pedagogisch werken met plezier
’s Speel- & Leerbrief september 2014
Kan ik zelluf! Elk kind komt in de fase om alles ‘zelluf’ te willen doen. Bij de een gebeurt dat wat eerder dan bij de ander, maar één ding is zeker: je kunt die fase niet tegenhouden of overslaan. En dat is maar goed ook. Als pedagogisch medewerker begeleidt je een kind immers om zelfstandig te worden. Het is een algemene ervaring dat peuters die zelfstandigheid vaak opeisen op ongelegen momenten, bijvoorbeeld als je met een groepje kinderen naar buiten gaat. ‘Zelluf’ een jas aandoen en ‘zelluf’ schoenen aantrekken duurt dan veel te lang. Het is met name in de opvang een ware kunst om kinderen wél zelf dingen te laten uitproberen maar het moment waarop zó te sturen dat er ook echt tijd is voor een experiment. Als je dat lukt, profiteren beide partijen daar optimaal van. Wat helpt bij het creëren van dit soort momenten is structuur. Rust, reinheid en regelmaat komt misschien wel eens dwingend over, maar uiteindelijk blijkt een zeker ritme de meeste ruimte voor het eigen experiment op te leveren. In PIPPO Plus (middenin PIPPO) lees je meer daarover. Ik wens jullie met deze Speel- & Leerbrief veel pedagogisch leesplezier en voldoende ruimte voor experimenten tot zelfstandigheid. Marja Baeten redactie PIPPO
Leestip Lees en bekijk in PIPPO Plus op blz. 5 een handige en snelle manier om kinderen te leren zelf hun jas aan te trekken! In deze Speel- & Leerbrief vind je een voorbeeldplaat én een verjse over hetzelfde onderwerp.
Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar De Speel- en Leerbrief verwijst regelmatig naar het Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar. Dat boek is bedoeld als een naslagwerk en inspiratiebron voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Meer informatie vind je op www.stichtingbkk.nl
Speel- & Leerbrief september 2014
1
Aapje Pippo heeft een idee! In deze nieuwe serie verhaaltjes, wordt aapje Pippo steeds voor een probleem gesteld. Wat moet hij doen? Hoe lost hij dit op? Deze keer draagt aapje Pippo een zware rugtas. Je ziet hem zuchten en steunen onder het gewicht. Op de volgende pagina krijgt aapje Pippo een goed idee: hij zet de rugtas in de buggy! Deze verhalenserie van aapje Pippo, kun je interactief inzetten. Dat wil zeggen dat je de kinderen die naar het voorleesverhaaltje luisteren, direct bij het verhaaltje kunt betrekken. Dat kan op twee manieren: 1 Je leest het verhaaltje voor. Zorg dat alle kinderen de illustratie bij de tekst goed kunnen zien. Sta even langer stil bij het probleem waarvoor aapje Pippo zich gesteld ziet: ‘zien jullie dat de tas zwaar is? Waar zie je dat aan? Hoe kijkt aapje Pippo?’ Vervolgens lees je de oplossing voor die aapje Pippo heeft bedacht. Ga ook daar op in: ‘vinden jullie dit een goed idee? Wat zou aapje Pippo ook kunnen doen?’ 2 Je kunt bij iets oudere kinderen eerst alleen blz. 2 lezen en bekijken. Vraag de kinderen dan hoe aapje Pippo dit probleem zou kunnen oplossen? Suggereer zelf oplossingen en laat de kinderen meedenken: ‘hij kan de tas afdoen. Hij kan iemand vragen om de tas te dragen. Hij kan even uitrusten.’ Pas als de kinderen uitgepraat zijn, laat je zien wat de oplossing is die aapje Pippo bedacht.
Samen praten en spelen prikkelt het nadenken Als je samen met jongeren kinderen een probleem bespreekt, worden ze uitgedaagd om na te denken. Datzelfde geldt als ze samen spelen. Als peuters merken dat zij iets anders willen dan een ander kind, moeten ze dat proberen duidelijk te maken aan de ander. In situaties waarin kinderen voor de keuze worden gesteld - jouw plan of mijn plan - moeten ze extra hard nadenken. Pedagogisch medewerkers dagen kinderen uit om zelf te onderzoeken en zich uit te drukken. Dat kan ook naar aanleiding van een toevallige gebeurtenis. Bijvoorbeeld als er een conflict is tussen twee kinderen: ‘Wat wil jij, Jan? En wat wil jij, Sutnison? Hoe kunnen we dat oplossen? Wie heeft een plan?’ Uit: Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar
Wie weet er een oplossing? Naar aanleiding van het verhaaltje van Pippo kun je aan de kinderen ook een probleem voorleggen. Kies iets wat herkenbaar is uit het verhaaltje. Maak bijvoorbeeld een tas zó zwaar dat een peuter hem niet alleen kan optillen. Doe er kranten of tijdschriften in. Stel dan het probleem: ‘deze zware tas, vol met papier, moet naar de papierbak. Hoe gaan we dat doen?’ Stimuleer de kinderen om zelf een oplossing te bedenken. Ben niet meteen al te praktisch. In principe krijgt elk kind de kans een creatief idee naar voren te brengen. Bedenk daarna met elkaar wat in deze situatie de beste oplossing is en voer die, zo mogelijk, ook uit.
2
Speel- & Leerbrief september 2014
Beertje Bruin kan zich zelf aankleden Lees het verhaaltje van Beertje Bruin voor. Zorg dat de kinderen die luisteren elke illustratie goed kunnen zien. Wijs op de illustraties de woorden aan die in de tekst worden genoemd. Zo leggen kinderen een verband tussen het woord dat ze horen en het plaatje dat ze zien. Dat stimuleert ze straks, als ze het plaatje wéér zien, om zelf het woord te zeggen. Dat kun je ook uitlokken. Door even te wachten met het woord te zeggen en wél het plaatje aan te wijzen. Praat samen over het verhaaltje na. Stel vragen over het verhaaltje. Aan de dreumesen kun je eenvoudige kijkvragen stellen, zoals: - Beertje Bruin trekt zijn pyjamabroek uit. Waar zie je de pyjamabroek? Zie je ook de kleren die Beertje Bruin moet aantrekken? - Het T-shirt van Beertje Bruin zit niet goed. Hoe zie je dat? Wijs maar aan. - Beertje Bruin trekt een spijkerbroek aan. Zoek die spijkerbroek op elke plaatje van het verhaal. Peuters kun je ook denkvragen stellen, zoals: - Welke kleren kun jij al zelf aantrekken? - Wat vind je het moeilijkste om zelf aan te trekken? Wie helpt je daarbij?
Voorbeeldplaat ‘jas aan’ Op de volgende bladzijde van de Speel- & Leerbrief vind je een voorbeeldplaat. De vier tekeningen laten in volgorde zien hoe een peuter op een gemakkelijke manier, zelf een jas kan aantrekken. Bij de voorbeeldplaat hoort ook een versje.
Ik leg mijn jasje neer, ik leg mijn jasje neer. Eén hand in de ene mouw, dat doe ik nóg een keer! Dan omhoog die handen allebei. Nu heb ik mijn jasje aan: goed van mij! uit: Loschiavo kidsstories
Elk kind een eigen sleuteltje Pedagogisch medewerkers hebben oog voor de eigenheid (uniciteit) van elk kind. Dus is er respect voor de diversiteit in talenten, karakter, temperament, voorkeuren, ontwikkelingsniveau en culturele achtergronden. Dat betekent dat nooit precies te zeggen is wanneer een kind iets moet kunnen. Ieder kind wordt op zijn of haar manier uitgedaagd. Uitgangspunt is: ieder kind heeft een sleuteltje. De kunst is om die sleutel tot contact te vinden. Uit: Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar
Speel- & Leerbrief september 2014
3
Zo trek ik mijn jas aan naam: …………………………………
1
2
3
4
Speel- & Leerbrief september 2014
Plaatjes en woordjes van een hele dag In dit beeldverhaal zien peuters de verschillende activiteiten op een dag, in een bepaalde volgorde. Lees het verhaaltje van Tina eerst een keer voor. Als je een tekst leest, wijs je het bijbehorende plaatje aan. Zo leren kinderen in welke volgorde je dit verhaaltje leest. Puzzelverhaaltje Met peuters kun je van dit verhaaltje ook een raadspelletje maken of een puzzelverhaaltje. Dat kan op verschillende manieren: 1. Je leest de tekst onder een van de plaatjes voor. De kinderen moeten nu het plaatje erbij zoeken. Dan vraag je welk plaatje erna komt. Vraag ook welke tekst bij dat plaatje hoort. Laat de kinderen goed naar het plaatje kijken en de tekst met eigen woorden zeggen. 2. Je leest het verhaaltje voor, maar je doet het expres niet in de goede volgorde. De kinderen moeten opmerken als je een fout maakt. Ze zeggen welk plaatje het wél moet zijn. En welke tekst daarbij hoort.
Dagritmekaartjes Jonge kinderen hebben nog nauwelijks tijdsbesef. Toch willen ze wél weten wat hen te wachten staat of hoe lang ze nog op iets moeten wachten. Met dagritmekaartjes, geef je ze enige duidelijkheid. Je kunt zelf PIPPO dagritmekaartjes maken. Je vindt ze op de site van PIPPO. Klik op kinderopvang. Maak van de voorbeeldkaartjes een kleurenkopie. Schrijf in de ruimte onder de foto zelf het woord dat jullie voor deze activiteit gebruiken. Je kunt de dagritmekaartjes printen, op karton plakken en eventueel plastificeren. Vind je dat er nog meer kaartjes op een dag horen te zijn? Laat het ons weten. Misschien kunnen we kaartjes dan aanvullen.
Kijk, zo word je groot! Dit is een speelverhaaltje om aan dreumesen en peuters te laten zien, dat je eerst een luier draagt. Daarna leer je om op een potje te plassen en dan ga je een onderbroekje dragen. Uiteraard geldt ook voor zindelijk worden, dat elk kind dat in een eigen tempo doet. Voor meer tips én een kleurplaat bij het onderwerp zindelijkheid: bekijk op de site van PIPPO de Speel- & Leerbrief van mei 2012.
Speel- & Leerbrief september 2014
5
De avonturen van Max Het plezier en de zin van het voorlezen Max is op de crêche en zijn juf leest een verhaaltje voor van een rood konijn. Als je aan meerdere kinderen tegelijk een verhaal voorleest, krijg je de kans om heel wat over die kinderen te weten te komen. Je merkt wie een verhaaltje spannend vind, misschien té spannend. Je merkt welke kinderen begrippen uit het verhaaltje begrijpen en wie nog niet. Tijdens het voorlezen, vooral als je dat interactief doet, maak je echt contact met je luisteraars en zullen ze je, nav het verhaal, vaak iets vertellen uit eigen ervaring. Jonge kinderen houden van herhaling. Profiteer daarvan. lees gerust hetzelfde verhaaltje meerdere keren voor. Daarmee stimuleer je dat als een kind het boekje zelf pakt, hij het verhaal met eigen woorden navertelt. Prima voor de woordenschatontwikkeling! En heb je er misschien wel eens genoeg van om steeds maar weer dat ene boekje te lezen? Presenteer het dan eens anders. Bijvoorbeeld door het verhaal met (dier)figuurtjes uit te beelden op tafel. De eerste keer alleen, daarna samen met de kinderen en vervolgens zullen de kinderen ook dat in navolging zelf gaan proberen.
Jasper speelt he
t verhaal van M
uisje Meisje zelf
na.
Waarom napraten over een verhaal? In de Speel- & Leerbrief suggereren we vaak om over een verhaaltje dat je hebt voorgelezen na te praten met de kinderen. De reden daarvan is: • je betrekt de kinderen directer bij het verhaal dat je leest • je komt erachter wat de verschillen zijn tussen kinderen: de een kent bepaalde woorden en begrippen wel, een ander nog niet • het ene kind vertelt gemakkelijk, een ander kind moet je stimuleren om iets te zeggen • als kinderen vertellen over hun leven buiten de crèche, kom je meer te weten over het gezinsleven van een kind • door ervaringen te delen leren kinderen elkaar ook beter kennen • voorvallen en situaties waarover een kind vertelt, zijn misschien aanleiding om met de ouders over verder te praten
Wat kan een baby al ‘zelluf’? Vanaf ongeveer 6 maanden: • Leg (maximaal) 3 speeltjes voor een baby neer als die op de buik ligt en kijk waar de belangstelling naar uit gaat en het mee gaat spelen. • Speel ‘geven en krijgen’. Geef de baby een speeltje, laat hem het onderzoeken en vraag het dan terug. Als de baby het je geeft, bedank je en onderzoek je het speelgoed zelf. Dan vraag je of de baby het weer wil hebben en bied je het aan. • Als een baby op de buik ligt en gefrustreerd raakt, ga er dan op je buik voor liggen en probeer de baby met woorden te motiveren om zich op te drukken of om te keren. Zo stimuleer je de zelfredzaamheid van het kind en leert het omgaan met frustratie. Teksten: Marja Baeten. Adviezen voorlezen: Sardes. Adviezen aktiviteiten baby’s en dreumesen: Kjille Soeting. 6
Speel- & Leerbrief september 2014