De Nederlandsche Bank
............................................................................................
De rol van dnb in Nederland en Europa
De Nederlandsche Bank
............................................................................................
Inhoud 1 Een historisch moment 2 2 De Bank in Europa 4 3 Hoedster van de euro 6 4 Betalingsverkeer 11 5 Toezichtstaken 14 6 Overige taken 20 7 Verhouding tot Den Haag en Europa 22 8 Overige publicaties en informatie 24
1 Een historisch moment
.......................................................................................................
Op 1 januari 2002 zijn in de twaalf landen van het eurogebied de euromunten en eurobiljetten ingevoerd. Twee jaar daarvoor ging de derde en laatste fase van de Economische en Monetaire Unie (emu) van start met elf lidstaten van de Europese Unie (eu), waaronder Nederland. Griekenland nam later deel en maakte het dozijn vol per 1 januari 2001. De onderlinge wisselkoersen van de emu-landen zijn toen op 1 januari 1999 aan elkaar gekoppeld, waarmee de euro feitelijk al haar intrede deed. Sinds 1 juni 1998 maakt de centrale bank van Nederland, De Nederlandsche Bank n.v., deel uit van het
Europees Stelsel van Centrale Banken (escb). Op diezelfde dag trad de Bankwet 1998 in werking, waarmee de Nederlandsche Bank een nieuwe fase in haar bestaan inging.
Europese monetaire integratie in vogelvlucht De plannen om in Europa één gemeenschappelijke munt in te voeren, dateren al uit de jaren zestig. Het streven naar monetaire integratie komt in een stroomversnelling als gevolg van de wens een gemeenschappelijke Europese binnenmarkt te creëren. Vaste wisselkoersen en één munt worden gezien als een logisch sluitstuk in een gebied waar mensen, kapitaal en goederen vrij kunnen bewegen. In december 1991 komen de Europese staatshoofden en regeringsleiders in Maastricht overeen een monetaire unie in Europa in te voeren. Dit komt neer op de onomkeerbare vastkoppeling van de onderlinge wisselkoersen en de invoering van één
2
munt, de euro. De afspraken hierover worden vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. De deelnemers aan de muntunie zijn in 1998 aangewezen op basis van de bereikte economische en juridische convergentie. Behalve Nederland zijn dit België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Finland. Griekenland voldeed in een later stadium aan de convergentiecriteria en trad op 1 januari 2001 toe tot de muntunie. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden blijven voorlopig nog buiten de monetaire unie.
............................................................................................
Taken van de Nederlandsche Bank Volgens de Bankwet 1998 heeft de Nederlandsche Bank de volgende taken: In het kader van het escb draagt zij bij aan het bepalen en uitvoeren van het monetaire beleid in de Europese Gemeenschap (eg). De Bank heeft als doelstelling het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd deze doelstelling ondersteunt de Bank het algemene economische beleid in de (eg). De Bank houdt de officiële externe reserves aan, beheert deze en verricht valutamarktoperaties. De Bank bevordert de goede werking van het betalingsverkeer; zij verzorgt de geldsomloop, voorzover die bestaat uit bankbiljetten. De Bank houdt toezicht op financiële instellingen De Bank verzamelt statistische gegevens en vervaardigt statistieken.
De Bank kan, na toestemming bij Koninklijk Besluit, nog andere taken uitvoeren in het algemeen belang. Ook de Europese Centrale Bank (ecb) kan de Bank extra taken opdragen. De eerste twee taken vloeien volledig voort uit het Verdrag van Maastricht. Besluitvorming hierover geschiedt op Europees niveau door de Raad van Bestuur van de ecb, waarin de 3
president van de Bank zitting heeft. Deze taken worden ook wel escb-taken genoemd. Bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer heeft zowel een Europese als een nationale dimensie. Ook de statistische taak vloeit gedeeltelijk voort uit het takenpakket van het escb en is voor een ander gedeelte een nationale aangelegenheid. Het toezicht op financiële instellingen is met de komst van de emu niet overgedragen aan het escb. De Nederlandsche Bank heeft op dit terrein volledige zeggenschap behouden. Echter, in een Europa waarin economieën steeds nauwer met elkaar verstrengeld raken, gelden veel gemeenschappelijke regels voor het bedrijfseconomische toezicht. Deze toezichtsregels zijn voor een deel ook in breder internationaal verband afgestemd.
2 De Bank in Europa .................................................................................................
Het Europees Stelsel van Centrale Banken Het escb bestaat uit de ecb en de centrale banken van alle lidstaten van de eu. Het belangrijkste besluitvormende orgaan van het escb is de Raad van Bestuur van de ecb. Deze bestaat uit de directie van de ecb – de president, de vice-president en vier directeuren – en de presidenten van de centrale banken van de landen die aan de muntunie deelnemen, onder wie de president van de Nederlandsche Bank. De presidenten zitten op persoonlijke titel in de Raad en niet namens hun land. De Raad van Bestuur neemt bijvoorbeeld besluiten over het rentebeleid in het hele eurogebied. Hierbij geldt dat ieder lid van de Raad één stem heeft (met uitzondering van escb-zaken van financiële aard, waarbij de stemmen worden gewogen op basis van de inbreng in het kapitaal van de ecb). De Raad van Bestuur vergadert iedere eerste en derde donderdag van de maand in Frankfurt, waar de ecb is gevestigd. De directie van de ecb bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor en coördineert de werkzaamheden van de nationale centrale banken. De uitvoering van de taken is praktisch volledig gedelegeerd aan de nationale centrale banken, die ook de inbreng van hun president in de Raad van Bestuur voorbereiden. Naast de Raad van Bestuur van de ecb is er een Algemene Raad. Deze bestaat uit alle centrale-bankpresidenten van de Europese Unie, dus ook van landen die nog niet aan de muntunie deelnemen, en de president en vice-president van de ecb. De Algemene 4
Raad, die in beginsel vier keer per jaar vergadert, spreekt over onderwerpen die zowel de muntunie als de overige lidstaten raken, zoals zaken met betrekking tot het Europese wisselkoersmechanisme tussen de muntunie en enkele andere eu-lidstaten.
De directie van de ecb en de Bank De directie van de ecb bestaat uit Wim Duisenberg (president), Lucas Papademos (vice-president) en de directieleden Eugenio Domingo Solans, Sirkka Hämäläinen, Otmar Issing en Tomasso Padoa-Schioppa. De directie van de Nederlandsche Bank bestaat uit Nout Wellink (president en lid van de Raad van Bestuur van de ecb), Henk Brouwer (belast met monetaire zaken), Jaap Koning (belast met betalingsverkeer en het interne bedrijf), Arnold Schilder (belast met toezichtstaken) en Dirk Witteveen (tevens voorzitter Pensioen- en Verzekeringskamer, zonder portefeuille).
............................................................................................
© ecb / fotograaf Chr. Lison
Organen van de Bank De Nederlandsche Bank is een naamloze vennootschap waarop de meeste bepalingen in het Burgerlijk Wetboek van kracht zijn. Het dagelijks bestuur van de Bank is in handen van de directie. Deze bestaat uit de president en vier overige directieleden. De directieleden worden voor telkens zeven jaar door de Kroon benoemd. Twee andere belangrijke organen zijn de Raad van Commissarissen en de Bankraad. De Raad van Commissarissen van de Bank ziet toe op het bedrijfsbeheer en stelt de jaarrekening vast. Eén lid van de Raad van Commissarissen wordt benoemd door de regering. Deze commissaris heeft ook zitting in de Bankraad, een adviesorgaan van de Bank. De president van de Bank brengt aan de Bankraad verslag uit over de algemene economische ontwikkeling en bespreekt het door de Bank gevoerde beleid.
5
3 Hoedster van de euro ......................................................................................................
Een gemeenschappelijk monetair beleid Vanaf 1 januari 1999 is het Europees Stelsel van Centrale Banken verantwoordelijk voor het monetaire beleid in het eurogebied. Besluiten over het monetaire beleid worden genomen door de Raad van Bestuur van de ecb. Dit betekent dat een puur nationaal monetair beleid, gericht op handhaving van de waarde van de gulden, voor de Nederlandsche Bank tot het verleden behoort. Tot 1 januari 1999 voerde de Bank in hoofdzaak een wisselkoersbeleid. Ofschoon formeel een zelfstandig monetair beleid mogelijk was, koos de Bank er destijds bewust voor de gulden aan de Duitse mark te koppelen. Dit bracht een hoge mate van parallelliteit van Nederlandse en Duitse (korte) rentemutaties met zich mee. De invloed van de Bank op het Europese monetaire beleid is sinds begin 1999 eigenlijk groter, omdat de president van de Bank, net als de overige leden, één stem heeft in de Raad van Bestuur van de ecb. Monetaire strategie Het doel van het Europese monetaire beleid is het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied. Onder prijsstabiliteit wordt verstaan een jaarlijkse stijging van de (geharmoniseerde) consumptieprijzen met minder dan 2% op de middellange termijn. Hiertoe wordt een operationele strategie gehanteerd, die op twee pijlers rust. In de eerste plaats oriënteert het escb zich op de groei van de geldhoeveelheid. De geldgroei is één van de belangrijkste indicatoren voor de 6
............................................................................................
ontwikkeling van de inflatie. Voor deze groei geldt een referentiewaarde (geen doelstelling) van 41/2%. Afwijkingen hiervan kunnen aanleiding zijn voor een rente-aanpassing, zij het niet automatisch. Een renteverhoging leidt tot een verlaging van de geldgroei en daarmee tot minder inflatiedruk en vice versa. In de tweede plaats wordt bij het Europese monetaire beleid rekening gehouden met een aantal andere macroeconomische en financiële marktvariabelen die informatie verschaffen over de toekomstige inflatie-ontwikkeling. Het escb voert dus geen wisselkoersbeleid, bijvoorbeeld gericht op stabilisatie van de koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar.
7
............................................................................................
Het monetaire instrumentarium Het escb beschikt over een aantal monetaire beleidsinstrumenten. Open markttransacties dienen voor het sturen van de rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen op de markt en het afgeven van signalen omtrent de koers van het monetaire beleid. De belangrijkste vorm van open markttransacties zijn de herfinancieringstransacties. Deze transacties vinden op reguliere basis plaats. Banken ontvangen hierbij liquiditeiten tegen afgifte van onderpand. De rente die zij hierover moeten betalen wordt aangeduid met basisherfinancieringsrente. Basis-herfinancieringstransacties vinden wekelijks plaats en hebben een looptijd van twee weken. Zij nemen het leeuwendeel van de liquiditeitenverstrekking aan de banken voor hun rekening. Daarnaast zijn er langerlopende herfinancieringstransacties. Deze worden iedere maand uitgevoerd en hebben een looptijd van drie maanden. Met deze transacties worden banken voor een langere periode van aanvullende liquiditeiten voorzien. Naast de reguliere kredietverlening aan banken, kan het escb op ad hoc-basis beschikken over ‘fine-tuning’-instrumenten. Via bijvoorbeeld de aan- en verkoop van waardepapieren, deviezenswaps of het aantrekken van termijndeposito’s kan zij inspelen op onverwachte veranderingen in de liquiditeitsverhoudingen op de geldmarkt. Daarnaast kan het escb structurele geldmarkttransacties
8
uitvoeren, bijvoorbeeld door de uitgifte of inkoop van escb-schuldbewijzen. Permanente faciliteiten zijn ervoor om zeer kortlopende liquiditeiten te verschaffen of te onttrekken, signalen af te geven over de algemene koers van het monetaire beleid en grenzen te stellen aan de zeer korte geldmarktrente. Banken die niet in hun liquiditeitsbehoefte kunnen voorzien op de geldmarkt, kunnen een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit. De marginale beleningsrente die zij hiervoor betalen vormt de bovengrens voor de geldmarktrente. Anderzijds kunnen banken met een liquiditeitsoverschot gebruik maken van de depositofaciliteit. Liquiditeiten die zij niet met een andere geldmarktpartij kunnen verhandelen, kunnen zij bij de centrale banken op een depositorekening plaatsen. De ontvangen rente hierover, de depositorente, vormt de bodem voor de geldmarktrente. Reserveverplichtingen dienen om de geldmarktrente te stabiliseren en een structureel liquiditeitstekort tot stand te brengen (of te vergroten). Banken zijn steeds gedurende een periode van één maand verplicht om gemiddeld 2% van bepaalde passivaposten aan te houden op een rekening bij één van de nationale centrale banken. Over deze zogeheten kasreserve wordt een rentevergoeding uitgekeerd die gelijk is aan de rente op de basis-herfinancieringstransacties.
............................................................................................
Het geldmarktbeleid Voor de uitvoering van het monetaire beleid beschikt het escb over een aantal instrumenten. Het verricht openmarkttransacties, biedt permanente faciliteiten en eist van kredietinstellingen dat zij op rekeningen bij het escb kasreserves aanhouden (zie box). Het escb kan de groei van de geldhoeveelheid in de Europese economie beïnvloeden doordat zij in staat is de geldmarktrente te sturen. Dit gaat als volgt. Banken betalen elkaar via de rekeningen die zij bij de centrale banken aanhouden. Hierbij gaat het om transacties tussen banken in één lidstaat, maar ook tussen banken in verschillende lidstaten die aan de muntunie deelnemen. Een bank kan een tegoed hebben bij de centrale bank, maar ook een tekort als gevolg van opgenomen krediet. Het saldo van een individuele bank – de kaspositie – schommelt van dag tot dag. Dit geldt ook voor de kaspositie van alle banken tezamen, door factoren die de geldmarktruimte beïnvloeden (waaronder de bankbiljettencirculatie). Omdat het escb geen rente vergoedt op positieve saldo’s (met uitzondering van tegoeden in het kader van de kasreserveregeling) worden banken aangezet tot een efficiënt kasbeheer. Banken zullen proberen om bij elkaar kasoverschotten rentegevend uit te zetten en tekorten zo gunstig mogelijk via leningen te dekken. Zo ontstaat de geldmarkt. Een Europese geldmarkt, waarop alle banken in het eurogebied gelijktijdig hun tekorten en overschotten zo veel mogelijk in elkaar
passen. Per saldo resteert uiteindelijk voor het eurogebied een geldmarkttekort of -overschot. Bij een geldmarktoverschot worden overtollige liquiditeiten afgeroomd door het escb – bijvoorbeeld door de uitgifte van geldmarktpapier – waardoor de banken verplicht worden bij de centrale bank te lenen. Immers, alleen als het bankwezen krediet opneemt is het escb in staat om de geldmarktrente te sturen. De rente die over deze kredieten moet worden betaald, wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur van de ecb. Banken laten de hoogte van deze rente doorwerken in de tarieven die zij aan hun klanten berekenen. De directie van de ecb bepaalt de hoeveelheid liquiditeiten die aan de banken wordt verstrekt. Deze hoeveelheid wordt zo gekozen dat de banken gezamenlijk naar verwachting precies aan hun reserveverplichting kunnen voldoen, waardoor de geldmarkt in evenwicht is.
9
............................................................................................
Geldmarktbeleid: relatie tussen ecb en nationale centrale banken De besluitvorming over de uitvoering van het monetaire beleid vindt in Frankfurt plaats. De uitvoering zelf is in handen van de nationale centrale banken. Ook nu de muntunie een feit is, houden Nederlandse banken een rekening aan bij de Bank. Banken in het eurogebied zijn voor liquiditeiten aangewezen op de centrale bank in de lidstaat waar zij gevestigd zijn (zij het dat zij daarvoor onderpand dat elders in het eurogebied aanwezig is mogen gebruiken en via bijkantoren en dochters elders in de muntunie ook bij andere nationale centrale banken euro’s kunnen krijgen). De ecb bepaalt de voorwaarden (rente, looptijd, enz.) op basis waarvan de nationale centrale banken kredieten aan het bankwezen mogen verstrekken. De nationale centrale banken en de ecb maken deze voorwaarden in de geldmarkt bekend. Vervolgens schrijven banken in bij de nationale centrale bank door aan te geven welk bedrag zij tegen deze voorwaarden willen lenen. Deze biedingen worden verzameld en naar de ecb gestuurd. Deze bepaalt uiteindelijk de toewijzing op basis van de factoren die de Europese geldmarktruimte beïnvloeden en de gewenste collectieve kaspositie (de reserveverplichting). De afwikkeling hiervan gebeurt vervolgens weer door de nationale centrale banken.
10
De deviezenreserves Samen met de andere nationale centrale banken van de lidstaten die aan de muntunie deelnemen, heeft de Bank op 1 januari 1999 een deel van haar goud- en deviezenreserves overgedragen aan de ecb. In ruil hiervoor heeft zij een vordering gekregen, waarover de ecb rente vergoedt. De bijdrage van iedere lidstaat aan de reserves van de ecb is berekend op basis van het aandeel van iedere lidstaat in het kapitaal van de ecb. Deze sleutel is gebaseerd op het aandeel van de afzonderlijke lidstaten in de bevolking van de eu en in het Europese bruto binnenlands product. Het Nederlandse aandeel in het gestort kapitaal bedraagt 5,2819%. De goud- en deviezenreserves van de ecb bedragen thans ongeveer eur 50 miljard. Dit bedrag bestaat voor het grootste deel uit Amerikaanse dollars en daarnaast uit goud en Japanse yen. Ook de reserves van de ecb worden echter, voor het overgrote deel, beheerd door de nationale centrale banken, op basis van richtlijnen die door de ecb worden vastgesteld. Indien nationale centrale banken transacties met hun eigen goud- en deviezenreserves willen verrichten, zijn zij eveneens onderworpen aan dergelijke richtlijnen.
4 Betalingsverkeer
.................................................................................................
De taken van de Bank op het gebied van het betalingsverkeer worden geregeld in de statuten van het escb en in de Bankwet 1998. Op basis hiervan is haar taak de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen. Haar rol is tweeledig: de Bank is aanbieder van contante en girale betaaldiensten en tevens is zij belast met het zogenoemde oversight op betaalsystemen (zie elders in dit hoofdstuk). Om deze taken goed te kunnen vervullen voert zij intensief overleg met het bankwezen en andere bij het betalingsverkeer betrokken partijen.
Vanaf 1 januari 2002 brengt de Bank uitsluitend eurobankbiljetten in omloop. De biljetten hebben aan de voor- en achterzijde een Europees ontwerp. Dit ontwerp is gebaseerd op een aantal tijdperken en stijlen in Europa, van klassiek tot 20-ste eeuw. De eurobiljetten hebben geen nationaal kenmerk, maar bevatten drie architectonische elementen: ramen, poorten en bruggen. De coupurereeks kent zeven biljetten, van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro. De eurobiljetten voor Nederland zijn, net als de guldenbiljetten, gedrukt door Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem.
Bankbiljetten De ecb bepaalt de hoeveelheid uit te geven bankbiljetten in het eurogebied. De feitelijke uitgifte kan zowel door de ecb als door de nationale centrale banken worden verzorgd. De Bank beheert de voorraden en verzorgt de distributie in Nederland. Hiervoor maakt zij gebruik van agentschappen in Amsterdam, Eindhoven, Hoogeveen en Wassenaar. De Bank bewaakt de kwaliteit van de bankbiljetten die in omloop zijn nauwgezet. Dit gebeurt met behulp van technisch geavanceerde sorteermachines, die op kwaliteit en echtheid controleren. Iedere dag komen bijna zeven miljoen biljetten terug van de banken. Een deel hiervan wordt in het sorteerproces afgekeurd wegens slijtage of vervuiling. Afgekeurde biljetten worden vernietigd en vervangen door nieuwe. Op die manier blijft de bankbiljettencirculatie schoon en betrouwbaar.
De invoering van de euro in stappen 1 januari 1999: vastkoppeling van de onderlinge wisselkoersen; de euro is alleen in girale vorm beschikbaar; de geldmarkt, de valutamarkten en een aanzienlijk deel van de kapitaalmarkten werken in euro’s. 1 januari 2002: de euromunten en -bankbiljetten zijn in omloop gebracht; de guldenmunten en -biljetten waren wettig betaalmiddel tot 28 januari; alle guldensbedragen in contracten zijn bij wet omgezet in euro’s. Nu de overgang op de euro in 2002 is voltooid, zijn guldenbiljetten nog 30 jaar bij de Nederlandsche Bank tegen eurobiljetten inwisselbaar; voor Nederlandse munten geldt een termijn van 5 jaar.
11
............................................................................................
Munten De verantwoordelijkheid voor de uitgifte van munten in Nederland berust bij de Minister van Financiën. Sinds 1 januari 1993 speelt de Bank een rol bij de distributie van munten. De munten worden geslagen door de Koninklijke Nederlandse Munt in Utrecht. De ecb bepaalt de omvang van de muntencirculatie in het eurogebied.
grensoverschrijdende betalingen afwikkelen via target. Banken kunnen langs deze weg hun geldmarktsaldi binnen het gehele eurogebied verhandelen. Door arbitrage worden eventuele renteverschillen gladgestreken en komt één uniforme geldmarktrente tot stand. Voor de Nederlandse banken is target een belangrijk betaalsysteem: ongeveer 50% van de totale waarde van de transacties in top betreft dit grensoverschrijdende betalingsverkeer.
Giraal betalings- en effectenverkeer Effectenverkeer In het binnenlandse girale betalingsverkeer vervult de Bank een operationele rol bij de verwerking van interbancaire betalingen in een eigen betaalsysteem, top geheten. Alle binnenlandse banken zijn hierop aangesloten. Zij verrekenen met elkaar per werkdag gemiddeld 16.000 transacties, met een totale waarde van gemiddeld eur 70 à 80 miljard. Het gaat hier om grote interbancaire betalingen, die verband houden met onder andere de binnenlandse geldmarkt- en effectentransacties. Ook het massale betalingsverkeer van hun klanten verrekenen de banken via top. Sinds 1 januari 1999 is het top-betaalsysteem van de Bank gekoppeld aan dat van de andere centrale banken in de eu. Samen vormen zij het escb-betaalsysteem target, dat in de eerste plaats is ontworpen voor de afwikkeling van monetaire beleidstransacties. top is dus een onderdeel van target. Daarnaast kunnen de commerciële banken hun geldmarkttransacties en andere grote
12
Ook bij de afwikkeling van het hoogwaardige effectenverkeer speelt de Bank een operationele rol. Voor het effectenverkeer dat buiten de beurs om plaatsvindt, verzorgt zij delivery-versus-paymentdiensten aan de banken. Bovendien is de Bank de settlementbank voor zowel de Effectenclearing als de Optieclearing van Euronext Amsterdam en voert zij voor beide clearinghouses het beheer van de zekerheden.
............................................................................................
Oversight De Nederlandsche Bank draagt ook bij aan de goede werking van het betalingsverkeer door toe te zien op de veilige en betrouwbare inrichting van betaal- en effectensystemen en van betaalproducten. Deze taak wordt aangeduid met de term oversight. Hierbij beziet de Bank of de afwikkelsystemen voldoen aan in internationaal verband overeengekomen criteria. Deze criteria beogen de systeemrisico’s te beperken. Met betrekking tot de effectensystemen is er een gedeelde verantwoordelijkheid met de Autoriteit-fm. Oversight op betaalproducten is gericht op het waarborgen van de veiligheid voor de consument
5 Toezichtstaken .................................................................................................
Toen de Bank in 1814 werd opgericht, fungeerde zij min of meer als een handelsbank. Koning Willem i had de Bank juist opgericht om via kredietverlening de handel in Nederland te bevorderen. In de loop van de 19e eeuw bloeide het bankwezen in Nederland op en werd deze taak van de Bank geleidelijk door de handelsbanken overgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog trekt de Bank zich volledig terug van het terrein van particuliere kredietverlening. Zij treedt alleen nog op als bank voor de banken, die bij de Nederlandsche Bank een rekening aanhouden. De Bank heeft sindsdien – naast de overige taken – een toezichthoudende rol op het bankwezen in Nederland. Toezicht op het kredietwezen Het toezicht op het kredietwezen, dat is geregeld in de in 1992 tot stand gekomen Wet toezicht kredietwezen (Wtk 1992), heeft twee hoofddoelstellingen. Ten eerste een zo goed mogelijke bescherming van de belangen van het publiek, dat geld in de vorm van bijvoorbeeld deposito’s, spaargeld en salarisrekeningen aan de banken heeft toevertrouwd. Deze klassieke doelstelling noemt men ook wel micro-prudentieel toezicht. De Bank ziet erop toe dat de banken niet op onverantwoorde wijze hun bedrijf uitoefenen. De wet spreekt overigens niet over ‘banken’ maar over ‘kredietinstellingen’. Dat is een verzamelnaam voor algemene banken, coöperatief georganiseerde banken, spaarbanken, effectenkredietinstellingen en kapitaalmarktinstellingen
14
zoals de hypotheekbanken. De tweede, meer recente doelstelling van het bancaire toezicht is het waarborgen van de stabiliteit van het financiële stelsel. Concreet betekent dit dat het financiële stelsel dermate solide is dat het een faillissement van een individuele instelling kan opvangen zonder dat dit een domino-effect veroorzaakt. Vergunningen Alleen vergunninghoudende ‘kredietinstellingen’ mogen in Nederland bancaire diensten aanbieden. Pas als aan minimumvoorwaarden voor financiële zekerheid en behoorlijk bestuur is voldaan, mag een bank haar bedrijf beginnen. Hiervoor is een vergunning van de Bank vereist, die ook toeziet op het blijvend naleven van de vergunningsvoorwaarden. Verzamelen en toetsen van gegevens De Bank ontvangt maandelijks gegevens van de banken, zoals balansstaten, staten voor het toetsen van liquiditeit en solvabiliteit en gegevens over grotere kredieten. Deze informatie kan worden aangevuld met nadere onderzoeken naar onder meer het bestuur van de kredietinstellingen, de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens, de kwaliteit van de organisatie en naar de debiteurenportefeuille (het kredietonderzoek). De Bank dient de door haar in het kader van het toezicht vertrouwelijk verkregen gegevens geheim te houden.
............................................................................................
Richtlijnen liquiditeit en solvabiliteit Voor het toetsen van de liquiditeit en solvabiliteit heeft de Bank richtlijnen gegeven. Een bank wordt solvabel geacht als zij voldoende eigen vermogen (kapitaal plus reserves en binnen zekere grenzen achtergestelde leningen) heeft om risico’s die zijn verbonden aan de kredietverlening op te vangen. In internationaal verband is afgesproken dat het eigen vermogen minimaal 8% van de, naar risicograad gewogen, vorderingen moet omvatten. Behalve over het zogenoemde debiteurenrisico (in hoeverre is een bank verzekerd van terugbetaling van door haar uitgeleende gelden?) is ook voor andere soorten risico’s die de banken lopen vastgesteld aan welke eisen minimaal moet worden voldaan. Zo zijn er, in aansluiting op wereldwijd afgesproken normen, in de eu kaders vastgesteld om het marktrisico te meten en te beperken (in hoeverre lopen banken de kans verliezen te lijden op aandelen of obligaties in hun bezit als gevolg van koersschommelingen?). Deze Europese normen vormen weer de basis voor de in Nederland gehanteerde regels. Als een bank beschikt over voldoende kasmiddelen plus bezittingen die snel in geld kunnen worden omgezet, is zij liquide. Verslechterende solvabiliteits- en liquiditeitsverhoudingen tot onder de normen zijn signalen die een verzwakking van de positie van een bank aankondigen. De Bank probeert dan in overleg met de leiding van
die bank een herstel van de positie te bereiken. Als de leiding niet meewerkt, kan de Bank wettelijke maatregelen treffen, zoals het geven van een bindende aanwijzing en het aanstellen van een ‘stille curator’. Mocht ondanks het toezicht een bank in zeer ernstige financiële problemen komen, dan kan de Bank de rechtbank verzoeken de ‘noodregeling’ toe te passen, die vergelijkbaar is met uitstel van betaling. De Nederlandsche Bank is niet verantwoordelijk voor de risico’s die kredietinstellingen aangaan. De toezichthoudende instantie kan, noch mag op de stoel van de bankier gaan zitten, zo heeft de Minister van Financiën duidelijk gesteld bij de totstandkoming van de Wtk 1992. Wel voorziet deze Wet in een collectieve garantieregeling, die aan bepaalde crediteuren (met name particulieren en kleine ondernemingen) zekerheid biedt omtrent hun deposito’s. Door middel van deze regeling garanderen de gezamenlijke banken terugbetaling van tegoeden tot maximaal eur 20.000,-, in geval één van hen in betalingsmoeilijkheden raakt. Administratie, jaarrekening en integriteit Banken dienen een behoorlijke administratie en een goede interne controle te handhaven. De Bank heeft hiervoor richtlijnen opgesteld. De jaarrekening van banken moet tijdig en met een goedkeurende verklaring van de externe accountant worden gepubliceerd. Indien deze accountant bij zijn werkzaamheden op zaken stuit die de financiële stabiliteit van de bank in gevaar
15
............................................................................................
kan brengen, dient hij de Bank daarvan op de hoogte te stellen. Kredietinstellingen moeten geleid worden door betrouwbare bankiers. Zij moeten zich houden aan de wettelijke voorschriften, onder meer aangaande de identificatie van klanten en het melden van zogenoemde ongebruikelijke transacties. Bij haar toezicht beschouwt de Bank de integriteit van de financiële sector als een belangrijk aandachtspunt. De operationele risico’s voor wat betreft mogelijke benadeling van klanten, witwassen van geld, gebruik van voorwetenschap etc. hebben hierbij de aandacht. Door allerlei nationale en internationale ontwikkelingen - denk bijvoorbeeld aan de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 – is het toezicht op de integriteit van organisaties verscherpt. Goedkeuring fusies en deelnemingen Tenslotte houdt de Bank in het kader van de Wtk 1992 toezicht op de structuur van samenwerking tussen kredietinstellingen en andere bedrijven. Wil een bank samengaan met een andere bank, of belangen verwerven in die bank, dan heeft zij daar een verklaring van geen bezwaar voor nodig. Ook voor het verwerven van belangen in een andersoortig bedrijf, of voor deelname van een ander bedrijf in een bank, is zo’n verklaring nodig. Doel is te waken over een gezonde bedrijfsvoering door banken. Dit zogenoemde structuurbeleid komt tot stand in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën. Het samengaan van banken en
16
verzekeringsmaatschappijen of het verwerven van wederzijdse belangen, is een belangrijk aandachtsgebied van het structuurbeleid. De Bank werkt op dit onderdeel nauw samen met de Pensioen- en Verzekeringskamer (pvk), de toezichthouder op het verzekeringswezen. Die samenwerking is vastgelegd in een Protocol tussen Bank en Verzekeringskamer. In deze gevallen adviseren PensioenVerzekeringskamer en Bank het Ministerie van Financiën gezamenlijk. Een verdere integratie van de Bank en de pvk is voorzien. Toezicht op beleggingsinstellingen en effecteninstellingen Het toezicht dat de Bank uitoefent op beleggingsinstellingen en effecteninstellingen is per 1 september 2002 herzien en aangepast aan de huidige situatie in de financiële sector. Voorheen was de Bank op basis van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) verantwoordelijk voor het toezichthouden op beleggingsinstellingen. Nu neemt de Bank het prudentieel/bedrijfseconomisch toezicht
............................................................................................
verhoudingen tussen marktpartijen en goede informatie aan de consument. Als beleggingsinstellingen zich houden aan een aantal specifieke Europese regels, dan kunnen zij in aanmerking komen voor een ‘Europees paspoort’, waarmee zij op de hele interne markt mogen opereren. De Bank houdt ook op basis van de Wet toezicht effecteninstellingen (Wte) prudentieel toezicht op effecteninstellingen.
© fotograaf P. Hilz
op de beleggingsinstellingen voor haar rekening en is de Autoriteit-fm verantwoordelijk voor het gedragstoezicht op de beleggingsinstellingen. Bij het prudentieel toezicht toetst de Bank de zogenoemde kapitaaltoereikendheid, de eis voor een minimaal eigen vermogen, van beleggingsinstellingen. Het gedragstoezicht van de Autoriteit-fm op beleggingsinstellingen is gericht op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere
...........................................................................................
Door middel van maand- en kwartaalrapportages analyseren de toezichthouders van de Bank de vermogensposities van zo’n 200 instellingen en bekijken zij of effecteninstellingen voldoen aan de kapitaaleisen. Uiteraard is er nauw contact tussen de Bank en de Autoriteit-fm om informatie uit te wisselen, onderzoeksplannen af te stemmen en dergelijke.
toezichtswetten. En die handhaving heeft weer sterke raakvlakken met een goede regulering van de markttoetreding. De Bank verleent immers vergunningen aan nieuwe spelers op de markt, maar pakt ook overtreders van de toezichtwetten aan. Zij heeft hiervoor een palet aan instrumenten zoals het opleggen van een boete en het intrekken van een vergunning.
Toezicht op geldtransactiekantoren
Toezicht in beweging
De Bank houdt sinds 19 juli 2002 ook toezicht op geldtransactiekantoren op basis van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt). De Wgt vervangt de vroegere Wet inzake de wisselkantoren (Wwk). Onder geldtransactiekantoren verstaat de wet instellingen die zich bezighouden met het wisselen van geld of activiteiten op het gebied van geldtransfer. De Wgt heeft tot doel het witwassen van misdaadgeld tegen te gaan en het financieren van terroristische misdrijven te voorkomen. Zij moeten daarom onder andere hun cliënten identificeren op basis van de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en ongebruikelijke transacties doorgeven aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (mot).
Het toezicht op de financiële sector is niet statisch. Zo zal in de nabije toekomst het toezicht op grond van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) ook een taak van de Bank worden. Een trustkantoor is een financiële instelling die vermogens van derden beheert. Voorts is het van belang dat de toezichthouder inspeelt op ontwikkelingen op financieel terrein, zoals de toenemende internationalisering van het bankwezen en het groeiende belang dat wordt gehecht aan toezicht op financiële integriteit.
Toetreding en handhaving Door eigen onderzoek, externe bronnen en via publieksvoorlichting komt bij de Bank veel informatie binnen over de financiële sector. Deze informatie is van groot belang voor een goede handhaving van de
18
In de meeste industriële landen is de centrale bank op één of andere manier bij het toezicht op het bankwezen betrokken, maar in een aantal landen ligt de verantwoordelijkheid bij een andere instelling. In ieder geval is de centrale bank verantwoordelijk voor de stabiliteit van het financiële stelsel als geheel en kan zij, indien nodig, banken extra liquiditeiten verschaffen. Dit wordt ook wel de ‘lender of last resort’ functie genoemd. In Nederland is het bankwezen in
............................................................................................
vergelijking met het buitenland sterk geconcentreerd. Wanneer een grote bank dus onverhoopt in de problemen zou komen, is het risico groot dat de problemen bij deze individuele instelling snel doorwerken naar andere instellingen. In Nederland is het toezicht op het bankwezen mede daarom ondergebracht bij de centrale bank. Om ook internationaal snel te kunnen reageren, onderhoudt de Bank intensieve contacten met toezichthouders in andere landen.
andere instellingen tracht de Bank ervoor te zorgen dat de consument goed geïnformeerd wordt. Zo is eind 1999 de Toezichtslijn geopend, die kan worden gebeld met vragen als: staat deze instelling wel onder toezicht?; als de bank failliet gaat, wat gebeurt er dan met mijn geld?
In ons land wordt het toezicht op de financiële sector uitgeoefend door drie instellingen. De Nederlandsche Bank, de Pensioen- en Verzekeringskamer en de Autoriteit-fm. Sinds 1999 werken zij nauw samen in de Raad van Financiële Toezichthouders (rft). Door middel van coördinatie en afstemming van regelgeving en beleid wordt het toezicht op de financiële sector bevorderd. De ontwikkeling van financiële conglomeraten en de voortgaande vervlechting van financiële producten vormden een belangrijke impuls voor het ontstaan van de rft. De snelle productontwikkeling op de financiële markten en het vervagen van grenzen tussen de verschillende instellingen stellen nieuwe eisen aan de informatievoorziening aan de consument. Consumenten moeten zelfstandig kunnen besluiten met welke instelling zij in zee gaan en welke producten zij aanschaffen. Daartoe dient onder andere het risicoprofiel van die producten bekend te zijn. Samen met de
19
6 Overige taken .................................................................................................
Betalingsbalans Op grond van de Wet financiële betrekkingen buitenland (Wfbb 1994) stelt de Bank maandelijks de betalingsbalans van Nederland op. De wijze waarop zij de daartoe benodigde informatie van Nederlandse ingezetenen verkrijgt is vastgelegd in Rapportagevoorschriften. De ingewonnen informatie vormt tevens de basis voor de betalingsbalans van het eurogebied, die door de Europese Centrale Bank wordt opgesteld. Verder geeft de Bank advies aan de Minister van Financiën op het gebied van export- en importgaranties. Zij adviseert onder meer inzake herverzekering van moeilijk verzekerbare risico’s die kunnen ontstaan als exporteurs exportkredieten verlenen of bij investeringen in ontwikkelingslanden. Internationaal overleg De Bank is betrokken bij diverse vormen van internationale samenwerking. Ze neemt deel aan het overleg in het Internationale Monetaire Fonds (imf), de wereldwijde organisatie voor samenwerking op monetair terrein en wisselkoersgebied. Zo is de Bank betrokken bij de beleidsvorming in deze in Washington d.c. gevestigde organisatie, beheert zij de trekkingsrechten en de bijzondere trekkingsrechten (naar hun Engelse afkorting bekend als sdr’s) die aan Nederland zijn toegekend. Ook is zij betrokken bij de jaarlijkse consultaties die het
20
............................................................................................
imf met de leden organiseert over de naleving van hun plicht bij te dragen aan ordelijke internationale verhoudingen en hun beleid daarop af te stemmen. De Bank neemt deel aan besprekingen in enkele fora binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso), de organisatie van geïndustrialiseerde landen, waarvan het hoofdkantoor in Parijs staat.
Behalve, van oudsher, de Nederlandse Antillen en Aruba betreft dit de laatste jaren met name enkele nieuwe landen in de kiesgroep van het imf die Nederland voorzit. Het gaat om enkele landen in Oost-Europa en in de voormalige Sovjet-Unie.
De Bank is aandeelhouder van de in Bazel gevestigde Bank voor Internationale Betalingen (bib, beter bekend onder de Engelse afkorting bis). De bis treedt op als centrale bankier voor de centrale banken. Hier komen ook de centrale-bankpresidenten van de Groep van Tien (g10) samen. De bis organiseert verder de samenwerking op het gebied van valutamarkten en het bedrijfseconomische toezicht. Zij voert het secretariaat van het op dit laatste terrein toonaangevende Bazelse Comité voor het Bankentoezicht. Dit comité brengt de centrale banken en toezichthouders uit de g10, alsmede uit Luxemburg, samen en is verantwoordelijk voor de internationale afstemming van toezichtsnormen. Met ingang van 1 maart 2002 is Nout Wellink benoemd tot voorzitter van het bestuur en president van de bis. Tenslotte geeft de Bank op verzoek assistentie aan andere centrale banken en toezichthouders. Deze assistentie is vooral gericht op het overdragen van kennis.
21
7 Verhouding tot Den Haag en Europa
.......................................................................................................
Het eg-Verdrag bepaalt dat het escb zich in alle onafhankelijkheid moet richten op zijn opdracht de prijzen stabiel te houden. Deze autonomie ten opzichte van de politieke organen houdt het volgende in. Enerzijds mogen de ecb, de nationale centrale banken en de leden van de besluitvormende organen geen instructies vragen of aanvaarden van politieke instanties van de eu of van de regeringen van de lidstaten. Anderzijds dienen deze politieke instanties en de regeringen de onafhankelijkheid van het escb te eerbiedigen en moeten zij zich onthouden van beïnvloeding van de leden van de besluitvormende organen van de ecb of de nationale centrale banken. De lidstaten van de muntunie hebben de onafhankelijkheid van de eigen centrale bank in de nationale centrale-bankwetgeving verankerd. Onafhankelijkheid betekent niet dat het escb of de Nederlandsche Bank een blanco cheque hebben om naar believen te handelen. Zij dienen zich strikt aan het eg-Verdrag en aan de Bankwet te houden, die hen verplichten prijsstabiliteit na te streven. De ecb en de nationale centrale banken dienen regelmatig tekst en uitleg te geven over de wijze waarop zij deze doelstelling denken te bereiken, en hoe zij hebben gepresteerd. Dit gebeurt op verschillende manieren. De president van de ecb legt het beleid van het escb vier maal per jaar uit voor het Europese Parlement, waaraan ook het jaarverslag van de ecb wordt uitgebracht. De Raad van Ministers en de Europese Commissie kunnen, zonder
22
stemrecht, de vergaderingen van de Raad van Bestuur van de ecb bijwonen. Omgekeerd kan de president van de ecb bij politieke besluitvorming op Europees niveau aanwezig zijn wanneer over emu-zaken wordt beslist. De president van de Bank zal desgevraagd het monetaire beleid van het escb aan de Eerste en Tweede Kamer uitleggen. Een soortgelijke wettelijke informatieplicht bestaat in een aantal andere Europese lidstaten. Adviseur van de regering Daarnaast is de Bank adviseur van de Nederlandse regering. Deze taak is in de emu van extra groot belang. Het monetaire beleid van het escb wordt vastgesteld op basis van Europese indicatoren. Het kan zijn dat het gemeenschappelijke monetaire beleid op een bepaald moment niet geheel in lijn is met de monetaire of economische omstandigheden in een afzonderlijke lidstaat Het nationale economische beleid is dan extra belangrijk om een goed macro-economisch evenwicht te vinden. De Bank heeft onder meer tot taak de regering op de beleidsimplicaties van het Europese monetaire beleid te wijzen. In eu-verband heeft ook de ecb een raadgevende taak voor de Europese instanties en voor de nationale regeringen.
............................................................................................
Kassier van de staat
© rvd / fotograaf Chr. van Etten
Tenslotte is er een meer praktische relatie tussen de staat en de Bank, omdat een deel van het betalingsverkeer van de staat via de Bank loopt. Het saldo van alle ontvangsten en uitgaven van de centrale overheid, variërend van belastingontvangsten en stortingen op staatsleningen tot sociale uitkeringen en ambtenarensalarissen, slaat uiteindelijk neer op de rekening genaamd ’s Rijks schatkist. Het saldo van de staat bij de Bank wordt door de staat op ongeveer eur 25 miljoen gehouden. Wanneer er meer geld op de rekening staat, wordt dit in de geldmarkt uitgezet; daalt het saldo onder eur 25 miljoen, dan vult de staat dit via leningen op de geldmarkt aan. Het saldo mag in ieder geval niet negatief zijn. Dit is in Europees verband bepaald (verbod op monetaire financiering).
23
Overige publicaties en informatie
....................................................................................................... De volgende brochure van de Nederlandsche Bank is verkrijgbaar: – Van kauri tot euro, een korte geschiedenis van het geld, de gulden en de Nederlandsche Bank Periodiek verschijnen: – Jaarverslag – Kwartaalbericht – Statistisch Bulletin – dnb Magazine Bovenstaande uitgaven zijn online beschikbaar. U vindt ze op onze website www.dnb.nl. Fysieke exemplaren kunt u bestellen via een mailbericht naar
[email protected] of middels een schriftelijk verzoek aan: De Nederlandsche Bank, Afdeling C&i / Voorlichting, Postbus 98, 1000 ab Amsterdam.
Algemene informatie Voor vragen over de Nederlandsche Bank kunt u contact opnemen met de afdeling Afdeling C&i / Voorlichting. Telefoon: 020 - 524 19 99 of 524 34 11 Fax: 020 - 524 22 28 e-mail:
[email protected] Informatie over toezicht op financiële instellingen Voor vragen over toezicht kunt u contact opnemen met de Toezichtslijn van de Nederlandsche Bank Telefoon: 0900 - 5200520 (€ 0,35 p/gesprek) e-mail:
[email protected] Voorlichtingscentrum In het Voorlichtingscentrum kunt u kennismaken met het werkterrein van de Nederlandsche Bank. Voor informatie kunt u bellen met onderstaande telefoonnummers. Telefoon: 020 - 524 34 93 of 020 - 524 33 39 e-mail:
[email protected]
Bezoekadres Westeinde 1 1017 zn amsterdam Telefoon Tel. 020 - 524 91 11 Internet www.dnb.nl Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming vooraf van de Nederlandsche Bank.
© 2003 De Nederlandsche Bank n.v. 6e druk Oplage: 3.000
24