20112012 ‘Sweet Candy’ Kijkwijzer Pedagogisch Dossier Sec.Ond.
Kieran De Groote, Tatiana Nell en Laura Van den Borre Brussels Museum van de Molen en de Voeding 2011-2012
‘Sweet Candy’! De zoete geschiedenis achter snoep Snoep, karamel, suikerboon, gekonfijt fruit, … Deze zoete woorden zijn onlosmakelijk verbonden met onze mooiste jeugdherinneringen: deze extraatjes roepen puur plezier op. Elke tijd en stad hebben hun specialiteit: amandelen met honing tijdens de Oudheid, Aziatische sesamkoekjes, Belgische neuzekes en babelutten, pralines van Montargis, Braziliaanse brigadeiros, enz. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding heeft het genoegen om u onder te dompelen in de hiermee gepaard gaande zoete smaak en verbeelding aan de hand van kunstwerken en authentieke voorwerpen zoals snoepdoosjes, drageoirs, candissoirs, vormen voor het maken van neuzekes, offers van suiker, oude gravures, suikerbonenmachines, materiaal van de suikerbewerker … Met een snoepje is alles lekker!
1
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................................... 3 1.
Situering binnen het onderwijs..................................................................................................... 4 A.
Brussels Museum van de Molen en de Voeding ....................................................................... 4
B.
De tentoonstelling ‘Sweet Candy’ en de kijkwijzer ................................................................... 6
C.
Situering binnen het curriculum ............................................................................................... 7 a.
Vakoverschrijdende eindtermen en leerdoelen .................................................................... 7
b.
Vakspecifieke eindtermen en leerdoelen.............................................................................. 8
Aardrijkskunde ............................................................................................................................. 8 Geschiedenis ................................................................................................................................ 8 Nederlands ................................................................................................................................... 9 Plastische opvoeding .................................................................................................................. 11 2.
Gids voor de leerkracht: ‘Sweet Candy’ ...................................................................................... 12 A.
Inleiding ................................................................................................................................. 12
B.
Praktische aspecten ................................................................................................................ 12
C.
Verloop bezoek ‘Sweet Candy’ ............................................................................................... 17
D.
a.
aankomst in het museum ................................................................................................... 17
b.
Rol van de leerkracht. ......................................................................................................... 17
c.
Gebruiksaanwijziging kijkwijzer .......................................................................................... 18 Overzicht inhoud ‘Sweet Candy’ ............................................................................................. 19
Bijlagen .............................................................................................................................................. 29 Bijlage 1: Kijkwijzer ......................................................................................................................... 29 Bijlage 2: Verbetersleutel kijkwijzer ............................................................................................... 29 Bijlage 3: Voorbereiding en naverwerking ...................................................................................... 33
2
Inleiding Dit pedagogisch dossier en de kijkwijzer zijn tot stand gekomen vanuit een samenwerking tussen het Brussels Museum van de Molen en de Voeding en de Vrije Universiteit Brussel. Drie studenten uit de Specifieke Lerarenopleiding, werden uitgedaagd om in het kader van het vak ‘museumdidactiek’ een pedagogisch project in dit museum te verwezenlijken. Dit pedagogisch dossier is een weergave van deze uitdaging. Dit pedagogisch dossier is opgebouwd uit twee grote delen. In het eerste deel van dit dossier situeren we het museum en de tentoonstelling binnen het onderwijs. Binnen dit deel van het dossier gaan we na op welke manier een museumexcursie waardevol is in het leerproces. Daarnaast bekijken we de troeven van het museum en de tentoonstelling. Tenslotte wordt de tentoonstelling gesitueerd in het curriculum. Een bezoek aan ‘Sweet Candy’ stelt leerdoelen uit de vakoverschrijdende eindtermen op alsook vakspecifieke leerdoelen uit Aardrijkskunde, Geschiedenis, Nederlands en Plastische Opvoeding. In het tweede deel stellen we een gids voor de leerkracht ter beschikking. Hier vindt u de praktische aspecten van een bezoek aan het museum. Verder wordt de tentoonstelling uitgebreid beschreven. Welke rol u, als leerkracht, kan spelen tijdens een bezoek wordt eveneens behandeld. Voor het Brussels Museum van de Molen en de Voeding is er daarnaast een kijkwijzer uitgewerkt voor jongeren van 12 tot 14 jaar. De leerlingen kunnen dit parcours doorheen de tentoonstelling ‘Sweet Candy’ individueel of in klasverband volgen. Met dit parcours hopen wij de leerfuncties van de jongeren te ondersteunen en hen een aantal cognitieve, affectieve en sociale vaardigheden bij te brengen. Wij hopen dat deze kijkwijzer een stimulans vormt in hun proces tot levenslang leren.
3
1. Situering binnen het onderwijs A. Brussels Museum van de Molen en de Voeding Waarom naar het museum? “Waarom moeten we naar het museum?”: durven leerlingen wel eens vragen. Wel, het antwoord bij uitstek op deze vraag is: “Om iets bij te leren”. Een museum vervult een belangrijke educatieve rol. Musea proberen via memorabele ervaringen hun bezoekers nieuwe kennis bij te brengen. Deze kennis kan dan weer een basis vormen voor nieuwe kennis of ervaringen. Iedere bezoeker reageert anders op de aangeboden kennis. Maar zeker is dat er een leerproces in gang wordt gezet. Dit proces kan gezien worden als een proces naar levenslang leren. Elke bezoeker kan telkens wat bijleren. Ten eerste biedt een museum nieuwe kennis en vaardigheden aan. Ten tweede verbreedt een museum de horizon van haar bezoekers. Een museum kan naast nieuwe kennis ook nieuwe verbanden aan het licht brengen. Museumbezoekers worden gestimuleerd nieuwe relaties te ontdekken binnen een tentoonstelling. Ten derde laat een museumbezoek ook toe emoties te tonen. Bezoekers mogen hun waardering tonen over een bepaalde tentoonstelling. Dergelijke interactie is erg belangrijk voor musea. Ten vierde kan het museum de ogen openen. Men komt in aanraking met nieuwe culturen, ervaringen, etc. Vaak kunnen bezoekers uit een museumbezoek conclusies trekken voor hun eigen leven. Bezoekers nemen mogelijk hun eigen attitudes in overweging. Na een museumbezoek kunnen bezoekers een evolutie van attitudes en meningen ervaren. Iedere bezoeker is uniek. Iedere bezoeker zal bijgevolg ook een uniek leerproces doormaken. De individuele leerstijlen en ervaringen kunnen binnen musea makkelijker worden verwerkt. De bezoekers kunnen op een eigen tempo hun leerproces doorlopen. Een tweede antwoord op de vraag “Waarom moeten we naar het museum?” is natuurlijk “Omdat het leuk is”. Een museumuitstap kan de perceptie over leren veranderen. Leerlingen die kennis opdoen als saai en passief ervaren, worden nu actief betrokken in hun leerproces. Door een uitstap te maken, ervaren ze leren als iets leuk en spannend. Ze mogen de schoolbanken even verlaten om in klasverband kennis te maken met nieuwe culturen, nieuwe inzichten en nieuwe interesses. Een museumtentoonstelling kan hen helpen hun nieuwsgierigheid te prikkelen en hun fantasie te stimuleren. Vanuit de concrete ervaring van een museumbezoek zullen de leerlingen zin krijgen om nog meer kennis op te doen. De keuze voor een museumbezoek als een educatieve uitstap kan dus enerzijds verklaard worden vanuit de concrete educatieve invulling van leerstof met respect voor het individuele leerproces. Anderzijds biedt een museumbezoek de leerlingen de kans om op een leuke, actieve manier om te gaan met nieuwe kennisgebieden.
4
Waarom naar het Brussels Museum van de Molen en de Voeding? “Waarom wil je met je klas naar het Brussels Museum van de Molen en de Voeding gaan? “: is een vraag die wel eens door de directie gesteld kan worden. Het antwoord op deze vraag bevindt zich in de geschiedenis en de werking van het museum. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding heeft een rijke geschiedenis dat het meer dan enkel een museum maakt. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding is gelegen in de molen van Evere. Dit historische gebouw heeft sinds 1841 onderdak geboden aan een opeenvolgede reeks van uiteenlopende activiteiten. Dit maakt van het Brussels Museum van de Molen en de Voeding de ideale partner om de rijke geschiedenis van Evere te ontdekken. De Molen van Evere is tevens een getuige van de overgang van een traditionele naar een moderne economie. Bezoekers kunnen hierover meer te weten komen binnen de permanente tentoonstelling van het museum. Men kan op een actieve en leerrijke manier kennismaken met de geschiedenis van de Molen van Evere. Aan de hand van originele werktuigen en een documentaire worden bezoekers in de tijd gekatapulteerd om de werking van de maalderij van dichtbij te ervaren. De verschillende technieken, werktuigen en energiebronnen die nodig zijn om voeding te maken, komen aan bod. Deze inbedding van het museum binnen de gemeentelijke en Belgische geschiedenis maakt dat het Brussels Museum van de Molen en de Voeding niet enkel een belangrijke educatieve rol vervult. Het museum draagt ook een belangrijke publieke en sociale verantwoordelijkheid. Bezoekers leren over de economische en technische omwenteling aan de hand van het voorbeeld van de Everse Molen. De bezoekers krijgen de kans zich te verdiepen in nieuwe kennisgebieden aan de hand van een concreet voorbeeld. Tenslotte zijn er ook een heleboel praktische redenen om voor het Brussels Museum van de Molen en de Voeding te kiezen. Dit is een gezellig en dynamisch museum. Indien gewenst, staat er een bekwaam en enthousiast team klaar om u te begeleiden. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding heeft een uitgebreid programma met rondleidingen, workshops, evenementen, etc. Het museum is te bereiken via het openbaar vervoer. Meer informatie hierover vindt u terug, verder in dit dossier, in de ‘Gids voor leerkrachten’ bij de ‘Praktische Aspecten’. Waarom het Brussels Museum van de Molen en de Voeding een uitstekende pedagogische uitstap is is ondertussen duidelijk. Het museum vervult een educatieve, publieke en sociale rol en combineert een goede sfeer, een dynamische werking en een deskundige begeleiding.
5
B. De tentoonstelling ‘Sweet Candy’ en de kijkwijzer Tot 31/08/2012 biedt het Brussels Museum van de Molen en de Voeding naast haar permanente collectie ook de tentoonstelling ‘Sweet Candy’ aan. Deze schenkt ons een blik op de zoete geschiedenis achter snoep. Bezoekers volgen deze geschiedenis doorheen het museum aan de hand van vier thema’s: Sweet dreams, een wereld van snoep; Er was eens… het snoepje; De bezetenheid van het snoepje en De revolutie van de snoep. Binnen deze vier thema’s ontdekken bezoekers de verschillende culturele invulling van snoep doorheen de geschiedenis. Verder wordt snoep ook bekeken vanuit een mondiale context. Over de hele wereld houden mensen van zoetigheid, maar ook hier is een grote diversiteit. De tentoonstelling toont snoep als lekkernij, als kunstwerk, als luxeproduct, als offer en als medicijn. Daarnaast worden de bezoekers doorheen de ontstaansgeschiedenis van snoep geleid. Welke historische ontwikkelingen staan aan de wieg van snoep? Welke producten en technieken worden gebruikt bij het maken van snoep? Welke soorten snoep bestaan er? U komt het allemaal te weten… Met ‘Sweet Candy’ dompelt het Brussels Museum van de Molen en de Voeding u onder in de zoete smaak en verbeelding van snoep. Aan de hand van kunstwerken en authentieke voorwerpen zoals snoepdoosjes, drageoirs, candissoirs, gravures, offers van suiker en suikerboonmachines ontdekt u een totaal andere snoepwereld. Voor tieners van 12 tot 14 jaar is er een kijkwijzer binnen de tentoonstellingen ‘Sweet Candy’ ontwikkeld. Indien u geen geleid bezoek of workshop wenst te reserveren laat deze kijkwijzer leerlingen uit de eerste graad van het secundair onderwijs toe om individueel of met begeleiding de tentoonstelling te ontdekken. De leerlingen kunnen aan de hand van deze kijkwijzer gericht informatie opzoeken en verwerken. Deze opgedane kennis uit de tentoonstelling passen ze toe via de opdrachten uit de kijkwijzer De leerdoelen voor een bezoek aan deze tentoonstelling en de bijhorende kijkwijzer worden weergegeven in volgend deel.
6
C. Situering binnen het curriculum De tentoonstelling ‘‘Sweet Candy’’ en de kijkwijzer stellen natuurlijk ook een aantal leerdoelen voorop. Hoewel op leren geen limiet staat, proberen wij de jongeren een aantal cognitieve, affectieve en sociale vaardigheden bij te brengen.
a. Vakoverschrijdende eindtermen en leerdoelen De eerste drie leerdoelen zijn afkomstig uit de vakoverschrijdende eindtermen, specifiek uit de gemeenschappelijke stam en uit contexten ‘Lichamelijke gezondheid en veiligheid’ en ‘Socioculturele samenleving’ (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2010).
Gemeenschappelijke stam:
De leerlingen kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken. De leerlingen houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen in de samenleving en de wereld. Leerdoel 1:
De leerlingen kunnen de rol van de aangeduide voorwerpen rond snoep beschrijven vanuit een esthetische, culturele en geschiedkundige invalshoek.
Context Lichamelijke gezondheid en veiligheid:
De leerlingen maken gezonde keuzes in hun dagelijkse voeding. Leerdoel 2:
De leerlingen kennen de medicinale oorsprong van snoep alsook de gezondheidsrisico’s die aan snoep verbonden zijn.
Context Socioculturele samenleving:
De leerlingen gaan actief om met de cultuur en kunst die hen omringen. Leerdoel 3:
De leerlingen gaan actief om met de cultuur rond snoep en de verschillende uitingen van deze cultuur aan de hand van de opdrachten uit het werkblad.
7
b. Vakspecifieke eindtermen en leerdoelen Hoewel deze tentoonstelling binnen een groot aantal vakken waardevol kan zijn, hebben we gekozen om onze lesdoelen specifiek op te stellen voor vier vakken. Deze vakken zijn Aardrijkskunde, Geschiedenis, Nederlands en Plastische Opvoeding. Telkens worden vakspecifieke eindtermen uit de 1ste graad gebruikt, zowel voor de A-stroom als voor de B-stroom. Aardrijkskunde A stroom
De leerlingen kunnen een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen. De leerlingen kunnen elementen van andere culturen in de eigen omgeving beschrijven. De leerlingen leren respect opbrengen voor de eigenheid en de specifieke leefwijze van mensen uit andere culturen, ook in onze multiculturele samenleving.
B stroom
De leerlingen kunnen op een kaart van Vlaanderen of België en op een kaart van andere bestudeerde gebieden, belangrijke plaatsen situeren. De leerlingen kunnen informatie halen uit wegwijzers, pictogrammen en informatieborden. De leerlingen leren respectvol omgaan met verschillende groepen in onze multiculturele samenleving.
Leerdoel 4:
De leerlingen kunnen aan de hand van de informatie uit het jongerenparcours een wereldkaart aanvullen met bestudeerde plaatsen. Leerdoel 5:
De leerlingen beseffen dat snoep terugkomt in diverse culturen op diverse wijzen en kunnen respect opbrengen voor de eigenheid en de specifieke leefwijze van mensen uit andere culturen, ook in onze multiculturele samenleving.
Geschiedenis A Stroom
De leerlingen kunnen eenvoudige tekstuele, auditieve, visuele en audiovisuele informatie ordenen inzake: •tijdskader •ruimtelijk kader •dimensie socialiteit.
8
De leerlingen vergelijken de bestudeerde samenlevingen met elkaar en met probleemstellingen van de hedendaagse samenleving. De leerlingen kunnen aan de hand van gerichte vragen eenvoudige historische informatie kritisch analyseren.
B stroom
De leerlingen kunnen belangrijke figuren of gebeurtenissen, die in de lessen aan bod komen, op een tijdsband situeren. De leerlingen kunnen aan de hand van eenvoudig bronnenmateriaal het dagelijks leven van mensen in een andere tijd vergelijken met hun eigen leven. De leerlingen leren kritisch zijn tegenover zichzelf, de medeleerlingen en het maatschappelijk gebeuren.
Leerdoel 6:
De leerlingen kunnen de informatie uit de kijkwijzer ordenen op een tijdslijn. Leerdoel 7:
De leerlingen kunnen aan de hand van de bestudeerde informatie een vergelijking maken tussen recente visies op snoep in de Belgische samenleving en o
Opvattingen over snoep uit het verleden
o
Opvattingen over snoep in andere culturen.
Leerdoel 8:
De leerlingen kunnen de aangereikte informatie uit het jongerenparcours kritisch verwerken via de opdrachten uit de kijkwijzer.
Nederlands A Stroom
De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten lezen (verwerkingsniveau: beoordelen): •brieven; •schriftelijke oproepen of uitnodigingen tot actie; •instructies; •reclameteksten en advertenties; •informatieve teksten, inclusief informatiebronnen.
18
9
De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten: •zich oriënteren op aspecten van de luister-, lees-, spreek- en schrijftaak: doel, teksttype en eigen kennis, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer en op andere bronnen van kennis; •hun manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven afstemmen op het luister-, lees-, spreek- of schrijfdoel, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer; •tijdens het luisteren, lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel; •het resultaat beoordelen in het licht van het luister-, lees-, spreek- of schrijfdoel; •het resultaat bijstellen.
B Stroom
De leerlingen breiden hun actieve en passieve basiswoordenschat uit. De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in voor hen bestemde tekstsoorten zoals instructies, schema's, informatieve en fictionele teksten en gedichten (verwerkingsniveau: beschrijven); De leerlingen kunnen overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven (verwerkingsniveau: kopiëren);
Leerdoel 9:
De leerlingen breiden hun actieve en passieve basiswoordenschat door actief nieuwe begrippen over snoep te gebruiken bij de opdrachten in de kijkwijzer. Leerdoel 10:
De leerlingen kunnen gericht gevraagde informatie opzoeken uit instructies, schema’s en informatieborden en deze verwerken in de opdrachten van de kijkwijzer. Leerdoel 11:
De leerlingen kunnen zich bij het vervolledigen van het parcours en het werkblad oriënteren op aspecten van de luister-, lees-, spreek- en schrijftaak: het doel, teksttype, eigen kennis en eventuele luisteraars of lezers. Leerdoel 12:
De leerlingen kunnen tijdens het luisteren , lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel, zijnde de kijkwijzer invullen en het parcours vervolledigen. 10
Plastische opvoeding A stroom en B Stroom
De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie. De leerlingen kunnen hun persoonlijke mening geven over diverse beeldende creaties uit verschillende culturen en belangstelling opbrengen voor beeldende creaties, zowel traditionele als nieuwe, met inbegrip van deze buiten hun eigen culturele leefwereld.
Leerdoel 13:
De leerlingen kunnen gericht kijken naar voorwerpen m.b.t. snoep en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie. Leerdoel 14:
De leerlingen kunnen hun persoonlijke mening vormen over de diverse beeldende creaties rond snoep uit verschillende culturen aan de hand van de ervaringen tijdens de rondleiding of het gebruiken van de kijkwijzer.
Leerdoel 15:
De leerlingen kunnen belangstelling tonen voor traditionele en nieuwe beeldende creaties rond snoep, zowel van de eigen culturele leefwereld als daarbuiten.
11
2. Gids voor de leerkracht: ‘Sweet Candy’ A. Inleiding Om het bezoek aan ons museum voor de leerkracht te vergemakkelijken, is er deze gids ter beschikking gesteld. Deze gids stelt de leerkracht in staat zich zo goed mogelijk op hun bezoek aan de tentoonstelling ‘Sweet Candy’ voor te bereiden en hun leerlingen zo optimaal mogelijk te kunnen begeleiden. Deze gids bestaat uit een aantal onderdelen die allen bijdragen tot een persoonlijke leidraad voor de begeleidende leerkracht. Het deel over de praktische aspecten geeft een duidelijk en concreet overzicht van alle elementen van belang voor het organiseren van een bezoek aan deze expo. Wat zijn de mogelijkheden voor een bezoek met de klas? Wanneer is dit mogelijk? Wat is de kostprijs? Een antwoord op deze en al u andere vragen kan u hier terugvinden. Verder geeft deze gids een overzicht van de volledige inhoud van de tentoonstelling. Daarnaast bevat deze ook bijkomende informatie over de kijkwijzer maar ook materiaal voor een voorbereiding of naverwerking in de klas.
B. Praktische aspecten Contact: Brussels Museum van de Molen en de Voeding Windmolenstraat 21 / Lindestraat 189 – 1140 Evere +32 (0)2 245 37 79 / Fax +32 (0)2 245 27 02 www.molenevere.be
[email protected] Bereikbaarheid: Bus: In- en uitstappen + langdurig parkeren autobussen: parkeerplaats Basisschool Everheide mits voorafgaande reservatie Auto: Langdurig parkeren aan het sportcomplex St Vincent Stroobantsstraat of in de buurt van het museum mits het gebruik van een parkeerschijf. Openbaar vervoer: Tram 55 (MIVB)- Halte ‘Linde’ (ingang Lindestraat nr. 189) Bus 45 (MIVB) – Halte ‘Hoedemaekers’ Bus 64, 65 (MIVB)- Halte ‘Onze Lieve Vrouw’ (richting Haachtsesteenweg) Bus 66 (MIVB)- Halte ‘Kurt’ Tram 7 (MIVB) – Halte ‘Paul Brien Hospitaal’ (Haachtsesteenweg nemen tot de Lindestraat nr. 189) Bus 270, 271, 272 et 471 (De Lijn)- Halte ‘Van de Velde’ Trein (NMBS)- station Evere
12
Openingstijden: Woensdag-vrijdag: 10.00 - 17.00 Zaterdag-zondag: 13.00- 17.30 Gesloten op maandag, dinsdag (tenzij op reservatie) en op 01/01, 1/05, 1/11, 11/11, 24/12, 25/12 en 31/12. Jaarlijkse sluiting: 2de en 3de week van september.
13
Mogelijkheden voor een bezoek met de klas + praktische informatie:
1. Individueel bezoek -
Wat : U bezoekt het museum en de tentoonstelling zelfstandig. U kan eventueel gebruik maken van de kijkwijzer. Deze is gratis verkrijgbaar aan het onthaal of op onze website.
-
Duur : 1u
-
Wanneer : Woensdag tot Vrijdag Van 10u tot 17u
-
Prijs 3 € / persoon (volwassenen) 2 € / persoon (werkzoekenden, mindervalide, studenten, senioren) Gratis: kinderen (onder de 12 jaar)
-
Reservatie? Voor een individueel bezoek is er geen reservatie nodig. Indien u wenst gebruik te maken van de kijkwijzer laat u dit best op voorhand weten aan het museum zodat er zeker voldoende exemplaren aanwezig voor het aantal leerlingen.
2. Proeftocht: -
Wat : Deze originele rondleiding met een enthousiaste gids prikkelt de smaakpapillen. Tijdens een ontdekkingstocht van de historische evolutie van snoep wordt je uitgenodigd om allerlei zoete smaken en lekkernijen te proeven. Kijken mag maar proeven zeker!
-
Duur: 1u
-
Wanneer : Dinsdag tot vrijdag Van 10u tot 17u
-
Prijs 15 pers. max. / groep: 40€ Gratis voor de 1ste begeleider per groep, 2€ per extra begeleider. Er kunnen tot drie proeftochten op hetzelfde moment worden gereserveerd.
-
Reservatie? Reservatie verplicht !
14
3. Bezoek & demonstratie: -
Wat: Na een inleiding over de historische evolutie van snoep in de expo (45 min.) bekijken we eens van naderbij naar een aantal productieprocessen aan de hand van een demonstratie naar keuze: - Spekken
- Karamellen
- Nougat
- Lolly’s
-
Duur: 2u
-
Wanneer : Dinsdag tot vrijdag Van 10u tot 17u
-
Prijs 15 pers. max. / groep: 40€ Gratis voor de 1ste begeleider per groep, 2€ per extra begeleider. Er kunnen op hetzelfde moment twee bezoeken met demonstraties worden gereserveerd.
-
Reservatie? Reservatie verplicht !
4. Workshops voor creatieve snoepers: - Wat: Deze activiteit bestaat uit een rondleiding in de tentoonstelling, aangepast aan de leeftijdsgroep of doelgroep, van +/- 45 min. Daarna volgt er een creatief atelier in de museumkeuken van het BMMV. Er is keuzen tussen: Piñata: In dit atelier wordt er een traditioneel felgekleurd Mexicaans knutselwerk gemaakt. De leerlingen maken eerst een vorm van papier en karton waarin snoepjes gestopt worden. Als alles klaar is wordt deze opgehangen en is het de bedoeling dat deze geblinddoekt stukgeslagen wordt. Succes gegarandeerd! Candy dolls: Figurines van suiker zijn talrijk overal ter wereld: Mexicaanse suikerschedels, Egyptische suikerpoppetjes, noem maar op. Aan de hand van suiker en allerlei zoete ingrediënten maken we ons eigen suikerfiguur. Snoepkunst: Snoep en suiker heeft heel wat kunstenaars geïnspireerd. Bekende beeldhouwers gingen met dit materiaal aan de slag voor eetbare kunst…Waarom geen kunstwerk van snoep? In dit atelier wordt er eerst kunstinitiatie gegeven. Wat is pointillisme, abstracte kunst, enz…
15
Nadien gaan de leerlingen zelf aan de slag met allerlei zoete materialen voor het creëren van hun eigen meesterwerk! Marsepein: Wist je dat marsepein al bestond in de middeleeuwen? We volgen eerst het echte recept en gaan daarna creatief aan de slag met deze lekkernij. Snoepsprookjes: Snoepjes komen we tegen in tal van sprookjes en legendes. Met zijn allen herontdekken we het sprookje van Hans en Grietje. Knibbel knabbel knuisje…wie knabbelt er daar aan mijn peperkoeken huisje! -
Duur: 2u
-
Wanneer : Dinsdag tot Vrijdag Van 10u tot 17u
-
Prijs 15 pers. max. / groep : 40€ Gratis voor de 1ste begeleider per groep, 2€ per extra begeleider. Er kunnen op het zelfde moment drie bezoeken en workshops worden gereserveerd maar: één van de workshops is dan verplicht een workshop Piñata! (er is slechts één keuken beschikbaar)
-
Reservatie? Reservatie verplicht !
Reservatie Indien u een proeftocht, bezoek + demonstratie of bezoek + workshop wenst te reserveren voor één of meerdere klassen kan dit telefonisch of via e-mail: Tel : 02/245.37.79 E-mail :
[email protected] Er wordt dan een reservatieformulier opgesteld met de nodige gegevens.
Betaalwijze: Betaling kan de dag zelf via cash, bankcontact of proton Er kan ook een factuur verstuurd worden
16
C. Verloop bezoek ‘Sweet Candy’ a.
Aankomst in het museum
Bij de aankomst aan het museum kan men zich melden aan de balie. De tassen en jassen van de leerlingen kunnen in dozen specifiek voor de groep gedaan worden waar ze veilig gedurende de hele rondleiding blijven.
Omwille van de geschiedenis die achter het molenmuseum schuilt, kan er een korte film over de Molen van Evere bekeken worden bij binnenkomst of vertrek. Deze maakt echter geen onderdeel uit van de tentoonstelling ‘‘Sweet Candy’’ maar is vrijblijvend beschikbaar.
b. Rol van de leerkracht
De rol van de leerkracht is tijdens het bezoek aan het museum en de rondleiding van belang. Als leerkracht bent u geen passieve bijstander maar speelt u een actieve rol in het leerproces tijdens het bezoek. Begeleidende leerkrachten kennen hun eigen klas als geen ander en dienen steeds bij de klasgroep te blijven. Als leerkracht kan u de leerlingen stimuleren om actief mee te werken bij het bezoek of indien u gebruik maakt van de kijkwijzer. Om een bezoek aan ‘Sweet Candy’ vlot te laten verlopen en het leerproces bij de leerlingen te bevorderen worden er ook een aantal hulpmiddelen aangereikt in dit dossier: 1) Voorbereiding: De leerlingen worden voorbereid op de tentoonstelling. Dit kan op school of buiten de school (bv. een huistaak). Door reeds een basiskennis mee te geven, kan de informatie tijdens het bezoek optimaal verwerkt worden. Voor het bezoek aan het museum hebben we gedacht de leerlingen te stimuleren met een kruiswoordpuzzel (zie Bijlage Voorbereiding en naverwerking).
17
2) Bezoek: De studenten worden gemotiveerd en gestimuleerd. Hun fysieke ervaringen moeten de opgedane kennis consolideren. Indien u geen geleid bezoek verkiest kan u gebruik maken van de kijkwijzer om de leerlingen actief te laten omgaan met de informatie in de tentoonstelling. 3)
Opvolging: Het is noodzakelijk dat de opgedane informatie wordt besproken, herwerkt, geëvalueerd. Anders zal veel informatie verloren gaan. Het bespreken van de kijkwijzer, antwoorden en hoe ze alle oplossingen gevonden hebben is aangeraden. Dit kan aan het einde van het bezoek of zelfs aan het begin van hun volgende les. We hebben in de bijlagen bij wijze van voorbeeld een quiz uitgewerkt.
c.
Gebruiksaanwijziging kijkwijer.
De kijkwijzer is volledig gratis beschikbaar aan het onthaal van het museum of op onze website. Deze kijkwijzer bevat één doorlopende opdracht over de ‘snoeptijdslijn’ en een aantal opdrachten per zaal. Waar men steeds een opdracht kan uitvoeren in het museum is aangeduid door een logo met het bijhorende nummer van de opdracht. De leerlingen zijn niet verplicht om het parcours van A tot Z te doorlopen. U kan indien gewenst steeds een selectie maken binnen de opdrachten. Een verbetersleutel met alle oplossingen vindt u eveneens in de bijlagen.
18
D. Overzicht inhoud tentoonstelling ‘Sweet Candy’ Het gehele parcours is verspreid over een aantal zalen en ingedeeld in een aantal thema’s. Deze thema’s zijn visueel aangeduid aan de hand van kleuren. De introductie ‘Sweet Candy’ begint op het roze paneel. Het eerste thema ‘Sweet dreams: een wereld van snoep’ betreft de rode panelen. Deze geven een inzicht in de verschillende culturen waarin snoep een essentieel onderdeel van de leefwereld vormt. Het tweede thema ‘Er was eens…het snoepje’ is terug te vinden op de gele panelen. Deze kaderen meer het historische en natuurkundige aspect van snoepgoed. Het derde en vierde thema bespreken tenslotte de ontwikkeling en opkomst van snoep. Het derde thema ‘De bezetenheid van het snoepje’ vinden we op de blauwe panelen terug. Tenslotte begeleiden de paarse panelen met het thema ‘De revolutie van snoep’ de bezoekers naar het einde van het parcours. Al deze thema’s samen vormen het parcours van ‘‘Sweet Candy’’. Het doorlopen van dit parcours stelt de bezoekers in staat een reis te maken doorheen de tijd en wereld van snoep. ! Er wordt in dit overzicht ook steeds verwezen naar de kijwijzer!
Thema tentoonstelling: ‘Sweet Candy’! De zoete geschiedenis achter snoep Inleiding:
Snoepje, suikergoed, karamel, lolly…Allemaal zoete woorden die onlosmakelijk verbonden zijn met onze mooiste jeugdherinneringen: deze extraatjes roepen puur plezier op. Het maken van deze eerste snoepjes bevatten talloze geheimen net zoals er talloze verhalen zijn omtrent hun bestaan. Snoep is een element dat vandaag een aparte plaats inneemt in onze leefwereld. Vandaag gaan we op ontdekking naar deze vriend ‘snoep’. Deze expo bevat enkel snoep, chocolade en koekjes horen hier niet bij. Hierna volgt men vanaf nu de rode pijl op de vloer aangegeven. Deze leidt naar de volgende zaal en het eerste thema.
19
“Sweet dreams: een wereld van snoep” In deze zaal wordt aangetoond welke rol snoep over de wereld heen en in diverse culturen speelt. De objecten verspreid over deze toonzaal ondersteunen het verhaal van snoep overheen de wereld. [Let op: kijkwijzer opdracht 2]
Het eerste paneel: ‘Kinderen en snoep’ De associatie tussen snoep en kinderen is vrij recent. Toen suikerbiet massaproductie onderging kon snoep veel meer consumenten en dus ook kinderen bereiken. Hierdoor maakte men snoep aantrekkelijk voor de jeugd door aandacht aan kleuren en vormen te schenken. Toch wou men deze snoeplust afremmen door consumptie van snoep te verbieden. Snoep wordt zo een echte beloning maar door dat verboden karakter zien we dat snoep vaak stiekem gegeten of zelfs gestolen wordt. Zulke elementen zien we in sprookjes zoals Hans en Grietje, Sjakie en de chocoladefabriek. De reclamewereld zal snoepgoed geleidelijk aan als normaal beschouwen en het eerder als een alledaags pleziertje naar voor schuiven. In het begin was snoep echter niet voor kinderen maar voorbehouden voor de volwassen. Snoep was een luxueus voedingsmiddel dat vanaf de 16de eeuw bestemd was voor de elite en vormde daarnaast een prestigieus geschenk. [Let op: kijkwijzer opdracht 1] Toch zit het verlangen naar zoetheid in de menselijke aard. Een pasgeborene ontdekt dit via de moedermelk en zal zo de rest van het leven erop kunnen terugvallen.
Het tweede paneel: ‘kunst van snoep: vergankelijke kunst.’ Sinds de late Middeleeuwen zien we in Europa versieringen van suiker verschijnen op feesttafels. De materialen zijn eetbaar: (riet)suiker en dragantgom (of gom van de draak) die afkomstig is van het 20
sap van planten van het geslacht Astralagus. Maar opgelet voor wie zoiets wil oppeuzelen! Soms werd er pleisterkalk toegevoegd om het te verstevigen. De democratisering van suiker zorgt ervoor dat deze suikersculpturen verbonden worden met volkse en heilige feesten. Wegens de grote vraag stapt men over op serieproductie. De thema’s daarentegen blijven identiek: mythologische, religieuze figuren, gaande van de voorstelling van Andalusische boetelingen tot poppetjes voor het einde van de Ramadan in Egypte en allerhande suikerschedels uit verschillende landen. [Let op: kijkwijzer opdracht 3]
Het derde paneel: ‘Het sacrale aspect van snoep’ In het christendom is gulzigheid één van de zeven Hoofdzonden maar toch zijn verschillende lekkernijen nauw verbonden met grote religieuze feesten zoals Kerstmis, Pasen enzovoort. Maar ook oude oorspronkelijk heidense gebruiken worden levendig gehouden door godsdiensten, zoals de herdenking van de doden rond Allerheiligen: Dia de los Muertos in Mexico of de Siciliaanse Puppi. Hierbij kunnen de objecten van zowel de schedel van suiker uit Mexico en de Siciliaanse Puppi uit Italië getoond worden. Snoep wordt vaak in verband gebracht met de dood en de eindejaarsfeesten. In de 13de eeuw was er toen een wapenstilstand die men de ‘Trêve des confiseurs’ noemde, vermits deze eindejaarsperiode erg druk is voor de suikerbewerkers. Ook bij de wedergeboorte speelt snoep een rol. In India heeft men het lichtjesfeest of het offeren van suiker van de Diwali of Deepaval. De suikerjuwelen zijn ook erg typisch voor dit feest. [Let op: kijkwijzer opdracht 3] Men volgt de gele pijl die u begeleidt naar de volgende zaal.
21
“Er was eens…het snoepje”
In deze zaal staat het historische en natuurkundige aspect van snoep eerder centraal. De informatie staat verspreid over vier panelen.
.
Het eerste paneel: ‘In den beginne was er honing...’ Alles wat men in het wild terugvindt met een zoete smaak is een rijke bron is aan calorieën. Vandaar dat honing één van de belangrijkste voedingstoffen is van elke menselijke beschaving. Maar geen honing zonder bijen want deze produceerden al jaren voor de komst van de mens, honing. In de oudheid dacht men dat honing zomaar uit de lucht viel, afhankelijk van bepaalde weersomstandigheden. Prehistorische muurschilderingen uit Cueva de la Araña (Spanje) bevestigen reeds een interesse in honingraten. Ondanks de opkomst van het suikerriet blijft honing de meest voorkomende zoetstof tot de Renaissance. In het oude Griekenland kende men al snoepjes op basis van honing en sesam of amandelen. Daarnaast is honing ook een uitstekend bewaarmiddel voor vruchten. [Let op: kijkwijzer opdracht 4] Het tweede paneel: “snoepplanten” Tijdens de Oudheid maakte de mens fruit, droge vruchten en kruiden zoeter door toevoeging van honing. Naast deze eerste lekkernijen verschaft de natuur reeds duizenden jaren een brede waaier aan verscheidene ‘zoetmakende’ vegetatie en planten ‘om van te snoepen’. Van deze laatste werd vooral zoethout reeds gewaardeerd in de Oudheid. Door er lang op te kauwen werd het tandvlees verzorgd. Verscheidene natuurlijke soorten kauwgom zijn eveneens gekend. Sommige insecten brengen ook lekkernijen voort. In Australië is er de honingpotmier die een grote hoeveelheid honing absorbeert door het achterlijf te ontspannen. Dit moet men dus losbijten alvorens dit hapje door te slikken. 22
Sinds lange tijd worden ‘zoetmakende’ planten gebruikt als substituut voor honing en suiker. Er zijn tal van voorbeelden zoals het sap van bepaalde vruchten. Verder kennen we ook het sap van de suikerpalm of van de Amerikaanse Esdoorn. [Let op: kijkwijzer opdracht 4] Het derde paneel: ‘medische zoetwaren’ De eerste snoepjes werden hoofdzakelijk gebruikt voor therapeutische doeleinden. Romeinse en Griekse Dokters uit 1ste en 2de eeuw getuigen bijvoorbeeld over een voorliefde voor de kweepeer waarmee zij confituur, gelei en pasta maken op basis van honing. Meestal zijn deze bestemd voor de behandeling van aandoeningen van het spijsverteringskanaal. Vanaf de 8ste eeuw zullen Arabische dokters beginnen aan een grootschalige vertalingsactie van de Griekse teksten. Zij herzien de medische zoetwaren, ze vervangen in het bijzonder honing door rietsuiker en bedenken nieuwe formules. De eerste snoepjes worden dus geboren in hun laboratoria. [Let op: kijkwijzer opdracht 1] Het vierde paneel: ‘Suikerriet’ Suikerriet is een tropische vaste plant die de bron van rietsuiker is. Suikerriet vindt zijn wortels als een wilde plant rond 5000 v. Chr. in Nieuw-Guinea en Indonesië en raakt daarna verspreid naar Mediterraans Europa en Amerika. Er is een wereldkaart over de verspreiding van suikerriet voorzien op dit paneel. Deze plant lijkt op bamboe, maar de stengels zijn gevuld met sap. De mens kauwde oorspronkelijk op de stengels om het zoete sap te onttrekken. Geleidelijk aan zal men het sap uit de stengels gaan persen en dat gaan kristalliseren. De Arabieren waren de eersten die deze plant wisten te bewerken tot rietsuiker en introduceerde rietsuiker in Syrië, Noord-Afrika en Spanje. Door de kruistochten raakte de smaak ervan bekend in onze streken. Rietsuiker was oorspronkelijk vooral een duur medicijn, dat aanvankelijk enkel door apothekers werd verkocht. Het was het voedsel bij uitstek voor oude mensen, zwakken en zieken. Vanaf de 16de eeuw zou rietsuiker honing gaan vervangen als in ingrediënt voor allerlei lekkernijen. Toch blijven dit voorlopig nog dure snoepjes voor een welbepaalde klasse. [Let op: kijkwijzer opdracht 1 + 4] Men volgt nu de blauwe pijl naar het volgende thema.
23
“De bezetenheid van het snoepje” Alle informatie staat gespreid over zes panelen en dit thema gaat meer over de opkomst en ontwikkeling van snoep.
Het eerste paneel: ‘Konfijten, epices de chambre en dragees (suikerbonen)’ Sinds de Oudheid waren er al voorlopers van ‘snoep’ onder de vorm van gelei, confituur en gekonfijt fruit. Deze drie principes zijn één van de oudste toepassingen voor het bewaren van fruit. Vanaf de 8ste eeuw worden allerlei gedroogde vruchten en specerijen in suiker gekonfijt voor het verkrijgen van lekkernijen. Men geeft extra smaak door kruiden en specerijen toe te voegen. Het Franse woord ‘dragée’ van het Griekse tragemata (traghmata) wat zoveel betekend als nagerecht of snoepgoed werd vanaf de 14de eeuw gebruikt. Deze werden gegeten in de slaapkamer net voor het slapengaan of op het einde van de maaltijd, gevolgd door een glaasje likeur. Suiker was een luxeproduct en dat gold dus ook voor alle afgeleiden hiervan. De grote kruistochten zorgden ervoor dat suiker toegankelijker werd en de voorkeur zal uitgaan naar gekonfijt fruit en nougat. Confituur en gelei kennen ook weer een tweede opkomst, maar dan eerder als medicijn. [Let op: kijkwijzer opdracht 1]
Het tweede paneel: ‘Het snoepje verwerft faam’ Vanaf het einde van de 14de eeuw vormden snoep en confituur, geprezen door de elite, een onmisbare aanvulling op de feesttafel. De presentatie hiervan vergde een geschikt en waardig vaatwerk. De ‘drageoir de table’ (schaal) en de ‘confiturier’ (jampot), bestemd voor hetzelfde gebruik, verschenen op het toneel. Tijdens de Renaissance werd het presenteren van een snoepje 24
een verfijnd gebaar van hoffelijkheid. Als gevolg hiervan is de ‘drageoir de poche’(zakdoosje) ontstaan. Mannen en vrouwen droegen dit doosje, vervaardigd uit goud of zilver en ingelegd met edelstenen, met zich mee. In de 18de eeuw veranderde de naam hiervan in ‘bonbonnière de poche’ (zaksnoepdoosje). Thuis werd de ‘bonbonnière de table’ (tafelsnoepdoosje) een nieuwe verpakking voor snoep. In de 19de eeuw, tijdens het gouden tijdperk van snoep, kwam de ‘bonbonnière’ nog vaak voor, maar het gebruik ervan verminderde in het voordeel van ander displaymateriaal zoals snoepdozen In deze zaal staan tal van objecten en presentatiewaar tentoongesteld ter illustratie. [Let op: kijkwijzer opdracht 1 + 5]
Het derde paneel: ‘het snoepje met ‘oe’ Snoepen komt etymologisch gezien waarschijnlijk van een klankvariant van snappen waarbij men ‘snoepen’ kan interpreteren als ‘gretig naar iets lekkers grijpen’. In het Frans spreekt men echter van een ‘bonbon’, een woord dat geboren werd in de 17de eeuw. Snoep wordt vooral een plezier om te eten: de tijd van pilletjes als remedie is voorbij; al zal snoep zich nooit helemaal kunnen ontdoen van deze erfenis. De industrialisatie van de sector en vooral de intrede van de bietsuiker zal snoep leiden naar zijn gouden tijdperk. Aan het begin van de 19de eeuw wordt het maken van snoepgoed een echte kunst die onderwezen wordt in tal van scholen en er verschijnen zelfs gespecialiseerde boeken. [Let op: kijkwijzer opdracht 1 ]
Het vierde paneel: ‘de suikerbiet verschijnt op het toneel’ Suikerbieten worden sinds de oudheid verbouwd. Het gebruik ervan in de suikerindustrie vanaf de 19de eeuw gaat gepaard met de ontwikkeling van snoep. In 1747 zal de Duitse Chemicus Andreas Marggraf er in slagen om suiker in vaste vorm te isoleren. Samen met zijn leerling opent hij in 1802 een eerste fabriek in Silezië Polen maar lage opbrengsten, slechte kwaliteit en te hoge kosten betekenen de doodsteek voor dit bedrijf. Tijdens de continentale blokkade ziet het Napoleontische Frankrijk de aanvoer van suikerriet dalen aangezien Engeland een belangrijke leverancier was. Ze zullen vervolgens zoeken naar alternatieven maar de val van Napoleon kondigt de terugkeer van suikerriet aan. Dankzij een gunstig belasting- en douanebeleid zal de teelt van de suikerbiet na een aantal moeilijke jaren weerkeren, ook in België. Gedurende de 19de eeuw stijgt de kwaliteit en machines en technieken worden ook verbeterd. Na zijn hoogtepunt verloor de suikerbiet langzamerhand zijn dominante wereldpositie ten voordele van suikerriet maar kon zich toch handhaven in Europa. [Let op: kijkwijzer opdracht 5 ]
25
Het vijfde paneel: ‘is suiker gezond?’ De voormalige visie van suiker als medicijn wordt rond 1600 in vraag gesteld. Sommige artsen stellen suiker immers aansprakelijk voor het uitlokken van ziektes. Dit komt door een toenemende productie en een diversifiëring van het gebruik van suiker. Naast traditionele toepassingen van suiker wordt het meer en meer een ‘gewone’ zoetstof en een decoratief element. De discussie laait weer hoog op in de 19de en 20ste eeuw ten gevolge van de democratisering van de consumptie van suiker en de massaproductie van snoep. Snoep wordt aanzien als overbodige voeding die meer suiker verschaft dan nodig is. Deze wordt ook aansprakelijk gesteld voor tal van schade aan de gezondheid: diabetes, obesitas, hart- en vaatziekten, tandbederf etc. Een aantal studies vandaag de dag plaatsen zelfs de rol van suiker in vraag bij de ontwikkeling van kanker. Veel artsen en tandartsen raden het overmatig gebruik van suiker af. [Let op: kijkwijzer opdracht 6] Het zesde paneel: ‘Het koken van suiker: Het meesterschap van het snoepje’ Suikersiroop vormt de basis voor het maken van snoep. Het is een mengsel van suiker en water en het koken van de siroop is essentieel. Nadat de suiker volledig is opgelost in het water, dient het aan de kook gebracht te worden zonder te roeren. De siroop bereikt achtereenvolgens een tiental temperatuurintervallen en daarbij steeds een andere consistentie. De consistentie van de siroop is meetbaar volgens verschillende methodes. De meest gekende methode is deze tussen de vingers te nemen.
[Let op: kijkwijzer opdracht 5] Volg de paarse pijl naar het laatste thema.
26
“De revolutie van snoep” Er zijn vijf panelen waarbij snoep in onze tijd wordt gekaderd.
Het eerste paneel: ‘de artisanale suikerbewerker’ Wat heeft men allemaal nodig voor de productie van snoep? Zoals in elk domein binnen de voedingsindustrie vereist het maken van snoep specifieke instrumenten en ingrediënten zoals een thermometer, confituurketel, marmeren werkblad om de snoepjes om af te koelen, houten lepel en candissoir voor het kristalliseren. [Let op: kijkwijzer opdracht 7]
Het tweede paneel: ‘19de - 20ste eeuw: Industriële procedés voor snoepwaren’ Vanaf de 18de eeuw profiteren snoepwaren geleidelijk van de vooruitgang van de industriële revolutie. Suikerbewerkers rusten zich uit met gemechaniseerde apparatuur maar tot de tweede helft van de 20ste eeuw blijft het beroep grotendeels ambachtelijk. Gedurende deze eeuw is men getuige van het ontstaan van echte snoepfabrieken. Na het mengen, kneden en het afkoelen van de gekookte suiker moet het deeg uitgerekt worden. Indien nodig wordt in dit stadium een suikerlaag of vulling toegevoegd aan de snoep. Een meer recente techniek is ‘mogul’ en dit is het afgieten van gekookte suiker in een vorm (van siliconen of zetmeel).
Het derde paneel: ‘Het nieuwe tijdperk van snoep’ Na een eeuw van schepping die bepalend was voor ons ‘snoep’ erfgoed markeert het begin van 27
de 20ste eeuw zowel het einde van het ambacht der suikerbewerkers als de komst van de industrialisatie van het beroep. Gelatine, dat reeds gebruikt wordt sinds de oudheid, is afkomstig van runds - of varkenscollageen. De productie hiervan kent een bliksemsnelle groei en dit parallel met deze van een Duits bedrijf dat in 1920 opgericht werd onder de naam Haribo. Na de eerste wereldoorlog zakken de prijzen. Sinds de tweede helft van de 20ste eeuw heeft elk snoepje een eigen naam (Gummibeertjes, Dragibus, Fruitella.)en ontsnapt het aan een benaming van herkomst. Ze worden internationaal gemaakt als een op zichzelf staand product. [Let op: kijkwijzer opdracht 1]
Het vierde paneel: ‘De grote snoepfamilies’ We kunnen snoep indelen op basis van productieproces en belangrijkste ingrediënten. -Gekookte suikers: Lolly’s, berlingots (kussentjes), enz. hebben ongeveer hetzelfde productieproces. -De fruitfamilie zijn snoepjes op basis van fruit -De karamellen: Blond of donker, zacht of hard, van zachte of zoute boter, de verscheidenheid aan karamellen is zeer uitgebreid. -Gegelatineerde snoep: De toevoeging van gelatine laat een malse en elastische consistentie toe evenals de meest uiteenlopende vormen die verkregen kunnen worden door afgieten. -Fondant is gemaakt van een gearomatiseerde suikerpasta en wordt vaak gebruikt als vulling. -Kauwgom: Dit heeft een verre Mexicaanse herkomst en is algemeen bekend onder de naam chewing-gum
Het vijfde paneel: ‘zoetstoffen’ De meest voorkomende en bekritiseerde zoetstoffen zijn de intensieve suikers (extensief) zoals deze afkomstig van suikerbiet of suikerriet. Aangezien deze verdacht wordt van het bevorderen van tandbederf, diabetes, gewichtstoename en andere ziektes doet men onderzoek naar nieuwe zoetstoffen met een zoete smaak maar minder calorieën. Er zijn eigenlijk twee soorten. Polyolen of suikeralcoholen zijn terug te vinden in zoetwaren en koekjes. Zij bevorderen geen tandbederf. De synthetische zoetstoffen hebben een sterke zoetkracht maar geen voedingswaarde. De natuurlijke zoetstoffen zijn een alternatief voor tafelsuiker (kristalsuiker) maar worden weinig gebruikt in snoep. [Let op: kijkwijzer opdracht 8] Hier eindigt het parcours voor ‘Sweet Candy’. Het parcours is misschien wel ten einde, maar de zoete geschiedenis van snoep… die gaat gewoon door.
28
Bijlagen Bijlage 1: Kijkwijzer De kijkwijzer kan u terugvinden op onze website: www.molenevere.be als pdf document. U kan deze ook gratis aanvragen aan het onthaal van het museum. U mag hier steeds contact voor opnemen via mail (
[email protected] ) of per telefoon (02/245.27.02).
Bijlage 2: Verbetersleutel kijkwijzer Opdracht 1: De snoeptijdslijn -
Suikerriet vindt zijn wortels als een wilde plant rond 5000 v. Chr. in Nieuw-Guinea en Indonesië.
-
Vanaf de 8ste eeuw beginnen Arabische dokters aan een vertalingsactie van Griekse teksten en hierdoor worden de eerste snoepjes geboren.
-
Het Franse woord ‘dragee’ van het Griekse ‘tragamata’ werd vanaf de 14de eeuw gebruikt.
-
Snoep was een luxueus voedingsmiddel dat vanaf de 16de eeuw bestemd was voor de elite en vormde ook een prestigieus geschenk.
-
Hans Riegel, afkomstig uit Bonn, richtte in 1920 het Duitse bedrijf HARIBO op.
-
Tijdens het gouden tijdperk van snoep, in de 19de eeuw, kwam de ‘bonbonnière’ nog vaak voor.
Opdracht 2: Snoep en herinneringen -
Kind: Sinterklaas – marsepein
-
Tiener: Geboorte of doopfeest – suikerbonen
-
Grootvader: Kermis – Pomme d’amour
-
Vrouw: Kerstmis – zuurstok
Opdracht 3: Suikerfiguren -
Suikerschedel: Mexico
-
Jezuskindjes: België
-
Suikerjuweel: India
-
Suikerfiguur: Egypte 29
-
Puppi: Sicilië (Italië)
-
Boeteling: Andalusië (Spanje)
Opdracht 4: Natuurlijke bronnen van suiker en zoet -
Bijenkorf: 3. Honing
-
Zoethout: 2. Zoethout
-
Suikerriet: 4. Rietsuiker
-
Suikerpalm: 5. Palmsuiker
-
Esdoorn: 1. Esdoornsiroop
Opdracht 5: Voorwerpen 1. Naam: Drageoir (snoepschaal) Datum: Rond 1870 Herkomst: Frankrijk Functie: Aangepast servies voor ‘epice de chambre’
2. Naam: Kleine schaal voor suikergoed (kashi) bestemd voor de theeceremonie (chanoyu) Datum: Edoperiode – 1603-1868 Herkomst: Japan Functie: Dit schoteltje met onregelmatige vorm is versierd met veelkleurige esdoornbladeren en een gestileerd watermotief, tegen een achtergrond van ruw steengoed. De onregelmatige vorm zou kunnen verwijzen naar de bladeren die oorspronkelijk werden gebruikt om snacks te presenteren. In de traditionele theeceremonie worden voor het theedrinken snoepjes en zoetigheden aangeboden, die de balans herstellen met de bittere smaak van groene thee. Naargelang het seizoen worden droge (warm weer) of vochtige (koud weer) snoepjes geserveerd.
3. Naam: Bietenrooivork Datum: 20ste eeuw Herkomst: Tienen 30
Functie: Landbouwwerktuig voor de suikerbietteelt
4. Naam: Mal voor suikerkegel Datum: 20ste eeuw Herkomst: Tienen Functie: Mal voor de productie van suikerkegels
5. Naam: Suikerthermometer in messing Datum: 20ste eeuw Herkomst: Engeland Functie: Aangepaste thermometer om de verschillende stadia van het suikerkoken te meten
Opdracht 6: Suiker en gezondheid Vraag 1: Opletten met suiker en snoep. Vraag 2: Een goede mond –en tandhygiëne en voldoende lichaamsbeweging
Opdracht 7: materiaal van de suikerbewerker Zoals in elk domein binnen de voedingsindustrie vereist het maken van snoep specifieke instrumenten en ingrediënten: De thermometer om de verschillende stadia van het suikerkoken te meten is een onmisbaar instrument voor elke suikerbewerker. Suiker wordt best gekookt in een koperen confituurketel .waardoor deze een betere smaak krijgt. Voor het maken van een aantal soorten snoep heeft men ook een marmeren werkblad nodig voor het afkoelen van de gekookte suiker. Gekristalliseerde suiker die aan de wand van de ketel kleeft kan afgeschraapt worden met een houten lepel met een lange steel.
Naast honing, melkproducten, vetten en fruit vormen andere ingrediënten de basis van snoep: Het parfumeren van gekookte en geletanineerde snoep kan met aroma’s of ook wel smaakstoffen genoemd. 31
Colloïden, gommen (arabisch, guaran,…), geleermiddelen (pectine) en gelatine (dierlijke beenderen) worden gebruikt om textuur te geven aan bepaalde snoepjes. Voor het beperken van de kristalisatie en de kneedbaarheid van de toekomstige snoepjes moet er zeker glucosestroop toegevoegd worden. Zetmeel wordt gebruikt als geleermiddel in gelatineerde snoep maar nog meer als vorm. Met een vorm wordt er een afdruk gemaakt die nadien opgevuld wordt met suikersiroop. Zo wordt er vorm gegeven aan de snoep.
Opdracht 8: nieuwe zoetstoffen Vraag 1: Steviol glycosiden (extracten afkomstig uit het zoetste deel van de stevia-plant) Vraag 2: 200 keer zoeter dan gewone suiker
32
Bijlage 3: Voorbereiding en naverwerking a) Voorbereiding/ naverwerking. Om de leerlingen voor te bereiden aan hun bezoek aan de tentoonstelling “Sweet Candy” is er een kruiswoordraadsel voorzien. Deze bevat een aantal begrippen die allen een rol spelen binnen de tentoonstelling. Bij het correct oplossen van het kruiswoordraadsel bekomen de leerlingen als sleutelwoord de naam van de tentoonstelling die ze zullen bezoeken. Deze voorbereiding is een voorproefje van hun eigenlijk bezoek en zal de leerlingen nieuwsgierig maken. De leerkracht kiest er zelf voor om het gehele concept al toe lichten of het geheel mysterieus te laten aan de hand van het kruiswoordraadsel. Deze ‘teaser’ maakt de leerlingen alert en zelfs geïnteresseerd in wat er zal volgen. Het kruiswoordraadsel kan zowel in de klas opgegeven worden of als huistaak meegegeven worden de dag voor het museumbezoek. De vragenlijst die volgt dient als naverwerking van het museumbezoek. Dit stelt zowel de leerlingen in staat de leerstof te verwerken als de leerkracht om een evaluatie uit te voeren. Het gebruik hiervan kan in verschillende opzichten beschouwd worden. Allereerst is er een mogelijkheid deze als quiz te integreren in een komende les. Hierbij worden de leerlingen in groepjes ingedeeld afhankelijk van de groepsgrootte. De leerkracht speelt moderator en stelt de vragen. De leerlingen antwoorden in groepjes, wat hun samenwerkingsvermogen te goed komt. Dit zal de leerlingen stimuleren de leerstof op een zo efficiënt mogelijke wijze te verwerken. De vragenlijst kan natuurlijk ook gewoon als overhoring gegeven worden.
33
b) Voorbereiding: kruiswoordraadsel. Los het kruiswoordraadsel op en bekom het sleutelwoord. Dit sleutelwoord is een hint van de bestemming van onze komende klasuitstap. (kleine tip: ij = twee hokjes, elke letter apart)
1. Wat is de hoofdstad van België en Europa? 2. Geef een ander woord voor de aarde? 3. In welk gebouw met wieken maalt men graan? (tip: water*,wind*,draai*) 4. Wat is zoet en lekker maar teveel ervan is slecht voor je tanden? 5. Een ander woord voor een expo? 6. In onze samenleving leven we samen met verschillende’…’? 7.Wanneer je teveel van nr.4 eet, krijg je gaatjes en ga je naar de’…’? 8. Wat schrijft de dokter je voor als je ziek bent? 9. Als we naar ons horloge kijken, willen we de’…’weten? 10. Een soort snoep waar je aan likt? 8
9 1
3
4
5 7
2
6
34
c) Antwoordsleutel kruiswoordraadsel.
8 M E 1 B
3 M
4 S
5 T
R
O
N
E
U
D I C
9 T
10 L O
7 T
I
I
L
J
J
L
A
N
D
Y
L
O
N
S
2 W
E
E
T
6 C
S
E
N
P
O
U
N
E
R
O
L
D
L
E L
N S
T U
A R
D
T E
R E
T S
L
N
L I N G
35
d) Naverwerking: quiz 1.Snoep was in het begin vooral voor een bepaalde groep uit de samenleving, welke? a. De elite b. Daklozen c. Kinderen 2. Het basisingrediënt van snoep is? a. Chemisch samengesteld b. Afkomstig van een plant c. In de grond begraven 3.In welke context werd rietsuiker vooral gebruikt tot de 16de eeuw? a. Medische context b. Landbouw c. Industrie 4. Welke zoetstof behalve suiker gebruikte men vroeger ook om snoep te maken en diende als bewaarmiddel? a. Candarel b. Vruchten c. Honing 5. Er was op een gegeven moment een probleem met het suikeraanbod in Frankrijk, waarom? a. De landbouw mislukte b. Continentale blokkade in de tijden van Napoleon. c. Door reclame werd snoep te populair. 6. Snoepen is taalkundig afgeleid van het woord? a. Snappen b. Zoet c. Roepen 7. De massaproductie van snoep zorgde in de 19de-20ste eeuw voor een maatschappelijke discussie omtrent? a. Opvoeding b. Gezondheid c. Klassenstand
36
8. De consistentie van snoep wordt bepaald door? a. De temperatuur b. Verhouding suiker en water c. Het soort zoetstof 9. Bij de productie van gelatine werd er parallel een bekend bedrijf opgericht in 1920, welk? a. Fruitella b.Dragibus c. Haribo 10.Hoe kwam suiker in de 7de-8ste eeuw bij ons terecht? a. Met het vliegtuig b. Via kruistochten c. De Arabieren brachten dit als geschenk
37
e) Antwoordsleutel quiz
1. a. De elite In het begin was snoep echter niet voor kinderen maar voorbehouden voor de volwassen. Snoep was een luxueus voedingsmiddel dat vanaf de 16de eeuw bestemd was voor de elite en vormde daarnaast een prestigieus geschenk. 2. b. Afkomstig van een plant Suikerriet is een tropische vaste plant die de bron van rietsuiker is. Suikerriet vindt zijn wortels als een wilde plant rond 5000 v. Chr. in Nieuw-Guinea en Indonesië en raakt daarna verspreid naar Mediterraans Europa en Amerika.
3. a. Medische context Rietsuiker was oorspronkelijk vooral een duur medicijn, dat aanvankelijk enkel door apothekers werd verkocht. Het was het voedsel bij uitstek voor oude mensen, zwakken en zieken. Vanaf de 16 de eeuw zou rietsuiker honing gaan vervangen als in ingrediënt voor allerlei lekkernijen. Toch blijven dit voorlopig nog dure snoepjes voor een welbepaalde klasse. 4. c. Honing Ondanks de opkomst van suikerriet blijft honing de meest voorkomende zoetstof tot de Renaissance. In het oude Griekenland kende men reeds snoepjes op basis van honing en sesam of amandelen. Daarnaast is honing ook een uitstekend bewaarmiddel voor vruchten. 5. b. Continentale blokkade in de tijden van Napoleon. Tijdens de continentale blokkade ziet het Napoleontische Frankrijk de aanvoer van suikerriet dalen aangezien Engeland een belangrijke leverancier was. Ze zullen vervolgens zoeken naar alternatieven maar de val van Napoleon kondigt de terugkeer van suikerriet aan. 6. a. Snappen Snoepen komt etymologisch gezien waarschijnlijk van een klankvariant van snappen waarbij men ‘snoepen’ kan interpreteren als ‘gretig naar iets lekkers grijpen’. In het Frans spreekt men echter van een ‘bonbon’, een woord dat geboren werd in de 17de eeuw. 7. b. Gezondheid De voormalige visie van suiker als medicijn wordt rond 1600 in vraag gesteld. Sommige artsen stellen suiker immers aansprakelijk voor het uitlokken van ziektes. Dit komt door een toenemende productie en een diversifiëring van het gebruik van suiker. Naast traditionele toepassingen van suiker wordt het meer en meer een ‘gewone’ zoetstof en een decoratief element. De discussie laait weer hoog op in de 19de en 20ste eeuw ten gevolge van de democratisering van de consumptie van suiker en de massaproductie van snoep. Snoep wordt aanzien als overbodige voeding die meer suiker verschaft dan nodig is. Deze wordt ook aansprakelijk gesteld voor tal van schade aan de gezondheid: diabetes, obesitas, hart- en vaatziekten, tandbederf etc. Een aantal studies vandaag de dag plaatsen zelfs de rol van suiker in vraag bij de ontwikkeling van kanker. Veel artsen en tandartsen raden het overmatig gebruik van suiker af. 38
8. a. De temperatuur Suikersiroop vormt de basis voor het maken van snoep. Het is een mengsel van suiker en water en het koken van de siroop is essentieel. Nadat de suiker volledig is opgelost in het water, dient het aan de kook gebracht te worden zonder te roeren. De siroop bereikt achtereenvolgens een tiental temperatuurintervallen en daarbij steeds een andere consistentie. De consistentie van de siroop is meetbaar volgens verschillende methodes. De meest gekende methode is deze tussen de vingers te nemen. 9. c. Haribo De productie hiervan(gelatine) kent een bliksemsnelle groei en dit parallel met deze van een Duits bedrijf dat in 1920 opgericht werd onder de naam Haribo. 10. b. Via kruistochten Rietsuiker werd voor het eerst gekristalliseerd door de Arabieren rond de 7e-8e eeuw. Suiker kwam in onze streken aan met de Kruistochten. Vooral therapeutisch gebruikt, begon rietsuiker meer en meer plaats te nemen vanaf de Renaissance.
39
f) Naverwerking: snoepbingo Doel: De leerlingen worden bewust van de veelheid aan kunstmatige ingrediënten in snoep.
Opzet: De leerlingen nemen elk hun vieruurtje. Eerst bestuderen de leerlingen de ingrediëntenlijst oppervlakkig. Richtvragen: “Welke ingrediënten ken je al?” “Welke ingrediënten zijn nieuw voor jou?” Na deze eerste introductie met de ingrediëntenlijst, starten we onze snoepbingo. De leerlingen krijgen individueel of per twee een lijst met kunstmatige zoetstoffen en kleurstoffen. Wanneer een ingrediënt op hun snoepwikkel overeenstemt met een ingrediënt in de lijst, moeten de leerlingen een kruisje zetten in de kolom ervoor. Wanneer een leerling zijn ingrediëntenlijst helemaal heeft doorlopen, mag hij zijn snoepwikkel in de lucht steken en bingo roepen. De winnaar is echter niet de snelste leerling, maar diegene die het minste aantal kruisjes heeft kunnen zetten op de lijst.
Achtergrond: De meest voorkomende en bekritiseerde zoetstoffen zijn de intensieve suikers (extensief) zoals deze afkomstig van suikerbiet of suikerriet. Aangezien sucrose verdacht wordt van het bevorderen van tandbederf diabetes, gewichtstoename en andere ziektes geniet deze geen vleiende reputatie. Vandaag de dag vinden we echter ook vaak kunstmatige zoetstoffen terug in onze snoepjes. Kunstmatige zoetstoffen leveren weinig tot geen calorieën en worden daarom gebruikt om suiker te vervangen. De synthetische zoetstoffen zoals aspartaam of sacharine hebben een sterke zoetkracht maar geen voedingswaarde. Deze volledig chemische suikervervangers zijn wijd verspreid in onze voeding en vooral in light producten. Sinds enkele jaren vormen zij echter het voorwerp van controverse betreffende hun onschadelijkheid. Deze stoffen (aspartaam en sacharine) worden ervan verdacht kankerverwekkende eigenschappen te hebben. Ook het gebruik van kunstmatige kleurstoffen moet met enige voorzichtigheid benaderd worden. De opname van bepaalde kleurstoffen in onze voeding zouden een invloed kunnen hebben op hyperactiviteit, astma en allergische reactie.
Bingo fiche: Zie volgende bladzijde
40
Kunstmatige Kleurstoffen
Kunstmatige zoetstoffen
E102
Tartrazine
E420
Sorbitol, Sorbitolstroop, Sorbitolsiroop, Dulcitol, Glucitol,
E104
Chinolinegeel
E421
Mannitol
E110
Oranjegeel S, Zonnegeel FCF
E432
Polyoxyethyleen-20-sorbitaanmonolauraat, Polysorbaat 20
E122
Azorubine, Karmozijn
E433
Polyoxyethyleen-20-sorbitaan-monooleaat, Polysorbaat 80
E123
Amarant
E435
Polyoxyethyleen-20-sorbitaanmonostearaat, Polysorbaat 60
E124
Cochenillerood A, Ponceau 4R
E436
Polyoxyethyleen-20-sorbitaantristearaat, Polysorbaat 65
E127
Erythrosine
E491
Sorbitaanmonostearaat
E128
Rood 2G
E492
Sorbitaantristearaat
E129
Allurarood AC
E493
Sorbitaanmonolauraat
E131
Patentblauw V
E494
Sorbitaanmonoöleaat
E132
Indigotine, Indigokarmijn
E495
Sorbitaanmonopalmitaat
E133
Briljantblauw FCF
E950
Acesulfaam-K, Kalium acesulfaam
E142
Groen S
E951
Aspartaam
E151
Briljantzwart BN, Zwart PN
E952
Cyclamaat, Cyclaamzuur, Natriumcyclamaat
E154
Bruin FK
E953
Isomalt, Isomaltitol, Palatinose, Palatinit
E155
Bruin HT
E954
Sacharine, Natriumsacharinaat
E180
Litholrubine BK
E955
Sucralose
E959
Neohesperidine-DC
E962
Zout van aspartaam en acesulfaam
E965
Maltitolen
E965i
Maltitol
E965ii Maltitolstroop, Maltitolstrooppoeder E966
Lactitol
E967
Xylitol
41