma’s te zullen verbeteren. Ook bestond er overeenstemming dat begrotingsregels op nationaal niveau, zoals regels die de uitgavenontwikkeling inkaderen, mogelijk een nuttige rol kunnen spelen bij het voorkomen van procyclisch beleid in goede tijden. Ten slotte zal de Europese Commissie in haar analyse aandacht besteden aan een reeks van indicatoren om te bepalen of er sprake is van goede tijden in een land, zodat het aanvullende inspanningen dient te verrichten in het proces van begrotingsconsolidatie. 2.5
Europese integratie: uitbreiding eurogebied en een nieuw Europees Verdrag
Euro-invoering in
Op 1 januari 2007 zijn Bulgarije en Roemenië toegetreden tot de eu en trad Slovenië tot het eurogebied. Op 1 januari 2008 werd het eurogebied verder uitgebreid met Cyprus en Malta, die hun pond respectievelijk lire inwisselden voor de euro. Daarmee bestaat het eurogebied nu uit 15 lidstaten. De overgang op de euro is in deze drie landen snel en soepel verlopen. De eurobankbiljetten maakten aan het einde van de eerste dag al 50% uit van de totale waarde van de bankbiljetten in Cyprus en Malta en 55% in Slovenië. Ter vergelijking, op
Slovenië, Cyprus en Malta …
Grafiek 2.9 - Gewogen gemiddelde begrotingstekorten eurogebied: begroting versus uitkomst Procenten bbp
Realisatie
Autumn Forecast Programma 1998 Programma jaar
1 00 01
0
07
99 06
02 -1 03
98
04 05
-2
-3
-4 97
99
01
Toelichting: Programma 2007 gebaseerd op de nu bekende programma’s.
53
dnb / Jaarverslag 2007
03
05
07
09
Bron: Europese Commissie, Autumn Forecast 2007 en begrotingsplannen volgens de verschillende nationale stabiliteitsprogramma’s.
Economie eurogebied
… na toetsing op de convergentiecriteria
1 januari 2002 lag deze verhouding in het eurogebied ongeveer op 33%. Daarnaast waren de autoriteiten en de bevolking in de nieuwe eurolanden zeer alert op eventuele onterechte prijsverhogingen. De eerste signalen uit Cyprus en Malta suggereren dat de daartoe genomen maatregelen, zoals de lange periode van dubbele prijzen in de winkels, effectief zijn. Dat dit geen garantie is blijkt echter uit het feit dat ook in Slovenië de gevoelsinflatie in eerste instantie niet leek te zijn beïnvloed door de introductie van de euro, terwijl deze in de tweede helft van 2007 toch veel sterker opliep dan op basis van de werkelijke inflatie mocht worden verwacht. Dit wekt de indruk dat de uitgebreide voorlichtingscampagne en de overige maatregelen in Slovenië het effect van de euro-invoering op de gevoelsinflatie weliswaar hebben uitgesteld, maar niet voorkomen. Cyprus, Malta en Slovenië konden de euro invoeren omdat ze voldeden aan de convergentiecriteria op het gebied van inflatie, wisselkoers, rente en overheidsfinanciën (zie tabel 2.3). Weliswaar was de overheidsschuld in zowel Cyprus als Malta in 2007 hoger dan de referentiewaarde van 60% van het bbp, maar zij heeft in beide landen een dalende trend en nadert de referentiewaarde in voldoende mate. Ook hebben de drie landen ten minste twee jaar zonder grote spanningen deelgenomen aan het wisselkoersmechanisme Exchange Rate Mechanism (erm) ii, conform het wisselkoerscriterium. Afgezien van Cyprus en Malta namen in 2007 nog vijf landen deel aan erm ii, te weten Denemarken, Estland, Letland, Litouwen en Slowakije. De wisselkoersen van de deelnemende munten weken in 2007 nauwelijks af van hun spilkoers, met uitzondering van de Slowaakse kroon. Tegen de achtergrond van gunstige economische ontwikkelingen en het economische beleid van de nieuwe regeringscoalitie heeft de kroon in de tweede helft van 2006 een appreciatie ten opzichte van de euro ingezet, die in maart 2007 uitmondde in een verzoek van de Slowaakse Tabel 2.3 - Convergentiecriteria Cyprus, Malta en Slovenië ¹ KapitaalHICP-
markt Overheids- Overheids-
inflatie
rente
saldo
schuld
2005
2,0
5,2
-2,3
69,2
2006
2,2
4,1
-1,5
65,3
2007 ²
2,0
4,2
-1,4
61,0
2005
2,5
4,6
-3,1
72,4
2006
2,6
4,3
-2,6
66,5
2007 ²
2,2
4,3
-1,9
66,0
Referentiewaarde ²
3,0
6,4
-3,0
60,0
2004
3,7
4,7
-2,3
29,5
2005
2,5
3,8
-1,8
29,1
2006 ³
2,3
3,8
-1,9
29,9
Referentiewaarde ³
2,6
5,9
-3,0
60,0
Cyprus
Malta
Slovenië
1 Zoals toegepast op moment van toetsing. 2 Referentieperiode van april 2006 tot en met maart 2007. 3 Referentieperiode van april 2005 tot en met maart 2006. Bron: ECB.
54
dnb / Jaarverslag 2007
Economie eurogebied
Hervormingsverdrag ter vervanging van de Europese Grondwet
autoriteiten om een revaluatie van 8,5%. Sinds de revaluatie is de kroon gestabiliseerd op circa 5% boven de spilkoers, dus ruim binnen de nieuwe fluctuatiemarge. In december 2007 ondertekenden de regeringsleiders van alle eu-landen het Hervormingsverdrag. Dit was eerder door Nederland en Frankrijk afgewezen. Met het nieuwe verdrag wordt het institutionele raamwerk zodanig hervormd, dat de eu kan blijven functioneren na de uitbreidingen. Wat betreft de monetaire unie en de ecb zijn de vernieuwingen in het Hervormingsverdrag veel minder substantieel. Noemenswaardig is dat prijsstabiliteit is toegevoegd aan de doelstellingen van de Unie en dat de ecb de status van eu-instelling heeft gekregen. Het verdrag moet nu geratificeerd worden, wat in de meeste landen gebeurt via het nationale parlement. Alleen Ierland is grondwettelijk verplicht een referendum te houden.
55
dnb / Jaarverslag 2007
De Nederlandse economie
3 De Nederlandse economie
3.1 Hoogconjunctuur breed gedragen
Onzekere vooruitzichten door financiële turbulentie
Een goed jaar, maar de vooruitzichten verslechteren De hoogconjunctuur die de Nederlandse economie in 2006 had bereikt, zette zich in 2007 voort. De economische groei kwam uit op 3,5%, breed gedragen door de consumptie, de investeringen en de export (zie tabel 3.1). In de tweede helft van het jaar werd duidelijk dat de vooruitzichten voor 2008 minder gunstig zijn. Zo gaf de dnb-conjunctuurindicator eind 2007 voor het eerst in vier jaar een vertraging van de conjunctuur aan, mede op basis van financiële- en vertrouwensindicatoren. De verwachtingen over de voortzetting van de hoogconjunctuur waren al eerder getemperd, door de financiële turbulentie. Hoewel doorwerking daarvan naar de reële economie nog niet zichtbaar was, is dat op den duur wel te verwachten. De grootste bijdrage aan de groei kwam net als in de voorgaande jaren van de Tabel 3.1 - Bestedingen Procentuele mutaties respectievelijk procentpunten 2005
2006
2007
2007 I
II
III
IV
0,3
1,9
1,2
Groeivoeten ¹ Bbp
1,5
3,0
3,5
1,0
Particuliere consumptie
0,7
2,7
2,1
1,4
0,1
0,7
0,9
Investeringen ²
3,0
7,2
4,9
0,3
-2,3
5,9
-1,6
Overheidsconsumptie
0,0
2,2
2,9
0,4
0,7
1,3
-0,0
Export
5,9
7,0
6,4
2,4
0,9
2,3
1,2
Import
5,5
8,1
5,6
0,8
1,4
2,0
-0,2
Particuliere consumptie
0,2
0,7
0,8
Investeringen ²
0,3
0,5
0,8
Overheidsconsumptie
0,0
0,4
0,7
Voorraadvorming
0,0
-0,1
-0,3
Export
1,1
1,4
1,4
Netto bijdragen aan bbp-groei ³
Toelichting: De consumptie (particulier en overheid) is voor het jaar 2006 gecorrigeerd voor veranderingen in het zorgstelsel. 1 Kwartaalcijfers: ten opzichte van direct voorafgaande periode.
57
dnb / Jaarverslag 2007
2 Exclusief voorraadvorming. 3 Door statistische verschillen tellen de bijdragen niet op tot bbp-groei. Bron: CBS en eigen berekening.
De Nederlandse economie
Invloed zachte winter
export. In 2007 werd de groei van de export vooral gedreven door de wederuitvoer, die voor het vierde achtereenvolgende jaar met meer dan 10% toenam. De groei van de binnenlands geproduceerde uitvoer bleef achter bij de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel, die vertraagde van 7,7% in 2006 naar ongeveer 6% in het afgelopen jaar. De consumptiegroei bleef hoog in 2007, gesteund door een toename van het beschikbare inkomen. Vooral de uitgaven aan duurzame consumptiegoederen, die relatief gevoelig zijn voor conjuncturele schommelingen, namen sterk toe. Het vertrouwen van huishoudens in de economische ontwikkeling kwam tot uiting in de negatieve individuele spaarquote, wat betekent dat gezinnen meer uitgaven dan ze aan vrij beschikbaar inkomen ontvingen. De groei van de bedrijfsinvesteringen bleef in 2007 achter bij die in 2006, maar in dat jaar werd veel geïnvesteerd in schepen en vliegtuigen. Door hun lange productietijd lopen deze uitgaven zelden gelijk op met de conjunctuur. Het afgelopen jaar vielen deze investeringen sterk terug, terwijl de overige investeringen juist sterk groeiden. De hoge bezettingsgraad en de gunstige afzetverwachtingen, onder andere blijkend uit de orderposities in de industrie, stimuleerden de investeringsgroei. De zachte winter van 2006/2007 had een neerwaarts effect op de groei, via de export en de consumptie van aardgas. In de tweede helft van het jaar waren de temperaturen weer in lijn met het langjarige gemiddelde, waardoor de groei van de aardgasconsumptie en -export weer hoog was. Ook wanneer wordt gecorrigeerd voor de invloed van delfstoffenwinning, was de economische groei in de tweede helft van het jaar hoog (zie grafiek 3.1). De onrust op de financiële markten die in augustus 2007 begon, had in de rest van het jaar nog geen zichtbare negatieve invloed op de economische groei. De vooruitzichten voor de economie verslechterden wel. Via het effect op de Amerikaanse economie is de financiële turbulentie van grote invloed op de vooruitzichten voor de Nederlandse economie, die opener en sterker verbonden met de Amerikaanse economie is dan de meeste andere landen in het eurogebied.
Grafiek 3.1 - Bruto toegevoegde waarde Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode en procentpunten
Bijdrage overig
Bijdrage delfstoffenwinning
Bruto toegevoegde waarde
5
4
3
2 1
0
-1 01
02
Bron: CBS.
58
dnb / Jaarverslag 2007
03
04
05
06
07
De Nederlandse economie
Grafiek 3.2 - Consumptie exclusief energie en consumentenvertrouwen Procentuele mutaties en saldo positieve en negatieve antwoorden
Consumentenvertrouwen, schaal rechts
Consumptie exclusief energie
Koopbereidheid, schaal rechts
10
40
8
20
6
0
4
-20
2
-40
0
-60
-2
-80 97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
Toelichting: Consumptie exclusief energie (driemaandsgemiddelden). Bron: CBS.
Consumentenvertrouwen lager
Een tweede manier waarop de onrust op de financiële markten de Nederlandse groei kan drukken, verloopt via de banken, die mogelijk hun kredietverlening aan bedrijven en consumenten verminderen en de rentetarieven verhogen. Dit was in de eerste maanden van de financiële onrust niet terug te vinden in de statistieken. De kredietverlening aan bedrijven groeide in december met 13,5% op jaarbasis. De kredietgroei aan huishoudens loopt al langer terug, vanaf het begin van 2006. Net als in de rest van het eurogebied waren de risicopremies op bankleningen laag, met slechts een bescheiden toename. De Nederlandse banken gaven echter na het begin van de onrust op de financiële markten aan hun kredietvoorwaarden aan te willen scherpen, wat hun toekomstige kredietverlening aan bedrijven en huishoudens neerwaarts zal beïnvloeden. Tot slot kan de financiële onrust het vertrouwen van consumenten en producenten aantasten, wat kan leiden tot lagere bestedingen. Het consumentenvertrouwen daalde aanvankelijk fors, direct na het begin van de financiële onrust. Het lagere vertrouwen vertaalde zich echter niet direct in een lagere consumptiegroei (zie grafiek 3.2). Een mogelijke verklaring voor het stabiele beloop van de consumptie is de koopbereidheid van consumenten. Dit is een van de componenten van het consumentenvertrouwen en heeft de beste voorspelkracht voor de consumptie. Deze koopbereidheid is minder gedaald dan het vertrouwen als geheel. Ook na de Azië-crisis in 1998, bijvoorbeeld, daalde het vertrouwen scherp terwijl de koopbereidheid en de consumptie op peil bleven. Daarbij was het consumentenvertrouwen in de eerste helft van 2007 opvallend hoog ten opzichte van onderliggende economische indicatoren als de werkgelegenheidsgroei en de ontwikkeling van de beurskoersen en huizenprijzen. Het producentenvertrouwen bleef het hele jaar hoog en werd niet merkbaar negatief beïnvloed door de turbulentie op de financiële markten. Eind 2007 was een meerderheid van de industriewerkgevers positief gestemd over de verwachte productie en uitbreiding van het personeelsbestand. In bijna alle industrie-
59
dnb / Jaarverslag 2007
De Nederlandse economie
Grafiek 3.3 - Werkloosheid en vacaturegraad Procenten beroepsbevolking en vacatures per duizend banen
Werkloosheid
Vacaturegraad, schaal rechts
9
40
7
30
5
20
10
3 97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Bron: CBS en eigen berekeningen.
Arbeidsmarkt krap
3.2 Lage inflatie …
branches verwachtten ondernemers een groei van de investeringen in 2008, zij het in een afvlakkend tempo. Ook de zakelijke dienstverleners waren positief gestemd over de vooruitzichten voor 2008. In januari 2008 verwachtte een even groot deel van de zakelijke werkgevers een toename van de werkgelegenheid als in het begin van 2007, waarbij een toenemend aantal werkgevers echter aangaf belemmerd te worden in hun bedrijfsvoering door personeelstekorten. De werkgelegenheid groeide in de eerste helft van 2007 met 2,7%, bijna twee keer zo hard als in 2006 en vergelijkbaar met de sterke banengroei tijdens de vorige periode van hoogconjunctuur, eind jaren negentig. In vrijwel alle sectoren is het aantal banen toegenomen. Bijna een derde van de nieuwe banen waren uitzendbanen, waarvan het aandeel in het totale banenaanbod de afgelopen twintig jaar is verdubbeld. De hoogconjunctuur van de afgelopen twee jaar zorgde voor een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. De vacaturegraad bereikte een nieuw record in 2007 en de werkloosheid daalde tot bijna 4% (zie grafiek 3.3). Een verschil met de situatie op de arbeidsmarkt aan het einde van de jaren negentig is dat de economische groei destijds hoger was dan het afgelopen jaar, waardoor de vraag naar arbeid sterker was. Daar staat tegenover dat het arbeidsaanbod al krapper was bij aanvang van deze conjunctuurcyclus. De arbeidsparticipatie is aanmerkelijk hoger dan eind jaren negentig en het aantal werklozen is structureel gedaald. Daarbij zoeken door hervormingen in de sociale zekerheid meer ouderen en herkeurde arbeidsongeschikten een baan. Het aandeel van relatief moeilijk inzetbare werklozen is hierdoor opgelopen, waardoor de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt moeilijker tot stand komt. Periode van lage inflatie komt voorlopig ten einde Ondanks de hoogconjunctuur behoorde de Nederlandse inflatie in 2007 tot de laagste in het eurogebied. De Nederlandse inflatie bleef met 1,6% voor het vierde achtereenvolgende jaar onder de 2% (zowel volgens de cpi-index als de
60
dnb / Jaarverslag 2007
De Nederlandse economie
Tabel 3.2 - Inflatie Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode 2005
HICP
2006
1,5
1,7
2007
2007
1,6
2008 I
II
III
IV
I¹
1,5
1,9
1,3
1,7
1,9
Goederen
1,1
1,9
1,5
1,4
1,9
0,8
1,8
1,9
Bewerkte voedingsmiddelen
-0,3
0,6
1,4
0,9
0,8
1,3
3,6
5,1
Onbewerkte voedingsmiddelen
-0,2
3,4
1,6
2,9
2,5
0,0
0,8
1,0
Industriële goederen excl. energie
-1,0
0,4
0,8
0,7
1,4
0,6
0,0
0,0
Energie
11,8
7,4
3,6
3,3
4,2
1,5
6,1
4,5
2,0
1,2
1,7
1,6
2,0
1,8
1,4
1,9
Diensten CPI totaal
1,7
1,1
1,6
1,6
1,8
1,3
1,8
2,1
CPI, geschoond ²
0,1
0,5
1,0
0,8
1,0
1,1
1,2
1,8
1 Januari/februari. 2 Inflatie op basis van de CPI exclusief het effect van indirecte en consumptiegebonden belastingen
… door gematigde loonontwikkeling
en exclusief overheidsdiensten, huur, energie, groente en fruit en consumptie in het buitenland. Bron: CBS en Eurostat.
hicp-index). Wanneer de inflatie wordt geschoond voor gereguleerde prijzen en andere componenten die niet worden beïnvloed door de conjunctuur, ontstaat een beter beeld van de invloed van de conjunctuur op de prijsontwikkeling. Ook dan was de inflatie de afgelopen jaren relatief laag, waarbij de ‘geschoonde cpi’ inflatie wel gestaag opliep vanaf 2005 (zie tabel 3.2). De belangrijkste oorzaak voor de lage inflatie is de gematigde loonontwikkeling van de afgelopen jaren (zie tabel 3.3). De contractloonstijging bleef in Nederland lange tijd achter bij de gunstige conjunctuur en liep pas in de tweede helft van 2007 op (zie grafiek 3.4). Deels hangt de gematigde loonstijging samen met het feit dat veel cao’s voor 2007 zijn afgesloten toen de economische vooruitzichten Tabel 3.3 - Loonkosten marktsector Procentuele mutaties 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Contractlonen
4,2
3,5
2,7
1,5
0,7
2,0
1,8
Incidenteel loon
1,0 2
0,5
0,9
1,1
1,1
0,7
0,5
werkgevers
0,2 2
1,5
0,9
0,9
-0,3
-0,3
0,0
Loonvoet ¹
5,4
5,5
4,4
3,5
1,4
2,4
2,3
Arbeidsproductiviteit
0,6
1,0
2,5
4,0
2,7
2,0
1,5
4,8
4,5
1,9
-0,5
-1,3
0,4
0,7
80,6
80,4
80,3
80,2
78,6
79,4
79,5
Sociale lasten
Loonkosten per eenheid product Arbeidsinkomensquote (niveau, percentage)
1 Door afronding tellen contractlonen, incidenteel loon en de sociale lasten werkgevers niet geheel op tot de loonvoet.
61
dnb / Jaarverslag 2007
2 Gecorrigeerd voor brutering overhevelingstoeslag. Bron: CPB.
De Nederlandse economie
Grafiek 3.4 - Lonen en inflatie Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode en bijdragen in procentpunten
Inclusief bijzondere beloningen
Exclusief bijzondere beloningen
Energie
Industriële producten, exclusief energie
Diensten
Totaal
Voedsel
Inflatie (HICP)
Cao-lonen per uur 3,0
3
2,5 2 2,0 1,5
1
1,0 0 0,5 -1
0,0 05
06
07
08
05
06
07
08
Bron: CBS en Eurostat.
Oplopende voedsel- en brandstofprijzen
nog minder gunstig waren. Daarnaast drukte een toename van het uitzendwerk de loongroei, doordat de lonen in de uitzendsector lager zijn. Ook de economische opkomst van China en andere landen droeg bij aan gematigde looneisen, door lagere goedereninflatie en grotere internationale concurrentie. Door de toegenomen invoer van goedkope Chinese elektronica daalden de prijzen van audiovisuele apparatuur in 2007 met gemiddeld 11%, wat een neerwaarts effect op de inflatie had van een kwart procentpunt. De lagere loonkosten beïnvloedden de afgelopen jaren met name de prijzen van diensten, die relatief sterk afhankelijk zijn van de loonkosten. Daarbij werd de diensteninflatie in 2007 tevens gedrukt door de laagste huurstijging in meer dan 40 jaar (1,4%) en een verhoging van de overheidsbijdrage aan kinderopvang. De prijsdrukkende invloed van globalisering via goedkopere invoer en beperkte loonstijgingen wordt in toenemende mate teniet gedaan door een prijsopdrijvend effect van diezelfde globalisering. De toenemende vraag uit de opkomende economieën droeg in 2007 bij aan de wereldwijde stijging van voedsel- en brandstofprijzen. De aanzienlijke voedselprijsstijgingen waren daarnaast te wijten aan tegenvallende oogsten en de toenemende productie van biobrandstoffen. In navolging van de producentenprijzen, die in het derde kwartaal al meer dan 10% hoger lagen dan het jaar daarvoor, liepen in het vierde kwartaal ook de consumentenprijzen van voedsel snel op. Met het vernieuwen van veel leveringscontracten tussen voedselproducenten en supermarkten nam de voedselinflatie aan het einde van het jaar toe tot meer dan 3%. De sterke prijsstijging van olie in de tweede helft van 2007 wordt met enige vertraging doorberekend in de gasprijzen, wat eveneens een opwaarts effect heeft op de inflatie. De inflatiebijdrage van energie lag in 2007 met 0,4 procentpunt wat lager dan de jaren ervoor, maar liep in het laatste kwartaal snel op (zie grafiek 3.4). Omdat benzine en dagelijkse boodschappen voor consumenten tot de meest
62
dnb / Jaarverslag 2007
De Nederlandse economie
zichtbare uitgaven behoren, kunnen prijsstijgingen van deze goederen een onevenredig grote invloed hebben op de inflatieverwachtingen van consumenten. In de tweede helft van het jaar liepen deze inflatieverwachtingen in Nederland snel op, volgens enquêtegegevens van de Europese Commissie. Via hogere looneisen kunnen hogere inflatieverwachtingen zich vertalen in een hogere inflatie. Het aflopen van ruimschoots een derde van de cao’s in de eerste helft van 2008 – een ongebruikelijk groot aandeel – draagt bij aan dit risico. Bovendien werd in 2007 besloten tot een aantal kostprijsverhogende overheidsmaatregelen, zoals hogere belastingen op luchtvaart, tabak en verpakkingen per juli 2008 en een btw-verhoging van een procentpunt in 2009. Ter vergelijking, in 2001 werden eveneens prijsopdrijvende belastingmaatregelen ingevoerd in combinatie met forse loonstijgingen, wat bijdroeg aan de hoge inflatie destijds. De loonontwikkeling reageerde vervolgens slechts met een aanzienlijke vertraging op de kort daaropvolgende conjuncturele neergang. Gezien de groter dan gebruikelijke onzekerheid over de conjuncturele ontwikkeling voor de komende periode blijft een gematigde loonontwikkeling van belang. 3.3 Verslechtering van het budgettair saldo …
… door hogere zorguitgaven en lagere gasbaten
Overheidsfinanciën: verslechtering ondanks hoogconjunctuur Het jaar 2007 valt te kenschetsen als een tussenjaar voor de overheidsfinanciën. Na drie jaar van verbeteringen zal het emu-saldo verslechteren van een overschot van 0,6% bbp in 2006 naar een overschot van 0,4% bbp in 2007 (zie tabel 3.4). Hoewel het emu-saldo beter uitkomt dan in de loop van 2007 werd verwacht, had wegens de goede stand van de conjunctuur een verbetering van het feitelijk saldo verwacht mogen worden. Een uitgangspunt van het nationale begrotingsbeleid in de monetaire unie is dat goede tijden worden gebruikt om te consolideren in de richting van houdbare overheidsfinanciën. Het structurele saldo, dat is gecorrigeerd voor de invloed van de conjunctuur, vertoonde in 2007 echter een verslechtering. Verschillende factoren lagen hieraan ten grondslag. Het vorige kabinet heeft aan het eind van zijn regeerperiode verruimende beleidsmaatregelen genomen voor 2007, zowel via intensivering van de uitgaven als via lastenverlichting. Aan de uitgavenkant vielen de zorgkosten eur 1,5 miljard hoger uit dan geraamd. Het nieuwe kabinet stelde in de Miljoenennota 2008 ruimere uitgavenkaders vast voor 2007. Aan de inkomstenkant vielen de gasbaten aanvankelijk tegen. Dit was voornamelijk het gevolg van lagere gasverkopen veroorzaakt door de zachte winter 2006/2007. De sterk gestegen olieprijs aan het einde van het jaar bood tegenwicht aan het effect van de lagere gasconsumptie. Tabel 3.4 - Budgettaire kerngegevens Procenten bbp 2003
2004
2005
2006
2007
46,9
46,1
45,2
46,2
46,5
6,3
6,8
7,0
7,4
7,1
Collectieve lasten
37,4
37,5
37,9
39,5
39,4
Vorderingensaldo collectieve sector
-3,1
-1,7
-0,3
0,6
0,4
Structureel EMU-saldo ¹
-2,2
-1,0
0,7
1,1
0,3
Bruto schuld collectieve sector
52,0
52,4
52,3
48,1
46,0
Collectieve uitgaven Niet-belastingontvangsten
Toelichting: Voor 2007 sluit het (recentere) vorderingensaldo niet geheel aan bij de ontvangsten en uitgaven.
63
dnb / Jaarverslag 2007
1 EC-methode. Bron: CPB en Ministerie van Financiën.
De Nederlandse economie
Grafiek 3.5 - Demografische druk Procenten
Totale druk
Groene druk
Grijze druk
100
80
60
40
20
0 50
60
70
80
90
Toelichting: Tot 2006 realisatie, vanaf 2007 prognose. Demografische druk: De som van het aantal personen van 0 tot 20 jaar en 65 jaar en ouder in verhouding tot de personen van 20 tot 65 jaar.
Lange termijn houdbaarheid vergt additionele inspanningen
00
10
20
30
40
50
Bron: CBS.
De totale belasting- en premie-inkomsten bleven met 39,4% bbp vrijwel gelijk en ontwikkelden zich daarmee beter dan geraamd. De bruto schuldquote van de collectieve sector daalde van 48,1% bbp in 2006 naar 46,0% bbp in 2007 als gevolg van de bbp-groei (noemereffect). Voor 2008 is een herstel van het emusaldo te verwachten als gevolg van hogere gasbaten en netto lastenverzwaringen. In 2007 had, gegeven de hoogconjunctuur, een verdere verbetering van het structurele saldo gerealiseerd kunnen worden. Het uitblijven hiervan valt te betreuren, omdat inmiddels de onzekerheid over de economische ontwikkeling is toegenomen door de financiële onrust. Waar mogelijk dienen de automatische stabilisatoren de komende jaren te werken, conform de begrotingssystematiek, met het oog op de bestendigende invloed daarvan op de economie. Op langere termijn komt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door verschillende factoren onder druk te staan. Ontgroening, vergrijzing (zie grafiek 3.5), klimaatverandering, stijgende zorgkosten en het opraken van de aardgasbel zullen bij ongewijzigd beleid in de toekomst een permanent emutekort veroorzaken. Als gevolg hiervan kan de staatsschuld uit de hand lopen. Om het houdbaarheidsprobleem op te lossen is volgens het Centraal Planbureau (cpb) een beleidsinspanning nodig die gelijk staat aan 2,2% bbp. Volgens het Coalitieakkoord, dat in februari 2007 werd afgesloten, wil het kabinet een derde deel van het houdbaarheidstekort adresseren in deze kabinetsperiode. Het kabinet mikt hiervoor op een driesporenbeleid in de vorm van besparen, het bevorderen van de arbeidsparticipatie en het aanpassen van instituties die verband houden met de vergrijzing. Op termijn zijn maatregelen bovenop de huidige kabinetsplannen echter onvermijdelijk om het houdbaarheidstekort significant te verkleinen.
64
dnb / Jaarverslag 2007
De Nederlandse economie
3.4
Verdere stijging arbeidsparticipatie …
… vergt aanvullende maatregelen
Verdere structurele hervormingen gewenst Na ingrijpende structurele hervormingen van de Nederlandse economie in 2006 was 2007 een relatief rustig jaar. In juni organiseerde het nieuwe kabinet een participatietop om samen met de sociale partners afspraken te maken over een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Hierbij kwam ook een mogelijke hervorming van het ontslagrecht aan de orde. Uiteindelijk bereikte de regeringscoalitie echter geen overeenstemming over een versoepeling van het ontslagrecht, wat een belangrijke maatregel zou zijn geweest voor de beoogde verschuiving van baan- naar werkzekerheid. De arbeidsparticipatie wordt wel gestimuleerd door de voorgenomen verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op consumptie, waardoor het aantrekkelijker wordt om te werken. Ook de voornemens van het kabinet om de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting af te schaffen en de Algemene Ouderdomswet (aow) te fiscaliseren stimuleren de opbrengst van betaald werk en ondersteunen daarmee een verdere stijging van de arbeidsparticipatie. De arbeidsparticipatie steeg het afgelopen jaar van 72,7 naar 73,5%, vooral door de stijgende deelname van vrouwen aan het arbeidsproces (zie grafiek 3.6). Ook de arbeidsparticipatie van ouderen is licht gestegen. Een verdere stijging van de arbeidsparticipatie is echter nodig om de gevolgen van de vergrijzing voor het arbeidsaanbod en de financiering van de Nederlandse collectieve voorzieningen op langere termijn op te kunnen vangen. Naast andere maatregelen kan een geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd hieraan bijdragen. Hierbij is het belangrijk dat ouderen hun kennis en productiviteit op peil kunnen houden, bijvoorbeeld door behulp van scholing. Ook kunnen flexibele werktijden en mogelijkheden voor telewerken de participatie verder verhogen. De introductie van de Zorgverzekeringswet (zvw) in 2006 was een eerste stap in
Grafiek 3.6 - Bruto participatiegraad Procenten
Totaal
Mannen
Vrouwen
85 80 75 70 65 60 55 50 97
98
99
Bron: CPB.
65
dnb / Jaarverslag 2007
00
01
02
03
04
05
06
07
De Nederlandse economie
Grafiek 3.7 - Woningbouwproductie In duizenden
175
150
125
100
75
50 60
65
70
75
80
85
90
95
00
05
Bron: CBS.
Verdere liberalisering zorginkoopmarkt nodig
Woningmarkt vastgelopen
de hervorming van het zorgstelsel. De complexe overgang naar het nieuwe stelsel heeft wel tot tal van administratieve problemen geleid, die in 2007 nog niet waren weggenomen (zie paragraaf 4.3.3). Per 1 januari 2008 is het onderhandelbare deel van de zorgverrichtingen uitgebreid tot 20%, een bescheiden stap in de richting van het vervolmaken van het systeem van vraagsturing in de zorg. Verdere liberalisering van de zorginkoopmarkt is een belangrijke manier om op de zorgkosten te besparen. De sterke stijging van de zorgkosten – die bij ongewijzigd beleid op termijn onhoudbaar wordt – onderstreept de noodzaak hiertoe. De maatschappelijke discussie die het kabinet in 2007 is aangegaan over hervorming van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (awbz) past in het streven naar kostenbeheersing. Aangezien op een groot deel van de awbz-zorg de vergrijzing van invloed is, is een efficiënte vormgeving van groot belang voor de houdbaarheid op langere termijn. In dit kader kan ook de in 2007 ingevoerde Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden genoemd. Deze beoogt de verstrekking van thuiszorg efficiënter te maken door gemeenten meer flexibiliteit en de financiële verantwoordelijkheid te geven. De woningbouwproductie herstelt zich langzaam na jaren van forse stagnatie (zie grafiek 3.7). Doordat het aanbod van huizen is achtergebleven bij de vraag, zijn de huizenprijzen de afgelopen jaren fors gestegen. De huizenprijsstijging heeft de toegankelijkheid van de huizenmarkt voor starters verminderd, en de doorstroming van huur- naar koopwoningen afgeremd. De wachttijden voor huurwoningen zijn lang. Door de schaarste aan bouwlocaties, de krappe arbeidsmarkt, stijgende bouwkosten en hogere kwaliteits- en milieueisen is het onwaarschijnlijk dat de bouwproductie op korte termijn aantrekt tot het benodigde niveau. Om de vastgelopen woningmarkt vlot te trekken is een integrale aanpak geboden.
66
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4 Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.1
Inleiding 4.1.1 Een bewogen jaar
Toezicht in teken van overname ABN AMRO …
… en marktturbulentie
2007 was een bewogen jaar voor de financiële wereld en het toezicht daarop. Nationaal en mondiaal. In Nederland stond dit jaar vooral in het teken van de overname van abn amro. De strijd tussen twee overnamepartijen, Barclays en een speciaal hiervoor bijeengebracht consortium bestaande uit Fortis, Royal Bank of Scotland en Banco Santander, bracht dagelijks nieuws. Binnen de daarvoor gestelde termijnen adviseerde dnb over verklaringen van geen bezwaar (vvgb) voor beide partijen. dnb kwam uiteindelijk tot positieve adviezen na een toetsing van de bedrijfsvoering en de zeggenschapsstructuur. Daarbij werd gelet op de belangen van de rekeninghouders, de soliditeit van de bank en de stabiliteit van het financiële stelsel. Begin oktober kozen de aandeelhouders massaal voor het bod van het consortium. Dat leidt tot de opsplitsing van de grootste Nederlandse bank. In lijn met de voorwaarden die gesteld zijn in de vvgb aan het consortium, houdt dnb intensief toezicht op de vervolgstappen in het splitsingsproces. De problemen op de Amerikaanse subprime hypotheekmarkt begonnen in de zomer van 2007 ook buiten de vs door te sijpelen. Dat bracht turbulentie op de financiële markten teweeg. Vanwege deze turbulentie heeft dnb haar liquiditeitstoezicht aangescherpt en de financiële instellingen extra laten rapporteren over hun belangen in hypotheekpakketten en daaraan gerelateerde beleggingsproducten. De Nederlandse banken zijn geraakt door de marktturbulentie, al bleven de buffers ruim afdoende. Voor de verzekeraars en pensioenfondsen lijken de risico’s beperkt, mede omdat de uitzettingen op de Amerikaanse hypotheekmarkt klein waren. De beleggingsresultaten zijn in het verslagjaar echter wel negatief beïnvloed door de koersdalingen op de aandelenmarkten. De marktturbulentie reflecteert een ontwikkeling die al langer gaande is in de financiële markten: de toenemende complexiteit van nieuwe financiële producten. Hierdoor zijn de risico’s verbonden aan deze producten steeds moeilijker te doorgronden. Als toezichthouder staat dnb voor de uitdaging ervoor te zorgen dat financiële instellingen de risico’s goed inschatten en beheersen, zonder de financiële innovatie onnodig te belemmeren. In 2007 is het Holland Financial Centre (hfc) opgericht. dnb steunt dit initiatief door actieve deelname. Het hfc is een organisatie die wil bijdragen aan het in stand houden van een sterke, open en internationaal concurrerende financiële sector in Nederland. Goede wet- en regelgeving helpt daarbij. De nieuwe Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Pensioenwet (Pw) komen het toezicht ten goede. Het imf toonde zich tevreden met het toezicht(systeem) in Nederland. In zijn ‘Artikel 4 consultatie’ van 2007 concludeerde het Fonds dat het
67
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
financiële toezicht in Nederland tot de ‘international best practice’ behoort. Uit een studie van het Ministerie van Financiën bleek dat de kosten van het Nederlandse toezicht zich ten opzichte van andere Europese lidstaten in de middenmoot bevinden. 4.1.2 Verschuivingen in toezichtaanpak
Versterking risico-oriëntatie
Integriteittoezicht
Meer openheid
Informatieloket ‘Open Boek Toezicht’ gelanceerd
dnb heeft gekozen voor meer risico-oriëntatie, meer aandacht voor integriteit en meer openheid in haar toezicht. De risico-oriëntatie is versterkt door meer aandacht te geven aan sectorbrede, thematische risico’s. Een speciaal opgericht Risico-overleg inventariseert en analyseert periodiek de overkoepelende risico’s. Op basis van deze analyses geeft dnb prioriteit aan bepaalde risico’s en komt tot een meer risicogeoriënteerde sturing aan het toezicht op individuele instellingen. Tevens heeft dit geleid tot de volgende vijf overkoepelende thema’s waaraan dnb extra aandacht zal besteden: implementatie nieuwe wet- en regelgeving (zoals Bazel ii, Solvency ii en continuïteitsanalyse), herschikkingen in de financiële sector (opsplitsing abn amro, liquidaties en fusies in de pensioensector), integriteit (cybercrime, vastgoedbeleggingen), complexe structuren en producten, en governance (kwaliteit managementinformatie, Pension Fund Governance). Het integriteittoezicht heeft meer gewicht gekregen in het prudentiële toezicht. De inzet van dnb is een integer financieel systeem, dat geen criminele of terroristische activiteiten faciliteert, en het voorkomen van integriteitschendingen, die nadelig kunnen zijn voor crediteuren en via reputatie-effecten de soliditeit van instellingen raken. In het verslagjaar heeft dnb sectoroverschrijdend onderzoek gedaan naar onder meer de integriteitrisico’s die voortvloeien uit investeringen in onroerend goed (zie paragraaf 4.6.2). Dit nog lopende onderzoek doet dnb samen met haar partners van het Financieel Expertisecentrum (fec). Tevens heeft dnb risicomatrices opgesteld die per financiële activiteit of financieel product een overzicht van de integriteitrisico’s geven die daaraan zijn verbonden. Dit maakt een geïntegreerde en efficiënte toezichtaanpak mogelijk. Ter versterking van het integriteittoezicht gaat dnb self-assessments gebruiken. Instellingen moeten daarvoor een vragenlijst invullen. De resultaten bieden aan de instelling en de toezichthouder een eerste indruk van de beheersing van de integriteitrisico’s en de naleving van de regels door de onderneming. In 2008 gaat een geselecteerde groep verzekeraars voor het eerst een self-assessment doen. Tot slot heeft dnb zich ingezet voor meer openheid over de toezichtregelgeving, -strategie, -bevindingen en -prestaties. Transparantie draagt bij aan het toezicht en de verantwoording daarover. Meer inzicht in de daadwerkelijke toepassing van de toezichtregelgeving in de praktijk helpt de onder toezicht staande financiële instellingen om de toezichtregelgeving adequaat na te leven. In 2007 heeft dnb op haar website het informatieloket ‘Open Boek Toezicht’ gelanceerd (zie www.dnb.nl onder ‘Toezicht’, ‘Open Boek Toezicht’). Dit loket biedt informatie over de wet- en regelgeving, met praktijkgerichte toelichtingen. Op basis van de gebruikservaringen zal dnb de inzet van ‘Open Boek Toezicht’ in 2008 intensiveren. Sinds 2007 geeft dnb tevens informatie aan de instellingen over hun risicoprofielen zoals zij die met behulp van haar eigen risicoanalysemethode firm heeft vastgesteld en bespreekt zij deze met bestuurders van de betreffende instellingen. Op de jaarlijkse pensioenmiddag werden pensioenfondsbestuurders bijgepraat over de meest recente ontwikkelingen op pensioen(toezicht)gebied. Voor een breder publiek organiseerde dnb in 2007 een symposium over complexe financiële producten.
68
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.2
Bankwezen 4.2.1 Marktturbulentie
Marktturbulentie resulteert in liquiditeitskrapte
Impact op Nederlandse banken vooralsnog beperkt
Geen Nederlandse subprime hypotheekmarkt
Naleving nieuwe Gedragscode belangrijk
Afgezien van de overname van abn amro ging de meeste toezichtaandacht uit naar de gevolgen van de turbulentie op de financiële markten voor het bankwezen (zie hoofdstuk 7). Vanaf medio 2007 werden banken terughoudend om geld aan elkaar uit te lenen vanwege onduidelijkheid over de omvang van verliezen bij andere banken. Dit zorgde voor liquiditeitskrapte bij een deel van de banken. Wereldwijd grepen centrale banken in door de markt van liquiditeit te voorzien. Banken werden ook geraakt via hun uitstaande kredietlijnen aan ‘Special Purpose Vehicles’ (spv’s). Het afnemende vertrouwen in schuldpapier met als onderpand gesecuritiseerde hypotheken leidde ertoe dat deze spv’s moeilijk aan financiering kwamen. Sommige moesten daardoor een beroep doen op de door banken afgegeven kredietlijnen. Als gevolg hiervan kwamen in Duitsland enkele banken in de problemen. Het faillissement van Landesbank Sachsen kon ternauwernood door een overname door Landesbank Baden-Württemberg worden voorkomen. Bij de ikb bank kon een faillissement worden afgewend door de steun van de Duitse overheidsbank Kreditanstalt für Wiederaufbau. De impact van de marktturbulentie op de soliditeit van de Nederlandse banken lijkt vooralsnog beperkt. De meeste Nederlandse banken melden slechts kleine uitzettingen in subprime gerelateerd papier. Het merendeel van dit papier heeft bovendien een gezonde kredietscore. dnb houdt hier de vinger nauw aan de pols door de systeembanken en andere banken met een hoog risicoprofiel wekelijks te laten rapporteren over hun liquiditeitsbehoefte en buffers. Ook onderzoekt dnb de waardering van gestructureerde producten door banken. Wereldwijd hebben diverse internationale overlegorganen, waaronder het Bazels Comité van Bankentoezichthouders en het Financial Stability Forum, actie ondernomen. Door frequente informatie-uitwisseling en afstemming van beleid, beogen zij concrete prudentiële risico’s te verminderen. Daarnaast worden de precieze oorzaken van de onrust op de financiële markten onderzocht om tot beleidslessen te komen. Belangrijke thema’s hierbij zijn: transparantie over risico’s, marktwaardering (van gestructureerde producten) in geval van niet functionerende markten, liquiditeitstoezicht, stresstesten en de rol van kredietbeoordelaars (zie hoofdstuk 7). In Nederland is geen reden tot zorg voor de voltrekking van een Amerikaans scenario, aangezien er geen Nederlandse variant van de Amerikaanse subprime hypotheekmarkt bestaat. Weliswaar verstrekt een aantal aanbieders in Nederland hypotheken aan minder kredietwaardige huishoudens, maar dat vormt minder dan één procent van de markt. Daarnaast heeft minder dan één procent van de uitstaande hypotheken een rentevaste periode korter dan vijf jaar. Dit maakt Nederlandse huishoudens op de korte termijn ongevoelig voor renteschommelingen. Om betalingsproblemen bij huishoudens te voorkomen is per 1 januari 2007 bovendien de vernieuwde Gedragscode Hypothecaire Financiers van kracht. Deze code beperkt de woonlasten tot circa 30% van het bruto inkomen. Dit komt bij een modaal inkomen en een rentestand van 5,5% neer op een maximale hypotheeksom van ongeveer 4,5 keer het bruto jaarinkomen. Signalen uit de markt en onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken (nvb) en de Autoriteit Financiële Markten (afm) wijzen er echter op dat de naleving van de gedragscode voor verbetering vatbaar is. De Amerikaanse problemen onderstrepen het belang van een goede naleving.
69
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.2.2 Financiële resultaten Winstgevendheid blijft achter …
… maar nog geen substantiële impact op kredietverstrekking
De marktturbulentie heeft ook de Nederlandse banken in de tweede helft van 2007 geraakt. De buffers zijn afdoende, maar de winstgevendheid is onder druk gekomen. Op hun uitzettingen in subprime gerelateerd papier hebben Nederlandse banken beperkte verliezen moeten nemen. Daarnaast zijn de netto rentebaten, provisiebaten en resultaten uit financiële transacties ten opzichte van 2006 licht gedaald door hogere financieringskosten, afnemende securitisatieactiviteiten en dalende beurskoersen (zie tabel 4.1). Deze daling is deels toe te schrijven aan de verkoop van LaSalle, de Amerikaanse dochterbank van abn amro, waardoor inkomsten zijn weggevallen. Deze verkoop heeft wel geresulteerd in een forse stijging van het netto bedrijfsresultaat van het bankwezen met 37% tot eur 19,6 miljard. Zonder deze incidentele verkoop is het netto bedrijfsresultaat met circa 13% gedaald naar eur 12,4 miljard, maar zijn de kapitaalbuffers niettemin ook ruim voldoende gebleven, mede door de gunstige economische omstandigheden van de afgelopen jaren. De verkoop verklaart grotendeels ook de stijging van de bis-ratio, het toetsingsvermogen ten opzichte van de risicogewogen activa, met 0,5 procentpunt naar 12,1% in 2007. De marktturbulentie lijkt in het verslagjaar geen substantiële impact te hebben op de binnenlandse kredietverstrekking van Nederlandse banken. De hypothecaire kredietgroei is in 2007 gestegen met 0,9 procentpunt naar 10,6%. De groei van de overige kredieten aan de private sector, waaronder zakelijke kredietverlening, is gestegen van 10,8% tot 11,9% eind 2007. Dit hangt deels samen met de aanhoudende gunstige economische groei. Daarnaast zijn de rentes op uitstaande en nieuwe hypotheken en zakelijke kredieten niet sterk gestegen onder invloed van de marktturbulentie. Wel hebben meer banken in de tweede helft van 2007 hun kredietvoorwaarden voor hypotheken en zakelijke kredietverlening aangescherpt. Dit kan in de eerste helft van 2008 de kredietgroei temperen.
Tabel 4.1 - Resultaten Nederlands Bankwezen1 EUR miljard 2004
2005
2006
2007
Totaal baten
50,0
55,3
61,7
57,3
- Netto rentebaten
29,1
29,9
31,4
29,9
- Netto provisiebaten
11,2
11,3
13,3
12,4
- Opbrengst uit effecten en deelnemingen
2,6
1,7
1,5
2,3
- Resultaat uit financiële transacties
3,8
5,7
6,9
4,6
- Overige baten
3,3
6,6
8,6
8,0
Totaal lasten
35,5
38,4
44,7
44,0
- Bedrijfslasten
33,5
36,9
42,1
41,0
1,9
1,5
2,6
3,0
Bedrijfsresultaat na belastingen
11,0
13,4
14,3
12,4 3
Bis-ratio (in %)
12,1
12,4
11,6
12,1
9,8
10,1
9,3
11,6
- Voorzieningen
2
Tier1-ratio (in %)
1 Door afronding op één decimaal tellen de cijfers in sommige gevallen niet op.
70
dnb / Jaarverslag 2007
2 Som van de waardeveranderingen van vorderingen en waardeveranderingen van financiële vaste activa. 3 Dit resultaat is exclusief de opbrengsten van EUR 7,2 miljard van de verkoop van LaSalle.
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.2.3 Overname abn amro Belangstelling van twee partijen …
… resulteert na positief advies DNB …
… in overname door consortium
Splitsing ABN AMRO …
… leidt tot een flinke verschuiving in het bankwezen
Het toezicht op de bancaire sector stond in 2007 voor een groot deel in het teken van de overname van Nederlands grootste bank abn amro. Twee partijen deden een poging tot overname: de Britse Barclays Bank en een speciaal hiervoor bijeengebracht consortium bestaande uit het Belgisch-Nederlandse Fortis, de Britse Royal Bank of Scotland en de Spaanse Banco Santander. Voor een overname van een van de vijf grootste banken is op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) een verklaring van geen bezwaar (vvgb) van de Minister van Financiën vereist. Daarbij beslist de minister na advies van dnb. Een vvgb kan worden geweigerd indien een overname zou leiden tot een zodanig ondoorzichtige zeggenschapsstructuur dat deze een belemmering voor het toezicht vormt, tot strijdigheid met solvabiliteitsvereisten, tot het in gevaar brengen van een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening of tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector. dnb adviseerde de minister om beide bieders een vvgb te verlenen met daarbij een aantal risicobeperkende voorschriften en beperkingen. Hierbij heeft dnb intensieve contacten onderhouden met de betrokken banken, buitenlandse toezichthouders, afm en het Ministerie van Financiën. Conform dnb’s advies heeft de minister vvgb’s verleend aan Barclays (13 augustus 2007) en het consortium (17 september 2007). De voorschriften en beperkingen gekoppeld aan de vvgb’s komen mede voort uit de situatie dat het advies werd gegeven ten tijde van grote onzekerheden op de financiële markten. Het niet goed functioneren van de geldmarkt als gevolg van de marktturbulentie zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor direct of indirect betrokken banken. (Zie www.dnb.nl onder ‘Nieuws en publicaties’, ‘Persberichten’ voor de tekst van de vvgb’s en de voorwaarden.) Met de keuze van de aandeelhouders van abn amro voor het bod van het consortium was de grootste bancaire overname in de geschiedenis een feit. Het consortium is bezig abn amro op te splitsen en de verschillende bedrijfsonderdelen onderling te verdelen. Banco Santander wordt eigenaar van de Braziliaanse dochterbank Banco Real en is van plan om de Italiaanse dochterbank Antonveneta door te verkopen. Royal Bank of Scotland verkrijgt de zakenbank van abn amro en de grote zakelijke klanten. Fortis neemt de overige Nederlandse activiteiten over, alsmede de bedrijfsonderdelen Asset Management en Private Clients. Gegeven de concentratie op de Nederlandse markt heeft de Europese Commissie uit het oogpunt van mededinging hierbij de voorwaarde gesteld, dat Fortis 10% van abn amro Nederland moet afstoten. Gedurende het gehele opsplitsingproces blijft dnb de consoliderende toezichthouder van abn amro. dnb heeft samen met de Engelse, Belgische en Spaanse bankentoezichthouders een ‘college van toezichthouders’ opgericht. Dit is in de geest van de richtlijnen over grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders, zoals die zijn opgesteld door het Committee of European Banking Supervisors (cebs). Onder voorzitterschap van dnb komt dit college periodiek bijeen voor de onderlinge coördinatie van het toezicht op het opsplitsingproces van abn amro. De fase van opsplitsing is eind 2007 in gang gezet. Dit zal de komende jaren nog veel aandacht vragen van dnb en de andere betrokken buitenlandse toezichthouders. Voor iedere voorgenomen afsplitsing van abn amro dient een nieuwe vvgb-procedure te worden doorlopen of anderszins toestemming van dnb te worden verkregen. Dit is vastgelegd in de vvgb aan het consortium van 17 september 2007. De overname brengt een flinke verschuiving op de Nederlandse bankenmarkt met zich mee. Door de toename van de concentratie en de afname van de geografische diversificatievoordelen in het Nederlandse bankwezen zijn de risico’s voor de financiële stabiliteit toegenomen. Dit versterkt het belang van
71
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
intensief toezicht op Fortis voor Nederland. dnb is in overleg met de Belgische bankentoezichthouder, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (cbfa), over de vormgeving van het toezicht op Fortis nádat de opsplitsing van abn amro zal zijn afgerond.
Overname Alex Beleggersbank
In 2007 vond nog een overname in de Nederlandse bankensector plaats. BinckBank nv bereikte overeenstemming met de Rabobank over de overname van Alex Beleggersbank. BinckBank en Alex Beleggersbank zijn beide internetbanken die zich vooral richten op online beleggen in Nederland. Door de overname ontstaat de grootste onafhankelijke online beleggersbank van Nederland met meer dan 200.000 rekeningen. In Europees verband krijgt de nieuwe combinatie een plaats in de top vijf beleggingsbanken. Op basis van de winstgevendheid neemt BinckBank een gedeelde tweede plek in en op basis van het aantal klanten een vijfde positie. Daarnaast was de IJslandse Kaupthing Bank voornemens om nibc Bank nv over te nemen. Begin 2008 zag Kaupthing echter af van de voorgenomen overname vanwege de onrust op de financiële markten. 4.2.4 Implementatie Bazel ii
Laatste hand invoering Bazel II
Zeven aanvragen voor interne modellenbenadering
De invoering van het kapitaalraamwerk Bazel ii voor eu-banken per 1 januari 2008 is een belangrijke stap in de ontwikkeling naar meer risicogebaseerde toezichtmethoden. Sinds eind jaren negentig hebben toezichthouders aan de ontwikkeling van het nieuwe kapitaalraamwerk Bazel ii gewerkt. In 2007 is door banken en beleggingsondernemingen de laatste hand gelegd aan de invoering hiervan. Het nieuwe raamwerk biedt duidelijk voordelen. Ten eerste zijn de risicoklassen voor de kapitaaleisen fijnmaziger opgesteld. Tegelijkertijd zorgt Bazel ii ervoor dat financiële innovaties beter in het risicobeheer worden ingepast. Het nieuwe raamwerk stemt de vereiste kapitaalbuffer van een bank nauwkeuriger af op haar risicoprofiel en houdt tevens rekening met activiteiten van banken die niet op de balans staan. Dit maakt het voor banken minder aantrekkelijk om kredieten van hun balansen af te halen en vergroot tevens de transparantie over de activiteiten en uitzettingen. Onder de eerste pijler van het kapitaalraamwerk kunnen banken kiezen voor de standaardbenadering of de interne-modellenbenadering ter bepaling van de minimum kapitaaleisen voor het krediet-, operationeel en marktrisico. Bij de standaardbenadering maken banken onder meer gebruik van externe kredietbeoordelingen door bijvoorbeeld Moody’s Investor Service en Standard & Poor’s. Bij de interne-modellenbenadering maken banken gebruik van hun eigen risico-inschattingen. De toepassing van de interne-modellenbenadering is gebonden aan hoge normen voor het risicobeheer. Een bank heeft dan ook toestemming van de toezichthouder nodig om deze benadering te mogen gebruiken. In 2007 heeft dnb zeven aanvragen ontvangen en beoordeeld. Waar banken ook in andere landen actief zijn, heeft dnb overlegd met de gastlandtoezichthouders. De aanvragen zijn door dnb beoordeeld op het criterium of een bank haar organisatie, modellen en processen op het gebied van risicobeheer op een voldoende hoog niveau heeft ingericht. Eind 2007 heeft dnb onder voorwaarden toestemming verleend voor het gebruik van de interne modellen. Uit de beoordelingen is gebleken dat de modellering, onderbouwing van analyses en de kwaliteit van data extra aandacht vragen van de banken. Het Nederlandse bankwezen heeft in 2007 dan ook een aanzienlijke inspanning verricht om op tijd klaar te zijn. Om de banken te helpen heeft dnb op haar website (zie www.dnb.nl onder ‘Toezicht’, ‘Open Boek Toezicht’) een aantal beleidslijnen met praktische oplossingen gepubliceerd die ingaan op de periodieke validering en het implementatieproces van interne modellen. De tweede pijler omvat de supervisory review. Hierbij beoordeelt de toezicht-
72
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Richtlijnen opgesteld ter beoordeling ICAAP
Goede ‘disclosure policy’ nodig
houder het interne solvabiliteitsbeheer, het zogenoemde Internal Capital Adequacy Assessment Process (icaap), een proces waarmee instellingen de toereikendheid van hun kapitaal beoordelen. In 2007 zijn de regels voor de algehele kapitaaltoereikendheid verder uitgewerkt. Voor het icaap en de beoordeling daarvan heeft dnb concrete criteria opgesteld in aanvulling op de cebs-richtlijnen. In 2007 heeft dnb alle banken beoordeeld en geïnformeerd over de uitkomsten. Uit de beoordelingen blijkt dat meerdere banken bij de bepaling van hun algehele kapitaalbuffer onvoldoende toekomstgericht zijn en meer aandacht moeten besteden aan hun stresstesten. Deze aandachtspunten worden meegenomen in het reguliere toezicht. De derde pijler van het nieuwe kapitaalraamwerk spoort banken aan om marktpartijen periodiek van voldoende informatie te voorzien, zodat deze zelfstandig een goede inschatting kunnen maken van het risicoprofiel van een bank en daarmee banken disciplineren om een solide risicobeheer en kapitaalplanning te voeren. Banken dienen in eerste instantie zelf te bepalen of hun risicoprofiel dan wel de omstandigheden in de markt aanleiding geven om vaker dan eenmaal per jaar te publiceren. Tegelijkertijd heeft dnb de bevoegdheid om hogere frequenties af te dwingen als daartoe aanleiding bestaat. In het verslagjaar heeft dnb zich, mede in cebs-verband, ingespannen om de implementatie van de derde pijler in lijn te houden met die van andere Europese bankentoezichthouders. Als eerste stap dienen banken een ‘disclosure policy’ op te stellen en aan dnb voor te leggen, waarin de publicatievoornemens kenbaar worden gemaakt. De eerste concepten zijn eind 2007 door dnb ontvangen en worden met de betreffende banken besproken. 4.2.5 Van der Hoop bankiers nv
Afwikkeling van het faillissement van Van der Hoop bankiers NV
In het kader van de afwikkeling van het faillissement van Van der Hoop bankiers nv (Van der Hoop) hebben de curatoren in september 2007 een aantal bij het faillissement betrokken partijen uitgenodigd voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een efficiënte afwikkeling van het faillissement. Het deelnemen door dnb aan dit onderzoek paste in de wens van dnb en de Minister van Financiën om langdurende juridische procedures te voorkomen. Het onderzoek heeft in december 2007 geleid tot overeenstemming over een regeling tussen curatoren en betrokkenen bij het faillissement van Van der Hoop, waaronder bestuurders, commissarissen en accountants. Stichting Hoopverlies en dnb zijn als vertegenwoordigers van de grootste schuldeisers bij de regeling betrokken. De regeling is tot stand gekomen om een efficiënte en vlotte afwikkeling van het faillissement te bevorderen, ter vermijding van proceskosten over en weer en zonder op enigerlei wijze aansprakelijkheid te erkennen. dnb is bij de regeling betrokken als crediteur van de vordering voor in verband met de Collectieve Garantie Regeling (cgr) gedane uitkeringen en behartigt daarmee de belangen van de banken voor wier rekening zij de cgr uitvoert. In die hoedanigheid staakt dnb een bij de rechtbank Den Haag aanhangige bodemprocedure tegen de boedel van Van der Hoop. Tevens zal zij een deel van de aanspraken op uitbetaling van verdere boedeluitdelingen, die zij als uitvoerder van de cgr ten behoeve van de bancaire sector heeft, achterstellen ten opzichte van de nog resterende vorderingen van rekeninghouders die tot de regeling zijn toegetreden. De genoemde bodemprocedure betreft een verschil van mening tussen curatoren en dnb over een in 2006 door dnb opgeheven ongelijkheid tussen cgr-gerechtigde crediteuren, alsmede over de positie van dnb in de boedeluitdelingen voor door haar in verband met de cgr gedane uitkeringen.
73
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.3
Directe risico’s beperkt …
Verzekeringsmaatschappijen De onrust op de financiële markten had in 2007 een beperkte invloed op de financiële resultaten van de Nederlandse verzekeraars. De directe uitzettingen van de Nederlandse verzekeraars op de Amerikaanse hypotheekmarkt zijn relatief gering en de beleggingen zijn van een relatief goede kwaliteit. De directe risico’s die uit de subprime beleggingen voortvloeien lijken daarmee in het verslagjaar vooralsnog beperkt. Over de indirecte risico’s bestaat nog onduidelijkheid; vermoedelijk zijn hierdoor de aandelenkoersen van de Nederlandse (bank)verzekeraars gedaald. 4.3.1 Levensverzekeraars
… maar rendement laag …
… en omzet daalt …
Gemeten naar omzet en ‘embedded value’ (de te verwachten winst) van nieuw verkochte producten, stagneert de Nederlandse levensverzekeringssector. Mede door de verzadigde markt in Nederland ligt het rendement op nieuw verkochte levensverzekeringsproducten laag ten opzichte van andere landen. Dit maakt het minder aantrekkelijk voor internationaal actieve verzekeraars om in Nederland in nieuwe productie te investeren. Mede als gevolg hiervan stijgt het (niet-geïnvesteerde) vermogen en verbetert zich de solvabiliteitspositie van levensverzekeraars in de afgelopen jaren (zie tabel 4.2). Voor 2007 zijn er tekenen dat de omzetstagnatie is overgegaan naar een daling. Zo is de premie-omzet van verkochte producten over 2007 met 12% afgenomen. Deze terugloop houdt enerzijds verband met een afnemende vraag naar nieuwe hypotheken als gevolg van de gestegen rente. Aan een hypotheek is vaak een levensverzekering gekoppeld. Over de eerste drie kwartalen van 2007 is het totale aantal nieuw afgesloten hypotheken 17% lager dan over diezelfde periode in 2006. Anderzijds heeft de maatschappelijke ophef rond beleggingsverzekeringen waarschijnlijk een rol gespeeld: in 2007 werd ruim 40% minder van dergelijke producten verkocht dan in de eerste helft van 2006. De discussie Tabel 4.2 - Kerncijfers verzekeringsmaatschappijen ¹ 2004
2005
2006
Levensverzekeraars
257
291
310
Schadeverzekeraars excl. Zorg
310
370
380
Ziektekostenverzekeraars
238
279
230
Levensverzekeraars
2306
3322
3935
Schadeverzekeraars excl. Zorg
1390
1779
1854
427
731
-58
Solvabiliteitsratio (gemiddeld in %)
2007 4
2
223
Bedrijfsresultaat (EUR miljoen)
Ziektekostenverzekeraars
-94
Net combined ratio ³ Schadeverzekeraars excl. Zorg
96
91
88
Ziektekostenverzekeraars
96
96
106
1 Cijfers over 2007 kunnen tot 1 mei 2008 door verzekeraars worden gerapporteerd. 2 Op basis van Solvency I. 3 De net combined ratio (ncr) geeft aan hoe de bedrijfskosten (exclusief herverzekering) plus de geleden schadelast voor eigen risico zich verhouden tot de verdiende premie. Een ncr kleiner dan 100 betekent dat de bedrijfskosten en de schadelast lager zijn dan de geïnde premie.
74
dnb / Jaarverslag 2007
4 Zeer indicatieve prognoses op basis van de kwartaalrapportages over het vierde kwartaal 2007 (zie tekst zorgverzekeraars). De cijfers betreffen alle ziektekostenverzekeraars die sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw; per 1 januari 2006) onder toezicht van DNB staan.
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
… deels vanwege ophef rondom beleggingsverzekeringen
Grote verschillen tussen beleggingsverzekeringen
Schaalvergroting via overnames
draait vooral om de hoogte van de kosteninhouding door verzekeringsmaatschappijen, tegenvallende vermogensopbouw en de vraag of aanbieders van beleggingsverzekeringen hun klanten hierover adequaat hebben geïnformeerd. De ophef rond beleggingsverzekeringen ligt in de eerste plaats op het terrein van het gedragstoezicht, maar raakt ook aan de verantwoordelijkheden van dnb als prudentiële toezichthouder en financiële stabiliteitsautoriteit. dnb houdt de ontwikkelingen dan ook scherp in de gaten. In de media is het beeld ontstaan dat beleggingsverzekeringen een ondeugdelijke productgroep zijn. Dit beeld verdient op een aantal punten nuancering. Achter het verzamelbegrip beleggingsverzekeringen gaat een grote variëteit aan producten schuil, zoals diverse ‘generaties’ van die producten en diensten en de talloze productvarianten en benamingen ervan. De productkenmerken en systemen hebben hier en daar overeenkomsten maar er zijn ook grote verschillen. Dit betekent dat er niet zoiets bestaat als ‘de’ beleggingspolis. De huidige ophef geldt dus zeker niet in gelijke mate voor alle beleggingsverzekeringsproducten noch voor alle verzekeraars. Het streven van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD) om in goed overleg tussen consumenten en de sector tot een snelle oplossing te komen heeft in maart 2008 geresulteerd in een aanbeveling. Het voorstel is dat verzekeraars compensatie bieden voor zover kosteninhoudingen van meer dan 3,5% van het belegde vermogen zijn verricht. Om de winstgevendheid op de langere termijn te verbeteren, houden levensverzekeraars de kosten scherper in de gaten. Zo wordt meer dan voorheen rekening gehouden met de kosten van ‘embedded’ opties, zoals minimumrentegaranties, winstdeling en andere toekomstige rechten van polishouders. Ook wordt door middel van schaalvergroting getracht de bedrijfskosten te drukken. Mede dankzij ontwikkelingen in de informatietechnologie is de optimale schaalgrootte van levensverzekeraars toegenomen. De overnames van axa Nederland en Zwitserleven door sns Reaal passen in dit beeld. 4.3.2 Schadeverzekeraars
Grote schadelast branden en stormen
De schadeverzekeraars (exclusief zorgverzekeraars) hebben de laatste jaren mooie financiële resultaten behaald (zie tabel 4.2). In het verslagjaar treedt echter, gezien de winstcijfers over het eerste halfjaar, een kentering op. Een sterke stijging van de brand- en stormschade ligt hieraan ten grondslag. Zo begon 2007 bijzonder kostbaar door de grote winterstorm van 18 januari. Deze enkele storm heeft een vijfde van de totale schade in een normaal schadejaar veroorzaakt. Zeker gezien de trend om minder te herverzekeren, zal de geraamde schade van circa eur 300 miljoen een significante invloed hebben op de resultaten. Bovendien duiden cijfers van brandverzekeraars over 2007 op een stijging van de schadelast door grote branden (schade van meer dan eur 1 miljoen). In de grootste schadebranche, motorrijtuigen, lijkt de positieve ontwikkeling zich overigens wel door te zetten. Zo zijn in het eerste halfjaar van 2007 8% minder personenauto’s gestolen dan over de eerste zes maanden van 2006. Daarmee is het diefstalrisico van personenwagens sinds 2002 bijna gehalveerd. De daling van het aantal diefstallen was vooral zichtbaar bij de jongere auto’s, die in het algemeen voorzien zijn van een startonderbreker. 4.3.3 Zorgverzekeraars
Aanhoudende zorg over zorgverzekeringssector
Ongeveer twee jaar na de stelselwijziging bevindt de zorgsector zich nog allerminst in rustig vaarwater. De situatie bij zorgverzekeraars verslechtert; verliezen houden aan en de solvabiliteit daalt. Verzekeraars hebben moeite inzicht te krijgen in hun actuele financiële positie. Allereerst leidt het systeem van risicoverevening ertoe dat minimaal twee jaar doorlooptijd nodig is voordat
75
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
de definitieve schadelast bekend is. Ten tweede heeft de invoering van de Diagnosebehandelingcombinatie(dbc)-systematiek geleid tot administratieve problemen bij ziekenhuizen die via de facturering ook negatieve gevolgen hebben gehad op de administraties van verzekeraars. Daarnaast heeft invoering van de dbc-systematiek gezorgd voor overfinanciering van de ziekenhuizen en daarmee tot liquiditeitsproblemen bij een aantal verzekeraars. Vanwege deze onzekerheden hebben accountantsondernemingen een uitgebreide toelichting in de jaarrekening laten opnemen, waarnaar zij verwijzen in hun goedkeurende verklaring bij de jaarverslagen van 2006. Ten derde speelt een gebrek aan stabiliteit in de zorgmarkt een rol. De stroom aan aanpassingen van de financiering in de zorg leidt ertoe dat verzekeraars continu worden geconfronteerd met grote onzekerheden. Deze aanpassingen betreffen onder andere de samenstelling van het basispakket, de uitbreiding van het vrij onderhandelbare segment en de overgang van no claim naar een verplicht eigen risico. Dit alles heeft tot gevolg dat verzekeraars voorlopig te weinig invloed op en inzicht hebben in hun schadelast en de compenserende werking van de verevening, terwijl zij jaarlijks een adequate premie moeten vaststellen. Verzekeraars, ziekenhuizen, politiek en toezichthouders hebben ieder hun verantwoordelijkheid om de administratieve problemen op te lossen en de risicoverevening te verbeteren. Belangrijke bijdrage is een stabiele en voorspelbare beleidsomgeving. 4.3.4 Solvency ii Nieuw kapitaalraamwerk in de maak
Impactstudie QIS3 …
… leidt tot enkele aanpassingen in methodiek
QIS4
In 2012 wordt een nieuw toezichtkader voor verzekeraars ingevoerd: Solvency ii. Dit nieuwe toezichtkader beoogt vooral de kapitaaleisen beter af te stemmen op de risico’s waaraan verzekeraars blootstaan. Daarbij wordt uitgegaan van marktwaardering voor de gehele balans. Mede omdat deze risicogevoelige benadering een goed risicobeheer en een gestructureerde gegevensvastlegging vereist, moeten verzekeraars zich nu al gaan voorbereiden op de invoering van Solvency ii. Om het potentiële effect van de invoering van het nieuwe toezichtkader op de solvabiliteitspositie van de verzekeraars te bepalen, is medio 2007 een studie uitgevoerd onder alle Europese verzekeraars. De uitkomsten wijzen erop dat Solvency ii tot hogere kapitaaleisen zal leiden. Voor de Nederlandse verzekeraars is dit geen probleem omdat zij nu al meer kapitaal aanhouden dan verplicht is. Wel blijkt dat verzekeraars hun risicobeheersingssystemen verder zullen moeten ontwikkelen om aan alle eisen van Solvency ii te kunnen voldoen. Naar aanleiding van de qis3-resultaten is de methodiek van het vaststellen van het vereiste kapitaal op enkele punten aangepast. Zo is de minimumkapitaaleis op een geheel nieuwe wijze vastgesteld, gebaseerd op eenvoudig te berekenen maatstaven als premievolume en omvang van de voorzieningen. Ook is de kapitaaleis voor het verzekeringsrisico van schadeverzekeringsmaatschappijen aangepast om beter aan te sluiten op de verschillende risicoprofielen van de verschillende branches. Voor sommige branches houdt dit een verlaging van de kapitaaleis in, voor andere een verzwaring. Medio 2008 vindt een vierde impactstudie plaats om het effect van deze wijzigingen op de solvabiliteitspositie van verzekeraars te bepalen. dnb zal deze impactstudie tevens gebruiken om zich een oordeel te vormen over de voorbereiding van Nederlandse verzekeraars op Solvency ii. Op aandringen van dnb zal in qis4 ook expliciet de vereveningssystematiek in de zorg worden meegenomen.
76
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.3.5 Modernisering rapportagekader
Lagere administratieve lasten, beter voorbereid op toekomst
Grondige voorbereiding verzekeraars nodig
De verzekeraars gaan over het boekjaar 2007 voor de eerste keer gebruik maken van het nieuwe rapportagekader. Zowel inhoud als aanleveringswijze is gemoderniseerd met een gunstig effect op de administratieve lasten voor verzekeraars. De inhoud sluit meer aan op het huidige risicogebaseerde toezicht. Zo wordt meer informatie van verzekeraars gevraagd over hun risicoprofiel en -beheer. Nieuw zijn de toereikendheidstoetsen voor schade- en naturaverzekeraars. Met de vereiste waarderingsgrondslagen is een stap in de richting van marktwaarderingen gezet. Dit sluit ook beter aan bij de grondslagen voor de jaarverslaggeving (zoals die van de iasb) van verzekeraars. Deze moderniseringen zijn voor de verzekeraars een opstap naar Solvency ii en vergemakkelijken latere stappen naar volledige marktwaardering, interne modelleringen van kapitaaleisen en het uitvoeren van stresstesten. Over de belangrijkste wijzigingen heeft dnb de verzekeraars, accountants en actuarissen geïnformeerd tijdens voorlichtingsdagen, die in nauwe samenwerking met de betrokken brancheverenigingen werden georganiseerd. dnb heeft in november 2007 met een aantal verzekeraars een test met de nieuwe verzekeringsstaten uitgevoerd, waaruit bleek dat het juist en volledig invullen een grondige voorbereiding van de verzekeraars vraagt. De verzekeraars zullen bij indiening van de nieuwe staten gebruik maken van e-Line dnb, de internetapplicatie die ook de andere financiële instellingen zoals banken en pensioenfondsen gebruiken om hun gegevens naar dnb te zenden. Dit vergemakkelijkt de aanlevering en de automatische gegevensverwerking. 4.3.6 Pensioenverzekeraars
Problemen bij administratiewijzigingen
dnb heeft in 2007 de situatie van de Nederlandse collectief-pensioenverzekeraars geïnventariseerd. Zij herverzekeren de verplichtingen van pensioenfondsen en verzekeren de rechtstreekse pensioenregelingen van werkgevers. Het onderzoek had als doel inzicht te krijgen in de portefeuille en het risicoprofiel van de collectief-pensioencontracten van pensioenverzekeraars, de kwaliteit van de verzekeringsadministraties en de gevolgen van de Pensioenwet en de voorbereiding hierop door verzekeraars. Geconstateerd is dat de tijdige, juiste en volledige administratieve verwerking van gegevenswijzigingen onder sterke druk staat. Als oorzaken noemen de instellingen onder meer de recente wetswijzigingen (Pensioenwet, wet Vut prepensioen en introductie levensloop), lopende systeemintegraties, de veelheid aan reglementen en het maatwerk dat zij dienen te verlenen. Niettemin moeten de administratieve processen op orde zijn. Dit is ook een voorwaarde voor de verdere groei waar veel pensioenverzekeraars op aansturen. De risico’s die uit de onder druk staande bedrijfsvoering voortvloeien, zijn aanleiding voor dnb om hier in 2008 vervolgacties aan te wijden. Deze risico’s betreffen zowel fouten en onvolkomenheden in de opgebouwde rechten van deelnemers als de financiële consequenties hiervan in de technische voorzieningen. Bovendien lopen verzekeraars het risico van reputatieschade indien het hier om substantiële tekortkomingen blijkt te gaan. 4.3.7 Corporate governance en risicobeheer bij financiële conglomeraten
Adequaat risicobeheer essentieel
Evenals in 2005 heeft dnb onderzoek gedaan naar de praktijk van corporate governance en risicobeheer bij enkele financiële conglomeraten. Financiële conglomeraten zijn instellingen met zowel een bank als een verzekeraar in de groep. Een adequaat risicobeheer is essentieel voor een beheerste bedrijfsvoering en daarmee een voorwaarde voor een goede corporate governance. De bij het onderzoek betrokken instellingen blijken zich bewust te zijn van het belang van het besturingsvraagstuk en zijn hier actief mee bezig.
77
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Naast de Code Tabaksblat worden veelal ook andere internationaal geaccepteerde principes en goede gebruiken op het gebied van corporate governance en risicobeheer toegepast. De Raden van Bestuur zijn bewust bezig met het creëren van een balans tussen de portefeuilles van hun leden en sturen op onderlinge uitwisselbaarheid. De aandacht voor het belang van opleiding van de leden van de Raden van Commissarissen geeft een gemengd beeld. De instellingen zijn verder bezig met de inbedding van economisch-kapitaalmodellen en risico gebaseerd prestatiemanagement met behulp van organisatiebrede opleidingsprogramma’s over risicobewustzijn. Deze inzichten sluiten goed aan op actuele ontwikkelingen zoals de invoering van op principes gebaseerde regelgeving, Bazel ii en Solvency ii. 4.4
Buffers geraakt door dalende aandelenmarkten
Pensioenfondsen De kredietcrisis op de Amerikaanse subprime hypotheekmarkt lijkt in 2007 geen groot effect op de Nederlandse pensioensector te hebben gehad. Maar weinig pensioenfondsen hebben directe uitzettingen op subprime gerelateerd papier. Dit wordt op minder dan 2% van het totale belegd vermogen geschat. De indirecte uitzettingen zijn evenmin substantieel. Wel zijn de fondsen eind 2007 en begin 2008 geraakt door de wereldwijde correctie op de aandelenmarkten en de gelijktijdige daling van de lange rente. Omdat circa 40% van het belegd vermogen in aandelen zit, wordt de dekkingsgraad van pensioenfondsen sterk beïnvloed door de ontwikkeling op de aandelenbeurzen. Dit illustreert hoe volatiel de financiële positie van pensioenfondsen kan zijn en onderschrijft het belang van een financiële opzet die op lange termijn bestendig is. 4.4.1 Financiële positie en indexatie
Wisselend beeld financiële positie
Reële dekkingsgraad neemt toe in verslagjaar …
De gemiddelde nominale dekkingsgraad steeg gedurende het jaar tot 151% in september 2007, maar daalde vervolgens naar 144% aan het einde van 2007 en zakte begin 2008 naar een niveau van 125-130% (zie tabel 4.3). De nominale dekkingsgraad is de waarde van de beleggingen gedeeld door de omvang van de over het verleden opgebouwde nominale pensioenaanspraken inclusief toegekende indexaties, beide naar marktwaarde. De aanvankelijke verbetering was vooral te danken aan de stijging van de 15 jaarsrente van 4,3 tot 4,9% waardoor de verplichtingen in waarde daalden. De daarop volgende gelijktijdige daling van de aandelenkoersen en de rente veroorzaakten de omslag. Het beleggingsresultaat was met gemiddeld 3,9% dan ook laag ten opzichte van voorgaande jaren. De pensioenpremies zijn als percentage van de loonsom gelijk gebleven. Eind 2006 hadden 110 fondsen een reservetekort; bij deze fondsen is het aanwezige eigen vermogen lager dan het wettelijke vereiste eigen vermogen. Eind 2007 was dit met enkele tientallen afgenomen, waarna de situatie weer is verslechterd. Drie jaar geleden waren er overigens nog ruim 300 fondsen met een reservetekort. Indexaties, nodig om de koopkracht van pensioenen in de toekomst op peil te houden, zijn niet verwerkt in de nominale dekkingsgraad. Het is de reële dekkingsgraad, de verhouding tussen de marktwaarde van de beleggingen en de omvang van de geïndexeerde pensioenverplichtingen, die beter zicht kan bieden op de indexatiemogelijkheden. De reële dekkingsgraad steeg van 102% eind 2006 tot 108% eind 2007. Bij deze berekening is aangenomen dat de pensioenaanspraken jaarlijks met 2% worden geïndexeerd, wat in lijn is met de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank (ecb): een inflatie lager dan, maar dicht bij 2%. Pensioenfondsen financieren hun indexatiestreven op verschillende wijzen. Uit de eerste rapportages blijkt dat voor actieve deelnemers in ongeveer de helft
78
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
… maar indexatie blijft achter
van de gevallen de toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie en het rendement dat resteert na het financieren van de nominale verplichtingen. Daarnaast komt financiering uit alléén dit ‘extra’ rendement vaak voor. Voor de gepensioneerden geldt dat driekwart van de financiering uit alleen het ‘extra’ rendement komt. De rapportages laten daarnaast zien dat pensioenfondsen niet of nauwelijks expliciet middelen reserveren voor toekomstige indexaties. Korting op indexatie is een steeds belangrijker sturingsinstrument voor pensioenfondsen om middelen en verplichtingen op elkaar af te stemmen. De eerste oorzaak hiervan ligt in de overstap van eindloon naar veelal voorwaardelijk geïndexeerd middelloon, waardoor ‘automatische indexatie’ aan de loonstijging tijdens het dienstverband is vervallen. De tweede oorzaak is dat de verhouding tussen het gespaarde pensioenvermogen en de loonsom toeneemt door de vergrijzing. De sturing via aanpassing van de premies wordt hierdoor minder effectief. Bij premie-aanpassing ontstaat bovendien een scheiding in de risicodeling tussen de premiebetalende werknemers en de premievrije pensioengerechtigden. Sturing via indexatie raakt echter beide groepen en leidt daarmee tot een meer gespreide risicodeling over alle belanghebbenden. Hieraan is gegeven de vergrijzing niet te ontkomen. De risico’s van koopkrachtverlies kunnen fondsen met bufferopbouw en inhaalindexatiebeleid wel vergaand beperken. Om hun financiële positie te herstellen, hebben pensioenfondsen over de afgelopen acht jaar de cumulatief toegekende indexatie achter laten blijven bij de doelstelling (zie grafiek 4.1). De gemiddelde cumulatieve achterstand bedraagt 1,5 procentpunt. De achterstand is iets lager voor gepensioneerden (1,4 procentpunt) dan voor slapers (1,7 procentpunt). In termen van waardevastheid is de koopkracht voor zowel actieven als gepensioneerden echter nagenoeg intact gebleken. Inmiddels zijn sommige fondsen overgegaaan tot inhaalindexatie.
Tabel 4.3 - Kerncijfers pensioenfondsen
Reële dekkingsgraad
1
Nominale dekkingsgraad marktrente
2
2003
2004
2005
2006
2007 5
97
93
93
102
108
130
124
125
139
144
15 jaar zero coupon rente (in %)
4,90
4,18
3,68
4,30
4,90
Premies totaal (% van de loonsom)
10,4
11,1
11,5
10,6
10,6
482
542
628
688
725
Belegd vermogen (EUR miljard, marktwaarde) waarvan: Onroerend goed (in %)
10,0
9,7
9,7
10,4
10,6
Aandelen incl. deelnemingen (in %)
40,6
40,8
41,5
40,9
40,8
Vastrentend (in %)
45,0
44,9
43,9
41,9
42,8
4,4
4,6
4,9
6,8
5,8
10,1
9,5
12,9
7,7
3,9
Grondstoffen incl. overig (in %) Rendement (in %)
3
Rendement 5 grote pensioenfondsen (in %)
4
waarvan: Aandelen (in %)
12,1
11,3
14,7
9,3
4,9
19,5
12,7
22,0
14,2
6,8
Vastrentend (in %)
2,8
7,9
5,0
1,0
2,9
Onroerend goed (in %)
3,4
24,3
20,4
31,6
1,6
1 DNB berekeningen op basis van de 2% inflatie doelstelling van de ECB. 2 DNB berekeningen 2003-2006 op basis 15 jaars zero coupon rente; 2007 op basis van nieuwe rapportage pensioenfondsen.
79
3
dnb / Jaarverslag 2007
3 Bron: DNB (inclusief herwaardering). 4 ABP, PFZW (voorheen PGGM), Metalektro, Metaal en Techniek en Spoorwegpensioenfonds. 5 Voorlopige cijfers.
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Gegeven de toegenomen onzekerheid voor de deelnemers is heldere informatie over het indexatiebeleid niettemin nodig. Het nieuwe indexatielabel draagt hieraan bij. 4.4.2 Indexatielabel en continuïteitsanalyse Indexatielabel biedt deelnemers inzicht in koopkracht pensioenregeling
Deelnemers willen graag inzicht in de hoogte van het pensioen dat hen straks te wachten staat. Het indexatiebeleid is daarbij van groot belang. dnb vindt het daarom belangrijk dat pensioenuitvoerders transparant zijn over de kwaliteit van het indexatiebeleid. Pensioenuitvoerders zijn vanaf 1 januari 2009 verplicht hun deelnemers te informeren over de koopkracht van hun pensioenregeling aan de hand van dit indexatielabel. Deze beeldende maatstaf geeft deelnemers zowel inzicht in de te verwachten indexatie op lange termijn als het neerwaartse risico bij deze verwachting. In het verslagjaar is onder leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door vele partijen voortvarend gewerkt aan de ontwikkeling van het indexatielabel. Hoewel er inmiddels een ontwerplabel ligt, is dit nog niet gebruiksklaar. Zo moet het label nog worden geijkt. Daartoe wordt van pensioenuitvoerders verwacht dat ze voor 1 april 2008 berekeningen aanleveren bij dnb over de hoogte van de toeslagverlening onder een gemiddeld en onder een pessimistisch scenario. De basis voor deze berekeningen vormt de continuïteitsanalyse. Dit is een analyse van de financiële positie van het fonds over vijftien jaar. Dit gebeurt op basis van een op het fonds toegesneden model aan de hand van een aantal scenario’s voor de ontwikkeling van onder andere de rente en beleggingsrendementen. Als hulpmiddel bij de beoordeling van de continuïteitsanalyse heeft dnb de beleidsregel ‘Uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van pensioenfondsen’ gepubliceerd. Pensioenfondsen die nog niet over een continuïteitsanalyse beschikken, kunnen tijdelijk gebruik maken van een speciaal daartoe ontwikkeld rekenmodel. Niettemin is het belangrijk dat pensioenfondsen de komende tijd zelf aan de slag gaan met het maken van een gedegen continuïteitsanalyse. 4.4.3 Samenwerking en fusies
Consolidatie pensioensector
Het aantal pensioenfondsen neemt de laatste jaren gestaag af. Zo zijn in 2005, 2006 en 2007 respectievelijk 47, 41 en 57 pensioenfondsen geliquideerd met een gecombineerd pensioenvermogen van eur 1,2 miljard, eur 3,9 miljard en eur 6,5 miljard. In aantallen gemeten heeft iets meer dan de helft van deze fondsen besloten het vermogen onder te brengen bij een verzekeraar. In een kwart van de gevallen is het vermogen overgedragen aan een ander ondernemingspensioenfonds en in 21% aan een beroepspensioenfonds. Naar vermogen gemeten betrof dit echter vooral een verschuiving naar de ondernemings- en de bedrijfstakpensioenfondsen, die beiden zo’n eur 5,0 miljard ontvingen, terwijl eur 1,9 miljard naar de verzekeraars ging. De daling van het aantal ondernemingspensioenfondsen is onder andere een gevolg van de consolidatiegolf in het bedrijfsleven, waarbij de betrokken pensioenfondsen vaak in elkaar opgaan. Ook de stijgende administratieve lasten, de toegenomen transparantie over uitvoeringskosten en de hogere maatschappelijke eisen aan pensioenfondsen inzake bestuur en risicobeheer spelen een rol. Schaalvergroting vormt dan een te overwegen optie. Die kan de uitvoeringskosten per deelnemer omlaag brengen en de professionaliteit verhogen. Signalen wijzen op een toenemende behoefte bij pensioenfondsen aan ruimte voor samenwerking en fusies om de gewenste schaalgrootte te bereiken. De (wettelijke) mogelijkheden voor geliquideerde instellingen om de pensioenvoorzieningen onder te brengen bij een ander pensioenfonds zijn op dit moment echter nog beperkt. Met de toekomstige introductie van de
80
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Grafiek 4.1 - Indexatie-ambitie en gerealiseerde indexatie, alle deelnemers
indexatie
indexatie-ambitie
114
112 110
108 106
104 102 100 01
API maakt samenwerking tussen fondsen makkelijker
02
03
04
05
06
07
Algemene Pensioeninstelling (api) wordt een stap gezet om de mogelijkheden voor samenwerking tussen pensioenfondsen te verruimen. De api mag namelijk pensioenvoorzieningen uitvoeren voor meerdere pensioenfondsen. Een andere ontwikkeling is dat pensioenfondsen in toenemende mate taken uitbesteden dan wel hun uitvoeringsorganisaties op afstand plaatsen. Pensioenfondsbestuurders blijven altijd eindverantwoordelijk maar komen hierdoor wel steeds verder af te staan van de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Dit is ook voor het externe toezicht op pensioenfondsen een uitdaging om effectief te kunnen blijven opereren. 4.4.4 Europese markt pensioenuitvoerders
HFC werkt aan internationaal sterke pensioensector
Belgiëroute
De pensioensector wordt dynamischer en internationaler. Een stimulerende kracht gaat uit van de Europese richtlijn voor pensioeninstellingen. Deze bevordert marktwerking door grensoverschrijdende pensioenactiviteiten mogelijk te maken. Tegen deze achtergrond is een pensioenwerkgroep opgericht binnen het Holland Financial Centre (hfc). De pensioenwerkgroep richt zich op drie concrete activiteiten. Ten eerste, het bevorderen van het bundelen van pensioenvermogens door pensioenfondsen uit verschillende landen in één beleggingspot via de mogelijkheid van een Fonds voor Gemene Rekening. Ten tweede, het promoten van de Nederlandse pensioenexpertise in het buitenland en het voorlichten over het Nederlandse toezichtkader. Ten derde, het ondersteunen van de oprichting van de api. Dit nieuwe type organisatie kan pensioenregelingen uitvoeren geënt op de Europese richtlijn. Wil Nederland een vooraanstaande rol spelen op de Europese pensioenmarkt, dan is het van belang dat de api snel wordt geïntroduceerd. Met het openbreken van de internationale pensioenuitvoeringsmarkt neemt de concurrentie tussen landen toe. Een ongewenste ontwikkeling daarbij zou zijn dat landen elkaar gaan beconcurreren op toezichteisen. Zo kwam de zogenoemde Belgiëroute in het verslagjaar in het nieuws. Wegens de vermeende lagere toezichteisen zouden Nederlandse pensioenfondsen overwegen zich te
81
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
vestigen in België. Een nadere verkenning leert dat in Europees perspectief het Belgische en Nederlandse pensioentoezichtkader grote overeenkomsten vertonen. Beide landen hanteren dezelfde uitgangspunten zoals een principegebaseerde wetgeving, risicogebaseerde toezichtoriëntatie en een centrale rol voor continuïteitsanalyses. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. In Nederland wordt bijvoorbeeld gestreefd naar meer prudentie vooraf en naar een minder grote eigen beslissingsbevoegdheid van de toezichthouder. 4.4.5 Pensioenfondsbestuur
Deel sector niet op tijd klaar met invoering PFG
Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet zijn ook de eisen ten aanzien van de invoering van de principes voor goed pensioenfondsbestuur (‘Pension Fund Governance’, pfg) geformaliseerd. Deze gelden ook voor verzekeraars die rechtstreekse pensioenregelingen uitvoeren. Als uitgangspunten voor goed pensioenfondsbestuur gelden de principes zoals die zijn opgesteld door de Stichting van de Arbeid in 2005. In 2007 kende de naleving van deze principes nog de status van ‘inspanningsverplichting’ en niet van ‘resultaatverplichting’. Medio 2007 heeft dnb een inventarisatie uitgevoerd naar de invoering van pfg binnen de gehele pensioensector. Doelstelling hiervan was het in kaart brengen van de inspanningen van de sector om aan de eisen met betrekking tot pfg te voldoen per 1 januari 2008. Een aanzienlijk deel van de fondsen blijkt moeite te hebben met het halen van deze datum. dnb zal een actieve bijdrage blijven leveren aan de voorlichting aan de sector. Daarbij zal nader gesproken dienen te worden over de toepassing van differentiatie en maatvoering door pensioenfondsen en verzekeraars. 4.4.6 Taakafbakening en marktordening pensioenfondsen
Boetes wegens concurrentievervalsing
4.5
Pensioenfondsen moeten zich beperken tot pensioenactiviteiten en werkzaamheden die daarmee verband houden. Dat geldt te meer voor bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen. Daarvoor zijn er in de wet zogenoemde marktordeningbepalingen opgenomen. Deze bepalingen beogen concurrentievervalsing met verzekeraars te voorkomen. Zo mag een pensioenfonds bijvoorbeeld geen producten aanbieden, dan wel reclame maken voor, (aanbieders van) levensloopregelingen of ziektekostenregelingen. Een bedrijfstakpensioenfonds heeft de zorgplicht om erop te letten dat de naam en het merk van het pensioenfonds niet in het economische verkeer door derden wordt gebruikt. Daarnaast gelden er strikte beperkingen voor gegevensen informatieverstrekking aan deelnemers en derden. Deze beperkingen zijn ook van toepassing op uitvoeringsorganisaties die de pensioenadministratie voor bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen uitvoeren. Naar aanleiding van ontvangen klachten van verzekeraars heeft dnb bij meerdere fondsen en uitvoeringsorganisaties een onderzoek ingesteld. Waar nodig is opgetreden met het opleggen van een boete. In een aantal gevallen loopt hierover een juridische procedure. Overige instellingen 4.5.1 Trust- en geldtransactiekantoren
Trustsector groeit sterk
De Nederlandse trustsector is het afgelopen jaar sterk gegroeid. Eind 2007 waren 145 trustkantoren in Nederland actief. Het aantal doelvennootschappen, dat door trustkantoren wordt bediend, is met ruim 6% toegenomen tot 17.000 in 2007. Het gunstige economische tij, het stabiele fiscale klimaat en de expertise van de trustsector in Nederland bevorderen de groei van deze sector.
82
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Merendeel voldoet aan eisen
De verwachting is dat de groei van de trustsector in 2008 zal doorzetten. Tegelijkertijd is er sprake van consolidatie door overnames van en fusies tussen binnenlandse kantoren. Het toezicht op trustkantoren richt zich op de integriteit van deze instellingen en hun klanten. Trustkantoren moeten goed op de hoogte zijn van hun klanten en hun activiteiten, zodat zij tijdig kritische vragen kunnen stellen en onderzoek kunnen doen naar transacties door de beheerde entiteiten. Zo moeten trustkantoren weten met welk doel een entiteit wordt opgezet en waar de gelden, die door de beheerde entiteiten lopen, vandaan komen en naar toe gaan. Dit beperkt het risico van betrokkenheid bij illegale activiteiten. Het merendeel van de trustkantoren voldoet aan deze eisen. In 2007 heeft dnb zich vooral gericht op trustkantoren met vastgestelde substantiële tekortkomingen op het gebied van de kennis over hun klanten. De tekortschietende kantoren hebben hun bedrijfsvoering alsnog op orde moeten brengen. Eind 2007 was bij circa 20% van de trustkantoren de bedrijfsvoering nog niet op het gewenste niveau. dnb heeft bij vier kantoren formele maatregelen genomen in de vorm van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. Verder stond het toezicht in het teken van de aanpak van illegale trustkantoren (zie paragraaf 4.8.2). Ook bij het toezicht op geldtransactiekantoren speelt integriteit een belangrijke rol. Dit toezicht richt zich op de beheersingsmaatregelen die geldtransactiekantoren moeten treffen tegen het witwassen van gelden en de financiering van terroristische activiteiten. Van geldtransactiekantoren wordt gevraagd na te gaan of er mogelijk integriteitrisico’s verbonden zijn aan de gelden die via het kantoor worden gewisseld of overgemaakt. Dit vereist dat het kantoor in voorkomende gevallen op de hoogte is van de herkomst en de bestemming van die gelden. In het verslagjaar heeft dnb het merendeel van de vergunninghoudende trustkantoren en alle geregistreerde geldtransactiekantoren ten minste één keer bezocht. Bij 35 trustkantoren die op basis van eerdere bezoeken in een lage risicocategorie vallen, is schriftelijk toezichtinformatie ingewonnen. dnb heeft kantoren vaker bezocht wanneer grote tekortkomingen of incidenten met een verhoogd integriteitrisico voor het kantoor daartoe aanleiding gaven. 4.5.2 Beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen
Implementatie Bazel II beleggingsondernemingen
Eind 2007 stonden ruim 220 beleggingsondernemingen en ruim 80 beleggingsinstellingen onder toezicht van dnb. Anders dan bij beleggingsondernemingen – die met name verschillende soorten beleggingsdiensten aanbieden zoals vermogensbeheer en bemiddeling bij het uitvoeren van effectentransacties – is bij beleggingsinstellingen altijd sprake van ingelegde gelden waarmee rechten van deelneming in de beleggingsinstelling worden verkregen en die vervolgens ‘collectief’ in financiële instrumenten worden belegd. Voor beide groepen is de afm de vergunningverlenende instantie. dnb voert de prudentiële beoordeling van vergunningaanvragen uit en adviseert daarover aan de afm. Tevens toetst dnb aangevraagde verklaringen van geen bezwaar voor deelnemingen in beleggingsondernemingen van 10% of meer. Het reguliere toezicht heeft in het verslagjaar in het teken gestaan van de voorbereidingen van de beleggingsondernemingen op de implementatie van Bazel ii. (Beleggingsinstellingen vallen niet onder Bazel ii.) Gegeven hun beleggingsactiviteiten lopen beleggingsondernemingen in tegenstelling tot banken nagenoeg geen kredietrisico. Het markt- en het operationeel risico zijn bepalend voor de vaststelling van de kapitaaleisen onder het nieuwe kapitaalraamwerk. Net als bij banken zullen beleggingsondernemingen het ‘Internal Capital Adequacy Assessment Process’ moeten uitvoeren waarbij zij hun algehele kapitaaltoereikendheid beoordelen. Hiervoor zijn in 2007 onder meer
83
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
concrete criteria opgesteld en is een voorlichtingsdag voor de beleggingsondernemingen georganiseerd. Vanwege de aandacht voor de implementatie van Bazel ii bij beleggingsondernemingen, is het regulier toezicht op beleggingsinstellingen tijdelijk minder intensief geweest. 4.6
Uitgangspunten alternatieve beleggingen opgesteld
Onderzoek naar onroerend goedbeleggingen …
… wijst op substantiële integriteit- en marktrisico’s
Sectoroverschrijdend toezicht Onder toezicht staande financiële instellingen als banken, verzekeraars en pensioenfondsen beleggen een steeds groter deel van hun activa in alternatieve beleggingsvormen, zoals private equity en hedge funds. De toenemende activiteit in deze vermogenscategorieën en de daarmee samenhangende risico’s vragen specifieke aandacht. In de tweede helft van 2007 heeft dnb uitgangspunten voor de beoordeling van het risicobeheer van alternatieve beleggingen gepubliceerd. De uitgangspunten richten zich op de aandachtsgebieden risicoen rendementskarakteristieken, portefeuillebeleid, ‘due diligence’, contractvoorwaarden en monitoring, en communicatie. Deze uitgangspunten passen binnen een principegebaseerde toezichtbenadering. Hierbij is het de verantwoordelijkheid van de financiële instelling om het risicobeheer ten aanzien van alternatieve beleggingen adequaat vorm te geven. Er is dus geen sprake van een voorgeschreven invulling van het risicobeheer. De uitgangspunten bieden financiële instellingen de ruimte om op een passende manier rekening te houden met de verschillen in het brede scala van alternatieve beleggingsmogelijkheden en ook voor hun risicobeheer een maatwerkoplossing toe te passen. In het najaar van 2006 en het voorjaar van 2007 heeft dnb bij een beperkt aantal pensioenfondsen en verzekeraars onderzoek verricht naar de beheersing van integriteit- en marktrisico’s van beleggingen in onroerend goed. Daarnaast heeft dnb ook bij een aantal banken verkennend onderzoek uitgevoerd. Het belang van dit onderzoek is nog eens gebleken uit de onregelmatigheden rond vastgoedtransacties bij enkele instellingen. Het onderzoek had geen opsporingskarakter, maar richtte zich op de maatregelen die moeten voorkomen dat de organisatie bewust of onbewust door derden wordt misbruikt voor onoorbare praktijken als witwassen en fraude. Uit het onderzoek blijkt dat er onvoldoende waarborgen zijn om misstanden te voorkomen rondom beleggingen in onroerend goed. Besturen en directies van financiële instellingen zijn zich bewust van de substantiële integriteitrisico’s bij deze beleggingen. Toch worden deze in onvoldoende mate vertaald in een gestructureerde aanpak om deze risico’s te verkleinen. Zo is niet altijd duidelijk wat financiële instellingen doen om de integriteit van tegenpartijen bij transacties vast te stellen. Dit dient een cruciaal onderdeel te zijn van de beleggingsbeslissing. In 2008 blijft dit een verhoogd aandachtsgebied voor het toezicht. Uit het onderzoek blijkt verder dat de beheersing van het marktrisico moeilijk is vanwege het niet liquide karakter van niet-beursgenoteerde beleggingen in onroerend goed. Een adequate inschatting van het risico op portefeuilleniveau is daarom lastig. Dit versterkt het belang van het zicht op de belangrijkste concentratierisico’s. Op dit punt kunnen de rapportages van vermogensbeheerders aan de pensioenfondsen worden verbeterd. Opvallend is dat indirecte niet-beursgenoteerde beleggingen grote gelijkenis vertonen met beleggingen in private equity op het punt van beleggingsstrategieën, hoge hefboomstructuur en beloningsstructuur van beheerders. De risico’s zijn navenant aanwezig en zullen dan ook aandachtspunt blijven voor het toezicht in 2008.
84
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Tabel 4.4 - Inschrijvingen in de registers 2003
2005
2006
2007
Kredietinstellingen
797
821
781
738
749
Verzekeringsmaatschappijen
379
363
352
368
352
Pensioenfondsen
875
839
800
767
713
32
30
28
25
30
-
31
119
138
145
Geldtransactiekantoren Trustkantoren
4.7
2004
Markttoetreding 4.7.1 Inschrijvingen in de registers Een financiële instelling heeft toestemming nodig om activiteiten uit te oefenen die onder de reikwijdte van financiële toezichtwetten vallen. dnb is onder meer verantwoordelijk voor de vergunningverlening aan banken, verzekeringsmaatschappijen en trustkantoren. Daarnaast behandelt zij aanmeldingen van pensioenfondsen en verzoeken tot inschrijving van geldtransactiekantoren. Voor het verlenen van een vergunning gelden criteria waaraan het bedrijfsplan, de solvabiliteit en de interne organisatie moeten voldoen. Ook wordt getoetst op de integriteit en deskundigheid van beleidsbepalers voordat een nieuwe vergunning wordt verstrekt. Tevens voert dnb een prudentiële toetsing uit bij de vergunningverlening door de afm aan beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen. De uiteindelijke verlening van een vergunning, inschrijving of aanmelding leidt tot inschrijving in een register. De gezamenlijke registers van dnb en de afm zijn te raadplegen op de websites van dnb (www.dnb.nl) en de afm (www.afm.nl). De trend van onderlinge fusies van lokale Rabobanken zette door in 2007. In totaal zijn 22 lokale Rabobanken uit het register geschreven. Daartegenover staat wederom een toename van eu-kredietinstellingen die actief in Nederland zijn, waarvan het merendeel grensoverschrijdend is. In 2007 verleende ongeveer 57% van de in Nederland actieve kredietinstellingen diensten vanuit het buitenland, tegen bijna 53% in 2006. In het verslagjaar is het aantal pensioenfondsen door de aanhoudende consolidatie onder de actieve ondernemingspensioenfondsen afgenomen tot 713 (zie tabel 4.4). In 2007 is het aantal verzekeringsmaatschappijen afgenomen tot 352. In 2006 was er nog een toename door de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet. Hoewel het aantal instellingen in deze sectoren daalt, neemt tegelijkertijd de omvang toe. Zo is de omvang van de verzekeringssector gemeten aan de totale activa van eur 671 miljard in 2003 gestegen tot eur 1.000 miljard in (juni) 2007, en die van de pensioensector van eur 497 miljard in 2003 tot eur 725 miljard in 2007. Hierdoor neemt ook de impact van risico’s in de sector toe, wat een blijvende toezichtinspanning van dnb vereist. 4.7.2 Verklaring van geen bezwaar dnb heeft de taak om voorgenomen gekwalificeerde deelnemingen in of door onder toezicht staande instellingen te beoordelen. Een gekwalificeerde deelneming is conform de Wft een belang van ten minste 10% van het geplaatste kapitaal of het kunnen uitoefenen van ten minste 10% van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming. Voor dergelijke gekwalificeerde deelnemingen, maar ook voor bepaalde andere handelingen door banken zoals fusies en financiële reorganisaties, is een zogenoemde
85
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Tabel 4.5 - Aantal verleende vvgb’s
Totaal vvgb’s
2004
2005
2006
2007
1494
1144
941
523
Banken
796
210
160
195
Coöperatieve banken
418
754
549
-
Verzekeraars
280
180
232
190
-
-
-
138
Totaal groeps-vvgb’s
-
13
22
110
Banken
-
7
4
68
Verzekeraars
-
6
18
31
Beleggingsondernemingen en beheerders icbe
-
-
-
11
Beleggingsondernemingen en beheerders icbe
verklaring van geen bezwaar (vvgb) nodig. Bij de beoordeling van een aanvraag van een vvgb wordt onder meer getoetst of de handeling zou kunnen leiden tot een invloed op de desbetreffende financiële onderneming waardoor een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening of – bij gekwalificeerde deelnemingen voor banken – de solvabiliteit van die onderneming in gevaar komt. Voorts wordt beoordeeld of de handeling zou kunnen leiden tot een ondoorzichtige zeggenschapsstructuur van de financiële onderneming met andere personen, waardoor een belemmering zou kunnen ontstaan voor adequaat toezicht. Tot slot wordt bij vvgb-aanvragen beoordeeld of de handeling zou kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector. De meest in het oog springende vvgb’s in 2007 betroffen die voor Barclays en het consortium van Fortis, rbs en Santander naar aanleiding van hun bod op abn amro (zie paragraaf 4.2.3). Ook is onder meer een vvgb verleend aan BinckBank voor de overname van Alex Beleggersbank. Met de inwerkingtreding van de Wft in 2007 verleent dnb eveneens vvgb’s voor gekwalificeerde deelnemingen in beleggingsondernemingen en beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen (icbe). Voorheen berustte deze taak bij de afm. Ondanks deze nieuwe taak voor dnb is het aantal vvgb’s opnieuw gedaald (zie tabel 4.5). De reden hiervoor is dat in 2007 niet langer (standaard) vvgb’s zijn verleend voor fusies tussen Rabobanken. Naast deze daling van vvgb’s is sprake van een toename van het aantal zogenoemde groeps-vvgb’s, waarbij aan de groep als geheel en niet aan de afzonderlijke groepsmaatschappijen een (veelomvattende) vvgb wordt verleend. Het aantal vvgb’s voor banken steeg, Tabel 4.6 - Aantal getoetste beleidsbepalers 2004
2005
2006
2007
Kredietinstellingen
214
277
236
290
Verzekeraars
411
478
533
358
700
904
843
716
Overige Wft Pensioenfondsen Geldtransactiekantoren Trustkantoren Totaal
18 68
47
40
18
690
173
129
178
2083
1879
1781
1578
Afgekeurde aanvragen
8
6
2
0
Ingetrokken aanvragen
0
13
53
58
86
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
mede als gevolg van de overname van abn amro. Ook het aantal vvgb’s voor verzekeraars was in het voorgaande jaar hoger door de verstrekking van vvgb’s aan nieuwe actieve zorgverzekeraars als resultaat van de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet. 4.7.3 Toetsing beleidsbepalers Voor de integriteit van het gehele financiële systeem is het belang van een integere bedrijfsvoering van financiële instellingen groot. Dit begint bij integere beleidsbepalers, omdat zij aan het hoofd staan van instellingen aan wie grote bedragen door het publiek zijn toevertrouwd. Een belangrijk onderdeel van het integriteittoezicht is dan ook de betrouwbaarheidstoetsing van (aankomende) beleidsbepalers. Een (aankomend) beleidsbepaler dient geen gedragingen te hebben vertoond of te vertonen die belemmerend zijn voor het goed vervullen van zijn functie. dnb beoordeelt dan ook de beleidsbepaler op strafrechtelijke, financiële, toezicht, fiscale, bestuursrechtelijke en overige antecedenten. Bij deze oordeelsvorming houdt dnb rekening met het verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedragingen en de overige omstandigheden van het geval, de belangen die de toezichtwet beoogt te beschermen en de overige belangen van de financiële instelling en betrokkene. In het verslagjaar is het aantal getoetste beleidsbepalers verder gedaald met 203 tot 1.578 (zie tabel 4.6). Deze daling hangt samen met de afname van het aantal pensioenfondsen waardoor minder bestuurders hoeven te worden getoetst en de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet waardoor in 2006 het aantal getoetste beleidsbepalers van verzekeraars tijdelijk hoger uitviel.
Tabel 4.7 - Formele maatregelen bij onder toezicht staande instellingen 2004
2005
2006
2007
Waarvan: Banken
Verzekeraars
Pen-
Geld-
sioen-
Trust-
trans- kantoren
fondsen
actie-
148
117
Bestuurlijke boete
141
251
124
8
9
6
7
23
11
2
Financieringsplan
4
1
3
1
1
Saneringsplan
2
2
2
2
2
Herstelplan
4
6
2
3
5
Aanstelling bewindvoerder
1
Doorhaling uit het register
1
4
14
Aangifte bij het OM
2
1
Noodregeling
1
1
1
143
200
149
Totaal
166
dnb / Jaarverslag 2007
1
1
gings-
gings-
gen
mingen
0
0
33 15
8
1 1 0
1 Waarvan zeven verbeurd voor een totaal bedrag van EUR 27.500. Deze zeven lasten onder dwangsom zijn op grond van de Wft openbaar gemaakt. 2 Waarvan 33 verbeurd voor een totaal bedrag van EUR 285.500.
87
1
84
Aanwijzing
Stille curatele
95 2
Beleg-
instellin- onderne-
kantoren Last onder dwangsom
Beleg-
31
104
10
4
3 Waarvan twee verbeurd voor een totaal bedrag van EUR 110.000. 4 Voor een totaal bedrag van EUR 669.875. 5 Voor een totaal bedrag van EUR 2.772,50.
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.8
Handhaving en interventie 4.8.1 Formele maatregelen bij onder toezicht staande instellingen
Aantal formele maatregelen fors gedaald
dnb kan in het reguliere toezicht formele maatregelen treffen als een onder toezicht staande instelling niet voldoet aan toezichteisen. Deze zijn gericht op het voorkomen van een situatie die de continuïteit of de financiële aanspraken van derden in gevaar kan brengen. In de nota ‘Handhavingsbeleid’ van dnb en afm is vastgelegd wanneer welk handhavingsinstrument wordt ingezet. Uitgangspunt is dat naleving van de regels wordt bevorderd door de normen kenbaar te maken, draagvlak te scheppen, en de normen ook zo uitvoerbaar mogelijk op te zetten. Vervolgens is het meest gebruikte handhavingsinstrument de argumentatie, en zo nodig de overreding. Overtredingen worden niet gedoogd en normconform gedrag wordt zo nodig afgedwongen door middel van formele maatregelen. In het verslagjaar is het aantal formele maatregelen afgenomen met 51 tot 149 (zie tabel 4.7). Deze daling wordt deels verklaard doordat bij de pensioenfondsen en verzekeraars minder tekortkomingen zijn geconstateerd. Zo is in 2007 minder vaak een last onder dwangsom opgelegd vanwege administratieve onvolkomenheden en het niet tijdig indienen van rapportages. Bij zeven verzekeringsinstellingen zijn deze opgelegde lasten onder dwangsom gepubliceerd op grond van de beginselplicht tot publicatie bij sancties in de Wft (zie www.dnb.nl). Ook zijn in 2007 minder aanwijzingen gegeven aan de zorgverzekeraars. In het verslagjaar zijn verder aanwijzingen gegeven aan één pensioenfonds en acht geldtransactiekantoren om gesignaleerde tekortkomingen op te heffen. In één geval, bij de verzekeraar Hullberry Insurance Company Onderlinge Waarborgmaatschappij ua, is de noodregeling van toepassing verklaard. Op 24 oktober 2007 volgde het faillissement van deze verzekeraar. 4.8.2 Handhaving ten aanzien van illegale instellingen Ter bescherming van de stabiliteit en integriteit van de financiële sector doet dnb onderzoek naar instellingen die zonder vergunning financiële diensten aanbieden. Bij het opsporen van deze illegaal opererende instellingen wordt
Tabel 4.8 - Formele maatregelen bij illegale instellingen 2005
2006
2007
Waarvan in de sectoren: Banken
Verze-
Pen-
keraars
sioenfondsen
Geld-
Trust-
trans- kantoren actiekantoren
Last onder dwangsom
5
Bestuurlijke boete Publicatie
1
Aanwijzing
4
6
4
16
7
Aangifte bij het OM
8
1
Noodregeling
3
1
3
3
1
1
2
2
1
1
18
8
Faillissement op verzoek DNB 21
25
1 Voor een totaal bedrag van EUR 87.125. 2 Voor een totaal bedrag van EUR 37.225.
88
62
1
Stille curatele
Totaal
4 11
dnb / Jaarverslag 2007
0
0
0
10
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
Onderzoek naar illegale trustactiviteiten …
… en geldtransacties
binnen het Financiële Expertise Centrum (fec) samengewerkt met de afm, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst (fiod-ecd), de politiediensten en het Openbaar Ministerie (om). In 2007 heeft dnb in totaal 86 signalen beoordeeld, tegen 64 in 2006. Bij 45 instellingen werd een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. Via een interne aangifte heeft dnb voorgesteld om aan twintig (rechts)personen een boete op te leggen en aan elf een last onder dwangsom. In 2007 zijn in totaal achttien formele maatregelen getroffen (zie tabel 4.8). De overige zaken zijn nog in behandeling. In 2007 stond een groot deel van handhavingsinspanningen van dnb in het thema van overtredingen van de Wet toezicht op trustkantoren (Wtt). In 2007 heeft dnb ruim 40 signalen over vermoedelijk illegale trustkantoren onderzocht. Bij 27 partijen is ter plaatse een onderzoek gedaan naar trustactiviteiten. Van deze partijen was bijna de helft in overtreding. In tien gevallen is een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opgelegd om de overtreding te eindigen. Voor andere partijen loopt dit handhavingstraject nog. Een aantal partijen wil de trustactiviteiten voortzetten en heeft hiervoor een vergunning aangevraagd. Daarnaast is intensief samengewerkt met de fiod-ecd en het om inzake een partij in Nederland die verdacht wordt van het optreden als een illegale bank. Dit grootschalige onderzoek heeft veel toezichtcapaciteit gevraagd. In het najaar van 2007 is eveneens aandacht uitgegaan naar overtreders van de Wet geldtransactiekantoren (Wgt). Hierbij is naast eigen onderzoek naar mogelijk illegale instellingen gebruik gemaakt van signalen van andere opsporingsinstanties en onder toezicht staande geldtransactiekantoren. In totaal zijn 35 mogelijke overtreders geïdentificeerd, bij 20 instellingen is een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. Het betrof hier veelal reisbureaus, belhuizen en financieel-adviesbureaus. In de meeste gevallen bleken deze partijen in overtreding te zijn (geweest). Inmiddels zijn nagenoeg alle geconstateerde overtredingen beëindigd. 4.8.3 Meldingen op grond van de Sanctiewet Op grond van de Sanctieregelgeving moet worden voorkomen dat financiële middelen, direct of indirect ter beschikking komen aan (rechts)personen en entiteiten die onder een sanctieregime vallen. Zo geldt bijvoorbeeld een sanctieregime voor personen en entiteiten uit Iran die betrokken zijn bij verboden nucleaire activiteiten of uit Zimbabwe die betrokken zijn bij het dictatoriale regime. Daartoe moeten onder andere de financiële tegoeden worden bevroren, die door deze personen en entiteiten bij financiële instellingen worden aangehouden. Financiële instellingen moeten in staat zijn om de genoemde personen en entiteiten te herkennen, hun eventuele tegoeden te bevriezen en dit onmiddellijk te melden aan dnb als toezichthouder. Een dergelijke melding wordt door dnb doorgegeven aan het Ministerie van Financiën waarna nader onderzoek plaatsvindt om te bepalen of het om een daadwerkelijke aangewezen (rechts)persoon of entiteit gaat. In 2007 zijn 26 meldingen gedaan op grond van de Sanctieregelgeving. Daarvan zijn 17 meldingen na onderzoek als gegrond verklaard. 4.8.4 Bezwaar- en beroepsprocedures
Aantal bezwaarprocedures flink gedaald
In 2007 is het aantal bezwaarzaken fors gedaald van 193 tot 112 (zie tabel 4.9). In 2006 was eenmalig een groot aantal bezwaarschriften ingediend tegen de uitvoering van de cgr naar aanleiding van het faillissement van Van der Hoop. Daarnaast werd in 2007 minder bezwaar gemaakt tegen de doorberekening van de toezichtkosten aan de financiële instellingen, in 2006 betrof dit nog 97 tegen 43 in 2007. Van de 112 bezwaarschriftprocedures zijn 97 zaken in 2007
89
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
afgesloten. Van deze 97 zaken zijn 23 bezwaarschriften ingetrokken, negen bezwaarschriften (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, 38 ongegrond en 25 bezwaarschriften (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Van deze gegrond verklaarde bezwaarschriften heeft het merendeel betrekking op de doorberekening van toezichtkosten en op de uitvoering van de cgr naar aanleiding van het faillissement van Van der Hoop. In 2007 zijn van de 47 (hoger) beroepsprocedures in totaal 28 afgehandeld. Van deze zaken werd één beroep ingetrokken en eindigden 27 met een uitspraak van de bestuursrechter te Rotterdam of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (cbb) in Den Haag. In vijf gevallen is het (hoger) beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, in 18 zaken ongegrond en in vier zaken is het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Bij de (gedeeltelijk) gegrond verklaarde beroepsprocedures gaat het in één zaak om drie opgelegde bestuurlijke boetes aan een bedrijfstakpensioenfonds wegens een overtreding van de marktordeningsbepalingen in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf). Twee boetes zijn in stand gebleven en één is door de rechtbank vernietigd. De rechtbank was in dit geval van oordeel dat er onvoldoende grond bestond voor de toerekening van de plaatsing van een advertentie met machtigingsformulier door een derde. Op dit moment loopt het hoger beroep nog bij het cbb. De tweede zaak betreft een aanwijzing uit hoofde van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Psw) aan een eenmansfonds om zijn pensioenverplichtingen over te dragen aan of te herverzekeren bij een verzekeraar. De rechtbank heeft de aanwijzing vernietigd, omdat deze in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De twee laatste zaken hebben betrekking op een bestuurlijke boete en last onder dwangsom wegens de overtreding van het verbod op het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek in de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk). In beide zaken is bevestigd dat er sprake was van een overtreding. Niettemin was in één zaak de rechtbank van mening dat de bestuurlijke boete, ondanks een eerdere verlaging door dnb, verder moest worden verlaagd. In de andere zaak oordeelde het cbb dat dnb de opgelegde last onder dwangsom niet zonder voorafgaande kennisgeving van wijziging van haar beleid had mogen opleggen.
Tabel 4.9 - Bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures Bezwaarschriftprocedures
Kredietinstellingen
(Hoger) beroepsprocedures
2005
2006
2007
2005
2006
2007
8
42
19
9
15
14
Verzekeraars
17
23
21
6
8
5
Pensioenfondsen
49
60
41
5
8
12
Geldtransactiekantoren
9
3
6
10
8
2
Trustkantoren
5
4
4
3
4
5
Beleggingsinstellingen
2
0
0
0
0
0
53
61
21
0
8
9
143
193
112
33
51
47
Beleggingsondernemingen Totaal
Toelichting: Dit betreft de in het betreffende jaar afgesloten zaken alsmede de per 31 december van het betreffende jaar nog in behandeling zijnde zaken.
90
dnb / Jaarverslag 2007
Toezicht op de Nederlandse financiële sector
4.9 Wet op het financieel toezicht
Pensioenwet, Wvb en FTK
Kwaliteitszorg: Bewust Beleid en Quality Assurance
Samenwerking
Vernieuwd convenant met AFM
Ontwikkelingen in wet- en regelgeving en toezichtmethodiek Met het in werking treden van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn per 1 januari 2007 verschillende toezichtwetten samengevoegd in één nieuwe toezichtwet. De Wft vormt in formele zin het sluitstuk van de overgang van een sectoraal naar een functioneel toezichtmodel. Omdat de Wft in essentie een samenvoeging betreft van bestaande toezichtwetten, verliep de invoering in algemene zin zonder veel problemen. Voor een aantal specifieke punten wordt reparatiewetgeving voorbereid. In enkele gevallen heeft dnb aanvullende beleidsregels opgesteld. Sinds 1 januari 2007 zijn de Pensioenwet (Pw) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) van kracht. Deze vervangen de Pensioen- en spaarfondsenwet (psw). De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de psw liggen op het terrein van pensioenfondsbestuur, voorlichting aan deelnemers en het Financieel Toetsingskader (ftk) voor pensioenfondsen. dnb heeft het verslagjaar benut om aanvullende toezichthouderregelingen en beleidsregels vast te stellen. De belangrijkste betreffen de informatieverstrekking door pensioenfondsen; ze zijn van toepassing op de staten en meldingsformulieren voor op te richten pensioenfondsen. dnb heeft afgezien van het vaststellen van een toezichthouderregeling over belangenverstrengeling. Op dit punt volstaat de door de pensioenfondsensector zelf ontwikkelde gedragscode. In 2007 is dnb een intern project gestart om te bevorderen dat bewust en consistent wordt omgegaan met het opstellen en publiceren van beleidsregels. dnb wenst terughoudend te zijn met het opstellen van beleidsregels. Dit voorkomt administratieve lasten en geeft meer ruimte principegebaseerd maatwerk toe te passen. Waar beleidsregels voor een goede toezichtuitoefening toch nodig zijn, dienen zij adequaat in wet- en regelgeving verankerd te zijn, zo min mogelijk administratieve lasten te veroorzaken en te worden opgesteld in dialoog met de representatieve organisaties van de onder toezicht staande financiële instellingen. Het uitgangspunt is dat dit proces transparant verloopt en de beleidsregels een principegebaseerd karakter hebben. In het licht van de verdere professionalisering van het uitvoerende toezicht heeft dnb in 2007 de inrichting van de ‘Quality Assurance’ opgepakt. In dit kader is veel aandacht uitgegaan naar de inbedding van het risicoanalysemodel firm in het toezichtproces. Specifieke aandacht ging daarbij uit naar de borging van een uniforme werkwijze en van de kwaliteit van de invulling van firm. In het verlengde hiervan is gewerkt aan een systematische aanpak van het bepalen van de juiste toezichtprioriteiten bij het gebruik van firm en het nemen van tijdige en juiste toezichtmaatregelen. Een goede samenwerking tussen toezichthouders is belangrijk om onnodige toezichtoverlap te voorkomen en te leren van elkaars kennis en ervaring. Daarom vindt regelmatig overleg en afstemming plaats tussen dnb en afm, de gedragstoezichthouder op financiële instellingen in Nederland. In het verslagjaar is een project gestart om de externe uitingen van dnb en afm over toezicht zo veel mogelijk gezamenlijk te laten verlopen Dit geldt bijvoorbeeld voor persberichten en Open Boek Toezicht. Per 2 juli 2007 is een vernieuwd convenant overeengekomen, waarin zowel de wettelijke samenwerkingsverplichtingen als de tussen de toezichthouders onderling gemaakte afspraken zijn opgenomen. Nieuw terrein van samenwerking is de uitvoering van de Pensioenwet. In het kader van het toezicht op zorgverzekeraars werkt dnb op basis van een convenant samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (nza). Vanwege de ingrijpende veranderingen in de sector en de impact op verzekeraars, vindt regelmatig op verschillende niveau’s overleg plaats.
91
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
5 Het betalings- en effectenverkeer
5.1 Systemen kunnen turbulentie aan
Europese integratie: … … SEPA in het retailbetalingsverkeer, …
… TARGET2 in het hoogwaardige betalingsverkeer …
… en in de effectenafwikkeling
5.2 SEPA van start …
… met de Europese overschrijving
Trends in het betalings- en effectenverkeer De Nederlandsche Bank zet zich in voor een soepele, betrouwbare en efficiënte afwikkeling van het betalingsverkeer. De turbulentie op de financiële markten heeft in het verslagjaar duidelijk gemaakt dat de systemen voor de afwikkeling van betalingen en effectentransacties robuust zijn. Deze systemen verwerkten veel meer transacties dan gebruikelijk en bleken de extra drukte goed aan te kunnen. Van verstoringen is geen sprake geweest. 2007 was voor het betalingsverkeer niet alleen een turbulent jaar, maar stond vooral in het teken van verdere Europese integratie. De introductie van de Europese overschrijving, januari 2008, was de eerste stap in de vorming van de Single Euro Payments Area (sepa). Geleidelijk wordt het voor consumenten en bedrijven mogelijk binnen dit gebied met één rekening en één set betaalinstrumenten (overschrijving, betaalpas en incasso) op dezelfde manier binnen Nederland als in en naar het buitenland te betalen. In het hoogwaardige betalingsverkeer, het verkeer tussen banken onderling, vormt de invoering van target2 een belangrijke Europese mijlpaal. Alle centrale banken van het eurogebied gaan nu met hetzelfde systeem werken. Voorheen waren grensoverschrijdende hoogwaardige betalingen in euro ook al mogelijk via de voorloper target, dat bestond uit aan elkaar gekoppelde nationale systemen. target2 brengt kostenvoordelen en een vergroting van de schokbestendigheid met zich mee. Ook in het effectenverkeer wordt de Europese dimensie steeds belangrijker. Nieuwe regelgeving maakt het mogelijk dat effectenbeurzen concurrentie krijgen van alternatieve platforms. Daarnaast zijn er diverse initiatieven die de efficiëntie van de transactieafwikkeling via verdere integratie beogen te bevorderen. Tot slot bekijken de centrale banken in het eurogebied of het accepteren en beheren van onderpand beter georganiseerd kan worden. De integratie van het Europese retailbetalingsverkeer De introductie van de Europese overschrijving op 28 januari 2008 is de eerste stap in de vorming van een uniforme eurobetaalruimte, ofwel Single Euro Payments Area (sepa). Hiermee kan op dezelfde manier geld worden overgemaakt naar bankrekeningen in Nederland en alle andere eurolanden. De introductie van de Europese overschrijving is de eerste stap op weg naar een eurogebied waarin girale betalingen vanaf één rekening en onder dezelfde voorwaarden mogelijk zijn. Alle betalingen in euro worden daarbij behandeld als binnenlandse betalingen en het huidige onderscheid tussen nationale en grensoverschrijdende betalingen verdwijnt. Naast de overschrijving gaan ook de betaalpassen en incasso’s over op Europese standaarden. De huidige Nederlandse varianten verdwijnen op den duur.
93
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
Europese incasso …
… kan eind 2009 gebruikt worden
SEPA-overgangsplan voor Nederland gereed …
… voorziet in vaststelling definitief overgangsscenario 2009
De concurrentie tussen voorheen nationaal georganiseerde markten biedt bedrijven en consumenten meer keus. Meer concurrentie en schaalvergroting zullen een neerwaarts effect hebben op de kosten en tarieven van het betalingsverkeer. Voor internationaal opererende bedrijven zijn voordelen te behalen in het cashmanagement omdat betalingen en ontvangsten over minder rekeningen lopen. Daarnaast kunnen betaalprocessen worden gestroomlijnd vanwege de uniformiteit van bestandsformaten. Voor winkeliers en consumenten biedt sepa voordelen doordat betaalpassen uit alle sepa-landen geaccepteerd kunnen worden. De efficiëntie in het toonbankbetalingsverkeer neemt hierdoor toe. Voor de Nederlandse banken kan het betalingsverkeer winstgevender worden dankzij de verwachte schaalvergroting. Winst is wenselijk om de vereiste verdere innovaties niet in gevaar te brengen. In 2007 zijn veel inspanningen geleverd voor de totstandkoming van de uniforme Europese betaalruimte. De Europese banken hebben afspraken gemaakt over de standaarden waaraan de overschrijving moet voldoen. De implementatie van die standaarden vereist onder andere aanpassingen in de diverse betaalsystemen van Europese banken. Onderlinge afstemming is daarbij essentieel omdat zowel aanpassingen bij de bank van de opdrachtgever als bij de bank van de ontvanger noodzakelijk zijn. Voorjaar 2008 hebben al meer dan 4.000 Europese banken verklaard dat zij gereed zijn om dit nieuwe betaalproduct te verwerken, waaronder vrijwel alle Nederlandse banken. Ook voor de Europese incasso is er in 2007 gewerkt aan de totstandkoming van standaarden. Harmonisatie van regelgeving is hier noodzakelijk, zoals de voorwaarden waaraan incassanten moeten voldoen en de termijn waarbinnen de rekeninghouder het recht heeft om een betaling ongedaan te maken. De Europese incasso kan vanaf eind 2009 gebruikt worden. Voor betalingen met betaalpassen is er een Europees raamwerk opgesteld dat bijdraagt aan de noodzakelijke uniformiteit en standaardisering. Het betreft hier onder andere de overgang van de magneetstrip naar de emv-chip. Technisch gezien moet het binnen sepa voor een winkelier mogelijk zijn om betalingen met alle Europese pinpassen en creditcards te accepteren, ongeacht het land van uitgifte van de pas. Om dit te bereiken zijn ook aanpassingen van betaalterminals noodzakelijk. Diverse marktpartijen zijn in 2007 begonnen met de voorbereidingen. Alle deelnemende landen hebben plannen gemaakt voor een zorgvuldige overgang van nationale naar Europese betaalproducten. In Nederland hebben de banken, Currence (de eigenaar van Nederlandse betaalproducten zoals pin) en dnb dit plan opgesteld. Het voorziet in de vervanging van de huidige overschrijving, incasso en betaalpassen – gezamenlijk goed voor 92% van het binnenlandse girale retailbetalingsverkeer – door Europese producten (zie grafiek 5.1). De vervanging zal geleidelijk plaatsvinden waarbij gedurende een overgangsperiode gebruik gemaakt kan worden van zowel de huidige Nederlandse als de nieuwe Europese producten. Tijdens deze overgangsperiode is er tijdelijk een duale infrastructuur. Vanuit efficiëntieoogpunt is het wenselijk om deze overgangsperiode zo kort mogelijk te laten zijn. Tegelijkertijd zal de overgangsperiode ook zo lang duren als noodzakelijk is vanuit gebruikersoogpunt. Consumenten en bedrijven bepalen namelijk mede het tempo en succes van de overgang op sepa. Zoals vastgelegd in het Nederlandse ‘migratieplan’ (overgangsscenario) zal medio 2009 in overleg met belanghebbenden, waaronder het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (mob), een standpunt over de definitieve overgang worden bepaald. Rekeninghoudend met de uitkomsten van die evaluatie kunnen nationale producten uiterlijk 2013 afgeschaft worden. Het mob, waarin vertegenwoordigers van aanbieders en gebruikers zich inzetten om de efficiëntie van het betalingsverkeer te bevorderen, heeft in positieve zin
94
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
Grafiek 5.1 - SEPA in het Nederlandse betalingsverkeer Aandeel huidige betaalinstrumenten in totaal aantal girale transacties
Overig (inclusief chipknip, Acceptgiro) 8%
Betaalpassen (pinpassen en creditcards)
Overschrijvingen
37%
28%
Incasso's 27%
Toelichting: De instrumenten in het blauwe deel van de grafiek worden op termijn vervangen door Europese varianten.
Zorg om tarieven van SEPA-producten
Richtlijn Betalingsdiensten vastgesteld
Consolidatie in verwerking gaat door
kennis genomen van het migratieplan, maar heeft ook een aantal zorgpunten geformuleerd. Een daarvan betreft de tarieven van de toekomstige sepaproducten. Er is behoefte aan spoedige duidelijkheid over de prijsontwikkeling. Terwijl de banken sepa realiseren in de praktijk, stelt de politiek de wettelijke kaders op om de eurobetaalruimte goed te kunnen laten functioneren. In 2007 hebben het Europees Parlement en de Raad van Ministers de Richtlijn Betalingsdiensten in de Interne Markt bekrachtigd. Deze biedt waarborgen voor consumentenbescherming en opent de Europese markt voor nieuwe aanbieders van betaaldiensten, mits zij voldoen aan de vereisten uit de richtlijn. Op deze wijze kan de richtlijn bijdragen aan meer concurrentie en innovatie. Nederland en de andere lidstaten moeten de richtlijn uiterlijk 1 november 2009 omzetten in nationale wetgeving. Na deze datum moeten zowel de huidige, nationale als de nieuwe Europese betaalproducten daaraan voldoen. De diverse ontwikkelingen op de Europese betaalmarkt brengen schaalvergroting op gang, wat onder meer tot uiting komt in fusies tussen marktpartijen die zich bezighouden met de verwerking van betaaldiensten. Het Nederlands-Duitse Equens kondigde in 2007 een samenwerking aan met het Italiaanse Seceti en in het Verenigd Koninkrijk fuseerden voca en Link mede met het oog op sepa. Consolidatie in de verwerking van betaalopdrachten maakt het mogelijk schaalvoordelen te realiseren en is daarom van belang voor het vergroten van de maatschappelijke efficiëntie van het betalingsverkeer. Dat geldt in het bijzonder voor Nederland waar het betalingsverkeer al relatief efficiënt is.
95
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
5.3
Het hoogwaardige betalingsverkeer 5.3.1 Turbulentie op de financiële markten
Turbulentie financiële markten leidt tot hogere omzet in TARGET
Het jaar 2007 kenmerkte zich onder meer door turbulentie op de financiële markten. Deze turbulentie was zichtbaar in het ‘hoogwaardige’ betalingsverkeer (transacties tussen banken via topgirale systemen). Wereldwijd werden significante toenames geregistreerd van zowel het volume als de omzet. Zo ook in het Nederlandse betaalsysteem top (voor het binnenlandse verkeer) en target (voor grensoverschrijdende transacties). Het toenemende volume is een goede test voor de betaalsystemen gebleken. Verstoringen in het betalingsverkeer hebben zich niet voorgedaan. De systemen hadden voldoende capaciteit om de stijging op te vangen. Er zijn in 2007 in target 93 miljoen betalingen afgewikkeld met een totale omzet van eur 617 biljoen. Dit is een toename van 12% in aantallen en 16% in omzet. Wanneer naar de periode juli tot en met oktober 2007 wordt gekeken is er sprake van een toename van 16% in aantallen en 21% in waarde. De toename in deze vier maanden is hoger dan de trendmatige groei en wordt deels veroorzaakt door de turbulentie. In voorgaande jaren lieten deze vier maanden een daling in plaats van een toename zien. De turbulentie is ook terug te vinden in de cijfers van Continuous Linked Settlement (cls Bank), het systeem dat internationale valutatransacties afwikkelt (zie grafiek 5.2). Het aantal transacties in cls steeg in 2007 met 45% ten opzichte van 2006. Deze stijging vond vooral plaats in de maanden augustus tot en met november. In november werden dagelijks gemiddeld bijna 500.000 transacties afgewikkeld, met een totale waarde van usd 3,8 biljoen per dag. Ook in de toename van het aantal transacties op effectenbeurs Euronext Amsterdam was de turbulentie van de financiële markten zichtbaar. 5.3.2 Onderpand
Ruime verdubbeling onderpand
Harmonisatie onderpandprocedures
Centrale banken accepteren onderpand ter dekking van monetaire beleidsoperaties en intraday-krediet ten behoeve van het betalingsverkeer. De marktturbulentie in 2007 heeft ertoe geleid dat de hoeveelheid beheerd onderpand bij dnb meer dan verdubbeld is. Banken zijn door de vergroting van hun ‘buffers’ beter voorbereid op onverwacht grote liquiditeitsbehoeftes. Vanaf mei tot en met december 2007 bleven banken doorgaan met het vergroten van de onderpandbuffers. Ook werd steeds meer onderpand ingezet voor de deelname aan de herfinancieringsoperaties van het Eurosysteem (zie grafiek 5.3). Het gebruik van onderpand voor het verkrijgen van intraday-krediet is echter tijdens de turbulente maanden niet sterk toegenomen. Het extra onderpand heeft er wel voor gezorgd dat banken de mogelijkheid hadden om meer intraday-krediet te gebruiken op het moment dat zich een verstoring in het betalingsverkeer zou hebben voorgedaan. Op verzoek van de banken werkt het Eurosysteem aan verbetering van de wijze waarop centrale banken onderpand accepteren en beheren. De centrale banken blijven ieder verantwoordelijk voor de acceptatie van onderpand van hun eigen rekeninghouders. Centrale banken kunnen straks een centraal systeem voor onderpandbeheer gebruiken. Dit systeem heet ccbm2. dnb en de centrale bank van België willen fungeren als operator van ccbm2. Voor de handelsbanken betekent ccbm2 een vermindering van hun operationele lasten door de harmonisatie van onderpandprocedures in het eurogebied. ccbm2 biedt verbeterde en snellere mogelijkheden om onderpand op verschillende locaties te kunnen benutten om liquiditeitsbehoeftes te dekken. Dit levert naar verwachting aanzienlijke efficiëntievoordelen op. ccbm2 draagt op die manier bij aan de verdere integratie van de Europese financiële markt.
96
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
Grafiek 5.2 - Transacties CLS in 2007
Aantallen
Omzetten, schaal rechts
Miljoenen
USD biljoenen
12
120
10
100
8
80
6
60
4
40
2
20
0
0 jan.
feb.
mrt.
apr.
mei
jun.
jul.
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
Bron: CLS.
Grafiek 5.3 - Gebruik van onderpand in TOP In EUR miljarden
Gebruikt voor monetaire leningen
Gebruikt voor intraday-krediet
Ongebruikt deel (buffer)
150 120 90 60 30
2006 Toelichting: Het intraday-krediet is berekend als het totaal van negatieve saldi op basis van de maximale debetstand gedurende de dag.
97
dnb / Jaarverslag 2007
2007
dec.
nov.
okt.
sep.
aug.
jul.
jun.
mei
apr.
mrt.
feb.
jan.
dec.
nov.
okt.
sep.
aug.
jul.
jun.
mei
apr.
mrt.
0 feb.
tussen muntgebieden
jan.
Onderpandverschuivingen
Verder zijn centrale banken die deel uit maken van de g10 in 2007 begonnen met een project om onderpand in andere muntgebieden beter te kunnen aanwenden. Het is de bedoeling om banken in geval van nood de mogelijkheid te bieden tekorten in onderpand in de ene valuta te compenseren met overpandoverschotten in de andere valuta.
Het betalings- en effectenverkeer
5.3.3 Nieuw betaalsysteem target2 geïntroduceerd
TARGET2 van start
5.4
Gebruik elektronische betaalmiddelen blijft toenemen
Het afgelopen jaar hebben centrale banken, commerciële banken en clearing- en settlementorganisaties in het eurogebied uitgebreide tests uitgevoerd met het oog op de overgang op target2, het nieuwe hoogwaardige betaalsysteem van het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb). Alleen al in Nederland namen aan de tests ruim negentig instellingen deel, in nauw overleg waarmee het systeem is ontwikkeld. In november 2007 stapten de financiële instellingen en centrale banken van acht landen al over op het nieuwe systeem; Nederland volgde op 18 februari 2008, tegelijk met de instellingen in België, Finland, Frankrijk, Ierland, Portugal en Spanje. De laatste vijf landen en de ecb gaan op 19 mei 2008 over. target2 bestaat uit één gezamenlijk platform. Ook met de voorloper target konden monetaire beleidstransacties en eurobetalingen tussen financiële instellingen in de eu al veilig worden uitgevoerd, maar dat systeem was opgebouwd uit de nationale hoogwaardige systemen. De nieuwe opzet brengt schaalvoordelen en een grotere schokbestendigheid met zich mee. Verder biedt target2 een uniforme dienstverlening in de deelnemende landen en hoeft er maar één systeem onderhouden te worden. Er geldt, nadat alle landen zijn overgestapt, één tariefstructuur en binnenlandse betalingen kosten evenveel als grensoverschrijdende. target2-gebruikers nemen deel aan het systeem via hun eigen centrale bank en de contracten vallen onder nationale regelgeving. Het escb heeft zich de afgelopen jaren maximaal ingespannen de regels zoveel mogelijk gelijk te trekken. In 2007 zijn ze vastgelegd in een nieuwe target2 Guideline. De komst van target2 is een logische ontwikkeling gezien de voortgaande Europese integratie van het betalingsverkeer, waarbij banken en clearing- en settlementorganisaties de verwerking van betalingen steeds vaker centraal organiseren. Het retailbetalingsverkeer Het Nederlandse retailbetalingsverkeer kent een grote diversiteit aan betaalproducten. Consumenten en bedrijven krijgen steeds meer keuzemogelijkheden dankzij de introductie van nieuwe betaalinstrumenten en een toenemende acceptatie van bestaande instrumenten. Zo kunnen aankopen aan de toonbank meestal contant en met een betaalpas afgerekend worden. Ook in het betalen ‘op afstand’ is een opmars van elektronische betaalinstrumenten waarneembaar. Een voorbeeld vormt ideal, de in 2005 door een aantal Nederlandse banken geïntroduceerde standaard voor internetaankopen. Jaarlijks groeit het aantal transacties met elektronische betaalinstrumenten. De cijfers in tabel 5.1 illustreren deze trend. Het gebruik van Chipknip en pinpas is verder toegenomen. De groei van het aantal Chipknip-transacties is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het gebruik bij parkeer- en vendingautomaten (voor bijvoorbeeld snoep en drank) en in de catering, zoals bij bedrijfsrestaurants. In het overige toonbankbetalingsverkeer wordt de Chipknip echter maar weinig gebruikt. Uit onderzoek bleek dat in 2006 slechts 0,4% van alle toonbanktransacties met de Chipknip plaatsvond. Campagnes richten zich daarom alleen nog op het gebruik in de hierboven genoemde segmenten, waar het nut en gebruik van de Chipknip zich hebben bewezen. Het gebruik van de pinpas neemt nog ieder jaar toe. Het afgelopen jaar bijvoorbeeld sterk in de ambulante handel, mede vanwege de opkomst van mobiele betaalautomaten. Het mob heeft het afgelopen jaar opdracht gegeven om de kosten van betalen bij toonbankinstellingen te inventariseren. De marginale kosten van pinbetalingen blijken af te nemen, onder meer door verlaging van de tarieven die winkeliers aan hun banken betalen en door de dalende prijzen van communicatiediensten.
98
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
Toename fraude met betaalpassen
Aantal iDEAL-transacties meer dan verdubbeld
Pinbetalingen, ook voor kleinere bedragen, kosten winkeliers steeds minder geld, terwijl contante betalingen voor hen juist duurder worden. Mede naar aanleiding van deze ontwikkeling is Currence, eigenaar van pin, in 2007 de campagne ‘Klein bedrag, pinnen mag’ begonnen. Daarnaast beoogt de Stichting Bevorderen Efficiënt Betalen, opgericht door de banken en toonbankinstellingen, met de actie Slimme Pinpakketten ondernemers te bereiken die voorheen nog geen pinbetalingen accepteerden. Het aantal gevallen van skimming, fraude door middel van het kopiëren van gegevens op de magneetstrip van betaalpassen, nam het afgelopen jaar toe. De emv-technologie, een wereldwijde standaard voor de beveiliging van gegevens op een chip, maakt het kopiëren van gegevens aanzienlijk moeilijker. Voor een overgang naar emv moeten betaalpassen worden aangepast en betaalterminals worden vervangen. Currence heeft in 2007 de winkeliers opgeroepen hun verouderde betaalterminals te vervangen. Uiterlijk 2013 zal het Nederlandse betalingsverkeer volledig zijn overgegaan op emv. In het betalingsverkeer ‘op afstand’ is de toename van het aantal idealtransacties opvallend: van bijna 5 miljoen in 2006 naar 15 miljoen een jaar later. Consumenten die via ideal afrekenen, doen dit via een transactie in hun eigen internetbankierprogramma. Ongeveer 6.500 webwinkels accepteren ideal nu als betaalmiddel. Voor online aankopen wordt ideal in Nederland inmiddels vaker gebruikt dan de creditcard. Internetbankieren is in een korte periode het belangrijkste kanaal geworden waarmee consumenten hun bankzaken doen. Ruim tachtig procent van de huishoudens met internet maakt gebruik van internetbankieren. Om consumenten te informeren over maatregelen die ze kunnen nemen om
Tabel 5.1 - Kerncijfers Nederlands giraal betalingsverkeer Miljoenen transacties 2002
2003
2004
2005
2006
2007
1.069
1.157
1.247
1.334
1.451
1.588
87
109
127
147
164
175
46
44
49
45
49
56
947
1.001
1.051
1.059
1.139
1.177
921
956
973
973
1.110
1.174
0
5
15
3.558
3.913
4.170
Elektronisch Pinnen Chippen Creditcard
1
Machtigingen (incasso’s)
1
Elektronische overschrijvingen
1,2
waarvan iDEAL-betalingen Totaal elektronisch
3.069
3.267
3.447
Schriftelijk Overschrijvingen Acceptgiro’s
1
1
Totaal schriftelijk Totaal girale retailbetalingen
99
85
75
76
64
54
241
231
217
201
178
171
339
316
292
276
242
225
3.409
3.583
3.738
3.834
4.155
4.395
1 Begin nieuwe reeks per 2005 als gevolg van een wijziging in rapportage.
99
dnb / Jaarverslag 2007
2 De post elektronische overschrijvingen bestaat uit overschrijvingen via internetbankieren, periodieke overboekingen, spoedbetalingen, iDEAL-betalingen en zakelijke verzameloverschrijvingen.
Het betalings- en effectenverkeer
Telegiro Nieuwe Stijl geïntroduceerd
Knelpunten bereikbaarheid plaatselijk oplossen
5.5
internetbankieren veilig te laten verlopen, zijn de banken in het vierde kwartaal de campagne ‘3x kloppen’ begonnen. Aangeraden wordt regelmatig te controleren of de beveiliging van de computer adequaat is, of daadwerkelijk steeds verbinding bestaat met de bank en of betalingen conform opdracht zijn uitgevoerd. In aansluiting op het toenemende gebruik van internetbankieren hebben banken in oktober 2007 de Standaard Digitale Nota geïntroduceerd. Daarmee krijgt de consument via internetbankieren de keuze om nota’s digitaal te ontvangen en te betalen. Ook andere partijen hebben initiatieven gepresenteerd om rekeningen via aparte websites te betalen. Zo kort na de introductie zijn uitspraken over de mate van succes van deze initiatieven nog voorbarig. Het ontbreken van adequate standaarden vormt voor bedrijven een belemmering om op grote schaal elektronisch te factureren. Daarom wordt op Europees niveau gewerkt aan internationale standaarden. Naar verwachting kan elektronisch factureren het Europese bedrijfsleven miljarden euro’s opleveren. In juni is de nieuwe versie van het interbancaire systeem voor spoedbetalingen in gebruik genomen, Telegiro Nieuwe Stijl (tns). In tns leveren de Nederlandse banken hun spoedbetalingen rechtstreeks aan bij de betaalsystemen van de Europese centrale banken (target2) of van de Euro Banking Association (euro1). Voorheen werden betalingen aangeleverd bij transactieverwerker Equens. Spoedbetalingen (ongeveer 6 miljoen per jaar) worden voor het merendeel (75%) door bedrijven en instellingen gedaan. Begin 2007 deed het mob onderzoek naar de geografische bereikbaarheid van betaaldiensten. Er zijn geen aanwijzingen dat consumenten en ondernemers in het algemeen problemen hebben met de bereikbaarheid van hun bank. Conclusie is dat knelpunten het beste ter plaatste opgelost kunnen worden. Bij het achterwege blijven van adequate oplossingen kunnen consumenten en ondernemers hun probleem melden bij de Nederlandse Vereniging van Banken of een partij die hen in het mob vertegenwoordigt. Het mob, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen hebben een meldprocedure opgesteld die staat beschreven in de publieksfolder ‘Betaaldiensten: bereikbaar voor iedereen!’ (zie www.dnb.nl onder ‘Betalingsverkeer’, ‘mob’). Het chartale betalingsverkeer 5.5.1 Ontwikkeling bankbiljettencirculatie
Meer dan 12 miljard eurobiljetten in omloop
Wereldwijd nam de vraag naar eurobiljetten verder toe in 2007. Aan het einde van het jaar waren meer dan 12 miljard biljetten in omloop, 6,7% meer dan een jaar eerder. De totale waarde bedroeg eur 677 miljard, ofwel 7,7% meer dan eind 2006. Vooral de vraag naar hogere coupures is gestegen. Dat komt onder meer door de toegenomen internationale rol van de euro als betaalmiddel. De vraag naar biljetten van eur 50 nam toe met 9%. Dit biljet vormt 37% van alle gebruikte biljetten en is daarmee het meest voork0mende eurobiljet. 5.5.2 Valse eurobiljetten
Aantal valse eurobiljetten neemt toe
Voor het eerst in drie jaar is het aantal aangetroffen valse eurobiljetten in Nederland sterk toegenomen. In 2007 zijn 36.439 valse biljetten onderschept en geregistreerd. Dat is 76% meer dan in 2006. De meest voorkomende vervalsing blijft die van het eur 50-biljet, op afstand gevolgd door het eur 20-biljet en eur 100-biljet (zie grafiek 5.4). In vergelijking met het aantal echte biljetten in omloop blijft het aandeel valse biljetten nog altijd zeer laag.
100
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
Wereldwijd bleef het aantal valse eurobiljetten stabiel. Volgens de rapportage van de Europese Centrale Bank (ecb) werden in 2007 in totaal 566.000 valse eurobiljetten onderschept, duizend meer dan in 2006. Opvallend is dat het afgelopen jaar een verschuiving heeft plaatsgevonden van de eur 20- naar de eur 50-coupure. Het eur 50-biljet was met 48% het meest vervalste biljet; in 2006 was het aandeel nog 34%. Uit een tweejaarlijks onderzoek blijkt dat het afgelopen jaar het vertrouwen van het Nederlandse publiek in de eurobiljetten is toegenomen; het rapportcijfer steeg van 6,8 in 2005 naar 7,1 in 2007. Daar staat tegenover dat het aantal bij het publiek bekende echtheidskenmerken van bankbiljetten is afgenomen naar 1,9 (in 2005 was dat nog 2,2). dnb vindt het belangrijk dat het publiek alert blijft en voldoende kennis heeft van de echtheidskenmerken van de bankbiljetten. Hiertoe voert zij actief campagne, onder meer via het verspreiden van folders, posters en de cd-rom ‘Echt of vals?’. Verder houdt dnb via het mob de detaihandel op de hoogte van de ontwikkelingen omtrent valse eurobiljetten in Nederland.
Grafiek 5.4 - Verdeling van aangetroffen valse biljetten naar coupure Procenten
0
Nederland
EUR 500
1
6
EUR 200 6
EUR 100
23
EUR 50 EUR 20 12
EUR 10 EUR 5
52
1
Eurogebied
2
1
EUR 500
9
EUR 200 EUR 100 EUR 50
20
EUR 20
19
48 Bron: DNB, ECB.
101
dnb / Jaarverslag 2007
EUR 10 EUR 5
Het betalings- en effectenverkeer
Grafiek 5.5 - Aantal door DNB gesorteerde biljetten vanaf 1984 Miljarden 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07
5.5.3 Ontwikkelingen in de bankbiljettendistributie Aantal door DNB te sorteren biljetten neemt af
In 2007 controleerde dnb 1,1 miljard eurobiljetten op echtheid en vervuiling. Dat is 160 miljoen minder dan in het voorgaande jaar. Gestaag daalt het aantal door dnb te sorteren biljetten. In 2005 met 12%, in 2006 met 23% (zie grafiek 5.5). De afname vloeit voort uit het in 2003 genomen besluit om uit oogpunt van maatschappelijke efficiëntie de bankbiljettendistributie te herzien. Voorheen konden banken de biljetten onbeperkt en vrijwel kosteloos bij dnb afstorten. Sinds 2005 is de recirculatie in toenemende mate in handen van de banken. Die volgen hierbij de richtlijnen van de ecb voor de controle op echtheid en vervuiling. De reorganisatie van de bankbiljettendistributie bracht met zich mee dat het werkaanbod voor dnb afnam en de regionale agentschappen in Eindhoven, Hoogeveen en Wassenaar in juli hun deuren sloten. Teneinde de kwaliteit van de bankbiljetten in circulatie te kunnen blijven garanderen, beoogt dnb nu jaarlijks 600 tot 800 miljoen biljetten zelf te controleren. 5.5.4 Productie en tweede generatie eurobankbiljetten
Nieuwe generatie eurobiljetten op komst
5.6
In 2007 heeft het Eurosysteem 6,3 miljard nieuwe biljetten laten drukken, 700 miljoen minder dan in 2006. Met de komst van de nieuwe serie eurobankbiljetten over enkele jaren zal de productie de komende jaren echter weer fors toenemen. De ecb beoogt met de introductie van de tweede generatie biljetten de vervalsers een stap voor te blijven. Het ontwerp van de huidige eurobiljetten, met ramen, poorten en bruggen uit de verschillende perioden van de Europese cultuurgeschiedenis, vormt ook de basis voor het ontwerp van de tweede serie. In het verslagjaar heeft dnb de procedure in gang gezet om haar orders voor het drukken van bankbiljetten van 2009 openbaar aan te besteden. In februari 2008 koos dnb voor de levering van de eur 5-biljetten voor de Franse drukker Oberthur Technologies; voor de eur 20-biljetten was Joh. Enschedé het goedkoopst. Naar verwachting zal het orderproces vanaf 2012 bij de ecb worden gecentraliseerd. Effectenverkeer Door toenemende internationale concurrentie neemt het belang van een goede werking van de Europese kapitaalmarkt toe. Er zijn in 2007 meerdere initiatieven ontplooid, die moeten leiden tot verdere integratie en harmonisatie. De kapitaalmarkt kan daarmee toegankelijker en efficiënter worden, en daarmee goedkoper.
102
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
5.6.1 Handel Nieuwe beurscombinatie NYSE Euronext
Europese Richtlijn MiFID
De in juni 2006 aangekondigde fusie van Euronext en New York Stock Exchange (nyse) is met de benodigde goedkeuringen van de toezichthouders tot stand gekomen. De nieuwe aandelen in de beurscombinatie nyse Euronext zijn begin april 2007 op de beurs geïntroduceerd. nyse Euronext verwacht hiermee de internationale concurrentie goed aan te kunnen. Deze zal zeker in hevigheid toenemen door de introductie van de nieuwe Europese richtlijn ‘Markets in Financial Instruments Directive’ (mifid). Door deze nieuwe wetgeving zijn alternatieve handelsplatforms met een eigen toezichtregime formeel toegestaan. Deze Multilateral Trading Facilities (mtf’s) kunnen naast de traditionele sterk gereglementeerde beurzen zoals Euronext bestaan. De kosten van de aandelenhandel kunnen daardoor dalen. De efficiëntie van de koersvorming dient echter niet te lijden onder de versnippering van de liquiditeit. Inmiddels is in Londen Chi-X opgericht. Via deze mtf kan sinds maart 2007 in de grootste Europese aandelen gehandeld worden, waaronder Nederlandse. In de handel van de drie grootste Nederlandse aandelen heeft Chi-X inmiddels een aandeel van zo’n tien procent, met op sommige dagen uitschieters naar boven de twintig procent. Het handelsplatform Turquoise verkeert nog in de oprichtingsfase. Dit platform is een initiatief van zeven grote banken, die hun orderstroom eenvoudig kunnen ombuigen van de traditionele beurzen naar hun eigen platform. Bovendien mogen banken onder voorwaarden overgaan tot het intern afhandelen van cliëntenorders zodat deze niet meer naar een beurs worden geleid. Traditionele beurzen spelen strategisch in op deze dreiging door banken ict-systemen te verkopen die internalisatie mogelijk maken. 5.6.2 Effectenafwikkeling
Verdere harmonisatie effectenafwikkeling
Consultatie gebruikerseisen
De introductie van nieuwe handelsplatforms leidt tot nieuwe organisaties die zich met de afwikkeling van de effectentransacties gaan bezighouden. Daardoor neemt ook de concurrentie in dit deel van de infrastructuur toe. European Multilateral Clearing Facility (emcf), een dochter van Fortis, verzorgt de clearing (administratieve verrekening) voor Chi-X. Euroccp, de Europese dochter van het Amerikaanse dtcc, zal de transacties clearen die afgesloten worden op Turquoise. De Europese effectenafwikkeling is tot op heden grotendeels gefragmenteerd. Nationale systemen sluiten niet op goed op elkaar aan, waardoor grensoverschrijdende transacties relatief kostbaar zijn. Afwikkelaar Euroclear tracht tot harmonisatie te komen in de landen waarin Euronext actief is. Momenteel ontwikkelt Euroclear één afwikkelplatform voor geld en stukken, Euroclear Settlement of Euronext-zone Securities (eses), samen met de centrale banken van Frankrijk, België en Nederland. Een verdergaand initiatief met een grotere reikwijdte is target2-Securities (t2s). t2s is bedoeld voor het gehele eurogebied. In 2007 heeft het Eurosysteem besloten in samenwerking met marktpartijen de vormgeving van t2s nader uit te werken. Met t2s wil het Eurosysteem een geïntegreerd platform bieden voor de afwikkeling van effectentransacties in centralebankgeld in het eurogebied (zie voor een schematische weergave dnb Jaarverslag 2006, pagina 102). De integratie van afwikkeling van effecten- en centralebankgeld op Europese schaal in één systeem – waarbij bewaarbedrijven een gedeelte van de effectenadministratie uitbesteden aan het Eurosysteem – kan tot kostenbesparingen leiden ten opzichte van de huidige situatie. Op die manier kan t2s een bijdrage leveren aan de integratie van het Europese effectenverkeer en aan financiële stabiliteit. Het afgelopen jaar is een studie uitgevoerd naar de economische, operationele en juridische haalbaarheid van t2s, werd een governance structuur ingericht en zijn betrokken marktpartijen geraadpleegd over de gebruikerseisen. Het daarop
103
dnb / Jaarverslag 2007
Het betalings- en effectenverkeer
gebaseerde User Requirement Document is eind 2007 ter consultatie aan de marktpartijen voorgelegd. Ook heeft het Eurosysteem besloten om t2s te baseren op target2. Dat wil zeggen dat de centrale banken van Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje de operationele rol gaan vervullen bij de bouw van t2s, waarvan de ingebruikname is voorzien voor 2013. De ministers van Financiën van de eu hebben inmiddels een positief advies uitgebracht over t2s. Marktpartijen moeten hun keuze voor t2s in 2008 definitief kenbaar maken. Banken lijken positief; zij zien mogelijkheden voor efficiëntieverbeteringen. Voor bewaarbedrijven ligt de situatie moeilijker, omdat een deel van hun activiteiten wordt overgenomen door het nieuwe systeem. Naar verwachting zal het Eurosysteem medio 2008 een beslissing nemen over de komst van t2s. 5.7 Oefenen essentieel voor business continuity
Standaarden als richtsnoer voor BCP
De schokbestendigheid van het Nederlandse betalings- en effectenverkeer dnb heeft een coördinerende en faciliterende rol in het crisismanagement in geval van operationele crises in het betalings- en effectenverkeer. Inspanningen in binnen- en buitenland hebben aangetoond dat het oefenen van ‘business continuity’-plannen essentieel is om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op het onverwachte. In 2007 is de inzet van instellingen en infrastructuren op het gebied van business continuity toegenomen. Individuele instellingen en de gezamenlijke Escalatiecommissie Betalings- en Effectenverkeer hielden verschillende oefeningen. De Escalatiecommissie nam deel aan de grootscheepse overheidsoefening Shift Control, waarbij een grootschalige ict-verstoring fictief tot maatschappelijke ontwrichting leidde. Ook in het kader van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding heeft de financiële sector op verschillende manieren geoefend. Standaarden voor business continuity planning (bcp) vormen een belangrijk richtsnoer voor het inrichten van continuïteitsplannen en het nemen van maatregelen. Deze standaarden zijn ook te gebruiken om te toetsen in welke mate een instelling of systeembeheerder voorbereid is op een crisis. De huidige standaarden die worden gehanteerd voor het toetsen van betaalsystemen en effectenafwikkelsystemen zijn vooral ‘principle based’. Dat houdt in dat niet tot in detail wordt voorgeschreven welke maatregelen moeten worden genomen. Dat maakt het voor een instelling mogelijk nieuwe innovatieve maatregelen toe te passen. Ook zijn de standaarden hierdoor beter actueel te houden. Op het gebied van standaarden werkt dnb samen met onder andere de Bank voor Internationale Betalingen en de Europese Centrale Bank. Het doel daarvan is het inventariseren van de stand van zaken respectievelijk de vorderingen op bcp-terrein en het onderzoeken van de toepassing en interpretatie van standaarden. Informatie-uitwisseling tussen de diverse toezichthouders en ook met de marktpartijen is daarbij een element dat steeds meer in belang toeneemt.
104
dnb / Jaarverslag 2007
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
6 Oversight op het betalings- en effectenverkeer
6.1
Inleiding Oversight is een vorm van toezicht gericht op het bevorderen van de veiligheid en efficiëntie van betalings- en effectenafwikkelsystemen. Dit geschiedt door deze systemen te monitoren en aan de hand van (inter)nationale standaarden te beoordelen op veiligheid en efficiëntie en, waar nodig, veranderingen af te dwingen. Oversight is een gebruikelijke centrale-banktaak. Iedere centrale bank dient de doelstellingen en werkwijze van het oversight publiek te maken ter bevordering van de transparantie. Dit is in 2005 afgesproken in g10-verband (zie rapport ‘Central bank oversight of payment and settlement systems’ van de bis).
Tabel 6.1 - Oversight-objecten met betrokkenheid van DNB Systeem
Lead overseer en/of toezichthouder
Andere overseers of toezichthouders
Topgiraal betalingsverkeer TOP
DNB
TARGET2.NL
DNB
TARGET2
ECB
ESCB
CLS
Federal Reserve
G10-centrale banken en overige centrale banken van uitgifte van een valuta in CLS
SWIFT
Nationale Bank van België
G10-centrale banken
ECC
BaFin
Bundesbank, AFM, DNB
EMCF
AFM/DNB
Euroclear Nederland
AFM/DNB
Euroclear SA
Nationale Bank van België en CBFA
Effectenverkeer
AFM, DNB en toezichthouders uit Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk
LCH.Clearnet Group Ltd
Commission Bancaire
AFM, DNB en toezichthouders uit België,
LCH.Clearnet SA
Roulerend voorzitterschap toezichthouders
Overige toezichthouders uit België, Frankrijk,
Euronextlanden
Nederland en Portugal
Frankrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk
Retail betalingsverkeer Acceptgiro, Chipknip, iDEAL,
DNB
Incasso, PIN Equens
DNB
Telegiro Nieuwe Stijl
DNB
UPSS
DNB
105
dnb / Jaarverslag 2007
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
dnb houdt oversight op zowel betaalsystemen als op betaalproducten. dnb houdt op basis van een convenant gezamenlijk met de afm toezicht op effectenafwikkelsystemen. Tabel 6.1 biedt een overzicht van alle oversightarrangementen waarbij dnb is betrokken. Afwikkelsystemen zijn onder te verdelen in systeemkritische betaal- en effectenafwikkelsystemen en overige systemen/producten. Indien systeemkritische systemen niet goed zijn ontworpen, niet goed functioneren of onzorgvuldig worden beheerd, kan systeemrisico ontstaan. Dit is het risico dat indien een deelnemer aan een afwikkelsysteem niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, daardoor ook andere deelnemers of financiële ondernemingen buiten het afwikkelsysteem hun verplichtingen niet meer kunnen nakomen. Als gevolg daarvan kan een kettingreactie ontstaan van elkaar opvolgende financiële problemen, waardoor de financiële stabiliteit in gevaar komt. Dit domino-effect kan vervolgens negatieve gevolgen hebben voor de financiële markten en voor de bredere economische ontwikkeling. Ook in de categorie overige systemen/producten kunnen zich risico’s voordoen. Een voorbeeld is fraude met elektronische betaalmiddelen, zoals het kopiëren van bankpassen of cyberaanvallen op voorzieningen voor internetbankieren. In dergelijke gevallen is geen sprake van systeemrisico, maar wel kan de goede werking van het betalingsverkeer in gevaar komen. Slecht functioneren van een betaalproduct kan immers belangrijke negatieve economische gevolgen hebben en ten koste gaan van het vertrouwen van het publiek in het betalingsverkeer en de munteenheid in algemene zin. Oversightstandaarden dnb toetst de onder oversight staande instellingen aan verschillende standaarden. De betaalsystemen van het hoogwaardige betalingsverkeer moeten voldoen aan de ‘Core Principles for Systemically Important Payment Systems’ (cp). Figuur 6.1 - Rollenmodel Retailbetalingsverkeer
Juridisch eigenaar betaalproduct
Issuing instelling
Clearing instelling
Payment Service Provider
Klant Consument
Issuing processor
Clearing processor
Acquiring processor
Settlement processor
Network processor
Settlement instelling
106
Acquiring instelling
dnb / Jaarverslag 2007
Klant Winkelier/ acceptant
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
Voor systemen voor effectenclearing, waaronder centrale tegenpartijen, gelden de ‘Recommendations for Central Counterparties’ (rccp). Toetsing van systemen voor effectensettlement geschiedt aan de hand van de ‘Recommendations for Securities Settlement Systems’ (rsss). De voornoemde standaarden zijn internationaal overeengekomen en ontwikkeld door het Committee on Payment and Settlement Systems (cpss) en de International Organization for Securities Commissions (iosco). Voor het oversight op betaalproducten bestaan nog geen algemene, internationale standaarden en methoden. Daarom heeft dnb in 2006 haar eigen Aanbevelingen voor Betaalproducten opgesteld.
Opkomst niet-banken in het betalingsverkeer
Introductie rollenmodel oversight op retailbetalingsverkeer
Betalings- en effectenverkeer voldoet in hoge mate
De standaarden die voor het oversight op het retailbetalingsverkeer worden gebruikt zijn vrijwel uitsluitend gericht op de systemen en producten zelf en niet zozeer op de verschillende partijen die binnen het betalingsverkeer een rol spelen. De kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening van deze partijen zijn echter van invloed op de goede werking van het betalingsverkeer. Vanwege de recente opkomst van niet-banken in het betalingsverkeer en de daarmee samenhangende specialisatie van de diverse functies heeft dnb eind 2006 besloten deze functies in het oversight te betrekken. Daartoe hanteert dnb een rollenmodel (zie figuur 6.1, waarin de belangrijkste rollen in het retailbetalingsverkeer zijn weergegeven). In internationaal verband wordt de combinatie van de rollen en systemen gericht op een betaalproduct als ‘scheme’ aangeduid. Binnen een scheme is de juridisch eigenaar van het betaalproduct verantwoordelijk voor het functioneren daarvan. De juridisch eigenaar richt zich op de rollen in het scheme, stelt standaarden op waaraan de betrokken partijen moeten voldoen, kan de toetreding tot het scheme reguleren door licentieverlening en ziet toe op het functioneren van het scheme. Het oversight dat dnb houdt op betaalproducten grijpt daarom aan bij de juridisch eigenaar. Indien nodig kunnen echter ook afzonderlijke rollen expliciet in het oversight worden meegenomen. Resultaten van het uitgevoerde oversight De hoofdconclusie van het in 2007 uitgevoerde oversight is dat de mate van compliance over het algemeen van een voldoende niveau is. In de tabellen 6.3, 6.4 en 6.5 is voor de drie onderscheiden domeinen topgiraal betalingsverkeer, effectenverkeer en retailbetalingsverkeer een overzicht opgenomen voor de stand 2007 waarin de mate van compliance is gescoord aan de hand van de voor oversight gebruikelijke systematiek (zie tabel 6.2). Het oordeel is, in vergelijking met dat van 2006, op enkele onderdelen positiever en op geen enkel onderdeel
Tabel 6.2 - Kwalificaties oversight-standaarden
Kwalificatie Voldoet
Afkorting
V
Voldoet grotendeels
VG
Voldoet deels
VD
Voldoet niet
VN
Niet van toepassing
NVT
Betekenis van de kwalificatie aan alle eisen wordt voldaan er zijn kleine tekortkomingen met een beperkte invloed op de veiligheid en efficiëntie van het systeem ernstige tekortkomingen waarvoor op korte termijn maatregelen worden doorgevoerd ernstige tekortkomingen waarvoor niet gepland is om op korte termijn maatregelen te nemen
107
dnb / Jaarverslag 2007
De desbetreffende standaard is niet van toepassing
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
negatiever. Desondanks zijn er aandachtspunten, die hieronder per betalings- of effectenafwikkelsysteem of product zijn opgenomen. Bij de meeste aandachtspunten wordt kort uiteengezet waarom een systeem of product niet volledig voldoet aan de standaarden. 6.2
Toetsingsresultaten topgiraal betalingsverkeer 6.2.1 Betalingssysteem top voor interbancaire betalingen Het betalingsverkeer tussen financiële instellingen werd tot 18 februari 2008 in Nederland afgewikkeld in het betalingssysteem top van dnb. top maakte onderdeel uit van het Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system (target), het netwerk van betalingssystemen van de Europese nationale centrale banken (ncb’s) en de Europese Centrale Bank (ecb). Wekelijks verwerkte top betalingen ter waarde van gemiddeld bijna eur 490 miljard. Systemen voor het topgiraal betalingsverkeer dienen te voldoen aan hoge eisen ten aanzien van veiligheid, efficiëntie en betrouwbaarheid. Uit het toezicht blijkt dat de in het vorige jaarverslag gemelde onderhanden aanvullende werkzaamheden ter verdere verbetering van het business continuity management binnen dnb nog niet ver genoeg zijn gevorderd om het oordeel uit 2006 aan te passen. In 2006 voldeed top grotendeels aan cp vii (operationele betrouwbaarheid). Voor alle andere cp is geoordeeld dat top eind 2007 nog steeds voldoet. cp v (multilaterale ‘netting’-systemen) is niet van toepassing omdat top de betalingen bruto in ‘real-time’ afwikkelt.
TOP voldoet nagenoeg aan alle standaarden
6.2.2 target2 Op 19 november 2007 is target2 operationeel geworden. Op die datum migreerde de eerste groep landen, met onder andere Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg, naar target2. Nederland zit in groep 2, samen met bijvoorbeeld Frankrijk en België, die per 18 februari 2008 is overgegaan. target2 is de opvolger van target en is in technisch opzicht geen netwerk van nationale betaalsystemen meer maar één platform (software/hardware) waarvan alle eurolanden gebruik zullen maken. Omdat nog niet alle wet- en regelgeving met betrekking
Tabel 6.3 - Samenvattend overzicht oversight topgiraal betalingsverkeer V
VG
Voldoet
Voldoet grotendeels
VD
VN
Voldoet deels
Voldoet niet
nr
Core Principle
1
Juridische basis
V
2
Inzicht in financiële risico’s
V
3
Beheersing van financiële risico’s
V
4
Snelle finale afwikkeling
5
Multilaterale netting systemen
6
Afwikkelingsactivum
7
Operationele betrouwbaarheid
8
Efficiëntie
V
9
Toegang
V
10
Governance
V
108
dnb / Jaarverslag 2007
TOP
V NVT V VG
NVT
Niet van toepassing
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
Gedeeltelijke oversighttoetsing TARGET2
6.3
tot target2 Europees is geharmoniseerd, bestaat target2 juridisch gezien uit decentrale componenten, zoals in Nederland target2.nl. target2 is in het derde kwartaal van 2007 in Stelselverband getoetst aan de cp. Omdat veel documentatie ten tijde van deze toetsing nog niet definitief was gemaakt, heeft deze toetsing alleen geleid tot het signaleren van tekortkomingen. Deze tekortkomingen stonden het in gebruik nemen van target2 niet in de weg en zullen worden opgelost op basis van een actielijst, die in overeenstemming met de oversightfunctie van het Eurosysteem is opgesteld door de target2 operators. target2 kan pas volledig worden beoordeeld eind 2008, nadat enige operationele ervaring met het systeem is opgedaan. Toetsingsresultaten effectenverkeer 6.3.1 lch.Clearnet sa lch.Clearnet sa (Clearnet) is de centrale tegenpartij voor transacties verricht op de effecten- en derivatenbeurzen van Euronext. Ook treedt ze op als centrale tegenpartij voor buitenbeurstransacties in obligaties, repo’s en energiecontracten. Als centrale tegenpartij garandeert lch.Clearnet sa de afwikkeling van een effectentransactie aan zowel de kopende als verkopende partij en berekent wat deelnemers aan het afwikkelsysteem aan elkaar verschuldigd zijn (dit rekenproces wordt ‘clearing’ genoemd). lch.Clearnet sa is in 2005 getoetst aan de 15 rccp. De toetsing is uitgevoerd door een deel van de toezichthouders, bestaande uit vertegenwoordigers van de Banque de France, de Commission Bancaire, het Comité des Etablissements de
Tabel 6.4 - Samenvattend overzicht oversight effectenverkeer V
Voldoet
VG
Voldoet grotendeels
VD
VN
Voldoet deels
NVT
Voldoet niet
nr
Recommendation CCP
Clearnet
1
Juridische basis
V
2
Deelnamevereisten
V
3
Berekening van kredietrisico’s
4
Niet van toepassing
nr
Recommendation SSS
V
1
Juridische basis
V
V
2
Transactiebevestiging
V
V
V
3
Settlementtijdstip
Marginvereisten
V
V
4
CCP
NV T
5
Financiële buffers
V
VG
5
Uitlenen van effecten
NV T
6
Faillisementsprocedures
V
V
6
Dematerialisatie
7
Bewaargevingsrisico’s
V
VG
7
DVP
8
Operationele betrouwbaarheid
VD
VD
8
Finaliteit
9
Afwikkelingsactivum
V
VN
9
Kredietrisico’s
10
Fysieke leveringen
V
VG
10
Afwikkelingsactivum
V
11
Links tussen CCP’s
V
NVT
11
Operationele betrouwbaarheid
V
12
Efficiëntie
V
V
12
Eigendomsbescherming
V
13
Governance
V
VN
13
Governance
14
Transparantie
V
V
14
Toegang
15
Regelgeving en oversight
V
V
15
Efficiëntie
V
16
Communicatiestandaarden
V
17
Transparantie
18
Regelgeving en oversight
19
Links tussen CSD’s
109
dnb / Jaarverslag 2007
EMCF
ENL
V
V VD VG NV T
V VD
V VG V
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
LCH.Clearnet SA voldoet aan vrijwel alle aanbevelingen
Crédit et des Entreprises d’Investissement, dnb en de afm. Daarnaast hebben de betrokken autoriteiten het rapport aangevuld met bevindingen voortkomend uit hun eigen nationale taken. lch.Clearnet sa voldoet aan 14 van de 15 aanbevelingen. lch.Clearnet sa heeft in 2007 op aangeven van de toezichthouders haar risicobeheersing uitgebreid met de introductie van een intraday margin call op de derivatenmarkt, zodat nu ook wordt voldaan aan rccp 3. lch.Clearnet sa voldoet deels aan de aanbeveling inzake operationele betrouwbaarheid. lch.Clearnet sa heeft in 2006 en 2007 op advies van de toezichthouders verbeteringen doorgevoerd in haar risicomanagement en operationele systemen. De tekortkomingen die de toezichthouders in 2005 hebben geconstateerd zijn daarmee voor het grootste gedeelte opgeheven. 6.3.2 European Multilateral Clearing Facility nv European Multilateral Clearing Facility nv (emcf) is de centrale tegenpartij voor transacties afgesloten op Chi-X Europe Limited, een Multilateral Trading Facility opgericht door het Britse Instinet Europe Limited. emcf biedt de centrale tegenpartijfunctie aan voor de clearing van Nederlandse, Britse, Duitse, Franse en Zwitserse aandelen. emcf is een dochter van Fortis Bank Nederland (Holding) nv en van Fortis Bank Global Clearing nv en is per 30 maart 2007 actief geworden. Het aantal transacties dat via emcf wordt gecleard is sterk toegenomen sinds de start. In januari 2008 bedroeg het gemiddeld aantal transacties per dag ruim 155.000, ter waarde van bijna eur 2 miljard. In sommige grote aandelenfondsen heeft Chi-X met emcf regelmatig een marktaandeel van 10% of meer, gemeten aan de totale omzet van Chi-X en de thuismarkt bij elkaar.
Nieuw initiatief van EMCF voldoet aan acht van de veertien aanbevelingen
De systeemtoezichthouders van dnb en afm hebben gezamenlijk een initiële toetsing uitgevoerd, waarbij emcf is beoordeeld aan de hand van de 15 rccp. Gezien de vele wijzigingen die emcf in de loop van 2007 heeft doorgevoerd, is emcf in de eerste twee maanden van 2008 opnieuw getoetst. Daaruit blijkt dat emcf aan acht van de veertien standaarden voldoet. rccp 11 is niet van toepassing. emcf voldoet grotendeels aan de eisen die aan financiële middelen (rccp 5) worden gesteld en aan de eisen die aan de custody activiteiten (rccp 7) en settlement activiteiten (rccp 10) worden gesteld. emcf voldoet deels aan de eisen die gesteld worden aan operationele betrouwbaarheid (rccp 8). emcf voldoet niet aan de eisen die gesteld worden aan de structuur van de geldzijde van de settelement (rccp 9). Fortis Bank Nederland is de settlement en paying agent voor emcf, met een rekening in de relevante centrale banken en csd’s. emcf is afhankelijk van deze dienstverlening door Fortis Bank Nederland, omdat het ontbreken van een wettelijk kader voor ccp’s in Nederland een directe toegang van emcf bemoeilijkt. De bestaande financiële infrastructuur is nog niet voldoende ingericht op nieuwe marktinitiatieven als die van emcf. Daarnaast voldoet emcf niet aan de eisen die aan governance (rccp 13) worden gesteld. De oorzaak hiervoor ligt grotendeels in de afhankelijkheid van emcf ten opzichte van Fortis Bank Nederland (Holding) nv en Fortis Bank Global Clearing nv. De gezamenlijke toezichthouders zijn tot het standpunt gekomen dat er ondanks deze scores geen reden is om van emcf en/of haar aandeelhouders te eisen de activiteiten te staken. De volumes die door de systemen van emcf gaan nemen toe, maar vormen geen bedreiging voor de financiële stabiliteit. emcf voert verbeteringen door en is gericht op het voldoen aan de rccp. Zo heeft emcf plannen liggen om haar settlementstructuur, het clearing fonds en haar onderpandbeheer op afzienbare termijn aanzienlijk te wijzigen.
110
dnb / Jaarverslag 2007
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
6.3.3 Euroclear
Euroclear Nederland voldoet aan het merendeel van de aanbevelingen
6.4
Euroclear Nederland (enl) is de handelsnaam van het Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer bv, het centrale effectenbewaarbedrijf (Central Securities Depository) in Nederland. Euroclear Nederland biedt settlement-, bewaar- en administratiediensten aan voor de bij haar aangesloten instellingen (banken en beleggingsondernemingen). Euroclear Nederland verevent de betalings- en leveringsverplichtingen die voortvloeien uit beurstransacties die op Euronext Amsterdam worden gesloten en uit buitenbeurstransacties. Dit proces wordt ‘settlement’ genoemd. In 2007 heeft dnb het disclosure framework van Euroclear Nederland als uitgangspunt genomen voor een marginale toetsing van het afwikkelsysteem van Euroclear Nederland aan de rsss. Euroclear Nederland voldoet aan twaalf van de negentien aanbevelingen. Drie aanbevelingen zijn niet van toepassing. Euroclear Nederland voldoet grotendeels aan de aanbeveling inzake finaliteit (rsss 8) en regelgeving en oversight (rsss 18) en deels aan de standaarden inzake dvp (rsss 7) en toegang (rsss 14). Er is geen volledige toetsing uitgevoerd omdat alle majeure wijzigingen van het systeem vooraf worden goedgekeurd door dnb en afm ingevolge het toezichtarrangement dat geldt voor Euroclear Nederland, waardoor min of meer voortdurend een ‘status’ van het systeem bekend is. De tweede reden is dat het huidige technische platform vervangen zal worden door eses (Euroclear Settlement voor Euronext-zone Securities), een systeem dat tevens zal worden gebruikt in België en Frankrijk. Het voorlopige oordeel inzake eses, opgesteld in 2007, zal door dnb en afm worden gebruikt voor de initiële toetsing van eses, die in 2008 wordt afgerond. Toetsingsresultaten retailbetalingsverkeer 6.4.1 Equens Equens verwerkt financiële transacties die zijn gedaan met de meest uiteenlopende betaalproducten. De dienstverlening omvat het hele spectrum van girale en cards-gerelateerde transactieverwerking, clearing en settlement. Met een jaarlijks volume van 7,3 miljard transacties heeft Equens binnen het eurogebied een marktaandeel van meer dan 15%. De transacties worden voor de Nederlandse markt verwerkt door het Clearing en Settlement Systeem (css) en voor de Duitse
Tabel 6.5 - Samenvattend overzicht oversight retailbetalingsverkeer V
Voldoet
VG
Voldoet grotendeels
nr
Core Principle
1
Juridische basis
2 3 4
Snelle finale afwikkeling
5
Multilaterale netting systemen
6
VD
VN
Voldoet deels
Voldoet niet
NVT
Niet van toepassing
Equens
nr
Aanbeveling
VG
1
Juridische structuur
V
Inzicht in financiële risico’s
V
2
Solide financiële positie
V
V
Beheersing van financiële risico’s
V
3
Uitbesteding
V
NVT
iDEAL
TNS
VG
V
4
Wet- en regelgeving
V
NVT
NVT
5
Productvoorwaarden
VG
VG
Afwikkelingsactivum
V
6
Risicoverdeling
VG
VG
7
Operationele betrouwbaarheid
V
7
Risicoanalyse
VG
V
8
Efficiëntie
V
8
Bijstelling risicoanalyse
VG
NVT
9
Toegang
V
9
Beveiliging en continuïteit
VG
V
10 Governance
V
10 Integriteit en governance
VG
VG
111
dnb / Jaarverslag 2007
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
Equens voldoet aan vrijwel alle standaarden
markt door het systeem zvs. In 2007 heeft Equens de voorbereidingen getroffen om haar infrastructuur en systemen gereed te maken voor de verwerking van sepa-transacties. Equens Nederland bv is eigenaar en beheerder van het css. Via het css stelt Equens periodiek, na verwerking van alle betaaltransacties, de bedragen vast die banken namens de rekeninghouders (de klanten zoals consument of winkelier) aan elkaar zijn verschuldigd. De totalen worden doorgegeven aan dnb, waar alle in Nederland gevestigde banken een rekening hebben in het target2-systeem. dnb is gemachtigd om deze rekeningen te debiteren en te crediteren en daarmee de betalingen af te wikkelen. Daarna informeren de banken hun eigen rekeninghouders over hun banksaldo, op basis van de verwerkingsinformatie die zij van Equens ontvangen. dnb heeft in 2007 het systeem css van Equens opnieuw beoordeeld en handhaaft de conclusie dat het css aan acht van de tien gestelde standaarden (cp’s) volledig voldoet. Het css voldoet grotendeels aan cp i (juridische basis), maar niet volledig omdat het css voor een aantal, relatief kleine, buitenlandse deelnemers niet beschikt over een zogenoemde ‘country opinion’. In een country opinion wordt beschreven of, en zo ja in hoeverre, het recht in het vestigingsland van de deelnemer in conflict is met het recht in Nederland en de regels van het systeem. Gezien het beperkte risico vindt Equens dat deze country opinion onvoldoende toegevoegde waarde heeft. cp v (multilaterale netting) is niet van toepassing, omdat het css hybride van karakter is vanwege de hoogfrequente mate van afwikkelen. Dit betekent dat css kenmerken heeft van zowel een real-time bruto systeem als een multilateraal nettingsysteem. 6.4.2 ideal
iDEAL voldoet geheel aan vier van de aanbevelingen, grotendeels aan de overige zes
ideal is een betaalproduct voor het doen van directe betalingen op internet via internetbankieren. Als juridisch eigenaar (zie figuur 6.1, rollenmodel) van ideal fungeert Currence ideal. Vanwege het belang van betaalproducten in het Nederlandse retailbetalingsverkeer en de rol van Currence als juridisch eigenaar van het betaalproduct ideal houdt dnb hierop oversight. In 2007 is de initiële toetsing uitgevoerd op basis van het met Currence overeengekomen oversightkader, waarin onder meer informatie is opgenomen over de wijze van uitvoering van dit oversight en de gestelde eisen. Eind 2006 is ideal door de banken die het hebben ontwikkeld (abn amro Bank, ing Bank en Rabobank Nederland), overgedragen aan Currence. Voor het kunnen verrichten van betalingen met ideal is vereist dat de betaler gebruik maakt van een internetbankierproduct van een aangesloten bank. Deze bank moet de betaalstandaard ideal ondersteunen, en in deze zin is ideal gepositioneerd als een van de interbancaire betaalproducten. De toetsing heeft uitgewezen dat de mate waarin ideal voldoet aan de gestelde normen over het algemeen bevredigend wordt geacht. Dit kan als positief worden aangemerkt daar Currence haar rol als eigenaar van ideal nog maar sinds kort (eind 2006) kan uitoefenen. ideal voldoet geheel aan vier van de overeengekomen normen. Deze normen hebben onder meer betrekking op de organisatie, het functioneren hiervan en op de bestuursstructuur. ideal voldoet grotendeels aan de overige zes normen. De gesignaleerde tekortkomingen hebben veelal betrekking op het nog ontbreken van een beperkt aantal bepalingen in de voorwaarden die Currence aan haar licentiehouders stelt. In de relatie tussen licentiehouders en hun klanten wordt hierin overigens al wel voorzien, maar dit is tot nu toe nog niet geformaliseerd in de regelgeving van Currence. Currence heeft aangegeven dat de verbeterpunten zullen worden overgenomen.
112
dnb / Jaarverslag 2007
Oversight op het betalings- en effectenverkeer
6.4.3 Telegiro Nieuwe Stijl
Onduidelijkheid over eigenaarschap TNS
Telegiro Nieuwe Stijl (tns) is in juni 2007 in gebruik genomen. tns is gebaseerd op een standaard met afgesproken gedragsregels en is in feite een specifieke variant van de gewone overboekingsopdracht waarbij met name de tijdlijnen voor verwerking en afwikkeling anders zijn. Daarbij is op interbancair niveau een aantal algemene kenmerken vastgesteld waaraan elke spoedopdracht die tussen deelnemende banken wordt uitgewisseld moet voldoen. Dit betekent dat deelnemende banken elk hun eigen spoedopdracht kunnen definiëren waarbij tenminste de algemene kenmerken moeten terugkomen maar waarbij daarnaast vrijheid bestaat om de opdracht zelf in te richten. Sterk vereenvoudigd weergegeven verloopt het proces als volgt: een verzoek van een klant om een spoedbetaling uit te voeren wordt door zijn bank verwerkt tot een spoedopdracht die wordt aangeboden aan een betaalsysteem. Bij de start van tns kon gekozen worden uit top van dnb of euro1 van eba. Sinds de vervanging van top is dit target2. In het betaalsysteem vindt de betaling tussen de bank van de betalende klant en de bank van de ontvangende klant plaats. Vervolgens worden de klanten geïnformeerd en hun rekeningen bijgewerkt. Voor het oversight op tns is geen apart oversightraamwerk opgesteld. tns is getoetst aan het normenkader ‘Aanbevelingen voor Betaalproducten’ dat voor alle interbancaire producten wordt gebruikt. Drie aanbevelingen uit het normenkader zijn niet getoetst. De aanbevelingen 3 (uitbesteding) en 4 (wet- en regelgeving) zijn niet getoetst omdat gezien de aard van het product de reikwijdte van de toetsing is ingeperkt en aanbeveling 8 (periodieke bijstelling risico-analyse) is niet getoetst omdat het een nieuw product betreft. Uit de toetsing van de andere aanbevelingen komt naar voren dat de juridische structuur, governance en productvoorwaarden van tns ten tijde van de toetsing nog onvoldoende helder waren, aangezien het eigenaarschap nog niet duidelijk was geregeld.
113
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
7 Financiële stabiliteit
7.1 Turbulentie op de financiële markten …
… na jarenlange overliquiditeit
7.2 Subprime-crisis breidt zich uit
Inleiding 2007 was een turbulent jaar voor het mondiale financiële stelsel. Problemen in het subprime-segment van de Amerikaanse hypotheekmarkt vormden de aanzet. Met deze problemen begon een spiraal van toenemende risico’s bij marktpartijen, neerwaartse aanpassingen van ratings op gestructureerde kredietproducten en verliezen op subprime-gerelateerde beleggingen. Dit leidde vervolgens tot oplopende spanningen op de financiële markten. Centrale banken moesten vanaf begin augustus fors interveniëren in de geldmarkt. In de maanden daarop sijpelden de problemen verder door naar andere delen van de financiële sector. Zo zijn wereldwijd financiële ondernemingen geconfronteerd met afwaarderingen waardoor forse verliezen zijn opgetreden. De recente ontwikkelingen zijn niet los te zien van de ruime liquide verhoudingen in de afgelopen jaren, wat tot uiting kwam in historisch lage rentevoeten en een snelle groei van mondiale liquiditeiten (zie grafiek 7.1). Voor zover dit heeft geleid tot onevenwichtigheden en overmatige schuldopbouw kunnen de recente ontwikkelingen worden gezien als een fundamentele – en wellicht ook onvermijdelijke – correctie. Positieve aspecten van een dergelijke aanpassing kunnen zijn dat onevenwichtigheden afnemen en het risicobewustzijn bij marktpartijen weer groeit. Tegelijkertijd bestaat het gevaar dat een correctie onordelijk verloopt waardoor, zoals in de tweede helft van 2007, systeemrelevante stress kan ontstaan. De gebeurtenissen van het afgelopen jaar hebben duidelijk gemaakt hoe een verslechtering in het marktsentiment de mogelijkheden beperkt om op een robuuste manier financiële instrumenten te waarderen. Daarbij speelt onder meer dat de prijsvorming wordt belemmerd door gebrek aan marktliquiditeit. Ook is naar voren gekomen hoe kwetsbaar sommige banken zijn wanneer de markten opdrogen, aangezien zij voor hun financiering afhankelijk zijn geworden van marktliquiditeit. Zo is het de afgelopen jaren steeds gebruikelijker geworden om kredieten niet op de balans te houden maar te verhandelen, waardoor deze liquide worden gemaakt. Dit zogenoemde ‘originate-todistribute’-model blijkt onder onrustige marktomstandigheden kwetsbaar. Tot slot is de rol van de officiële autoriteiten in crisissituaties een punt van aandacht, waarbij internationale samenwerking en informatie-uitwisseling steeds belangrijker wordt. Ontwikkelingen in het financiële stelsel De mondiale financiële markten werden begin 2007 opgeschrikt door problemen in het subprime-segment van de Amerikaanse hypotheekmarkt. Tegen de achtergrond van oplopende rentevoeten en een sterk afkoelende huizenmarkt in de Verenigde Staten ontstonden betalingsachterstanden bij minder
115
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Grafiek 7.1 - Mondiale liquiditeit Groeivoeten, eurogebied, VS en Japan
Basisgeld
Internationale reserves
Totaal
10 8 6 4 2 0 -2 73
76
79
82
85
88
91
94
97
00
03
06
Bron: IMF.
Oplopende risicopremies
kredietwaardige huishoudens. Voor deze groep waren de verstrekkingsvoorwaarden de afgelopen jaren sterk versoepeld, waarbij bovendien hypotheken extra aantrekkelijk werden gemaakt door de eerste jaren tijdelijk lage rentevoeten (‘teaser rates’) te bieden. Zo verdubbelde tussen begin 2006 en medio 2007 het uitstaande bedrag aan subprime hypotheken tot usd 1.200 miljard. De verslechterde omstandigheden op de huizenmarkt en opwaartse renteaanpassingen op deze hypotheken hebben bij een deel van de huishoudens geleid tot betalingsproblemen. Hierdoor zagen kredietbeoordelaars zich genoodzaakt de ratings te verlagen van gestructureerde producten waarin subprime hypotheken zijn opgenomen. Dit veroorzaakte een sterke stijging van risicopremies van subprime-gerelateerde beleggingen en forse verliezen bij marktpartijen, waaronder enkele hedge funds en banken. De crisis verspreidde zich medio 2007 ook naar andere markten en spelers. Op de financiële markten heeft een duidelijke omslag plaatsgevonden: het ‘search for yield’-fenomeen, dat de afgelopen jaren het sentiment sterk bepaalde, heeft plaatsgemaakt voor een sterk toegenomen risicobewustzijn en een ‘flight to quality’. De risicotolerantie van marktpartijen is gedaald, waarbij vooral de risicopremies voor de financiële ondernemingen zijn opgelopen (zie grafiek 7.2). Daarbij zijn specifieke categorieën financiële ondernemingen in het bijzonder geraakt, zoals obligatieverzekeraars (‘monoliners’). Dit zijn gespecialiseerde verzekeraars die zich vrijwel uitsluitend richten op het verzekeren van risico’s van obligaties, derivaten en daaraan gerelateerde diensten. Deze instellingen, die traditioneel een zeer goede kredietwaardigheid hebben kregen in 2007 voor het eerst te maken met een neerwaartse aanpassing van hun ratings. Dit droeg bij aan het verslechterende risicoprofiel van een groot aantal obligaties en vergrootte de systeembrede onzekerheid. Deze werd bovendien versterkt indien gerelateerde markten worden geraakt, zoals die voor ‘Credit Default Swaps’ (cds) waarmee kredietrisico wordt overgedragen tussen partijen. Ook is veel onzekerheid ontstaan over de omvang en spreiding van de verliezen bij individuele financiële instellingen. Nadat een aantal marktpartijen aangaf direct of indirect geraakt te zijn door de crisis, droogden sommige financieringskanalen op, waaronder de markt voor ‘asset-backed commercial paper’ (abcp).
116
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Steunoperaties Eurosysteem
7.3 Interactie markt- en ‘funding’-liquiditeit
Een aantal grote banken werd hierdoor geraakt via kredietlijnen aan entiteiten – ‘Special Investment Vehicles’ (siv’s) en conduits – die niet in staat waren de korte financiering met dergelijk papier door te rollen. Banken werden door de toegenomen onzekerheid terughoudender met het aangaan van verplichtingen op de geldmarkt, wat begin augustus leidde tot spanningen op deze markt en een oplopende geldmarktrente. Het Eurosysteem reageerde op 9 augustus met een tijdelijke liquiditeitsinjectie van eur 95 miljard. Deze actie was vooral bedoeld om het functioneren van de geldmarkt te herstellen, en was nadrukkelijk niet bedoeld om het monetaire beleid te verruimen, noch om in te spelen op de situatie bij individuele banken. In de daarop volgende maanden heeft het Eurosysteem diverse preventieve maatregelen genomen om de geldmarkt te faciliteren. Zo is bij enkele herfinancieringsoperaties extra liquiditeit toegewezen en is het relatieve aandeel van langerlopende operaties opgevoerd tot meer dan de helft van de totale liquiditeitsverschaffing (zie grafiek 7.3), vanwege de specifieke schaarste aan liquiditeit met een langere looptijd. Om mogelijke extra onrust door het gebruikelijke jaareinde-effect te voorkomen is bovendien eind december een extra ruime herfinancieringsoperatie uitgevoerd met een langere looptijd (twee weken in plaats van één). Verder heeft het Eurosysteem, op basis van een swapovereenkomst met het Amerikaanse stelsel van centrale banken (de Fed), dollarliquiditeit verstrekt aan het Europese bankwezen tegen eurogedenomineerd onderpand. Dit laatste was onderdeel van de eerste gecoördineerde actie sinds 11 september 2001, waarbij diverse centrale banken betrokken waren. Het Eurosysteem is erin geslaagd de daggeldrente gemiddeld dicht bij de beleidsrente te houden, hoewel de driemaands rente duidelijk op een relatief hoog niveau is blijven liggen (zie hoofdstuk 2). Dit weerspiegelt de terughoudendheid van banken om elkaar voor een langere periode krediet te verstrekken. De ontwikkelingen kunnen in veel opzichten worden gezien als een correctie, na een lange periode van hoge risicotolerantie en schuldopbouw bij financiële marktpartijen, bedrijven en huishoudens. Dergelijke ‘boom-bust’-patronen hebben zich in de geschiedenis vaker voorgedaan. Een verschil met eerdere cycli is dat de problemen meer dan voorheen zijn veroorzaakt door de complexiteit en intransparantie van risicoposities. In combinatie met de voortschrijdende integratie en globalisering van het financiële systeem maakt dit bovendien een effectieve crisisbeheersing door de autoriteiten lastiger. Liquiditeitsrisico en waarderingskwesties De recente gebeurtenissen illustreren dat financiële ondernemingen – vooral banken – voor de financiering van hun activiteiten steeds afhankelijker zijn geworden van financiële markten. Belangrijk in dit kader is de zogenoemde ‘funding’-liquiditeit, oftewel de mate waarin een onderneming voldoende financiering kan aantrekken om haar onmiddellijke betalingsverplichtingen na te komen. Deze ‘funding’-liquiditeit vertoont tegenwoordig een sterke interactie met marktliquiditeit. Dit laatste is het relatieve gemak waarmee marktpartijen financiële activa kunnen verhandelen zonder dat dit leidt tot grote prijsbewegingen. Marktliquiditeit wordt bepaald door factoren als de marktstructuur, de omvang van de markt en het aantal marktpartijen en wordt bovendien sterk beïnvloed door financiële innovatie en de opkomst van nieuwe spelers zoals hedge funds. De nauwe verwevenheid tussen marktliquiditeit en ‘funding’-liquiditeit kwam in het verslagjaar duidelijk naar voren. De recente ontwikkelingen tonen dat, indien de markten niet goed functioneren, marktpartijen onvoldoende financiering kunnen aantrekken en daardoor soms noodgedwongen posities
117
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Grafiek 7.2 - Risicopremies bedrijfsobligaties, eurogebied In basispunten
AAA
AA
A
BBB
240
200
160
120
80
40
0 mei 07
jan. 08 Niet-financiële ondernemingen
mei 07
jan. 08 Financiële ondernemingen
Bron: Datastream.
Marktonrust bemoeilijkt waardering …
moeten afbouwen. Om dit te voorkomen zullen banken bovendien geneigd zijn meer liquiditeiten vast te houden, waardoor de betreffende markten kunnen opdrogen. Dergelijk gedrag is vanuit de individuele onderneming gezien logisch of zelfs onontkoombaar, maar draagt op macroniveau bij aan een verdere verstoring van de markt waardoor gebrekkige ‘funding’- en marktliquiditeit elkaar versterken. In het verslagjaar ontstonden ‘funding’-problemen gerelateerd aan het opdrogen van marktliquiditeit, met name bij banken die zich voornamelijk financieren op de financiële markten (‘wholesale’) in plaats van met traditionele deposito’s (‘retail’). Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de Britse bank Northern Rock, die door de turbulentie met grote ‘funding’problemen werd geconfronteerd waardoor de Britse autoriteiten langdurig liquiditeitssteun moesten verlenen. Deze bank was sterk afhankelijk van ‘wholesale’-financiering. Bovendien werd Northern Rock, nadat de autoriteiten bekend hadden gemaakt dat zij noodliquiditeitssteun hadden verleend, geconfronteerd met een klassieke ‘bank run’. De marktonrust en daarmee gepaard gaande liquiditeitsproblemen hebben het moeilijker gemaakt om de waarde van financiële titels te bepalen. Hierbij speelt het toegenomen gebruik van de actuele marktwaarde in financiële verslaggevingsstandaarden zoals de International Financial Reporting Standard (ifrs). De actuele marktwaarde wordt bepaald op grond van de transactieprijs die tot stand komt op een ordelijk functionerende markt. Indien een dergelijke markt ontbreekt of niet goed functioneert, kan gebruik worden gemaakt van prijsinformatie uit vergelijkbare markten (‘mark-to-market’) of, indien ook dat niet mogelijk is, van modelbenaderingen (‘mark-to-model’). Deze verschillende benaderingen kunnen tot uiteenlopende resultaten leiden. Opvallend is dat vooral Amerikaanse zakenbanken in verband met de subprime-crisis in een vroeg stadium omvangrijke afwaarderingen naar buiten hebben gebracht. Dergelijke afboekingen leidden tot directe verliezen, aangezien de betreffende activa doorgaans onder de handelsactiviteiten van deze banken vallen. Bij de meeste Europese banken is dit laatste veel minder het geval, waardoor de afwaardering niet zozeer in de winst- en verliesrekening tot uiting komt, maar
118
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Grafiek 7.3 - Geldmarktoperaties Eurosysteem 2007 Totale uitstaande kredietverlening, EUR miljard
Finetuneoperaties
Langlopende operaties
Basisoperaties
700 Extra ruime herfinancieringsoperatie 550 400 250 100 -50 Steunoperaties 9-12 augustus
-200 jan.
feb.
mrt.
apr.
mei
jun.
jul.
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
jan.
Bron: ECB.
… en legt tekortkomingen kredietbeoordelaars bloot
7.4
vooral ten koste gaat van de herwaarderingsreserve en daarmee het eigen vermogen. Bij de gerapporteerde afboekingen moet worden bedacht dat dit momentopnamen zijn. Nieuwe marktontwikkelingen kunnen zich gemakkelijk vertalen in aanpassingen – opwaarts of neerwaarts – van geschatte verliezen. Moeilijkheden bij een goede waardebepaling maken een goede risico-inschatting er niet eenvoudiger op. Integendeel. Kredietbeoordelaars spelen een cruciale rol bij de beoordeling van de structuur en het kredietrisico van de financiële instrumenten die door de subprime crisis zijn geraakt. Daarbij is de afgelopen jaren ook ingespeeld op de toenemende vraag naar ratings voor innovatieve gestructureerde producten. De marktturbulentie toont aan dat het gebruik van deze ratings de nodige tekortkomingen kent. Zo is bij subprime-gerelateerde gestructureerde producten zelfs de marktwaarde van tranches met een aaa-status aangetast (zie grafiek 7.4). Dit duidt erop dat te optimistische aannames aan de beoordelingen ten grondslag hebben gelegen. Dit kan te maken hebben met het onvoldoende onderkennen van modelrisico, de beperkte beschikbaarheid van ervaringscijfers en de onzekerheid als gevolg van markt- en liquiditeitsrisico. Gezien de snelle vernieuwing en toenemende complexiteit van gestructureerde producten rijst bovendien de vraag of beleggers voldoende beseffen welke risico’s relevant zijn en met welke beperkingen kredietbeoordelaars te maken hebben bij hun analyses. Implicaties voor het ‘originate-to-distribute’-model Kredietrisico is de laatste jaren steeds beter verhandelbaar geworden. Hierdoor heeft het klassieke bankmodel, waarbij banken kredieten verstrekken die zij op hun balans houden, geleidelijk terrein verloren aan het zogenoemde ‘originateto-distribute’ (otd)-model. Volgens dit model worden leningen verstrekt met de intentie deze over te dragen aan andere marktpartijen. Dit gebeurt door de leningen van de balans te halen, te bundelen en vervolgens via speciale juridische entiteiten – zoals siv’s en conduits – door te verkopen aan geïnteresseerde beleggers. In de Verenigde Staten bestaat al decennia een markt voor gesecuritiseerde kredieten en wordt ongeveer de helft van de verstrekte
119
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Grafiek 7.4 - Waarde-ontwikkeling CDS-tranches Tranches ABX-HE 07-1; dit zijn subprime-gerelateerde gestructureerde kredietproducten
AAA
AA
BBB
100
50
0 jan.
feb.
mrt.
07
apr.
mei
jun.
jul.
aug.
sep.
okt.
nov.
dec.
jan. 08
Bron: JP Morgan.
OTD-model heeft belangrijke voordelen …
… maar ook ernstige tekortkomingen
woninghypotheken gesecuritiseerd. In Europa kwam deze activiteit pas goed van de grond rond de eeuwwisseling, in het kielzog van de integratie van financiële markten. Het otd-model biedt diverse voordelen. Zo worden – voorheen illiquide – bancaire activa verhandelbaar gemaakt, waardoor een belangrijke kwetsbaarheid van het traditionele bankmodel vermindert. Daarnaast treedt meer specialisatie op binnen de kredietketen: banken leggen zich toe op de verstrekking van leningen, gespecialiseerde instellingen ontwikkelen gestructureerde kredietproducten, korte-termijnbeleggers zoals hedge funds bevorderen de marktliquiditeit en institutionele beleggers nemen een deel van het kredietrisico op zich. Deze specialisatie kan de efficiëntie van het financiële intermediatieproces vergroten, terwijl door het herstructureren en verhandelen van kredietrisico additionele prijsinformatie op de markten beschikbaar komt. Verbetering van het risicomanagement vormt een belangrijk motief voor het otd-model. Kredietrisico’s kunnen beter worden gediversifieerd, waarbij risicoconcentraties en -correlaties worden beperkt. Bovendien zijn dankzij securitisatie solvabiliteitseisen minder knellend – kredietrisico verdwijnt immers van de balans – en kunnen banken als intermediair inkomsten genereren in de ‘Credit Risk Transfer’ (crt)-markt. Een ander motief is kapitaalarbitrage, met name onder het tot voor kort geldende solvabiliteitsraamwerk (Bazel i). Doordat de solvabiliteitseisen nauwelijks risicogevoelig waren, was het aantrekkelijk om activa te securitiseren waarvoor relatief veel kapitaal moest worden aangehouden. Kapitaalarbitrage kon ook plaatsvinden tussen het banken- en handelsboek van banken. Voor marktrisico lagen de kapitaaleisen namelijk lager dan voor kredietrisico, wat het aantrekkelijk maakte om leningen te verpakken als verhandelbare stukken en over te hevelen naar het handelsboek van de instelling of naar een tegenpartij. Het nieuwe solvabiliteitsraamwerk, Bazel ii, is risicogeoriënteerder en zal daarom de prikkel voor securitisatie verminderen (zie hoofdstuk 4). De marktturbulentie in 2007 heeft laten zien dat het otd-model ook ernstige tekortkomingen kent. Zo heeft de kredietverstrekker na de risico-overdracht minder reden om het risico te blijven monitoren. Bovendien kan asymmetrische informatie een rol spelen, waarbij de kredietverstrekker misbruik kan maken van
120
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
OTD-model moet worden verstevigd
7.5
‘inside’ informatie over een kredietportefeuille. Een kredietverstrekker kan deze risico’s beperken door openheid over de eigen betrokkenheid en resterende uitzettingen op de betreffende kredieten. Verder kan van een asymmetrische beloningsstructuur binnen een bank een verkeerde prikkelwerking uitgaan, waarbij de betrokken personen bij hoge rendementen flink worden beloond maar bij verliezen slechts beperkt worden geraakt. Tot slot kunnen informatieproblemen ontstaan doordat gestructureerde producten die worden gebruikt voor risico-overdracht veelal complex zijn en daardoor weinig transparant. Dit maakt het moeilijk om de risico’s van dergelijke instrumenten goed in te schatten. Een belangrijke kwetsbaarheid van het otd-model is de sterke afhankelijkheid van marktliquiditeit. Met het opdrogen van markten voor gestructureerde kredietproducten konden banken in de loop van 2007 een deel van de risico’s niet meer overdragen, waardoor ze werden opgezadeld met illiquide en veelal afgewaardeerde kredieten. Dit vertaalde zich in gedwongen balansverlenging – waarbij vermeende risico-overdrachten moesten worden teruggedraaid – alsmede afschrijvingen en toegenomen druk op balansratio’s. Tevens kochten banken obligaties die door hun eigen ‘Special Purpose Vehicles’ (spv’s) waren uitgegeven. Dit laatste blijkt uit het toegenomen effectenbezit van Nederlandse banken, waarvan een groter gedeelte voor rekening komt van zogenoemde ‘Other Financial Institutions’ (ofi’s), waarvan spv’s deel uitmaken (zie grafiek 7.5). Door het wegvallen van marktliquiditeit werden banken bovendien geconfronteerd met het probleem om complexe producten te waarderen (zie paragraaf 7.4). Daarmee was aan een belangrijke voorwaarde van het otd-model – het goed kunnen prijzen van risico’s – niet langer voldaan, en kon het model niet meer functioneren. Wat zijn de toekomstperspectieven voor het otd-model? Gezien de kwetsbaarheden lijkt het in ieder geval belangrijk dat de voorwaarden voor het model – transparantie, goed risicobeheer, juiste prikkelwerking – worden verstevigd. Met een dergelijke aanpassing kan het otd-model ook in de toekomst een efficiënte intermediatie bevorderen. Dit zal primair door de sector zelf moeten worden gerealiseerd, waarbij toezichthouders de benodigde marktdiscipline kunnen stimuleren door bevordering van de transparantie over risico’s van gesecuritiseerde producten. Bovendien zorgt het nieuwe toezichtraamwerk, Bazel ii, voor versterking van het risicobeheer en specifieke kapitaaleisen voor liquiditeitstoezeggingen aan entiteiten buiten de bankbalans. Het liquiditeitsbeheer kan verder worden versterkt door regelmatig stress-testen uit te voeren. Macro-stresstesten voor het stelsel als geheel, georganiseerd door een centrale bank of toezichthouder, kunnen bijdragen aan het risicobewustzijn van instellingen voor stelselbrede schokken. In 2007, vlak vóór het uitbreken van de turbulentie, heeft dnb een macro-stresstest gedaan, in samenwerking met een aantal Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Daarbij is de gevoeligheid voor problemen in de crt-markt getest. Beleid van de autoriteiten 7.5.1 Toezicht en crisismanagement Centrale banken en andere financiële instellingen hebben zich ingespannen om de turbulentie binnen de perken te houden en paniek te voorkomen. Opvallend is de sterke internationale samenwerking tussen het Eurosysteem, de Federal Reserve en andere centrale banken. In goede onderlinge coördinatie hebben zij meerdere malen extra tijdelijke liquiditeiten op de markt gebracht. Deze samenwerking is ook zichtbaar in de belangrijkste beleidsfora gericht op toezicht, crisismanagement en financiële stabiliteit.
121
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
Grafiek 7.5 - Effectenbezit van Nederlandse banken In EUR miljard; %-aandeel uitgeven door Nederlandse OFI’s
Totale effectenbezit
waarvan uitgegeven door Nederlandse OFI’s (veelal SPV’s), schaal rechts
260
40
230
30
200
20
170
10 jan.
mrt.
mei
2006
jul.
sep.
nov.
jan.
mrt.
mei
jul.
sep.
2007
Bron: DNB.
FSF analyseert marktonrust
Memorandum of Understanding met Financiën
Het Financial Stability Forum (fsf) beoogt de internationale financiële stabiliteit te bevorderen door middel van informatie-uitwisseling en samenwerking op het terrein van toezicht en regelgeving. Dit forum is eind jaren negentig opgericht op initiatief van de g7-landen; daarnaast is een beperkt aantal landen – waaronder Nederland – vertegenwoordigd in het fsf, alsmede internationale financiële instellingen (imf, Wereldbank, bis, oeso) en organisaties op het terrein van toezicht en regelgeving (waaronder het Bazels Comité voor Bankentoezichthouders). Het fsf heeft in het verslagjaar uitgebreid aandacht besteed aan de financiële marktonrust. In september is de fsf Working Group on Market and Institutional Resilience opgericht om de ontwikkelingen te analyseren en te komen tot voorstellen voor een internationaal gecoördineerde beleidsreactie. Daarbij wordt onder meer gekeken naar het risicobeheer van financiële ondernemingen, waarderingskwesties, de rol van kredietbeoordelaars en mogelijke implicaties voor het toezicht. De werkgroep zal in het voorjaar van 2008 verslag uitbrengen. Met de toenemende financiële integratie krijgen toezicht en crisisbeheersing een steeds meer grensoverschrijdend karakter. Specifieke beleidsdoelstellingen van de Europese Unie zijn convergentie en efficiëntie in het toezicht, alsmede het waarborgen dat, als zich een crisis zou voordoen, de betrokken autoriteiten effectief en slagvaardig kunnen optreden. Hiertoe heeft de Ecofin in september 2007 op voorstel van het Economic and Financial Committee (efc) een aantal principes voor financieel crisismanagement vastgesteld. Tevens zal het efc het multilaterale Memorandum of Understanding (MoU) uit 2005 over crisismanagement aanpassen, waarin de afspraken tussen toezichthouders, centrale banken en ministeries worden bevestigd. Wel is het belangrijk om – binnen de Europese kaders – flexibel te kunnen inspelen op calamiteiten en zonodig per instelling hierover bilaterale afspraken te maken. Zo heeft dnb in 2006 een MoU afgesloten met de Belgische autoriteiten, gericht op de financiële instellingen die in beide landen actief zijn. Ook op nationaal niveau staat het crisismanagement op de agenda. Begin 2007 hebben dnb en het Ministerie van Financiën een MoU opgesteld, waarin de afspraken over de rol van beide autoriteiten ten aanzien van financiële stabiliteit en crisismanagement zijn vastgelegd. Eind 2007 hebben dnb en dit ministerie een oefening gehouden,
122
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
om onderlinge samenwerking in een financiële crisis te testen. Hieruit bleek dat de afspraken in de MoU effectief crisismanagement bevorderen. 7.5.2 imf richt zich op het bewaken internationale financiële stabiliteit Ook voor het imf was de turbulentie op de financiële markten een belangrijk aandachtsgebied. Het imf heeft de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht besteed aan ontwikkelingen in het mondiale financiële stelsel. Dit blijkt uit organisatorische aanpassingen, waaronder de vorming van een nieuwe afdeling, het Monetary and Capital Markets Department, die zich specifiek richt op het in kaart brengen van financiële kwetsbaarheden. Ook publiceert het imf sinds enkele jaren het Global Financial Stability Report, waarin relevante ontwikkelingen voor de mondiale financiële stabiliteit worden geanalyseerd. Tijdens het verslagjaar is door het imf verder vooruitgang geboekt op een aantal onderdelen van de strategische koers die werd ingezet onder voormalig Managing Director (md) Rodrigo de Rato. Zo hebben enkele wijzigingen op het terrein van surveillance hun beslag gekregen. De nieuwe wisselkoersbeslissing staat hierbij centraal. Besloten is dat het imf bij de landensurveillance nadrukkelijker de externe stabiliteit zal beoordelen. Hiervan is sprake indien de reële wisselkoers, op basis van een beoordeling van de betalingsbalanspositie van het land, ’fundamenteel’ in evenwicht is. Tevens zijn de in 2006 ingestelde multilaterale consultaties over de mondiale onevenwichtigheden in het verslagjaar afgerond. Hierbij waren China, het eurogebied, Japan, Saudi-Arabië en de Verenigde Staten betrokken. De consultaties dienden als platform voor de uitwisseling van ideeën over de oorzaken en oplossingen voor de mondiale onevenwichtigheden. De hieruit voortgevloeide beleidsvoorstellen zijn tijdens de voorjaarsvergadering van het imf bekrachtigd en worden inmiddels geïmplementeerd. Een belangrijk onderdeel van de hervormingsagenda van het imf betreft de noodzaak om de stemverhoudingen aan te passen aan de economische mondialisering en de opkomst van een aantal snel groeiende economieën. Tijdens de jaarvergadering in Washington is een volgende stap gezet bij het bepalen van een nieuwe formule voor de stemverhoudingen. Overeengekomen is dat het bbp de belangrijkste variabele van deze formule dient te zijn. Daarbij pleit Nederland voor de hantering van een compressiefactor om het stemaandeel van opkomende economieën en lage-inkomenslanden te verhogen ten opzichte van de industriële economieën. Na de jaarvergadering werd De Rato opgevolgd door Dominique Strauss-Kahn. De nieuwe Managing Director kondigde voorstellen aan voor het verbeteren van de financiële positie van het Fonds. Enerzijds dienen meer inkomsten te worden gegenereerd. Hiertoe heeft een comité onder voorzitterschap van Andrew Crockett destijds aanbevelingen opgesteld die grotendeels zijn overgenomen door de Raad van Bewindvoerders. Anderzijds zal bespaard moeten worden op de uitgaven. Voortbouwend op de ingezette strategische koers wil Strauss-Kahn deze ombuigingen aangrijpen voor een verdere strategische positionering van het Fonds ten aanzien van de uitdagingen die het internationale financiële stelsel stelt. 7.5.3 Technische samenwerking dnb verstrekt Technische Samenwerking aan collega-instellingen (centrale banken/toezichthouders) van landen die bezig zijn met de transitie naar een marktgeoriënteerde economie. Prioriteit bij de verstrekking van Technische Samenwerking ligt bij de twaalf landen die Nederland vertegenwoordigt in het
123
dnb / Jaarverslag 2007
Financiële stabiliteit
imf (imf-kiesgroep) en bij landen waarmee ons land (historische) banden heeft. Het belang van een moderne centrale bank voor de financiële stabiliteit is groot, ook in deze landen. Net als in 2006 zette dnb ongeveer 1.000 mandagen in voor Technische Samenwerking, die bij benadering evenredig waren verdeeld over de volgende vier externe functies: toezicht en financiële stabiliteit, betalingsverkeer, markten/onderzoek/statistiek, en interne functies, zoals audit en accounting en personeelsbeleid. Het geven van Technische Samenwerking is niet alleen verrijkend voor de ontvangers, maar ook voor de betrokken dnb-experts, die de internationale workshops geven. Omdat Roemenië en Bulgarije per 2007 lid zijn geworden van de eu, komt de Technische Samenwerking van dnb nu vooral ten goede aan de kiesgroeplanden op de Balkan en in de voormalige Sovjet-Unie. Voor veel van deze landen geldt, of ze nu ambiëren lid te worden van de eu of niet, dat de Europese regelgeving en praktijk voor hen een belangrijk richtsnoer is bij de modernisering van hun centrale banken. Verder heeft dnb de autoriteiten van het nieuw toegetreden kiesgroepland Montenegro bezocht om de behoefte aan Technische Samenwerking te bespreken.
124
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
8 Bedrijfsvoering en verantwoording
8.1 2007 door financiële turbulentie en ABN AMRO een druk jaar
8.2
Inleiding De turbulentie op de financiële markten en de overname van abn amro brachten veel extra werk mee voor de Nederlandsche Bank. Tegelijkertijd wist de organisatie de meeste doelstellingen voor 2007 te behalen. Deze verantwoording biedt een overzicht van de resultaten en de kostenontwikkeling in 2007 (paragraaf 8.2). Andere belangrijke thema’s van deze verantwoording zijn de corporate governance, risicobeheersing en de interne besturing van onze organisatie (paragraaf 8.3). Verder is er specifieke aandacht voor de beleggingen en financiële risico’s van de Nederlandsche Bank (zie paragraaf 8.4). Missie, resultaten en inspanningen 8.2.1 Missie en bereikte resultaten dnb maakt zich sterk voor ‘financiële stabiliteit’ en levert daarmee een actieve bijdrage aan de welvaart in Nederland. Daartoe: - zet zij zich samen met andere Europese centrale banken in voor een stabiele koopkracht van de euro (‘monetair beleid’); - streeft zij naar een soepele, betrouwbare en efficiënte afwikkeling van het ‘betalingsverkeer’; - ziet zij erop toe dat financiële instellingen voldoende vermogen hebben om aan hun verplichtingen te voldoen en een solide en integere bedrijfsvoering hebben (‘prudentieel toezicht’); - draagt zij door ‘economisch advies’ bij aan een goede nationale en internationale besluitvorming op genoemde terreinen. Verder adviseert dnb de Minister van Financiën over ‘exportkrediet- en investeringsverzekeringen’. Voor het uitvoeren van haar taken zijn toonaangevende kennis en ‘statistiekverzameling’ van groot belang. dnb wil invulling geven aan haar rol als kennisinstituut door de kennis met de maatschappij te delen. De organisatie streeft naar een effectieve en efficiënte uitvoering van haar taken.
Meeste doelstellingen zijn gehaald
In het verslagjaar heeft dnb de in haar missie verwoorde maatschappelijke doelen grotendeels gehaald. De ontwikkelingen en resultaten met betrekking tot de hoofdtaken van dnb (monetair beleid en economisch advies, betalingsverkeer, prudentieel toezicht en financiële stabiliteit) zijn beschreven in de hoofdstukken 1 tot en met 7. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de bijdrage van dnb aan het gevoerde monetaire beleid en de geldmarktoperaties in 2007, de voorbereidingen op de Europese integratie van het betalingsverkeer, de
125
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
werkzaamheden van dnb rond de overname van abn amro en de financiële stabiliteitsanalyses. Een overzicht van de uitvoering van de overige taken (exportkrediet- en investeringsverzekeringen en statistiekverzameling), het (inter)nationale overleg en de bedrijfsvoering van dnb volgt in deze paragraaf.
Na 85 jaar eindigt in 2008 EKV-rol van DNB
Kwaliteit DNB-statistieken scoort hoog
Exportkrediet- en investeringsverzekeringen De afgelopen 85 jaar heeft dnb bijgedragen aan het Nederlandse beleid op het gebied van de exportkrediet- en investeringsverzekeringsfaciliteiten (ekv) van de Staat. In mei 2007 besloot het Ministerie van Financiën de organisatie rondom de ekv te stroomlijnen. In de nieuwe opzet zal dnb geen rol meer vervullen. dnb is gestart met de overdracht van deze taak aan Financiën en zal de overdracht voor eind juni 2008 afronden. Met het oog op haar terugtreden in 2008 heeft dnb haar moderniseringsactiviteiten voor de faciliteit aangepast. In overleg met Financiën zijn nieuwe prioriteiten gesteld. De doelstelling Invoering bedrijfsplancyclus voor ekv is geschrapt. dnb zal de ontwikkeling van het Portfoliomodel, een kernproject voor de ekv-faciliteit, niet voltooien. De verantwoordelijkheid voor de modelbouw is ultimo december 2007 overgedragen. De modelbouw is conform het Plan van Aanpak gerealiseerd: fase 1 en 2 (model voor risico’s op landenklasses, uitgebreid met model voor risico’s op landen) zijn in december 2007 opgeleverd. Ook is onderzocht hoe debiteurenrisico’s zijn op te nemen in het model. Er is veel aandacht besteed aan de kennisoverdracht. Het overdragen van het model aan Financiën zal volgens plan kunnen plaatsvinden. dnb blijft nog enige tijd als achtervang een rol vervullen. Op het gebied van Actief Portefeuillebeheer heeft Financiën besloten onder eigen regie een pilot ‘credit default swaps’ uit te voeren. Dit was mogelijk mede op grond van kennis die door dnb is ingebracht. In het verslagjaar heeft dnb naar vermogen de ontwikkeling van Actief Portefeuillebeheer bevorderd. Financiën heeft dit jaar de pilot met succes afgerond. Een paper over marktconforme prijsstelling voor kredietrisico’s in oeso-landen is in internationaal overleg ingebracht door dnb en Atradius, de kredietverzekeraar die de uitvoering van ekv voor haar rekening neemt. Statistiekverzameling dnb maakt statistieken op grond van onder meer ecb-verordeningen en de Wet financiële betrekkingen buitenland. In het verslagjaar is de kwaliteit van het statistiekproces voor de betalingsbalans beoordeeld door het imf door middel van een zogenoemde rosc-missie (‘report on the Observance of Standards and Codes’). Daaruit is naar voren gekomen dat dnb op 20 van de 22 geformuleerde criteria maximaal scoort. Op twee punten zijn aanbevelingen geformuleerd, die overigens van beperkte invloed zijn op de kwaliteit van de statistieken. Het imf-oordeel over cbs-statistieken is vergelijkbaar. Daarmee scoort Nederland op statistiekterrein internationaal gezien erg hoog. dnb heeft gedurende het verslagjaar de samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) verder versterkt en ook verdieping gegeven. Zo wordt gewerkt aan het uniformeren van registers, het stroomlijnen van de uitvraagstrategieën en het afstemmen van de gebruikte methodologieën. Doelstelling van die samenwerking is om de efficiëntie van de processen voor zowel cbs en dnb zelf als voor de rapporterende ondernemingen verder te vergroten. Ook binnen het escb is nagedacht over optimalisering van de statistiektaak. Het streven is, de komende jaren nog nauwer te gaan samenwerken zowel binnen het stelsel als met toezichthouders en nationale statistiekbureaus, bijvoorbeeld door frequentere gegevensuitwisseling en statistische concepten te stroomlijnen. dnb werkt hieraan actief mee en beoogt automatiseringsmiddelen tussen centrale banken uit te wisselen om zo de kosten te spreiden. In het verslagjaar zijn vele vernieuwde rapportages, als uitvloeisel van het
126
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
kapitaalakkoord Bazel ii, het Financieel toetsingskader voor pensioenfondsen en de zogenoemde ‘clean sheet’ operatie bij verzekeringsrapportages in het internettool e-Line dnb ondergebracht. e-Line is tevens geschikt gemaakt om met de ‘standaardtaal’ xbrl te rapporteren. De statistieken van dnb worden steeds vaker bezocht op de website (zie www.dnb.nl, onder ‘Statistieken’). Elke twee weken wordt een nieuw cijfer onder de aandacht van het publiek gebracht in de rubriek ‘Het actuele getal’. Op de website en in het Statistisch Bulletin zijn in het verslagjaar nieuwe tabellen gepubliceerd, onder meer over het retailbetalingsverkeer in Nederland en over de beleggingen van Nederlandse ingezetenen in beleggingsfondsen. (Inter)nationaal overleg Het werk van dnb wordt sterk gedreven door externe ontwikkelingen. Daarom participeert dnb actief in tal van overlegorganen. Zo neemt dnb deel aan verschillende comité’s van het Eurosysteem ter voorbereiding van de monetaire besluiten van de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank, waaronder het Monetary Policy Committee (mpc), dat verantwoordelijk is voor de economische ramingen en in het International Relations Committee (irc) dat zich het afgelopen jaar onder meer heeft beziggehouden met de mondiale onevenwichtigheden en de relatie met de nieuwe eu-lidstaten. Het irc staat onder voorzitterschap van dnb-directeur Henk Brouwer. dnb werkt op het gebied van betalingsverkeer samen met andere g10-landen, Singapore en Hong Kong in het Committee on Payment and Settlement Systems (cpss), dat zich richt op de bevordering van veilige en efficiënte betaalen effectenafwikkelsystemen wereldwijd. Ook overlegt dnb regelmatig met centrale banken van andere eu-landen over het betalingsverkeer, bijvoorbeeld in het Payment and Settlement Systems Committee (pssc) en het Banknote Committee (banco) van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ecsb). Het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (mob) is een nationaal overlegorgaan dat zich richt op de bevordering van de maatschappelijke efficiëntie van het Nederlandse betalingsverkeer. Het mob staat onder voorzitterschap van dnb-directeur Flip Klopper. Ook tussen toezichthouders in de financiële sector vindt veel overleg plaats. Voorbeelden van internationaal overleg zijn het Bazels Comité voor Bankentoezichthouders (bcbs), onder voorzitterschap van dnb-president Nout Wellink, en het Interim Working Committee on Financial Conglomerates (iwcfc), een comité waarin toezichthouders op Europese financiële conglomeraten samenwerken onder voorzitterschap van dnb-directeur Arnold Schilder. Een uitgebreid overzicht van de nationale, Europese en mondiale overlegorganen in de financiële sector staat op de website van dnb (zie www.dnb.nl onder ‘Over dnb’, ‘Samenwerking’). Bedrijfsvoering Het behalen van de doelstellingen van de primaire taken van dnb is mede afhankelijk van een goede dienstverlening door de ondersteunende bedrijfsonderdelen. Het uitgangspunt hiervoor is een marktconform prijs- en prestatieniveau. In 2007 is een nieuw kostentoerekeningsmodel ontwikkeld. Dit nieuwe model moet het inzicht in de (ondersteunende) kosten vergroten. In het verslagjaar is het risicobeheersings- en controlesysteem van dnb verder versterkt, waaronder Business Continuity Management en het integriteitbeleid van dnb (zie paragraaf 8.3.3). Ook ten aanzien van de ict-besturing zijn in 2007 belangrijke stappen gezet. De rollen en verantwoordelijkheden van de gebruikersorganisatie zijn aangescherpt, zodat gebruikers zich nadrukkelijker met hun eigen informatiearchitectuur zullen bezighouden. Door de invoering van de in 2006 ontwikkelde visie op de ict-besturing wordt tevens een meer
127
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
Business Continuity Management en integriteitbeleid verder versterkt
coherente informatievoorziening bereikt. De eerste resultaten zijn inmiddels zichtbaar. Ter vereenvoudiging van de ict-infrastructuur is het aantal applicaties met een derde verminderd. Ook is het project voor het uitfaseren van het mainframe nagenoeg afgerond. dnb investeert in het aantrekken en ontwikkelen van talentvol personeel. In 2007 is dnb wederom op een tweede plaats terechtgekomen in het Intermediair Beste werkgeversonderzoek. Deze en andere ontwikkelingen op personeelsgebied worden belicht in het Sociaal Jaarverslag. Om de kwaliteit en efficiëntie van de organisatie te vergroten, concentreert dnb haar werkzaamheden op de hoofdvestiging in Amsterdam. Medio 2007 zijn de agentschappen gesloten. Ook is besloten om het kantoor in Apeldoorn in 2010 te sluiten. Om dit mogelijk te maken is in 2007 gestart met de verbouwing van het kantoor in Amsterdam. Een belangrijke stap is de inrichting van een nieuw computercentrum in de hoofdvestiging. Sinds de reorganisatie van 2004 werkt dnb continu aan de verbetering van haar bedrijfsprocessen. In 2007 is in dit verband onder andere gestart met het optimaliseren van het documentmanagement- en archiveringssysteem. 8.2.2 Kostenontwikkeling De reguliere bedrijfskosten komen in 2007 uit op eur 251,3 miljoen. Dit is een daling van eur 27,1 miljoen (10%) ten opzichte van de begroting 2003 (referentie voor de efficiencytaakstelling in het kader van de fusie tussen dnb en de Pensioen- en Verzekeringskamer). Grafiek 8.1 toont de ontwikkeling van de reguliere bedrijfskosten. De reguliere bedrijfskosten zijn exclusief de productiekosten van bankbiljetten en overige lasten, omdat deze posten niet door de bedrijfsvoering van dnb worden gedreven respectievelijk eenmalig zijn. Inclusief de productiekosten van bankbiljetten en de overige lasten zijn de kosten van dnb in 2007 eur 275,6 miljoen (zie tabel 8.1 en de jaarrekening voor een toelichting).
Grafiek 8.1 - Kostenontwikkeling van begroting 2003 naar realisatie 2007 EUR miljoen
Begroting 2003, inclusief uitbreiding PVK 2004 (basis reorganisatie)
278,4
Besparing reorganisatie DNB i.k.v fusie
22,4 Besparingen 63,3 miljoen
8,9
Reorganisatie chartale sector
Overige reducties
32,0 9,0
Uitbreiding toezichttaken
Uitbreidingen 16,0 miljoen
Uitbreiding overige taken (niet-toezicht)
7,0 Inflatie en autonome effecten 20,2 miljoen
20,2
Autonome effecten en inflatie
Realisatie 2007
251,3 200,0
128
210,0
220,0
dnb / Jaarverslag 2007
230,0
240,0
250,0
260,0
270,0
280,0
290,0
Bedrijfsvoering en verantwoording
Tabel 8.1 - Verantwoording kosten EUR miljoen Realisatie
Begroting
2007
2007
Verschil
Realisatie
Realisatie
2006
2005
168,0
Kosten Personeelskosten
168,4
167,2
1,2
162,7
Andere beheerskosten
58,8
58,0
0,8
56,6
57,5
Afschrijving op vaste activa
24,1
25,0
-0,9
28,8
25,1
Reguliere bedrijfskosten
251,3
250,2
1,1
248,1
250,6
22,2
21,8
0,4
17,4
17,4
2,1
3,1
Productiekosten bankbiljetten Overige lasten
2,1
Totaal kosten
275,6
272,0
3,6
268,6
268,0 -6,6
1
-7,8
-6,8
-1,0
-5,8
2
-1,7
0,0
-1,7
-1,5
Totaal kosten hoofdtaken
266,1
265,2
0,9
261,3
Toegerekende opbrengsten Niet toegerekende kosten
1 Dit betreft toerekening beleggingsopbrengsten i.v.m. RJ 271 en overige bedrijfsopbrengsten.
261,4
2 Waaronder de voorziening voor de afbouw van de EKV-taak van DNB (EUR 1,4 miljoen). Deze voorziening wordt niet toegerekend, omdat dit een interne reorganisatie van DNB betreft.
Aan de hoofdtaken van dnb worden – naast kosten – ook opbrengsten toegerekend die verband houden met de bedrijfsvoering van dnb (eur 7,8 miljoen), waaronder de beleggingsopbrengsten op de financiële activa die verband houden met de rj 271-voorzieningen. In de jaarrekening worden deze beleggingsopbrengsten verantwoord onder ‘Opbrengsten van overige financiële activa’. Daarnaast wordt een deel van de overige lasten niet toegerekend vanwege het buitengewone karakter van deze kosten. Totale kosten hoofdtaken in lijn met begroting
De totale kosten van de hoofdtaken van dnb komen daarmee uit op eur 266,1 miljoen. Dit is eur 0,9 miljoen hoger dan begroot (zie tabel 8.2). De hoofdtaken Tabel 8.2 - Kosten per hoofdtaak EUR miljoen Realisatie Begroting 2007
Verschil Realisatie Realisatie
2007
2006
2005
Hoofdtaak Financiële stabiliteit
6,5
7,4
-0,9
6,5
6,1
26,3
27,4
-1,1
25,9
29,1
Betalingsverkeer
109,1
113,2
-4,1
115,1
117,8
Toezicht
102,3
96,8
5,5
90,4
87,9
2,5
2,6
-0,1
2,5
2,4
19,1
17,8
18,1
Monetair beleid en economisch advies
Exportkrediet- en investeringsverzekering Statistieken Kosten uitvoering CGR Totaal
129
dnb / Jaarverslag 2007
0,3 266,1
265,2
1,3
19,1
0,3
1,8
0,9
261,3
261,4
Bedrijfsvoering en verantwoording
Lagere kosten betalingsverkeer door sluiting bankkantoren DNB …
… en hogere toezichtkosten in verband met ABN AMRO
8.3
Toezicht en Statistieken laten een overschrijding zien, de kosten voor de andere hoofdtaken zijn lager dan begroot: - De onderschrijding van de kosten voor Financiële stabiliteit (eur 0,9 miljoen) en Monetair beleid en economisch advies (eur 1,1 miljoen) wordt met name veroorzaakt door een lagere personele bezetting. - De lager dan begrote kosten voor Betalingsverkeer (eur 4,1 miljoen) worden met name veroorzaakt door het eerder sluiten van de bankkantoren van dnb (half jaar eerder dan het uitgangspunt in begroting 2007) en lagere kosten voor bestaande ict-systemen, mede een gevolg van de vervanging van deze systemen in 2007. - De toezichtkosten zijn eur 5,5 miljoen hoger dan begroot in verband met de toezichtspecifieke werkzaamheden voor de overname van abn amro. - Door het toenemende inzicht in de opbouw van de ict-kosten is de toerekening van de exploitatiekosten voor ict-systemen verbeterd. Dit is de belangrijkste oorzaak van de hogere kosten voor Statistieken. Een nadere toelichting op de kosten voor Toezicht en Exportkrediet- en investeringsverzekering staat in de zbo-verantwoording 2007 van dnb (zie www.dnb.nl onder ‘Overig dnb’, ‘Organisatie’). Daarin wordt voor Toezicht een onderscheid naar de verschillende groepen instellingen gegeven. Corporate governance DNB 8.3.1 Centrale bank - toezichthouder dnb is een vennootschap naar Nederlands recht. Op Europees niveau maakt dnb deel uit van het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb) en draagt bij aan het uitvoeren van het monetaire beleid van de Europese Gemeenschap en het bevorderen van een goed werkend betalingsverkeer. De president van dnb is lid van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ecb). De onafhankelijkheid van de ecb en de nationale centrale banken (ncb’s) is verankerd in het Europese recht. Voor dnb is dit ook op nationaal niveau vastgelegd in de Bankwet 1998. Als toezichthouder is dnb een Zelfstandig Bestuursorgaan (zbo) die op ’op afstand’ van de politiek opereert. 8.3.2 Inrichting governance dnb Governance structuur Het bestuur is in handen van de directie van de Nederlandsche Bank. In de directie zitten de president en vier (maximaal vijf) directeuren, die benoemd zijn bij Koninklijk Besluit voor een periode van 7 jaar. De directie hanteert het principe van collegiaal bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van de president als lid van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank. De Raad van Commissarissen bestaat uit minimaal negen en maximaal twaalf leden. In 2007 telde de Raad van Commissarissen tien leden. De Raad van Commissarissen ziet toe op het beheer van dnb en de algemene gang van zaken en staat de directie met raad terzijde. Tot de taken van de Raad behoren onder meer de voorafgaande goedkeuring van de begroting en de zbo-verantwoording alsmede de vaststelling van de jaarrekening. De Raad van Commissarissen laat zich ondersteunen door twee uit zijn midden geformeerde commissies, te weten de Financiële Commissie (fc, Audit Committee) en de Honorerings- en benoemingscommissie (hbc). De Financiële Commissie bereidt ten behoeve van de Raad van Commissarissen onder meer besluiten en adviezen van de Raad voor op het gebied van externe financiële rapportages, het toezicht op de naleving van interne procedures en regelgeving en de beheersing van bedrijfs-
130
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
risico’s. De Honorerings- en benoemingscommissie bereidt besluiten en adviezen van de Raad voor op onder andere het gebied van de bewaking van de continuïteit van het bestuur, de salarissen van de directie, aanbevelingen voor de benoeming van leden van de directie en interne regelgeving op het gebied van misbruik van voorkennis en onverenigbare functies. De samenstelling van de Raad van Commissarissen is opgenomen op pagina 12 van dit Jaarverslag. Het verslag van de Raad is opgenomen in hoofdstuk 9. De Minister van Financiën vertegenwoordigt de Staat als enig aandeelhouder in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. De bevoegdheid van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders bestaat onder meer uit het goedkeuren van de vastgestelde jaarrekening en het besluiten tot wijziging van de statuten. Verder is de Algemene Vergadering van Aandeelhouders verantwoordelijk voor de opdrachtverlening aan de externe accountant. Verder kent dnb een Gemeenschappelijke Vergadering (directie en Raad van Commissarissen) en een Bankraad. De Gemeenschappelijke Vergadering wordt, met inachtneming van het eg-verdrag respectievelijk de geheimhoudingsregels, geïnformeerd over escb- en toezichtaangelegenheden. Voorts is dit orgaan belast met de voordracht voor de benoeming van directieleden en draagt zij zorg voor regels ten aanzien van onverenigbare functies. De Bankraad fungeert als klankbord en bestaat uit dertien leden die op aanbeveling van de directie door de Bankraad worden benoemd. De leden vertegenwoordigen verschillende maatschappelijke geledingen, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, de financiële sector en deskundigen uit het bedrijfsleven. De directie bespreekt met de Bankraad de visie van dnb over algemeen financieel-economische ontwikkelingen. Twee leden van de Raad van Commissarissen hebben zitting in de Bankraad, onder wie de van overheidswege benoemde commissaris. De huidige samenstelling van de Bankraad is te vinden op pagina 13 van dit Jaarverslag.
Voor ZBO-taken verantwoording aan Ministers van Financiën en SZW
Governance in ruime zin Behalve als aandeelhouder is de Minister van Financiën ook in zijn hoedanigheid van minister betrokken bij de governance van dnb. Zo moet de minister instemmen met de zbo-begroting van dnb en goedkeuring geven aan de salarissen, pensioentoezeggingen en de regelingen voor onkostenvergoedingen van de directieleden evenals stortingen in en de onttrekkingen aan reserves. Op Europees niveau dient de Raad van Ministers van de Europese Unie (eu) in te stemmen met de benoeming van de externe accountant van dnb. Verder stelt de Raad van Bestuur van de ecb regels vast voor de financiële administratie en verslaglegging van door de Nationale Centrale Banken (ncb’s) uitgevoerde werkzaamheden in het kader van het escb. Om redenen van efficiency past dnb deze regels waar mogelijk ook toe op nationale werkzaamheden. dnb is voor haar zbo-taken verantwoording verschuldigd aan de Ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (szw). De opzet en wijze van verantwoording is wettelijk vastgelegd in de Bankwet 1998, de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Pensioenwet (Pw). De concept-begroting voor het toezicht wordt ter consultatie aan panels met representatieve vertegenwoordigers van onder toezicht staande instellingen voorgelegd. De zbo-begroting wordt goedgekeurd door de Raad van Commissarissen en behoeft de instemming van de Ministers van Financiën en szw. Tevens publiceert dnb een jaarverantwoording waarin uiteen wordt gezet op welke wijze zij haar zbo-taken heeft uitgeoefend en welke doelstellingen tegen welke kosten zijn gerealiseerd. Ook deze verantwoording wordt besproken in een panel en heeft de instemming van de Ministers van Financiën en szw nodig. Het toezicht namens de Minister van szw op de taken van dnb in het kader van het toezicht op pensioenuitvoerders wordt uitgevoerd door de Inspectie Werk en Inkomen. Dit vindt
131
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
plaats via reguliere deelonderzoeken en informatie-uitwisseling. Bij wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 zijn de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van dnb in 2007 uitgebreid. De Algemene Rekenkamer heeft toegang tot de informatie over de zbo-taken van dnb. Naast bovengenoemde ‘formele’ verantwoordingsmechanismen gaat dnb voortdurend de dialoog aan met verschillende belanghebbenden. Regelmatig wordt overlegd met vertegenwoordigers van representatieve marktpartijen. Verder onderhoudt dnb nauw contact met het publiek; zo krijgt dnb jaarlijks circa 60.000 informatieverzoeken over haar taken, specifieke producten of instellingen en de financiële sector in het algemeen. Naast vragen ontvangt de Informatiedesk maandelijks ongeveer 30 à 35 klachten over onder toezicht staande instellingen en over illegale activiteiten. dnb informeert de consumenten altijd over de afhandeling van hun klacht, mits dit niet in strijd is met haar wettelijke geheimhoudingsplicht. In 2007 heeft dnb 175 klachten afgehandeld met betrekking tot de guldenomwisselingsaktie. Voorts is een beperkt aantal andere externe klachten ontvangen. dnb draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten op basis van de ‘Klachtenregeling dnb voor externen’ De volledige tekst van van deze regeling is te vinden op de website (zie www.dnb.nl onder ‘Over dnb’, ‘Gedragscode en regelingen’). Verder ontvangt dnb jaarlijks ongeveer 10.000 bezoekers, met name scholieren, in het Bezoekerscentrum. In het kader van kennisoverdracht wordt een nauwe relatie onderhouden met de academische wereld. Voor het onderwijs heeft dnb diverse pakketten met educatief materiaal ontwikkeld. dnb heeft in 2007 besloten tot het versterken van de compliancefunctie door een nieuwe afdeling Compliance en integriteit. De afdeling heeft de taak te bevorderen dat de activiteiten van dnb en haar medewerkers plaatsvinden binnen het raamwerk van de geldende wet- en regelgeving, de gedragscode en de integriteitregelingen van dnb.
DNB wijkt op twee bepalingen af van Code Tabaksblat
De corporate governance code dnb hecht grote waarde aan goed ondernemingsbestuur. De organisatie is niet verplicht te voldoen aan de Code Tabaksblat, maar streeft ernaar deze waar mogelijk na te leven. In de volgende gevallen volgt dnb een praktijk die afwijkt van de voorschriften van de Code Tabaksblat: - Conform de Bankwet 1998 worden directieleden benoemd voor een periode van zeven jaar en niet zoals bepaling ii.1.1 van de Code voorschrijft, voor een periode van vier jaar; - De voorzitter van de Raad van Commissarissen vervult ook het voorzitterschap van de Honorerings- en benoemingscommissie. Daarmee wordt afgeweken van bepaling iii.5.11 van de Code. Gelet op zowel de maatschappelijke als organisatorische betekenis van het bezoldigingsbeleid, dat bovendien op voorstel van de Raad door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders wordt vastgesteld, wordt een intensieve betrokkenheid van de Voorzitter van de Raad wenselijk geacht. dnb heeft in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën haar Statuten en Reglement van orde aangepast aan de Code Tabaksblat. Deze herziening is op 13 maart 2007 tot stand gekomen in lijn met een dienovereenkomstig besluit van de Minister van Financiën als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, houdster van het gehele uitstaande aandelenkapitaal van dnb. De volledige tekst van de Statuten en het reglement van Orde zijn gepubliceerd op de website (zie www.dnb.nl onder ‘Nieuws en publicaties’, ‘Wetten en regelgeving’).
132
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
8.3.3 Interne besturing De directie is eindverantwoordelijk voor de interne besturing van dnb en gebruikt daarvoor een planning en controlcyclus (p&c-cyclus) en een systeem voor risicobeheersing. Daarnaast is een interne audit functie ingericht, die de directie ondersteunt bij de interne beheersing. Planning en controlcyclus Voor de interne besturing heeft dnb een p&c-cyclus ingericht. Binnen deze cyclus zet de directie aan de hand van strategische doelstellingen jaarlijks de kaders voor de organisatie neer. Binnen deze kaders stellen de divisies bedrijfsplannen op, die worden geconsolideerd tot een dnb-begroting. Op kwartaalbasis rapporteren de divisies over de realisatie aan de directie en stuurt de directie bij waar nodig. Risicobeheersing vormt een integraal onderdeel van de interne besturing van dnb (zie paragraaf over risicobeheersing). De p&c-cyclus bevat naast de gebruikelijke instrumenten enkele specifieke instrumenten: - De besluitvorming over grote projecten wordt ondersteund door businesscases die volgens een standaard format moeten worden opgesteld. Een onderdeel van de businesscase is een kosten/baten-analyse. - Voor de verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van bedrijfsprocessen gebruikt dnb een gestructureerde procesverbeteringsmethodiek (Lean Six Sigma). - De kosten van ondersteunende producten en diensten worden periodiek geijkt aan het kostenniveau van vergelijkbare diensten bij representatieve externe organisaties.
Doelmatigheid en rechtmatigheid door externe accountant beoordeeld
Risicobeheersing in 2007 verder gestructureerd …
… eerste risk self assessments uitgevoerd
Doelmatigheid en rechtmatigheid dnb streeft naar een efficiënte, doelgerichte en rechtmatige inzet van middelen. Om dit te bereiken wordt in de hiervoor beschreven p&c-cyclus een concrete verbinding gelegd tussen de doelstellingen van dnb en de daarvoor gemaakte kosten. dnb heeft de externe accountant gevraagd om de doelmatige en rechtmatige inzet van financiële middelen op dnb-niveau te beoordelen en hierover in het verslag van bevindingen bij de accountantsverklaring te rapporteren. Voor de toezichttaken is dit een verplichting die voortvloeit uit de Wet op het financieel toezicht en de Pensioenwet (rechtmatigheid sinds 2005, doelmatigheid met ingang van verslagjaar 2007). dnb hecht hier veel waarde aan en heeft ervoor gekozen de doelmatigheid en rechtmatigheid voor de gehele organisatie te laten beoordelen. De belangrijkste doelmatigheidsindicator is een goede werking van de p&ccyclus. Daarbij geven de meerjarige kostenontwikkeling en de werkelijke kosten ten opzichte van het budget in het verslagjaar een goed beeld van de doelmatigheid van dnb (zie paragraaf 8.2.2). dnb streeft naar 100% rechtmatigheid van haar uitgaven. Alleen op het gebied van Europese aanbesteding is dit streven niet gehaald. In 2007 bleek dat 2,4% van de uitgaven van dnb niet Europees is aanbesteed, terwijl dit wel had gemoeten. Dit is een verbetering ten opzichte van 2006 (3,6%). Risicobeheersing In 2007 is risicobeheersing binnen dnb verder gestructureerd aan de hand van het coso 2-raamwerk. Dit sluit aan bij de behoefte om de interne beheersing verder te professionaliseren. dnb maakt gebruik van een gestructureerde methodiek om risico’s en beheersmaatregelen in kaart te brengen, te evalueren en vervolgens passende actie te nemen. Deze methodiek maakt gebruik van risk self assessments (rsa), een gemeenschappelijke risicotaal en de risicotolerantie. Vanuit integraal management zijn de divisies verantwoordelijk voor de beheersing van de risico’s voor het behalen van hun doelstellingen.
133
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
Voor organisatiebrede risico’s is de beheersing belegd in stafafdelingen. De directie is eindverantwoordelijk voor de opzet en werking van het systeem van risicobeheersing. In 2007 is een rsa uitgevoerd op de financiële verslagleggingsrisico’s en hebben drie van de dertien divisies een volledige rsa uitgevoerd. De uitkomsten van deze rsa’s hebben voor deze divisies geleid tot een meer diepgaande risicoparagraaf in de bedrijfsplannen 2008. De gestructureerde methodiek is door de betrokken divisies als nuttig ervaren. Belangrijke aandachtspunten in 2007 waren compliance- en integriteitrisico’s, Business Continuity Management (bcm) risico’s en (informatie)beveiliging. Zo is per 1 januari 2008 de afdeling Compliance & integriteit opgericht en is ’integriteit’ aan de bestaande kernwaarden van dnb toegevoegd. Vanuit bcm is in 2007 de crisismanagementorganisatie aangepast en heeft iedere divisie een Business Continuity Plan (bcp) opgesteld. Deze bcp’s vereisen nog een verbeteringsslag. Zo moet de werking van de bcp’s meer worden geoefend. Ook moeten onduidelijkheden over autorisaties bij kritische processen worden weggenomen en moeten werkprocessen voor afdeling- en divisie-overschrijdende afhankelijkheden worden vastgelegd. Voor 2008 zal dan ook dnb-breed de focus worden gelegd op het oefenen met de bcp’s aan de hand van diverse specifieke scenario’s. Evaluatie De directie verricht periodiek een brede evaluatie van bedrijfsrisico’s en het functioneren van het systeem van risicobeheersing aan de hand van de planningen controlcyclus, de rsa’s en de managementletters van de interne en externe accountant. Hierbij wordt tevens de beoordeling van doelmatigheid en rechtmatigheid betrokken. De belangrijkste uitkomsten van de evaluatie worden besproken met de Raad van Commissarissen. In de evaluatie worden de elementen van risicobeheersing betrokken zoals compliance- en integriteitwaarborgen, grondslagen van waardering en resultaatbepaling en overige elementen zoals administratief-organisatorische procesbeschrijvingen, klachtenprocedure, klokkenluidersregeling, geheimhoudingsplicht, (informatie)beveiligingsbeleid en screening procedures. Belangrijkste risico’s voor dnb De hoofddoelstelling van dnb is het waarborgen van de financiële stabiliteit. Het belangrijkste strategische risico hierbij is dat dnb niet tijdig anticipeert op relevante externe ontwikkelingen. De belangrijkste operationele risico’s zijn dat interne processen en procedures niet toereikend zijn. De belangrijkste financiële risico’s zijn opgenomen in paragraaf 8.4. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn: - De omgeving verandert snel, wet- en regelgeving op nationaal en Europees niveau is volop in ontwikkeling. Als dnb ‘niet tijdig anticipeert op relevante externe ontwikkelingen’ dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor het functioneren van de financiële sector en de reputatie van dnb. Daarom participeert dnb actief in diverse nationale en internationale gremia. Relevante ontwikkelingen in 2007 waren de turbulentie op de financiële markten, de overname van abn amro, de verdere Europese integratie van het betalings- en effectenverkeer en nieuwe toezichtwet- en regelgeving; - De ‘krapte op de arbeidsmarkt’ neemt al enige jaren toe en het blijft lastig kwalitatief hoogwaardig personeel aan te trekken. Voor dnb als kennisorganisatie zijn goed opgeleide en deskundige medewerkers cruciaal. dnb heeft daarom voortdurend aandacht voor concurrerende arbeidsvoorwaarden, goede werving- en selectieprocessen en opleiding- en loopbaantrajecten.
134
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
Door een krappe bezetting en het grote aantal projecten binnen dnb neemt het risico op fouten toe. dnb besteedt daarom extra aandacht aan kwaliteit- en projectmanagement; - dnb heeft een grote diversiteit aan ict-systemen. De uitwisseling van gegevens tussen verschillende systemen is daardoor complex. Dit leidt tot ‘hoge beheerskosten en risico van vervorming van informatie’. In het kader van effectief en efficiënt werken en vanwege het belang van een betrouwbare informatievoorziening zijn diverse beheersmaatregelen getroffen. De governance van ict is verbeterd, een centrale stuurgroep is ingericht en de functie voor informatiemanagement is versterkt. Tevens heeft dnb in 2007 het aantal applicaties met een derde gereduceerd en is gestart met de verbetering van de ict-architectuur; - dnb is een kennisinstituut waarbij de werkzaamheden veelal zijn gebaseerd op vertrouwelijke informatie. ‘Ongeautoriseerde toegang tot of gebruik van informatie(systemen)’ kan schade veroorzaken zoals schade in het vertrouwen dat dnb haar taken goed uitvoert. In 2007 is een project gestart om te waarborgen dat de diverse interne beveiligingsmaatregelen ook in de toekomst nog voldoen aan de eisen van de tijd. Verder is aandacht besteed aan de bewustwording van management en medewerkers ten aanzien van de actuele (informatie)beveiligingsrisico’s. Op grond van de door haar uitgevoerde evaluatie verklaart de directie van dnb dat, ten aanzien van de financiële verslaglegging risico’s in 2007, de interne risicobeheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaglegging geen onjuistheden van materieel belang bevat. De interne risicobeheersings- en controlesystemen ten aanzien van de financiële verslaglegging risico’s hebben in 2007 tevens naar behoren gewerkt. De directie heeft geen indicaties dat deze systemen in het lopende jaar niet naar behoren zullen werken. Voor de niet-financiële risico’s is de belangrijkste bevinding dat de invoering van een nieuwe ict-applicatie voor het reservebeheer van dnb, eind 2007 gepaard ging met een verhoogd operationeel risico. Dit is ondervangen door aanvullende maatregelen buiten het systeem om. De bevindingen ten aanzien van de niet-financiële risico’s doen geen afbreuk aan de verklaring over de financiële verslaglegging. Overigens kunnen de interne risicobeheersings- en controlesystemen nooit garanderen dat de doelstellingen van dnb zonder meer worden gehaald. Net zo min zijn deze systemen een waarborg voor het te allen tijde voorkomen van (on)opzettelijke fouten. 8.4
Omvang beleggingen DNB is EUR 35,6 miljard
Beleggingen en financiële risico’s De omvang van de activa van dnb wordt voornamelijk bepaald door de liquiditeitsbehoefte vanuit het bankwezen (kredietverlening aan tegenpartijen uit de financiële sector binnen het eurogebied) en door de omvang van de beleggingen van de reserves van dnb. De beleggingen bedragen eur 35,6 miljard en bestaan uit de externe reserves (goud en vreemde valuta) en eurowaarden. De reserves van dnb dienen monetaire beleidsdoeleinden. Dit primaat van het monetaire beleid is uitgangspunt voor het beheer van de reserves. Daarnaast streeft het reservebeheer naar een zo hoog mogelijk rendement bij een aanvaardbaar risico. Er zijn drie niveaus waarop het beheer van de beleggingen wordt vorm gegeven. De directie neemt beslissingen op het strategische niveau. Het gaat dan om de aard en omvang van de beleggingen en de valutaire samenstelling. Daarmee bepaalt de directie de omvang van de markt-, krediet- en liquiditeitsrisico’s die dnb uit hoofde van de beleggingen mag aangaan.
135
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
Grafiek 8.2 - Samenstelling van de dollarportefeuille Totale omvang per ultimo 2007 EUR 6,8 miljard, USD 9,6 miljard
Treasury 8%
Federal agencies 15%
MBS BIS
21%
Deposito’s 13%
Overige obligaties
6%
37%
Deze beslissingen worden onder andere met behulp van een strategische benchmarkportefeuille geoperationaliseerd. De directie delegeert het tactische beleggingsbeleid aan de beleggingscommissie. Binnen vastgestelde vrijheidsgraden mag de commissie afwijken van de strategische benchmark. Een deel van de vrijheidsgraden delegeert de commissie op haar beurt weer aan het actuele beheer (de portefeuillemanagers). Op het tactische en actuele niveau kan direct worden ingespeeld op actuele marktontwikkelingen. 8.4.1 Samenstelling van de beleggingsportefeuilles Beleggingen bestaan uit externe reserves …
De externe reserves bestaan uit goud (eur 11,4 miljard), de (Amerikaanse) dollarportefeuille (eur 6,8 miljard) en de sdr-portefeuille (vorderingen op het imf, eur 0,6 miljard). De dollarreserves worden aangehouden om in een eventuele behoefte aan deviezen voor interventies van de ecb te kunnen voorzien. Indien de eigen reserves van de ecb tekort schieten, kan de ecb een beroep doen op de reserves van de centrale banken van het stelsel. Ook het imf kan een beroep op dollars van dnb doen. Die dollars worden dan gebruikt voor de financiering van de kredietverlening van het imf. Ten slotte kan ook de Staat een beroep doen op dnb om transacties in vreemde valuta af te wikkelen. De dollarportefeuille bestaat voornamelijk uit zeer liquide vastrentende (semi-) Grafiek 8.3 - Samenstelling van de euro respectievelijk Ofa-portefeuille Totale omvang per ultimo 2007 EUR 9,9 miljard respectievelijk EUR 6,9 miljard
10,9% 22,2%
17,5%
Overheidsobligaties 39%
49,3%
Semi-overheden Covered bonds Deposito’s
8,8%
Aandelen
20,9% 17,6%
136
dnb / Jaarverslag 2007
13,7%
Bedrijfsvoering en verantwoording
Tabel 8.3 - Performance DNB-portefeuilles in 2007 Procenten op jaarbasis
USD
1
MBS
1
Actueel
Actueel
2007
2006
6,5
4,4
EUR
6,8
5,2
2,9
0,7
Ofa vastrentend
2,9
0,7
Ofa aandelen
0,1
11,7
3,4
2,2
Totaal
2
1 Rendement in USD (exclusief valutahedge). 2 Totaalrendement in EUR (inclusief valutahedge).
overheidswaarden met een relatief korte looptijd van gemiddeld 1,2 jaar (zie grafiek 8.2). Om een betere spreiding van de beleggingen te bereiken, is in 2007 de investering in Mortgage Backed Securities (mbs) uitgebreid. Het gaat daarbij uitsluitend om mbs beleggingen met een aaa-kredietstatus, gegarandeerd door de Amerikaanse ‘agencies’ en niet om beleggingen in het subprimesegment, dat in 2007 in grote moeilijkheden is gekomen. De bestaande mbs-portefeuille is in 2007 met eur 300 miljoen toegenomen tot eur 380 miljoen. … een europortefeuille en Overige financiële activa
Afgezien van de externe reserves bestaan de beleggingen uit een europortefeuille (eur 9,9 miljard) en een portefeuille Overige financiële activa (Ofa, eur 6,9 miljard). De europortefeuille bestaat uitsluitend uit vastrentende waarden met een gemiddelde looptijd van 3,8 jaar. De Ofa-portefeuille, die de omvang van het kapitaal en de reserves reflecteert, bestaat daarnaast nog voor eur 1,2 miljard uit aandelenbeleggingen. Ook de vastrentende beleggingen van de euro- en Ofa-portefeuilles bestaan voornamelijk uit liquide (semi)- overheidswaarden, maar daarnaast ook uit ‘covered bonds’ en deposito’s (zie grafiek 8.3). De directie besloot in 2007 de europortefeuille en de aandelenportefeuille uit te breiden. De uitbreiding van de europortefeuille bedroeg eur 3.875 miljoen en van de aandelenportefeuille eur 125 miljoen. Tot de uitbreiding is besloten omdat het daarop verwachte rendement gemiddeld hoger is dan de geldmarktrente. 8.4.2 Beleggingsresultaten
Gemiddeld rendement in 2007 verbeterd
In 2007 is een gemiddeld rendement van 3,4% gehaald op de beleggingen in vastrentende waarden en aandelen (zie tabel 8.3 en grafiek 8.4). Op de dollarportefeuille werd in 2007 een resultaat behaald van 6,5% tegen 4,4% in 2006. Het hoge rendement voor de dollarportefeuille is mede het gevolg van de dalende rente in de vs, met name in het korte looptijdsegment, in combinatie met een korte ‘modified duration’ van 1,2 jaar van de portefeuille. De ‘modified duration’ is een veelgebruikte maatstaf voor de gewogen gemiddelde looptijd van vastrentende waarden. Deze maatstaf geeft een benadering van de procentuele marktwaardeverandering van de portefeuille als gevolg van een rentemutatie. De mbs-portefeuille werd in de tweede helft van 2007 verder opgebouwd in een omgeving van oplopende risicopremies en een dalende kapitaalmarktrente. Hierdoor werd een resultaat behaald van 6,8% tegen 5,2% in 2006. De risico-
137
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
premie voor mbs-papier steeg gedurende het jaar van circa 0,7% naar 1,5% boven het rendement van overheidspapier met een vergelijkbare looptijd. Het resultaat op de vastrentende euro- en Ofa-portefeuille bedroeg 2,9% in 2007 tegen 0,7% in 2006. De verbetering is toe te schrijven aan het feit dat de rente in 2007 minder sterk is gestegen dan in 2006. Daardoor was het waardeverlies op de portefeuille beperkt en bleef een groter deel van het gewone rente-inkomen intact. Het rendement in 2007 op de aandelenbeleggingen bedroeg 0,1% tegen 11,7% in 2006. Voor de aandelenbeleggingen geldt een benchmark, die is opgezet als een gewogen gemiddelde van regionale msci-indices. Ten opzichte van de msci World Index kent de door dnb gehanteerde benchmark een overweging in Europa en een onderweging in Noord-Amerika. De aangepaste benchmark van dnb rendeerde 0,8% hoger dan de msci World Index. In 2007 is voor 19,5 ton goud verkocht (eur 334 miljoen), waarop een winst is behaald van eur 294 miljoen. Goudtransacties van dnb zijn gebonden aan het tweede Central Bank Gold Agreement (cbga ii) dat door 15 Europese centrale banken is gesloten. De goudverkopen vielen binnen de grenzen die in dit akkoord zijn gesteld. 8.4.3 Financieel risicobeheer
Totale ‘Value-at-Risk’ is verhoogd tot bijna EUR 870 miljoen
De belangrijkste risico’s die dnb loopt uit hoofde van de beleggingsactiviteiten zijn markt-, debiteuren- en operationele risico’s. Het marktrisico bestaat uit rente-, valuta- en aandelenprijsrisico. Voor deze risico’s bestaat een uitgebreid risicoraamwerk. De centrale risicomaatstaf voor marktrisico’s is de ‘Value-at-Risk’ (VaR). Deze maatstaf geeft – uitgaande van een bepaald betrouwbaarheidsinterval – het maximale potentiële kapitaalverlies dat in een bepaalde periode kan optreden. De directie stelt jaarlijks de maximale VaR budgetten vast voor de diverse marktrisico’s en hanteert daarbij een lange termijn beleggingshorizon. Afgelopen jaar is de maximale totale VaR verhoogd van ruim eur 610 miljoen tot bijna eur 870 miljoen. Hiermee was de uitbreiding van de vastrentende portefeuilles en van de aandelenportefeuille mogelijk. Binnen dit risicobudget bedraagt de VaR Grafiek 8.4 - Relatieve gewogen performance per jaar in procenten (bijdrage in het totale rendement) In procenten
Ofa aandelen
Ofa vastrentend
EUR
USD (inclusief MBS en effect inlenen dollars)
5,00 4,00
3,00 2,00
1,00 0,00 2004
138
dnb / Jaarverslag 2007
2005
2006
2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
Het dollarrisico is volledig afgedekt
Uitgebreid limietenstelsel voor debiteurenrisico
voor bijvoorbeeld de vastrentende portefeuilles eur 947 miljoen en voor de aandelen eur 294 miljoen. De totale VaR is kleiner dan de som van de individuele VaR-bedragen omdat door spreiding van beleggingen over verschillende activa, zoals overheidsobligaties, mbs en zakelijke waarden, diversificatievoordelen ontstaan. De VaR voor de vastrentende portefeuilles is door middel van een optimalisatiemodel vertaald in een maximale ‘modified duration’ voor ieder van de vastrentende portefeuilles. De optimalisatie is erop gericht om het overrendement van lang- ten opzichte van kortlopende waarden te realiseren, rekening houdend met een aantal randvoorwaarden. De randvoorwaarden bestaan uit beleidsrestricties vastgesteld door de directie en technische restricties die erop zijn gericht evenwichtige gestructureerde portefeuilles te creëren. Ook wordt in de winstoptimalisatie de optimale omvang van de diverse vastrentende portefeuilles bepaald. Het renterisico – het risico dat verlies wordt geleden door rentebewegingen – wordt in het dagelijkse beheer begrensd door de vastgestelde ‘modified durations’. Omdat de mbs-portefeuille om diversificatieredenen wordt aangehouden, moet het risicoprofiel zoveel mogelijk representatief zijn voor de mbs markt. Dit wordt gerealiseerd door het beheer van de portefeuille volledig aan een externe beheerder uit te besteden die de Lehman mbs-index passief binnen nauwe marges volgt. Het dollarvalutarisico is sinds 2004 door middel van swaps volledig afgedekt. Het valutarisico in de sdr’s wordt om boekhoudkundige redenen niet afgedekt. Het aandelenrisico wordt beheerst door een portefeuille aan te houden die gespreid is over diverse geografische regio’s. Het beheer van de portefeuille, dat volledig in de vorm van passieve mandaten is uitbesteed aan externe beheerders, is erop gericht het rendement van de msci indices voor de diverse geografische gebieden te volgen. De benchmarkportefeuille van dnb is ten opzichte van de msci World Index voor een groter deel belegd in Europese waarden en voor een kleiner deel in Noord-Amerikaanse aandelen. Het debiteurenrisico wordt beheerst door een uitgebreid limietenstelsel. De directie stelt jaarlijks op hoofdlijnen de maximale limietruimte vast voor de verschillende debiteurencategorieën, zoals banken, semi-overheden en diverse soorten emittenten van ‘covered bonds’ (zoals Pfandbriefe, mortgage- en asset backed securities). Deze limieten zijn verder verbijzonderd in individuele limieten voor emitterende instellingen en voor categorieën van overheden. De minimale rating voor banken is aa en alleen voor repotransacties mag een bank een lagere rating hebben (minimaal a), omdat deze transacties uitsluitend op volledig gedekte basis plaatsvinden. Voor de ‘covered bonds’ geldt minimaal een rating van aaa. Per individuele vermogenstitel mag maximaal 10% van de uitstaande waarde worden aangekocht ter beheersing van het liquiditeitsrisico. Dit is het risico dat bij plotselinge directe verkoop een lagere verkoopprijs wordt gerealiseerd. Operationele risico’s – de risico’s die samenhangen met inadequate of tekortschietende interne processen, medewerkers en systemen of het gevolg zijn van externe gebeurtenissen – worden beheerst door een uitgebreid stelsel van interne (risico)beheersmaatregelen. Dit stelsel wordt voortdurend door de interne controlefunctie op haar effectiviteit getoetst en op een juiste naleving gecontroleerd. Naast deze reguliere toetsing is medio 2007 ook een uitgebreide ‘risk self assessment’ toegepast, waarbij de belangrijkste risico’s voor de nabije toekomst zijn geïdentificeerd en de doeltreffendheid van de beheersmaatregelen is beoordeeld. Ook heeft de probleemloze voortgang van alle processen in zowel de ‘front’- als ‘backoffice’ in het geval van een calamiteit (‘Business Continuity & Disaster Recovery’) voortdurend de aandacht. Niet alleen de technische, maar ook de organisatorisch/personele aspecten worden regelmatig getest.
139
dnb / Jaarverslag 2007
Bedrijfsvoering en verantwoording
8.4.5 Dienstverlening in Eurosysteemverband DNB beheert deel van de ECB-yenportefeuille ...
... en is actief in ‘Reserve Management Services’
In het kader van het Eurosysteem wordt door dnb een tweetal diensten verleend. De eerste vorm van dienstverlening heeft betrekking op het beheer van de yenreserves van de ecb. Deze worden decentraal door de diverse nationale centrale banken beheerd. Dit gebeurt voor rekening en risico van de ecb, waarbij ook het risicomanagement van de ecb van toepassing is. Op deze manier beheert dnb een deel van de ecb-yenreserves. Het gaat daarbij om ongeveer eur 2,1 miljard. De tweede vorm van dienstverlening heeft betrekking op de zogenoemde ‘Reserve Management Services’ (rms). Doordat de euro als reservevaluta wordt gebruikt, heeft het Eurosysteem een pakket van geharmoniseerde diensten ontwikkeld dat de reservefunctie ondersteunt. Als een van de drie grootste Eurosystem Service Providers biedt dnb aan andere centrale banken diensten aan op het gebied van de bewaarneming, de wisselkoersmarkten en het beheer van liquide middelen.
140
dnb / Jaarverslag 2007
8.5
141
Organisatieschema per 1 april 2008
dnb / Jaarverslag 2007
Nout Wellink (President)
Directie Henk Brouwer Arnold Schilder
Organisatieschema dnb per 1 april 2008
Flip Klopper
Joanne Kellermann Secretaris v.d. vennootschap en Directiesecretariaat Ron Luberti
Financiële stabiliteit (Fs)
Economisch beleid en onderzoek (Ebo)
Financiële markten (Fm)
Statistiek en informatie (S&i)
Juridische zaken (Juza)
Toezicht verzekeraars en trusten geldtransactiekantoren (Tvt)
Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen (Tpb)
Toezicht beleid (Tb)
Toezicht banken (Tba)
Betalingsverkeer3 (Bv)
Bedrijfsvoering (Bevo)
Bedrijfseconomische zaken en ict (Beit)
Divisiedirecteur Aerdt Houben¹
Divisiedirecteur Job Swank
Divisiedirecteur Eloy Lindeijer
Divisiedirecteur Coen Voormeulen
Divisiedirecteur Frank Elderson
Divisiedirecteur Tom Roos
Divisiedirecteur
Divisiedirecteur Klaas Knot
Divisiedirecteur Rudi Kleijwegt
Divisiedirecteur Jacqueline Rijsdijk
Divisiedirecteur Marlou Banning
Divisiedirecteur Sylvia Butzke
Monitoring en beoordeling: Afdelingshoofd Marc Roovers
Monetair beleid: Afdelingshoofd Peter van Els1
Treasury en monitoring: Afdelingshoofd Tom van Veen
Monetaire en bancaire statistieken: Afdelingshoofd Frank Ouddeken
Internationaal, institutioneel, betalingsverkeer en bedrijfsjuridisch: Afdelingshoofd Jan Reinder de Carpentier
Financiële conglomeraten: Afdelingshoofd Inge van den Doel
Toezicht grote pensioenfondsen: Afdelingshoofd David van As
Toezicht strategie: Afdelingshoofd Paul Cavelaars1
abn amro: Afdelingshoofd Constant Verkoren
Beveiliging en transport: Afdelingshoofd Theo Surig²
Strategie, planning en control: Afdelingshoofd Bart Blommers
Verzekeringen 2: Afdelingshoofd Erwin Bramer
Toezicht eigen beheer pensioenfondsen: Hans Maarschalkerweerd
Kwantitatief risicobeheer: Afdelingshoofd Maarten Gelderman
Rabo: Afdelingshoofd Anthony Kruizinga
Betalingsverkeer en effecten: Afdelingshoofd Barend van Amerongen
Reëel-economisch beleid: Afdelingshoofd Cees Ullersma Financieeleconomisch onderzoek: Afdelingshoofd Jan Marc Berk Reëel-economisch onderzoek: Afdelingshoofd Vacature
Asset management: Afdelingshoofd Jan Berndsen Risk management: Afdelingshoofd Carsten Folkertsma
Verzekeraars- en pensioenfondsenstatistieken: Afdelingshoofd Marc de Vor
Toezicht en wetgeving: Afdelingshoofd Sandra Wijnveldt
Overige financiële instellingenstatistieken: Afdelingshoofd Pien van Erp Taalman Kip
Compliance en integriteit: Afdelingshoofd Femke de Vries
Verzekeringen 3: Afdelingshoofd Hendrik Jan Boehlé Verzekeringen 4: Afdelingshoofd Henk Korthorst Geldtransactieen trustkantoren: Afdelingshoofd Susi Zijderveld²
Betalingsbalans en statistische publicaties: Afdelingshoofd Pim Claassen
Expertisecentrum markttoetreding: Afdelingshoofd Willemieke van Gorkum
Expertisecentrum statistieksystemen: Afdelingshoofd Diederick Nevenzeel
Expertisecentrum toetsing en informatievoorziening: Afdelingshoofd Jan Geert Schouwstra
Datamanagement: Afdelingshoofd Hans Ammerlaan Documentaire informatie en bibliotheek: Afdelingshoofd Wim van Workum
Expertisecentrum handhaving: Afdelingshoofd Casper Riekerk
Jos Heuvelman
Toezicht herverzekerde pensioenfondsen: Afdelingshoofd René de Vries Beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen: Afdelingshoofd Johan Jannink
Accountancy, organisatie en integriteit: Afdelingshoofd Maarten Hage Toezicht beleidsontwikkeling: Afdelingshoofd Thijs van Woerden
ing: Afdelingshoofd Lidwin van Velden Fortis/sns: Afdelingshoofd Lex van ’t Spijker
Investment services: Sectiehoofd Martin Heerma
Banken 1: Afdelingshoofd Renate Pepels
Procesontwikkeling: Sectiehoofd Ilona Schelle
Banken 2: Afdelingshoofd Leen van Duijn
Expertisecentrum materieel toezicht en pensioenrecht: Afdelingshoofd Heidi Broekhuis
Expertisecentrum integriteit: Afdelingshoofd Wijnand Nuijts
Expertisecentrum reinsurance en asset and liability management: Afdelingshoofd Bert Boertje
Payment services: Sectiehoofd Rob Pijpers
Beleid betalingsverkeer en effectenafwikkeling: Afdelingshoofd Hans Brits Chartaal beleid en strategie: Afdelingshoofd Ton Roos Cash operations: Afdelinghoofd Jan Binnekamp Processing: Sectiehoofd Arno Kooijman
Expertisecentrum toezicht ict: Afdelingshoofd Evert Koning
Opslag en distributie Sectiehoofd Mieke Kagenaar
di 1: Sectiehoofd Marianne Kollaard-Overzier di 2: Sectiehoofd Marga van Aalderen-Tilman
Falsificaten en techniek: Sectiehoofd Roelof Woudstra
di 3: Sectiehoofd Maaike Kluitmans
Procesontwikkeling: Sectiehoofd Arnout Schikhof
di 4 Apeldoorn: Sectiehoofd a.i. Kollaard-Overzier
Administratie, statistiek en procesondersteuning: Sectiehoofd Bas Dekker Oversight: Afdelingshoofd Ron Berndsen
Henk Brouwer 1 per 1 mei 2008 2 per 1 juni 2008 3 Deze divisie ontstaat door samenvoeging van twee divisies, waarover de or om advies is gevraagd.
1 per 1-11-2005
Joanne Kellermann
Arnold Schilder
Flip Klopper
Bewaking, transport en veiligheid: Sectiehoofd Johan de Paauw Communicatie: Afdelingshoofd Benno van der Zaag Facilitaire diensten: Afdelingshoofd Rob Reynaert Services: Sectiehoofd Ronald Frankfoorder Huisvesting: Sectiehoofd a.i. Gerdi Verwoert Documentenverwerking en inkoop: Sectiehoofd Elsbeth Snieders-Hardon Personeel en organisatie: Afdelingshoofd Marli van den Broek Advies, opleidingen en arbo: Sectiehoofd Sytske Gorter Ondersteuning en administratie: Sectiehoofd a.i. Hans Hoole
Processen en rapportages: Sectiehoofd Paul van der Voort Ondersteuning risicobeheer en procesoptimalisatie: Sectiehoofd Linda Hobbelt Accounting: Afdelingshoofd Peter Timmer ict: Afdelingshoofd Piet Mosch Relatiebeheer en servicecoördinatie: Sectiehoofd Ad Verheij Verwerving en onderhoud bedrijfsapplicaties: Sectiehoofd Tim Terpstra Verwerving en onderhoud infrastructuur: Sectiehoofd Erik Theunissen Exploitatie en service desk: Sectiehoofd Vacature
Interne Accountants dienst : Afdelingshoofd Diny Tiellemans
Verslag van de Raad van Commissarissen
9 Verslag van de Raad van Commissarissen
9.1
Inleiding Ook voor de Raad was 2007 een bewogen jaar. De ontwikkelingen op de financiële markten waarop elders in dit Jaarverslag uitgebreid wordt ingegaan, zijn meermalen in de zogenoemde Gemeenschappelijke Vergadering, waarin de Raad door de president met inachtneming van de geheimhoudingsbepalingen wordt geïnformeerd, besproken. Dit doet recht aan de advies- en klankbordfunctie die de Raad, naast haar toezichthoudende taken, heeft. Majeure bedrijfsmatige onderwerpen van bespreking waren onder andere de voltooiing van de reorganisatie van het bankbiljettenbedrijf en de overdracht van de ekv-taak aan de Staat. Daarnaast is stilgestaan bij de versterking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem van dnb. In dit kader is veel aandacht geschonken aan Business Continuity Management en het integriteitsbeleid, hetgeen onder meer is uitgemond in de opzet van een separate afdeling Compliance & integriteit. Ook is gesproken over de opzet van een nieuwe ict-architectuur voor de komende jaren en over het flankerend beleid dat is ontwikkeld om de huisvesting van dnb op één locatie te Amsterdam in te richten. Deze verhuisoperatie biedt tevens gelegenheid om de beveiliging van dnb naar de laatste inzichten te moderniseren. Het daartoe opgestelde plan is met de Raad besproken. Naast deze bijzonderheden, is ook in dit verslagjaar wederom uitvoerig aandacht geschonken aan reguliere zaken zoals het (zbo) begrotings- en verantwoordingsproces, management development en de financiële verslaggeving. De Raad wil op deze plaats ook stilstaan bij het overlijden van mr. D.E. Witteveen op 13 september 2007. dnb verliest in Dirk Witteveen een kundig en betrokken bestuurder die mede aan de wieg heeft gestaan van de fusie met de voormalige Pensioen- en Verzekeringskamer. De Raad is hem bijzonder erkentelijk voor de betekenis die hij voor dnb heeft gehad.
9.2
Samenstelling, benoemingen Mr. P.A.F.W. Elverding is op eigen verzoek op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (4 april 2007) teruggetreden uit de Raad. Mr. Elverding was vice-voorzitter van de Raad en tevens lid van de Honorerings- en benoemingscommissie. Hij heeft in die hoedanigheden, zowel op bestuurskundig, beleidsmatig als financieel-economisch terrein, bijzonder waardevolle bijdragen geleverd aan het functioneren van de Raad. Zijn positie als vice-voorzitter is overgenomen door mr. E. Kist. In de ontstane vacature is per 1 juni 2007 voorzien door benoeming van drs. A.M. Fentener van Vlissingen. Het verheugt de Raad dat drs. Fentener van Vlissingen bereid is gevonden zitting te nemen in de Raad en dat ook drs. T. van de Graaf bij beschikking van de Minister van
143
dnb / Jaarverslag 2007
Verslag van de Raad van Commissarissen
Financiën per 1 juli 2007 is herbenoemd als lid van de Raad van overheidswege. Benoemingen in de Raad zijn voor een periode van vier jaar. Ten slotte is op aanbeveling van de Gemeenschappelijke Vergadering van directie en commissarissen, mr. A.J. Kellermann bij Koninklijk Besluit per 1 november 2007 benoemd tot lid van de directie van dnb voor de door de Bankwet 1998 voorgeschreven periode van zeven jaar. De volledige samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn Commissies evenals van de directie is opgenomen op pagina 11 van dit jaarverslag. 9.3
Werkzaamheden De Raad heeft zes maal plenair vergaderd met de voltallige directie. Met betrekking tot het interne bedrijf is gesproken over de voortgang van de voorbereidingen om uiterlijk 2010 op één locatie te zijn gehuisvest. Deze majeure logistieke operatie, die volgens planning verloopt, is te baat genomen om tevens de beveiligingsfaciliteiten van dnb op bepaalde punten aan te passen. Het daartoe opgestelde plan is met de Raad besproken. De Raad heeft met de daarmee gemoeide investeringen ingestemd. Ook andere organisatorische zaken, zoals de reorganisatie van de Afdeling Facilitaire diensten, de beëindiging van de ekv-taak en de reorganisatie van de bankbiljettendistributie, zijn aan de orde geweest. Voorts heeft de Raad stilgestaan bij de elders in dit jaarverslag beschreven aanpassingen van de ict-architectuur. De Raad heeft met instemming kennis genomen van de verdere uitbouw van het interne risicobeheersings- en controlesysteem. De daartoe ontwikkelde structuur voorziet in het tijdig identificeren van mogelijke risico’s voor de realisatie van doelstellingen, dit op basis van risk self-assessments. De uitkomsten daarvan worden met de directie besproken, waarna deze aan de hand van de vastgestelde risicotolerantie de te treffen mitigerende maatregelen vaststelt. In dit kader constateert de Raad dat binnen dnb onder meer aandacht is besteed aan Business Continuity Management, informatiebeveiliging als ook aan compliance en integriteit. Met betrekking tot dit laatste onderwerp kan worden vastgesteld dat het door de directie in gang gezette Integriteitsproject inmiddels is uitgemond in de opzet van een aparte Afdeling Compliance & integriteit per 1 januari 2008. Op dit terrein heeft de Raad ingestemd met de aanpassing van enkele belangrijke interne integriteitsregelingen en heeft hij kennis genomen van het Compliance-Jaarverslag. Het begrotings- en verantwoordingsproces heeft naar het oordeel van de Raad adequaat gefunctioneerd en een belangrijke bijdrage geleverd aan het sturen en bewaken van de realisatie van de beoogde doelstellingen en de daaraan gerelateerde kosten. De begroting voor 2008 is door de Raad goedgekeurd op 23 november 2007. Met die onderdelen van de begroting die zien op activiteiten die dnb als zelfstandig bestuursorgaan verricht, hebben de Ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de hen regarderende delen ingestemd op 20 respectievelijk 18 december 2007. De zogenoemde zbo-verantwoording 2006, waarin verantwoording wordt afgelegd over de wijze waarop dnb in 2006 haar taken als zelfstandig bestuursorgaan heeft uitgevoerd, heeft de Raad goedgekeurd in zijn vergadering van 15 maart 2007. De Ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met deze verantwoording ingestemd op 10 april respectievelijk 9 mei 2007. Over de financiële resultaten is zowel in de Financiële Commissie als in de Raad regelmatig gesproken aan de hand van de financiële verslagen, de beleggingsresultaten, Management Letters, de analyses van de Interne Accountantsdienst
144
dnb / Jaarverslag 2007
Verslag van de Raad van Commissarissen
(Iad) en andere relevante bedrijfsinformatie. Deze besprekingen vonden plaats in aanwezigheid van de externe accountant. De Raad besteedt voortdurend aandacht aan een goede kostenbeheersing. De afgelopen jaren constateert de Raad evenwel een duidelijk opwaartse druk op het kostenniveau, onder meer door de toenemende complexiteit van de financiële sector en regimewijzigingen zoals Bazel ii. De Raad heeft de jaarrekening 2007 met de directie besproken in het bijzijn van de externe accountant. Daarbij is uitvoerig stilgestaan bij de analyse van de Iad en de beoordeling door de externe accountant en de door deze afgegeven verklaring. Krachtens artikel 19, lid 6 van de Statuten heeft de Raad de jaarrekening van dnb vervolgens vastgesteld en ter goedkeuring voorgedragen aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Deze heeft op 2 april 2008 de jaarrekening goedgekeurd en aan de directie décharge verleend voor het gevoerde beleid en aan de Raad voor het uitgeoefende toezicht. De Raad heeft gedurende het verslagjaar met de directie van gedachten gewisseld over een aantal belangrijke beleidsmatige onderwerpen. Naast de ontwikkelingen op de financiële markten in den brede, is bijvoorbeeld stilgestaan bij de invoering van het interbancaire betalingssysteem target2 en zijn de belangrijkste gevolgen van de introductie van de zogenoemde Single European Payments Area (sepa) besproken. Voorts is wederom aandacht besteed aan de rol en betekenis van private equity fondsen en hedgefunds binnen het financiële bestel. Daarnaast heeft de Raad met belangstelling kennis genomen van de belangrijkste ontwikkelingen rond de inrichting van de prudentiële toezichtprocessen, welke zich vooral richten op een verdere versterking van het risicogebaseerde toezicht. Tevens is aandacht geschonken aan de belangrijkste elementen van de nieuwe Pensioenwet en de contouren van het daaruit voortvloeiende toezicht op pensioenfondsen. Voorts hebben leden van de Raad de periodieke Overlegvergaderingen tussen de directie en de Ondernemingsraad (or) bijgewoond. Dit geschiedt volgens een daartoe opgesteld rooster. De Raad stelt dit overleg met de or, dat hem in staat stelt ook met andere onderdelen van de organisatie voeling te houden, zeer op prijs. 9.4
Financiële Commissie De samenstelling van de Financiële Commissie (fc) is in het verslagjaar gewijzigd. Ir. G.J. Kleisterlee is per 1 juli 2007 overgestapt naar de Honoreringsen benoemingscommissie (hbc), terwijl de heer W.G. Tuinenburg per genoemde datum zijn lidmaatschap van de hbc heeft verruild voor dat van de fc. De andere leden van de fc zijn mr. E. Kist (voorzitter) en mr.drs. F. Bolkestein. De Commissie is in het verslagjaar driemaal bijeen geweest en heeft zich eenmaal beperkt tot schriftelijke behandeling van stukken buiten vergadering. De vergaderingen vonden plaats in aanwezigheid van het verantwoordelijke lid van de directie, mr. J.Ph.W. Klopper, alsmede van de externe accountant, de Divisiedirecteur Bedrijfseconomische zaken, het Afdelingshoofd van de Iad, de financial controller, de secretaris van de vennootschap en een aantal interne functionarissen op de relevante beleidsterreinen. De fc heeft de jaarstukken beoordeeld, mede aan de hand van de analyses van de Iad en de bevindingen van de externe accountant. De Commissie heeft de Raad geadviseerd de jaarstukken vast te stellen. Tevens heeft de fc de Raad geadviseerd over te gaan tot goedkeuring van de zbo-verantwoording 2007, de begrotingsschets 2008 en de daarop gebaseerde definitieve begroting voor 2008. De Commissie heeft zich voorts gebogen over een aantal onderwerpen van bedrijfsmatige aard, zoals de voorgenomen strategische heroriëntatie van de Iad. De heroriëntatie bestaat primair uit een verschuiving van de controle van de
145
dnb / Jaarverslag 2007
Verslag van de Raad van Commissarissen
betrouwbaarheid van de financiële informatie naar het verschaffen van (aanvullende) zekerheid aan de directie over de opzet en werking van het risicobeheersingssysteem. Naar het oordeel van de Commissie strookt dit met hedendaagse opvattingen over corporate governance. Een ander belangrijk onderwerp betrof de ict-architectuur van dnb, die meer service-georiënteerd zal worden ingericht en een flexibeler wijze van opereren mogelijk zal maken. Ten slotte is binnen de fc een groot aantal bedrijfseconomische stukken besproken, zoals de Accountantsrapporten van de Iad, het externe accountantsverslag, de Management Letters van zowel de Iad als de externe accountant als ook het Audit Plan en Audit Charter van de Iad. Bovendien is meerdere malen gesproken over de periodieke verslagen over de beleggingsresultaten van dnb. 9.5
Honorerings- en benoemingscommissie Op 1 juli 2007 is de heer W.G. Tuinenburg teruggetreden uit de Honorerings- en benoemingscommissie (hbc) en toegetreden tot de Financiële Commissie. Hij is per genoemde datum opgevolgd door ir. G.J. Kleisterlee. In de vacature die binnen de hbc is ontstaan wegens het vertrek van mr. P.A.F.W. Elverding, is voorzien door benoeming van drs. A.M. Fentener van Vlissingen per 1 juli 2007. De hbc wordt voorgezeten door drs. J.F. van Duyne. De Commissie is in 2007 viermaal bijeen geweest. Onder meer is aandacht geschonken aan de nieuwe uitgangspunten van de Minister van Financiën ten aanzien van het beloningsbeleid van dnb. De Raad heeft in dit kader, mede met het oog op de steeds complexere omgeving waarbinnen dnb moet opereren, in een brief aan de Minister kanttekeningen geplaatst bij de gevolgen die deze uitgangspunten kunnen hebben voor de uitoefening van de kerntaken van dnb en het behoud van haar gezag en internationale positie. De Commissie heeft de Gemeenschappelijke Vergadering geadviseerd omtrent de aanbeveling voor de benoeming van een nieuw directielid in verband met het overlijden van mr. D.E. Witteveen. De Commissie is bijzonder verheugd dat de Gemeenschappelijke Vergadering het advies om mr. A.J. Kellermann voor benoeming voor te dragen heeft overgenomen en dat benoeming bij Koninklijk Besluit heeft plaatsgevonden, ingaande 1 november 2007 voor de wettelijk voorgeschreven periode van zeven jaar. Voorts heeft de Commissie de Raad geadviseerd over de voordracht voor benoeming van drs. A.M. Fentener van Vlissingen tot lid van de Raad. De Raad heeft dit advies overgenomen, waarna de Algemene Vergadering van Aandeelhouders bij besluit van 30 mei 2007 betrokkene heeft benoemd als lid van de Raad van Commissarissen met ingang van 1 juni 2007. Ten slotte is zowel binnen de Raad als de hbc gesproken over het functioneren van de directie, alsmede over het functioneren van de Raad zelf.
9.6
Gemeenschappelijke Vergadering De Gemeenschappelijke Vergadering van directie en commissarissen is een afzonderlijk vennootschappelijk orgaan van dnb, waarin op instigatie van de directie – met inachtneming van de escb-Statuten en de vigerende geheimhoudingsbepalingen – van gedachten wordt gewisseld over escb-, toezicht- en betalingsverkeeraangelegenheden. Voorts kent de Gemeenschappelijke Vergadering een aantal vennootschapsrechtelijke taken, waaronder de voordracht voor benoeming van directieleden door de Kroon. De Raad spreekt zijn waardering uit voor het werk dat de directie en medewerkers in dit bijzondere jaar hebben verricht en voor de tijdige en
146
dnb / Jaarverslag 2007
Verslag van de Raad van Commissarissen
transparante wijze waarop de directie de Raad inlicht en van alle benodigde informatie voorziet.
Amsterdam, 2 april 2008 De Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank nv J.F. Van Duyne, voorzitter E.H. Swaab, secretaris
147
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
149
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Balans per 31 december 2007 (na winstverdeling) EUR miljoen 31 december 2007
31 december 2006
11.353
9.947
6.625
8.081
1.203
1.278
5.422
6.803
2.493
877
643
481
45.961
11.089
Basisherfinancieringstransacties
27.445
9.656
Activa 1
Goud en goudvorderingen
2
Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta
2.1
Vorderingen op het IMF
2.2
Tegoeden bij banken en beleggingen in waardepapieren, externe leningen en andere externe activa
3
Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta
4
Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro
5
Kredietverlening aan tegenpartijen uit de financiële sector binnen het eurogebied
5.1 5.2
Langerlopende herfinancieringstransacties
18.516
1.424
5.3
‘Fine-tuning’-transacties met wederinkoop
0
0
5.4
Structurele transacties met wederinkoop
0
0
5.5
Marginale beleningsfaciliteit
0
9
5.6
Kredieten uit hoofde van margestortingen
0
0
6
Overige vorderingen op kredietinstellingen van het eurogebied, luidende in euro
4.397
3.425
7
Waardepapieren uitgegeven door ingezetenen
8.611
4.775
13.759
20.892
van het eurogebied, luidende in euro 8
Vorderingen binnen het ESCB
8.1
Deelneming in de ECB
8.2
Vorderingen uit hoofde van overdracht van externe reserves aan de ECB
8.3
Vorderingen uit hoofde van promessen tegenover de uitgifte van ECB schuldbewijzen
0
0
8.4
Overige vorderingen binnen het ESCB (netto)
0
9.931
8.5
Vorderingen uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem
11.281
8.508
9
Overige activa
8.265
7.639
9.1
Voorraad munten
7
14
9.2
Materiële- en immateriële vaste activa
170
162
9.3
Overige financiële activa
7.080
6.861
9.4
Overlopende activa
990
595
9.5
Diversen
18
7
102.107
67.206
Totaal activa
Amsterdam, 29 februari 2008 De Directie van De Nederlandsche Bank NV A.H.E.M. Wellink, President
J. Ph.W. Klopper
H.J. Brouwer
A.J. Kellermann (vanaf 1 november 2007)
A. Schilder
235
230
2.243
2.223
Jaarrekening
31 december 2007
31 december 2006
34.871
32.301
21.528
13.662
20.293
13.197
235
465
Passiva 1
Bankbiljetten in omloop
2
Verplichtingen aan tegenpartijen uit de financiële
2.1
Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen)
2.2
Depositofaciliteit
2.3
Termijndeposito’s
1.000
0
2.4
‘Fine-tuning’-transacties met wederinkoop
0
0
2.5
Deposito’s uit hoofde van margestortingen
0
0
3
Verplichtingen aan overige ingezetenen van het 31
33
sector binnen het eurogebied, luidende in euro
eurogebied, luidende in euro 3.1
Overheid
3.2
Overige verplichtingen
4
11
27
22
4
Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het
4.165
2.909
0
0
eurogebied, luidende in vreemde valuta
566
1.296
Tegenwaarde toegewezen bijzondere
570
605
21.949
0
eurogebied, luidende in euro 5
Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta
6
7
Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het
trekkingsrechten op het IMF 8
Verplichtingen binnen het ESCB
8.1
Verplichtingen uit hoofde van promessen ter dekking van uitgifte ECB-schuldbewijzen
0
0
21.949
0
Overige passiva
501
595
9.1
Overlopende passiva
212
136
9.2
Diversen
289
459
10
Voorzieningen
173
171
11
Herwaarderingsrekeningen
10.659
9.169
12
Kapitaal en reserves
7.094
6.465
8.2
Overige verplichtingen binnen het ESCB (netto)
9
12.1 Geplaatst kapitaal
500
500
12.2 Algemene reserve
6.594
5.965
102.107
67.206
Totaal passiva
Amsterdam, 29 februari 2008 Vastgesteld door de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank NV J.F. van Duyne, Voorzitter
A.H. van Delden
ZKH de Prins van Oranje
E. Kist, Vice-voorzitter
A.M. Fentener van Vlissingen
W.G. Tuinenburg
E.H. Swaab, Secretaris
T. van de Graaf
F. Bolkestein
G.J. Kleisterlee
Jaarrekening
Winst- en verliesrekening over 2007 EUR miljoen 2007 1
Rentebaten en dividend
2
Rentelasten
- 1.089
Netto interestbaten
1.478
2006
2.567
3
Gerealiseerde verkoopresultaten
4
Afwaardering op lagere marktwaarde
1.530 -
987
285 -
Netto baten uit hoofde van interest, dividend, gerealiseerde verkoopresultaten
152
543
735 -
1.611
176 1.546
en afwaardering op lagere marktwaarde 5
Provisiebaten
6
Provisielasten
23 -
11
Provisie
19 -
10
12
9
7
6
7
Netto resultaat van herverdeling monetair inkomen
8
Overige baten
267
110
Totaal netto baten
1.897
1.671
169
146
9
Personeelskosten
10 Andere beheerskosten
59
57
11 Afschrijving op materiële vaste activa
24
29
12 Productiekosten bankbiljetten
22
17
2
3
276
252
1.621
1.419
13 Overige lasten Totaal bedrijfslasten Netto winst
Amsterdam, 29 februari 2008 De Directie van De Nederlandsche Bank NV A.H.E.M. Wellink, President H.J. Brouwer A. Schilder J.Ph.W. Klopper A.J. Kellermann (vanaf 1 november 2007) Amsterdam, 29 februari 2008 Vastgesteld door de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank NV J.F. van Duyne, Voorzitter
A.H. van Delden
ZKH de Prins van Oranje
E. Kist, Vice-voorzitter
A.M. Fentener van Vlissingen
W.G. Tuinenburg
E.H. Swaab, Secretaris
T. van de Graaf
F. Bolkestein
G.J. Kleisterlee
152
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Toelichtingen op de balans per 31 december 2007 en de winst- en verliesrekening over 2007 1.
Grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling De Nederlandsche Bank hanteert de voor de Europese Centrale Bank (ecb) en het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb) geldende modellen en grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. De escb-grondslagen zijn op hoofdlijnen in overeenstemming met de in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving, echter anders dan volgens de Nederlandse grondslagen zijn voor alle herwaardeerbare monetaire activa en hiermee samenhangende passiva de ongerealiseerde positieve resultaten in de herwaarderingsrekening verwerkt. Daar waar de escb-grondslagen niet voorzien, geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. De escb-modellen wijken op sommige aspecten af van de Nederlandse regelgeving. Onder andere betreft dit het niet opnemen van het kasstroomoverzicht. Vergelijking met voorgaand jaar Met uitzondering van het hierna vermelde zijn de gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Overeenkomstig de gewijzigde ecb-grondslagen hanteert dnb met ingang van 1 januari 2007 de economische benadering voor het verwerken van deviezentransacties, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten en daarmee verband houdende overlopende posten. Bovendien worden met ingang van 2007 voor investeringen in immateriële activa naast de primaire verkrijgingsprijs ook de aan deze activa gerelateerde uitgaven van externe adviseurs geactiveerd. Gelet op het geringe effect zijn de vergelijkende cijfers niet aangepast. Algemeen De waardering van goud en goudvorderingen, courante fondsen, en de op de balans opgenomen alsmede de niet uit de balans blijkende vorderingen en verplichtingen luidende in vreemde valuta vindt, voorzover van toepassing, plaats tegen marktwaarde per de laatste werkdag van het boekjaar. Transacties in financiële activa en passiva zijn verantwoord op het moment waarop deze zijn afgewikkeld met dien verstande dat voor het verwerken van deviezentransacties, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten en ermee verband houdende overlopende posten worden verantwoord op de dag van afsluiting (conform de economische benadering). De overige activa en passiva zijn opgenomen tegen verkrijgingsprijs danwel, voorzover van toepassing, tegen nominale waarde. Voor wat betreft de waardepapieren zijn herwaarderingsverschillen uit hoofde van prijsverschillen per fondscode bepaald. Herwaarderingsverschillen als gevolg van een valutakoersverschil zijn per valutasoort bepaald. Positieve ongerealiseerde herwaarderingsverschillen zijn ten gunste van de ‘Herwaarderingsrekeningen’ gebracht. Negatieve ongerealiseerde herwaarderingsverschillen zijn ten laste van de ‘Herwaarderingsrekeningen’ gebracht voorzover het saldo van de ‘Herwaarderingsrekeningen’ voldoende was. Een eventueel tekort wordt ultimo boekjaar ten laste van het jaarresultaat gebracht. Negatieve verschillen uit hoofde van valutakoersherwaardering van de ene valuta zijn niet gecompenseerd met positieve valutakoersverschillen op een andere valuta of positieve prijsverschillen. Negatieve verschillen uit hoofde van prijsherwaardering op een fondscode zijn niet gecompenseerd met positieve prijsherwaardering op een andere fondscode of positieve valutakoersverschillen.
153
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Voor het goud en de goudvorderingen is geen onderscheid gemaakt tussen prijs- en valutakoersverschil. Omrekening van buitenlandse geldsoorten Activa en passiva luidende in vreemde valuta zijn tegen de door de ecb opgegeven marktkoers per de laatste werkdag van het boekjaar omgerekend naar euro. De inkomsten en uitgaven zijn omgerekend tegen de op de datum van afwikkeling geldende marktkoers. De valutakoersherwaardering van activa en passiva inclusief de niet uit de balans blijkende vorderingen en verplichtingen, luidende in vreemde valuta, vindt plaats per portefeuille. Goud en goudvorderingen De waardering van het goud en de goudvorderingen vindt plaats tegen marktwaarde. Deze marktwaarde in euro is afgeleid van de waardering van het goud in usd per de laatste werkdag van het boekjaar, zoals opgegeven door de ecb. Waardepapieren en onderhandse geldleningen De waardering van waardepapieren en onderhandse geldleningen vindt plaats tegen marktwaarde op de laatste werkdag van het boekjaar. De prijsherwaardering vindt plaats per fonds; incourante fondsen zijn gewaardeerd tegen kostprijs danwel lagere marktwaarde. De beleggingen in waardepapieren en onderhandse leningen zijn onderdeel van de volgende balansposten: ‘Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta’, ‘Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta’, ‘Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro’, ‘Overige vorderingen op kredietinstellingen van het eurogebied, luidende in euro’, ‘Waardepapieren uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro’ en ‘Overige financiële activa’. In de balans verwerkte (‘reverse’-) repotransacties Onder de balansposten ‘Tegoeden bij banken en beleggingen in waardepapieren, externe leningen en andere externe activa’, ‘Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro’, ‘Overige vorderingen op kredietinstellingen van het eurogebied, luidende in euro’, ‘Overige financiële activa’, ‘Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro’, ‘Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta’ en ‘Overige passiva’ (Diversen) zijn onder meer (‘reverse’-) repotransacties begrepen. Repotransacties bestaan uit een contante verkoop van waardepapieren met een indekking door middel van een termijnaankoop van dezelfde waardepapieren. De opbrengst van de contante verkoop is in de balans verantwoord als een deposito. Op grond van de termijnaankoop blijven de waardepapieren onder de activa verantwoord; derhalve is in de balans de tegenwaarde van de termijnaankoop onder de verplichtingen opgenomen. Tegenovergestelde repotransacties (‘reverse’-repo’s) worden beschouwd als een verstrekte lening. Het als zekerheid ontvangen onderpand is niet in de balans opgenomen en heeft daarmee geen invloed op de balanspositie van de betreffende portefeuilles. Overige financiële instrumenten De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn gewaardeerd tegen de
154
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
contractprijs in de betreffende valuta danwel tegen de nog te vorderen/te betalen rente. Overige vorderingen respectievelijk verplichtingen binnen het escb Vorderingen en verplichtingen tegenover een nationale centrale bank (ncb) binnen het escb worden dagelijks door de ecb gesaldeerd. Op deze wijze ontstaat per ncb een vordering of verplichting jegens de ecb. Een vordering is opgenomen onder de balanspost ‘Overige vorderingen binnen het escb’; een schuld onder ‘Overige verplichtingen binnen het escb’. Vorderingen uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem De posities binnen het escb die voortvloeien uit de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem zijn verantwoord als een netto actief- of passiefpost onder ‘Vorderingen/verplichtingen uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem’ (zie ‘Bankbiljetten in omloop’ in ‘Grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling’). Deelnemingen Deelnemingen zijn tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. De baten uit deelnemingen zijn verwerkt in de resultatenrekening onder ‘Rentebaten en dividend’. Materiële- en immateriële vaste activa De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met afschrijvingen en/of bijzondere waardeverminderingen. De afschrijving is bepaald volgens de lineaire methode rekening houdend met de geschatte gebruiksduur van de desbetreffende activa. De geschatte gebruiksduur van gebouwen en verbouwingen is 25 jaar, die van inventarissen, installaties en meubelen 10 jaar en van computerhardware, software en auto’s 4 jaar. Op grond wordt niet afgeschreven. Bankbiljetten in omloop De ecb en de dertien1 deelnemende ncb’s, die tezamen het Eurosysteem vormen, geven eurobankbiljetten uit2. De verdeling van de totale waarde van de eurobankbiljetten in omloop geschiedt op de laatste werkdag van elke maand met gebruikmaking van de bankbiljettenverdeelsleutel3. Aan de ecb is met ingang van 2002 een aandeel van 8% van de totale waarde van de eurobankbiljetten in omloop toegekend, terwijl de resterende 92% wordt verdeeld over de ncb’s naar rato van hun gewicht in de kapitaalsleutel van de ecb. Het aandeel van de aan elke ncb toegekende bankbiljettenomloop is aan de passiefzijde van de balans verantwoord onder ‘Bankbiljetten in omloop’. Het verschil tussen de waarde van de per ncb volgens de bankbiljettenverdeelsleutel toegekende eurobankbiljetten en de waarde van de eurobankbiljetten die
1 Sinds 1 januari 2007 neemt de Banka Slovenije deel aan het Eurosysteem. 2 Besluit van de Europese Centrale Bank (ecb) van 6 december 2001 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten (ecb/2001/15), pb nr. l 337 van 20 december 2001, blz. 52-54, zoals gewijzigd. 3 De bankbiljettenverdeelsleutel is gebaseerd op
155
dnb / Jaarverslag 2007
het aandeel van de ecb in de totale uitgifte van eurobankbiljetten en het aandeel van de nationale centrale banken in het resterende deel van die totale uitgifte naar rato van hun bijdragen aan het geplaatste kapitaal van de ecb (het zogenoemde Capital Share Mechanism (csm)).
Jaarrekening
deze feitelijk in omloop brengt, leidt tevens tot posities binnen het Euro-systeem. Deze vorderingen of verplichtingen, die rentedragend zijn4, zijn verantwoord onder de subpost ‘Vorderingen binnen het escb: Vorderingen uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem’ (zie hiervoor). Vanaf het jaar van de kasovergang5 inclusief de vijf daarop volgende jaren worden de posities binnen het Eurosysteem die voortvloeien uit de verdeling van eurobankbiljetten aangepast om te voorkomen dat de relatieve inkomensposities van de ncb’s zich belangrijk wijzigen ten opzichte van de voorgaande jaren. De aanpassing vindt plaats door het verschil te nemen tussen enerzijds de gemiddelde waarde van de door elke ncb in omloop gebrachte bankbiljetten in de referentieperiode6 en anderzijds de gemiddelde waarde van de bankbiljetten die gedurende die periode volgens de kapitaalsleutel van de ecb aan elk van hen zou zijn toegekend. De aanpassingen zullen jaarlijks worden gereduceerd tot de eerste dag van het zesde jaar na het jaar van de kasovergang. Vanaf dat moment wordt het inkomen ter zake van de bankbiljetten volledig toegedeeld aan de Nationale Centrale Banken naar rato van hun volgestorte deel in het kapitaal van de ecb. Voor de twaalf oorspronkelijk aan het Eurosysteem deelnemende landen eindigde deze periode op 31 december 2007. Voor de Banka Slovenije eindigt deze periode 31 december 2012. De uit deze posities voortvloeiende rentebaten en -lasten zijn verrekend via de ecb en verantwoord onder ‘Rentebaten en dividend’. De Raad van Bestuur van de ecb heeft besloten dat de door de ecb ontvangen seigniorage inkomsten uit het haar toegekende aandeel van 8% in de eurobankbiljetten in omloop separaat zal worden uitgekeerd aan de ncb’s in de vorm van een tussentijdse winstuitkering7. Het desbetreffende bedrag zal volledig worden uitgekeerd tenzij de netto jaarwinst van de ecb minder is dan de uit de eurobankbiljetten in omloop verkregen inkomsten. Het desbetreffende bedrag kan, afhankelijk van een daartoe strekkend besluit van de Raad van Bestuur, worden verminderd met de uitgaven in verband met de uitgifte en verwerking van eurobankbiljetten door de ecb en daarnaast worden aangewend ten behoeve van een voorziening voor valutakoers-, rente- en goudprijsrisico. Met betrekking tot 2007 heeft de Raad van Bestuur van de ecb besloten dat de seignorage inkomsten niet zullen worden uitgekeerd. Verantwoording van de baten en lasten Baten en lasten zijn toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Gerealiseerde winsten en verliezen uit beleggingen zijn op basis van de gemiddelde kostprijsmethode verantwoord in de resultatenrekening. Indien bij de herwaardering op marktwaarde aan het einde van het jaar een ongerealiseerd verlies is berekend, is de gemiddelde prijs van het desbetreffende fonds tot de desbetreffende marktwaarde en valutakoers gereduceerd. Ongerealiseerde winsten zijn niet als baten aangemerkt doch direct ten gunste 4 Besluit van de ecb van 6 december 2001 inzake de toedeling van monetaire inkomsten van de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten met ingang van het boekjaar 2002 (ecb/2001/16), pb nr. l 337 van 20 december 2001, blz. 55-61, zoals gewijzigd. 5 Het jaar van de kasovergang heeft betrekking op het jaar dat de eurobankbiljetten zijn geïntroduceerd als wettig betaalmiddel in de desbetreffende lidstaat. Voor de Banka Slovenije is dit 2007.
156
dnb / Jaarverslag 2007
6 De referentieperiode betreft de 24-maands periode die start 30 maanden voor de dag waarop eurobankbiljetten wettig betaalmiddel worden in de desbetreffende lidstaat. Voor de Banka Slovenije is dit de periode van juli 2004 tot en met juni 2006. 7 Besluit van de ecb van 21 november 2002 inzake de verdeling van de inkomsten van de ecb uit de in omloop zijnde eurobankbiljetten aan de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten (ecb/2002/9).
Jaarrekening
van de herwaarderingsrekeningen gebracht. Ongerealiseerde verliezen zijn ten laste van het resultaat gebracht voorzover zij de desbetreffende stand van de herwaarderingsrekeningen te boven gaan. Eventuele compensatie van deze ongerealiseerde verliezen met ongerealiseerde winsten in latere jaren is niet toegestaan. Ongerealiseerde verliezen geleden op enig fonds, enige valuta of op goud kunnen niet worden gecompenseerd met ongerealiseerde winsten op andere fondsen, valuta of goud. Agio of disagio inzake waardepapieren is geactiveerd/gepassiveerd en wordt als onderdeel van de rentebaten/-lasten geamortiseerd over de resterende looptijd van het desbetreffende actief. Pensioen- en andere inactiviteitsregelingen De pensioenaanspraken van medewerkers en voormalige medewerkers van dnb alsmede van andere daartoe gerechtigden zijn ondergebracht in de Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank nv (Pensioenfonds dnb). dnb heeft zich door middel van een overeenkomst verplicht om, met inachtneming van de daartoe overeengekomen voorwaarden, aan het Pensioenfonds dnb de gelden te voldoen die strekken tot verzekering van de pensioenen overeenkomstig de pensioenreglementen van het Pensioenfonds dnb. In de overeenkomst is de financiële opzet nader uitgewerkt in een premie-, toeslag-, en risicobudget staffel; in het streefvermogen is tevens rekening gehouden met de indexeringsambitie. De hoogte van de door dnb verschuldigde bedragen en in de jaarrekening op te nemen verplichtingen zijn berekend op actuariële grondslagen. Verwerking van het actuariële resultaat uit hoofde van voorziening personeelsbeloning8 Voor de verwerking van het actuariële resultaat is gebruik gemaakt van de ‘corridor-methode’. Bij toepassing van de corridor worden de jaarlijkse actuariële resultaten (zowel van de beleggingen als de pensioenverplichting), mits deze binnen de voorgeschreven bandbreedte vallen, niet direct ten laste of ten gunste van de resultatenrekening gebracht. Deze actuariële resultaten worden jaarlijks geactiveerd of gepassiveerd. Pas als het saldo van de opeenvolgende actuariële resultaten buiten de ‘corridor’ komt, wordt hierover in het volgende jaar afgeschreven op basis van de duur van de gemiddelde resterende diensttijd van de medewerkers van dnb.
8 De actuariële resultaten omvatten de verschillen tussen de actuariële grondslagen en
157
dnb / Jaarverslag 2007
de opgetreden werkelijkheid, alsmede de effecten van aanpassingen van de actuariële grondslagen.
Jaarrekening
2.
Toelichting op de balans
Activa De achter de omschrijving tussen haakjes ( ) opgenomen nummers verwijzen naar de overeenkomstige balanspost. 2006 Budget 2005 2006
Goud en goudvorderingen (1) De goudvoorraad inclusief de goudvorderingen Inhuur-, uitzendkrachten en uitbesteed werk 14
is in12het verslagjaar gedaald door 15 omvat op de laatste werkdag van4het boekjaar circa 5 5 20 miljoen fine troy ounce (circa 621,5 ton) fi Huisvestingskosten 8 jngoud 9tegen de 8marktwaarde van eur 568,25softwareper fine en troy ounce. Inventaris-, kantoorkosten 19 21 20 Als gevolg van de hogere marktprijs van het Algemene kosten 11 goud is, 10ondanks 11 de verkopen, de eurowaarde van deze post gestegen. verkopen. De goudvoorraad Reisen verblijfkosten
Totaal andere beheerskosten
57
57
58
Miljoenen EUR
Fine troy ounces
Stand per 31 december 2006
9.947
20,6
Verkopen 2007 tegen marktwaarde
- 335
- 0,6
9.612
20,0
1.741
-
11.353
20,0
Herwaardering voorraad ultimo 2007 Stand per 31 december 2007
De ontwikkeling van de marktprijs van het goud uitgedrukt in euro’s per kilogram kan als volgt worden weergegeven: 2007
2006
Eind maart
16.019,4
15.512,4
Eind juni
15.438,8
15.183,8
Eind september
16.728,4
15.281,9
Eind december
Realisatie Begroting 18.269,3 15.518,8
Realisatie
2006
2006
2005
Banken 14
35
39
37
Pensioenfondsen
20
21
20
Verzekeraars 15
25
24
22
Overige instellingen
9
10
8
WID MOT Sanctiewet
1
1
1
Totaal toezichtkosten
90
95
88
3
3
2
93
98
90
Kosten Exim Totaal ZBO-taken
13 Met ingang van 2006 zijn de ‘Kosten eigen personeel’ opgenomen onder de rubriek ‘Personeelskosten’ in plaats van ‘Andere beheerskosten’. De cijfers over 2005 zijn dienovereenkomstig aangepast.
158
dnb / Jaarverslag 2007
14 Banken inclusief elektronische geldinstellingen en overige kredietinstellingen (niet-banken). 15 Inclusief kosten zorgverzekeraars ad eur 5,0 miljoen (begroot eur 6,2 miljoen) en kosten materieel toezicht ad eur 0,15 miljoen.
Jaarrekening
Vorderingen op niet- ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta (2) De omvang van deze post bedraagt ultimo 2007 eur 6.625 miljoen (ultimo 2006: eur 8.081 miljoen). Deze post is als volgt gespecificeerd: – Vorderingen op het imf (2.1) Miljoenen 31 december 2007
31 december 2006
SDR’s
EUR
SDR’s
EUR
Bijzondere trekkingsrechten
621
668
522
596
Reservetranchepositie
342
367
459
524
Leningen
157
168
138
158
1.120
1.203
1.119
1.278
Totaal
Het verloop van de eur/sdr-koers kan als volgt worden weergegeven: 2007
2006
Eind maart
0,8816
0,8396
Eind juni
0,8909
0,8593
Eind september
0,9109
0,8579
Eind december
0,9311
0,8760
De bijzondere trekkingsrechten (eur 668 miljoen) vertegenwoordigen het recht om bij andere landen in geval van betalingsbalansmoeilijkheden (een deel van) het sdr-bezit in te wisselen tegen us-dollar. Deze rechten zijn gecreëerd tegenover de passiefpost (7) ‘Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten op het imf’ ad eur 570 miljoen. De reservetranchepositie (eur 367 miljoen) betreft in beginsel 25% van het Nederlandse quotum in het imf ad sdr 5.162 miljoen vermeerderd met de sdr-vordering uit hoofde van aan het imf geleverde us-dollars. De afname van deze post wordt veroorzaakt door terugbetalingen van imf-kredieten door debiteuren van het imf. Het imf vergoedt op deze positie rente op basis van een rentepercentage dat wekelijks wordt geactualiseerd. In 2007 lag dit percentage tussen de 3% en 4% op jaarbasis (2006: tussen 3% en 4%). Dit percentage weerspiegelt het gangbare sdr-rentepercentage. De leningen (eur 168 miljoen) bestaan uit de ‘Poverty Reduction and Growth Facility’ (prgf). Het betreft een fonds waaruit de hoofdsommen voor prgf-leningen (dit zijn leningen aan de armste ontwikkelingslanden met een lage gesubsidieerde rente) worden gefinancierd. In 1999 en 2000 heeft Nederland sdr 250 miljoen respectievelijk sdr 200 miljoen aan de ‘prgf loan account’ toegezegd. Voor de prgf-faciliteit is met het imf een contract overeengekomen, waarin staat aangegeven dat elke trekking in 10 gelijke delen binnen 5,5 tot 10 jaar na de trekking wordt terugbetaald. dnb ontvangt de gangbare marktrente op de lening; de rentesubsidie wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierd.
159
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
4.
– Tegoeden bij banken en beleggingen in waardepapieren, externe leningen en andere externe activa (2.2) In 2007 is de omvang van deze post gedaald van eur 6.803 miljoen naar eur 5.422 miljoen. De specificatie van deze post luidt als volgt: Miljoenen 31 december 2007
31 december 2006
Valuta
EUR
Valuta
EUR
US-dollar
7.953
5.402
8.931
6.781
Japanse yen
3.190
19
3.304
21
Overige valuta’s Totaal
1
1
5.422
6.803
Deze tegoeden in vreemde valuta kunnen als volgt naar beleggingscategorieën worden gespecificeerd: Miljoenen 31 december 2007
Vastrentende waarden
31 december 2006
EUR
EUR
4.690
5.996
Aandelen
378
87
Deposito’s
327
609
27
111
5.422
6.803
Nostro rekeningen Totaal
De looptijden van de vastrentende waarden worden gespecificeerd na de toelichting op de balanspost Overige activa (9). Het verloop van de eur/usd-koers en de eur/jpy-koers kan als volgt worden weergegeven:
USD
Eind maart
JPY
2007
2006
2007
2006
1,3318
1,2104
157,32
142,42
Eind juni
1,3505
1,2713
166,63
145,75
Eind september
1,4179
1,2660
163,55
149,34
Eind december
1,4721
1,3170
164,93
156,93
Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta (3) Ultimo 2007 bedraagt de omvang van deze post eur 2.493 miljoen (ultimo 2006: eur 877 miljoen); deze post bevat, evenals in 2006, deposito’s in us-dollars. In deze post is ook een vordering begrepen voortvloeiende uit wederkerige transacties met tegenpartijen uit de financiële sector van het Eurosysteem die samenhangen met de us-dollar ‘Term Auction Facility’. Binnen deze regeling
160
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
heeft de Federal Reserve de ecb voorzien van usd 20 miljard door middel van een tijdelijk wederkerig valuta arrangement (‘swap’). Het doel hiervan is de tegenpartijen uit de financiële sector van het Eurosysteem tijdelijk te voorzien van us-dollars. Gelijktijdig heeft de ecb ‘back to back’ swaptransacties afgesloten met ncb’s binnen het Eurosysteem. De ncb’s hebben op hun beurt de genoemde tegenpartijen van us-dollars voorzien. Deze ‘back to back’ swaptransacties hebben geresulteerd in niet rente dragende intra-Eurosysteem posities tussen de ecb en de ncb’s. Deze zijn opgenomen onder passivapost 8.2 ‘Overige verplichtingen binnen het escb (netto)’. De looptijden van de in deze post opgenomen vastrentende waarden (eur 52 miljoen) worden gespecificeerd na de toelichting op de balanspost Overige activa (9). Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro (4) Ultimo 2007 bedraagt de omvang van deze post eur 643 miljoen (ultimo 2006: eur 481 miljoen), zie onderstaande specificatie: Miljoenen 31 december 2007
Vastrentende waarden Deposito’s Reverse Repo’s Overige kortlopende vorderingen Totaal
31 december 2006
EUR
EUR
-
56
600
-
-
350
43
75
643
481
De looptijden van de vastrentende waarden worden gespecificeerd na de toelichting op de balanspost Overige activa (9). Kredietverlening aan tegenpartijen uit de financiële sector binnen het eurogebied (5) Activapost 5 en passivapost 2 hebben samen betrekking op het monetaire beleid in het eurogebied voorzover dat door dnb wordt uitgevoerd. Activapost 5 betreft rentedragende vorderingen op kredietinstellingen, ultimo 2007 ad eur 45.961 miljoen (ultimo 2006: eur 11.089 miljoen), die voortvloeien uit het door dnb namens het escb gevoerde geldmarktbeleid. De omvang van deze post is afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte van de Nederlandse banken. De omvang van deze post was ultimo 2007 eur 34.872 miljoen meer dan ultimo 2006. De sterke stijging van de kredietverlening ten opzichte van ultimo 2006 is een gevolg van de extra liquiditeitsverschaffing door de ecb in verband met de turbulentie op de geldmarkt in het vierde kwartaal 2007. – Basisherfinancieringstransacties (5.1) Basisherfinancieringstransacties, ultimo 2007 ad eur 27.445 miljoen (ultimo 2006: eur 9.656 miljoen), voorzien voor het overgrote deel in de herfinancieringsbehoefte van de financiële sector. Deze worden op wekelijkse basis uitgevoerd met doorgaans een looptijd van een week in de vorm van tenders met een vast of variabel interestpercentage. Alle tegenpartijen die aan de gestelde criteria voldoen, kunnen biedingen uitbrengen binnen een tijdslimiet van 24 uur na de bekendmaking van de tender. In 2007 zijn alle inschrijvingen uitgevoerd op basis van variabele rentepercentages.
161
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
5.
De basisherfinancieringstransacties zijn de belangrijkste open-marktoperaties die door het Eurosysteem worden uitgevoerd en daarbij van cruciaal belang voor het monetaire beleid. Zij voorzien de financiële sector van de bulk aan liquiditeit. Op de basisherfinancieringstransacties is in 2007 een gemiddeld rendement behaald van 4,0% (2006: 2,9%). – Langerlopende herfinancieringstransacties (5.2) Langerlopende herfinancieringstransacties, ultimo 2007 ad eur 18.516 miljoen (ultimo 2006: eur 1.424 miljoen), zijn herfinancieringstransacties die voorzien in de langerlopende liquiditeitsbehoefte. Deze worden op maandelijkse basis uitgevoerd met een looptijd van drie maanden. Uitvoering vindt plaats door de ncb’s op basis van gebruikelijke tenderoperaties. In 2007 zijn alle inschrijvingen uitgevoerd op basis van variabele rentepercentages. Op de langerlopende herfinancieringstransacties is in 2007 een gemiddeld rendement behaald van 4,5% (2006: 3,1%) – ‘Fine-tuning’-transacties met wederinkoop (5.3) ‘Fine-tuning’-transacties met wederinkoop, ultimo 2007 nihil (ultimo 2006 nihil), worden op ad-hoc basis ingezet met als doel de liquiditeitspositie in de markt te beheersen en de interestpercentages te beïnvloeden, in het bijzonder om de effecten te dempen die het gevolg zijn van onverwachte liquiditeitsfluctuaties. De keus van het instrument en de te hanteren procedures hangen af van het type transactie en de achterliggende overwegingen. ‘Fine-tuning’transacties met wederinkoop worden als regel door de ncb’s uitgevoerd door middel van ‘quick tenders’ of bilaterale operaties. De Raad van Bestuur van de ecb kan besluiten om onder speciale omstandigheden deze transacties door de ecb te laten uitvoeren. In 2007 hebben er vijfmaal ‘fine-tuning’-transacties met wederinkoop plaats gevonden. Hiermee is een gemiddeld rendement behaald van 4,1% (2006: 2,5%) – Structurele transacties met wederinkoop (5.4) De ecb is gerechtigd deze transacties uit te voeren om de structurele positie van het escb ten opzichte van de financiële sector aan te passen. In 2007, evenals in 2006, zijn dergelijke transacties niet uitgevoerd. – Marginale beleningsfaciliteit (5.5) Tegenpartijen kunnen deze faciliteit, ultimo 2007 nihil (ultimo 2006: eur 9 miljoen), gebruiken om ‘overnight liquidity’ te verkrijgen van ncb’s tegen een vooraf bekend interestpercentage met het gebruikelijke onderpand. De faciliteit is bedoeld om aan tijdelijke kredietbehoeften tegemoet te komen. Op de marginale beleningsfaciliteit is in 2007 een gemiddeld rendement behaald van 4,4% (2006: 3,9%) – Kredieten uit hoofde van margestortingen (5.6) Dergelijke kredieten ontstaan wanneer de waarde van het onderpand wordt overschreden. Wanneer een dergelijk krediet wordt verleend zonder dat het tekort aan onderpand wordt aangevuld, vindt verantwoording plaats onder deze post. In 2007, evenals in 2006, hebben er geen kredieten uit hoofde van margestortingen plaatsgevonden.
162
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Overige vorderingen op kredietinstellingen van het eurogebied, luidende in euro (6) Ultimo 2007 bedraagt de omvang van de post eur 4.397 miljoen (ultimo 2006: eur 3.425 miljoen) en kan als volgt worden gespecificeerd: Miljoenen 31 december 2007
Deposito’s Reverse-Repo’s Totaal
31 december 2006
EUR
EUR
4.022
2.800
375
625
4.397
3.425
De deposito-uitzettingen hebben betrekking op de Reserve Management Services-dienst (rms). dnb voert evenals vijf andere ncb’s deze dienstverlening uit. rms is een standaardpakket diensten ten behoeve van niet emu-centrale banken en internationale instellingen. Daarnaast heeft iedere aanbieder op individuele basis de mogelijkheid om als aanvulling op deze dienst ook in specifieke behoeften te voorzien. Ultimo 2007 is in dit kader eur 4.022 miljoen op deposito geplaatst bij dnb (passiefpost 4) en vervolgens door dnb uitgezet. De deposito’s en ‘reverse’-repo’s hebben een looptijd korter dan een jaar. Waardepapieren uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro (7) Ultimo 2007 bedraagt de omvang van deze post eur 8.611 miljoen (ultimo 2006: eur 4.775 miljoen) en bestaat, evenals in 2006, geheel uit vastrentende waarden. De toename van deze post is het gevolg van het directie besluit om de eur portefeuille met 4 miljard uit te breiden. De looptijden van de vastrentende waarden worden gespecificeerd na de toelichting op de balanspost Overige activa (9). Vorderingen binnen het escb (8) De omvang van de totale post bedraagt ultimo 2007 eur 13.759 miljoen (ultimo 2006: eur 20.892 miljoen). – Deelneming in de ecb (8.1) Onder deze post is opgenomen de deelneming van dnb in de ecb ad eur 235 miljoen inclusief eur 11 miljoen agio (ultimo 2006: eur 230 miljoen inclusief eur 8 miljoen agio), zijnde 3,8937% (ultimo 2006: 3,9955%) van het kapitaal van de ecb. Waardering van de deelneming in de ecb vindt plaats tegen kostprijs. Krachtens artikel 28 van de statuten van het escb, zijn de Nationale Centrale Banken binnen het escb de enige inschrijvers op het kapitaal van de ecb. De bijdrage daarin is vastgesteld op grond van een verdeelsleutel conform artikel 29.3 van de statuten. Op 1 januari 2007 heeft een wijziging van de kapitaalsleutel plaatsgevonden in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië als nieuwe lidstaten. Op grond van het besluit van de Raad van 15 juli 2003 inzake
163
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
de statistische gegevens aan de hand waarvan de verdeelsleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ecb wordt vastgesteld, zijn de kapitaalsleutels van de ncb’s op 1 januari 2007 als volgt aangepast door middel van overdrachten tussen de ncb’s onderling: Verdeelsleutel in procenten voor deelname in het kapitaal van de ECB Tot en met Vanaf 1 januari 2007 Nationale Bank van België
31 december 2006
2,4708
2,5502
20,5211
21,1364
Bank of Greece
1,8168
1,8974
Banco de España
7,5498
7,7758
Banque de France
14,3875
14,8712
0,8885
0,9219
12,5297
13,0516
Banque centrale du Luxembourg
0,1575
0,1568
De Nederlandsche Bank
3,8937
3,9955
Oesterreichische Nationalbank
2,0159
2,0800
Deutsche Bundesbank
Central Bank and Financial Services Authority of Ireland Banca d’Italia
Banco de Portugal
1,7137
1,7653
Suomen Pankki-Finlands Bank
1,2448
1,2887
Banka Slovenije
0,3194
0,3345
69,5092
71,8253
ˇ Ceská národní banka
1,3880
1,4584
Danmarks Nationalbank
1,5138
1,5663
Eesti Pank
0,1703
0,1784
Central Bank of Cyprus
0,1249
0,1300
Totaal eurogebied NCB’s
Latvijas Banka
0,2813
0,2978
Lietuvos bankas
0,4178
0,4425
Magyar Nemzeti Bank
1,3141
1,3884
Central Bank of Malta
0,0622
0,0647
Narodowy Bank Polski
4,8748
5,1380
Národná banka Slovenska
0,6765
0,7147
Sveriges Riksbank
2,3313
2,4133
13,9337
14,3822
Bulgarska Narodna Banka
0,8833
-
Banca Nationala României
2,5188
-
30,4908
28,1747
100,0000
100,0000
Bank of England
Totaal niet-eurogebied NCB’s Totaal euro- en niet-eurogebied NCB’s
Conform artikel 49.3 van de statuten van het escb, dat is toegevoegd krachtens het Toetredingsverdrag, wordt het geplaatste kapitaal van de ecb automatisch vermeerderd wanneer een nieuwe lidstaat toetreedt tot de eu en de desbetreffende centrale bank tot het escb. De verhoging wordt bepaald door de op dat ogenblik geldende bedragen van het toegenomen kapitaal (zijnde eur 5 miljard) te vermenigvuldigen met het quotiënt van de weging, volgens de nieuwe kapitaalsleutel na uitbreiding, van de toetredende nationale centrale banken enerzijds en anderzijds de weging van de nationale centrale banken die
164
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
reeds deel uitmaakten van het escb. Derhalve is het geplaatste kapitaal van de ecb op 1 januari 2007 verhoogd van eur 5.565 miljoen met eur 196 miljoen tot eur 5.761 miljoen. Hierdoor is het aandeel dat dnb in het verhoogde geplaatste kapitaal van de ecb – in totaal eur 5.565 miljoen – op 1 januari afgenomen van 3,9955% tot 3,8937%, terwijl actiefpost 8.1 ‘Deelneming in de ecb’ met eur 5 miljoen is toegenomen tot eur 235 miljoen. EUR Vanaf 1 januari 2007
31 december 2006
Kapitaal van
Gestort
de ECB
kapitaal
224.302.523
224.302.523
222.336.360
222.336.360
Eurosysteem
3.779.880.877
3.779.880.877
3.755.890.202
3.755.890.202
Totaal eurosysteem NCB’s
4.004.183.400
4.004.183.400
3.978.226.562
3.978.226.562
Totaal niet-eurosysteem NCB’s 1.756.469.003
122.952.830
1.586.442.685
111.050.988
4.127.136.230
5.564.669.247
4.089.277.550
De Nederlandsche Bank
Kapitaal
Gestort kapitaal
Overige NCB’s binnen het
Totaal euro-systeem en niet-eurosysteem NCB’s
5.760.652.403
Het gestorte kapitaal is onder meer toegenomen als gevolg van het volstorten van het aandeel in het kapitaal van de ecb door Slovenië. – Vorderingen uit hoofde van overdracht van externe reserves aan de ecb (8.2) Deze post behelst de vorderingen van dnb op de ecb uit hoofde van de overdracht van externe reserves. Deze vorderingen luiden in euro tegen een vaste waarde die is bepaald ten tijde van de overdracht. Rente op deze vorderingen wordt vergoed tegen het geldende tarief voor basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem. Over het aandeel goud in de overdracht wordt geen rente vergoed. De wijziging van de ecb-kapitaalsleutel op 1 januari 2007 heeft tevens geleid tot wijziging van de vordering van dnb uit hoofde van de aan de ecb overgedragen externe reserves. Naar rato van haar afgenomen aandeel volgens de kapitaalsleutel is de in euro luidende vordering van dnb op 1 januari 2007 met eur 20 miljoen toegenomen tot eur 2.243 miljoen. Vorderingen uit hoofde van overdracht van externe reserves aan de ECB: Miljoenen Tot en met Vanaf 1 januari 2007 De Nederlandsche Bank
31 december 2006
2.243
2.223
Overige NCB’s binnen het eurosysteem
37.799
37.559
Totaal
40.042
39.782
165
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Overige activa (9) Het totaal van deze post bedraagt ultimo 2007 eur 8.265 miljoen (ultimo 2006: eur 7.639 miljoen). – Overige financiële activa (9.3) De onder ‘Overige financiële activa’ begrepen posten zijn als volgt gespecificeerd: Miljoenen 31 december 2007
Deelnemingen
31 december 2006
EUR
EUR
62
62
Beleggingen - US-dollar
330
0
- Overige vreemde valuta
482
48
- Euro
6.206
6.751
Totaal
7.080
6.861
De deelnemingen betreffen deelnemingen in de Bank voor Internationale Betalingen (bib), het deelnemingspercentage is 3,16% (ultimo 2006 3,16%), de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunications s.c. (swift), deelnemingspercentage 0,26% (ultimo 2006 0,255%) en de dochterinstelling nv Settlement Bank of the Netherlands, deelnemingspercentage 100%. Op de aandelen van de deelneming bib is 25% gestort; de voorwaardelijke verplichting tot volstorting bedraagt per balansdatum sdr 64,9 miljoen (ultimo 2006: sdr 64,9 miljoen). De ‘Overige financiële activa’ kunnen als volgt naar beleggingscategorieën worden gespecificeerd: Miljoenen 31 december 2007 EUR Deelnemingen
31 december 2006 EUR
62
62
Vastrentende waarden
4.958
4.538
Aandelen
1.214
1.203
Reverse Repo’s
210
900
Deposito’s
495
-
Overige vorderingen
141
158
7.080
6.861
Totaal
De looptijden van de vastrentende waarden worden gespecificeerd na de toelichting op de balanspost Overige activa (9). De ‘reverse’ repo’s, deposito’s en de overige vorderingen hebben een looptijd korter dan een jaar.
166
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
– Overlopende activa (9.4) Per 31 oktober 2007 is het Voorzieningsfonds9 geliquideerd en zijn de vorderingen en schulden door dnb onder algemene titel overgenomen van het fonds. De vorderingen en schulden worden met ingang van die datum verantwoord onder de Overige activa, respectievelijk Overige passiva. Tot de liquidatiedatum van het Voorzieningsfonds had dnb een vordering op het fonds tot een bedrag van het saldo van de vorderingen en schulden van het Voorzieningsfonds. Looptijdentabellen De looptijd van de vastrentende waarden van de balansposten A2, A3, A7 en A9 kan als volgt worden gespecificeerd: Balansposten A2, A3 en A7 Resterende looptijd 31-12-2007 Totaal
0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
> 2 jaar
1. EUR
8.611
1.072
1.171
6.368
2. USD
4.742
1.149
2.530
1.063
3. JPY
-
-
-
-
4. Overige valuta’s
-
-
-
-
13.353
2.221
3.701
7.431
Totaal
Balanspost A9 Resterende looptijd 31-12-2007 Totaal
0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
> 2 jaar
1. EUR
4.958
681
607
3.670
2. USD
-
-
-
-
3. JPY
-
-
-
-
4. Overige valuta’s
-
-
-
-
4.958
681
607
3.670
Totaal
9 De stichting Voorzieningsfonds was belast met het verstrekken van (hypothecaire) geldleningen aan medewerkers van dnb.
167
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Passiva Bankbiljetten in omloop (1) Deze post omvat het aandeel van dnb in de totaal in omloop gebrachte eurobankbiljetten (zie ‘Bankbiljetten in omloop’ in de ‘Grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling’). De samenstelling van de bankbiljetten in circulatie naar coupure luidt per 31 december 2007 en per 31 december 2006 als volgt: Aantallen en tegenwaarden in miljoenen 31 december 2007
31 december 2006
Aantal
EUR
Aantal
EUR
EUR 5
-20
-101
-10
-48
EUR 10
-2
-15
13
131
EUR 20
-174
-3.486
-129
-2.593
EUR 50
294
14.671
269
13.421
EUR 100
7
732
10
1.011
EUR 200
27
5.445
24
4.808
EUR 500
13
6.351
14
7.069
23.597
191
23.799
Totaal eurobankbiljetten in omloop via DNB
145
Herverdeling eurobankbiljetten in circulatie
14.306
11.311
37.903
35.110
Eurobankbiljetten toegewezen aan de ECB (8%)
- 3.032
- 2.809
Totaal
34.871
32.301
Deze post vertoont een stijging van eur 2.570 miljoen. Deze stijging is veroorzaakt door de toename van de herverdeling van de eurobankbiljetten in circulatie (als gevolg van de toename van de bankbiljettencirculatie in het Stelsel). Het negatieve aantal van 20 miljoen bankbiljetten van eur 5 (waarde - eur 101 miljoen), dat van 2 miljoen bankbiljetten van eur 10 (waarde - eur 15 miljoen) en dat van 174 miljoen bankbiljetten van eur 20 (waarde - eur 3.486 miljoen) wordt veroorzaakt doordat dnb per saldo minder biljetten van eur 5, eur 10 en eur 20 heeft uitgegeven dan terugontvangen uit de circulatie. Het surplus aan terugontvangen biljetten is eerder uitgegeven door andere ncb’s uit het eurogebied. Verplichtingen aan tegenpartijen uit de financiële sector binnen het eurogebied, luidende in euro (2) Passivapost 2 en activapost 5 hebben samen betrekking op het monetaire beleid in het eurogebied voorzover dat door dnb wordt uitgevoerd. Passivapost 2 betreft rentedragende verplichtingen op kredietinstellingen die voortvloeien uit het door dnb namens het escb gevoerde geldmarktbeleid. Deze post was ultimo 2007 eur 7.866 miljoen meer dan ultimo 2006 (ultimo 2007: eur 21.528 miljoen, ultimo 2006: eur 13.662 miljoen). De toename wordt nagenoeg geheel veroorzaakt door de hogere stand van de Rekeningen-courant (met inbegrip van de reserveverplichtingen).
168
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
– Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen) (2.1) Deze rentedragende verplichtingen, ultimo 2007 eur 20.293 miljoen (ultimo 2006: eur 13.197 miljoen), betreffen praktisch geheel de (kas)reserveverplichting. Op de rekeningen-courant is in 2007 een gemiddelde rente vergoed van 4% (2006: 2,9%). – Depositofaciliteit (2.2) Dit is een permanente faciliteit, ultimo 2007 eur 235 miljoen (ultimo 2006: eur 465 miljoen), die door de kredietinstellingen kan worden benut om deposito’s tot de ochtend van de volgende werkdag te plaatsen bij dnb, tegen een vooraf vastgestelde rentevoet. Op de depositofaciliteit is in 2007 een gemiddelde rente vergoed van 2,8% (2006: 1,8%). – Termijndeposito’s (2.3) Dit betreft bij dnb geplaatste deposito’s ultimo 2007: eur 1.000 miljoen (ultimo 2006: nihil) met als doel de afroming van liquiditeiten in de markt in het kader van de ‘fine-tuning’-transacties van het Eurosysteem. Op de termijndeposito’s is in 2007 een gemiddelde rente vergoed van 4% (in 2006: 2,5%). – ‘Fine-tuning’-transacties met wederinkoop (2.4) Dit zijn andere monetaire beleidstransacties ter verkrapping van de liquiditeit. In 2007, evenals in 2006, hebben geen ‘fine-tuning’-transacties met wederinkoop plaats gevonden. – Deposito’s uit hoofde van margestortingen (2.5) Het betreft deposito’s die kredietinstellingen hebben gevormd ter compensatie van de waardedaling van de effecten die in onderpand werden gegeven voor de aan die instellingen verstrekte kredieten. In 2007, evenals in 2006, zijn er geen deposito’s uit hoofde van margestortingen afgesloten. Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro (4) Deze post ad eur 4.165 miljoen (ultimo 2006: eur 2.909 miljoen) bestaat ultimo 2007 nagenoeg geheel uit de verplichting ter zake van dienstverlening uit hoofde van een (niet standaard) rms-dienst (zie actiefpost 6). Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta (6) Deze post heeft betrekking op repoverplichtingen. Per ultimo 2007 bedraagt deze post eur 566 miljoen (ultimo 2006: eur 1.296 miljoen). De daling wordt veroorzaakt doordat ultimo 2006 een grote positie bestond als gevolg van marktontwikkelingen. Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten op het imf (7) Deze post is toegelicht onder de actiefpost 2.1. Verplichtingen binnen het escb (8) – Overige (netto) vorderingen/verplichtingen binnen het escb (netto actiefpost 8.4/netto passiefpost 8.2) De stand van deze vordering dan wel verplichting fluctueert dagelijks en hangt samen met de overboekingen die door monetaire financiële instellingen worden gedaan naar, respectievelijk worden ontvangen van, dergelijke instellingen binnen het Eurosysteem. Binnen het escb is een ‘netting’-techniek ontwikkeld waarbij dagelijks door de ecb voor elk land uit hoofde van het betalingsverkeer de gesaldeerde positie (vorderingen/verplichtingen) jegens de ecb wordt bepaald,
169
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
waarbij een netto vordering van dnb wordt gepresenteerd onder ‘Overige vorderingen binnen het escb’ (netto, actiefpost 8.4). Een netto schuld van dnb wordt vermeld onder ‘Overige verplichtingen binnen het escb’ (netto, passiefpost 8.2). Ultimo 2007 is sprake van een verplichting van eur 21.949 miljoen (ultimo 2006: een vordering van eur 9.931 miljoen). Overige passiva (9) De totale overige passiva bedragen ultimo 2007 eur 501 miljoen (ultimo 2006: eur 595 miljoen). – Diversen (9.2) Onder de post ‘Diversen’ is voornamelijk begrepen de post Nederlandse guldenbankbiljetten in omloop. Ultimo 2007 was deze eur 285 miljoen (ultimo 2006: eur 452 miljoen). De samenstelling van de balanspost guldenbankbiljetten naar coupure luidt per 31 december 2007 respectievelijk 31 december 2006 als volgt. Tegenwaarden in miljoenen 31 december 2007
31 december 2006
EUR
EUR
tegenwaarde
tegenwaarde
-
-
NLG 10
25
47
NLG 25
3
38
NLG 50
10
34
NLG 100
103
152
NLG 250
31
44
NLG 1.000
113
137
Totaal guldenbankbiljetten in omloop
285
452
NLG 5
Van de guldenbankbiljetten die tot ultimo 2001 nog als wettig betaalmiddel fungeerden waren er ultimo 2007 circa 28 miljoen stuks, met een gezamenlijke waarde van eur 523 miljoen, nog niet ter verwisseling aangeboden. Hiervan is eur 285 miljoen op de balans als verplichting opgenomen aangezien bij Koninklijk Besluit van 6 december 2001 is bepaald dat 65% van de verwachte versterfwinst (het bedrag van de bankbiljetten die naar redelijke verwachting niet voor 1 januari 2032 ter verwisseling zullen worden aangeboden en geaccepteerd) van de in het verslagjaar 2002 buiten omloop gestelde guldenbankbiljetten ultimo 2002 vrijvalt (vrijval versterfwinst van eur 85 miljoen). Ingevolge genoemd Koninklijk Besluit is ultimo 2007 90% van de dan verwachte versterfwinst vrijgevallen (eur 153 miljoen), na vermindering met het reeds vrijgevallen deel. Per 31 december 2012 valt het volledige bedrag van de bankbiljetten die op 31 december 2012 niet ter verwisseling zijn aangeboden en geaccepteerd, verminderd met de bedragen die per 31 december 2002 en per 31 december 2007 aan de winst zijn toegevoegd, vrij. Bovendien zijn in 2007 nog Nederlandse guldenbankbiljetten (eur 14 miljoen) ter verwisseling aangeboden.
170
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Voorzieningen (10) Onder dit hoofd zijn de navolgende posten opgenomen: EUR miljoen
31
Aan-
Ont-
december
passing
trekking
Vrijval
2006
1 januari
Dotatie
31 december 2007
2007
Reorganisatie in het kader van de fusie van DNB met de PVK
16
6
-
-
10
Reorganisatie van de bankbiljettensector
18
3
5
-
10
Flankerend beleid
1
-
-
-
1
Herstructurering Export krediet verzekering
-
-
-
1
1
Reorganisatie Facilitaire Diensten/Lange-termijnhuisvesting
1
-
-
2
3
Pensioenfonds
-
-
-
1
1
Voorzieningenfonds
-
-
-
1
1
Personeelsbeloning
135
11
30
4
34
146
Totaal
171
11
39
9
39
173
– Voorziening in verband met de kosten van de reorganisatie in het kader van de fusie van dnb met de pvk Deze voorziening bedraagt ultimo 2007 eur 10 miljoen (ultimo 2006: eur 16 miljoen). De mutatie wordt volledig veroorzaakt door uitbetaling onder het sociaal plan en salarisdoorbetalingen, de laatste uitbetalingen zullen rond 2012 plaatsvinden. – Voorziening in verband met kosten van de reorganisatie van de bankbiljettensector Deze voorziening bedraagt ultimo 2007 eur 10 miljoen (ultimo 2006: eur 18 miljoen). De vrijval van eur 5 miljoen wordt veroorzaakt doordat meer medewerkers dan verwacht erin zijn geslaagd een andere baan te vinden binnen dan wel buiten dnb. Als gevolg daarvan zullen minder medewerkers een beroep hoeven te doen op regelingen uit het sociaal plan. Met name het beroep op de ouderenregeling is kleiner dan begroot. De uitnutting van de voorziening zal rond 2015 aflopen. – Voorziening flankerend beleid In verband met het besluit tot de sluiting van het kantoor Apeldoorn en de verhuizing naar Amsterdam is ten behoeve van de aldaar werkzame medewerkers een faciliteringsregeling opgezet. Deze voorziening bedraagt ultimo 2007 eur 1 miljoen (ultimo 2006: eur 1 miljoen). De uitnutting van de voorziening zal rond 2012 aflopen. – Voorziening in verband met herstructurering Exportkredietverzekering (ekv)taken De Staat heeft besloten de ekv te herstructureren, waardoor dnb de ekv-taken niet meer zal uitvoeren per uiterlijk 1 juli 2008. Een deel van de medewerkers zal gebruik gaan maken van het sociaal plan. In verband hiermee is een voorziening getroffen van eur 1 miljoen. De uitnutting van de voorziening zal rond 2013 aflopen.
171
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
– Voorziening in verband met de reorganisatie bij Facilitaire diensten/langetermijnhuisvesting In 2007 is besloten tot reorganisatie van de afdeling Facilitaire diensten, waartoe een dotatie van eur 2 miljoen is gedaan. In verband met eerdere besluitvorming tot centralisatie van de huisvesting op één locatie was ultimo 2006 al een voorziening opgenomen voor diverse eenmalige kosten van eur 1 miljoen. Gezien de nauwe relatie tussen de lange-termijnhuisvesting en de reorganisatie zijn beide voorziening samengevoegd. De uitnutting van de voorziening zal rond 2010 aflopen. – Voorziening op afstand plaatsen pensioenfonds (eur 0,5 miljoen) In verband met het per 1 januari 2008 op afstand plaatsen van het Pensioenfonds is een voorziening getroffen voor te verwachten kosten van eur 0,5 miljoen. De uitnutting van de voorziening zal rond 2010 aflopen. – Voorziening Voorzieningsfonds Voorziening in verband met de liquidatie van het Voorzieningsfonds. Op 31 oktober 2007 is het Voorzieningsfonds geliquideerd en de taken zijn overgenomen door dnb onder overdracht van vorderingen en schulden. In verband met deze liquidatie is er een voorziening opgenomen voor de afwikkeling van mogelijke nog lopende verplichtingen. De uitnutting van de voorziening zal naar verwachting in 2008 aflopen. – Voorziening personeelsbeloningen dnb kent de volgende regelingen: - een toegezegde pensioenregeling; - een bijdrage in de ziektekostenverzekering van de gepensioneerden; - een (beperkte) inactiviteitsregeling; - een jubileum- en afscheidsregeling. De pensioenregeling betreft een geïndexeerde middelloonregeling met een daaraan gekoppeld partner- en wezenpensioen. De bijdrage in de ziektekostenverzekering van de gepensioneerden betreft een tegemoetkoming door dnb in de desbetreffende kosten. De bijdrage is gebaseerd op de premie van de ziektekostenverzekering zoals deze gold voor de invoering van het Zorgverzekeringsstelsel 2006. Bij de berekening van deze voorziening zijn de actieve medewerkers niet meegenomen. In afwachting van de definitieve beslissing over deze regeling, hierover wordt op dit moment geprocedeerd, is aan inactieven een tijdelijke ziektekostenbijdrage verstrekt. De inactiviteitsregeling heeft betrekking op een deel van het geüniformeerde personeel. Deze regeling voorziet in een tijdelijke uitkering vanaf de 58-jarige leeftijd tot aan het prepensioen. Als gevolg van de invoering van de Wet vpl in 2006 is deze regeling aangepast. De jubileumuitkering betreft de uitkeringen bij 20-, 30- en 40-jarig dienstverband. Voorts zijn hieronder begrepen uitkeringen bij het afscheid in verband met pensionering- en overlijdensuitkeringen.
172
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
De verplichtingen en de jaarlasten zijn actuarieel bepaald. De hierbij gehanteerde veronderstellingen luiden als volgt: Veronderstellingen 31 december 31 december 2007
2006
Disconteringsvoet pensioenregeling (in %)
5,5
4,5
Disconteringsvoet overige personeelsbeloningen (in %)
5,3
4
Verwacht beleggingsrendement (in %)
5,8
4,55
2
2
2,75
0,5
2
2
11
12
GBM/V
GBM/V
2000-2005
1995-2000
(-1,-2)
(-2,-2)
4
3,5
2,4
1,8
Algemene salarisstijging (in %) Individuele salarisstijging (gemiddeld) (in %) Indexatie (in %) Verwachte gemiddelde resterende diensttijd van actieve medewerkers (in jaren) Sterftekansen
Sterftetrendontwikkeling pensioenregeling (in %) Sterftetrendontwikkeling overige personeelsbeloningen (in %)
Toelichting op de ten opzichte van 2006 gewijzigde veronderstellingen: ‘Disconteringsvoet (pensioen)regeling’ De disconteringsvoet is in 2007 gerelateerd aan de marktrente van hoogwaardige ondernemingsobligaties, rekening houdend met de verwachte looptijd van de uitkeringen. ‘Verwacht beleggingsrendement’ Met ingang van januari 2008 gaat de portefeuille van het pensioenfonds migreren naar een nieuwe situatie, waarbij een structurele rendementsdoelstelling van circa 5,8%, uitgaande van een duration van de verplichtingen van circa 14 jaar realistisch wordt geacht. Dit wijkt af van de situatie aan het begin van het boekjaar waarbij het gehanteerde percentage van 4,55% was gebaseerd op het toen geldende strategische beleggingsbeleid van de portefeuille van het pensioenfonds, 35% aandelen en 65% vastrentend, rekening houdend met een lange-termijnrendement van 3,5% en een risicopremie van 3% op aandelen. ‘Individuele salarisstijging’ Bij de herijking van de verwachte gemiddelde resterende diensttijd van actieve medewerkers (zie hierna) is ook de individuele salarisontwikkeling bezien. Uitgaande van de huidige salarissystematiek is een stijging van circa 2,75% realistisch. In de modellen die voor de berekening van de voorziening worden gebruikt, bleek evenals bij de bepaling van de individuele salarisstijging tot 2007 ook rekening te worden gehouden met de in- en uitstroom van medewerkers waardoor het effect hiervan niet juist was meegenomen. ‘Verwachte gemiddelde resterende diensttijd van actieve medewerkers (in jaren)’ Als gevolg van de wettelijke maatregelen is in 2006 de verwachte gemiddelde daadwerkelijke pensioenleeftijd voor de werknemers geboren na 1 januari 1950 gesteld op 65 jaar. Nadere bestudering van de verschillende factoren die met de
173
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
verwachte gemiddelde daadwerkelijke pensioenleeftijd samenhangen heeft geleid tot een neerwaartse aanpassing tot effectief 63,5 jaar. Uiteindelijk hebben de herijking van de verwachte gemiddelde daadwerkelijke pensioenleeftijd en die van individuele salarisverhoging gezamenlijk geleid tot een extra last per 1 januari 2007 van eur 11 miljoen die via het eigen vermogen is verwerkt. ‘Sterftetrendontwikkeling’ De overlevingstafel gbm/v 2000-2005 houdt geen rekening met de sterftetrendontwikkeling. Daarom is een benaderingsmethode toegepast die ertoe heeft geleid dat de verplichtingen ultimo 2007 zijn opgehoogd met 4% voor de pensioenregeling, respectievelijk 2,4% voor de overige personeelsbeloningen of circa eur 34 miljoen (2006: circa eur 35 miljoen). In onderstaand overzicht zijn de voorzieningen voor de verschillende regelingen weergegeven: EUR miljoen 31
31
december
december
2007
2006
Verplichtingen inzake: Toegezegde pensioenaanspraken
122
104
20
23
Jubileumuitkeringen
4
6
Inactiviteitsregeling
0
2
146
135
Bijdrage in de ziektekostenverzekering van de gepensioneerden
Totaal
174
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
De mutaties in de voorzieningen uit hoofde van toegezegde pensioenaanspraken, bijdrage in de ziektekostenverzekering van de gepensioneerden, jubileumuitkeringen en inactiviteitsregeling zijn als volgt: EUR miljoen Toegezegde
Bijdrage
Jubileum-
Inactiviteits-
pensioen-
ziektekosten-
uitkeringen
regeling
regeling
verzekering gepensioneerden
Stand 31 december 2006
104
23
6
2
Aanpassing van pensioengerechtigde leeftijd en individuele salarisverhoging op 1 januari 2007 Stand 1 januari 2007 Last Bijdrage
11
-
-
-
115
23
6
2
33
1
0
0
- 26
-4
0
0
-
-
-2
-2
122
20
4
0
Vrijval Stand 31 december 2007
De vrijval bij de jubileumuitkeringen is veroorzaakt door de verlaging van de verwachte pensioenleeftijd en is verwerkt onder de overige baten. Die bij de inactiviteitsregeling door de aanpassing van de regeling aan de wettelijke bepalingen. De aanspraken voor de toegezegde pensioenregeling zijn per 31 december 2007 als volgt samengesteld: EUR miljoen Toegezegde pensioenregeling Contante waarde van toegekende aanspraken waartegen beleggingen worden aangehouden
800
Reële waarde van de fondsbeleggingen
-905 - 105
Nog niet verwerkte actuariële resultaten
227
Netto-aanspraken
122
Daar de nog niet verwerkte resultaten ad eur 227 miljoen de grens van de corridor (10% van de hoogste van de contante waarde van de toegekende aanspraken of de reële waarde van de fondsbeleggingen) overschrijden, zal het meerdere in circa 11 jaar (de verwachte gemiddelde resterende diensttijd van actieve medewerkers) worden geamortiseerd. Het jaarlijkse te amortiseren bedrag bedraagt vanaf 2008 circa eur 13 miljoen.
175
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
De fondsbeleggingen (- eur 905 miljoen) bevatten vastrentende beleggingen ad eur 592 miljoen en aandelen ad eur 313 miljoen. Naar huidig inzicht worden bovenstaande voorzieningen toereikend geacht. Herwaarderingsrekeningen (11) De samenstelling van de herwaarderingsrekeningen is als volgt: EUR miljoen Goud Stand per 31 december 2005 Per saldo herwaarderingsmutaties
Valuta
Prijs
Totaal
8.442
63
401
8.906
334
-63
-8
263
Stand per 31 december 2006
8.776
0
393
9.169
Per saldo herwaarderingsmutaties
1.448
1
41
1.490
10.224
1
434
10.659
Stand per 31 december 2007
De toename van het totaal van de herwaarderingsrekeningen is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de goudprijs in 2007.
176
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Kapitaal en reserves (12) Het maatschappelijk kapitaal van dnb dat volledig is geplaatst en volgestort, bedraagt vijfhonderd miljoen euro (eur 500.000.000), verdeeld in vijfhonderd (500) aandelen van een miljoen euro (eur 1.000.000). De Staat der Nederlanden is houdster van alle aandelen. Verloop van Kapitaal en reserves EUR miljoen Totaal
Kapitaal
Algemene reserve
1 januari 2006 Winstuitkering 2005 Resultaat boekjaar
5.783
500
-313
5.283 -313
1.419
Toevoeging winst op goudverkopen
712
Toevoeging van 5% van de nettowinst (excl. goudverkopen)
35
Toevoeging wegens te compenseren verlies 2003 door verminderde winstafdracht
57
Uit te keren winst aan de Staat Interim dividend 31 december 2006 Aanvulling voorziening personeelsbeloning 1 januari 2007 Winstuitkering 2006 Resultaat boekjaar
615 -424 6.465
-424 500
5.965
500
5.954
-11 6.454
-11
-191
-191
1.621
Toevoeging winst op goudverkopen
294
Toevoeging van 5% van de nettowinst (excl. goudverkopen)
66
Toevoeging wegens te compenseren verlies 2003 door verminderde winstafdracht
57
Uit te keren winst aan de Staat Interim dividend 31 december 2007
1.204 -790 7.094
Verloop van het te compenseren verlies 2003 EUR miljoen Stand aan het begin van het boekjaar
171
Gecompenseerd in 2007
-57
Stand aan het einde van het boekjaar
114
(nog te compenseren in de komende twee jaar)
177
dnb / Jaarverslag 2007
-790 500
6.594
Jaarrekening
Overige Balansbedragen in buitenlandse geldsoorten De tegenwaarde in euro van de som van activa (begrepen in de actiefposten 2, 3 en 9.3) luidende in buitenlandse geldsoorten per de laatste werkdag van het boekjaar bedraagt eur 9 miljard evenals in 2006. De tegenwaarde in euro van de som van de passiva (begrepen in de passiefposten 5, 6 en 7) luidende in buitenlandse geldsoorten per de laatste werkdag van het boekjaar bedraagt eur 1 miljard (2006: eur 2 miljard). Bewaarneming dnb bewaart effecten en andere waardepapieren ten behoeve van derden. De bewaarneming geschiedt voor rekening en risico van de bewaargevende partij. Financiële instrumenten (off-balancesheet) Onderstaand overzicht geeft de off-balancesheet positie weer, gespecificeerd naar valuta en instrument: Ultimocijfers in miljoenen euro 31 december 2007 Totaal
EUR
31 december 2006 USD
JPY Overige
Totaal
EUR
USD
JPY Overige
valuta’s
valuta’s
Valuta te ontvangen
8.489
7.667
822
0
0
6.745
6.710
35
0
0
te leveren
-8.258
-842
-7.416
0
0
-6.640
-36
-6.604
0
0
231
6.825
-6.594
0
0
105
6.674
-6.569
0
0
18
3
12
0
3
2
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
18
3
12
0
3
2
1
1
0
0
Rente te ontvangen te leveren
Forwards te ontvangen
1.311
714
597
0
0
1.004
556
448
0
0
te leveren
-1.300
-675
-625
0
0
-997
-513
-484
0
0
11
39
-28
0
0
7
43
-36
0
0
7
7
0
0
0
121
6.725
-6.604
0
0
Overige derivaten
0
Totaal
260
6.867
-6.610
0
3
De termijnpositie omvat ultimo 2007 aan usd-verplichtingen eur 6.610 miljoen (ultimo 2006: eur 6.604 miljoen) en aan eurovorderingen eur 6.867 miljoen (ultimo 2006: eur 6.725 miljoen). De financiële instrumenten hebben betrekking op eur/usd swaps en forwards. Als gevolg van deze financiële instrumenten is de economische positie ultimo 2007 van de usd eur 245 miljoen (ultimo 2006: eur 66 miljoen) en die van jpy eur 140 miljoen (ultimo 2006: eur 21 miljoen). Bovendien is per 31 december 2007 onder de off-balancesheet verplichtingen een toekomstige verplichting aan de ecb opgenomen. Deze post hangt samen met
178
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
de us-dollar ‘Term Auction Facility’ van de Federal Reserve (zie ook onder actiefpost 3: Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta). De onderliggende waarde met betrekking tot de renteswaps in de europortefeuille bedraagt eur 109 miljoen (ultimo 2006: eur 359 miljoen), die van de usd-portefeuille eur 254 miljoen (ultimo 2006: eur 232 miljoen) en die van de Ofa-portefeuille eur 24 miljoen (ultimo 2006: eur 84 miljoen). De onderliggende waarde met betrekking tot goudrenteswaps beloopt eur 273 miljoen (ultimo 2006: eur 386 miljoen). Niet uit de balans blijkende verplichtingen Aansprakelijkstellingen Het kan voorkomen dat uit hoofde van haar toezichttaak dnb aansprakelijkstellingen ontvangt (of aankondigingen van aansprakelijkstellingen). De directie beoordeelt (mede op basis van ingewonnen juridisch advies) of deze (aankondigingen van) aansprakelijkstellingen gezien de strekking, materialiteit en waarschijnlijkheid mogelijk zouden kunnen leiden tot een niet als toezichtkosten verhaalbare claim in welk geval al dan niet besloten wordt een voorziening te treffen. Indien het bedrag waarvoor de verplichting kan worden afgewikkeld niet met voldoende betrouwbaarheid kan worden vastgesteld is volstaan met vermelding in deze toelichting. De directie heeft inzake aansprakelijkstelling geen aanleiding gezien om in het verslagjaar een voorziening te treffen. Vier lopende zaken worden hieronder meer in detail toegelicht. Van der Hoop bankiers nv In het kader van de afwikkeling van het faillissement van Van der Hoop bankiers nv (Van der Hoop) is in december 2007 overeenstemming bereikt over een regeling tussen curatoren en betrokkenen bij het faillissement, waaronder betrokken bestuurders, commissarissen en accountants. Stichting Hoop-verlies en dnb zijn als vertegenwoordigers van de grootste schuldeisers bij de regeling betrokken. dnb is bij de regeling betrokken als crediteur van de vordering voor in verband met de Collectieve Garantie Regeling (cgr) gedane uitkeringen en behartigt daarmee de belangen van de banken voor wier rekening zij de cgr uitvoert. Een eventueel onbetaald blijvend gedeelte van die vordering is namelijk voor rekening van de banken over wie gedane cgr-uitkeringen worden omgeslagen. In voornoemde hoedanigheid zal dnb een deel van haar aanspraken op uitbetaling van verdere boedeluitdelingen op de voornoemde vordering achterstellen ten opzichte van aanspraken op uitbetaling van verdere boedeluitdelingen op de nog resterende vorderingen van rekeninghouders die tot de regeling zijn toegetreden. nv Levensverzekering Maatschappij ‘Vie d’Or’ In de procedure die in 1998 tegen onder meer de pvk en de Staat is aangespannen door de stichting die de belangen van voormalige polishouders van nv Levensverzekering Maatschappij ‘Vie d’Or’ (hierna te noemen Vie d’Or) behartigt en de faillissementscuratoren van Vie d’Or, heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2006 uitspraak gedaan in het ingestelde cassatieberoep tegen het arrest van het Hof Den Haag van 27 mei 2004. Eisers hadden de pvk en de Staat aansprakelijk gesteld voor circa eur 85 miljoen (exclusief rente) wegens beweerdelijk bij het toezicht op Vie d’Or gemaakte fouten. De Hoge Raad heeft onder meer beslist dat het Hof Den Haag een verkeerd criterium heeft gehanteerd om te toetsen of de pvk haar toezichttaak behoorlijk heeft uitgeoefend. De Hoge
179
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Raad heeft het arrest van het Hof Den Haag vernietigd en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het Hof Amsterdam. In 2007 is deze zaak aangebracht bij het Hof Amsterdam. Vorderingen van voormalige directeuren van twee kredietinstellingen In een tweetal verschillende procedures hebben drie voormalige directeuren van twee kredietinstellingen dnb aansprakelijk gesteld voor de door hen beweerdelijk door toedoen van dnb geleden schade. In de eerste procedure, waarin één voormalig directeur van een kredietinstelling dnb aansprakelijk heeft gesteld, heeft de Hoge Raad op 23 februari 2007 een voor dnb gunstig arrest van het Hof Amsterdam van 10 februari 2005 vernietigd en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het Hof Den Haag. De zaak is nog niet aangebracht bij het Hof Den Haag. De tweede procedure werd tegen dnb gestart nadat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 12 september 2006 de door dnb ten aanzien van twee voormalige directeuren van een andere kredietinstelling in 2003 genomen toezichtmaatregelen heeft herroepen. Nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam en nadien ook het Hof Amsterdam in hoger beroep de gevraagde voorzieningen, onder meer tot betaling door dnb van een voorschot, heeft afgewezen hebben de twee voormalig directeuren op 13 februari 2008 dnb in een bodemprocedure voor de rechtbank Amsterdam gedagvaard.
180
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
3.
Toelichting op de winst- en verliesrekening De achter de omschrijving tussen haakjes ( ) opgenomen nummers verwijzen naar de overeenkomstige post in de winst- en verliesrekening. Bedrijfsopbrengsten Netto baten uit hoofde van interest en dividend (1 en 2) Onder dit hoofd zijn de rentebaten en -lasten begrepen met betrekking tot de activa en passiva in buitenlandse geldsoorten (deviezen) en in euro. Verder bevat deze post de dividendopbrengsten.
Samenstelling van de interest/dividend baten EUR miljoen 2007
2006 Totaal Buitenlandse
EUR
Totaal Buitenlandse
geldsoorten
EUR
geldsoorten
Rentebaten goud-, deviezen en eurobeleggingen
2.310
262
2.048
1.337
203
1.134
249
2
247
185
3
182
8
0
8
8
0
8
2.567
264
2.303
1.530
206
1.324
Totaal Buitenlandse
EUR
Totaal Buitenlandse
EUR
Rentebaten en dividend ‘Overige financiële activa’ Opbrengst deelnemingen en leningen begrepen in de ‘Overige financiële activa’ Totaal baten
Samenstelling van de interestlasten EUR miljoen 2007
2006 geldsoorten
geldsoorten
Rentelasten goud-, deviezen en eurobeleggingen
1.089
0
1.089
543
0
543
Totaal lasten
1.089
0
1.089
543
0
543
Zowel de rentebaten als de rentelasten, met betrekking tot de geldmarkt, zijn in 2007 gestegen. De rentebaten en rentelasten zijn gestegen als gevolg van een hogere gemiddelde uitzetting en een hoger gemiddeld rentepercentage. Onder de post ‘Opbrengst deelnemingen en leningen’, begrepen in de ‘Overige financiële activa’, kan tevens (als interim-dividend) opgenomen zijn de verdeling van de inkomsten van de ecb uit hoofde van de eurobankbiljetten in omloop. Echter, in 2007 zowel als in 2006 is het inkomen dat de ecb heeft verkregen uit de eurobankbiljetten in omloop volledig ingehouden overeenkomstig een daartoe strekkend besluit van de Raad van Bestuur van de ecb.
181
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Gerealiseerde verkoopresultaten (3) EUR miljoen 2007
2006
3
23
Prijsverkoopresultaat vastrentende waarden
-44
-98
Prijsverkoopresultaat aandelen
32
98
294
712
285
735
Valutaverkoopresultaat
Resultaat goudverkopen
dnb heeft het valutarisico van de usd-posities onder de actiefposten 2.2 ‘Tegoeden bij banken en beleggingen in waardepapieren, externe leningen en andere externe activa’ en 3 ‘Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta’ volledig afgedekt. De overige valutarisico’s zijn niet afgedekt. Het betreft hier de sdr-portefeuille, het valutarisico van de aandelenportefeuille, het indirecte valutarisico via de ecb en een geringe werkvoorraad van diverse valuta’s. Het positieve verschil in prijsverkoopresultaat op de vastrentende waarden heeft grotendeels betrekking op de usd-portefeuille. In 2006 waren er door een stijging van de usd-rente prijsverliezen gerealiseerd op deze portefeuille. Het lagere prijsverkoopresultaat op de aandelen is veroorzaakt door een lager transactievolume op de aandelen in 2007. In 2007 is 19,5 ton goud verkocht. Hierop werd eur 294 miljoen aan verkoopresultaat behaald. In 2006 is 54 ton goud verkocht en hierop werd een verkoopresultaat behaald van eur 712 miljoen. Afwaardering op lagere marktwaarde (4) De afwaarderingen bestaan voornamelijk uit prijsafwaardering op de eur vastrentende waarden (eur 100 miljoen) en uit valuta-afwaarderingen welke grotendeels betrekking hebben op de sdr (eur 36 miljoen). Netto resultaat van herverdeling monetair inkomen (7) In 2007 was het netto resultaat van de herverdeling van het monetair inkomen eur 7 miljoen (2006: eur 6 miljoen). De hoogte van het monetaire inkomen van elke ncb binnen het Eurosysteem wordt vastgesteld op basis van de feitelijke jaarinkomsten uit hoofde van geoormerkte activa afgezet tegen de referentiepassiva. De referentiepassiva omvatten: bankbiljetten in omloop, eurotegoeden van kredietinstellingen uit hoofde van monetaire beleidstransacties, netto verplichtingen binnen het Eurosysteem uit hoofde van transacties in target en netto verplichtingen binnen het Eurosysteem uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten. Eventuele rente betaald over in de referentiepassiva opgenomen posten dient in mindering te worden gebracht op het te herverdelen monetaire inkomen. De te oormerken activa omvatten: kredietverlening in euro aan kredietinstellingen in het eurogebied die betrokken zijn bij monetaire beleidstransacties, vorderingen binnen het Eurosysteem voortvloeiend uit de overdracht van externe reserves aan de ecb, netto vorderingen binnen het Eurosysteem uit hoofde van transacties in target, netto vorderingen binnen het Eurosysteem uit hoofde van de verdeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem en een beperkt bedrag aan goudreserves naar rato van de kapitaalsleutel. Goudopbrengsten worden buiten beschouwing gelaten. Wanneer de waarde van de geoormerkte activa de waarde van de referentiepassiva over- of
182
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
onderschrijdt, zal het verschil worden gecompenseerd door, ten aanzien van het verschil, het gemiddelde opbrengstpercentage toe te passen dat is gegenereerd op de door alle ncb’s geoormerkte activa. De door de ncb’s van het Eurosysteem gepoolde monetaire inkomsten dienen onder de ncb’s te worden verdeeld naar rato van hun bijdragen aan het geplaatste kapitaal van de ecb. Het saldo van de monetaire inkomsten van dnb wordt verkregen uit de berekening van het verschil tussen de door dnb gepoolde monetaire inkomsten van eur 1.290 miljoen en het vervolgens voor eur 1.297 miljoen aan dnb uitgekeerde bedrag. Overige baten (8) Onder deze post vallen onder andere de opbrengsten uit hoofde van de doorberekening van de toezichtkosten aan de onder toezicht staande instellingen alsmede de overheidsbijdragen voor de uitvoering van de toezichtwerkzaamheden. EUR miljoen 2007
2006
- Bijdrage instellingen
85
76
- Overheidsbijdrage
17
14
102
90
Totaal
Tevens is onder de overige baten in 2007 een versterfwinst van eur 153 miljoen opgenomen. De totale verwachte versterfwinst (= de waarde van de guldenbiljetten die naar redelijke verwachting niet voor 1 januari 2032 ter verwisseling zijn aangeboden) wordt in drie delen aan de Staat afgedragen, conform de regeling zoals bij Koninklijk Besluit van 6 december 2001 is vastgesteld. De uiteindelijke verwachte versterfwinst is berekend op eur 264 miljoen. Overeenkomstig het kb dient per 31 december 2007 90% van de verwachte versterfwinst verminderd met het eerder in 2002 aan de winst toegevoegde bedrag (eur 85 miljoen) aan het resultaat van het boekjaar 2007 te worden toegevoegd. Daarnaast valt onder deze post onder meer een vrijval uit de voorziening reorganisatie van de bankbiljettensector van eur 5 miljoen en eur 4 miljoen uit de voorziening Personeelsbeloning, alsmede diverse posten (circa eur 3 miljoen).
183
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Bedrijfslasten De kosten van dnb zijn gerelateerd aan onderstaande hoofdtaken van dnb: - het bevorderen van de handhaving van de financiële stabiliteit (Financiële stabiliteit); - het in escb-verband mede bepalen en ten uitvoer leggen van het monetaire beleid (Monetair beleid); - het verzorgen van de geldomloop voorzover deze uit bankbiljetten bestaat alsmede het bevorderen van het betalingsverkeer (Betalingsverkeer); - het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen (Toezicht); - het bijdragen aan een evenwichtig financieel economisch beleid (Economisch advies); - het bijdragen aan het Nederlands beleid op het gebied van de exportkredieten investeringsverzekeringsfaciliteiten van de Staat (Exportkrediet- en investeringsverzekering); - het uitvoeren van diverse statistiektaken (Statistieken). De hiermee samenhangende bedrijfslasten bedroegen: EUR miljoen 2007
Budget
2006
2007 Personeelskosten
Budget 2006
169
167
146
170
Andere beheerskosten
59
58
57
57
Afschrijving op materiële vaste activa
24
25
29
28
Productiekosten bankbiljetten
22
22
17
24
2
0
3
0
276
272
252
279
Overige lasten Totaal bedrijfslasten
Personeelskosten (9) Het gemiddeld aantal personeelsleden omgerekend in voltijdse eenheden bedroeg in 2007 1.566 fte en in 2006 bedroeg dit 1.630 fte. De afname van de formatie wordt onder meer veroorzaakt door de afbouw van fte’s door de reorganisatie bij de bankbiljettensector. De totale personeelskosten zijn in 2007 respectievelijk 2006 als volgt te specificeren: EUR miljoen 2007
Budget
2006
2007 Lonen en salarissen
Budget 2006
109
112
106
109
Sociale lasten
12
11
12
14
Pensioenlasten
29
27
11
31
Kosten eigen personeel
19
17
17
16
169
167
146
170
Totaal personeelskosten
184
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
De met de pensioenregeling en overige personeelsbeloningen samenhangende kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd: EUR miljoen Toegezegde
Bijdrage
Jubileum-
Inactiviteits-
pensioen-
ziektekosten-
uitkeringen
regeling
regeling
verzekering gepensioneerden
In boekjaar verdiende aanspraken Toegerekende interest
29
0
0
0 0
45
1
0
- 41
-
-
-
-
-
-2
-2
Bruto-lasten
33
1
-2
-2
Bijdrage medewerkers
-2
-
-
-
fusie DNB en PVK en bankkantoren
-2
-
-
-
Netto-lasten
29
1
-2
-2
Verwachte opbrengst fondsbeleggingen Vrijval
Ten laste van de voorziening reorganisatie in het kader van de
De feitelijke opbrengst van de fondsbeleggingen bedraagt eur 10 miljoen (2006: eur 48 miljoen). De in aanmerking te nemen interest is de oprenting van de (contante waarde van de) verplichting met de disconteringsvoet die geldt aan het begin van het boekjaar. De effecten van wijzigingen in deze disconteringsvoet vormen een onderdeel van het actuariële resultaat en worden volgens de voor die post geldende richtlijnen in het resultaat verwerkt. In de berekening van de jaarlast vormt de verwachte opbrengst fondsbeleggingen een aftrekpost, daar het verschil tussen de verwachte en feitelijk behaalde opbrengst fondsbeleggingen onderdeel vormt van het actuariële resultaat en volgens de voor die post geldende richtlijnen in het resultaat wordt verwerkt. De indexatie van de ingegane pensioenen is in een overeenkomst tussen dnb en het pensioenfonds nader geregeld. In deze overeenkomst is de financiële opzet nader uitgewerkt in een premie-, toeslag-, en risicobudget staffel. In het streefvermogen is tevens rekening gehouden met de ambitie van dnb om gepensioneerde medewerkers een kans van tenminste 80% te bieden op indexatie van hun ingegane pensioenen. De jaarlast samenhangend met de pensioenregeling is opgenomen onder het hoofd ‘pensioenlasten’. De met de jubileumuitkeringen en uitkeringen inzake de inactiviteitsregeling samenhangende jaarlasten zijn begrepen onder de ‘lonen en salarissen’. De jaarlast uit hoofde van de ‘bijdrage in de ziektekostenverzekering van de gepensioneerden’ is verantwoord onder de post ‘Sociale lasten’. Beloningen directie Vanaf 2003 is afgezien van verhoging van de dnb directie-salarissen. De totale bezoldiging van de directieleden (inclusief pensioenbijdrage) bedroeg in 2007 eur 1,7 miljoen (in 2006: eur 1,7 miljoen).
185
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
De pensioenregeling van de directieleden is overeenkomstig de Wet vpl en de met de Minister van Financiën gemaakte afspraken in 2005. De directieleden betalen evenals de overige werknemers een eigen bijdrage in de pensioenpremie. De specificatie van de salarissen en betaalde pensioenpremies van de directie is: Salaris 2007
Salaris 2006
Pensioen-
Pensioen-
premie 2007,
premie 2006,
cq vrijval van
cq vrijval van
gereserveerde
gereserveerde
pensioengelden
pensioengelden
A.H.E.M. Wellink
390.900
390.900
-29.363
-224.080
H.J. Brouwer
312.250
312.250
104.220
-28.152
A. Schilder
362.550 10
362.550
93.844
19.965
D.E. Witteveen
235.448 11
312.250
47.204
50.390
J. Ph.W. Klopper
312.250
312.250
56.327
187.167
-
2.698
-
1.690.200
274.930
5.290
42.284 12
A.J. Kellermann Totaal
1.655.682
In onderstaande tabel zijn opgenomen de door dnb aan de directieleden verstrekte hypothecaire leningen en voorschotten. Deze (hypothecaire) leningen en voorschotten worden verstrekt onder dezelfde condities als voor de medewerkers.
Openstaande bedragen 31 december 2007 A.H.E.M Wellink
273.115
H.J. Brouwer
685.477
A. Schilder
991.580
Totaal
1.950.172
10 Het salaris van prof.dr A. Schilder ra wijkt af van dat van de andere directieleden vanwege compensatie voor lagere pensioenrechten. 11 Mr. D.E. Witteveen is op 13 september 2007 overleden.
186
dnb / Jaarverslag 2007
12 Per 1 november 2007 is mr. A.J. Kellermann benoemd tot lid van de directie. Het bedrag is gebaseerd op een aanvangssalaris van eur 274.000.
Jaarrekening
Beloningen Raad van Commissarissen De basisvergoeding voor een lid van de Raad van Commissarissen bedraagt eur 22.400 op jaarbasis. De vergoeding voor de voorzitter bedraagt eur 27.900. Leden die tevens zitting hebben in een commissie ontvangen een additionele vergoeding van eur 5.650. Deze vergoedingen zijn pro rata. De totale vergoeding (exclusief btw) voor de leden van de Raad van Commissarissen over 2007 is eur 258.686 (2006: eur 254.957). Onderstaand de specificatie van de commissarissenbeloningen over 2007 respectievelijk 2006:
2007
2006
33.550
33.000
7.680
27.550
T. van de Graaf
22.400
22.000
E.H. Swaab
22.400
22.000
A.M. Fentener van Vlissingen
15.656
-
ZKH de Prins van Oranje
22.400
22.000
J.F. van Duyne P.A.F.W. Elverding
E. Kist
28.050
27.550
F. Bolkestein
28.050
27.550
A.H. van Delden
22.400
22.000
M.J.L. Jonkhart
-
9.982
W.G. Tuinenburg
28.050
27.550
G.J. Kleisterlee
28.050
13.775
258.686
254.957
Totaal13
Andere beheerskosten (10) De totale andere beheerskosten zijn in 2007 respectievelijk 2006 als volgt: EUR miljoen 2007
Budget
2006
2007 Inhuur- uitzendkrachten en uitbesteed werk
14
Budget 2006
13
14
12 5
Reis- en verblijfkosten
5
5
5
Huisvestingskosten
8
10
8
9
Inventaris-, software- en kantoorkosten
22
20
19
21
Algemene kosten
10
10
11
10
Totaal
59
58
57
57
Overige lasten (13) Hieronder zijn onder andere opgenomen de kosten van de vorming van de voorziening beëindiging ekv-taken ad eur 1,5 miljoen alsmede voor de vorming van een voorziening in verband met het op afstand plaatsen van het Pensioenfonds ad eur 0,5 miljoen. 13 Mr. Elverding is per 10 april 2007 afgetreden als lid van de Raad. Drs. Fentener van Vlissingen
187
dnb / Jaarverslag 2007
is per 1 juni 2007 toegetreden. Dr. Jonkhart is reeds in 2006 afgetreden.
Jaarrekening
Kosten zbo-taken dnb houdt als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) prudentieel toezicht op financiële instellingen en adviseert de Minister van Financiën over de exportkrediet- en investeringsverzekering (ekv). Bij de toerekening van kosten voor zbo-taken is rekening gehouden met de gecalculeerde rente over de pensioenverplichting. Conform gemaakte afspraken wordt nadere informatie in een aparte verantwoording weergegeven. Voor de verantwoording worden de vbtb (Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording) beginselen toegepast. De gerealiseerde kosten op basis van de zbo-verantwoording kunnen als volgt worden weergegeven: EUR miljoen Realisatie
Begroting
Realisatie
2007
2007
2006
14
45
38
35
Pensioenfondsen
21
22
20 25
Banken
Verzekeraars
15
25
27
10
9
9
1
1
1
102
97
90
3
3
3
105
100
93
Overige instellingen WID MOT Sanctiewet Totaal toezichtkosten Kosten Exim Totaal ZBO-taken
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de dnb zbo-verantwoording 2007. Amsterdam, 29 februari 2008 De Directie van De Nederlandsche Bank nv
Amsterdam, 29 februari 2008 Vastgesteld door de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank nv
A.H.E.M. Wellink, President H.J. Brouwer A. Schilder J.Ph.W. Klopper A.J. Kellermann (vanaf 1 november 2007)
J.F. van Duyne, Voorzitter E. Kist, Vice-voorzitter E.H. Swaab, Secretaris F. Bolkestein A.H. van Delden A.M. Fentener van Vlissingen T. van de Graaf G.J. Kleisterlee zkh de Prins van Oranje W.G. Tuinenburg
14 Banken inclusief Elektronische geldinstellingen en overige kredietinstellingen (niet-banken).
188
dnb / Jaarverslag 2007
15 Inclusief kosten zorgverzekeraars ad eur 4,8 miljoen (begroot eur 6,9 miljoen) en kosten materieel toezicht ad eur 0,33 miljoen.
Jaarrekening
4
Overige gegevens
Aan de Directie, Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van De Nederlandsche Bank nv Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Ik heb de in dit verslag op pagina 149 tot en met 188 opgenomen jaarrekening 2007 van De Nederlandsche Bank nv te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2007 en de winst-en-verliesrekening over 2007 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van de directie De directie van de vennootschap is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de wettelijke bepalingen inzake deze jaarrekening. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Mijn verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van mijn controle. Ik heb mijn controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig ben ik verplicht te voldoen aan de voor mij geldende gedragsnormen en ben ik gehouden mijn controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de vennootschap. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die de directie van de vennootschap heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Ik ben van mening dat de door mij verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor mijn oordeel.
189
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Oordeel Naar mijn oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van De Nederlandsche Bank nv per 31 december 2007 en van het resultaat over 2007 in overeenstemming met de wettelijke bepalingen inzake deze jaarrekening. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e bw meld ik dat het jaarverslag (‘Verslag van de President’), voor zover ik dat kan beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 bw. Op grond van de verplichting ingevolge artikel 157 lid 4 Pensioenwet en 1.34 lid 4 Wet financieel toezicht meld ik dat mij niets is gebleken op basis waarvan ik zou moeten concluderen dat de informatie inzake doelmatigheid zoals opgenomen in hoofdstuk 8 in het jaarverslag niet juist is. Amsterdam, 13 maart 2008 PricewaterhouseCoopers Accountants nv J.A. Nijhuis ra
190
dnb / Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Statutaire regeling inzake winstbestemming De regeling is opgenomen in artikel 22, lid 2 van de Statuten van De Nederlandsche Bank nv, en luidt: De winst blijkende uit de vastgestelde jaarrekening, staat ter beschikking van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Winstbestemming Met inachtneming van bovengenoemde statutaire bepaling en het mandaat van de aandeelhouder is de winstbestemming als volgt vastgesteld Winstbestemming EUR miljoen 2007
2006
294
712
66
35
Toevoeging van de winst op goudverkopen aan de Algemene Reserve Toevoeging aan de Algemene reserve Toevoeging aan de Algemene Reserve wegens te compenseren verlies 2003 door verminderde winstafdracht
57
57
Uitkering aan de Staat
1.204
615
Resultaat over het boekjaar
1.621
1.419
Van het totale resultaat, verminderd met de winst op goudverkopen, wordt 95% uitgekeerd aan de Staat. De resterende 5% wordt toegevoegd aan de Algemene reserve. In 2007 bedraagt de winst op goudverkopen eur 294 miljoen (over 2006 eur 712 miljoen). Deze is volledig toegevoegd aan de Algemene reserve. Verliezen (ongerekend de opbrengst van goudverkopen) worden met ingang van 2003 verrekend met toekomstige winsten door middel van de winstafdracht. Dit wordt in beginsel gelijk verdeeld over zes jaar. In het 4e kwartaal van 2007 is een interim-uitkering (eur 790 miljoen) aan de Staat gedaan ter grootte van 2/3 van de te verwachten winstafdracht, gebaseerd op een daartoe opgestelde tussentijdse winstraming. Gebeurtenissen na balansdatum Uitbreiding Eurosysteem De Commissie van de Europese Gemeenschap heeft op 10 juli 2007 haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een beschikking van de Raad overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag, waarin wordt bepaald dat Cyprus en Malta voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de eenheidsmunt en dat de derogatie van beide landen met ingang van 1 januari 2008 wordt ingetrokken. Bovenstaande heeft geen effect op de jaarrekening 2007.
191
dnb / Jaarverslag 2007