pedagogisch werken met plezier
’s Speel- & Leerbrief februari 2011
Eindelijk ook iets voor baby’s Nadat in januari de eerste PIPPO Speel- & Leerbrief in vernieuwde formule verscheen, reageerde een aantal pedagogisch medewerkers meteen enthousiast: gelukkig stonden er nu ook activiteiten voor de babygroep en de dreumesen! En daar gaan we zeker mee door! Omdat de redactie het belangrijk vindt om kinderen zo jong mogelijk actief te benaderen, hebben we Kjille Soeting gevraagd, de auteur van het boek Babysignalen, om in elke Speel- & Leerbrief activiteiten te bedenken die speciaal geschikt zijn voor de allerjongsten. Bovendien sluiten ze aan bij het thema van PIPPO. Ik hoop dat je ervan geniet en profiteert. En dat ook deze Speel- & Leerbrief zorgt voor pedagogisch werken met nóg meer plezier. Marja Baeten, redactie PIPPO Kijk ook op www.pippoplus.nl of op www.pippoplus.be
Leren doen door nadoen Kinderen spelen de wereld om hen heen voortdurend na. Voor hen is dat de manier waarop ze die ingewikkelde volwassen wereld langzaam onder de knie krijgen. In hun fantasiespel proberen ze nieuwe rollen uit, bootsen ze voorbeelden na. Het plezier in al dat experimenteren en vooral de concentratie erbij, laten zien dat dit spel serieus bedoeld is. In deze PIPPO staan verhaaltjes die het imiteren prikkelen. In de Speel- & Leerbrief lees je hoe je daar met verschillende activiteiten op kunt aansluiten. ‘PIPPO kwam heel erg goed van pas bij de zindelijkheidstraining van Anna. Met PIPPO bleef ze zitten!’
Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar De Speel- en Leerbrief verwijst regelmatig naar het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Dat boek is bedoeld als een naslagwerk en inspiratiebron voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Het bevat hoofdstukken over onder meer zindelijk worden en slapen, taal en communicatie en bewegen en zintuiglijk ervaren. De verwijzingen naar het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar willen laten zien waarom je bepaalde dingen doet of hoe je iets kunt aanpakken. Meer informatie vind je op www.stichtingbkk.nl.
Speel- & Leerbrief februari 2011
1
Pippo en de rode auto Kinderen kijken veel en imiteren wat ze zien. Net als aapje Pippo: hij ziet het jongetje op de auto en nu wil hij dat ook: rijden in een ‘echte’auto, net zoals grote mensen dat doen. In dat rollenspel spelen kinderen handelingen en gebeurtenissen na die ze uit hun eigen omgeving kennen en interessant vinden. Rollenspel is bij dreumesen vaak gebonden aan voorwerpen, zoals een auto. Later kunnen kinderen ook met een denkbeeldig stuur ‘autorijden’. Om rollenspel uit te lokken is het goed om in de opvang themahoeken in te richten, zoals een
keukentje of een ziekenhuis. Maar ook een garage of een winkel. Zo’n speciaal ingerichte hoek zorgt voor inspiratie maar geeft ook overzicht. Afhankelijk van seizoen of actualiteit kun je een themahoek aanpassen of veranderen. Ook die variatie zorgt voor méér rollenspel.
Spiegelspelletjes Ook baby’s en dreumesen kun je stimuleren om je na te doen. Bijvoorbeeld bij het verschonen of tijdens het op schoot zitten na een voeding. Denk eens aan je mond open en dicht doen, je wenkbrauwen optrekken, je tong uitsteken en enkelvoudige klanken maken (aaahhh, mmm, ooohhh). Die klanken zijn een voorbereiding op het praten. Geef een baby voldoende tijd om iets na te doen. Het duurt soms 10 tot 20 seconden voordat de baby de informatie die het ziet verwerkt heeft en
zelf een reactie kan geven. Ook het Spiegelspel in de bijlage midden in PIPPO kun je met baby’s en dreumesen doen.
Maak een autoschilderij Je hebt nodig: • • • •
voor elk kind een autootje 3 kleuren waterverf 3 bordjes een groot vel, stevig papier
Na het lezen van het verhaaltje van aapje Pippo, vraag je de kinderen een autootje te kiezen waarin zij zouden willen rijden. Het moet een autootje zijn dat ze gemakkelijk met één hand kunnen vasthouden. Doe wat waterverf van een kleur op een bordje. Kinderen dopen om de beurt de wielen van het autootje in de verf. Dan rijden ze ermee op het papier: heen en weer. Daarna rijdt een ander kind met een andere kleur ook op het papier. Het wordt een kleurrijk wegennet. Je kunt ook elk kind een eigen autoschilderijtje laten maken. Stimuleer dat de kinderen om autogeluiden te maken als ze rijden, net als aapje Pippo: VROEM! VROEM! Op de volgende blz. zie je een tekenplaat die je voor elk kind kunt kopiëren. De auto is vies, net zoals de autootjes die door de verf hebben gereden. Kinderen kunnen de auto zogenaamd schoonmaken door de witte vlekken weg te kleuren: met blauw potlood als je de plaat in kleur kopieert. Met een grijs potlood als je zwart-wit kopieën maakt.
2
Speel- & Leerbrief februari 2011
Deze auto is schoongemaakt door:
Speel- & Leerbrief februari 2011
3
Inzicht in sociale situaties In het verhaal van Beertje Bruin maakt Papa Beer de keuken schoon. Papa Beer is het voorbeeld dat Beertje Bruin nadoet.
Opeenvolgende handelingen Tijdens een rollenspel speelt een kind de werkelijkheid na. Door het gedrag van een ander te imiteren, krijgt een kind meer greep op de werkelijkheid. Vooral het naspelen van opeenvolgende handelingen speelt daarbij een rol: schoonmaakspullen pakken, natmaken, poetsen en dan droogmaken. Als kinderen met elkaar een rollenspel spelen, moeten ze ook hun gedrag op elkaar afstemmen. Dat stimuleert de sociale vaardigheid.
Betekenisvolle omgeving Bij de inrichting van een hoek om rollenspel te stimuleren, moet je rekening houden met de herkenbaarheid van de situatie. Voor kinderen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, maak je een inrichting die bij hun ervaringen aansluit. Dat stimuleert het rollenspel. Denk bijvoorbeeld aan een Turkse theehoek met kleden op de grond en kussens om op te zitten. Leg er ook verkleedkleren bij en hang foto’s op uit Turkije. Als kinderen zich op deze manier ‘cultureel veilig’ voelen, zullen ze meer eigen initiatieven in het rollenspel nemen.
Activiteit: vertellen en voorwerpen zoeken Bij het verhaaltje van Beertje Bruin (blz. 6-9) zijn de woorden die in het verhaal voorkomen eerst afzonderlijk afgebeeld. Benoem ze en bespreek de afbeeldingen met de kinderen vóór je het verhaal gaat lezen. Het is extra leuk om alle zes de voorwerpen ook ‘in het echt’ bij de hand te hebben, voordat je het verhaaltje leest. De kinderen kunnen nu bij elke afbeelding het echte voorwerp zoeken. Voor dreumesen benoem je een afbeelding en vraag je meteen om het voorwerp aan te wijzen. Bootsen ze de klank van het woord al na? Dat stimuleer je door ze te prijzen, en daarna het woord te herhalen. ‘Ja, heel goed, de spons.’ Door zelf het woord te herhalen, laat je bovendien de correcte uitspraak horen, zonder die van het kind te corrigeren. Peuters laat je vertellen wat ze zien. Daarna lees je samen het verhaaltje op de volgende bladzijde. Tijdens het voorlezen wijs je met je vinger steeds de plaatjes in de tekst aan, zodat de kinderen ze kunnen noemen. Vertellen kinderen al spontaan over hun eigen poetservaringen? Neem dan de tijd voor die verhalen. Als een kind vertelt, zeg je bijvoorbeeld: ‘O, ja?’ Daarmee laat je merken dat je je interesseert voor wat hij vertelt.
Uit: Startblokken van basisontwikkekling
Kijk voor meer informatie over lezen en voorlezen ook op www.pippoplus.nl of www.pippoplus.be. Klik op voorlezen en taalstimulering.
Verkleedspelletje In het verhaaltje ‘Muisje Meisje speelt met verkleedkleren’ (blz. 10-15) speelt Muisje Meisje samen met haar berenvriendjes. In de kinderopvang zijn verkleedkleren eigenlijk onmisbaar. Verkleedkleren kunnen prima echt gebruikte kleren zijn. Die lokken rollenspel eerder uit. ‘Echte’ spullen doen dat ook, zoals echte pannen en echt serviesgoed.
4
Speel- & Leerbrief februari 2011
Activiteit: modeshow met een versje Niet alle kinderen vinden verkleden leuk. Niet iedereen wil iemand anders zijn, want dat voelt behalve nieuw ook onwennig en dus wel eens onveilig. Als je kinderen vertrouwder wilt maken met verkleedkleren, kun je een gezamenlijk spel spelen. Je richt een hoek in als kledingwinkel waar de verkleedkleren heel overzichtelijk hangen en op stapeltjes liggen. Dat is voor kinderen een herkenbare situatie om kleding te kiezen. Vraag elk kind om in de winkel één kledingstuk te gaan kopen. Voor de kinderen die verkleden nog eng vinden, liggen er ook hoofddeksels en sjaals. De kinderen trekken aan wat ze gekozen hebben. Zorg voor een spiegel zodat ze zichzelf kunnen bekijken. Als iedereen tevreden is, houd je een modeshow.
Om de beurt presenteert een kind zich. Samen met de andere kinderen zeg je dan een versje: (Naam van het kind) heeft nieuwe schoenen aan. Ga eens staan. Laat de voorkant eens zien? Laat de achterkant eens zien? Boelieboem, boeliebooi. Jouw schoenen zijn beremooi! (I.p.v. schoenen vul je in: trui, rok, jurk, hoed etc.) Uit: Nieuwe kleertjes voor Boelie Beer door Betty Sluyzer, Mercis Publishing.
Interactief voorlezen In het verhaaltje van Max, gaan Max en Lila met oma naar de dierentuin. Het verhaaltje is een prima aanleiding om net als Max en Lila dierengeluiden na te doen. Stop steeds even in de tekst als er een geluid klinkt. Laat de kinderen dit geluid zelf invullen. Stimuleer ook dat ze naar elkaar luisteren en de verschillen horen. In de bijlage middenin zit een gymspelletje. Kinderen proberen een kat na te doen. Natuurlijk kunnen jullie ook alle dieren uit de dierentuin nadoen!
Baby- en dreumesgebaren Voor kinderen vanaf 6 maanden tot 2 jaar gebruik je naast woorden vaak ondersteunende gebaren als je praat over dingen die voor hen belangrijk zijn zoals ‘eten’, ‘drinken’, ‘slapen’, ‘niet doen’, ‘mmm, lekker!’. Jonge kinderen nemen die gebaren over en hebben daarmee de mogelijkheid om zich uit te drukken als ze dat verbaal nog niet kunnen. Als uitbreiding hierop kun je ook gebaren doen voor dieren die in een boekje te zien zijn waarbij je de geluiden van de dieren ook maakt. Dreumesen doen er vaak even over om de gebaren na te doen maar als het kwartje eenmaal gevallen is, weten ze vaak niet van ophouden en kunnen ze binnen een paar weken meer dan 25 gebaren gaan gebruiken (vanaf ongeveer 10 maanden).
Pedagogisch handelen om het imiteren te steunen en stimuleren zijn: • spontane imitatiespelen ondersteunen. Doe mee als kinderen stoeltjes op een rij zetten en een trein maken. • een imitatiespel beginnen met een nieuw of teruggetrokken kind. Rol bijvoorbeeld een bal heen en weer met dat kind. Als er andere kinderen bijkomen, zeg dan: ‘Doen jullie ook mee om de beurt?’ Zo leert het kind hoe je initiatief neemt in het leggen van contact. Als andere kinderen meedoen, kan het verlegen kind oefenen met de andere kinderen terwijl de pedagogisch medewerker in de buurt is. Bron: Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar
Teksten: Marja Baeten. Adviezen voorlezen: Sardes. Adviezen activiteiten baby’s en dreumesen: Kjille Soeting.
Speel- & Leerbrief februari 2011
5