PEDAGOGISCH DOSSIER
LERAAR
Dit pedagogisch dossier werd gerealiseerd door Claudia CORVI MORA, Alicia HERNANDEZ – DISPAUX & Delphine LALOYAUX Aggregaatstudenten in de kunstgeschiedenis – UCL, onder supervisie van Cécile HEUREUX en Marie-Emilie RICKER
INHOUDSTAFEL
ANATOLIA........................................................................................................................
4
INLEIDING TOT TURKIJE...................................................................................................
5
GEOGRAFIE EN GESCHIEDENIS VAN TURKIJE................................................................
5
VAN GODEN EN MENSEN................................................................................................
10
DE NATUUR......................................................................................................................
16
ALS SCHRIJVEN KUNST WORDT......................................................................................
22
VOORSTEL VOOR EEN CREATIEVE ACTIVITEIT - HOU JULLIE PENNEN KLAAR!............
27
3
EUROPALIA TURKEY
Anatolia Deze module is bestemd voor de leerlingen van het hoger secundair onderwijs en dient als inleiding op de tentoonstelling ‘Anatolia’, die plaatsheeft in het Paleis voor Schone Kunsten van Brussel (BOZAR) (06.10.15 tot 17.01.16). Deze module biedt de leerkrachten vier tools aan voor een les van 50 minuten in de klas; ze kunnen het materiaal hiervoor naar eigen voorkeur gebruiken: * Het dossier voor de leerkracht: de ‘rode draad’ van de les, die de leerkracht kan aanpassen volgens zijn/haar interesse, de specifieke kenmerken van de leerlingen en de beschikbare tijd. De leidraad van de les is opgebouwd in de vorm van ‘vragen/antwoorden’ die de leerkracht gemakkelijk kan aanpassen volgens zijn/haar behoeften. Het dossier bevat ook een aantal scenario’s en aanvullende informatie om Turkije aan de leerlingen voor te stellen. * De PowerPoint van de les: bedoeld om in de klas te projecteren, parallel met het gebruik van de leerlingenfiche. De presentatie ondersteunt wat de leerkracht zegt en laat de werken in kleur zien. * De leerlingenfiche: 7 pagina’s om aan de leerlingen uit te delen, zodat ze de voorgestelde oefeningen tijdens de les kunnen maken (afdrukken in zwart-wit). * De gecorrigeerde leerlingenfiche: bevat de verwachte antwoorden. Deze pedagogische module stelt drie thema’s van de tentoonstelling voor : ‘Van goden en mensen’, ‘De natuur’ en ‘Als schrijven kunst wordt’. Sommige werken die in de tentoonstelling te zien zijn, komen in het dossier aan bod, maar het hoofddoel is het bezoek aan de tentoonstelling voor te bereiden door Turkije als geheel voor te stellen, door de geschiedenis en de cultuur te benadrukken en door verbanden te leggen met België en de leefwereld van de leerlingen.
4
EUROPALIA TURKEY
Inleiding tot Turkije DIA nr. 2 – Museum Hagia Sophia in Istanbul (basiliek/moskee) > Doel: Algemene inleiding tot ‘Europalia Turkije’ Mogelijke vragen: V: Is iemand van jullie al in Istanbul geweest? (Her)kennen jullie dit gebouw? A: Hagia Sophia (Museum? Basiliek? Moskee?... ) V: Met welke godsdienst is dit gebouw verbonden? Wat is de geschiedenis van dit gebouw? A: Het christendom - de islam (juist en fout voor informatie over het gebouw, zie hieronder). V: Welke elementen in dit gebouw doen ons denken aan de islam? A: De minaretten. Extra informatie: * Het museum Hagia Sophia is het symbool van Turkije in het algemeen en van Istanbul in het bijzonder. * In de funderingen hebben archeologen de sporen teruggevonden van een heidense tempel (gewijd aan Apollo). De christelijke basiliek die we kennen, werd gebouwd onder de impuls van keizer Justinianus in de 6de eeuw na Christus. * In 1453, na de val van Constantinopel, werd de basiliek omgevormd tot moskee. De christelijke elementen werden aan het oog onttrokken en vervangen door islamelementen. * In 1934, onder de impuls van Mustafa Kemal Atatürk, werd de cultusplaats een museum. * Het museum Hagia Sophia is dus een perfect beeld om Europalia te introduceren omdat het op zichzelf al een groot deel van de geschiedenis van Turkije bevat.
Geografie en geschiedenis van Turkije DIAS nr. 4 en nr. 5: kaart van Europa en Turkije + leerlingenfiche > Doel: Turkije lokaliseren en situeren tegenover België. Mogelijke vragen: V: Kunnen jullie Turkije en België op de kaart situeren? A: Ja (laten tonen op de kaart om het antwoord te controleren). > De twee landen op de kaart van de leerlingenfiche laten arceren. V: Wat valt jullie het meeste op als jullie de twee landen op de kaart bekijken? A: Het verschil in oppervlakte. Extra informatie: Turkije (ongeveer 75 miljoen inwoners) is 25 keer groter dan België (ongeveer 11 miljoen inwoners). De bevolkingsdichtheid is evenwel ongeveer 4 keer hoger in België dan in Turkije. 5
EUROPALIA TURKEY
DIA nr. 6: kaart van Europa en Azië > Doel: Turkije voorstellen als koppelteken tussen Europa en Azië. Mogelijke vragen: V: Bekijk de ligging van Afrika, Azië en Europa. Wat merken jullie op over de ligging van Turkije? A: Het heeft een centrale ligging tussen Azië en Europa. V: Wat is het gevolg van deze ligging? A: Het heeft zowel invloeden van Azië als van Europa ondergaan. Extra informatie : Het is interessant om de leerlingen te vragen om de kaart te bekijken en Europa en Azië te situeren. Nadat ze de twee continenten gelokaliseerd hebben, kunnen de leerlingen de centrale ligging van Turkije zien en eruit afleiden dat het invloed ondergaan heeft van de twee ‘culturen’. Sinds de prehistorie is Anatolië een gebied waar veel vermengingen en invloeden aanwezig zijn. DIA nr. 7: Foto van Istanbul + leerlingenfiche > Doel: Praten over de drie namen van Istanbul: Byzantium, Constantinopel, Istanbul. Mogelijke vragen (> De leerlingen het kader Wist je dit? laten lezen): V: Weten jullie welke andere steden ook zo een lange geschiedenis hebben en nog altijd bestaan? A: Parijs, Rome, Athene. V: Welke andere stad, die gesticht is door Griekse kolonisten in ongeveer dezelfde periode als Istanbul, bestaat nu nog altijd? A: Marseille. Extra informatie: De stad Byzantium werd gesticht door Griekse kolonisten in de 6de eeuw voor Christus. In 330 na Christus kreeg de stad de naam van de Romeinse keizer Constantijn en werd ze Constantinopel. Er zijn bewijzen van de naam Istanbul sinds de 10de eeuw. We vinden hem terug op muntstukken uit de 18de eeuw en hij werd uiteindelijk officieel bekrachtigd in het begin van de 20ste eeuw, bij de oprichting van de republiek Turkije. DIA nr. 8: de 12 periodes van de geschiedenis van Turkije + leerlingenfiche > Doel: Praten over de geschiedenis van Turkije. De leerlingen moet de periodes op een tijdlijn plaatsen, van de oudste tot de meest recente. Voor de correctie: de PowerPoint heeft dezelfde tijdlijn waar per dia telkens een periode bijkomt. 6
EUROPALIA TURKEY
Op de leerlingenfiche zijn sommige periodes al ingevuld om de oefening te vergemakkelijken. De oefening met de leerlingen doen, hen al dan niet helpen. Extra informatie : In de PowerPoint is er een kleurcode om de periodes gemakkelijker te ‘klasseren’. Rood heeft betrekking op de prehistorie, blauw op de historische tijd, geel verwijst naar de hedendaagse tijd. Als de leerlingen vastlopen met het rangschikken van de tijdperken kunt u hen zeggen dat sommige periodes prehistorisch zijn, andere historisch (door hen te wijzen op het verschil in schrijfwijze) en dat er één hedendaags is. DIAS nr. 9 tot nr. 21: de tijdlijn > Doel: Praten over de verschillende periodes van de Turkse geschiedenis. Hier is het niet zozeer belangrijk om de data te kennen maar vooral om de volgorde van de periodes te situeren. De leerlingen ook laten zien dat Turkije talrijke invloeden heeft ondergaan, niet enkel door zijn geografische ligging maar ook door zijn geschiedenis. Extra informatie: U kunt dit gedeelte meer synthetisch opvatten, om de aandacht te vestigen op de lange Turkse geschiedenis en de smeltkroes van talrijke invloeden en diverse beschavingen. 400 000 - 8000 v.C. > Paleolithicum (Oude steentijd) De oude steentijd is de periode van de gehouwen steen. De jagers-plukkers produceerden hun voedsel niet. Ze leefden in kleine nomadengroepen die er door het klimaat en de omgeving toe werden aangezet om nieuwe voedselbronnen te zoeken of de kuddes te volgen. De mensen woonden in gebouwde of natuurlijke schuilplaatsen. De oude steentijd is onderverdeeld in drie periodes: vroeg, midden en laat. De enige grot waarin we al deze periodes terugvinden in Anatolië bevindt zich in Karain (30 km van Antalya). 8000 - 5500 v.C. > Neolithicum (Jongere steentijd) De jongere steentijd is de periode van de gepolijste steen. De mens vestigde zich permanent op een plek en verbeterde zijn werktuigen. Hij slaagde erin de natuur te temmen en werd veehouder - landbouwer. De bekendste site in Anatolië bevindt zich in Catal Höyük. Op artistiek niveau is de jongere steentijd de periode van de beeldjes van moedergodinnen en van de eerste kommen van terracotta. 5500 - 3000 v.C.. > Kopertijd De kopertijd is de periode waar de mens naast steen ook koper begon te gebruiken. 7
EUROPALIA TURKEY
Op artistiek niveau wordt de kopertijd ook gekenmerkt door beeldjes van moedergodinnen en polychrome keramiek (met verschillende kleuren). 3000 - 2000 v.C. > Oude bronstijd De bronstijd begon toen de mens tin en koper combineerde om brons te verkrijgen. Die legering werd gebruikt voor wapens, kommen, juwelen of decoratievoorwerpen. In die tijd was Anatolië geen gecentraliseerde staat maar veeleer een geheel van steden die de gronden in de omgeving beheerden. 2000 - 700 v.C. > Hettitisch rijk Tussen de oude bronstijd en de Hettitische periode onderging Anatolië de invloed van Assyrische kooplieden. Zij brachten nieuwe koopwaren en fabricatietechnieken mee. Maar hun grootste bijdrage was het schrift. Dankzij hen drong Anatolië door in de historische tijd. Het Hettitische rijk was de eerste staat van Anatolië met een centraal bestuur. Het strekte zich uit tot in Syrië, waardoor het de rivaal werd van andere machtige koninkrijken van het MiddenOosten: Egypte, Mitanni en Assyrië. Het rijk ging achteruit en verzwakte stilaan. Verschillende externe bedreigingen versnelden zijn val. 1050 - 300 v.C. > Verschillende beschavingen: Phrygische, Lydische, Urartische, Carische/ Lycische, Ionische, Perzische Naar het einde toe viel het Hettitische rijk geleidelijk aan uiteen. Er doken verschillende kleine beschavingen op. Sommige hiervan ondergingen de invloed van de naburige streken en machten (bijvoorbeeld: de Ionische eilanden, het Perzische rijk). 333 - 30 v.C. > Hellenistische periode Als gevolg van de veroveringen van Alexander de Grote kwam Anatolië onder invloed van de Griekse cultuur. Na de dood van de veroveraar werd zijn rijk verdeeld onder zijn veldheren, waardoor verschillende koninkrijken ontstonden. 30 v.C. - 395 na C. > Romeins rijk Het Romeinse rijk begon officieel na de slag bij Actium met Augustus als eerste keizer. Elke provincie van het keizerrijk behield haar cultuur maar stond onder sterke invloed van Rome, wat leidde tot vrede en een belangrijke administratieve structuur. In de 4de eeuw werd het rijk in tweeën gesplitst: het West-Romeinse rijk met Rome als hoofdstad en het Oost-Romeinse rijk met Constantinopel als hoofdstad. 330 - 1453 na C. > Vroegchristelijk en Byzantijns rijk Het Byzantijnse rijk was een christelijk keizerrijk en meer specifiek een orthodox vanaf het schisma van de Romeinse kerk in 1054. Op zijn hoogtepunt strekte het zich over drie continenten uit. Het werd lang beschouwd als referentie en een bewaker van de cultuur over heel de wereld. Verschillende eeuwen lang behoorde de Byzantijnse economie tot de meest geavanceerde in Europa en het Middellandse Zeegebied. Tot laat in de middelleeuwen lag het westen ver achter op de Byzantijnse bloei. 8
EUROPALIA TURKEY
1071 - 1308 na C. > Seldjoekse periode Het was rond deze periode dat de term ‘Turk’ verscheen. Oorspronkelijk waren de Turken een nomadenvolk uit Azië dat geleidelijk aan naar het westen emigreerde. De Seldjoeken waren Oghuz-Turken die een rijk stichtten dat zich uitstrekte van Anatolië tot aan de vlakten van Centraal-Azië. De Mongoolse invasie van Dzjengis Khan vernietigde dit rijk, dat al kapotgemaakt was door interne gevechten en door de kruistochten. 1299 - 1920 na C. > Ottomaans rijk In 1299 werd de Byzantijnse stad Mocadène veroverd door sultan Osman I. Deze gebeurtenis wordt beschouwd als het begin van het Ottomaanse rijk. Vanaf dat moment bleef het rijk zijn grondgebied uitbreiden en het bereikte zijn hoogtepunt in de 16de eeuw, onder het bewind van Süleyman de Prachtige. Het rijk strekte zich uit over drie continenten (Azië, Afrika en Europa). 1920 - ... na C. > Republiek Turkije Na de nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog was het Ottomaanse rijk verplicht om te splitsen. Het Verdrag van Sèvres verdeelde het Ottomaanse rijk: het legde een onafhankelijk Koerdistan en Armenië vast, wees Oost-Thracië en het gebied van de Egeïsche Zee toe aan Griekenland en bracht de Arabische gebieden onder toezicht van Frankrijk en Groot-Brittannië. Tussen 1920 en 1923 voerde Mustafa Kemal Atatürk de republikeinse oorlog om een groot deel van de gebieden die verloren gegaan waren door het Verdrag van Sèvres te kunnen recupereren. Uiteindelijk verving het Verdrag van Lausanne op 24 juli 1923 het Verdrag van Sèvres en kende het heel Anatolië en Oost-Thracië toe aan Turkije. Mustafa Kemal Atatürk werd de eerste president van de Republiek Turkije. DIA’S nr. 22 tot nr. 24: de relaties tussen België en Turkije > Doel: Praten over de relaties tussen Turkije en België. Een brainstorming organiseren en de beeldvorming van de leerlingen naar voren laten komen: wat weten ze van Turkije? Hen vervolgens andere elementen van de Turkse cultuur laten zien. Mogelijke vragen: V: De leerlingen vragen stellen over de immigratie en hen toelichting geven bij 50 jaar relaties tussen Turkije en België (2014) - Dia 22. En jullie, kennen jullie Turkije? Wat roept dit land bij jullie op? A: Vakantie, eten, koffie… V: Inderdaad, het eerste wat bij ons opkomt zijn de desserts, de dürüms, de mooie hotels, all-invakanties… (dia nr. 23 laten zien). Maar de Turkse cultuur is veel rijker dan dat: kennen jullie deze dingen (dia nr. 24 laten zien)? Wat (her)kennen jullie op deze foto’s? 9
EUROPALIA TURKEY
A: Koffie (ook thee kan aan bod komen), dansers (de draaiende derwisjen ter sprake brengen), muziekinstrumenten (iets zeggen over de traditionele Turkse muziek en verwijzen naar de concerten die plaatshebben tijdens Europalia), marionetten (praten over Karagöz, het schaduwtheater), harembroeken… Extra informatie : In 2014 hebben we 50 jaar Turkse migratie in België gevierd. In 1961 telde de bevolkingsgroep van Turkse nationaliteit in België amper 320 personen. Sinds halfweg de jaren 2000 verblijven er in België meer dan 200.000 personen van Turkse nationaliteit of die geboren zijn met de Turkse nationaliteit. Na de Tweede Wereldoorlog moest België zijn industrie en economie weer op gang brengen. De Belgische staat organiseerde toen de rekrutering van buitenlandse arbeiders door het ondertekenen van overeenkomsten met andere landen. Er werd eerst een bilaterale conventie ondertekend met Italië, maar tijdens de jaren 1960 werd de geografische herkomst van de gerekruteerde buitenlanders diverser en kwamen de Turken in België aan. In de jaren 1970 steeg de immigratie van de Turkse bevolkingsgroep door een gezinsherenigingsbeleid.
Van goden en mensen DIA nr. 26: Inleiding - Het paard van Troje (fragment uit de film ‘Troj’, 2004) DIA nr.27: kaart met de locatie van de stad Troje (Turkije) > Doel: De relaties tussen mensen en goden introduceren. Mogelijke vragen: V: Hebben jullie een idee van de plaats waar dit tafereel zich afspeelt? A: In Troje (Troje op de kaart aanduiden). V: Wat heeft er in die stad plaatsgevonden? A: Een oorlog. V: In welke periode bevinden we ons ongeveer, als je kijkt naar de personages en de gebouwen op dit beeld? A: Rond de Griekse of Hettitische periode. (Men gaat ervan uit dat de legende van de Trojaanse oorlog is gebaseerd op een conflict uit de 12de eeuw v.C., tijdens de Hettitische periode). V: Wat vieren de mensen op dit beeld? A: Het einde van de oorlog en het paard. Extra informatie: De site van Troje bevindt zich in Turkije (dia nr. 27) en kan nog altijd worden bezocht. Tijdens de Trojaanse oorlog interfereerden de goden vaak het leven van de mensen in, via verschillende elementen (Ilias van Homerus): 10
EUROPALIA TURKEY
* de aanwezigheid van halfgoden geboren uit een sterveling(e) en een god of een godin; * de aanwezigheid van goden op het slagveld, die strijden voor het ene of het andere leger; * de eigenlijke oorsprong van de oorlog met de keuze van Paris. Activiteit : een tekst combineren met een illustratie. DIA nr. 28 tot nr. 37 + leerlingenfiches > Doel: De relaties tussen mensen en goden ontdekken in de verschillende periodes. Alvorens dieper in te gaan op de relaties tussen goden en mensen, moeten de leerlingen de oefening maken en de afbeelding combineren met de juiste tekst. Antwoorden van de activiteit:
A=4 Tijdens de ceremonies draagt onze koning vaak het gewaad van de zonnegod. Onze koning wordt in onze teksten bovendien dikwijls aangeduid door het epitheton ‘Zon’. Hij wordt vaak afgebeeld met een gevleugelde zon. De gevleugelde zon staat ook in het midden van zijn zegel.
B=1 Ik, Alexander, heb vóór mijn dertigste het grootste rijk ter wereld veroverd. Niemand had dat ooit eerder gedaan. Mijn moeder heeft me altijd verteld, en nu geloof ik het, dat ik de zoon ben van ZeusAmmon. Mijn leeuwenkophelm wordt trouwens afgebeeld met zijn hoorns erop. Vereer mij!
11
EUROPALIA TURKEY
C=2 Ik dien Rome en haar rijk maar in de eerste plaats beheer ik de keizercultus.
D=3 We worden afgebeeld als heiligen bij Maria, de beschermster van Constantinopel. We zijn allebei keizers. Ik, Constantijn, hou een maquette van mijn stad vast. En ik, Justinianus, een maquette van de kerk die ik liet bouwen: Hagia Sophia.
De Hettitische periode DIA nr. 28: De brief van de Hettitische koning aan de koning van Ugarit – Detail van het koninklijke zegel: de gevleugelde zon DIA nr. 29: Bas-reliëf van de kamer A van Yazılıkaya > Doel: de relaties tussen mensen en goden in het Hettitische rijk begrijpen. Getoonde werken: * Brief van de Hettitische koning aan de koning van Ugarit, tablet van terracotta, circa 1250-1220 v.C. , Ras-Shamra, Syrië, 10,10 x 7,8 x 4,50 cm, Louvremuseum, Parijs. * Bas-reliëf van de kamer A van Yazılıkaya dat Tudhaliya IV afbeeldt die het gewaad van de zonnegod draagt evenals de kromstaf van de Hettitische koningen, naast de gevleugelde zonneschijf boven zijn naam en titel in hiërogliefen. Mogelijke vragen: V: Bij welke tekst hoort deze illustratie? A: Bij de vierde. 12
EUROPALIA TURKEY
V: Door welke elementen weten jullie dat? A: We zien de gevleugelde zon in het midden van een cirkel die op een zegel lijkt. V: Bekijk deze illustratie (dia nr. 29), welk element zien jullie hier, vergeleken met het zegel? A: De gevleugelde zon (inderdaad, het reliëf toont de Hettitische koning in het gezelschap van de god; de zonneschijf staat boven de naam van de koning). Extra informatie: De Hettitische koning is het menselijke wezen dat het dichtste bij de goden staat. Bij zijn dood wordt hij vergoddelijkt. Hij zorgt voor de link tussen hen en de rest van de mensen. De goden gaven hem deze functie en hij moet tonen dat hij deze functie waard is, anders loopt hij het risico dat de goden hem vervangen door een mens die ze geschikter vinden om te regeren. Het volk noemt de koning ‘Zon’, een teken van het heilige karakter van zijn functie. Aan zijn zijde speelt ook de koningin een belangrijke rol in de Hettitische godsdienst. De twee vorsten zitten vaak religieuze ceremonies voor. De Hellenistische periode DIA nr. 30: Tetradrachme van Alexander de Grote met de hoorns van de god Ammon en op de achterzijde de afbeelding van Zeus. DIA nr. 31: Tetradrachme van Ptolemaeus I Soter dat Alexander de Grote afbeeldt met een helm in de vorm van een olifantenkop en op de achterzijde de afbeelding van Athena en de adelaar van Zeus. DIA nr.32: De twee tetradrachmen met het gezicht van Alexander en een muntstuk van 2 € met het hoofd van koning Filip van België. DIA nr. 33: De twee achterzijden van de tetradrachmen met de Griekse inscriptie «ΑΛΕΞΑΝΔΡΟΥ» (Alexandrou) en een stuk van 2 € met Willem-Alexander van Nederland. > Doel: De relaties tussen mensen en goden begrijpen tijdens de veroveringen van Alexander de Grote en in de Hellenistische koninkrijken. Getoonde werken: * Tetradrachme van Alexander de Grote, zilver, 4de eeuw voor Christus, Museum van de Nationale Bank, Brussel. (Tetradrachme: zilveren munt uit de oude Griekse en Hellenistische wereld, die vier drachmen waard was en gebruikt werd voor het meeste internationale handelsverkeer). * Tetradrachme van Ptolemaeus I Soter met de afbeelding van Alexander de Grote, gevonden in Egypte. 310 – 305 v. C., privécollectie. * Belgisch muntstuk van 2 €, 2014. * Nederlands muntstuk van 2 €, 2014.
13
EUROPALIA TURKEY
Mogelijke vragen: V: Bij welke tekst hoort deze illustratie? A: Bij de eerste. V: Door welke elementen weten jullie dat? A: We zien de hoorns op de helm met leeuwenkop. V: Bekijk de achterzijde van dit muntstuk, wat stelt dit voor? A: Een zittende man die een adelaar vasthoudt. V: Herkennen jullie die man? (vermeld in de tekst) A: Het is Zeus. V: Waarom staat hij op het muntstuk? A: Om te laten zien dat Alexander zijn zoon is. V: Bekijk dit tweede muntstuk met Alexander, wie staat er op de achterkant? A: Een gewapende vrouw, Athena. V: Wat doet jullie aan Zeus denken op dit muntstuk? A: De adelaar. V: Waarom plaatst men volgens jullie het gezicht van de koning op een muntstuk? A: Om hem bekend te maken (inderdaad, vóór de moderne tijd had het volk niet veel middelen om het gezicht van hun vorst te kennen. Omdat de muntstukken in het hele rijk en daarbuiten werden verspreid, waren ze een uitstekend verspreidingsmiddel van de afbeeldingen). Extra informatie: Alexander de Grote werd in zijn kindertijd door zijn moeder als een god beschouwd. Ze zei dat hij de zoon van Zeus was. Na de verovering van Egypte wezen de priesters van het heiligdom Siwa hem aan als zoon van Zeus-Ammon (Grieks-Egyptische godheid). Sommigen zagen hem toen als een god. Hij werd afgebeeld met goddelijke attributen op of dicht bij hem. Op de eerste tetradrachme wordt Alexander afgebeeld met de hoorns van de god Ammon. Op de keerzijde zien we Zeus op een troon met een adelaar. De veroveraar wordt vaak voorgesteld met een helm met leeuwenkop, een verwijzing naar zijn mythische voorouder, Herakles. De andere tetradrachme toont Alexander met een helm in de vorm van een olifantenkop, een verwijzing naar zijn veroveringen in India. De keerzijde laat Athena zien, de godin van de oorlog en de wijsheid en, opnieuw, de adelaar van Zeus. (NB Bij een muntstuk spreek je van ‘beeldzijde’ = voorzijde, en ‘muntzijde’ = achterkant). De Romeinse periode DIA nr. 34: Buste van een hogepriester van de keizercultus en standbeeld van een priester van de keizercultus. DIA nr.35: Offertafereel ter ere van keizer Vespasianus en heropbouw van de tempel van Mars Vultor van Rome. > Doel: De relaties tussen mensen en goden in het Romeinse rijk begrijpen. 14
EUROPALIA TURKEY
Getoonde werken: * Buste van een hogepriester van de keizercultus, marmer, 127 x 152 cm, Pompeiopolis, Adana Museum (Turkije). * Priester van de keizercultus, marmersculptuur, 2de eeuw na Christus, Archeologisch Museum van Izmir. * Offertafereel voor de keizercultus, marmeren bas-reliëf van de tempel van Vespasianus in Pompeï. * Heropbouw van de tempel van Mars Ultor in Rome. Mogelijke vragen: V: Bij welke tekst hoort deze illustratie? A: Bij de tweede. V: Hoe weten jullie dat? A: Afleiden uit de andere teksten. V: Hoe zijn deze priesters gekleed? A: Ze hebben een toga en een hoed. V: Waarom was er volgens jullie een keizercultus? A: Hij was de belangrijkste man van het rijk. Q: Bekijk dit reliëf, welk tafereel speelt zich hier voor ons af? A: Een rund zal geofferd worden (hier kunt u uitleggen dat, net zoals voor de goden van het Romeinse pantheon, er ook offers werden gebracht ter ere van de keizers). V: Wie mocht in de tempels binnengaan? (dia nr. 35 laten zien). A: De priesters en de keizer (inderdaad, enkel de priesters mochten binnen in de tempels). Het volk bleef altijd buiten. De keizer mocht binnen in de tempel omdat hij de titel pontifex maximus had, waardoor hij werd benoemd tot hoofd van de godsdienst. Extra informatie : Vanaf het begin van het Romeinse rijk werd de keizer vergoddelijkt. In elke provincie waren er cultussen voor hem omdat hij instond voor de veiligheid, de vrede en de voorspoed van de provincie. Tijdens deze cultussen werden offers gebracht ter ere van de keizer. Enkel de priesters en de keizer mochten binnen in de tempels. Het volk bleef altijd buiten. De priesters droegen altijd een witte toga. Tijdens de ceremonies was hun hoofd bedekt met een hoed (zoals voor de flamen) of met een kap. De Byzantijnse periode DIA nr. 36: Mozaïek met Maria omringd door Justinianus en Constantijn. DIA nr. 37: Detail: Constantijn. > Doel: De relaties tussen mensen en goden in de Byzantijnse periode begrijpen. * Maria omringd door de keizers Justinianus en Constantijn, mozaïek van het timpaan van de zuidwestelijke ingang van de vroegere basiliek Hagia Sophia, 944, Istanbul.
15
EUROPALIA TURKEY
Mogelijke vragen: V: Bij welke tekst hoort deze illustratie? A: Bij de derde. V: Door welke elementen weten jullie dat? A: We zien de maagd Maria in het midden en twee mannen met maquettes in hun hand. V: Hoe zien jullie dat ze als heiligen zijn afgebeeld? A: Ze hebben een aureool, net zoals Maria. V: Hoe zien jullie dat het keizers zijn? A: Ze dragen allebei een kroon. V: Kijk naar Justinianus, waaraan herkennen jullie de vroegere basiliek Hagia Sophia (vandaag het museum Hagia Sophia)? A: De koepel. V: Hoe wordt de stad Constantinopel afgebeeld? A: Als de maquette van een kasteel. V: Kijk naar de close-up. Herkennen jullie de techniek die werd gebruikt om het tafereel voor te stellen? A: Mozaïek. Extra informatie: De meeste mozaïeken van Hagia Sophia werden gemaakt tussen de 9de en 13de eeuw. Op deze mozaïek zijn de keizers afgebeeld met een aureool, net zoals de heiligen. Een mozaïek bestaat uit het samenvoegen van kleine blokjes marmer of gekleurd glas; de blokjes worden op zo een manier naast elkaar gezet dat ze een tekening vormen en ze worden in een laag cement gedrukt die ze stevig op hun plaats houdt.
De natuur DIA nr. 39: Kaart die Anatolië voorstelt in verhouding tot Turkije. > Doel: Anatolië laten ontdekken. Laat de leerlingen het kader Wist je dit? lezen. DIA nr. 40 en nr. 41: Rotsen bewoond door een godheid, rotsmonument , zogezegd ‘van Midas’, in rots gehouwen, 8ste - 7de eeuw v.C. (Phrygische periode), 16 m hoog, Yazilikaya, Anatolië. > Doel: De vergoddelijkte natuurelementen laten ontdekken. Informatie voor de leerlingen: Dit rotsmonument is rechtstreeks in de rots gehouwen, het had een cultusfunctie: de nis moest plaats bieden aan een standbeeld, misschien van Cybele. Bij de Hettieten was Cybele de verpersoonlijking van de vruchtbare natuur, ze woonde in de bergen, haar heiligdommen 16
EUROPALIA TURKEY
zijn dus rotsachtig. Dit monument is niet van Midas zoals lang werd geloofd door een slechte vertaling van de inscriptie op het monument; ‘Mata’ is een andere naam voor Cybele. De relatie tussen bergen en bepaalde grote godheden is bewezen: voor de Hettieten was de berg gekoppeld aan de god van het onweer omdat hij hem als woning gebruikte. DIA nr. 42: Meander van Efeze (fonteinelement), Turkije, 2de eeuw na Christus, wit marmer. + leerlingenfiche De vraag stellen en de antwoorden op de fiche laten schrijven. V : : Waterlopen waren ook vergoddelijkt bij de Hettieten. Welk belang hadden de stromen voor de volkeren van Anatolië? A: 1. Economie: landbouw en transport 2. Communicatie: scheepvaart 3. Dagelijks leven: drinkwater, zich wassen, religie (heilige bron, levensbron). Extra informatie: Samen met de leerlingen het kader ‘Wist je dit?’ over de term ‘meander’ lezen. DIA nr. 43 tot nr. 46 + leerlingenfiche * Meander van Efeze (fonteinelement), 2de eeuw, wit marmer. * BERNINI, Vierstromenfontein, eind 17de eeuw, steen, Rome, Piazza Navona. * De stromen en waterlopen van Frankrijk (La Loire), eind 17de eeuw, brons, Versailles, waterparterre. Laat de leerlingen de drie verpersoonlijkingen van waterlopen met elkaar vergelijken. Gemeenschappelijke punten : 1. De stromen worden voorgesteld als naakte, gespierde mannen. 2. Ze hebben alle drie een baard en lang haar. 3. Ze hebben dezelfde houding: half liggend en steunend op een elleboog. Verschillen: 1. De lichaamsvormen: Romeinse periode = gespierd, evenwichtig en verhoudingen; de Bernini = krachtiger musculatuur, gedraaide beweging; Versailles = elegante houding, fijner lichaam en minder uitgesproken spieren. 2. Twee beeldhouwwerken hebben een hoorn des overvloeds (niet de Bernini), wat vruchtbaarheid oproept. 3. Het beeldhouwwerk uit de Romeinse periode is het enige met een fonteinfunctie (het water kwam uit de amfoor) en de enige met een gedrapeerde stof die de figuur vanaf het middel 17
EUROPALIA TURKEY
bedekt, de andere twee zijn naakt. DIA nr. 47: Maquette van de fontein van Ahmet III (Istanbul, 1728), hout, parels, ivoor, paarlemoer en andere materialen, Ottomaanse periode. Stel het object aan de leerlingen voor en stel hen vragen over de functie ervan. V: Wat was de functie van deze maquette? A: Wellicht een gift, een geschenk. We hebben geen preciezere informatie hierover. DIA nr. 48 tot nr. 50 + leerlingenfiche Informatie voor de leerlingen: De fontein staat in Istanbul, ze werd gebouwd ter vervanging van een Byzantijnse fontein, onder het bewind van Ahmet III. De stijl is Turkse rococo. Deze fontein staat in het midden van het Hagia Sophia-plein, aan de kant van het Topkapı-paleis. De structuur omvat een groot vierkant blok bekroond met vijf kleine koepels. Elke gevel heeft een nis in de vorm van een mihrab, in het midden bevindt zich een bekken met water. Op elke hoek stond er, achter een hek, een staatsbeambte die zuiver water, suikerwater of fruitsap aan de bevolking uitdeelde. Dit type fontein gecombineerd met een drankenkiosk werd een sebil genoemd. De geschenken werden gezien als een gift van de sultan, een symbool van zijn belangrijkheid. V: Deze fontein werd gebruikt om de inwoners van Istanbul van drinkwater te voorzien. Welke andere functies hadden openbare fonteinen in het Islamitische rijk? A: De gelovigen de kans geven om rituele wassingen te doen: zich te zuiveren voor het gebed. Het kader Wist je dit? laten lezen. Extra informatie over de fonteinen en de rituele wassingen: Voor de islam vormen de rituele wassingen een belangrijk en noodzakelijk moment van het gebedsritueel. Door de rituele wassingen moet de gelovige zich zuiveren voor het bidden. Eerst drukt de gelovige zijn intentie om zich te zuiveren innerlijk uit, om zuiver te zijn voor het bidden. Vervolgens zijn er regels voor de rituele wassingen: de gelovige wast zijn handen drie keer met water tot aan de pols, hij spoelt zijn mond drie keer, wast zijn neusgaten door er drie keer water in te doen. Hij wast zijn gezicht drie keer, van het voorhoofd tot de kin en van het ene oor naar het andere, hij wast zijn handen drie keer tot aan de ellebogen (eerst rechts, dan links), hij strijkt één keer met vochtige handen over zijn gezicht tot aan zijn hals, hij wast de binnenkant en de achterkant van zijn oren, strijkt langs zijn hals met vochtige handen en wast zijn voeten drie keer tot aan de enkels. 18
EUROPALIA TURKEY
In het Ottomaanse rijk kunnen we het onderscheid maken tussen twee grote groepen fonteinen die voorzagen in de waterbehoeften van de bevolking: 1. De fonteinen die werden gevoed door de open bronnen of werden gebouwd door privépersonen (grondwater, water van privé-eigendom); 2. De kwaliteitsfonteinen of Miri-fonteinen, gevoed door netwerken van de staat. Enkele soorten fonteinen: * Fonteinen op pleinen: gebouwd als zelfstandige gebouwen op belangrijke pleinen en op pleinen waar ceremonies werden georganiseerd. * Fonteinen met een sebil: gebouwen die water, gesuikerde dranken en fruitsap verstrekten. * Muurfonteinen: de bekkens van deze fonteinen bevonden zich op de muurgevel. * Hoekfonteinen: deze fonteinen stonden op de hoeken van gebouwen of straten. * Voor het gebed bestemde fonteinen: over het algemeen gebouwd op rustplekken tussen de steden waar de karavanen halthielden, erop voorzien om rituele wassingen te doen, water te drinken of de dieren te drinken te geven. * Binnenfonteinen: de binnenfonteinen, gevoed door water van de staat. DIA nr. 51 tot nr. 53 + leerlingenfiche Informatie voor de leerlingen: Elke gevel van de fontein heeft een nis die aan een mihrab doet denken, in het midden bevindt zich een bekken. Mihrab: nis die de qibla aangeeft, dat is de richting van de Ka’ba naar Mekka, waar alle moslims zich naar richten tijdens het gebed. Vergelijk de nis van de fontein en de mihrab (dia 52) om de gemeenschappelijke kenmerken te vinden: 1. Kostbare (marmer, mozaïek) en kleurrijke materialen. 2. Boog omlijst door twee zuilen (of pilasters) en in een rechthoekige lijst gevat. 3. Boog versierd door stroken in afwisselende kleuren. DIA nr. 54: Levensboom, Phrygische bekledingsplaquette, ivoor + leerlingenfiche Vóór de leerlingen de bladzijde van de leerlingenfiche omslaan, stelt u hen de vraag waardoor ze de titel van het volgende gedeelte kunnen vinden. De vraag lezen: “De oude volkeren van Anatolië hechtten veel belang aan de natuurcyclus. Als symbool voor de natuurcyclus kozen ze een element dat zichzelf in de loop van de seizoenen 19
EUROPALIA TURKEY
kan vernieuwen of het hele jaar groen kan blijven. Over welk element gaat het hier?” A. De boom. Informatie die u de leerlingen geeft: De levensboom is een motief dat we terugvinden in talrijke beschavingen. Hij symboliseert de levenskracht en haar oorsprong, het belang van wortels en de ontwikkeling van het leven. De levensboom wordt vaak geassocieerd met personages of dieren, zoals in het werk dat dia 54 laat zien. Hier is de levensboom symmetrisch omringd door twee dieren, het zijn steenbokken (berggeiten). DIA nr. 55: Keramiek, Seldjoekische periode, 13de eeuw na Christus, aardewerktegel afkomstig van het zomerpaleis van de sultan van Konya. DIA nr. 56 laat ons zien dat de keramiek van dia nr. 55 deel uitmaakt van een grotere compositie (in elkaar grijpen van ‘sterren’ en ‘kruisen’). DIA nr. 57: Levensboom, muurdecoratie, keramiek, eind 16de - 17de eeuw, Iznik (Turkije) DIA nr.58: Vergelijking van de twee keramieken (dia nr. 55 en nr. 57) + leerlingenfiche. > Doel: Laat de leerlingen de twee decoraties bekijken en vraag hen, mondeling, naar de gemeenschappelijke punten (thema, keramiektechniek, symmetrie). De twee keramiekdecoraties vergelijken om er de verschillen in op te sporen. Noteer de antwoorden: 1. Decoratie: links bestaat elk vierkant uit een autonome tekening die symmetrisch is opgebouwd ; rechts is het paneel gecreëerd door het samenvoegen van zes verschillende vierkanten, met een symmetrisch eindresultaat. 2. Kleuren: zwart en turkoois blauw, rood, groen (drie zones: witte achtergrond, blauwe achtergrond, rode achtergrond). 3. Afgebeelde elementen: links met vogels, boom zonder bloemen, schematische vormen zonder dieren, boom met bloemen, veel gevarieerde bloemmotieven. Extra informatie: Het materiaal is aardewerk = keramiek (terracotta) bedekt met een waterdichte en ondoorzichtige laag (email). De leerlingen het kader Wist je dit? over Iznik en haar keramiek laten lezen. DIA nr. 59: Levensboom, muurdecoratie van keramiek uit Iznik, 16de eeuw, Topkapı-paleis, Istanbul. DIA nr. 60: Levensboom, 16de eeuw, Topkapı-paleis, glas-in-loodramen van het dubbele paviljoen, Istanbul. DIA nr. 61: Muurdecoratie, keramiek, 17de eeuw, Topkapı-paleis, Istanbul. 20
EUROPALIA TURKEY
> Doel: de decoraties van het Topkapı-paleis voorstellen, met daarin de levensboom (muren en glas-in-loodramen). De schoonheid van deze bloemdecoraties, de rijke en gevarieerde kleuren en de gebruikte motieven laten bekijken en waarderen. DIA nr. 62: Muurdecoratie, keramiek, 17de eeuw, Topkapı-paleis. Liberty-stof, Londen, 20ste eeuw + leerlingenfiche. > Doel: verbanden leggen tussen de Turkse kunst en de westerse wereld, met inbegrip van het dagelijkse leven van de leerlingen: vergelijking van motieven. V: Links zie je een Turkse keramiekversiering. Rechts zie je een gelijkaardig motief… dat niet Turks is en ook niet van keramiek. Waar vind je deze soort motieven, vandaag, in je dagelijkse leven? Het antwoord laten opschrijven. A: Op kleding, tassen, armbanden, schriften… (voorbeeld dia nr. 63). V: Wat zijn de gemeenschappelijke punten tussen de twee motieven? A: 1. Hetzelfde type bloemen (rozen). 2. Dezelfde compositie voor de verspreide en ongelijkmatige schikking van de bloemen. 3. Hetzelfde kleurevenwicht: achtergrond van verschillende blauwtinten, witte bloemblaadjes en rode hartjes. DIA nr. 64: Keramiek uit Iznik, eind 16de eeuw, Turkije. Ceremoniële kaftan, Turkije. + leerlingenfiche. Doel: een alomtegenwoordig basismotief uit de Turkse kunst laten ontdekken: de tulp. V: Dit is een ceremoniële kaftan (lange tuniek) en een keramiektegel, allebei afkomstig uit Turkije: wat hebben ze gemeenschappelijk? A: Afbeelding van een gestileerde (gecombineerd en herhaald met decoratieve bedoeling), rode bloem (tulp). Extra informatie (de leerlingen Wist je dit? laten lezen). De oorsprong van het woord tulp ligt in het Perzische woord ‘dulband’ of het Turkse woord ‘tülbend’ = tulband. Dat komt doordat de bloem op een tulband lijkt. De Ottomaanse mannen hadden trouwens de gewoonte om een tulp in de plooien van hun tulband te stoppen. De tulp is afkomstig uit Centraal-Azië en Perzië, een gebied dat onder de heerschappij van het Ottomaanse rijk stond in de 15de eeuw. De tulp werd gebruikt voor de versiering van de paleistuinen (voorbeeld: decoratiemotief op de muren van het Topkapı-paleis). Soliman de Prachtige (16de eeuw) specialiseerde zich in de tulpenteelt en creëerde zelfs nieuwe soorten. Sommige zeer zeldzame soorten dreven de veilingprijs op en verplichtten de sultan ertoe 21
EUROPALIA TURKEY
om wetten op te stellen om een controle op speculatie in te voeren. Nederlandse kooplieden stortten zich in de tulpenbollenhandel vanaf de 16de eeuw en verhandelden deze oosterse schoonheden geleidelijk aan peperduur. In de loop van de 17de eeuw ontstond er in Nederland een heuse ‘tulpomanie’ (= groot enthousiasme voor de tulp), wat leidde tot ware speculaties in tulpenbollen. De tulp werd het symbool van de stad Constantinopel en vandaag is ze het symbool van Istanbul. DIA nr. 67: Voorbeelden van het gebruik van de tulp in verschillende logo’s van de stad Istanbul.
Als schrijven kunst wordt DIA nr. 68 tot 73: Voorbeelden van kalligrafie + leerlingenfiches. > Doel: Het is de bedoeling de leerlingen een kort overzicht te geven van de kalligrafie. Denk erom de term kalligrafie (dia nr. 69) goed te definiëren en aan te tonen dat het gaat om een techniek die zich ontwikkelt in verschillende beschavingen in de wereld (oefening). De aangeboden oefening is een observatieoefening. Eerst moet de kalligrafie worden gekoppeld aan een beschaving of een cultuur. Dia nr. 70 = antwoorden. Vervolgens de verschillende soorten kalligrafie combineren met de verschillende schrijfinstrumenten (dia nr. 71 tot nr. 73). Opmerking: het lavis-penseel is typisch voor de Chinese kalligrafie, maar ook de Arabieren gebruikten het. En zo werd ook schrijfriet niet enkel gebruikt in de Arabische kalligrafie maar ook in de Chinese kalligrafie. Mogelijke vragen (leerlingenfiche): V: Kunnen jullie het vormelijke aspect van deze verschillende schrijfwijzen omschrijven? Aan de hand van welke elementen kunnen jullie de geografische oorsprong van deze documenten herkennen? A: 1. Lineaire schikking waar verticale lijnen en gescheiden blokken overheersen en waar dezelfde letters vaak terugkeren. We herkennen enkele letters, misschien Latijn…, we lezen van links naar rechts. 2. Complexe schrijfwijze waar elementen zich aaneenrijgen, gebogen vormen overheersen, kleine aanwijzingen toegevoegd zijn. We vermoeden Arabisch, dat van rechts naar links wordt gelezen. 22
EUROPALIA TURKEY
3. Autonome blokken in zeer gevarieerde vormen, die horizontaal en verticaal duidelijk met een gelijke afstand van elkaar gescheiden zijn. Dat doet denken aan het Chinese schrift, dat gebruik maakt van sinogrammen. V: Hebben jullie deze verschillende schrijfstijlen al opgemerkt in jullie dagelijkse leven? Indien ja, waar en in welke context? Heeft het schrijfinstrument invloed op de vormelijke weergave van het schrift? Beschrijf de kenmerken ervan. DIA nr. 74 tot nr. 90: Kalligrafie in de islamwereld > Doel: De oefening is ontworpen om verschillende essentiële aspecten van de Arabische kalligrafie te kunnen bespreken. Laat de leerlingen het kader ‘Wist je dit?’ lezen als hulp bij het beantwoorden van de vragen van deze ‘juist of fout’. De antwoorden staan op de dia’s. Er wordt een reeks vragen gesteld. De leerling omcirkelt ‘juist’ of ‘fout’. Deze twee afbeeldingen zijn portretten: Juist (dia nr. 74 en 75) Mogelijke extra vragen: V: Staan de katholieke godsdienst en de islam op dezelfde manier tegenover afbeeldingen? V: Waarom hebben de gelovigen er behoefte aan afbeeldingen van de Profeet of Christus te maken? Extra informatie: Het portret in de katholieke godsdienst is iets totaal anders dan in de islam. De katholieke godsdienst maakte al snel afbeeldingen van Christus. Sommige relikwieën, zoals de ‘lijkwade van Turijn’ of de episode van de sluier van Veronica in het Nieuwe Testament droegen bij tot deze traditie die erin bestaat het gezicht van Christus voor te stellen. Deze voorliefde getuigt van de behoefte van de gelovigen aan een visuele ondersteuning om in contact te komen met hun God en om gemakkelijker een gebedsattitude aan te nemen. In de islamgodsdienst wordt het gezicht van de Profeet zelden afgebeeld. Dat komt omdat de islam vanaf het begin geen aandacht schonk aan figuratieve beelden in de religie. De Profeet gesymboliseerd door zijn sandaal (cf. dia nr. 76) is een andere illustratie die deze stelling ondersteunt en is een voorbeeld van alternatieven die de moslims vonden om ook afbeeldingen te kunnen vereren.
23
EUROPALIA TURKEY
Letters zijn het belangrijkste materiaal van de Arabische kunstenaar: Juist (cf. dia nr. 77 en nr. 78) Mogelijke extra vragen: V: Waarom heeft het Arabische schrift een heilig karakter? V: Weten jullie hoe de profeet Mohammed het goddelijke woord ontvangen heeft en in welke taal? Extra informatie: Benadruk het belang van het schrift voor de moslims. Het schrift wordt als heilig gezien omdat volgens de islamleer, de profeet Mohammed de Koran in het Arabisch ontvangen heeft van aartsengel Gabriël, vandaar de status van goddelijke taal. Dat verklaart waarom het Arabische schrift altijd een belangrijke plaats behouden heeft in de moslimcultuur. Ter vergelijking: bij de christenen is het Woord mens geworden (Christus) en bij de moslims is het Woord schrift geworden (de Koran), vandaar het grote belang ervan in de islamgodsdienst. Kalligrafie is in de islamtraditie een kunst die enkel wordt gebruikt voor religieuze teksten: Fout (cf. dia 79 tot 80) Mogelijke extra vraag: V: In welke soort manuscripten trof je ook Arabische kalligrafie aan? Extra informatie: De Arabieren hebben een ongelofelijke wetenschappelijke cultuur ontwikkeld. We vinden de Arabische kalligrafie meer specifiek terug in botanische manuscripten uit de 12de eeuw (cf. dia nr. 81), medische manuscripten of verhandelingen over uurwerken uit de 16de eeuw (cf. dia nr. 82). Afbeeldingen zijn verboden in alle Arabische manuscripten: Fout (cf. dia nr. 83 tot nr. 84). Mogelijke extra vraag: V: Hebben jullie vandaag al afbeeldingen van de Profeet kunnen zien? Indien ja, in welke context? Extra informatie: Afbeeldingen zijn niet in alle Arabische manuscripten afwezig. We vinden verschillende illustraties in niet-religieuze manuscripten (cf. dia nr. 85 en nr. 86). De afbeelding van de Profeet 24
EUROPALIA TURKEY
wordt trouwens vaak in verband gebracht met een verbod, ook al staat dat niet expliciet in de Koran. In sommige geografische zones vinden we afbeeldingen van de Profeet terug doorheen de hele islamitische kunstgeschiedenis. Het gezicht van de Profeet werd afgebeeld, meer specifiek in handschriften uit de 15de en 16de eeuw (cf. dia nr. 87 en nr. 88). Geleidelijk aan werden de afbeeldingen van Mohammed zeldzamer. Er werd een sluier voor zijn gezicht aangebracht om het te verbergen. In onze huidige samenleving raakten afbeeldingen van de Profeet verboden en werden ze een nog delicater en pijnlijker onderwerp sinds de aanslagen tegen Charlie Hebdo in Parijs (januari 2015). Als er zoveel vijandigheid bestaat rond deze kwestie, dan is dat ongetwijfeld te wijten aan het feit dat de gepubliceerde afbeeldingen vaak karikaturen zijn die de spot drijven met een lange en stevig gevestigde traditie. DIA nr. 89 en nr. 90 + leerlingenfiche: Een van de meesters van het naskhî-schrift. Parijs, BnF. * Blad uit een Koran. Soera II, 168-170, 10de eeuw. * Perkament, 24,5 x 17,7 cm. Parijs, BnF. * Verschillende cursieve schrijfstijlen. Doel: Deze oefening wil de observatievaardigheid van de leerlingen ontwikkelen. Leg uit dat er zich vanaf het begin van de islam verschillende kalligrafische stijlen ontwikkelden. Laat de leerlingen de kaders over de soorten kalligrafie lezen. Combineren met de juiste afbeeldingen. Mogelijke extra vragen: V: Wat zijn de stijlkenmerken van het Koefische schrift? V: Wat zijn de stijlkenmerken van het cursieve schrift? V: Wat zijn de verschillen met ons Latijnse schrift? Het schrift in de Belgische moderne kunst DIA nr. 91 tot nr. 94: Christian DOTREMONT, Logogram ‘Dans ma chambre…’, 1977, fotogravure, 40 cm x 40 cm, Centre de la Gravure, La Louvière. Informatie voor de leerlingen: Christian Dotremont is een Belgische kunstenaar die bekend is voor zijn werken waarin hij het schrift verkent in een originele vorm, die hij ‘logogrammen’ noemt. 25
EUROPALIA TURKEY
Vragen: V: Dia 91 : Op wat lijkt dit kunstwerk het meest, op Arabische kalligrafie of op Latijns schrift (het onze)? A: Doet meer aan Arabische kalligrafie denken. Dia nr. 92: Inderdaad, dat zou je denken, maar in feite is het Latijnse kalligrafie. Christian Dotremont schildert gedichten waarvoor hij het Latijnse alfabet gebruikt. De tekst is geschilderd in ‘logogrammen’ en vervolgens wordt hij herschreven in normaal schrift (kleine tekst onderaan). V: Voor welk deel van het werk wil de kunstenaar dat de toeschouwer vooral gevoelig is volgens jullie? Waaraan zien jullie dat? Extra informatie voor de leerlingen: Christian Dotremont is een Belgische kunstenaar die bekend is voor het creëren van een schrift dat gezien wordt als een volwaardig kunstwerk. Deze kunstschilder werd geboren in Tervuren in 1922 en was medeoprichter van de CoBrA-beweging (1948-1951), die ontstond als reactie op het geschil tussen de abstracte kunst en de figuratieve kunst. In deze optiek ontwikkelde Dotremont zijn bekende logogrammen, ‘schriftbeelden’ die met Oost-Indische inkt op een wit blad zijn geschreven. Het is een zeer inventief, origineel en absoluut persoonlijk schrift dat vorm geeft aan kleine poëtische teksten op een manier die schrift en schilderkunst nauw met elkaar verbindt. Deze schriftbeelden zijn bijna onmogelijk te ontcijferen en de kunstenaar herschrijft ook altijd de tekst van het gedicht, onderaan op het werk, in een vlot ‘leesbaar’ schrift. Door het ‘logogram’-gedeelte (heel opvallend) en de leesbaar geschreven tekst (heel discreet) met elkaar te vergelijken kunnen we de tekst aan het logogram koppelen. Niettemin wil C. Dotremont graag dat de toeschouwer vooral gevoelig is voor de esthetiek van het logogram, voor de ongewone arabesken in het Latijnse schrift. Zo wordt de toeschouwer uitgenodigd om het logogram te bekijken en daarna de tekst te lezen: het schrift wordt eerst gezien en bekeken als ‘abstracte’ vormen, voor het gelezen wordt, wat in tegenstelling staat tot onze leesgewoonte. Het vormelijke aspect van de logogrammen werd vaak in verband gebracht met de Chinese kalligrafie, ongetwijfeld omdat hij een kalligrafiepenseel gebruikte, maar we kunnen in dit inventieve schrift ook een link zien met de Arabische kalligrafie. Voor iemand die de logogrammen niet kent, zien veel werken van Dotremont er immers uit als Arabische kalligrafie. Interesse voor de islamkunst? DIA nr. 95 en nr. 96: Screenshots van de website van de Jameel Prize en A. Amighi (laureaat 2009). De bedoeling van dit kader, dat kan worden gelezen na de voorstelling van Christian Dotremont, is de leerlingen informeren over een actueel event. De Jameel Prize is een wedstrijd die in 26
EUROPALIA TURKEY
Londen wordt georganiseerd door het Victoria and Albert Museum. Hij beloont hedendaagse kunstenaars die zich inspireren op de islamcultuur. Dat initiatief ontstond in juli 2006 en getuigt van de belangstelling van het Victoria and Albert Museum voor de islamkunst. Dit Londense museum voor sierkunst heeft een grote collectie rond de Arabische cultuur en wil kunst en design geïnspireerd door de islamtraditie promoten. De website van het Victoria and Albert Museum stelt de Jameel Prize volledig voor op dit adres: http://www.vam.ac.uk/content/exhibitions/exhibition-jameel-prize/ De website laten zien als er nog tijd is en als u over internetverbinding beschikt in de klas. Mogelijke extra vraag: V: Kennen jullie een wedstrijd die de Belgische hedendaagse kunst wil promoten? Voorbeeld: de website van Art’Contest, opgericht in 2005. Het is een jaarlijkse wedstrijd voor hedendaagse kunst die geldt als referentiekader voor jonge kunstenaars die in België wonen of verblijven (maximaal 35 jaar), gesponsord door Hans Op de Beeck en met de steun van de Stichting Boghossian http://www.artcontest.be
Voorstel voor een creatieve activiteit – Hou jullie pennen klaar! DIA nr. 97: Officiële handtekening van Süleyman de Prachtige De leerlingen kunnen nu zelf de kalligrafiekunst uittesten, door zich te inspireren op de bekende handtekening van Süleyman de Prachtige, een van de meest illustere sultans uit de Ottomaanse dynastie. De instructies zijn eenvoudig en staan op de pedagogische fiche en op dia nr. 98. Leg het materiaal vooraf klaar: * schrijfveren met een breed uiteinde (of brochettepennen die u zelf afschuint), * Oost-Indische inkt, * papier (tamelijk hard).
27