Inhoud
Nr. 147
Pastorale Perspectieven Humanisering in de zorg
Zelfbedrog, gezag en het werken aan humanisering Dominiek Lootens
Van Amsterdam naar Rome en weer terug. Aantekeningen bij de Romeconferentie vanuit Nederlandse deelname Ren Lantman
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg! Hilde Van der motte
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg Anne Vandenhoeck
Liefde voor het werk in tijden van management: een gesprek met Marc Desmet Dominiek Lootens
Kritiek en waarheid spreken. Foucault over de functie van de intellectueel. Rob Devos
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’: empowerment, resilience en profetische zorg Annemie Dillen
Een verklaring in praktijk brengen. Van Rome naar de werkvloer Réné P.M. van Doremalen
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
Zorgnet Vlaanderen, het Vlaams Welzijnsverbond en de diocesane Caritassecretariaten.
Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores
Kunstwerk: Luc Hoenraet
is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw, in samenwerking met
Juni 2010
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores
Pastorale Perspectieven Nr. 147
Carlo Loots en Colette Schaumont
April mei juni 2010
Antwerpen X • P706268
Inhoud
HUMANISERING IN DE ZORG Ten Geleide Zelfbedrog, gezag en het werken aan humanisering ........................................................3 Dominiek Lootens
Van Amsterdam naar Rome en weer terug. ..................................................................................7 Aantekeningen bij de Romeconferentie vanuit de Nederlandse deelname Ren Lantman In zijn bijdrage geeft Ren Lantman een boeiend verslag van de studiereis naar Rome. Hij laat zien hoe waardevol het kan zijn om in een interculturele context de ander een blik te gunnen in de eigen ziel. Pastores kunnen zo indringende ervaringen opdoen die de eigen kijk op het werk verdiepen en verbreden.
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg! ................................................................14 Hilde Van der motte Met een interdisciplinaire bril blikt Hilde Van der motte terug op de conferentie in Rome. Op een originele manier verbindt zij het logo van haar ziekenhuis met de kernboodschap van het congres. Zij nodigt zorgverleners uit om in de zorg hun hart te leggen in hun handen.
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg ......................................................19 Anne Vandenhoeck De gezondheidszorg in Vlaanderen is uitstekend, maar er zijn ook tendensen die het humane karakter ervan kunnen compromitteren. Anne Vandenhoeck maakt een analyse van die factoren en biedt de lezer een heldere werkdefinitie van het begrip humanisering.
Liefde voor het werk in tijden van management: een gesprek met Marc Desmet
27
............................................................
Dominiek Lootens Marc Desmet, palliatief arts en Jezuïet, kijkt in dit interview naar de recente ontwikkelingen in de zorgsector. Hij omschrijft zichzelf als een Spiderman die zich op een beklijvende manier wil bewegen in het organisatieweb. Deskundigheid, inzicht en spiritualiteit bieden hem de vrijheid om te vertolken wat er leeft op de werkvloer.
Kritiek en waarheid spreken. ..............................................................................................................................33 Foucault over de functie van de intellectueel Rob Devos De Franse filosoof Foucault reageert in zijn geschriften kritisch op denkers die universele uitspraken willen doen. Rob Devos formuleert met de hulp van Foucault een aantal criteria die Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
1
als achtergrond kunnen dienen voor een pastor die zich uitgedaagd voelt om de rol op te nemen van waarheidspreker.
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’: empowerment, resilience en profetische zorg
45
..........................................
Annemie Dillen Vanuit een feministische invalshoek laat Annemie Dillen zien hoe het Bijbelse begrip van het Rijk Gods als inspiratiebron kan dienen om te werken aan humanisering. Het perspectief van gemarginaliseerden staat hierin centraal. Ze introduceert het begrip van de ‘goed genoeg’ pastor om op een realistische manier om te kunnen gaan met dit ideaal.
Een verklaring in praktijk brengen. Van Rome naar de werkvloer............55 René P.M. van Doremalen Aan het einde van het congres in Rome werd er een inspirerende verklaring opgesteld. René van Doremalen reikt de lezer een veelheid aan mogelijkheden aan om met die verklaring aan de slag te gaan.
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
59
..........
Carlo Loots en Colette Schaumont Aan de identiteit van een zorgorganisatie zit ook een levensbeschouwelijke kant. Het is niet evident om die vandaag concreet gestalte te geven. Is er een benedengrens om nog te kunnen spreken over een christelijke organisatie? Vanuit een Salesiaans perspectief reiken Carlo Loots en Colette Schaumont argumenten aan om met de levensbeschouwelijke dimensie te werken.
UITGELEZEN ..........................................................................................................................................................................................70 Filip Zutterman en Dominiek Lootens
NIEUWS ......................................................................................................................................................................................................79 AANKONDIGINGEN ....................................................................................................................................................................82 OVER DE GRENZEN ..................................................................................................................................................................85 Pastoraat in de gezondheidszorg in de Europese gemeenschap: Ierland Anne Vandenhoeck
UITSMIJTER ............................................................................................................................................................................................89 Binnenkomen Ann Verscuren
2
Inhoud
Ten Geleide
Zelfbedrog, gezag en werken aan humanisering Dominiek Lootens
Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen zijn er de afgelopen weken diverse analyses gemaakt over het seksueel misbruik binnen de kerk. Volgende twee elementen komen hierbij regelmatig terug. Er wordt benadrukt dat het om een vorm van machtsmisbruik gaat. Tegelijk spreken de analisten over een cultuur van stilzwijgen binnen de kerk. In hun recente pastorale brief zeggen de Belgische bisschoppen hierover het volgende: “Door te zwijgen werd voorrang gegeven aan de goede naam van het kerkelijk instituut of een kerkelijke persoon boven de waardigheid van het kind als slachtoffer. Daders kregen een nieuwe kans, terwijl slachtoffers door het leven gingen met kwetsuren die niet of nauwelijks konden genezen.” Over het thema macht schrijven ze: “Seksueel misbruik in de kerk heeft ondermeer te maken met de manier waarop gezag wordt uitgeoefend. Daarom moet de kerk eerlijk naar zichzelf kunnen kijken en vormen van gezagsuitoefening willen veranderen die mee aanleiding kunnen geven tot misbruik van kinderen. Dit zal zowel moed als nederigheid vragen, vooral van de bisschoppen en de andere verantwoordelijken in de kerkgemeenschap.”1
Door te spreken over het stilzwijgen, geven de bisschoppen aan dat zij op de hoogte waren van het aangerichte kwaad. Zij bekennen dat kerkelijke verantwoordelijken “de ernst van het misbruik van kinderen en de omvang van de gevolgen ervan onvoldoende hebben onderkend”. De vraag stelt zich hoe een dergelijke cultuur van stilzwijgen is kunnen ontstaan. Een mogelijke hypothese lijkt mij dat het hier gaat om een vorm van zelfbedrog. In een artikel over kwaad en verzoening noemt Prof. Pollefeyt zelfbedrog het kwaad van de banaliteit. Hij werkt dit uit aan de hand van het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. “In hun confrontatie met de vreemdeling doen de priester en de leviet niet iets, maar laten ze iets achterwege: ze lopen in een wijde boog om hem heen, en juist hierdoor stichten ze het kwaad.”2 Zij doen alsof zij niets gezien hebben, juist omdat zij reeds beter weten en wél goed hebben gezien. “Het merkwaardige aan het zelfbedrog is dat de mens zichzelf bedriegt, precies omdat hij om de waarheid, de ethiek en de eis tot menselijke integriteit bekommerd is. Indien hij niet van meet af aan op het goede zou toegelegd zijn, zou hij evenmin de behoefte kennen om zichzelf in
1 U kan de pastorale brief van de Belgische bisschoppen ondermeer raadplegen via de Elisabethwebsite: www.pastoralezorg.be. 2 Pollefeyt, D., Het onvergeeflijke vergeven? Een ethische analyse van kwaad en verzoening. In Burggraeve, R. & De Tavernier, J., Terugkeer van de wraak? Een tijd verscheurd tussen revanche, vergelding en verzoening, Altiora, Averbode, 1996, p. 116.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
3
het kwaad te bedriegen.”3 De visie van Pollefeyt op zelfbedrog biedt een interessante piste om verder na te denken over het ontstaan van de cultuur van stilzwijgen binnen de kerk. Het is opvallend dat de bisschoppen in hun brief niet spreken over macht, maar over gezag. Het woord gezag roept associaties op met het begrip traditiemacht. Dit is een vorm van macht die iemand verwerft doordat hij/zij vertegenwoordiger is van een traditie of een instituut.4 Binnen de katholieke kerk wordt die vorm van macht theologisch verbonden met Gods gezag. Die verbinding is duidelijk niet zonder risico’s. De ambtelijke macht lijkt hierdoor “vrijwel samen te vallen met de goddelijke macht en hoeft dan als het ware niet onder kritiek geplaatst te worden. Zeker wanneer dit gepaard gaat met een autoritair godsbeeld, kan een dergelijke houding leiden tot vormen van machtsmisbruik.”5 De bisschoppen benadrukken dat zij de bereidheid en de moed moeten hebben om vormen van gezagsuitoefening te veranderen. Hierbij zal het ook noodzakelijk zijn om de theologie van het ambt en het hiërarchische denken dat ermee samenhangt aan een kritische analyse te onderwerpen.6 “Deze crisis dwingt de verantwoordelijken in de kerkgemeenschap problemen klaar onder
ogen te zien, ze een naam te geven en beter aan te pakken, in samenwerking met competente personen uit diverse vakgebieden.” Na deze zinsnede sommen de bisschoppen een aantal preventieve maatregelen op. Daarnaast is het van cruciaal belang om concreet vast te leggen hoe de kerk als instituut in de toekomst met gevallen van seksueel misbruik zal omgaan. Prof. Burggraeve houdt in die zin een pleidooi voor het opstellen van “een leidraad om dat soort problemen aan te pakken op een wijze die recht doet aan de slachtoffers én aan de zorg voor hen.” Het straffen van de dader, “ook al is het misdrijf verjaard”, zou hier deel van kunnen uitmaken.7 In de pastorale brief geven de bisschoppen ook aan dat zij werk willen maken van “een betere supervisie en begeleiding voor wie actief is in de pastoraal.” De vraag stelt zich wat hiermee juist wordt bedoeld. Wanneer hierbij vooral aan toezicht wordt gedacht, kunnen hierover fundamentele vragen worden gesteld. Als hiermee naar diverse vormen van praktijkbegeleiding wordt verwezen, wil ik dit van harte toejuichen. Het leren aan ervaring staat hierbij centraal. Basisvoorwaarde hiervoor is dat de werkervaringen in een veilige omgeving kunnen worden gedeeld “zonder dwang en in alle vrijheid”.8
3 Idem, p. 117. 4 Vgl. Ganzevoort, R. & Visser, J., Zorg voor het verhaal. Achtergrond, methode en inhoud van pastorale begeleiding. Meinema, Zoetermeer, 2007, p. 156. 5 Dillen, A., Caritas: ‘machtig’ kerkelijk heilshandelen. Aspecten van diaconaal handelen in het licht van machtsmechanismen. In Collationes, 39, 2009, 4, p. 382. 6 Vgl. Demasure, K., Als de draad gebroken is … Zingeving en pastorale zorg na seksueel misbruik, Davidsfonds, Leuven, 2005, p. 218-219. 7 Prof. Burggraeve in een interview met de Krant van West-Vlaanderen op vrijdag 30 april 2010. Te raadplegen via de Elisabethwebsite: www.pastoralezorg.be. 8 De Fruyt, K. & Goubert, L., Pastorale supervisie door het oog van een supervisor, In Pastorale Perspectieven, 137, 2007, p. 8.
4
Ten geleide
Ten geleide
De bisschoppen drukken in hun brief hun oprechte waardering uit “voor de bezieling waarmee christenen dag aan dag bijdragen tot de opbouw van een meer humane en rechtvaardige samenleving”. Zij denken hierbij ondermeer aan “de toewijding van wie zorg dragen voor zwakke mensen in de medische en paramedische sector, aan de zorg voor mensen aan de rand van onze samenleving.” Het opkomen voor barmhartigheid en gerechtigheid hoort bij het wezen van het christen zijn. De waardering, die de bisschoppen uitspreken, werkt bekrachtigend en nodigt ons uit om onze verantwoordelijkheid op te nemen voor de toekomst.
over liefde voor het werk in tijden van
Dit themanummer over humanisering in de gezondheidszorg is ontstaan naar aanleiding van een congres dat plaatsvond in Rome. Het werd georganiseerd door de Camillianen (een congregatie die wereldwijd sterk geëngageerd is in gezondheidszorg) en de katholieke sectorraad van de Nederlandse beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers (VGVZ). Via contacten tussen de Nederlandse beroepsvereniging en Caritas Vlaanderen kon er ook een Vlaamse delegatie pastores deelnemen aan het congres. Uiteindelijk volgden een 25-tal Vlamingen het congres: voornamelijk pastores uit verschillende sectoren, maar ook diocesane stafmedewerkers en enkele docenten van het Academisch Centrum voor Praktische Theologie. Annemie Dillen en Anne Vandenhoeck presenteerden ook elk een lezing, die allebei in dit nummer zijn opgenomen. Ook enkele andere bijdragen vonden hun oorsprong op het congres. Het recente boek van Marc Desmet
goede sfeer en de vriendschap in de groep,
management sloot goed aan bij de thematiek. Daarom werd een interview hierover opgenomen. De Vlaamse groep verbleef vijf dagen in Rome. Naast het tweedaags congres was er dus nog tijd voor een aantal andere activiteiten. We bezochten een aantal prachtige kerken en enkele musea, maakten kennis met de Sant Egidio-beweging, en brachten een officieel bezoek aan Mgr. Redrado, die secretaris is van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de gezondheidszorg. De Romereis is een heel aangename en beklijvende ervaring geweest, niet alleen omwille van de maar ook omdat het thema van het congres – humanisering in de zorg – voor veel pastores een bijzonder aandachtspunt is. Op de terugkomdag in april bleek zelfs dat verschillende pastores al aan de slag gegaan waren met de nieuwe ideeën die ze op het congres gesprokkeld hadden. De Romereis heeft op die manier niet enkel een gunstig effect op de deelnemers zelf, maar ook in de voorziening waar ze werken. Het humaniseren van zorgprocessen – om het even in welke sector – is een belangrijke en blijvende uitdaging voor alle medewerkers. Namens de redactie spreek ik de hoop uit dat de achtergronden die u in dit nummer terugvindt, voor u en uw collega’s van dienst kunnen zijn. Veel leesgenot, Dominiek Lootens
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
5
De Vlaamse delegatie
Casa la Salle (de verblijfplaats)
6
Pastorale zorg en zorgende vrijwilligers
Van Amsterdam naar Rome en weer terug. Aantekeningen bij de Rome conferentie vanuit de Nederlandse deelname Ren Lantman
De Rome conferentie “Humanisering van de gezondheidszorg” ligt weer enige tijd achter ons, en is volgens de evaluatie van de Nederlandse deelnemers een heel positieve ervaring geweest. Het is voor de meesten een zeer intensieve ervaring geweest. Het programma bevatte veel informatie. Maar er was ook voorzien in tal van informele ontmoetingen, aan tafel, in kleine groepen, en het geheel was ingekaderd in twee gebedsmomenten. Met als slot een feestelijk samentreffen in de St. Egidiogemeenschap in het hartje van Trastevere.
Voorbereiding langs drie ‘pistes’ Vooraf gezien was het natuurlijk best wel spannend om een conferentie aan te gaan met drie verschillende groepen, die elkaar nauwelijks van te voren kenden. Er was afgesproken, dat iedere groep zijn eigen ‘piste’ – zoals de Vlamingen zo mooi zeggen – ter voorbereiding zou kiezen. Voor de orde van de Camillianen – met hun wereldwijde netwerk in de zorgwereld – verliep deze voorbereiding via het ‘Ministerio’ (de dienst vorming en begeleiding), en maakte de conferentie deel uit van het interne vormingsprogramma. Via de gesprekken en een bezoeken aan het Generalaat in het hartje Rome, mocht de Nederlandse voorbereidingsgroep iets proeven van de sfeer van
deze orde en ook letterlijk mee aan de gastvrije kloostertafel aanschuiven. In Nederland zijn de Camillianen, gesticht door de H. Camillus (+1614, Rome), zo goed als uit de zorgsector verdwenen. In Roermond (Nederlands Limburg) hebben zij in de jaren zeventig een verpleeghuis en een tiental jaren geleden een hospize opgericht. Wereldwijd zijn ze echter sterk aanwezig in de gezondheidszorg, hetzij als organisator en leider van zorginstellingen, hetzij in pastorale of geestelijke zorg als religieus, priester of leek. Tijdens de voorbereiding hoorden we, hoe ze actueel betrokken zijn als geestelijke ondersteuning bij de aardbeving in midden Italië zelf, en direct contact hebben en houden met hun zusters en broeders in het rampgebied van Haïti.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
7
Door deelname aan de studiedag over profetisch pastoraat in november 2009, gehouden in het verlengde van de Europese conferentie over hetzelfde thema, werden we inhoudelijk op de hoogte gesteld van de insteek van de Vlaamse pastoraal in de gezondheidszorg. Naast de inhoudelijk zeer interessante lezingen en het mooi verzorgde congresboek was er de geanimeerde ontmoeting met vakgenoten over hun ervaring op de werkvloer. En uiteraard werd gedurende de gehele voorbereidingsperiode met de organisatoren van het Vlaamse smaldeel contact onderhouden over de afstemming van organisatie en inhoudelijke inbreng. Een mooie brug tussen minstens de Vlaamse en Nederlandse deelnemers vormden de zgn. ‘presentation papers’, waar iedere deelnemer in het kort een visitekaartje afgaf met een aantal kenmerken van persoon, werk en verwachting van de ontmoeting in Rome. Een waardevol instrument, dat – naast Facebook en andere elektronische contactmogelijkheden – ook van waarde kan zijn na de conferentie. De Nederlandse deelnemers - ongeveer 50 leden van de katholieke sectorraad van de Nederlandse beroepsvereniging VGVZ - werden bij inschrijving uitdrukkelijk uitgenodigd deel uit te maken van een gezamenlijk proces op weg naar Rome. In een tweetal voorbereidende bijeenkomsten, waarvan de eerste in Amsterdam, de tweede in Den Bosch werd gehouden, werd het thema ‘humanisering van de gezondheidszorg’ verkend en vanuit de ervaringen van de deelnemers verrijkt en verdiept. Het thema zelf roept natuurlijk allerlei associaties op, en vraagt om een richting. Op de eerste dag
8
Van Amsterdam naar Rome en weer terug
werd humanisering benaderd vanuit zorgethisch perspectief. Aan de deelnemers werd van te voren gevraagd om een casus in te leveren, waaruit een “dehumaniserende”, dan wel een “humaniserende” trek in de praktijk van de gezondheidszorg duidelijk wordt. Door Carlo Leget, docent aan de Universiteit van Tilburg, en een gekend auteur op het gebied van zorgethiek, werden deze casus geanalyseerd en in een breder ethisch perspectief geplaatst. Vervolgens was het weer aan de deelnemers om in kleine werkveldgroepen deze casus te verdiepen. Een hele waardevolle aanzet tot zelfreflectie. Op de tweede dag stond de verbinding tussen religieuze traditie en zorginstelling centraal, en was Inge van Nistelrooy onze gast. Zij voert in opdracht van de Konferentie Nederlandse Religieuzen onderzoek uit naar de geschiedenis van met name zustercongregaties, inhoudelijk toegespitst op het thema zelfopoffering. Dit in het verlengde van, en voortbouwend op het – ook in Vlaanderen – gekende werk van Annelies van Heijst (eveneens verbonden aan de Universiteit van Tilburg) over ‘menslievende zorg’. Aan de hand van haar inleiding, die de spanning in de Nederlandse situatie tussen religieuze traditie en de ontwikkelingen in de zorgsector analyseerde, werden de deelnemers opnieuw aan het werk gezet: hoe brengen zij de religieuze traditie in de zorgpraktijk in? Zowel Carlo Leget als Inge van Nistelrooy maakten deel uit van het Nederlandse reisgezelschap, en verzorgden in Rome een inleiding in het verlengde van wat op deze voorbereidingsdagen werd besproken. Achteraf is het misschien interessant op te merken, dat de gebouwen waarin deze voorbereidings-
Van Amsterdam naar Rome en weer terug
dagen gehouden werden, nog sterk doen denken aan de inbreng van de religieuze traditie. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam laat dit zien in naamgeving en vormgeving van de identiteit. In het klooster van de zusters JMJ in Den Bosch, de tweede vergaderplek, is in de uitstraling van het gebouw en de religieuzen die het bewonen, de geschiedenis van de religieuze traditie nog voelbaar aanwezig.
Markante punten van de conferentie Het is hier niet te plaats om een volledig overzicht te geven van de inhoud van de conferentie; een verslagboek is aan de deelnemers toegestuurd. En de inleiders zullen langs geëigende kanalen – zoals in dit nummer van Pastorale Perspectieven en in het najaar in het Tijdschrift voor Geestelijke Verzorging – artikelen publiceren over hun bijdragen aan de conferentie. Wel wil ik enkele inhoudelijk markante punten aanstippen, omdat zij wellicht ook ‘stepping stones’ kunnen zijn voor een vruchtbaar vervolg van deze conferentie, wanneer daarvoor de inspiratie kan opbloeien en initiatieven ontplooid kunnen worden (zie daarvoor onder ‘vervolg’).
contextanalyse Een eerste belangrijk punt is de contextanalyse. In de verschillende landen kent de gezondheidszorg en de ontwikkeling daarvan een eigen dynamiek. In onze eigen landen zijn we – zoals Anne Vandenbroeck in haar lezing treffend verwoordde – gewend aan een goede, breed toegankelijke gezondheidszorg. Weliswaar zijn er zorgen
Er groeit een zelfbewuste multipolariteit, waarin Europeanen zoals ik uitgenodigd worden om deel te nemen aan een wereldwijde zoektocht naar humanisering.
over schaalvergroting, betaalbaarheid en de economisering van de zorg als geheel, maar dat zijn zorgen van een welvarend deel van de wereld. Het perspectief verschuift lichtelijk, als prof. Spinsanti (Rome) in zijn keynote speech ook de Italiaanse situatie beschrijft. Ondanks verschillende terminologie is het discours over de zorg in grote lijnen dezelfde, maar de zorg is in Italië – gezien vanuit de verhouding tussen dokter en patiënt – nog allerminst democratisch georganiseerd. Het is goed om in het centrum van de wereldkerk met een Italiaanse zienswijze geconfronteerd te worden. Maar het perspectief kantelt, als we in de bijdragen van studenten van Camillianum horen over zoveel andere contexten van zorg, wereldwijd. Deze studenten aan dit bekende opleidingsinstituut in Rome zijn al dan niet direct verbonden met de orde van de Camillianen. Zij komen uit verschillende werelddelen en brengen hun eigen ervaringen mee. Het zijn zelfbewuste verhalen; er is armoede, er is vaak gebrek aan mogelijkheden, maar er is ook de fierheid en de trots om daar aanwezig te zijn, en te doen wat gedaan kan worden. Ook het zelfbeeld van Europa als centrum van de wereld kantelt. Er groeit een zelfbewuste multipolariteit, waarin Europeanen zoals ik uitgenodigd worden om deel te nemen aan een wereldwijde zoektocht
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
9
naar humanisering. Natuurlijk wisten we dat, gevoed door missiologie en bevrijdingstheologie. Maar het is goed, er persoonlijk op aangesproken te worden. ‘En, wanneer kom je een keer naar Venezuela?’ was een van de openhartige vragen, die bij mij zijn blijven hangen.
Hoe komt iemand uit India, afgestudeerd in de systematische theologie, en daar werkzaam in de opleiding, in een ziekenhuis in Oostenrijk terecht?
Gemeenschappelijke verstaanshorizon Doorheen deze contextanalyse speelt natuurlijk de aanwezigheid en bijdrage van de religieuze traditie een rol, vanuit de concrete geschiedenis, die deze, in ons geval katholieke traditie heeft gespeeld. In India is dat weer anders (opkomen voor de kastelozen) dan in Congo (kerk in het verlengde van de missiegeschiedenis) en weer anders dan in onze eigen lage landen. Een van de vooronderstellingen bij de programmering van de conferentie was, dat het religieuze elan plaats moet maken of verdrongen wordt door wat gemakshalve als ‘secularisering’ wordt aangeduid; een onteigening van het geestelijk erfgoed, vervangen door een emotioneel-psychologisch en economisch mechanisme. In deze situatie is het van belang een ‘common ground’ te vinden, waarop alle mensen ‘van goede wil’ elkaar kunnen vinden, hun inbreng kunnen hebben vanuit een eigen, al dan niet religieus geduid perspectief, en daarin partner van humanisering van gezondheidszorg kunnen worden. Als illustratie: aan Nederlandse kant
10
Van Amsterdam naar Rome en weer terug
bestond er bij de voorbespreking over ‘bondgenoten’ in de religieuze traditie een huiver, om collega’s in de zorg in andere disciplines zomaar in te kaderen in het eigen paradigma vanuit de gedachte: ‘zij zijn toch ook religieus’ . Op de conferentie gaf Carlo Leget een aanzet door het concept ‘menselijke waardigheid’ te verbinden met de geschiedenis van de westerse wijsgerige en theologische traditie en het tegelijk te verbreden naar een zienswijze, die in te ordenen is in het huidige discours over gezondheidszorg. De klassieke notie van intrinsieke waardigheid – ook aanwezig in het spreken van het kerkelijk leergezag – wordt verbonden met relationele en gevoelde waardigheid. Het was ook een vraag aan de afzonderlijke werkgroepen, om zich hiermee te verhouden. Welke discussies dit precies heeft opgeleverd, is niet meer precies te achterhalen. Wel is gebleken (zie de verwoording in de verklaring, opgenomen in dit nummer van Pastorale Perspectieven) dat intrinsieke waardigheid een bij de deelnemers krachtig levend concept is. Zoals ook uit de concrete getuigenissen van studenten en leidinggevenden van de Camillianen blijkt. Het lijkt me een interessant gegeven, dat we in de conferentie op deze grondader gestoten zijn, die om verdere gemeenschappelijke exploratie vraagt. De ontwikkeling van een discours over religieuze traditie en hedendaags zelfverstaan, open voor alle mensen van goede wil, bleek ook uit het vertoog van prof. Pangrazzi, opleider aan het Camillianen, zelf geschoold in de Amerikaanse klinische counseling en bekend met de culturele en religieuze achtergronden van zijn studenten. Ook in zijn perspectief – en dat verbindt hem met de
Van Amsterdam naar Rome en weer terug
zoektocht, die zeker ‘bij ons’ over de landsgrenzen heen wortel heeft geschoten – moet religie niet massief worden opgevat, in een interreligieuze context worden geplaatst, en onderscheiden van spiritualiteit. Doel daarvan is niet een zo groot mogelijke verfijning, maar denkwijzen die - al naar gelang de context en de mogelijkheden kunnen worden ingezet tot heil van de zieke. Het is een grondtoon, die ik ook in gesprekken ven verslagen van Camillianen heb teruggelezen. In een samenvattende zin: wij zijn en voelen ons door en door religieus, maar God zij dank zijn we allereerst met oog en oor voor het humane opgeleid.
De kracht van concrete getuigenissen Het derde, voor mij opvallende punt, is wat ik noem; de kracht van concrete getuigenissen. Contextanalyse en het zoeken naar een gemeenschappelijke verstaanshorizon wordt immers concreet in de dragers van die traditie, de wederzijdse herkenning daarvan, en de inspiratie, die daarin wordt opgedaan. Althans, zo is het mij vergaan in al die ontmoetingen aan tafel, in de wandelgangen, waarin in het bekende het vreemde en in het vreemde het vertrouwde werd teruggevonden. Hoe komt iemand uit India, afgestudeerd in de systematische theologie, en daar werkzaam in de opleiding, in een ziekenhuis in Oostenrijk terecht? Wat zijn diens bevindingen, zijn drijfveren? Prachtig om dit ongedwongen met elkaar te verkennen. Een bijzonder gebaar maakte de leiding van het Camillianum, door aan de Vlaamse en Nederlandse deelnemers een rood kruisje, het kenmerk van de orde, ter beschikking te stellen. Dat was meer dan een aardigheidje, het was symbolisch; ‘Sono Camilliani’, wij zijn Camillianen, er is verwantschap tussen ons; het leverde bij velen verrassing op, bij
sommigen ook ontroering. Maar in het bijzonder is bij vele deelnemers het concrete getuigenis uit de verschillende werelddelen bijgebleven, vertolkt door de studenten van het Camillianum. In het bijzonder de bijdrage van de religieuze Zr. Rita Maria dwong diep respect af. Voor Vlaamse deelnemers, meer bekend met de geschiedenis van Congo, zal de situatie nog meer vertrouwd zijn geweest. Geteisterd door een oorlog, waarvan niemand meer weet waarvandaan en waartoe, en met minimale middelen om voor de haar toevertrouwde zieken en kinderen te zorgen, blijft zij trots overeind. Wij zijn hier als kerk, aanwezig, en dat zullen we blijven doen. Dat getuigenis, in sobere, treffende bewoordingen, is nog lang na blijven klinken. In zekere zin was de cirkel toen rond; want al in 2007 was een Nederlandse delegatie, op bezoek op het Camillianum, geïnspireerd door deze getuigenissen. Het was oorspronkelijk deze ‘vonk’ van herkenning, die ons hier nu weer bij elkaar bracht. Op de ‘bottom line’ van de ‘humanisering’ ligt het werk en de inzet van religieus geïnspireerde mensen als Zr. Rita.
Vervolg? Terug naar Vlaanderen en Nederland. Op vreemde bodem hebben wij, Nederlandse geestelijk verzorgers, naast anderen uit alle werelddelen afkomstig, onze Vlaamse zusters en broeders, werkzaam in de gezondheidszorg of daarin adviserend, leren kennen. Duidelijk is geworden, dat ‘wij’ ons werk doen vanuit een ietwat andere context, vanuit een andere positie, maar wel in een vergelijkbare positie verkeren voor wat betreft de ontwikkeling van onze instellingen van gezondheidszorg. In het kader van het bredere thema ‘humanisering van gezondheidszorg’ liggen er nog genoeg
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
11
mogelijkheden tot inhoudelijke verkenningen en persoonlijke ontmoetingen. Natuurlijk kan dit opnieuw in den vreemde. Elk jaar organiseert de Pauselijke Raad van de Gezondheidszorg een conferentie in Rome over een thema, dat wereldwijd speelt. Dat kan een mogelijke impuls zijn voor verdere uitwisseling en samenwerking. Ook het kennisnemen van elkaars studiedagen op eigen bodem kan tot uitwisseling leiden. Zo is er de tweejaarlijkse landdag van de katholieke sectorraad van de beroepsvereniging (4 oktober, zie de rubriek aankondigingen in dit nummer), waarop we verder willen denken over de verbinding tussen religieuze traditie en gezondheidszorg in eigen land. Anne Vandenbroeck zal de brug met Vlaanderen leggen door haar lezing van Rome voor een breder publiek te hernemen. Wellicht dat deze grensverkenningen – ondanks de turbulentie, die soms opsteekt in beide kerkprovincies en die dan de lust ontneemt om verder te kijken dan het eigen erf – tot meer initiatieven leiden. Waar we leren van elkaars eigenaardigheden (gulle Vlaamse gastvrijheid tegenover zuinige Hollandse kopjes koffie?), maar vooral niet schromen om elkaar een blik in de eigen ziel te kunnen. Omwille van degenen, die aan onze zorg voor humanisering zijn toevertrouwd.
dan in de verwijzing naar de sacristie, die nog geheel de post-Tridentijnse sfeer ademt, en een geklasseerd monument is. De evangelietekst was die zondag uit Marcus 6. Vooral het woord van Jezus trof mij “neem niets mee voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok. Sandalen mochten ze wel dragen… (v8-9)” . Deze tekst te horen verkondigen op een plek, van waaruit zoveel mensen uitgezonden zijn om het evangelie met de daad waar te maken, was voor mij een genade. Niet argeloos, niet geheel ongewapend te zijn tegen de gevaren op de weg, maar voor de rest te vertrouwen op de ontmoeting met onbekenden. Een woord, dat nu met mij verder gaat, geïnspireerd door deze rijke conferentie met de inzet van zo veel vrouwen en mannen voor het rijk Gods, omwille van de humanisering van de zorg (…ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen, Mc. 6, 13 ) Ter info: In het najaar zal een nummer van het Tijdschrift voor Geestelijke Verzorging worden uitgebracht over ‘humanisering van de gezondheidszorg in een internationale context’. Daarin zullen o.a. de bewerkte lezingen van prof. Annemie Dillen, prof. Spinsanti, prof. Pangrazzi en Carlo Leget worden
In het verlengde hiervan een persoonlijke noot. Medio juli 2008 was ik in Rome voor een voorbereidend gesprek over de conferentie. Op zondagmorgen woonde ik een eucharistieviering bij in de kerk van de Camillianen. Het is de Magdalena, midden in de toeristenwijk rond het Pantheon, een niet in de toeristengidsen bekende kerk, behalve
12
Van Amsterdam naar Rome en weer terug
gepubliceerd.
OVER DE AUTEUR REN LANTMAN werkt als katholiek geestelijk verzorger in een voorziening voor personen met een handicap. Hij heeft als lid van de programmacommissie de Rome conferentie mee voorbereid.
[email protected]
De Santa Maria Maggiore Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
13
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg! Hilde Van der motte
In het voorjaar kreeg ik de kans deel te nemen aan een internationaal congres in Rome, rond humanisering van de gezondheidszorg. Het was veeleisend en vermoeiend: op twee dagen tijd dit item vanuit culturele, antropologische, filosofische en religieuze invalshoek benaderen! Wees gerust, ik overval jullie niet met die complexe inhoud. Maar een paar ‘ruime’ ideeën geef ik u graag mee, omdat ze voor velen onder ons herkenbaar zijn.
Geen wetenschap zonder liefde en beschaving. Het begrip humanisering is op zich al voor verschillende interpretaties vatbaar. Voor sommige professionele en praktisch bekwame zorgverleners betekent het: zich ten volle concentreren op de ziekte, met de bedoeling de zieke daardoor te helpen. Anderen omschrijven humanisering eerder het als het kneden en stimuleren van zorgverleners tot goede, morele mensen. Voor hen kan je in de gezondheidsector niet professioneel zijn, zonder lief te hebben: competentie moet ingebed zijn in naastenliefde. Het gros van de aanwezigen voelde zich aangetrokken tot het bekoorlijke en wijze idee dat natuurwetenschappen en humane wetenschappen elkaar als complement moeten aanvullen:
14
humane zorg is met kennis en kritische ingesteldheid professioneel handelen in een unieke, individuele en ook emotionele benadering van de betrokken mens. Werken met hoofd, hart en handen, maar ons hart moet in onze handen liggen en dus ieder moment voelbaar zijn! Zo wordt zorg, zonder extra inspanningen, méér dan geneeskunde. In Italië zijn momenteel in het perifere interesseveld rond de gezondheidszorg twee boeken zeer populair. Het ene boek draagt de titel “Wat artsen niet weten…”. Het boek is geen vingerwijzing naar artsen alleen, maar een in vraag stellen van iedereen in de gezondheidszorg die zich louter op kennis baseert en weinig of niet op beleving. Het andere boek draagt de titel “Van de andere kant”, geschreven door drie artsen die zelf ziek worden. Plots ervaren ze dat zorg voor een patiënt méér is dan biologisch weten, méér dan een ziek lichaam verzorgen. Een ziekte wordt ook altijd door iemand belééfd, met een massa gevoelens, gedachten, emoties. Een citaat uit hun boek: “Een zieke mens is als een onbegane weg, die door de zorgverleners mee kan ontdekt en bewandeld worden.” Een zieke journaliste schreef tijdens haar behandeling in een ziekenhuis: “Ik heb het gevoel dat ik hier gewoon mijn lichaam moet neerleggen en dat ik beter zelf niet aanwezig ben”…
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg!
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg!
Eigenlijk is het onze goede, oude vriend Hippocrates die ons reeds op de verkeerde weg heeft gezet. In zijn ijver om mensen in
We kunnen in de gezondheidszorg niet
leven te houden, is hij voorbijgegaan aan
zonder de wetenschap; dat duldt geen
het hoe. Zo heeft een humane benadering
tegenspraak. Maar evenzeer kan diezelfde
van de gezondheidszorg steeds weinig kans gehad. De voorzitter van dit congres nam duidelijk stelling: we kunnen in de gezondheidszorg niet zonder de wetenschap; dat
wetenschap in de gezondheidszorg een obstakel zijn, als ze geen rekening houdt met liefde en beschaving.
duldt geen tegenspraak. Maar evenzeer kan diezelfde wetenschap in de gezondheidszorg een obstakel zijn, als ze geen rekening houdt met liefde en beschaving.
Dokter en patiënt: up/down of partnership? In de medische wereld was tot over enkele jaren de relatie tussen dokter en patiënt duidelijk afgelijnd, voor beide partijen. Het was een up/down relatie: de arts domineerde gezagvol door kennis en woord: de patiënt aanvaardde zonder tegenspraak. Daar is verandering in gekomen. We zijn geëvolueerd naar het partnershipmodel: arts en patiënt moeten ‘elkaar durven aankijken’, praten en overleggen met elkaar; het is een relatie met wederzijdsheid. In de praktijk zien we nog wel iets van die up/down relatie, maar dat is eigen aan geneeskunde.
Binnen dat up/down model zien we echter nog een andere, vrij recente verschuiving. Een arts kan niet zomaar het waardepatroon en de gevoelsbeleving van een patiënt kennen. Dus moet hij ook (letterlijk) gaan zitten en luisteren. Dan zit de arts in de down positie en de patiënt up. En dat maakt sommige artsen onzeker. We zijn hier niet uitgebreid op ingegaan, Maar ik wou u die ‘waarden- en positiewissel’ toch even mee geven, omdat wij dit toch wel duidelijk herkennen. Sommigen op het congres wilden zo ver gaan door te zeggen dat luisteren op de eerste plaats komt, behandelen op de tweede. Luisteren is voor hen een volwaardige zorgverlening op zich. Persoonlijk zie ik het eerder en liever als een onmisbare, maar geïntegreerde vorm van een totale zorgverlening.
Patiënten verwachten immers een competente arts die hen antwoorden kan geven op hun vragen. Dit is dus een gewilde en noodzakelijke ongelijkheid. Maar tegelijkertijd, samen met de grondige kennis van de arts, willen de patiënten ook empathie. En de empathie mag niet ‘iets zijn dat er eventjes bij komt’; de empathie moet terug te vinden zijn ‘in’ de kennis en kunde van de arts.
Humanisering van de instelling Opmerkelijk: heel wat Westerse landen denken de debacles rond humanisering van de gezondheidszorg allemaal bij wet te kunnen oplossen en er wordt weinig aandacht besteed aan dialoog. Terwijl wij, veldwerkers, weten hoe broodnodig een goede dialoog is!!! Evenzeer weten wij dat kwaliteit niet
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
15
Niet alles wat kan geteld worden, maakt de slotsom van de zorg.
Ik heb in Rome aan ons nieuw logo gedacht. Het zit er allemaal in: de diversiteit van zieken en zorgverleners, het pogen samen te werken en zorg te dragen met respect voor elkaars eigenheid en emotionaliteit, zorg dragen met een hart voor elkaar zodat een volwaardige totaalzorg de kroon op ons werk wordt. Laat het méér zijn dan ons logo!
Blij om wat er is! louter een product is van de juiste procedure. Controlemechanismen zijn onontbeerlijk geworden, maar ze lossen niet alles op. Niet alles wat kan geteld worden, maakt de slotsom van de zorg. De expansie van controlemechanismen en zorgpaden onder controle houden, is ook werken aan humanisering! En dan begeven we ons op institutioneel vlak. Net zoals we eerder aangaven dat humanisering ‘in’ de kennis moet verweven zijn, moet ook de ganse instelling en haar beleid, humaan doordesemd zijn. Bondige en duidelijke conclusie: ondanks – en gelukkig maar – het immer verfijnde en gespecialiseerde beroepsprofiel van de zorgverleners, mogen ze nooit voorbijgaan aan de geleefde werkelijkheid van de patiënten. Dit kan alleen maar meer kwaliteit bieden aan de gezondheidszorg. Opmerkelijk was ook de stelling die regelmatig opdook dat
Een golf van emotie, vertaald in een intense stilte, overviel de congresgangers op het einde van de conferentie. Na twee dagen intens luisteren en boeiende uitwisselingen in kleinere subgroepen, na twee dagen hoogdravende stellingnamen en interessante discussies, werden wij wat ontnuchterd en afgeremd. Er kwamen enkele gezondheidswerkers uit kansarme landen getuigen. Zij hoeven niet in eerste instantie wakker te liggen van de humanisering van hun gezondheidszorg: er is amper sprake van basiszorg in hun land! In Congo, bijvoorbeeld, raakt 70% van de bevolking zelfs niet in de ziekenhuizen, door slechte, onveilige of helemaal géén wegen. Vaccinaties zijn in theorie gratis, maar ze worden gewoon niet gegeven. Competente artsen en verpleegkundigen blijven niet werken voor 30, 40 of 50 dollar per maand; zij trekken naar het buitenland. En dus komt de zorg in handen van mensen met enkel goede wil, maar met
‘neutraliteit’ ondenkbaar is in de gezondheidszorg. We moeten als zorgverlener diep durven kijken, zonder neer te kijken op onze zieke medemens. We zijn altijd twee mense-
We moeten als zorgverlener diep
lijke wezens die tegenover elkaar staan en
durven kijken, zonder neer te kijken
wiens emoties elkaar niet onberoerd mogen
op onze zieke medemens.
laten.
16
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg!
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg!
een groot gebrek aan kennis. Goedkopere en kwalitatief slechte geneesmiddelen of zelfs een gebrek hieraan, ondermijnen een degelijke geneeskunde. De povere middelen waarover ziekenhuizen beschikken worden gebruikt om water en elektriciteit te bekostigen, niet voor materiaal of medicijnen. Ziekenhuizen worden ook voortdurend geplunderd. Congo, in oorlog sinds 1995, is een land met een schrijnende politiek-economische situatie. Het is een land met rijke grondstoffen en toch is er schrijnende armoede voor het gros van de bevolking. Het aantal alleenstaanden en wezen is desastreus… En zo ging het verhaal eindeloos verder. De getuige was een jonge Congolese zuster die drie jaar mocht studeren in Rome. Nog anderhalf jaar en ze gaat terug, naar Bukavu, in Oost Congo. Alleen daar al zijn bijna 4,5 miljoen doden gevallen, sinds het begin van de oorlog. Als ze er teruggaat, zal ze ’s avonds nooit weten of ze ’s morgens nog wakker wordt… En toch waren zij, en die andere getuigen, blij voor ons en hebben ze alle begrip voor onze kopzorgen rond humanisering van de gezondheidszorg. Misschien beseffen zij, door gebrek aan materiaal, kennis en structuur, nog veel beter dan wij hoe waardevol een gezondheidswerker is die warmte uitstraalt en verantwoordelijkheid voelt voor zijn zieke medemens.
Samen dromen Ieder vanuit zijn eigen situatie is met vragen, maar zeker ook met dromen naar Rome vertrokken. Klinkt het wat soft: een congreszaal vol academici, wetenschappers en veldwerkers wiens drang naar kennis en verbetering gedragen wordt door dromen? Welnee! “Wanneer iemand alleen droomt, blijft de droom een droom. Maar wanneer mensen samen dromen, wordt het werkelijkheid”. Woorden op het congres, van een gerenommeerde Italiaanse professor medische ethiek.
OVER DE AUTEUR Hilde Van der motte werkt als ziekenhuispastor in het AZ van Diest. De foto is genomen voor de beroemde Trevifontein te Rome, op 12 maart 2010. E-mail:
[email protected]
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
17
Een internationaal publiek in de aula van Villa Aurelia (het congrescentrum). Er was simultaanvertaling van en naar het Nederlands, het Italiaans en het Engels. Enkele sfeerbeelden
18
Pastorale zorg en zorgende vrijwilligers
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg Anne Vandenhoeck
Deze bijdrage ontstond in de aanloop naar het congres rond humanisering in de zorg in Rome in maart 2010.1 De tekst baseert zich voornamelijk op twee theoretische bronnen en werd in de voorbereidingstijd getoetst aan de ervaring van een twintigtal Vlaamse deelnemers aan het congres.2 Het Vlaamse perspectief op humanisering in de zorg sluit alvast aan bij de kernvisie van de congresorganisatie. Deze stelt dat humanisering enerzijds een voortdurende intentie is die zorgverleners en beleid in voorzieningen inspireert. Anderzijds is het ook een blijvende zorg omdat humanisering steeds wordt uitgedaagd door economische en organisatorische factoren. Wat compromitteert humanisering vandaag? Zijn er eveneens perspectieven of kansen om meer te werken aan humanisering in de voorzieningen? Wat is de rol van pastores hierbij? In de voorbereiding naar het congres misten de Vlaamse deelnemers een duidelijke definitie van humanisering in de zorg als basis voor hun voorbereidende gesprekken. Op het einde van deze bijdrage doen we daarom een poging om een werkdefinitie te omschrijven. 1 Humanization of Health Care in a Multicultural Context, March 8-10, Rome. 2 M. DESMET, Liefde voor het werk in tijden van management. Open brief van een arts, Lannoo, Tielt, 2009. D.HAART, Seelsorge im Wirtschaftsunternehmen Krankenhaus, Studien zur Theologie und Praxis der Seelsorge 68, Echter,Würzburg, 2007.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
19
De Vlaamse context In het kader van een internationaal congres begint onze bijdrage met het schetsen van de Vlaamse context. Indien we spreken over een Vlaams perspectief op humanisering, dan is het essentieel enkele elementen van de Vlaamse context van de zorg te belichten. Wat delen we met andere West-Europese landen en wat is eigen aan de cultuur van onze zorg? De Vlaamse context van de gezondheidszorg is in de eerste plaats bevoorrecht. Als de we de situatie van de gezondheidszorg in Vlaanderen vergelijken met deze van de zich ontwikkelende landen dan wordt dit voorrecht scherp duidelijk. Compromitterende factoren voor humanisering in de zorg in Vlaanderen gaan niet over fundamentele zaken zoals een schrijnend tekort aan zorgverleners of accommodatie. De noodzakelijke voorwaarden voor zorgverlening zijn aanwezig, in tegenstelling tot de situatie van de zich ontwikkelende landen. In Malawi bijvoorbeeld, zijn er gemiddeld twee artsen en 28 verpleegkundigen per 100.000 inwoners beschikbaar.3 Tot op vandaag is de gezondheidszorg in Vlaanderen bovendien gebaseerd op het principe van solidariteit. Door middel van een kleine jaarlijkse bijdrage kan men uitstekende zorg krijgen met weinig beperkingen. Maar hoe lang kunnen we deze kwaliteit van zorg nog volhouden? Kunnen we het principe van solidariteit aanhouden in een economisch georiënteerde samenleving? Wat met mensen die geen verzekering kunnen betalen of geen geld hebben voor het eigen aandeel in de medi-
sche kosten? Armoede leidt tot een slechtere gezondheid en vaak ook tot minder zorg. Hoe meer de economie onder druk komt te staan, hoe groter de uitdagingen voor katholieke voorzieningen, bijvoorbeeld in verband met hun politiek rond onbetaalde facturen. Een ander aspect dat kenmerkend is voor de Vlaamse context is het feit dat de meerderheid van de voorzieningen gesticht is door religieuze congregaties. In het bisdom Brugge bijvoorbeeld, zijn 22 algemene en psychiatrische ziekenhuizen gesticht door religieuze congregaties, 5 zijn dat niet. Door detraditionalizering, pluralisering en secularisatie kampen deze voorzieningen met hun identiteit. Hoe de christelijke identiteit bewaren naar de toekomst toe? Hoe deze identiteit vandaag vertalen op organisatorisch vlak en naar zorgverleners toe? Daarbij is opmerkelijk dat voorzieningen hun christelijke identiteit vaak reduceren tot waarden in mission statements. De meeste spirituele zorgverleners in Vlaanderen zijn pastores. Katholieke ziekenhuizen nemen meestal katholieke pastores aan voor de spirituele zorg. De meerderheid van de Vlamingen die zich bekennen tot een levensbeschouwelijke traditie, bekent zich tot de katholieke traditie. Alleen pluralistische voorzieningen hebben een gemengd team met mogelijks katholieke en protestante pastores, humanisten en moslims. In de Vlaamse context van de gezondheidszorg zijn er zeker trends tot meer humanisering op te merken. De meest bekende is de
3 Uit de masterthesis van P. KANTEMBE, Models in Hospital Chaplaincy (werktitel), onuitgegeven thesis, faculteit Godgeleerdheid K.U.Leuven, Leuven, 2010.
20
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
beweging rond presentie. De presentietheorie van Andries Baart kent vele volgelingen onder pastores, verpleegkundigen en andere zorgverleners. Misschien wel omdat presentie een taal geeft aan de oorspronkelijke motivatie van velen om in de zorgverlening te gaan werken. Aanwezigheid bij mensen die lijden maakt deel uit van de motivatie van heel wat mensen die aan zorgverlening doen. Vele zorgverleners zijn de verbinding met die oorspronkelijk motivering kwijt door een tekort aan ruimte en tijd. Is de presentiebeweging sterk genoeg om de compromitterende factoren rond humanisering in de gezondheidszorg te keren of blijft het een (sterk) signaal van een verlangen in zorgverleners?
Compromitterende factoren voor humanisering in de zorg Humanisering lijkt een proces dat nooit af is. Telkens weer worden zorgverleners en beleid uitgedaagd om de mensen die aan hen toevertrouwd worden met respect centraal te stellen. Maar ook in de Vlaamse gezondheidszorg zijn er compromitterende factoren die humanisering vertragen of bemoeilijken. Wellicht is de vermarkting of economisering van de gezondheidszorg de belangrijkste compromitterende factor. Economisering betekent het implementeren van concepten en processen uit een economische context
in een niet economische context.4 Patiënten worden hier cliënten. Gezondheidszorg wordt ‘een industrie’, gericht op het maken van winst, zorg wordt een product. Beleid is management, gestoeld op principes die uit de industrie komen. Die management principes hebben voor- en nadelen. Aan de ene kant wordt er meer systematische of structurele aandacht gegeven aan de veiligheid van de patiënt en aan de kwaliteit van zorg. Aan de andere kant zijn er ook nadelen. Deze nadelen hebben met elkaar gemeen dat ze vaak zorgen voor vervreemding. Economisering verscherpt de spanning tussen afstand en nabijheid in de zorg. De zorgverlener vervreemdt van de zorgvrager om verschillende redenen.5 Een eerste oorzaak van de vervreemding door economisering ligt in de stroom van veranderingen die vanuit het management komt naar de zorgverleners: leren werken met nieuwe computerprogramma’s of upgrading van programma’s, nieuwe clusters in organisaties, fusies met andere ziekenhuizen, nieuwe protocollen, veranderingen in de cultuur, nieuwe netwerken... Deze constante stroom van veranderingen vraagt een heleboel energie en flexibiliteit van zorgverleners. Dat neemt tijd weg van de core business: de directe zorg voor patiënten. Een tweede oorzaak van vervreemding door economisering is de verhoging van het aantal controlemechanismen vanuit het management naar zorgverleners toe. Registreren,
4 D. HAART, Seelsorge im Wirtschaftsunternehmen Krankenhaus, p. 20: “Den Begriff ‘Ökonomisierung’ umschreibt H.-U. Deppe als ‘die um sich greifende, bruchlose und unkontrollierte Übertragung ökonomischer Gesetze und Instrumente auf ausserökonomische Sachverhalte und Probleme.” 5 Deze oorzaken worden uitgebreid beschreven in het boek van M. DESMET, Liefde voor het werk in tijden van management, Lannoo, Tielt, 2009, p. 19-34.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
21
rapporteren, scoren, protocollen, klinische zorgpaden, checklijsten... ze zijn er om kwaliteit en veiligheid te verbeteren maar ze geven impliciet de boodschap dat meten de enige manier is om te weten en dat kwaliteit een zaak is van de juiste procedure te gebruiken. Een devaluatie van wat niet kan gemeten worden (waaronder een significant deel van het pastoraat) is het gevolg. Al deze controlemechanismen geven bovendien de indruk dat er een wantrouwen is in wat zorgverleners doen. Ook controlemechanismen nemen tijd weg van de directe zorg voor de patiënt. Een derde oorzaak van vervreemding is dat de afstand tussen directe en indirecte zorg groter wordt. Eens te meer een beweging weg van de patiënt. Het aantal jobs in het veld van het middenkader is significant gestegen. Meestal worden ze ingevuld door mensen die uit de directe zorg komen. Maar er is ook een grotere afstand tussen zorgverleners en patiënten omdat een deel van de tijd (en volgens sommigen teveel van de tijd) naar computerwerk en interdisciplinair overleg gaat. Ten slotte zorgt ook specialisering voor vervreemding. Als iedere zorgverlener zich specialiseert in een stukje van de patiënt, wie voelt zich dan nog geroepen en verantwoordelijk voor het geheel? Hetzelfde mechanisme speelt bij verzorgenden die ingezet worden om de noden op te vangen op andere afdelingen. Het telkens ingezet worden op een andere afdeling bemoeilijkt het opbouwen van een band met het team of met patiënten. Het is een feit dat meer afstand tussen zorg-
22
verleners en patiënten leidt tot minder werkvoldoening. Zorgverleners vinden juist werkvoldoening in de goede relaties met diegenen voor wie ze zorgen. De Vlaamse deelnemers aan het congres gaven aan dat compromitterende factoren rond humanisering niet alleen te vinden zijn op organisatorisch vlak in de voorziening. De veranderingen in de cultuur en samenleving beïnvloeden de zorgverleners en dat heeft impact op de voorziening. Jongere generaties van zorgverleners verhouden zich op een heel andere manier tegenover de voorziening dan ouderen. Zij hebben het moeilijk om zich te identificeren met het geheel van de voorziening. Bij hen is de trend in de samenleving te herkennen dat een job ‘maar een job’ is. Er zijn nog zoveel andere dingen in het leven naast je werk. Bovendien is verandering een paradigma in de samenleving. Die creëer je zelf ondermeer door van job te veranderen. Jonge zorgverleners engageren zich minder om jarenlang in dezelfde voorziening te werken. Voorzieningen, vooral in de sector van de ouderenzorg, hebben het steeds moeilijker om voldoende gekwalificeerde en gemotiveerde mensen te vinden. Werklozen worden vaak geduwd in de richting van de zorg omdat er meer kansen zijn op tewerkstelling. Niet ieder van deze werkzoekenden voelt zich geroepen tot zorg of heeft affiniteit met de wereld van de zorg. Vaak spelen ook persoonlijke factoren een rol. Dat geldt zeker voor de oudere generaties van zorgverleners. Pastores merken hier een verhoging van de emotionele belasting van oudere zorgverleners: niet langer het werk aankunnen, relatiebreuken, financiële problemen, proble-
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
men met de kinderen. Veel energie gaat dan niet in humanisering, maar in het aan het werk houden van deze mensen door luisteren en ondersteuning. De rol van patiënten en familie is ook veranderd. Omwille van het internet zijn ze geïnformeerd en mondig. Vanuit dit gegeven wordt er meer aandacht gegeven aan patiëntveiligheid, protocollen en zorgpaden. De autonomie van patiënten heeft geleid tot betere directe communicatie, maar ook tot meer angst voor juridische stappen en voorzichtigheid. Wat is het impact van deze compromitterende factoren voor het pastoraat? Vinden pastores het in deze context moeilijker om de patiënt centraal te stellen in hun zorg? Ten eerste behoort het tot de kern van het pastoraat om aanwezig, authentiek, trouw en betrokken te zijn. Meer dan in andere zorgverlenende beroepen zijn pastores betrokken op humanisering omdat het tot hun kerntaak behoort. De invalshoek van de pastor bestaat er juist in om de patiënt te zien als een mens tot wie ze zich verhouden. Veelal vinden ze hier ook ruimte en tijd voor omdat ze tot op bepaalde hoogte geen deel uitmaken van het systeem. Iedereen moet registreren behalve de pastor, iedereen moet deel uitmaken van een zorgpad behalve de pastor. Dat geeft zeker meer ruimte aan pastores om de core business te bewaren: de directe zorg voor patiënten. Hetzelfde gegeven heeft ook nadelen. Buiten een systeem vallen, betekent ook dat het moeilijker is om toegang tot patiënten te vinden of te krijgen. Als je niet geïntegreerd bent in een zorgpad is het niet eenvoudig om bij patiënten te geraken. Indien je niet registreert en
geen toegang hebt tot het informatiesysteem is het moeilijker om patiënten te detecteren die spirituele zorg kunnen gebruiken. Als je niet gecontroleerd wordt bij een externe visitatie in de voorziening is het alsof je niet bestaat. Dat kan belangrijke gevolgen hebben voor het pastoraat omdat het lot van pastores afhangt van de goodwill van het management en niet van de professionele erkenning van de waarde van pastorale zorg. De perceptie op de katholieke kerk (in het bijzonder op haar hiërarchie), de betekenis van religie en de achteruitgang van het geloof in een persoonlijke God hangen als een mist voor het zicht op de waardevolle bijdrage die pastores leveren aan de heling en het welzijn van patiënten. Dat kan ook gevolgen hebben voor de bijdrage die ze leveren aan humanisering in de voorziening. De hele recente discussie rond de naamgeving voor pastores is gebaseerd op de perceptie van de katholieke kerk als ouderwets en vervreemd. De naam ‘pastor’ verwijst hiernaar bij beleidsmensen, jonge zorgverleners en patiënten. De naam ‘stafmedewerker zingeving en ethiek’ zou meer kansen geven om mensen te bereiken. Op deze discussie gaan we hier niet verder in.
Kansen tot meer humanisering in de zorg Zijn er in deze context ook kansen die toelaten om te blijven werken aan humanisering in de zorg? De context van de gezondheidszorg vandaag doet in dat opzicht heel wat vragen stellen: • Hoe teruggaan naar of blijven bij onze core business van directe zorg voor patiënten?
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
23
• Hoe onze focus opnieuw richten op het relationele aspect van zorg? • Hoe de uniciteit bewaren van de relatie met elke patiënt? • Hoe een goed evenwicht bewaren tussen afstand en nabijheid? • Hoe visie en management laten samengaan? Deze vragen bewegen zich zowel op het vlak van de directe zorg als op het beleidsvlak. Werken aan humanisering vraagt engagement op deze beide niveaus.
Misschien moeten we zelfs een zorgpad voor humanisering instellen naast de andere zorgpaden, gebruik makend van de middelen die het huidige beleid ons geeft.
Hoe kunnen zorgverleners streven naar humanisering en wat kunnen pastores bijdragen? Aandacht voor de spiritualiteit van zorgverleners kan hierbij een belangrijke sleutel zijn.6 Om te streven naar humanisering moeten zorgverleners competent zijn om hun spiritualiteit te voeden en te gebruiken. Pastores kunnen bijdragen tot het voeden van de spiritualiteit van zorgverleners en hen zo in hun kracht laten staan. Een noodzakelijke voorwaarde is dat pastores de eigen spiritualiteit blijven voeden. Als pastores in hun bijdrage bovendien de nadruk leggen op de relationaliteit met de patiënten, dan kunnen ze anderen hiertoe
inspireren. Waar nodig kunnen pastores ook profetisch handelen omwille van patiënten. Wat kan er op organisatorisch of structureel vlak gebeuren? Op organisatorisch gebied is realisme aangewezen. Een tegenbeweging volstaat niet om de vermarkting van de zorg te keren. We moeten ernaar streven om complementaire aspecten te integreren in de voorziening die de zaak van humanisering dienen. Integratie vraagt om het dragen van gevolgen op het vlak van personeelskosten en vorming. Het centraal stellen van de patiënt veronderstelt naast vorming ook werken aan de cultuur in de voorziening. Hans Becker noemt de ‘ja-cultuur’ een belangrijk instrument in de humanisering van de zorg.7 Een ja-cultuur betekent dat zorgverleners een open, positieve en bevestigende houding hebben naar patiënten en hun noden en krachtbronnen: ja, je kan naar bed wanneer jij moe bent, ja, ik zal je helpen naar toilet als jij dat nodig hebt, ja, je dochter kan hier vannacht blijven. Humanisering op organisatorisch vlak kan ook betekenen dat de voorziening kiest voor een identiteit die niet gefinancierd wordt door de overheid. Misschien moeten we zelfs een zorgpad voor humanisering instellen naast de andere zorgpaden, gebruik makend van de middelen die het huidige beleid ons geeft. Wat kunnen pastores bijdragen op een organisatorisch vlak? Ze fungeren vaak als radaren voor wat er in de voorziening nodig is. Ze kennen bovendien de voor- en nadelen van een hiërarchisch werkverband vanuit de
6 Zie M. DESMET, Liefde voor het werk in tijden van management, p. 159-218. 7 H. BECKER, De ja-cultuur als instrument voor humanisering van de zorg, SWP Publishers, Amsterdam, 2007.
24
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg
kerkgemeenschap. Voorzieningen kunnen van de kerkgemeenschap leren dat wanneer structuren primeren, de inhoud op de achtergrond verdwijnt. Pastores kunnen in de voorziening die mensen zijn die de christelijke inspiratie vertalen in meer dan waarden. Bovendien is het belangrijk dat ze op alle niveaus de verhalen van mensen in de zorg vertellen. Die verhalen herinneren aan de core business en stellen deze even centraal.
Besluit Tijdens de conferentie over humanisering werd in enkele lezingen humanisering vergeleken met de menswording van God in Christus. Zo zouden wij steeds meer mens kunnen worden en de menselijkheid in de zorg centraal stellen. Naar onze mening is het belangrijk op theologisch niveau niet te blijven bij een christocentrische benadering. In het streven naar humanisering in de zorg is het vanuit christelijk perspectief belangrijk ook te spreken over de Geest die zonder ophouden in ons werkt en ons stuwt naar meer menswording.
Voorzieningen kunnen van de kerkgemeenschap leren dat wanneer structuren primeren, de inhoud op de achtergrond verdwijnt.
Tot slot kunnen we vanuit al het voorgaande een eerste poging doen om humanizering in de zorg te omschrijven als het respectvol ontmoeten van de ander in zijn/haar kwetsbaarheid en kracht, bijdragend tot zijn of haar heling en welzijn, en daarvoor de voorwaarden creërend op persoonlijk en organisatorisch vlak. Dit proces kan wederzijds zijn.
OVER DE AUTEUR Anne Vandenhoeck is wetenschappelijk medewerker en supervisor aan het Academisch Centrum voor Praktische Theologie te Leuven en stafmedewerker vicariaat Caritas te Brugge.
[email protected]
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
25
Prachtige mozaïeken in de Santa Maria in Trastevere, waar de deelnemers van het congres te gast waren voor een avondgebed met de Sant Egidiogemeenschap.
Het colosseum: een van de meest indrukwekkende bouwwerken van de Romeinen.
26
Pastorale zorg en zorgende vrijwilligers
In gesprek
Liefde voor het werk in tijden van management: een gesprek met Marc Desmet
Op een rustige vrijdagavond ben ik uitgenodigd bij Marc Desmet thuis. Hij woont in een kleine communauteit in hartje Leuven. Met een pils als dorstlesser raken we al snel aan de praat over zijn nieuwste boek.1
Dominiek Lootens
Ten slotte stelde ik mij vragen bij de toepassing van het bedrijfsdenken op de zorgsector. Ik wou de effecten hiervan op de werkvloer beschrijven. Het risico is niet denkbeeldig dat hierdoor de bezieling, de eigenlijke motivatie voor het werk aan de
Wat was voor u de aanleiding om dit boek te schrijven?
basis op de achtergrond raakt.
Er waren een aantal redenen om dit te doen. Vooreerst stelde ik vast dat verpleegkundigen die er voor kiezen om aan de basis werken, zich in een precaire situatie bevinden. Enerzijds worden zij vanuit hun beroep aangemoedigd om zich te specialiseren, wat vaak inhoudt dat ze verder weg komen van het bed. Anderzijds is er een groot tekort aan basisverpleegkundigen, wat de stress op werkvloer verhoogt. Beide factoren versterken elkaar.
De stijl van uw boek is niet tellend, maar
Het ziekenhuis waar ik werk is een enorm complex bedrijf. Het is een fusie van een katholiek en een OCMW ziekenhuis. Er werken 3500 mensen. Er zijn 200 verschillende functies. De basisopgave van een ziekenhuis is gericht op fysieke zorg. Dit is de kernopdracht van artsen en verpleegkundigen. Ik stelde mij de vraag of de continue toename aan functies deze kernopdracht niet in gevaar brengt.
zich erin herkennen. Ook mensen uit het
vertellend. Een bewuste keuze?
In ons ziekenhuis worden regelmatig tevredenheidenquêtes gehouden bij het personeel. Die zijn over het algemeen heel positief. Ik krijg vanuit het management dan ook de vraag of het probleem dat ik vermoed eigenlijk wel bestaat. Wat ik in mijn boek beschrijf kan blijkbaar niet zomaar bewezen worden via cijfers. Ik kan dit niet helemaal hard maken. Dit neemt niet weg dat velen onderwijs stellen een gelijkaardige evolutie vast. Het voordeel van vertellen, van metaforen is dat het aan het denken zet, verder doet kijken dan enkel rationele overwegingen. Wat zijn de kenmerken van het probleem dat u beschrijft?
In de brief aan het begin van het boek tracht ik dit te verhelderen aan de hand van
1 M. DESMET, Liefde voor het werk in tijden van management. Open brief van een arts, Lannoo, Tielt, 2009.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
27
vier begrippen. Er is sprake van een toenemend management, en dit heeft naar mijn aanvoelen vier gevolgen. Er zijn continue veranderingen in de werking en de structuur van de organisatie. Die volgen elkaar in snelle mate op. Vervolgens heerst er een ‘big brother’ attitude. Alles wordt in kaart gebracht en geëvalueerd. Niet vertrouwen, maar wantrouwen lijkt hierbij het uitgangspunt te zijn. Er is ook sprake van talrijke middelpuntvliedende krachten. Dit is voor mij het kernprobleem. Door toenemende specialisatie en talloze vormen van overleg komt het concrete werk aan het ziekbed in het gedrang. Ten slotte verwijs ik ook naar ontmoedigende contradicties. Enerzijds wordt er binnen de organisatie voortdurend bespaard op personeel. Anderzijds zie ik een aantal grote uitgaven, bijvoorbeeld voor dure experts (van functiebeweging tot fusiefeest), die ten aanzien van de besparingsdrift op z’n minst een vreemd signaal geven. Is wat u beschrijft niet overdreven? Zullen deze gevolgen op termijn niet verdwijnen? In de profitsector spreekt men steeds vaker over inspirerend leiderschap. Deze evolutie laat zich in de toekomst wellicht ook voelen
principes niet echt onderuit haalt. Wanneer we nadenken over organisaties mogen we begrippen als “structureel kwaad” niet uit de weg gaan. Een lezer wees mij erop dat de evoluties die ik beschrijf herinneringen oproepen aan het communisme. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van het management. Ook zij zijn betrokken op het ziekenhuisgebeuren. Het is het organiseren op zich dat perverse gevolgen met zich mee kan brengen. Wanneer u spreekt over de eigenheid van zorg, maakt u een onderscheid tussen resultaten en effecten.
Resultaten kan je meten, effecten niet. In mijn eigen praktijk als palliatief arts heb ik dit onderscheid aan den lijve ondervonden. Ik begeleidde negen jaar terug een koppel waarvan de man stervende was. Ik vroeg hem, in aanwezigheid van zijn vrouw, hoe hij het zou vinden dat zij later opnieuw zou trouwen. Zijn vrouw schrok dat ik die vraag stelde. De man gaf aan dat hij dat wel goed zou vinden. Onlangs kwam ik deze vrouw opnieuw tegen. Ze vertelde mij dat ze onlangs opnieuw was getrouwd. Mijn interventie van toen had haar geholpen om zonder schuldgevoel deze stap te zetten.
in de zorgsector. Zal hierdoor de bezieling niet terugkeren, waar u de nadruk op legt.
Misschien. Toch denk ik dat het hier gaat om een fundamenteel probleem dat eigen is aan professionele organisaties. Bij hun basisfilosofie horen begrippen als absolute zekerheid, beheersbaarheid, streven naar perfectie en snelheid. Het spreken over geïnspireerd leiderschap stelt deze uitgangspunten vermoedelijk onvoldoende in vraag. Het lijkt een te kleine correctie te zijn die de basis-
28
Een dergelijk voorbeeld kan ook verhelderend werken voor een directie. Als zorgverlener stel je handelingen waarvan de effecten niet direct zichtbaar zijn. Ook al kunnen die niet voorkomen in resultaatmetingen, toch vormen zij een essentieel aspect van de aangeboden zorg. Het is belangrijk om aan het management te laten zien dat men door te meten niet alles weet. De werkelijkheid van de zorg is rijker dan wat gemeten kan worden.
Liefde voor het werk in tijden van management
Liefde voor het werk in tijden van management
Een mooie metafoor die u gebruikt in uw boek is die van het spinnenweb. Wat bedoelt u hiermee?
Het is een ambivalent beeld. Het verwijst ondermeer naar het ziekenhuis als organisatie. Enerzijds ziet het er prachtig uit. Het is ongelofelijk om te zien hoe een spin haar web construeert. Anderzijds is het spinnenweb opgezet als val. Je kunt er in vastkleven, je kunt ingepakt worden, er helemaal in worden getrokken. Ten slotte is het ook een beeld van de leegte en van de fragiliteit. Het is belangrijk om in relatie tot het ziekenhuis en in relatie tot de zorg al deze aspecten mee te nemen. Ik zie mijzelf als zorgverlener een beetje als Spiderman. Spiderman?
Ik kies ervoor om mij loyaal in het ziekenhuis te bewegen, zonder erin vast te kleven. Ik wil met dat wat ik doe, beklijven. Voorwaarde hiervoor is dat ik voldoende inzicht heb in het ziekenhuis als organisatie en dat ik werk aan mijn persoonlijke spiritualiteit. Beide aspecten heb ik willen integreren in mijn boek.
ment: welk voordeel heb ik hiervan? En indien ik dat voordeel voor mij niet zie: welk voordeel hebben anderen er misschien aan? Dat is constructiever. Het gaat erom om bij veranderingen ook interdisciplinair te denken. Ik wil zorgverleners ertoe aanmoedigen om in het oog van de storm te leven, door in zichzelf een stiltepunt te creëren en van daaruit mee te evolueren met de storm.
Ik wil zorgverleners ertoe aanmoedigen om in het oog van de storm te leven, door in zichzelf een stiltepunt te creëren en van daaruit mee te evolueren met de storm.
Je verandert dus niet in de eerste plaats het systeem, maar wel jezelf?
Er zijn verschillende soorten spiritualiteit te onderscheiden. Je kunt ervoor kiezen om je terug te trekken uit de wereld, en van daaruit spiritualiteit beleven. Mijn spiritualiteit sluit aan bij Ignatius en de Jezuïeten. Ik kies ervoor om in de complexiteit van het systeem te gaan staan, en het van binnenuit te
Het schrijven van dit boek heeft u ook
veranderen. Het gaat hierbij niet in de
veranderd?
eerste plaats om het veranderen van de
Door de verschillende dimensies van een ziekenhuis in kaart te brengen, heb ik meer zicht gekregen op de huidige ontwikkelingen. Dit inzicht geeft mij het gevoel dat ik die evoluties niet enkel hoef te ondergaan, ik kan mij hiertoe op een vrijere manier verhouden. Ik kijk nu ook anders naar veranderingen. Ik wil mensen ook leren om anders met veranderingen om te gaan. Een betere reactie dan ‘alweer een verandering’ is bijvoorbeeld de vraag aan het manage-
structuren van de organisatie, maar ik streef ernaar om als een soort katalysator invloed uit te oefenen op het systeem. Ik ben tegelijk ook kritisch tegenover het systeem. Ik haal hiervoor ook inspiratie uit de recente kerkgeschiedenis. Er lijkt in de gezondheidszorg nood te zijn aan een concilie. Eén van de grootste verwezenlijkingen van het 2de Vaticaans concilie is dat de priester zich van het altaar naar het volk heeft gekeerd.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
29
Professionals en managers worden uitgedaagd om deze beweging ook te maken. Weg van het computerscherm, naar de patiënt en diens context.
Als religieus neem ik een vrij marginale positie in, zowel binnen de Kerk als binnen de organisatie. Dit geeft mij de nodige vrijheid van spreken.
U kunt de dingen van op een zekere afstand bekijken?
Mijn theologische opleiding helpt mij om op een specifieke manier de werkelijkheid te duiden. Ik zie mijzelf niet als een grote theoreticus, maar iemand die woorden kan geven aan ervaringen die mensen in de praktijk opdoen. Het is vanuit dit praktijkperspectief dat ik dit boek heb geschreven. Hierin ligt de sterkte, maar ook een zekere beperking. Het biedt geen afgeronde theorie. U hecht ook veel belang aan het perspectief van de armen?
Uw Jezuïet zijn heeft de inhoud van uw boek gekleurd?
Collega’s hebben mij er verschillende malen op gewezen dat ik als enige binnen de organisatie dit boek kon schrijven. Ik heb me al meermaals afgevraagd hoe ze hiertoe komen. Ik denk dat het ten eerste te maken heeft met mijn deskundigheid als arts. Men heeft vertrouwen in mij wanneer het gaat om specifieke technische handelingen en wanneer men geconfronteerd wordt met ethische vragen. Bovendien heb ik mij altijd heel loyaal opgesteld ten opzichte van de organisatie. Wat ik doe, realiseer ik vanuit een gratuite houding, met hart en ziel. Als hij nu aan de alarmbel trekt, moet het om iets heel serieus gaan, was de reactie van één van mijn directeurs. Het is immers niet van zijn gewoonte om dat voortdurend te doen. Laten we dus maar luisteren naar wat hij te zeggen heeft. Mijn religieus zijn heeft er waarschijnlijk ook iets mee te maken. Als religieus neem ik een vrij marginale positie in, zowel binnen de Kerk als binnen de organisatie. Dit geeft mij de nodige vrijheid van spreken.
30
Een beeld dat voor mij belangrijk is, is dat van de verre armen. Het gaat erom zich te verbinden met mensen die je misschien nooit zult zien. Ik vind het bijzonder positief wanneer zorgverleners zich inzetten voor mensen uit de zuiderse landen. Ook een ziekenhuis kan partnerrelaties aangaan met organisaties in de derde wereld. Ik denk dat je het effect van dergelijke acties niet kunt onderschatten. Op een dergelijke manier solidair zijn kan individuen en organisaties veerkrachtiger maken, met name door ‘relati-veerkracht’. Het hoort bij de christelijke traditie dat we de confrontatie met het lijden niet uit de weg gaan. Het is onze plicht om mensen aan de rand nabij te zijn. Tegelijk geloven we dat we hierdoor een ander, beter mens kunnen worden. Wat met de armoede van hier?
Binnen de organisatie is er ook sprake van armoede. Ik vind het voor mezelf belangrijk om solidair te zijn met basisverpleegkundigen. Ik denk ook aan mensen met een mentale handicap. Ik hou hen bijvoorbeeld in mijn achterhoofd wanneer ik nadenk over
Liefde voor het werk in tijden van management
Liefde voor het werk in tijden van management
euthanasie. Ik merk trouwens ook bij managers een ethische bezorgdheid. Zij kunnen op hun niveau opkomen voor sociale rechtvaardigheid. Vanuit het beleid kan men ook humaniserend werken. Op die manier doen zij aan ethisch ondernemen. U roept in die zin ook op om vertrouwen te hebben in het instituut, in de leidinggevenden?
Of je vertrouwt of niet hangt niet alleen af van wat je als zorgverlener meemaakt. Je kunt er bewust voor kiezen om te vertrouwen. Hierdoor zie je ook meer de kansen die leidinggevenden jou bieden. Mijn directie heeft mij de verantwoordelijkheid gegeven voor de palliatieve dienst. Hieruit blijkt dat zij ook vertrouwen in mij hebben gesteld. Tegelijk kunnen er ook wonden geslagen worden die dat vertrouwen onderuit halen.
Dat is zo. Een moeilijke factor hierbij is dat wantrouwen ook geïnstitutionaliseerd wordt. Zorgverleners hebben het gevoel dat zij alles moeten bewijzen. Wanneer wonden
worden geslagen, is het belangrijk om die te verbinden, zodat ze niet gaan etteren. Dat vraagt van zorgverleners om een specifieke aandacht. Juist om die basishouding van vertrouwen ondanks alles te kunnen herstellen. Dit is nodig om zelf overeind te blijven. Vertrouwen is de basis van een gezonde spiritualiteit. Echtheid speelt voor mij hierin ook een belangrijke rol. Aandacht hebben voor wat je echt nodig hebt, ook wanneer je te maken hebt met contrastervaringen. Een grondhouding van vertrouwen doorheen de wonden staat tegenover oppervlakkige vriendelijkheid, die er enkel op gericht is om het gekwetst worden te vermijden. Kunnen
pastores
medewerkers
hierin
ondersteunen?
Het is een belangrijke taak van pastores om ervaringen van medewerkers te vertolken, hen te helpen om te worden wie ze zijn, om ja te zeggen op wat hen ten diepste beweegt. Het gaat hierbij om roeping, beamen wie je bent, ook wanneer je dat in eerste instantie niet wilt.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
31
Het interieur van de San Giovanni a Laterano.
32
Pastorale zorg en zorgende vrijwilligers
Kritiek en waarheid spreken. Foucault over de functie van de intellectueel Rob Devos
Michel Foucault heeft zijn historisch onderzoek constant begeleid met een intense reflectie over zijn functie als intellectueel. Hij wil niet alleen gedachten formuleren, maar nadenken over wat denken in de huidige maatschappij kan betekenen. Foucault is een typische Franse intellectueel. Zijn prestige als geleerde zet hij in om stelling te nemen aangaande prangende maatschappelijke kwesties. We zien hem opstappen in betogingen, actiecomités oprichten, petities ondertekenen, openlijk debatteren. De band tussen denken en doen is nog hechter. Foucault wil met zijn theoretische studies zelf politieke effecten bewerkstelligen. Het filosofische vertoog is daardoor zelf een vorm van verzet, dus een theoretische praxis.
1. Weg met de woordvoerders! Foucault keert zich hardnekkig tegen een bepaald type dat hij als universele intellectueel bestempelt. Het is de geleerde die pretendeert zich, op grond van zijn bevoorrechte relatie tot de waarheid, te kunnen en moeten uitspreken over “de rechtvaardige maatschappij”. Hij beschouwt zichzelf als het weten en het geweten van de samenleving. Hij ontwerpt blauwdrukken voor een ideale maatschappij. Hij verdedigt zogenaamd universele waarden en normen. Slechts geïnteresseerd in de menselijkheid van de mens,
gelooft hij particuliere klassen- of groepsbelangen te overstijgen. Hij voert het woord namens degenen die geen recht van spreken hebben, die uitgebuit, onderdrukt en uitgesloten worden. De universele intellectueel gaat terug op de Aufklärung. De verlichte geleerde wil de massa, die gevangen zit in duisternis, in onwetendheid en bijgeloof, bewustmaken. Hij mobiliseert de wetenschappelijk en filosofische waarheid tegen de onwaarheid, d.w.z. tegen dwang, dwaling en bedrog. Voltaire en Zola staan model, maar Foucault viseert meteen een hele generatie intellectuelen na de Tweede Wereldoorlog met Merleau-Ponty, Camus, de Beauvoir en het boegbeeld Sartre. Vooral onder de invloed van het (als een humanisme geïnterpreteerd) marxisme koesteren zij hun universalistische dromen. De intellectuelen menen in een geprivilegieerde relatie tot de arbeiders te verkeren. Het proletariaat wordt, op grond van zijn radicale vervreemding, uitgeroepen tot drager van het universele. Het vertolkt niet louter zijn eigen klassenbelangen, maar die van alle onderdrukte groepen, zelfs de toekomstige belangen van de bourgeoisie, die nu de productiemiddelen en de macht bezit. Het proletariaat vervult zijn historische rol op een onmiddellijke, niet reflexieve wijze. De intellectueel daarentegen vertegenwoordigt het algemeen belang
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
33
op grond van zijn morele en politieke keuze, in een bewuste en uitgesproken vorm. Intellectuelen en proletariaat vormen in die optiek samen “het hoofd en het hart” van de revolutie. Foucault kijkt heel negatief aan tegen dit type van intellectuelen. Hun zelfbeeld is een vorm van zelfbegoocheling. Het berust op uiterst problematische vooropstellingen. De universele intellectueel denkt vanuit een juridisch machtsmodel. Hij beschouwt zichzelf als man van het recht. Hij is voortgekomen uit de verlichte jurist, alleszins uit een figuur die zich beroept op de universaliteit van de wet en op de formele gelijkheid van de rechtssubjecten. Hij toetst de misbruiken van de machthebbers aan een ideale rechtsorde en neemt desnoods stelling tegen de professionele rechtsgeleerden. De universele intellectueel is alert voor manifeste machtsinterventies, d.w.z. vormen van verbod, censuur, uitsluiting, en voor overtredingen van de rechtsorde, d.w.z. schendingen van het positief recht of van het natuurrecht, de mensenrechten. De rechtsgeleerde lijdt echter aan een anachronistische blikvernauwing. In Foucaults ogen zijn de disciplinering en de normalisering (relaties tussen hulpverleners en cliënten, artsen en patiënten, de architecturale inrichting van steden, wijken, scholen en woningen, de beheersing van de arbeidstijd en de vrije tijd), met de bijhorende productie van kennis en waarheidsaanspraken, evenzeer en zelfs bij uitstek “politieke” problemen. Voor dat type macht-weten heeft de universele intellectueel echter weinig of geen belangstelling. Door te focussen op de wet en de rechtspraak, laat hij de disciplinaire macht onge-
34
Kritiek en waarheid spreken
moeid. Hij verzekert en bevordert zelfs haar onzichtbare functioneren. Het panoptische “oog van de macht” heeft er immers alle belang bij om zelf in het duister te blijven. De universele intellectueel vooronderstelt daarenboven dat de macht en de waarheid gescheiden domeinen zijn. Hij gelooft dat het weten geprivilegieerd is om te ontsnappen aan de macht. Hij waant zich verheven boven de gewone burger, in een machtsvrije zone waar hij het algemeen belang, de mensenrechten, de ratio, de herrschaftsfreie Kommunikation, vertegenwoordigt. Hij meent dat hij als buitenstaander met een onbevangen blik het optreden van de macht kan observeren, analyseren en bekritiseren, dat hij alternatieven kan ontwikkelen en vormen van vals (door de macht geperverteerd) bewustzijn ontmaskeren. De hele ideologiekritiek in de lijn van de Verlichting is gebaseerd op dit postulaat. Foucault houdt van uitdagende stellingen. Hij draait de zaken om. De waarheid bevindt zich, feitelijk noch principieel, buiten het bereik van de macht. Savoir is een effect van pouvoir. Het weten is bij uitstek een steunpunt voor de macht. Op basis van zijn historische analyses heeft Foucault de evidenties van de universele intellectueel ondermijnd. Zijn aversie lijkt echter vooral ingegeven door politieke motieven. Hij denkt dat de universele intellectueel op zijn beurt de betrokkenen in een situatie van bevoogding en afhankelijkheid plaatst. De intellectueel die zich gedraagt als woordvoerder, pretendeert situaties van uitsluiting, onderdrukking, ongelijkheid en onmondigheid aan te klagen, maar roept zelf nieuwe vormen van
Kritiek en waarheid spreken
asymmetrie in het leven. Onbewust en wellicht ongewild monopoliseert hij de macht van het woord, de macht van het weten. Hij behandelt de betrokkenen niet als partners, maar hij spreekt in hun naam, hij maakt ze bewust. Alsof gedetineerden en hun families, patiënten en verpleegkundigen, studenten en docenten zelf niet zouden weten wat in hun situatie fout loopt!
verbrokkeld, gekarikaturiseerd en getheatraliseerd werd (1994c:163). Foucault beschouwt zijn eigen studies daarom wezenlijk als fragmentarisch en onafgesloten. De specifieke intellectueel beweegt zich op heel lokale terreinen waar hij een partieel weten ontwikkelt. Zijn onderzoek is zelf een regionale vorm van verzet, een niet-totaliserende vorm van praktijk (1994b:309).
2. De specifieke intellectueel
Op die manier zet hij wel degelijk fundamentele maatschappelijke problemen op de agenda. De disciplinering van de lichamen, de permanente aandacht voor seks, de wil tot weten, de macht van de deskundigen, kortom de hele manier waarop moderne subjecten geproduceerd worden door macht-weten, zijn dat geen fundamentele maatschappelijke problemen?
Contrasterend schetst Foucault de specifieke intellectueel, zoals hij zich graag noemt.
Lokaal weten De ene en eenvormige Macht bestaat niet. Er is geen centrum waar alle macht van uitgaat. Er komen allereerst lokale, gefragmenteerde en veelsoortige krachtsverhoudingen voor. Grote concentraties en duale machtsopdelingen ontstaan waar de vele draden toevallig samenknopen, elkaar tijdelijk versterken of tegenwerken. Foucault keert zich ook tegen een omvattende Waarheid aangaande de politiek en de geschiedenis. Hij wil zijn partiële en lokale analyses van macht-weten niet inkaderen in een Theorie. De gebeurtenissen moeten hun betekenis niet krijgen door ze “op te heffen” in een omvattende strategie of een utopisch perspectief. Dergelijk totaliserend denken vormt juist een hindernis voor het kritische potentieel dat in specifieke vormen van weten en verzet aanwezig is. Trouwens, telkens als grote Theorieën, zoals het marxisme en de psychoanalyse, interessante maatschappelijke effecten hadden, kon dat maar doordat hun eenheid vernietigd, opgeschort,
Lokaal verzet Overal waar de macht opereert, duikt het verzet op. Macht roept weerstand op. Weten lokt kritiek uit. Krachten botsen op tegenkrachten. Foucault stelt het nog scherper: zonder verzet is er geen macht. Het verzet maakt als tegenpool onmisbaar deel uit van het krachtveld. De tegenkrachten zijn alomtegenwoordig, d.w.z. even lokaal en specifiek, fragmentarisch en nomadisch als de macht. Daarom stelt de intellectueel zich niet op als woordvoerder. Hij moet de mensen niet verlichten of bewust maken. Best kan hij luisteren naar de betrokkenen. Hoe is het leven in een psychiatrische voorziening? Wat is het werk van verpleegkundigen? Hoe reageren de patiënten? Welke is de ervaring van cliënten in de hulpverlening? De GIP liet gedetineerden zelf aan het woord over de
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
35
levensomstandigheden in verschillende gevangenissen.1 Foucault brengt zijn werk in verband met een typisch fenomeen van de laatste decennia: de immense en toenemende kritiseerbaarheid van de dingen, de instellingen, de praktijken en de vertogen, een soort algemene brokkeligheid van de grond, ook en zelfs vooral waar hij het meest vertrouwd en solide, het meest nabij is aan onszelf, onze lichamen en onze alledaagse gebaren. (1994c:163)
hoe een bepaald regime functioneert en samengesteld is, en een reeks manipulaties en mystificaties te verhinderen. Maar het zijn de mensen die moeten kiezen. (1994d:92) In de verbinding van zijn erudiete kennisvormen met specifieke ervaringen, lokale herinneringen, gediskwalificeerde vormen van weten, ziet Foucault de inzet van de genealogie (1994c:165).
Problematiseren en herproblematiseren De intellectueel die zich gedraagt als woordvoerder, pretendeert situaties van uitsluiting, onderdrukking, ongelijkheid en onmondigheid aan te klagen, maar roept zelf nieuwe vormen van asymmetrie in het leven.
De specifieke intellectueel stelt zijn kennis ten dienste van die verzetshaarden. Hij analyseert de vormen van macht-weten die het vertoog van de betrokkenen blokkeren of vervormen. Het is niet zijn functie “de stille waarheid van allen uit te zeggen”, maar te wijzen op de hindernissen die beletten dat de betrokkenen zelf met hun ervaring en politieke verbeelding aan het woord zouden komen. Ik wil als intellectueel niet de profeet of de moralist uithangen. De mensen zijn politiek en moreel volwassen geworden. Zij moeten individueel en collectief keuzes maken. Het is belangrijk te zeggen
Filosofen schrijven teksten, maar deze zijn geen eigendom van een auteur. De effecten die een publicatie teweeg brengt, zijn te voorspellen noch te beheersen. Het boek maakt zijn eigen weg. Het discours volgt een parcours dat niet samenvalt met de intentie van de schrijver. Tussen een bepaald onderzoek en een plaats van verzet springt een vonk over. Theorie en praktijk treffen elkaar toevallig op een punt tussen beide. Foucaults Geschiedenis van de waanzin in de klassieke periode werd gelezen als een aanval op de hedendaagse psychiatrie en fungeerde als een manifest voor de antipsychiatrie. Surveiller et punir, dat handelt over de geboorte van de gevangenis, leverde materiaal voor een kritiek op het huidige strafsysteem en zelfs op totalitaire regimes en op antidemocratische tendensen in de Westerse maatschappij. Foucault vindt dat niet erg. Hij noemt zijn boeken gereedschapskisten. Wie wil, mag een of andere zin, een bepaald idee of een specifieke ana-
1 GIP is de afkorting voor Groupe d’information sur les prisons, een beweging die begin jaren 70 werd opgericht door Foucault en enkele andere Franse denkers.
36
Kritiek en waarheid spreken
Kritiek en waarheid spreken
lyse aanwenden om de machtssystemen te bekritiseren, te diskwalificeren, een kortsluiting te bewerken, “zoals je een schroevendraaier of een sleutel gebruikt”. Daardoor werd Foucault dikwijls verweten geen oplossingen te bieden. Hij lokte ontgoocheling en woede uit. Hij vindt het echter niet zijn taak concrete oplossingen aan te reiken, die slechts zuurstof zouden geven aan de machtsverhoudingen die hij juist wil bekritiseren. Hij wil veeleer vlotte en haastige oplossingen afremmen. De functie van de specifieke intellectueel is problemen te stellen, te signaleren, af te bakenen, hun complexiteit te tonen en te vergroten, problematiseringen in beweging te brengen. Aan de hand van moeilijke gevallen, opstandige bewegingen, getuigenissen uit het alledaagse leven, brengt hij door zijn theoretische arbeid langzaam verschuivingen op gang die, al bieden ze geen oplossing, alvast de manier waarop de zaken worden gepercipieerd en verwoord wijzigen. “Mijn rol speel ik op het moment dat ik problemen in hun volle complexiteit toon, waardoor ik twijfel en onzekerheid uitlok.” (1994d:88)
3. Het vrijmoedig spreken van waarheid Macht en subjectiviteit In zijn latere werk omschrijft Foucault de macht als “conduire les conduites”. In een machtsverhouding is het handelen van een actor erop gericht het handelen van andere actor te sturen en besturen. Meer bepaald is hij geïnteresseerd in “la gouvernementalité”, d.w.z. de acties waarmee de politieke over-
heid het gedrag van haar onderdanen (be)stuurt, wat gepaard gaat met een theoretische reflectie over doel en strategie van die praxis. Daardoor kan Foucault aan het verzet een perspectief bieden dat verder reikt dan het spel van disciplinerende krachten en tegenkrachten, maar gericht is op nieuwe vormen van subjectiviteit. Macht en vrijheid sluiten elkaar niet uit. Ze onderstellen steeds elkaar in een verhouding van wederzijdse uitdaging. “De vrijheid is onderworpen (assujetti) aan de macht.” (1994d:160) Macht verschilt zo van dwang. Waar macht uitgeoefend wordt, is ook ruimte voor verzet. Deze nieuwe invulling laat toe te
“Ik wil als intellectueel niet de profeet of de moralist uithangen. De mensen zijn politiek en moreel volwassen geworden. Zij moeten individueel en collectief keuzes maken.”
focussen op de subjectiviteit als actor en doelwit van de macht, maar ook als perspectief van het verzet. Foucault onderscheidt drie vormen van verzet: tegen etnische, sociale en religieuze overheersing (domination), tegen economische uitbuiting (exploitation) en tegen onderwerping-subjectivering (assujettissement), d.w.z. “tegen al wat het individu bindt aan zichzelf en zo zijn onderwerping aan anderen verzekert.” (1994d:227) Hoewel ze nooit geïsoleerd of zuiver voorkomen, is meestal toch een bepaald type van verzet overwegend. In feodale maatschappijen domineerde de strijd tegen etnische en so-
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
37
ciale overheersing, in de negentiende eeuw de strijd tegen uitbuiting. De bewegingen van de vijftiende en zestiende eeuw, die hun belangrijkste uitdrukking vonden in de Reformatie, wijzen op een crisis van de Westerse subjectiviteit. Ze verzetten zich tegen het type macht dat tijdens de Middeleeuwen die subjectiviteit gevormd had. De idee van het algemene priesterschap van de gelovigen, de eis tot directe deelname aan het geestelijke leven, het verlangen om los van het kerkelijke leergezag en de traditie zelf te bijbel te lezen, getuigen van een strijd voor nieuwe vormen van subjectiviteit. En Foucault actualiseert. Hoewel in de huidige maatschappij de strijd tegen overheersing en uitbuiting niet verdwenen zijn, is de revolte tegen onderwerping-subjectivering belangrijkst geworden. Hij verwijst daarbij naar verzetsvormen op het gebied van de geneeskunde en de psychiatrie, van het onderwijs en de hulpverlening, het verzet tegen de bureaucratie, de strijd van vrouwen tegen mannen en van jongeren tegen ouderen. Het zijn vormen van strijd die het statuut van het individu ter discussie stellen. Enerzijds bevestigen ze het recht op verschil en beklemtonen al wat de individuen echt individualiseert. Anderzijds vechten ze tegen al wat het individu
Parrèsia Deze verschuiving laat Foucault toe het thema van de waarheid terug op te nemen. De waarheid wordt nu niet louter geanalyseerd vanuit haar plaats en functie in een anoniem machtsdispositief. Hij focust op de subjecten als spreker van waarheid. In 1983 geeft hij in Berkeley colleges over de parrèsia, het waarheidspreken zoals het beoefend werd in het klassieke Griekenland en in het Hellenisme. De algemene thematiek luidt: Vertoog en waarheid. Aan het Collège de France bespreekt hij in 1982-83 een gelijkaardig onderwerp: Het bestuur van zichzelf en de anderen, en in 1983-84: De moed tot waarheid. Parrèsia betekent: alles zeggen (pan-rhèsis), of beter: vrij en vrank spreken. Het gaat om een vertoog dat op de eerste plaats belangrijk is als vertooghandeling. Foucault schetst de betekenis van de parrèsia in relatie met verwante begrippen: openhartigheid, waarheid, gevaar, kritiek en plicht.
Parrèsia en openhartigheid De parrèsiastès, het subject dat parrèsia uitoefent, zegt eerlijk wat hij denkt. Hij geeft nauwkeurig en volledig, maar vooral openhartig en onverbloemd zijn gedachten weer, zodat de toehoorder begrijpt wat hij bedoelt en geraakt wordt. De spreker laat zien dat wat hij zegt zijn eigen mening is.
isoleert, van anderen afsnijdt, tegen al wat het gemeenschapsleven versplintert, het individu dwingt op zichzelf terug te vallen en het op zijn eigen individualiteit vastpint. Alle actuele strijdvormen draaien tenslotte rond dezelfde vraag: wie zijn wij? (1994d:226-7)
38
Kritiek en waarheid spreken
De parrèsia verwijst naar een relatie tussen de activiteit van het spreken en zijn inhoud. Men maakt vaak het onderscheid tussen het sprekende subject (sujet de l’énonciation) en het grammaticale subject (sujet de l’énoncé), maar er is ook een subject van wat moet
Kritiek en waarheid spreken
gezegd worden (enunciandum), wat verwijst naar de opinie van de spreker. Door parrèsia te beoefenen benadrukt de spreker dat hij het subject van het enunciandum is. Hij spreekt in zijn eigen naam. Wat hij zegt, neemt hij voor zijn eigen rekening (1989:2)
Parrèsia en waarheid In De Staat van Plato komt de ongunstige variant van de parrèsia voor. Ze is een typische ondeugd van de slechte democratie of demagogie, waar iedereen aan zijn medeburgers eender wat mag zeggen, ook zaken die louter uiting zijn van eigenbelang en hartstocht, meningen die dwaas, beledigend en gevaarlijk voor de polis zijn. De parrèsiastès is hier een flapuit, een “a-thuro-glossos”, d.w.z. iemand die geen deur (tanden) voor zijn mond (tong) heeft, of een mooiprater die uit is op zijn voordeel, zijn toehoorders verleidt en naar de mond praat. Ook Isocrates spreekt van dronkenmannen, geestloze mensen die het woord voeren, en over babbelzieke dichters, die om het even welke kwaliteit en fout toeschrijven aan de goden. In dezelfde lijn staat bij vroegchristelijke auteurs de parrèsia vaak in haar pejoratieve betekenis tegenover de ascese van het zwijgen. Ze is een hindernis op de weg naar de Godsaanschouwing. In de klassieke teksten heeft de parrèsia echter meestal een positieve betekenis. Parrèziasthai betekent waarheidspreken. Wij kunnen ons afvragen of de parrèsiastès datgene zegt waarvan hij meent dat het waar is, of dat hij werkelijk de waarheid zegt. Voor de Grieken echter zegt de parrèsiastès de waarheid omdat hij weet dat het waar is, en hij weet dat het waar is omdat
het werkelijk waar is. Hij is niet alleen oprecht omdat hij zijn mening te kennen geeft, maar zijn mening is waar. Zijn overtuiging correspondeert met de waarheid. Foucault contrasteert het waarheidsbegrip van de klassieke parrèsia aan het moderne, waarvoor Descartes model staat. De overeenstemming tussen mijn subjectieve overtuiging en de objectieve waarheid wordt in de moderne filosofie bereikt door het bewijs. Zolang ik niet beschik over een onwrikbaar bewijs, ben ik niet zeker of hetgeen ik geloof, ook werkelijk waar is. Voor de Grieken komt die overeenstemming niet tot stand via een wetenschappelijk bewijs, maar via een ervaring, beter: via een vertooghandeling. De parrèsiastès twijfelt niet aan zijn toegang tot de waarheid, want die toegang wordt verzekerd door zijn ethische kwaliteiten. Wie een bepaald ethos ontwikkeld heeft en dus een bepaalde subjectiviteit, heeft toegang tot de waarheid. Omgekeerd staat zijn toegang tot de waarheid borg voor zijn morele kwaliteiten. Beide ondersteunen elkaar en het ene wordt getoetst door het andere. Daarom staat bij de Grieken de ethiek, in de zin van een bestaansesthetiek, garant voor de waarheid. Het komt er, voor iemand die waarheid wil spreken, op aan van zijn leven een kunstwerk te maken. Bij Descartes echter heeft de evidentie van het bewijs de plaats van de ascese ingenomen (1989:2-3). Als de Griekse filosofie een rationaliteit gevestigd heeft waarin wij ons kunnen herkennen, dan beklemtoonde ze telkens dat een subject slechts toegang krijgt tot de waarheid door minstens een zekere arbeid aan zichzelf te verrichten die hem
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
39
ertoe in staat stelt de waarheid te kennen. De band tussen de toegang tot de waarheid en de arbeid van zichzelf op zichzelf is wezenlijk in het klassieke denken en in het esthetische denken. (1994d:630)
Parrèsia en gevaar Het teken bij uitstek waaraan wij de oprechtheid van de spreker kunnen aflezen, is zijn moed (1989:3-4). Het feit dat iemand iets gevaarlijks zegt, dat afwijkt van het voor de hand liggende, van wat de meerderheid gelooft, of dat ingaat tegen wat de heersende macht graag hoort, is een sterke aanwijzing dat hij waarheid spreekt. Alleen als er een gevaar of een risico verbonden is aan het spreken van waarheid, gewagen de Grieken van parrèsia. Een leraar die een leerling onderwijst en niet twijfelt aan de waarheid van zijn onderricht, is geen parrèsiastès. Een wetenschapper is dat doorgaans evenmin. Een koning of een vorst oefent in de regel geen parrèsia uit, want hij zet niets op het spel. Als de spreker zich echter richt tot een heerser wiens optreden hij ongepast en onrechtvaardig noemt, dan spreekt hij waarheid, hij gelooft dat hij waarheid spreekt, en hij neemt bovendien een risico: de tiran kan zich beledigd voelen, kwaad worden, hem straffen, verbannen of doden. Als een vriend iets verkeerds doet, en iemand zegt hem dat, kan die waarheid kwetsen. De vriendschap kan daaronder lijden of kapot gaan. Als een redenaar in een politiek debat het risico neemt zijn populariteit te verliezen door de publieke opinie tegen te spreken of als zijn mening kan leiden tot een politiek schandaal, dan gebruikt
40
Kritiek en waarheid spreken
hij parrèsia. “Het gaat om de waarheid in het risico van het geweld.” (2009:12) Vaak vraagt de parrèsiastès de toelating aan zijn hoorder: “Staat u mij toe u niet naar de mond te praten?” Er wordt een pact afgesloten: de spreker zal zijn moed en de machthebber zijn zielengrootheid tonen. Door waarheid te spreken creëert de parrèsiastès een bijzondere relatie tot zichzelf. Hij stelt zich bloot aan fysiek, psychisch en sociaal lijden, à la limite aan de dood. Hij verkiest immers de waarheid boven een comfortabel leven in de leugen of de vanzelfsprekendheid. Uiteraard gaat de bedreiging uit van de ander. De parrèsia onderstelt dus een bijzondere verhouding tot de ander. Deze relatie tot de ander onderstelt echter een relatie tot zichzelf. De parrèsiastès ziet zichzelf liever als waarheidspreker dan iemand die uit angst onwaarachtig is tegenover zichzelf. De de parrèsia is daarom verbonden met de megalopsychia, de zielengrootheid (2009:13).
Parrèsia en kritiek Niet elk spreken dat gevaar oplevert, wordt parrèsia genoemd. Een beklaagde die op zijn proces zaken zegt die tegen hem gebruikt kunnen worden, is nog geen parrèsiastès, hoewel hij oprecht is, gelooft in de waarheid van wat hij zegt en risico’s neemt. Het eigene van de parrèsia is dat het gevaar voortkomt uit het feit dat spreker kritiek geeft. Hij vindt dat zijn gesprekspartner zich op een bepaalde manier hoort te gedragen. Meestal oordeelt hij dat de ander juist niet denkt of handelt zoals hij dat zou moeten. De waarheidspreker kan ook kritiek uitoefenen op
Kritiek en waarheid spreken
zichzelf. Hij bekent iets gedaan te hebben dat niet strookt met hetgeen verwacht mocht worden. Enerzijds is het waarheidspreken verbonden met een bepaalde afkomst en status. Het is een recht en een voorrecht om parrèsia te mogen uitoefenen. Volgens de Grieken mag alleen de burger de volksvergadering toespreken, wat voorbehouden is aan vrije en volwassen mannen. De parrèsiastès moet zelfs de specifieke sociale eigenschappen en ethische voortreffelijkheid bezitten die iemand het voorrecht verlenen om vrijuit te spreken en aandacht te verdienen. Anderzijds gaat het om een situatie waarin de spreker zich in een ondergeschikte positie bevindt ten opzichte van zijn toehoorder. De parrèsiastès is altijd minder machtig dan degene tot wie hij zich richt. “Parrèsia komt als het ware van ‘beneden’ en is ‘omhoog’ gericht.” (1989:5). Daarom zeggen de Grieken van een leraar die een leerling bekritiseert, van een ouder die zijn kind berispt, van de rechter die een beschuldigde veroordeelt, niet dat zij parrèsia uitoefenen. Maar als een filosoof een tiran of een burger de meerderheid bekritiseert, dan komt hij in aanmerking om gekwalificeerd te worden als een waarheidspreker.
Parrèsia en plicht De parrèsiastès beschouwt het spreken van waarheid als zijn morele plicht. Als een retor vanwege zijn toehoorders verbanning of een ander nadeel vreest, kan hij verkiezen te zwijgen. De parrèsiastès wordt door niemand verplicht, maar hij acht het zijn plicht tegenover de ander en tegenover zichzelf om te spreken. Als iemand gedwongen
Het komt er, voor iemand die waarheid wil spreken, op aan van zijn leven een kunstwerk te maken.
wordt om de waarheid te zeggen, b.v. door geweld of intimidatie, is zijn spreken geen parrèsia. Een misdadiger die aan zijn ondervragers zijn misdaad uiteindelijk toegeeft, oefent geen parrèsia uit. Als hij echter vanuit zijn plichtsbesef zijn misdaad vrijwillig bekent, verricht hij een parrèsiastische daad. Een vriend bekritiseren is parrèsia, omdat het een plicht is een vriend te helpen als hij zijn fouten niet beseft. Een vorst bekritiseren is parrèsia, omdat de spreker zijn waarheidspreken ziet als een plicht ten opzichte van de machtsdrager of van de polis. Parrèsia is zo verbonden met plicht en vrijheid. Kortom, parrèsia is een activiteit waarbij de spreker een bijzondere verhouding tot de waarheid heeft door vrijmoedigheid, een bepaalde verhouding tot zijn eigen leven door het risico dat hij neemt, een bepaalde relatie tot zichzelf of anderen door zijn kritiek (kritiek op zichzelf of anderen), en een bijzondere verhouding tot de morele wetten door vrijheid en plicht. (1989:5)
De intellectueel als waarheidspreker Wat interesseert Foucault in de parrèsia? Voor alle duidelijkheid: Foucault wil niet terug naar de Grieken. Hun opvatting van ethiek als dominantie sluit elke “nostalgie de la Grèce” uit. Zijn studie kadert binnen een
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
41
genealogie van de kritische traditie. Hij maakt een onderscheid tussen twee stromingen in de moderne filosofie. De analytiek van de waarheid vraagt naar de voorwaarden waaronder uitspraken in aanmerking komen voor waarheid. Haar studieobject is het kenvermogen als toegang tot de werkelijkheid. De kritische traditie bekommert zich om een ander type vragen. Wie is in staat om waarheid te spreken? Welke zijn de ethische voorwaarden waaronder iemand het recht heeft zijn mening vrijuit te kennen te geven? Hoe kunnen wij een waarheidspreker herkennen? Over welke onderwerpen is het belangrijk waarheid te spreken: het milieu, de maatschappelijke instellingen, het bestuur van de overheid, de gedragingen of de aard van de mens? Welke vorm neemt het waarheidspreken aan in de politiek, de vriendschap? Welke zorg voor zichzelf onderstelt de zorg voor anderen? Wat is de verhouding tussen het spreken van waarheid en het uitoefenen van macht? Welke positieve effecten mogen we van het waarheidspreken verwachten voor de maatschappij, het bestuur, de burgers? Foucault wil met zijn genealogie de herkomst van deze kritische traditie opsporen vanaf de klassieke Oudheid. Hij noemt die interesse “het algemene, objectieve doel” van zijn studie (1989:85). Wellicht is er nog méér aan de hand. Achter Foucaults historische belangstelling schuilt een actuele interesse. Zijn theoretisch onderzoek gaat alleszins gepaard met een sterke sympathie voor zijn studieobject. Men kan aan een regering niet vragen dat ze de waarheid spreekt, de hele waarheid en niets dan de waarheid,
42
Kritiek en waarheid spreken
maar wel een bepaalde waarheid aangaande de grote projecten, de algemene keuzes van haar tactiek, een aantal specifieke punten van haar programma. De parrèsia, d.w.z. het vrije woord van degene die bestuurd wordt, kan en moet, in naam van het weten, van de ervaring die hij heeft als burger, de regering interpelleren over wat ze doet, de zin van haar actie, de beslissingen die ze genomen heeft. (1994d:734) Foucault wil als filosoof en intellectueel zelf parrèsia beoefenen. Hij acht het belangrijk dat wij ons losmaken uit het heersende waarheidsregime. Hij wijst daarbij op de politieke betekenis van het waarheidspreken als verzet tegen de gevestigde macht. Niets is inconsistenter dan een politiek regime dat onverschillig staat tegenover de waarheid. Niets is echter gevaarlijker dan een politiek systeem dat pretendeert de waarheid voor te schrijven. De functie van het “waarheidspreken” moet niet de vorm van de wet aannemen. Het is ook een illusie te denken dat die functie bestaat in het spontane spel van de communicatie. De taak om waarheid te spreken is een eindeloze arbeid: die in haar complexiteit respecteren is een plicht waar geen enkele macht aan kan voorbij gaan. (1994d:678)
Literatuur R. Devos 2004, Macht en verzet. Het subject in het denken van Michel Foucault, KampenKapellen, Klement-Pelckmans. M. Foucault 1989, Parrèsia. Vrijmoedig spreken en waarheid, Amsterdam, Krisis-Onderzoek.
Kritiek en waarheid spreken
- 1994a-d, Dits et écrits. vol. 1: 1954-1969; vol. 2: 1970-1975; vol. 3: 1976-1979; vol. 4: 1980-1988, Paris, Gallimard. - 2008, Le gouvernement de soi et des autres.
Over de auteur Rob Devos is filosoof. Hij doctoreerde over Hegels religiefilosofie in de Phänomenologie des Geistes. Zijn belangstelling ligt op het gebied van de politieke filosofie, de ethiek en de cultuurfilo-
Cours au Collège de France (1982-1983), Paris,
sofie. Hij publiceerde over Hegel, Gramsci,
Gallimard.
Althusser. Over Foucault schreef hij Macht en verzet. Het subject in het denken van Michel
- 2009, Le courage de la vérité. Le gouvernement
Foucault. Zijn huidige interesse gaat uit naar
de soi et des autres II. Cours au Collège de France
biopolitiek en postfordisme, een thema van de
(1983-1984), Paris, Gallimard.
Italiaanse radicale democraten, die sterk door Foucault beïnvloed zijn. Aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte doceert hij Ethiek, Hedendaagse politieke stromingen en Cultuurfilosofie.
[email protected].
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
43
Alle congresgangers samen: Camillianen, Nederlandse geestelijk verzorgers en Vlaamse pastores.
44
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’: empowerment, resilience en profetische zorg
Verschillende auteurs die een definitie trachten te geven van pastorale zorg vanuit een christelijk perspectief, verwijzen hierbij naar het Rijk Gods (king-dom). Zo omschrijft Michael Scherer-Rath bijvoorbeeld pastorale zorg als volgt: “Pastorale zorg vormt een werkveld binnen het pastoraat, waarbinnen zorg-dragenden op professionele en semiprofessionele manier (pastores en pastorale vrijwilligers) zodanig met zorg-vragenden trachten te communiceren, dat een doelgerichte ondersteuning van de zorg-vragende in zijn of haar sociale omgeving mogelijk wordt gemaakt. En dit tegen de achtergrond en op basis van het perspectief van het Rijk Gods, teneinde de eigen ‘leefwereld’ te kunnen handhaven, voort te laten duren en te herstellen, zodat men er zo goed mogelijk in kan leven”.1 Het koninkrijk van God is een theologisch concept dat voor vele mensen vrij vaag blijft. Toch kan het onze verbeelding prikkelen. Het stimuleert reflectie over goede zorg in pastorale contexten, zowel institutioneel bekeken als op het persoonlijk pastorale vlak. In het licht van de reflectie over ‘humanisering van de zorg’ biedt het theologische perspectief van het Rijk Gods aanzet-
Annemie Dillen
ten tot nieuwe manieren van denken. Christenen (en anderen) die geïnspireerd zijn door profetische woorden, daden en hun visie over Gods Rijk, kunnen de menselijke waardigheid mee stimuleren. In deze bijdrage, zal ik vooreerst verklaren hoe ik het Rijk Gods (kin-dom of God) interpreteer. Ik gebruik hier het woord kin-dom dat enerzijds verwijst naar het woord kingdom (Gods koninkrijk) en anderzijds naar het woord kin, wat wijst op een verwantschap, een familieband. Dit concept van Gods kin-dom kan pastores en christelijke instituties inspireren tot een verdere humanisering van de zorg. Vervolgens bespreek ik kort enkele kenmerken van dit ideaal. Nadien zal ik verder toelichten wat wordt verstaan onder ‘profetische (pastorale) zorg’. Tot slot hou ik een pleidooi voor pastores die geen superman of -vrouw hoeven te zijn, maar wel ‘goed genoeg’.
1. Gods kin-dom: het concept en de inspiratie Ik spreek over kin-dom refererend aan het gebruik van deze term in de feministische theologie.2 De term kin-dom stelt de patri-
1 M. SCHERER-RATH, Pastorale zorg. Kritisch pastoraat voor het leven in alledag, in C. STERKENS & J. VAN DE MEER (ed.). Kerk aan de stadsrand. Budel. Damon, 2004, 87 106. 2 Zie bijvoorbeeld ADA MARIA ISASI-DIAZ, Solidarity: Love of Neighbor in the 1980s, in S. Brooks THISTLETHWAITE & M. POETTER ENGEL (ed.), Lift Every Voice: Constructing Christian Theologies from the Underside, San Francisco, Harper, 1990, 303-305.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
45
archale connotaties die aan het woord kingdom verbonden zijn, in vraag. kin-dom verwijst naar de verhoudingen tussen mensen, naar relaties, of naar het ideaal van ‘verwantschap’: broers en zussen te zijn van elkaar. kin-dom is een ideaal, iets om naar te streven.
De term kin-dom stelt de patriarchale connotaties die aan het woord king-dom
kers kunnen niet alles doen. Mensen zijn fundamenteel begrensd. De visie van Gods kin-dom verwijst naar mooie idealen, maar impliceert tezelfdertijd dat mensen niet alles zelf hoeven te presteren. Ze moeten uiteraard samenwerken met God, maar deze samenwerking wil niet zeggen dat alles afhangt van menselijke inspanningen. Dit kan een bevrijdende gedachte zijn in het licht van de reflectie over de humanisering van de zorg.
verbonden zijn, in vraag.
2. Kenmerken van Gods kin-dom Eén van de kernbegrippen in het theologisch begrijpen van Gods kin-dom, is de vruchtbare spanning die bestaat tussen het ‘reeds’ en ‘nog niet’. Het eschatologische vooruitzicht, het ‘nog niet’, stimuleert christenen om hun inspanningen voor meer humanisering verder te zetten. Ze kunnen er immers op vertrouwen dat God elke bijdrage tot de verbetering van het algemeen welzijn, zal behouden en verder zetten in het licht van de eeuwigheid. Niets wat goed is zal reddeloos verloren zijn. Frustraties zoals “Ik zie deze vorm van onrecht, ik heb het aangeklaagd, maar er verandert niets”, zijn schering en inslag in zorginstellingen. Het perspectief van Gods kin-dom is geen gemakkelijke spirituele pleister op de wonde van de frustraties. Het is eerder een geloof dat mensen wil stimuleren in hun vertrouwen en hun positieve kijk op mensen en op de wereld. Tegelijk blijft er altijd het aspect van ‘nog niet’, waardoor de menselijke inspanningen in Gods handen gelegd worden, zodat ze bewaard worden en tot hun volheid kunnen worden gebracht. Pastores en zorgverstrek-
46
Men kan zich echter afvragen of een patiënt die als een nummer wordt behandeld, of niet gerespecteerd wordt in zijn of haar lichamelijke integriteit, er überhaupt boodschap aan heeft dat de zorgverleners zich verlaten op de idee van Gods Rijk-van-verwantschap dat al bestaat maar vooral nog in vervulling moet gaan. Dat is de reden waarom de idee van Gods kin-dom verder gekwalificeerd moet worden. Gods kin-dom is meer dan een formeel principe van hoop en vertrouwen. Het kan mensen stimulerenom het nooit op te geven zorg te dragen voor de ander, in het bijzonder voor de zwakste. In de eschatologische rede van Jezus, vangen we een glimp op van wat wordt bedoeld met het kin-dom van God. In Mt 25,34-40 lezen we: “Dan zal de koning tegen hen die aan zijn rechterhand staan zeggen: ‘Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt. Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe’. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: ‘Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen, of naakt en hebben we U gekleed? Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?” De koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.” (Willibrordvertaling: KBS 1995) Deze programmatische tekst vat enkele aspecten van Gods kin-dom samen. De tekst spreekt over het verwelkomen van iedere persoon. Dit roept christenen op om op een positieve manier naar elke mens te kijken, in het bijzonder naar de personen die ze eerder spontaan links laten liggen. Eén van de studenten die recent een pastorale stage liep in een ziekenhuis waar veel patiënten opgenomen zijn die in armoede leven, omschreef (impliciet) hoe de pastores de geest van deze eschatologische rede hadden geïnternaliseerd, en zo in belangrijke mate bijdroegen aan de humanisering van de zorg. Ze vond het fantastisch, maar ook zeer uitdagend om te zien hoe pastores vriendelijk waren voor iedereen, en een alcoholicus en zijn
vriend met net zoveel respect behandelden als een koning. Zo kunnen we ook de handeling van de pastor die de borst van een halfnaakte vrouw in coma bedekt, als een vorm van (pastorale) zorg in het licht van Gods kin-dom zien. Wanneer ik denk aan humanisering van de zorg, denk ik ook aan inclusie. De zoektocht naar inclusieve gemeenschappen kan mensen helpen om Gods sporen te herkennen. Men zou het verwelkomen van mensen in al hun diversiteit binnen gemeenschappen (zowel christelijke gemeenschappen als zorginstellingen) kunnen zien als een vorm van ‘mystagogische praktijk’. Karl Rahner gebruikte het woord ‘mystagogie’ om te verwijzen naar de relevantie van ervaringen als een manier om over het geloof te leren.3 Het verwelkomen van mensen die verschillend zijn in leeftijd, gender, klasse, etniciteit en gezondheidscondities - het creëren van een inclusieve gemeenschap - kan op een mystagogische manier werken voor volwassenen. Ze kunnen een stuk ontdekken van het ongerealiseerde kin-dom in een praktijk waarbij iedereen welkom is, iedereen telt, onafhankelijk van competenties en sociaal statuut. Een andere, theologische en filosofische term om de idee uit te drukken dat men God ontmoet in plaatsen waar gerechtigheid gebeurt aan mensen, is het concept van ‘heterotopie’. Dit concept werd ontwikkeld door de filosoof Michel Foucault en toege-
3 Zie mijn artikel A. DILLEN. Children are the Future...and the Present. Challenging Pastoral Practices with Children, in Counseling et spiritualité. Counselling and Spirituality, 28/1 (2009) 129-148. Zie ook M.A. HINSDALE, in M.J. BUNGE, The Child in Christian Thought (Religion, Marriage and Family, 2), Grand Rapids, MI, Eerdmans,.2000, p. 418
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
47
past op de theologie door de Oostenrijkse theoloog Hans Joachim Sander.4 ‘Heterotopie’ verwijst naar een plaats die ‘anders’ is dan we verwachten. Het is een bestaande plaats, te onderscheiden van ‘u-topie’ wat verwijst naar een ‘goede’, maar onbestaande plaats.5 Een heterotopie is een plaats waar mensen Gods openbaring kunnen erkennen, een plaats die anders is dan alle feitelijke plaatsen. De Arkgemeenschappen zijn goede voorbeelden van zulke ‘heterotopieën’. De bewoners, zowel met als zonder handicap kunnen
‘profeten’ genoemd worden. In ziekenhuizen kan men ook een glimp van heterotopie opvangen, wanneer patiënten adequate zorg ontvangen, in de vriendschap van een verpleegster of pastor, in de nieuwe dynamiek in familierelaties of wanneer pastores de hoop van een patiënt mee kunnen beleven, bijvoorbeeld wanneer de patiënt uitkijkt naar het bezoek van een kleinkind. Samenleven met arme mensen, de liturgie vieren met mensen met een handicap, het ziekenhuis ervaren vanuit het perspectief van de patiënt voor wie men pastor is, de palliatieve eenheden, … dit kunnen allemaal
4 Zie bijvoorbeeld: H. J. SANDER, Europe’s Heterotopias. Pastoral Power within the Signs of the Times, in T. WYLLER (ed.), Heterotopic Citizen. New Research on Religious Work for the Disadvantaged, Göttingen, Vandenhoeck & Ruprecht, 2009, 172190. Zie M. FOUCAULT, Des espaces autres, in ID., Dits et écrits 1954-1988. Tome IV: 1980-1988, Parijs, Gallimard, 1994, 752-776. 5 I. CORNU & D. POLLEFEYT, Religieus opvoeden tussen openheid en geslotenheid. Bijbels geloof in een Babelse wereld, in D. POLLEFEYT, Leren aan de werkelijkheid. Geloofscommunicatie in een wereld van verschil (Nikè-reeks, 49), Leuven, Acco, 2003, 45-65, p. 56.
48
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
heterotopieën zijn, plaatsen waar God kan
Christenen kunnen de basis voor deze waar-
worden ontdekt en gevonden.
digheid en de gelijkwaardigheid van elke mens terugvinden in de idee dat elke mens
Inclusieve kerkgemeenschappen kunnen
geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis.
mogelijk ook een vorm van ‘heterotopie’
Gods ‘beeld’ verwijst naar wat gegeven is, de
zijn. Het begrip ‘inclusie’ is echter een
waardigheid van elke persoon, ‘gelijkenis’
gevaarlijk woord: vaak betekent het ‘inclusie
verwijst naar de begrensdheid van elke mens
van de ander onder mijn voorwaarden’, waarbij de ander zich moet aanpassen. Een tijd geleden hoorde ik in Leuven de Nederlandse theologe Jacqueline Kool aan het woord, die nadenkt over de relatie tussen dissability studies en theologie.6 Ze illustreerde het gevaar van een simplistisch begrip van inclusie op basis van haar eigen ervaring als vrouw in een rolstoel. Ze vertelde hoe ze zich vaak maar welkom voelde in vele kringen, zolang zij de rol op zich nam die mensen van haar verwachten: het zielige kleine meisje, of de meelijwekkende vrouw. Dit verhaal daagt ons uit te reflecteren over manieren om de ander werkelijk
en de noodzaak om meer te groeien om ‘zoals God’ te worden7. In de praktische theologie zijn de meningen verdeeld over een aanpak vanuit de scheppingstheologie die ‘laagdrempelig’ is - of een benadering gebaseerd op de christologie, met een sterke christelijke identiteit. Ik zie echter een sterke analogie tussen deze benaderingen. De zorg voor elke menselijke persoon en de opdracht om de waardigheid van elke mens te respecteren en hem of haar een eigen stem te geven, kan niet enkel gebaseerd zijn op schepping, maar ook op de christologische ideeën over Christus ontmoeten in elke
ernstig te nemen in zijn of haar ‘anders zijn’,
menselijke persoon. Respect voor de waar-
als persoon met waardigheid. Het doet ons
digheid van elke persoon is gebaseerd op
tegelijk nadenken om diversiteit - een
een positieve antropologie die elke mens in
modewoord tegenwoordig - als een uitda-
staat acht in relatie te treden met zichzelf,
ging voor ons eigen perspectief, onze privi-
anderen, de maatschappij, de natuur en
leges en de manieren waarop we in relatie
God. Mensen zijn onderling verbonden.
staan tot anderen, te begrijpen. Dit is een
Verbondenheid is niet enkel iets om naar te
uitdaging voor ieder in een leidinggevende
streven, maar is tevens een beschrijving van
positie. Voor pastores betekent diversiteit in
de realiteit. Verbondenheid stimuleert men-
rekening brengen, onder andere, niet alleen
sen om niet alleen te denken aan wat hen
de patiënten bezoeken die vriendelijk en
verdeelt, maar ook aan wat op basis van wat
‘zoals de pastor’ zijn, maar ook diegenen die
hen verenigt een stimulans kan zijn om een
vreemd zijn, en waar men in eerste instantie
nieuwe gemeenschap op te bouwen - met
niet geneigd zou zijn naartoe te gaan.
elkaar in plaats van ten koste van elkaar.
6 Cf. J. KOOL, Goed bedoeld. Levensbeschouwelijk kijken naar handicap en ziekte, Zoetermeer, Boekencentrum, 2002. 7 Cf. R. BURGGRAEVE & I. VAN HALST, Al de vragen van ons leven. Een ethiek voor het dagelijkse leven, Tielt, Lannoo, 2005, p. 9-11.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
49
Werken aan het kin-dom van God, betekent mensen ondersteunen in hun eigen kracht (empowerment). Wanneer we aan empowerment denken, gebruiken mensen vaak de metafoor van het ‘leren vissen’ in plaats van het ‘geven van een vis’. Dit beeld is echter nog steeds sterk patriarchaal en geeft blijk van éénrichtingsverkeer. Alsof mensen in het Noorden bijvoorbeeld zoveel beter weten hoe te vissen. Empowerment betekent ook luisteren naar anderen, leren van hun methoden van vissen en hen laten onderwijzen, samen ernaar streven dat het water om in te vissen niet vervuild raakt. Werken aan het kin-dom van God, aan de humanisering van de zorg, stelt mensen in staat om hun leven in handen te nemen, een stem te krijgen, en interacties tussen mensen te stimuleren. Ik denk aan zorgvoorzieningen, waar de pastor niet diegene is die elk probleem moet oplossen, maar die kan bemiddelen tussen mensen, die kan helpen om de stem te doen weerklinken van hen die haast nooit te horen zijn, en die dialoog stimuleert. Humanisering van de zorg heeft nood aan mensen die geloven in de kracht van anderen, waar power betekent dat men de mogelijkheid heeft om het leven van een ander op een positieve manier te beïnvloeden in woorden zowel als daden. Hoewel het concept empowerment een emancipatorische term is, kan men zich afvragen of de pijn, het lijden, de moeilijkheden die mensen ervaren wel voldoende ernstig worden genomen. Uiteraard vertrekt empowerment van waar mensen staan, en wil het mensen niet overvragen. Toch zou het goed zijn om de notie van empowerment aan te vullen met het concept resilien-
50
ce. Resilience verwijst naar het vermogen van een persoon om te groeien na moeilijke levenssituaties. Het is een concept van hoop en een uitdrukking van geloof in de mogelijkheden van mensen. Tegelijk maakt het duidelijk dat mensen kwetsbaar zijn, getraumatiseerd of gewond kunnen zijn, en dat het voor groei en empowerment eerst en vooral belangrijk is dat er manieren worden gezocht om om te gaan met moeilijke ervaringen.
Hoewel het concept empowerment een emancipatorische term is, kan men zich afvragen of de pijn, het lijden, de moeilijkheden die mensen ervaren wel voldoende ernstig worden genomen.
3. Profetische pastorale zorg Tot nu toe klonk mijn bijdrage eerder idealistisch. Maar is het mogelijk dat mensen werkelijk de ander ernstig nemen als de ander, hoe anders die ook is? Met andere woorden, is het erkennen van de alteriteit van de andere niet begrensd door psychologische mechanismen die maken dat we diegenen verkiezen die ‘gelijkaardig’ zijn? Is mijn overtuiging verwoord aan het begin van deze bijdrage over Gods kin-dom en mijn idee over de verbondenheid van alle mensen niet te idealistisch? In het dagelijkse leven worden we geconfronteerd met verplegers en verpleegsters die niet altijd de gepaste zorg dragen voor
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
mensen, met dokters die bovenal in geld geïnteresseerd zijn, met pastores die lijden aan een burn-out of die meer focussen op hun eigen ego dan op het welzijn van de patiënt. Deze individuele voorbeelden hebben structurele fundamenten. Tijd, geld, het verlies van de spiritualiteit van het ‘geroepen zijn’ kunnen zorg beïnvloeden. De vraag is dan hoe we kunnen omgaan met de spanning tussen onze ideale overtuigingen en deze concrete realiteit. Ik verwijs hiervoor naar het concept van ‘profeet’. In de christelijke traditie verwijzen profeten naar diegenen die actief hopen en die mensen aanmoedigen te dromen van en te werken voor meer humanisering. We noemen hen profeten omdat hun woorden en daden voor meer rechtvaardigheid, geïnspireerd zijn door hun geloof in God. In augustus 2009 werd in Leuven een Europese conferentie over de notie van pastorale zorg en counseling georganiseerd.8 In het vervolg van deze bijdrage maak ik duidelijk hoe ‘profetische (pastorale) zorg’ het denken over humanisering in de zorg kan stimuleren. Aan de hand van het leven van de nieuwe Belgische Heilige Damiaan, illustreer ik verschillende aspecten van wat ‘profetisch’ kan betekenen. Pater Damiaan, die ook ‘profeet’ kan genoemd worden, handelde vanuit een persoonlijke roeping. Voor hem was het heel belangrijk onrechtvaardigheid te zien. Op basis daarvan oordeelde hij dat bepaalde situaties niet verder konden bestaan. Onrecht zien was minder evident in het
leven van pater Damiaan dan we vaak denken. Het zien van onrecht vertrok niet vanuit een heel bewuste intentie. Het waren de sprakeloze monden van de stemloze melaatsen in Molokai die pater Damiaan appelleerden. Zien en oordelen hoeft echter niet altijd te leiden tot profetisch handelen - zoals men zou verwachten op basis van Cardijn’s drie stappenmodel (zien, oordelen, handelen). Er is vaak veel weerstand binnen de persoon
De term ‘profetisch’ opent onze ogen voor nieuwe aspecten van pastorale zorg die we anders dreigen te vergeten.
zelf, in de particuliere context en in de bredere samenleving. Zo was het voor pater Damiaan bijvoorbeeld heel moeilijk om medewerkers te vinden. Vele profeten worstelen ook met de vraag ‘waarom ik?’, en ‘wie is er feitelijk geholpen met mijn daden?’ In deze context wil ik refereren aan het verhaal van Mozes en zijn twijfels, of van Jona die zijn zending tracht te ontvluchten. Profeten zijn zich vaak scherp bewust van de risico’s die ze lopen, wanneer ze aan de zijde staan van diegenen die naar de marginaliteit zijn geschoven. Pater Damiaan riskeerde om zelf ziek te worden – wat ook gebeurde. Ook pastores kunnen aspecten van profetisch handelen in hun werk realiseren. Ik
8 Verschillende bijdragen van deze conferentie werden gebundeld in A. DILLEN, A. LIÈGEOIS & A. VANDENHOECK, De moed om te spreken en te handelen. Profetisch pastoraat (Leuvense cahiers voor praktische theologie, 11), Antwerpen, Halewijn, 2009.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
51
voeg de term ‘profetisch’ aan pastoraat toe, om te focussen op dit aspect dat kan gezien worden als een dimensie van elke vorm van pastorale zorg (Nauer).9 De term ‘profetisch’ opent onze ogen voor nieuwe aspecten van pastorale zorg die we anders dreigen te vergeten.
4. Naar een ‘goed genoeg’ pastor Het concept van de profeet als beeld voor pastorale zorg, lijkt een soort pastor als ‘superman’ of ‘supervrouw’ te idealiseren. Ik wil echter niet poneren dat elke pastor een profeet moet zijn. De voornaamste taak voor een pastor is wel om profetische stemmen te horen, van anderen en misschien ook in zichzelf, en om mensen te begeleiden zodat ze deze stemmen mogen zien en horen.10 Profetische stemmen kunnen ook gehoord worden vanuit onverwachte hoek, voornamelijk van diegenen die vaak als ‘stemloos’, zwak en arm worden gezien. Mensen die verbannen worden naar de marges van de samenleving, slachtoffers van onrecht kunnen ook op een profetische manier handelen, vaak alleen al door er te zijn en te ‘overleven’. Hun bestaan en hun moed om met moeilijkheden om te gaan, roept anderen op om hun houding te veranderen, als de anderen daar tenminste voor open staan.11 Het idee van profetische stemmen ‘van onderuit’ is in elk geval vrij kwetsbaar, niet alleen
omwille van de kwetsbaarheid van deze mensen maar ook omdat het perspectief van de slachtoffers gemakkelijk kan uitgebuit en vergeten worden. Niet alleen slachtoffers van onze maatschappij zijn kwetsbaar, maar ook de pastores zelf, zeker wanneer ze een profetische rol op zich nemen. In plaats van een supervrouw of superman schets ik daarom het beeld van een kwetsbare mens. De profetische pastor is kwetsbaar in de zin dat hij of zij geraakt is door God en door het lijden van anderen. De roeping om op een profetische manier te handelen, is niet zozeer een actieve keuze, dan wel een passieve manier van ‘geraakt’ te zijn. We kunnen enkel spreken over ‘profetische praktijk’, wanneer deze praktijk door God geïnspireerd is. De heteronomie die van God komt, gaat samen met de heteronomie die men kan ervaren in het ontmoeten van de ander die kan gekwetst raken. De openheid van een ‘profeet’ refereert aan deze dubbele heteronomie, die op zichzelf een soort ‘kwetsbaarheid’ is: in het beantwoorden van de roep van de ander/Ander, riskeert men zichzelf. De openheid voor de heteronome roep van de kwetsbare ander kan men kwalificeren als een vorm van kijken op nieuwe manieren, om het perspectief van de andere in te nemen, om open te
9 D. NAUER, Profetisch-kritisch handelen vanuit het perspectief van de pastorale zorg, in A. DILLEN, A. LIÈGEOIS & A. VANDENHOECK, De moed om te spreken en te handelen, 132-172. 10 B. PAEPEN, Iedereen profeet? Profetisme in onze Kerk, in A. DILLEN, A. LIÈGEOIS & A. VANDENHOECK, De moed om te spreken en te handelen, 79-86. 11 Y. De MAESENEER, Het slachtoffer als profeet? Over de actualiteit van Jesaja’s lijdende dienaar, in A. DILLEN, A. LIÈGEOIS & A. VANDENHOECK, De moed om te spreken en te handelen, 60-78.
52
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
staan voor pluraliteit en diversiteit, zonder een fundamentalistische of relativistische positie in te nemen. Het is een positie van ‘in de wereld, maar niet van de wereld’ zijn, een positie van vele relaties van loyaliteit die de profetische pastor uitdagen om om te gaan met kritiek vanuit verschillende hoeken. Deze positie vereist een sterk fundament dat gevonden kan worden in het christelijk geloof, in de eigen spiritualiteit. Paradoxaal genoeg is deze fundering voor christenen hun geloof in een kwetsbare God, een God die enkel machtig is door zijn liefde voor de mensen, een God die genegeerd en gekwetst kan worden. Christenen geloven in een God die niet ‘onbeweeglijk’ is, maar die geraakt wordt door het lijden van zijn volk.12 Zijn liefde daagt mensen uit om op hun beurt lief te hebben. Het is God die zijn dienaar zendt, over wie in Jesaja 42, 1-3 geschreven staat: “Hij roept niet en schreeuwt niet, hij laat zijn stem niet horen op straat. Het geknakte riet zal hij niet breken en de kwijnende vlaspit blaast hij niet uit. Werkelijk, hij zal recht brengen”. (Willibrordvertaling: KBS 1995) De kwetsbaarheid van de profetische pastor als een vorm van openheid en de heteronome positie, impliceert ook een kwetsbaarheid in de lichamelijke zin. We kunnen hier denken aan onze Belgische pater Damiaan die zelf overleed ten gevolge van lepra, of aan de Salvadoraanse bisschop Romero, een ware ‘moderne profeet’, die niet alleen verbaal werd aangevallen, maar in zijn hele persoon kwetsbaar was: hij werd vermoord op 24 maart 1980.
Profeten zijn geraakt door de kwetsbaarheid van anderen, geïnspireerd door een kwetsbare God. Dit ‘geraakt zijn’, leidt tot concrete zorg, sociale actie, en soms tot riskante woorden en daden. Deze kwetsbaarheid heeft vele betekenissen, en vormt het fundament, de inspirerende basis voor profetische pastorale zorg. Ik beschrijf profetisch handelen in termen van kwetsbaarheid, maar tegelijk als een uitdaging, een visie die overweldigend kan zijn. Hoe kan een kwetsbare persoon omgaan met deze roeping en ermee verder gaan? Als antwoord hierop introduceer ik het concept van de pastor die ‘goed genoeg’ is. De pastor hoeft geen profeet te zijn, maar kan wel geïnspireerd geraken door profetisch handelen. In werkelijkheid worden vele pastores constant geconfronteerd met hun onmacht, omwille van hun eigen onvermogen, omwille van de macht van de ander, maar ook omwille van hun plaats in het systeem. In een Belgische context waar pastores betaald worden door het ziekenhuis, is hun vrijheid om kritisch te zijn ten opzichte van de instelling in zekere zin beperkt. Pastores - en vrijwel iedereen die in de zorgsector werkt - zijn vaak verscheurd tussen de loyaliteit aan hun instelling en hun kritische inzichten. De pastor die ‘goed genoeg’ is, of de zorgverstrekker die ‘goed genoeg’ is, mag zich geliefd weten door God in zijn of haar hele persoon, niet enkel door profetische daden. Pastores hoeven niet perfect te zijn.
12 Cf. R. BURGGRAEVE, Passie voor barmhartigheid en gerechtigheid. Bijbelse en ethische perspectieven over profetisch pastorale zorg en begeleiding, in A. DILLEN, A. LIÈGEOIS & A. VANDENHOECK, De moed om te spreken en te handelen, 16-59.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
53
Tegelijk worden zij uitgedaagd om te spreken en te handelen in naam van diegenen die het meest kwetsbaar zijn, en zo bij te dragen aan het kin-dom van God, wetende dat dit kin-dom nog steeds verwacht wordt, en niet helemaal afhankelijk is van hun menselijk handelen.
OVER DE AUTEUR Annemie Dillen is docent pastoraaltheologie aan de Faculteit Theologie, K.U. Leuven en voorzitter van het Academisch Centrum voor Praktische Theologie.
[email protected]
Op vrijdag 12 maart bezocht een delegatie van Nederlanders en Vlamingen de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg. We werden hartelijk ontvangen.
54
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’
Een verklaring in praktijk brengen. Van Rome naar de werkvloer René P.M. van Doremalen
Geestelijk verzorgers en ziekenhuispastores
een standpuntbepaling naar buiten te
uit verschillende landen waren van 8 t/m 10
komen. Een verklaring, die nog verder bedis-
maart bijeen om met elkaar te confereren
cussieerd dient te worden en die in de prak-
over de ‘humanisering van de gezondheids-
tijk handen en voeten zal moeten krijgen.
zorg
in
een
multiculturele
context’.
Katholieke werkers in de zorg naar Rome
Deze verklaring bestaat uit een korte inlei-
getogen om daar op een spirituele manier
ding en vervolgens vijf bondig geformuleer-
na te denken over de vermenselijking van
de kernpunten. Die vijf zijn te benoemen als:
hun werk, van hun instellingen en eigenlijk
de zorgbetrekking; de menselijke waardig-
van heel de samenleving. De deelnemers
heid; de geloofstraditie; de eigen spirituele
waren leden van de orde der Camillianen en
reis; en het proces in de toekomst. In de
katholieke geestelijk verzorgers uit Vlaan-
inleiding wordt gesteld dat deze vijf
deren en Nederland. Tijdens de conferentie
gezichtspunten kunnen worden beschouwd
werden inleidingen verzorgd door o.a. Anne Vandenhoeck en Annemie Dillen uit Vlaanderen en Inge van Nistelrooij, Carlo Leget en Martien Pijnenburg uit Nederland. Ook waren er boeiende inleidingen vanuit de Italiaanse en Ierse context, evenals een indringende inbreng van Camillianen uit bijna alle werelddelen. Een niet onbelangrijk deel van de conferentie was het van elkaar
vanuit drie verschillende niveaus: het niveau van het dagelijks werk, het niveau van de instellingen, en het nationaal en internationaal niveau. Op deze wijze zouden we vijftien gezichtspunten op grond van de verklaring kunnen formuleren. Deze worden wellicht praktisch(er) als voor elk van de vijf kernpunten drie prioriteiten zouden kunnen
leren in subgroepen, samengesteld uit
worden geformuleerd. Ik zal hierna proberen
zoveel verschillende culturen als mogelijk.
deze prioriteiten uit de verklaring zelf te destilleren, wat zou kunnen leiden tot niet
Aan het einde van de conferentie zijn we er
minder dan vijfenveertig concrete punten
in geslaagd – in alle voorlopigheid – met
van aanpak.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
55
Rome, 10 maart 2010 Verklaring Wij, de deelnemers aan de conferentie ‘Humanisering van Gezondheidszorg in een Multiculturele Context’, zijn betrokken als pastor, geestelijk verzorger of adviseur binnen gezondheidszorginstellingen in verschillende landen en verschillende contexten. Wij beschouwen de humanisering van gezondheidszorg als een belangrijke kwestie op zowel het niveau van ons dagelijks werk, als het niveau van de instellingen waarbinnen we werken, en op nationaal en internationaal niveau. Als resultaat van onze gedachtewisselingen over humanisering van gezondheidszorg willen we de volgende belangrijke notities kort samenvatten als een vertrekpunt voor verdere gedachtewisseling, communicatie en onderzoek op deze drie niveaus. 1 Binnen de humanisering van de gezondheidszorg concentreren we ons op de zorgbetrekking, welke het hart is van zorgen en helen (caring and curing). Humanisering is een belangrijke waarde en intentie; zij is niet slechts een middel maar ook een doel in zichzelf. Zorg betreft wederzijdse en kwetsbare betrekkingen tussen mensen, te weten zorgverleners en zorgontvangers. Deze betrekkingen zijn wederkerig, èn tegelijkertijd asymmetrisch. Humanisering van gezondheidszorg is de aanhoudende inspanning het fysieke, psychologische, sociale en spirituele welzijn binnen de zorgbetrekkingen te versterken. 2 Humanisering is geworteld in een opvatting over menselijke waardigheid. Als katholieken beschouwen we menselijke waardigheid als een intrinsieke waarde, omdat we geschapen zijn naar het beeld van God. Dit kan de ervaring zijn van de persoon zelve en dient te worden bevestigd in de ontmoeting met de ander1. 3 Geïnspireerd door deze geloofstraditie, hebben mannen en vrouwen eeuwenlang de noodzaak om te geven om en te zorgen voor hun medemensen verstaan. Wij allen zijn geroepen te zorgen voor vakkundige liefdevolle zorg aan behoeftige personen. 4 Om dit mogelijk te maken dienen we ons bewust te zijn van onze eigen spirituele reis, aangezien de persoon die we zijn even belangrijk is als de vakkundigheid die we ons hebben eigen gemaakt. We werken toe naar het creëren van de rechtvaardige condities die humanisering tot een werkelijkheid maken in onze organisaties. 5 Wij verbinden onszelf, dit proces in de toekomst te continueren in samenwerking met alle mensen en organisaties die2 het concept van humanisering van de gezondheidszorg steunen. Op die wijze kunnen we zelf sterker worden en anderen sterker maken.
1 Letterlijk staat er in het Engels: doorheen de ontmoete personen (het gaat hier over de bediscussieerde relationele waardigheid). 2 In de Engels(e) tekst staat ‘that’, wat zou slaan op proces. Wij gaan er vanuit dat dit een taalfout is en laten ‘die’ op mensen en organisaties slaan.
56
Een verklaring in praktijk brengen
Een verklaring in praktijk brengen
Deze verklaring hebben wij op vrijdag 12 maart overhandigd aan mgr. José L. Redrado, secretaris van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg. Het is echter aan ons de ideeën verder uit te werken of aan te passen en vooral praktisch te maken. Laat ik proberen uit elk van de vijf gezichtpunten drie concrete elementen te halen.
bij het ontwaren van deze verschillende aspecten van waardigheid. Zo ook kunnen we ons afvragen wat vakkundigheid, liefdevolheid en behoeftigheid betekenen, bezien vanuit de katholieke traditie (3) in de praktijk op alle niveaus. Voorwaarde voor onze inzet is onze eigen spirituele reis (4) gekenmerkt door bewust-zijn, persoonsgebondenheid en rechtvaardige condities.
We hebben vastgesteld dat in humane zorg de zorgbetrekking (1) centraal staat. Deze betrekking zal professioneel, vanuit het management en de politiek mogelijk gemaakt moeten worden en wordt gekenmerkt door wederkerigheid, asymmetrie en kwetsbaarheid. Wij zouden onszelf de vraag kunnen stellen hoe deze kenmerken aan de orde zijn in concrete situaties en op welk van de drie niveaus. Hetzelfde kunnen we doen bij de menselijke waardigheid (2). Op welke wijze en wanneer en op welk niveau zijn intrinsieke waardigheid, ervaren waardigheid en relationele waardigheid aan de orde. Tijdens de conferentie was de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan behulpzaam
proces in de toekomst
samenwerking
Hoe kunnen deze elementen groeien en structureel van betekenis worden? En tenslotte kan dit proces in de toekomst (5) worden geïntensiveerd door samenwerking, bevestiging en volharding op de werkvloer, in de instelling en in de (buiten)wereld. Wellicht zijn de gekozen elementen voor discussie vatbaar en moeten sommige woorden door andere vervangen worden, maar door trefwoorden te kiezen kunnen we het voor onszelf mogelijk maken zicht te krijgen op de functie van deze noties in de praktijk. Met betrekking tot alle vijf gezichtspunten is dan het volgende invulschema mogelijk (voorbeeld van gezichtpunt 5):
bevestiging
volharding
dagelijks werk (individueel) Instelling (organisatorisch) nationaal en internationaal (politiek)
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
57
Een dergelijk schema is te maken voor alle vijf de kernpunten. Dit alles dient ertoe de waarde van de humanisering (als doel in zichzelf) in de praktijk steeds zichtbaarder te laten worden. Daarom stopt ons denken hierover niet en kunnen we dieper ingaan op de vragen die dit traject oproept bijvoorbeeld op het (open) forum van pastorale zorg in Vlaanderen http://www.pastoralezorg.be/forum/index.php/board,4.0.html, of via de besloten facebookgroep “humanization of healthcare in a multicultural context” (toegang via de facebookpagina van ondergetekende http://www.facebook.com/rene. vandoremalen), of middels nieuwe conferenties, zoals die van de Nederlandse katholieke geestelijk verzorgers op 4 oktober aanstaande in Utrecht.
58
Een verklaring in praktijk brengen
OVER DE AUTEUR René P.M. van Doremalen is geestelijk verzorger in het Medisch Centrum Leeuwarden en lid van de katholieke sectorraad van de VGVZ.
[email protected]
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit Carlo Loots en Colette Schaumont
In dit artikel willen we blijven stilstaan bij de levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit1. In een andere bijdrage van ons jaarboek hebben we geschetst waarin de identiteit van de organisatie zichtbaar wordt en hoe ze uit het samenspel van een aantal constituerende elementen wordt gevormd.2 Binnen de christelijk geïnspireerde organisaties is net deze dimensie van de identiteit vanuit de tijdsgeest erg onder druk komen te staan en velen weten er geen raad mee. Zo merken we dat men binnen de salesiaanse organisaties over het algemeen weinig moeite heeft met de salesiaanse identiteit vanuit een pedagogisch perspectief. Men herkent zich nog steeds in de jongerengerichte, integrale opvoedingsaanpak en -stijl van Don Bosco en wil ook in deze lijn voort werken. Waar het gaat om de christelijke dimensie van deze identiteit blijkt deze identificatie, net als in vele andere christelijk geïnspireerde organisaties, plots veel moeilijker te lukken. Velen voelen zich niet verwant met deze dimensie. Waar men rond de pedagogie vrij makkelijk een levendige uitwisseling kan uitlokken, stokt het gesprek als de christelijke dimensie op tafel komt. Men beschikt over te weinig taal en ervaring waarop men op dat moment kan terugvallen. De facto wordt de salesiaanse identiteit vaak verengd tot haar pedagogische, mensgerichte dimensie. Identiteit is een dynamisch begrip. Het is niet ondenkbaar dat men, al dan niet bewust, gaandeweg een van de constituerende elementen van de identiteit loslaat. In dit artikel willen we er voor pleiten om hierover op zijn minst bewuster na te denken. Wat zijn we kwijt als deze dimensie van onze identiteit overboord gezet is en willen we dat? Op welk moment is dit loslaten een feit? Wat is met andere woorden de ondergrens om nog over een christelijk geïnspireerde identiteit te spreken? Wat moet er gebeuren als we deze dimensie toch willen behouden en opnieuw als een bron van inspiratie willen inzetten? Welke impact kan ze zo hebben op de andere dimensies van de organisatie-identiteit? Deze vragen willen we in dit artikel stapsgewijs verkennen.
1 Dit artikel werd met toestemming van de auteurs overgenomen uit het jaarboek van de dienst Don Bosco Vorming & Animatie: LOOTS, C., SCHAUMONT, C., (Red.), Samen identiteit ontwikkelen. Een salesiaans perspectief, Sint-Pieters-Woluwe, Don Bosco Centrale, 2009. De redactie wil hierbij dankbaarheid uiten voor deze vorm van samenwerking. 2 LOOTS, C., Identiteit in de praktijk, in Samen identiteit ontwikkelen, p. 33-50.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
59
I DON BOSCO EN DE SALESIAANSE IDENTITEIT In onze verkenning van dit thema lijkt het ons zinvol om in eerste instantie kort even terug te keren naar de oorspronkelijke ervaring die aan de basis ligt van de salesiaanse identiteit. Deze identiteit kreeg gestalte in het project dat Don Bosco samen met anderen voor jongeren uitbouwde in het Oratorio van Valdocco. Hoe werd toen de verhouding beleefd tussen de pedagogische en levensbeschouwelijke dimensie van dit project? We kunnen dit vrij simpel benoemen vanuit de slagzin die in Don Bosco’s kamer hing in Valdocco: ‘da mihi animas, caetere tolle’, geef mij de zielen, de rest mag je houden. Het ging Don Bosco in de eerste plaats om de ‘ziel’ van de jongere. Opvoeding was voor hem een instrument om de jongere in staat te stellen zijn ‘ziel’ te redden. Wat aan deze betrachting ten gronde lag was de overtuiging dat God de mens als een vrij wezen geschapen heeft en de mens roept om zijn diepste kern, ‘beeld van God’ zijn, te realiseren. Elke mens vindt dus zijn oorsprong en bestemming in God maar moet ook aan dit proces meewerken. Sterker nog, de mens is er zelf verantwoordelijk voor of hij deze roeping al dan niet waarmaakt en zijn ziel redt of verloren laat gaan. Gegrepen door de ernst van dit uitgangspunt zette Don Bosco alles op alles om de kwetsbare groep jongeren die hij in Turijn ontmoette toe te rusten om die verantwoordelijkheid op te nemen en hun diepste roeping te voltrekken. Als priester beleefde hij op dit vlak de ‘zielzorg’ op een heel radicale manier. De pedagogische aanpak en de stijl die hij gebruikte, kwamen voor hem in die zin op de tweede
60
plaats nl. dat zij de uitgelezen instrumenten bleken te zijn om deze zielzorg te dienen. Geïnspireerd door het evangelie en vanuit zijn jarenlange ervaring in het werken met jongeren kristalliseerde hij zijn aanpak uit tot wat hij later zelf ‘het preventief systeem’ ging noemen. Maar het daarmee te bereiken doel primeerde. In de salesiaanse identiteit die hij opbouwde was de levensbeschouwelijke dimensie dus het fundament en de bestaansreden van de pedagogische dimensie. Dit besef roept wel vragen op nu men constateert dat binnen de salesiaanse werken, zoals in zoveel andere christelijk geïnspireerde organisaties, de salesiaanse identiteit, al dan niet bewust, gaandeweg ontkoppeld wordt van haar levensbeschouwelijke dimensie. Uiteindelijk leidt dat tot een breuk met de traditie of op zijn minst tot een reductie van die traditie tot iets wat oorspronkelijk slechts in dienst stond van haar kernbetrachting. Kan men dan nog wel echt spreken van een salesiaanse identiteit?
II DE INNERLIJKE RIJKDOM VAN DE CHRISTELIJKE TRADITIE Naast de bedenking of we niet de kern van de salesiaanse traditie uithollen door haar levensbeschouwelijke dimensie tussen haakjes te zetten, zijn er ook argumenten vanuit de christelijke traditie zelf om zich tot deze traditie te blijven verhouden en deze verhouding nieuw leven in te blazen. Het christendom vertrekt vanuit een fascinerende paradox die verbonden is met het geloof in de incarnatie: de vermenselijking
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
van God omwille van de vergoddelijking van de mens.3 Het Da mihi animas van Don Bosco die aan deze christelijke traditie een eigen vertaling gaf, sluit hierbij aan. Jezus zegt zelf over zijn menswording: ‘ik ben gekomen om hun leven te geven in al zijn volheid’ (Joh10,10). De blijde boodschap is dus het leven dat gegeven wordt in al zijn volheid en roept ons op mensen van het leven te zijn die leven geven. Omdat God eerst komt, komt de mens eerst. De centrale vraag is niet of het geloof relevant is en of geloof en wereld nog met elkaar te verbinden zijn. De centrale vraag is: ‘hoe zullen we mens zijn?’ Het is deze vraag waarover het evangelie voortdurend spreekt. Zich verhouden tot de christelijke traditie is dus in wezen zich verhouden tot deze vraag en betreft het zich voortdurend laten wegroepen uit systemen en zekerheden om op zoek te gaan naar (vol) leven, een beweging die we steeds weer aantreffen in de Bijbel.4 De vraag ‘hoe zal ik mens zijn’ kan niet rationeel beantwoord worden. Zo’n levensvraag kan alleen geleefd worden. De werkwoorden die daarbij passen zijn eerder zoekend en tastend dan ponerend. Wat we wel kunnen is vanuit de lange traditie waarin deze vraag door mensen telkens opnieuw gesteld en geleefd is, een aantal bakens benoemen zonder daarin volledig te willen zijn - die
telkens weer opduiken in hun verhaal.5 Wat daarbij ondermeer naar boven komt is dat de mens altijd verweven is in een netwerk van relaties. Hij is niet de maat van alle dingen. Het leven en de werkelijkheid zijn gegeven. Hun verhaal spreekt over het ‘heil’ van de mens. Dat wil zeggen: het gaat om de ‘heling’ en bevrijding van de gehele mens, tot in zijn lichamelijkheid. Voor deze traditie is elke mens uniek en als dusdanig ‘beeld van God’. In deze traditie hoef ik geen held te zijn. Ik ben mens en geen ‘god’. Problemen komen er precies wanneer ik mij als goddelijk beschouw en mij zo ga gedragen. Mensen hebben het recht om te falen. Deze visie kan ons bevrijden van overspannen verwachtingen. De Bijbelse traditie spreekt van lijden en opstanding. Geen Pasen zonder Golgotha, geen beloofde land zonder woestijn. De vraag naar het waarom van het lijden wordt door de Bijbel niet theoretisch opgelost. Praktische solidariteit is het enige antwoord, zoals Jezus zelf heeft voorgedaan. De Bijbel geeft een eigen invulling van rechtvaardigheid: het is recht doen
De centrale vraag is: ‘hoe zullen we mens zijn?’ Het is deze vraag waarover het evangelie voortdurend spreekt.
3 Zie: RAES, P., Geloven in katholiek onderwijs. Over opvoeden en onderwijzen in christelijk perspectief, Kapellen, Pelckmans, 2009, p. 20-85. 4 Zie: VAN DER VLOET, M., Vol leven en de levengevende relatie. Over christelijke individuatie en goddelijke zachtheid, Leuven, Katholieke Universiteit. Faculteit Godgeleerdheid, 2009, Masterproef tot het behalen van de graad van Master in de godgeleerdheid en de godsdienstwetenschappen, p. 8-13. 5 Zie: MALFLIET, P., Christelijke identiteit en beweging? Grondgedachten ter bespreking, Brussel, Interdiocesaan Pastoraal Beraad, 2004, Forum/174, nr. 10-12.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
61
aan de anderen en in het bijzonder aan diegenen die niet voor hun eigen belang kunnen opkomen. God is een rechtvaardige God in zijn partijdigheid. De ‘voorkeursoptie voor de armen’ loopt als een rode draad door heel de Schrift. Het uiteindelijke criterium is, naar de parabel in Mt 25: ‘Wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan.’ Al die bakens kunnen ons oriënteren als we in de lijn van het evangelie op zoek zijn naar het antwoord op de vraag: ‘Hoe zal ik mens zijn?’ Natuurlijk zijn die bakens niet exclusief christelijk. Je hoeft geen christen te zijn om ze te ontdekken als waardevol en er je leven op af te stemmen. Ook vanuit andere overtuigingen of levensbeschouwelijke tradities wordt gezocht naar een antwoord op de vraag hoe je je menszijn gestalte kunt geven. We pleiten ervoor om de specificiteit van de identiteit van een organisatie niet te benaderen vanuit de uniciteit. Dat wil zeggen, vanuit waarin ze uniek is en van anderen verschilt. Ook elementen waarin men overeenkomt met een andere levensbeschouwelijke identiteit kunnen constituerend zijn voor de christelijke identiteit. Dat vormt trouwens een interessant uitgangspunt voor de dialoog. De christelijke eigenheid zit voornamelijk in het geloof dat in Jezus God zelf mens geworden is en zichzelf zo als weg naar het ‘volle’ mens worden presenteert. Daarbij is Jezus meer dan een model. Hij is een tochtgenoot. De menswording van God voltrekt zich telkens opnieuw. Het evangelie is een
brief, gericht aan elk van ons die zijn betekenis ontsluit wanneer we hem op ons eigen leven betrekken.6 De kern van het christendom is met andere woorden geen leer, maar een relatie van waaruit je leeft. De ultieme toetssteen van haar validiteit en zinvolheid is uiteindelijk de praxis: de boom herken je aan zijn vruchten. Een organisatie die haar christelijke identiteit wil bewaren en doorgeven staat voor twee grote uitdagingen. Ten eerste: haar identiteit voltrekken tot in haar praxis en zo daadwerkelijk tonen dat dit een levengevende identiteit is. Ten tweede: de mensen die deel uitmaken van de organisatie uitdagen met Christus in relatie te treden. De innerlijke rijkdom van het evangelie (Blijde Boodschap) ontsluit zich immers pas vanuit deze relatie. Ze roept mensen telkens weg vanuit hun zekerheden tot leven. We komen later op deze tweede uitdaging nog terug.
III IDENTITEIT EN DE CHRISTELIJKE/ SALESIAANSE TRADITIE: DRIE VRAGEN Wie de identiteit van een organisatie wil verbinden met de christelijke/salesiaanse traditie, plaatst zichzelf in een spanningsveld van mogelijkheden. Afsluitend willen we dit spanningsveld, deze speelruimte van mogelijkheden verkennen door drie vragen aan de orde te stellen: (1) waarom een verbinding met de christelijke/salesiaanse traditie? (2) bestaat er een benedengrens of is er een breekpunt aan te geven om nog te kunnen spreken van een verbinding met de
6 Zie: RAES, P., Op. Cit., p. 83-85.
62
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
christelijke/salesiaanse traditie en zo ja, wie bepaalt die? (3) hoe verhoudt de salesiaanse gestalte van de levensbeschouwelijke dimensie zich tot de andere dimensies van de organisatie-identiteit?
3.1 Waarom zich verbinden met de christelijke/ salesiaanse traditie? De keuze voor de christelijke/salesiaanse traditie heeft, zoals gezegd, altijd historische wortels. Aan die wortels vasthouden, is zowel persoonlijk als institutioneel en cultureel belangrijk. Persoonlijk voor degene die zich verbonden weten met die specifieke traditie met haar eigen visie op de werkelijkheid en eigen (ortho)pedagogische accenten. Institutioneel en cultureel is het belangrijk omdat de school of instelling zich daarmee positioneert ten aanzien van andere stromingen en zich verbindt met een duurzame institutie: de instelling gaat daarmee ook zelf deel uitmaken van die traditie. Hierbij komt de vraag op: wat betekent dat voor de medewerkers, leerlingen, bewoners en cliënten die geen affiniteit hebben met de christelijke/salesiaanse traditie? Doet een school of instelling er wel goed aan te kiezen voor een verbinding met één levensbeschouwelijke traditie, in casu de christelijke in de gestalte van de salesiaanse traditie, wetend dat er zo een spanning ontstaat tussen de organisatie-identiteit en die van de medewerkers? Minstens volgende vier redenen zijn aan te geven waarom zo’n keuze zinvol is.
(a) Handelen vanuit een christelijke/salesiaanse identiteit kan horizonverruimend werken, waardoor de aandacht gevestigd wordt op dimensies die niet vanzelfsprekend zijn in het actuele onderwijsen hulpverleningssysteem. Jongeren zijn meer dan human resources die naar believen kunnen voorbereid worden op de economische markt. Niet alles moet zonder meer aansluiting vinden bij de samenleving, want niet alles in de samenleving is schoon, goed en waar. Christelijk/salesiaans onderwijs is leerlinggecentreerd en niet productgecentreerd. Het ‘eindproduct’ is geen perfect gesocialiseerde leerling, maar een leerling die in staat is om positief en met een open geest alles en iedereen kritisch te benaderen vanuit een diepe zin voor humaniteit en een verbondenheid met oude en nieuwe verhalen die alternatieve werelden kunnen openen die de toekomst een utopische oriëntatie kunnen verlenen (cf. het beloofde land, het Rijk Gods).7 Falen, schuld en onmacht bijvoorbeeld, zijn niet alleen een probleem; ze zijn ook een mysterie. Anders gezegd: ze vragen niet zozeer om oplossingen, als wel om het geven van betekenis in een mensenleven. In de christelijke traditie zijn hiervoor wegen te vinden. (b) Werken aan de levensbeschouwelijke dimensie van de identiteit kan functioneren als een permanente bron van
7 Zie: MOYAERT, M., POLLEFEYT, D., De pedagogie tussen maakbaarheid en verbeelding, in Ethische perspectieven 14(2004) p. 8793. Vergelijk: VERHACK, I., Bouwen aan een katholieke school vandaag. Inleiding tot de studiedag van CCS-ICS van 24 November 2004 in Heverlee, p. 7.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
63
inspiratie. Scholen en instellingen van christelijke/salesiaanse signatuur bouwen voort op de erfenis van religieuzen die hun ziel en zaligheid gewijd hebben aan onderwijs en orthopedagogische zorg. Wie zich verdiept in de wijze waarop persoonlijk engagement, professionaliteit en overgave aan een groter geheel bij hen samenhingen, ontdekt - naast de zaken die intussen losgelaten en gecorrigeerd zijn - een rijkdom aan visie en praxis op het vlak van onderwijs, opvoeding en hulpverlening, die nog steeds inspirerend is. (c) De christelijke/salesiaanse identiteit kan werken als een kritische kracht tegen het gevaar van de uitholling van onderwijs, opvoeding en hulpverlening.8 Die worden voortdurend als het ware van binnenuit bedreigd door andere - meer instrumentele - wijzen van denken met een eigen logica, zoals die van de arbeidsmarkt en de economie. Beide laatste terreinen zijn heel belangrijk voor een organisatie die wil blijven meetellen. Maar zij kunnen nooit de ziel van de opvoeding gaan uitmaken. Zij kunnen hoogstens bijdragen aan een meer doelmatige wijze van werken aan bijvoorbeeld een menswaardige samenleving.9 (d) Scholen en instellingen van bijzondere jeugdzorg zijn niet alleen pedagogische instituties. Ze zijn tevens cultuurdragers
die de maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben om waarden hoog te houden. In een gefragmenteerde samenleving zijn concrete gemeenschappen nodig waarin waarden die in de samenleving belangrijk worden gevonden (respect, solidariteit, zorgzaamheid enz.) levend worden gehouden en ingeoefend. Zeker binnen de hulpverlening waar de kwetsbare kant van mensen aan het licht komt is het belangrijk om een andere kijk op de werkelijkheid in ere te houden die in verbinding staat met de morele bronnen van de westerse cultuur. Bij al die overwegingen geldt dat de eigen bijdrage van het christelijke/salesiaanse aan de identiteit van een organisatie niet alleen iets oplevert voor de organisatie in kwestie. De waarden die hier centraal staan zijn gericht op het welzijn van leerlingen, cliënten, bewoners en medewerkers, en hebben van daaruit een doorwerking in de humanisering van de hele samenleving. Naast de bovengenoemde argumenten is en blijft het belangrijkste argument om zich te verbinden met de christelijke/salesiaanse traditie de overtuiging dat dit levengevend is en mensen in de mogelijkheid stelt hun menszijn ten volle te realiseren. Dit is weliswaar een geloofsargument waarvan de validiteit slechts van binnenuit ervaren kan worden.
8 Voor Marc Maes, die reflecteert over de zin van de ‘c’ voor het ACW, is het antwoord op de vraag naar de betekenis van de ‘c’ voor de beweging niet in één werkwoord te vatten. Hij spreekt van: bezielen, inspireren, bemoedigen, bevragen, aanklagen, perspectief scheppen, visioen levendig houden, ethiek verdiepen, sociale verbondenheid verduurzamen, solidariseren rond kwetsbaarheid en insluiting, het weerloze stem geven, zelfgenoegzaamheid en schijn doorprikken, het goede zichtbaar maken, de herkansing voorbereiden, (marginale) sociale effectiviteit aanwijzen, het betere verbeelden, een langere adem kweken, ... MAES, M., Op zoek naar een kleinere c van AcW, in De Gids op Maatschappelijk Gebied 95(2004) nr. 6, p. 29. 9 Zie: MOYAERT, M., POLLEFEYT, D., Op. Cit., p. 87-93.
64
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
3.2 Bestaat er een benedengrens om nog te kunnen spreken van een verbinding met de christelijke/ salesiaanse traditie? Wanneer de organisatie-identiteit verbonden is met de christelijke traditie, zal dat altijd terug te zien zijn in één of meer van de drie elementen van identiteit: de geschiedenis van de organisatie, het netwerk van interne en externe relaties, of de betrokkenheid van de medewerkers. Zo’n verbinding heeft altijd al een geschiedenis. Zoals voor iedere verbinding geldt, kan de kwaliteit ervan variëren: een relatie kan vitaal zijn, dynamisch, beknellend, verziekt, formeel enz. De verbinding met de christelijke traditie kan zelfs geheel of gedeeltelijk verbroken worden. Dit roept de vraag op welke soort verbinding er moet zijn om met recht nog van een christelijke identiteit te spreken die in alle dimensies beleden en beleefd, herkenbaar is. Is er daarbij een minimum of breekpunt aan te geven of is het voldoende om hier en daar wat affiniteit te hebben met deze traditie. We onderzoeken die ondergrens vanuit twee perspectieven. Het eerste buigt zich over de inhoud van de christelijke traditie: waaraan kun je toetsen of je inhoudelijk nog voldoende binnen die traditie staat. Het tweede focust op het draagvlak: hoeveel mensen in je organisatie moeten zich nog tot die traditie bekennen om nog van een christelijke organisatie te kunnen spreken. 3.2.1
Inhoudelijke toetsstenen
De christelijke traditie omspant vele tijden en culturen. Altijd is er de dialoog met de
omringende wereld geweest. Soms door kritisch te reageren op tendensen, soms door aan te sluiten bij ontwikkelingen, en niet zelden door goed bevonden elementen over te nemen. Deze flexibiliteit en dit vermogen tot assimilatie zijn kenmerkende trekken van de christelijke traditie. Op grond van deze karaktertrek is het dan ook niet zo eenvoudig om het christelijke gehalte eenduidig te meten. Dit is niet in zwart-wit tekeningen te vangen. Er zijn vele grijstinten mogelijk. Vooropgesteld moet worden dat organisaties zelf de verantwoordelijkheid hebben om te bepalen hoe ze op grond van grondige analyses en afwegingen, beleid voeren. Bij deze analyse en afweging kunnen ze gebruik maken van inzichten, verhalen, woorden, denkmodellen uit de christelijke traditie. Vraag is wie of wat daarbij als kader en toetssteen kan functioneren. Een probleem in onze tijd en context is dat het kerkelijk leergezag, dat een baken ter oriëntatie zou kunnen zijn bij het lezen van de tekenen van de tijd in het licht van het evangelie, voor weinig christenen die taak op een geloofwaardige manier vervult. De Kerk kan de crisis van het leergezag niet alleen in de schoenen schuiven van de westerse christen die te geseculariseerd en teveel doordrongen zou zijn van de ikgerichte consumptiecultuur. Om haar oriënterende functie waar te maken zal ze aan de hand van het evangelie een positieve herlezing moeten doorvoeren van de tekenen van de tijd. Dat wil niet zeggen dat ze geen kritische kanttekeningen mag maken. Ook zal ze de gelovigen moeten benaderen als volwaardige gesprekspartners in de lijn van wat
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
65
Vaticanum II over het Volk Gods te zeggen had. Het is misschien wel een van de grootste uitdagingen waar de Kerk nu voor staat om die op zich zinvolle en ondersteunende functie opnieuw waar te maken.
Animatie, een centrum voor vorming, studie en ondersteuning, het samenstellen van de Raden van Bestuur voor de bijzondere jeugdzorg, de jeugddienst en het onderwijs. 3.2.2
Het draagvlak
Maar het baken kan niet de plaats innemen van de zoeker: iedere mens, iedere groep mensen blijft zelf verantwoordelijk. En vanuit katholiek perspectief is er een groot vertrouwen dat Gods Geest woont in de harten van iedere Godzoeker. Op grond daarvan zal elke organisatie zelf moeten afwegen hoe het goede van de christelijke traditie in dialoog met de omringende cultuur geïntegreerd kan worden.10
Identiteit veronderstelt altijd een voldoende draagvlak bij de medewerkers. Dit draagvlak is noodzakelijk om niet te vervallen in een vaag, nietszeggend waardediscours waarbij de levensbeschouwelijke dimensie van de identiteit niet meer is dan een papieren decor. De formele en eventueel institutionele band met de traditie moet bezield zijn door de betrokkenheid en persoonlijke beleving van de medewerkers.11
Op een gelijkaardige manier kunnen we in de salesiaanse context op zoek gaan naar een soort ‘salesiaans leergezag’ dat kan oriënteren bij het vormgeven van de identiteit. De salesiaanse provincie probeert deze taak waar te maken via complementaire wegen: het telkens opnieuw interpreteren en actualiseren van de traditie en het ondersteunen en opvolgen van mensen in het opnemen van de verantwoordelijkheid om het salesiaanse te integreren. Het vraagt ook het telkens opnieuw ontwikkelen van instrumenten hiervoor. Voorbeelden uit deze tijd zijn het uitschrijven van het opvoedingsproject In dialoog met Don Bosco, het oprichten van Don Bosco Vorming &
Men mag er echter niet te gemakkelijk vanuit gaan dat ieder lid van de organisatie zich zonder voorbehoud in de levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit herkent. Zoals op alle andere terreinen, zijn de mensen ook op dit gebied verschillend. De ene herkent zich op een bepaald moment meer en anders in de identiteit van een organisatie dan de andere.12 Om de levensbeschouwelijke identiteit van een organisatie te versterken zijn drie aspecten belangrijk. Ten eerste het verankeren van deze keuze in de structuur van de organisatie. Ten tweede: het ondersteunen en faciliteren van de bijdrage die dragende per-
10 Die afweging zoekt een begaanbare middenweg tussen twee extremen. Aan de ene kant een religieus purisme dat de dialoog met de omringende cultuur veronachtzaamt en daarmee het gevaar loopt in een isolement terecht te komen. Aan de andere kant een onkritische assimilatie aan elementen uit de omringende cultuur, waardoor het risico ontstaat dat de organisatie-identiteit volledig opgaat in de omringende cultuur. In beide gevallen blijft de eigen verantwoordelijkheid van de organisatie onder de maat. Zie: LEGET, C., Geloven in wat je doet. Zorginstelling en katholieke traditie, Budel, Damon, 2004, p. 41-42. 11 Zie: LEGET, C., Op. Cit., p. 39-43. MAES, M., Op. Cit., p. 35. 12 Vergelijk: STEVENS, J., De menselijke kant van het religieuze leven, Averbode, Altiora, 2001, p. 84-85.
66
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
sonen leveren aan de levensbeschouwelijke dimensie van de identiteit. Ten derde: de ruimte creëren waarbinnen mensen die tot de organisatie behoren uitgedaagd worden om de levensbeschouwelijke dimensie van het bestaan te verkennen en verder te ontwikkelen. De eerste verantwoordelijken voor de zorg voor het draagvlak van de identiteit zijn de directies en de besturen. Zij staan voor de uitdaging om de levensbeschouwelijke dimensie te vertalen naar het beleidsniveau en ze te verankeren in de structuur van de organisatie. Zij hebben ook de positie om gelegenheden te scheppen en trajecten te ontwerpen die de betrokkenheid van hun medewerkers op de identiteit mogelijk maken en stimuleren. Dit heeft een aantal consequenties. Ten eerste betekent dit dat bij het aanwerven van leidinggevende, het zich bekennen tot de christelijke/ salesiaanse identiteit van de organisatie een fundamentele voorwaarde moet zijn. Wie zich als leidinggevende niet voldoende kan identificeren met de organisatie-identiteit kan nooit de zorg opnemen voor deze identiteit en voor de band die de medewerkers ermee opbouwen. Dit betekent niet dat hij met deze identiteit moet samenvallen. Maar wel er zich voortdurend dynamisch toe moet verhouden. Elke leidinggevende moet kunnen rekenen op de nodige vorming, ondersteuning en begeleiding om de hierboven genoemde verantwoordelijkheid op te nemen. Ten tweede mag van de medewerkers niet alleen verwacht worden dat zij de waarden
van de organisatie onderschrijven, maar er ook toe bereid zijn de organisatie-identiteit (verder) te integreren. Dit moet duidelijk aan de kandidaten gecommuniceerd worden. Het veronderstelt ook dat leidinggevenden werk maken van een ingroeitraject en loopbaanbegeleiding om hun medewerkers telkens weer te stimuleren zich dynamisch kritisch te verbinden met deze identiteit.
Wie zich als leidinggevende niet voldoende kan identificeren met de organisatieidentiteit kan nooit de zorg opnemen voor deze identiteit en voor de band die de medewerkers ermee opbouwen.
In onze tijd vraagt dat een erg moeilijke evenwichtsoefening voor de leidinggevende. Enerzijds is men er zich van bewust dat een identiteit maar betekenis heeft als voldoende mensen er zich mee verbonden hebben. Het lijkt dus vanzelfsprekend dat men van nieuwe medewerkers verwacht zich met deze identiteit vertrouwd te maken en dat wie daartoe niet bereid is, beter elders een geschikte werkomgeving zoekt. Anderzijds is er in onze tijd een grote zorg voor de persoonlijke vrijheid en kan men enkel in vrijheid zich met de christelijke identiteit verbinden. Leidinggevenden kunnen dit nooit opleggen. Enkel mensen aannemen die zich reeds tot deze identiteit bekennen is onmogelijk. Het zou trouwens kunnen leiden tot een soort elitarisme of gettovorming. Toch mag dit dilemma ons niet verlammen. Deze spanning hoorde immers altijd al tot het
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
67
wezen van het christendom. In vrijheid ontvang ik de blijde boodschap en dit verandert me zo dat ik niet anders kan dan getuigen van de hoop die in mij leeft. Als christen ben ik gezonden om anderen deze boodschap te verkondigen in woord en daad. Van medewerkers mag men wel verwachten dat ze openstaan voor een groeitraject waarin ze zich met deze identiteit confronteren en er zich persoonlijk toe gaan verhouden. Daarom moet nog niet iedereen tot een zelfde mate van toebehoren groeien, maar men kan ook niet buiten de identiteit blijven staan.
Een ondergrens aangeven op het vlak van de verbinding met de traditie om zich nog terecht een christelijke organisatie te mogen
3.3 Hoe verhoudt de levensbeschouwelijke dimensie zich tot andere dimensies van de organisatieidentiteit? Van meet af aan is er in dit artikel uitgegaan van het feit dat de levensbeschouwelijke, in casu salesiaanse, dimensie slechts één aspect is van de organisatie-identiteit. Een school blijft een onderwijsinstelling en een instelling voor bijzondere jeugdzorg heeft als eerste taak het verlenen van kwalitatief goede orthopedagogische hulp. Dat is op zich geen probleem want net het gesprek en de confrontatie tussen de verschillende dimensies van de identiteit van een organisatie is vruchtbaar en verruimt het perspectief. In dit gesprek zijn zowel de gelijkenissen of raakvlakken als de verschillen of schuurvlakken interessant.
noemen is niet zo eenvoudig. Ons lijken twee dimensies hier van belang: de inhoud en het draagvlak. Als een organisatie zich niet meer inhoudelijk verbindt met de christelijke traditie verliest ze gaandeweg haar christelijke identiteit. Dit gebeurt in een voortdurend gesprek met externe referentiekaders en vraagt om een blijvende interne kritische toetsing aan deze kaders. Wanneer niet of nauwelijks geïnvesteerd wordt om de mensen in de organisatie tot een dynamisch kritische verbinding te laten groeien met de organisatie-identiteit verliest men gaandeweg het noodzakelijke draagvlak voor deze identiteit. Een levenskrachtige verbinding met de christelijke identiteit vraagt dus om een volgehouden engagement op deze twee domeinen.
68
Waar men verschillende dimensies van de identiteit met elkaar in gesprek brengt, merkt men dat er heel wat gelijklopend en complementair is. Zo is kwalitatief hoogstaand onderwijs, opvoeding of hulpverlening verbonden aan de realisatie van fundamentele maatschappelijke waarden, zoals eerbied, aandacht, betrokkenheid, rechtvaardigheid. Opkomen voor dergelijke waarden sluit vaak naadloos aan op een christelijk/salesiaans geïnspireerde identiteit. Assistentie als betrokken, hartelijke en redelijke, dialogale aan-wezigheid bij jongeren wordt meer en meer onderbouwd vanuit de pedagogische wetenschappen. Maar ook de punten waarin deze dimensies blijken te verschillen of eerder haaks op elkaar lijken te staan, zijn belangrijk voor
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
het gesprek. Vaak werkt de confrontatie bevruchtend en corrigerend en maakt ze energie vrij. Zo volgt uit de keuze voor een christelijk/salesiaans geïnspireerde identiteit soms een engagement dat haaks staat op bepaalde trends in opvoeding en hulpverlening, zoals het arbeidsmarktgericht denken in het onderwijs of het jeugdsanctierecht in het kader van het omgaan met crimineel gedrag van jongeren. Omgekeerd hebben bepaalde evoluties in onderwijs, opvoeding en hulpverlening de christelijk/salesiaanse traditie uitgedaagd zichzelf te herinterpreteren. De contextuele benadering van jongeren in het kader van een problematische opvoedingssituatie en het gezinsgerichte werken hebben bijvoorbeeld het salesiaanse denken sterk verrijkt. De dynamiek tussen de verschillende dimensies, waarbij elke dimensie in zijn eigenheid gerespecteerd en benaderd wordt en zich tegelijk laat in vraag stellen en uitdagen door de andere dimensies, maken een identiteit levenskrachtiger en actueler.
van een weloverwogen en gestructureerde vorm van bestuur en organisatie, waarbij alle geledingen van het schoolgebeuren van hoog tot laag telkens opnieuw de vraag gesteld zal worden op welke wijze onze christelijke/salesiaanse inspiratie waargemaakt en zowel inhoudelijk als organisatorisch bewaakt kan worden. Het wordt een kwestie van erop of eronder.13 Leidinggevenden hebben ten aanzien van de identiteit van een organisatie een bijzondere verantwoordelijkheid. Enerzijds weten zij dat identiteit primair zit in datgene wat elke dag gebeurt. Het zijn de mensen in de organisatie die het gezicht ervan bepalen. De identiteit van een organisatie is daarom niet een vaste verworvenheid, maar een levend netwerk dat voortdurend aan veranderingen onderhevig is en reageert op maatschappelijke ontwikkelingen. Anderzijds weten zij dat een school of instelling die zich wil oriënteren op en verbinden met een bepaalde levensbeschouwelijke traditie, alleen verder komt met gedegen, goed voorbereid,
BESLUIT
gepland, uitgevoerd en geëvalueerd beleid.
In een cultuur waarvan de christelijke wortels steeds minder zichtbaar zijn, vraagt het om een actief beleid wanneer een organisatie een verbinding met de christelijke en in ons geval salesiaanse traditie wil houden en waarmaken. De zaak van de christelijke school/instelling zal in de toekomst niet meer de zaak kunnen zijn van de ‘goodwill’ van een aantal mensen of van de losse inspiratie van het moment. Het zal een zaak zijn
kelijke voorwaarde. Als dit artikel daartoe
Anders gezegd: goed bestuur is een noodzaheeft bijgedragen dan heeft het zijn doel bereikt.
Over de auteurs Carlo Loots en Colette Schaumont zijn stafmedewerkers van Don Bosco Vorming & Animatie.
[email protected]
13 VERHACK, I., Bouwen aan een katholieke school vandaag. Inleiding tot de studiedag van CCS-ICS van 24 November 2004 in Heverlee, p. 2.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
69
Uitgelezen Recensenten gezocht ! De redactie van Pastorale Perspectieven wil aandacht besteden aan actuele publicaties over pastorale zorg. Daarom zijn we op zoek naar mensen met een vlotte pen en een kritische leesbril om boekbesprekingen te schrijven voor Pastorale Perspectieven. Geïnteresseerd? Stuur een mailtje naar Bernadette Verbruggen, onze 'recensie-coördinator' (
[email protected]), en je ontvangt een lijst van de boeken die de redactie ontvangen heeft. Daaruit maak je dan een keuze, en je ontvangt het gekozen boek via de post. Je kunt ook zelf een suggestie doormailen naar Bernadette, die het boek dan voor je bestelt. Wie een boek bespreekt, vergroot niet enkel z'n persoonlijke bibliotheek, maar bewijst ook collegapastores een nuttige dienst.
Praktisch ? • Een boekbespreking bevat 200 à 500 woorden • Eerst een presentatie van de inhoud, daarna een kritische evaluatie en ten slotte - indien mogelijk een terugkoppeling naar het eigen werkveld • Ontvangen boeken moeten binnen de 3 maanden na ontvangst besproken worden (tenzij anders afgesproken) • Wie recenseert, ontvangt ook een (extra) exemplaar van het nummer waar de recensie in verschijnt
MANAGEMENTLITERATUUR ROND HUMANISERING R. TEN BOS, Rationele engelen. Moraliteit en management, Uitgeverij Boom, 2003, 155 p. Hoe zit het met de moraal in onze organisaties? De schreeuwerige belangstelling voor het onderwerp doet vermoeden dat managers, bedrijfswetenschappers en filosofen aan deze vraag groot gewicht toekennen. René ten Bos heeft daar zijn bedenkingen bij. Ten Bos gaat kritisch in op de 'rationele' vooronderstellingen van zowel de bedrijfsethiek als van de meer specifieke professionele ethiek van managers, accountants en tal van andere beroepsgroepen. Hij betoogt dat deze vooronderstellingen de meer onbeheersbare dimensies van moraliteit verduisteren. Daarbij komen vragen aan de orde als: waarom is er in de ethiek in en rondom onze organisaties geen ruimte voor melancholie en ongeluk? Waarom lukt het deze ethiek niet geloofwaardige normen en waarden te formuleren? Waarom lukt het haar niet om mensen aan zich te binden? Ten Bos zet vraagtekens bij deze ethische taal, die niet alleen onze organisaties maar ook de maatschappij als zodanig in haar greep houdt. Hij stelt dat dit niet bijdraagt aan een nieuw 'ethos', maar ons er verder van vervreemdt. Daarom bepleit hij een verstilde en waardevrije moraliteit. Veerle Rooze
70
Uitgelezen
Uitgelezen
R. VERMEYLEN, Salto Humano. Over samenwerken, leidinggeven en veranderen, Scriptum, 2000, 168 p. Toen Roland Vermeylen enkele jaren geleden besefte dat hij heel gevoelig was voor de existentiële vraag 'Wat doe ik hier eigenlijk?', kreeg hij er een ijskoud gevoel van. Zijn hele leven al was hij gefascineerd door de positie van de underdog, van de afgewezene. Aan die empathie dankt hij zijn sterke banden met de circuswereld. Circusmensen worden doorgaans beschouwd als mysterieuze buitenstaanders. Zij kennen andere normen en gewoonten dan wat geldt in de 'normale wereld'. In 'Salto Humano' gaat Roland Vermeylen op zoek naar hoe circusmensen een bron van inspiratie kunnen zijn voor ons persoonlijke en professionele leven. Hij pleit voor een veeleisende en eerlijke manier van leven, voortoewijding en onvoorwaardelijk engagement, voor durf en moed. Hij gaat op zoek naar het eigene in mensen, groepen en organisaties. Het maakt 'Salto Humano' tot een inspirerend boek voor wie streeft naar uitzonderlijke prestaties. Veerle Rooze
D. E. MEYERSON, Tempered Radicals: How People Use Difference to Inspire Change at Work, Harvard Business School Press, 2003, 221 p. Alhoewel de titel Tempered Radicals niet lijkt te wijzen op revolutionaire veranderingen, noch op het onttronen van corrupte besturen, is het in de bedrijfswereld vaak zo dat stille pleiters voor kleine veranderingen de bal om beleidstrategieën te wijzigen aan het rollen brengen. In haar diepgaand onderzoek benoemt Debra E. Meyerson werknemers aan de zijlijn van hun organisatie, die desondanks toch streven naar een eigen inbreng binnen die organisatie en dit zonder toegevingen te doen aan hun eigen ideeëngoed en persoonlijk leven, als change advocates. Mensen die hopen zich in dergelijke positie te kunnen inwerken, bewandelen een gevaarlijk pad. Immers terwijl ze enerzijds willen bijdragen tot het succes van hun organisatie, zijn zij anderzijds bezig met handelingen die niet helemaal stroken met de gangbare bedrijfspolitiek. Hun wil tot veranderen kan voortspruiten uit de eigen identiteit o.a. bepaald door geslacht, seksuele voorkeur of uit eigen filosofische waarden zoals een uitgesproken rechtvaardigheidsgevoel, nood aan bevestiging of het belangrijk vinden van een aangename werkomgeving. Change advocates zijn niet radicaal in de zin van kostwat-kost tradities willen doorbreken, maar gaan voor de uitdaging te willen veranderen door zich in te passen in de bedrijfscultuur, niet door er tegen te vechten. Voor haar onderzoek naar het in kaart brengen van alle niveaus tussen behoudsgezindheid en extreem radicalisme, heeft Meyerson bijna 200 werknemers van 3 zeer verschillende bedrijven uitgebreid geïnterviewd (ondanks de gehanteerde pseudoniemen in het boek zijn de bedrijven toch makkelijk herkenbaar). Dit resulteerde uiteindelijk in een boek met nieuwe inzichten over de wijzen waarop mensen verandering kunnen aanbrengen en de vele manieren om desondanks toch trouw te blijven aan zichzelf, over het belang om kleine geboekte winsten op te waarderen en hoe over te gaan naar grotere collectieve acties. Buiten dat is er ook nog een belangrijk hoofdstuk over de moeilijkheden die change advocates kunnen tegenkomen, van stress om continu die dubbele rol (loyaal werknemer en pleiter voor verandering) te kunnen dragen tot het weerstaan aan de verleiding om mee te lopen met de stroom.
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
71
Meyerson is als professor verbonden aan de Stanford University’s School of Education en de Stanford University’s Graduate School of Business; voordien ook aan de University of Michigan Business School. Dit boek getuigt van haar kunde als methodisch onderzoeker en de zorgzame aandacht waarmee ze met gegevens omgaat. Tempered Radicals leest vlot en is zeker een aanrader voor al wie inspiratie zoekt om zelf change advocate te worden ten bate van de organisatie en ervan overtuigd is dat dit tegelijkertijd een meerwaarde zal geven aan de eigen job. Veerle Rooze
S. PATTISON, The Faith of the Managers. When Managerialism Becomes Religion, Continuum International Publishing Group Ltd., 1997, 192 p. Volgens de auteur Stephen Pattison zijn managers de echte helden van deze tijd. In zijn boek bestudeert hij waarden, ideeën, overtuigingen en praktijken die ze hoog in het vaandel dragen. Managerialism is voor hen een vorm van geloofsovertuiging, waarbij Pattison enige kritiek t.o.v. het ophemelen van managers als goeroes niet schuwt. Meer nog, volgens hem zou het opportuun zijn zo managers enige zelfkritiek zouden toevoegen aan dat eigen zaakvoerdersgeloof, net zoals theologen dat eerder deden t.o.v. hun eigen religieuze geloofsovertuiging. Voor iedereen die weg is van zaakvoeren met bijhorende manipulatietechnieken en het eigen ondoorgrondelijke jargon is dit boek een aanrader. Stephen Pattison is verbonden aan de School of Heath and Social Welfare, Open University met als basis ethicus, managerdeskundige en theoloog. Veerle Rooze
ANDERE PUBLICATIES A. LIÉGEOIS, Waarden in dialoog. Ethiek in de zorg, Uitg. Lannoo, 2009, 192 p. Het boek van Axel Liégeois, hoogleraar praktische theologie aan de faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven en stafmedewerker ethiek bij de Broeders van Liefde in Gent, is in 2009 verschenen en wordt terecht al als een standaardwerk beschouwd voor de ethische praktijk. Het boek is vooral geschikt voor het voeren van de ethische dialoog in de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg. Het boek vertrekt van het relationeel personalisme, de reactie van de christelijke ethici op het autonomiedenken dat toonaangevend aanwezig is in de wetgeving. De auteur werkt een praktisch ethisch model uit waarin de dialoog centraal staat. Het afwegen van waarden is daarbij cruciaal. Hij besteedt veel aandacht aan de samenwerking tussen alle betrokkenen in de zorg. Het ethisch model vult leemtes op in de juridische regelgeving (bijvoorbeeld op het vlak van wilsbekwaamheid en het gebruik van dwang). De auteur gaat er van uit dat de consensus waarnaar dit model streeft altijd een meerwaarde biedt (bijvoorbeeld ook voor het bekomen van de ‘geïnformeerde toestemming’ van de zorgvrager of diens vertegenwoordiger), maar hij is er zich bewust van dat die consensus niet altijd mogelijk is: ‘de verschillende visies op de zorgrelatie leiden tot verschillende vormen van ethiek’(p. 27) Een gemeenschappelijke en door alle medewerkers onderschreven opdrachtsverklaring is van belang om een dialoog zinvol te
72
Uitgelezen
Uitgelezen
maken (p. 94 e.v.). O.i. had er wat dieper mogen ingegaan worden op de beginvoorwaarden om tot een consensus te kunnen komen en op de mogelijkheden die er bestaan als er geen consensus gevonden wordt. De dialoog is ook de aangewezen methode om tot beslissingen te komen bij wilsonbekwame zorgvragers. In dit verband is het niet duidelijk of de opvatting van de auteur over de voorafgaande wilsverklaring (p. 119) wel strookt met de bedoeling van de wetgever. Het boek van Liégeois is een must voor iedereen die in het ethisch overleg betrokken is. Het reikt handvatten aan voor de ethische dialoog en beschrijft hoe deze op een ideale manier gevoerd kan worden. Dit neemt niet weg dat de ethiek in de zorg een moeilijk te vatten materie blijft. Lucia Goubert
R. STOCKMAN, Pro Deo. De geschiedenis van de christelijke gezondheidszorg, Davidsfonds/Leuven, 2008. Over de rol van de religieuzen en de Kerk in de geschiedenis van de gezondheidszorg gaat dit boek, opdat de huidige gezondheidszorg nooit haar wortels zou vergeten. Zonder de religieuzen en de Kerk zou de gezondheidszorg immers nooit zijn wat ze nu is. De Kerk en de religieuzen in deze geschiedenis en evolutie meewarig bekijken is onrecht doen aan hun grote inzet, aan hun zoeken naar antwoorden om hun roeping te beleven : gestalte te geven aan Christus’ liefdegebod en Zijn keuze voor de armsten. De kern was dan ook pro Deo in zijn dubbele betekenis van het woord : voor God en gratis. Zorg voor zieken was een weg om God op het spoor te komen, Hem te dienen en binnen een bepaalde tijd ook een weg om ‘zijn hemel te verdienen’. Ziekenzorg had ook proselitische doeleinden : via liefdevolle aandacht en respectvolle lichamelijke zorgen anderen bij God brengen. Caritas stond centraal. Professionaliteit was bij aanvang minimaal en werd gaandeweg een aandachtspunt. Het boek geeft ook een inkijk in het missionaire aspect van de christelijke ziekenzorg. R. Stockman doorloopt op een zeer gedetailleerde wijze deze geschiedenis en de evolutie, van de voorchristelijke periode tot op vandaag. De vele noten en de uitgebreide bibliografie vertellen ons over de zorgvuldigheid waarmee dit boek tot stand kwam. Waar vandaag gezondheidszorg een recht is geworden, waar religieuzen als het ware uit het beeld verdwenen zijn en hoofdzakelijk leken, met een steeds grotere professionaliteit de taak van de religieuzen overgenomen hebben wil R. Stockman recht doen aan de geschiedenis, de religieuzen en de Kerk door deze laatsten niet in de vergetelheid te laten belanden. Bij deze weergave van de geschiedenis roept hij impliciet op om de oorsprong van de christelijke gezondheidszorg : de caritas, de liefdadigheid, niet te vergeten als wezenlijk voor menslievende professionele zorg vandaag. Hij noemt dit geïnspireerde professionaliteit. Zijn overzicht van de geschiedenis omvat vijf delen. De gedetailleerdheid, de illustraties met voorbeelden, het weergeven van bronnenmateriaal, zijn boeiend, maar bemoeilijken soms ook de lezing. Het lijkt soms alsof de auteur teveel materiaal heeft voor één boek. In deel 6 behandelt hij enkele belangrijke figuren van Johannes de Deo (16de eeuw) tot Pater Damiaan (19de eeuw). Deel 7 handelt over heilige geneesheren en verpleegkundigen vanaf de eerste eeuw tot Mother Teresa (20ste eeuw). Het is boeiend hen te leren kennen in hun gelovige gedrevenheid en zorg, gesitueerd in hun eigen tijdskader. Een lezenswaardig boek. Mieke Polfliet
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
73
J. ABRAHAMS, Respectvol omgaan met personen met dementie, een praktijkgids voor de zorgsector, Acco, Leuven, 2009, 208 p. De auteur kiest resoluut voor de beschermwaardigheid van het leven getekend door dementie. Het is vanuit deze visie dat hij probeert om een begrijpbaar en appelerend kader uit te tekenen, dat hanteerbaar is voor elkeen die zich engageert in de (residentiele) ouderenzorg. Het woord respect is daarbij niet onbelangrijk en elke letter van het woord staat voor een bepaald zorginhoudelijk aandachtspunt, dat verder wordt uitgewerkt. ‘Ruimtelijk ervaren’ verwijst naar de interactie die bestaat tussen de persoon en zijn omgeving. Hierbij komen onderwerpen zoals privacy, veiligheid, kleinschaligheid en infrastructuur aan bod. En omdat de maaltijd een belangrijk structurerend element is, wordt hieraan het dwarsitem voedings- en drankzorg gelinkt. ‘Eigenheid (h)erkennen’ behandelt het verlies van de identiteit en de omschakeling van een rationeel, naar een eerder emotioneel leven. Er wordt in dit verband gepleit voor meer dan gewone aandacht voor het persoonlijk levensverhaal van dementerenden en een individuele en behoedzame aanpak van het gedrag dat hiermee gepaard gaat. Palliatieve en overlijdenszorg is het dwarsitem dat hieraan wordt gekoppeld. ‘Samen beslissen en handelen’ gaat in tegen een te betuttelende en overbeschermende houding die de auteur in veel woon- en zorgcentra vaststelt. Hij houdt dan ook een pleidooi voor autonomie, maar geeft hieraan een realiteitsgebonden interpretatie: een beperkte en afgewogen betrokkenheid is vaak het hoogst haalbare en kan best door middel van een vroegtijdige zorgplanning worden gerealiseerd. Als dwarsitem wordt de slaaphygiëne behandeld. ‘Plezier en zin beleven’ is essentieel in elke levensfase. Dat is niet anders bij hoogbejaarden en dementerenden. Enige afwisseling en ontspanning kunnen verveling en eentonigheid doorbreken; de zorg voor zichzelf en de zorg voor anderen, hoe miniem ook, zijn een antwoord op hun behoefte aan bevestiging en waardering. In het hierop volgende dwarsitem wordt aandacht gevraagd voor de hygiënische zorg. ‘Eenduidig empathisch toewenden’ behelst zowel de manier waarop de zorg door de verschillende disciplines wordt georganiseerd, met name coherent en gecoördineerd, als de manier waarop zij wordt toegepast, sensitief en onvoorwaardelijk gericht op de andere. Het belang van mobiliteit wordt in het dwarsitem uitgebreid toegelicht. ‘Communicatie en comfort cultiveren’ wil hulpverleners attent maken voor de ongemakken en de functionele beperkingen die lichamelijke aandoeningen veroorzaken bij hoogbejaarden, en voor de toenemende stoornissen in de communicatiepatronen. Hierbij wordt dieper ingegaan op pijnbestrijding en comfortbehandeling. In het laatste dwarsitem dat hiermee in verband kan worden gebracht, wordt respect omgezet als een instrument om op een gesystematiseerde wijze aan zorgplanning te doen. Met het hoofdstuk ‘Toestand evalueren’ doet de auteur een ultieme oproep om dementie bespreekbaar te stellen, breekt hij een lans voor vroegdiagnostiek en waarheidsmededeling, en stelt hij vragen bij de manier waarop onze samenleving met ziekte en lijden, in casu dementie, omgaat. Het boek is zeer verhelderend, mede door de manier waarop het werd opgebouwd. Kennis en inzichten, waarbij de auteur zowel gebruik maakt van de bestaande vakliteratuur als van de persoonlijke ervaringen van dementerenden, worden aangevuld met vaardigheden en houdingen, die van belang zijn in de dagelijkse zorg op het niveau van de patïent en op dat van de organisatie. Een must voor elkeen die in de sector is tewerkgesteld, een aanrader voor elkeen die van ver of van nabij met dementie wordt geconfronteerd. Boudewijn Baeskens
74
Uitgelezen
Uitgelezen
R. MES, Tastbaar spreken over God. 52 vieringen die de zintuigen prikkelen, Uitgeverij Kok, 2009, 175 p. Inspirerend. Handig. Creatief. Een praktische wegwijzer bij het maken van een viering. Dat is het nieuwe boekje van Rieke Mes. Zij is verpleeghuispastor en beroepshalve dus vaak in de weer met het opstellen van vieringen. Het boekje bevat 52 oecumenische vieringen, speciaal samengesteld voor (dementerende) ouderen en mensen met een verstandelijke beperking. Een tastbaar voorwerp of symbool wordt als uitgangspunt genomen. Langs die weg zouden deze mensen een viering veel beter kunnen volgens en hun geloof kunnen beleven. Het opzet is eenvoudig en helder: Rieke Mes bouwt een viering op rond een bepaald woord of een zin, zoals bijvoorbeeld “Een kruis dragen”, en biedt vervolgens heel concrete zaken aan die de voorganger kan toepassen: zij legt het symbool “kruis” uit, reikt lezingen aan, teksten en gebeden, liederen en de visuele/materiële verwerking. Er is een overzichtelijke inhoudstafel, waarin ze een onderscheid maakt tussen algemene symbolen, advent en kersttijd, veertigdagen, Pasen en pinksteren, de seizoenen, zintuigen, en gebruikte bronnen, afkortingen en zangbundels. Wanneer je een themaviering wil maken, is het boek een grote hulp om “door het bos de bomen te zien”. Als je via een website als zoekterm bijvoorbeeld “woestijn” ingeeft in de Willibrordvertaling, dan is de oogst aan teksten eindeloos. Dit boekje bespaart heel veel tijd. Het reikt dingen aan die de viering tot een samenhangend geheel kunnen maken, waaruit de boodschap er zowel voor het oor als het oog uitspringt, en tot het hart spreekt. De stijl van de teksten en gebeden spreken de één waarschijnlijk meer aan dan de ander, afhankelijk van je eigen schrijfstijl en pastor-zijn. Inspirerend zijn ze in elk geval, dus je kan er hoe dan ook wat uithalen om mee verder te werken. Soms dacht ik: “wat een vondst!”, zoals het plaatsen van een ventilator als je het thema viert “Alles wat adem heeft, love de Heer.” Schitterend! Kortom: het boek is een creatieve aanrader voor wie vieringen opstelt en een handig naslagwerk. Het stimuleert je in het zoeken naar manieren om je publiek zowel auditief als visueel intens te raken en een beklijvende boodschap over te brengen. Laura Le Roy
M. KEIRSE, Van het leven geleerd. Levenslessen over verlies en verdriet, Uitgeverij Lannoo, 2009, 234 p. Manu Keirse is in Vlaanderen een autoriteit op het vlak van omgaan met verlies. Hij heeft verschillende bestsellers op zijn naam staan over dit thema. Van opleiding is Keirse klinisch psycholoog en doctor in de geneeskunde. Dit werk telt 20 korte hoofdstukjes, telkens voorafgegaan door een stukje poëzie.Keirse vertelt hoe hij vanuit zijn eigen levensverhaal allerlei inzichten gekregen heeft over het omgaan met verlies en verdriet. Hij begint in zijn prille kinderjaren waar hij vooral door zijn moeder meegenomen werd naar mensen uit de buurt in rouw. Zo ga je met hem de weg in zijn persoonlijke en professionele loopbaan. Het boek leest heel vlot en zet bovendien aan tot persoonlijke reflectie. Het deed me nadenken over wat ikzelf reeds van het leven geleerd heb. Daarenboven zijn de inzichten die hij geeft een goede opfrissing van belangrijke ideeën op het vlak van rouw. Het is dus zowel bruikbaar voor mensen die zelf een rouwproces doormaken als voor zorgverleners. Mieke Van Steelandt
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
75
Sporen van menswording. Teksten van en over Ward Bruyninckx, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2009, 137 p. Iedereen die houdt van een kampvuur en de gezellige sfeer die daarbij hoort kan zich aan dit boek verwarmen. In het eerste deel van het boek worden de verhalen over Ward Bruyninckx, als verzameld hout, aangedragen. Ward als priester, als leraar, als nationaal proost van de Chiro, als verantwoordelijke voor de vorming van pastores, als nonkel. Het zijn hartverwarmende verhalen van mensen die Ward van dichtbij hebben gekend. Zoals het een beetje vreemd kan aanvoelen als je bij een kampvuur zit waarvan je het kamp niet hebt meebeleefd, zo voelt het ook een beetje onwennig dat je als lezer (in mijn geval die Ward niet gekend hebben) zo een onverwacht intieme inkijkt krijgt in een leven. Er worden ook foto’s en stukken uit brieven of gedachtenisprentjes toegevoegd. Het tweede deel van het boek bevat teksten en poëzie die Ward geschreven heeft en die erg bruikbaar zijn voor vieringen of bezinningsmomenten of om op wenskaarten te schrijven. De teksten zijn doordrongen van een Jezusspiritualiteit die de weg tussen God en de mensen wil wijzen. Het authentieke engagement van Ward voor de concrete mens die hij ontmoet is daarbij erg opvallend. Het boek biedt de lezer op die manier aanmaakblokjes om het liefdesvuur tussen mensen onderling en de mens en God aan te wakkeren. “Elke mens is een weg waarlangs anderen op zoek zijn naar het geluk naar God toe, is ook een weg waarlangs God komt op zoek naar de mens” (p. 114). Katleen Duthoo
IN DE KIJKER S. VAN DEN BOSSCHE & L. ANCKAERT (red.), Met de jaren. Gelukkig en gelovig ouder worden, Halewijn, 2010, 80 p. Een magazine voor ouderen ‘Oud worden is de enige manier om lang te leven’, zegt een volkswijsheid. Maar daarmee is de kous niet af. Ouder worden betekent niet gewoon verder gaan met leven, maar ook geleidelijk anders omgaan met het leven. Deze levensfase kan zo een heel gelukkige tijd worden, al kent ze ook haar moeilijkheden en ongemakken. Maar zijn die er dan niet in andere levensfases? Zou het kunnen dat de in wijsheid beleefde oudere dag zelfs niet hoeft onder te doen voor de zo vaak lyrisch bezongen, onbezorgde jeugdjaren?
76
Uitgelezen
Uitgelezen
Ouder worden doet ook anders geloven. De innerlijke omgang met God verandert. De tweede levenshelft roept vaker vragen op naar wat verder reikt dan dit leven. De huidige generatie ouderen heeft ook wel veel veranderingen in geloof en kerkbeleving meegemaakt. En wat met het geloof van je (klein-) kinderen? Over gelukkig en gelovig ouder worden gaat ‘Met de jaren’, het jongste magazine in een reeks rond universele zinvragen in dialoog met het christelijk geloof, dat uitgegeven wordt in opdracht van de Vlaamse en Nederlandse bisschoppen. Eerder verschenen ‘Opnieuw geboren. Je kind laten dopen?’(2005, 2°druk in 2009), ‘Licht aan de horizon. Over leven na de dood’(2006), ‘Samen door het leven. Over relaties met toekomst’(2008) en ‘Waarom toch? Omgaan met kwetsbaarheid en lijden’ (2009). Een blik op de inhoud en de medewerk(st)ers Zoals steeds in deze reeks werd gekozen voor een algemeen menselijke én een gelovige benadering van het thema. Het magazine vangt aan met een terreinverkenning van het ouder worden. Psychologe Ria Grommen belicht de levensfase van de zestigplussers, hoogleraar sociale wetenschappen Bea Cantillon peilt evoluties in onze vergrijzende samenleving. Dan volgen enkele bijdragen die op verschillende wijzen stil staan bij gelukkig ouder worden. Edith Cardoen zet vanuit haar belangstelling voor filosofie en spiritualiteit realistische bakens uit voor zinvol en gelukkig ouder worden. Zanger en liedschrijver Will Tura erkent in een interview dat hij bij het naderen van de 70 de hemel dankbaar is. Pastor Marinus Van den Berg mijmert over leven in de taal van het afscheid. Een ‘Rondetafel’ stelt de seniorenbewegingen uit Nederland (Unie KBO) en Vlaanderen (OKRA en Adem-Tocht) aan u voor. Twee bijzondere thema’s komen aan bod waarover ouderen wel eens piekeren. Palliatief arts Marc Desmet legt uit waarvoor termen staan als palliatieve zorg en euthanasie, en welke opvattingen de Kerk koestert over de eindfase van het leven. Emeritus professor moraal Bertrand De Clercq denkt na over zinvol omgaan met testament en erfenis. Heel bepalend voor de oudere dag is natuurlijk wat je doormaakt in je eventuele partnerrelatie. Daar gaan vier bijdragen verder op in. Een langer gehuwd echtpaar, André en Mieke Daemen-De Vadder, getuigt over de groei in hun relatie. Joke Forceville-van Rossum schreef een boek over rouwverwerking, begeleidt rouwenden en maakte de rouw bij partnerverlies ook zelf door. Irène Corsten gaat al langere tijd als weduwe door het leven, en zet zich in voor lotgenoten. Felix en Lieve Deschuytter-Berquin vonden nieuw geluk bij elkaar nadat ze elk hun partner verloren. Vervolgens bekijken we hoe God op weg gaat met ouderen, en ouderen met God. Piet van Breemen schreef er een boek over, waaruit hij vertelt. De Nederlandse emeritus hulpbisschop mgr. Joseph Lescrauwaet noemt zich hoogbejaard, maar ervaart de genade van deze levensjaren. Zijn Vlaamse ambtsgenoot mgr. Paul Van den Berghe schrijft in een brief over de vele veranderingen die het geloof heeft doorgemaakt in de laatste decennia. Zuster Maria Vandeputte getuigt hoe in een heel actief leven het gebed haar steeds verder draagt. Dries van den Akker vertelt hoe bekende en onbekende heiligen omgingen met het ouder worden en ons daarin kunnen inspireren. We ronden af met het samenbrengen van de verschillende generaties. Emeritus professor Herman Andriessen toont hoe spiritualiteit en psychologie samen sporen bij de geloofsgroei doorheen de
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
77
verschillende levensfasen. En voor de laatste bijdrage hebben we de Duitse ere-abt Odilo Lechner op visite, die een boek schreef voor grootouders over hoe je voor je kleinkinderen getuigt van je geloof. Doorheen het magazine vindt u een selectie van toepasselijke gedichten, gebeden en Bijbelteksten. De verzorgde lay-out in vierkleurendruk, talrijke foto’s en een duidelijk lettertype zorgen mee voor een aangename kijk- en leeservaring.
G. VAN EDOM, Lichaam en Levensadem. Pastorale zorg voor de hele levende mens, Deel 12 in de reeks Leuvense Cahiers voor Praktische Theologie. ‘Toen boetseerde de Heer God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen’ (Gn 2,7). De relationele benadering van de mens en zijn lichaam in het boek Genesis staat in schril contrast met de benadering van het lichaam in de huidige samenleving, die sterk op het ‘ik’ gericht is. Velen spiegelen hun lichaam aan het volmaakte lichaam, dat in de media alomtegenwoordig is. Ook al weten mensen dat deze ideaalbeelden onrealistisch zijn, toch laten ze zich erdoor beïnvloeden. Dat leidt tot heel wat fysiek, psychisch en geestelijk lijden. De overwaardering van het volmaakte lichaam gaat ook samen met de onderwaardering van het beperkte lichaam. Waar passen ouderen, zieken, mensen met een fysieke handicap, … nog in het verhaal van het volmaakte lichaam? Redenen genoeg om een spoor van tegenkracht te trekken tegen het huidige schoonheidsideaal. Daarom besloten academici en practici dit boek te schrijven. Vanuit de theologie en de pastorale praktijk gaan ze op zoek naar een veelvormige, bevrijdende en helende visie op het lichaam, als tegenkracht tegen de eenheidsmal van het volmaakte en maakbare lichaam in onze maatschappij. Met bijdragen van: Christophe Brabant, Marcel Broesterhuizen, Lut Casteur, Lieselot Coebergh, Katrien Cornette, Ilse Cornu, Trees Coucke, Anneleen Decoene, Bert Defreyne, Annekatrien Depoorter, Annemie Dillen, Chris Gastmans, Joris Geldhof, Anne Gessler, Tinne Grolus, Dirk Hooft, Thomas Knieps-Port le Roi, Axel Liégeois, Lucas Lissnijder, Dominiek Lootens, Evelien Lust, Gino Mattheeuws, Roeland Polspoel, Marina Riemslagh, Stef Van den Branden, Claude Vandevoorde, Goedele Van Edom, Linus Vanlaere, Jef Van Winckel en Filip Zutterman. U kan het boek 'Lichaam en levensadem' bestellen door overschrijving van € 24,50 per exemplaar (verzending inbegrepen) op rekening nr 220-0971727-17 van Uitgeverij Halewijn. Vermeld bij mededeling duidelijk het aantal exemplaren en ‘code 333’.
Wie dit boek wenst te bespreken, stuurt een mailtje naar
[email protected]
78
Uitgelezen
Nieuws Gezocht: Pastores voor commissie seksueel misbruik De commissie voor seksueel misbruik binnen pastorale relaties in de kerk (de commissie Adriaenssens) wordt geconfronteerd met een ruime groep slachtoffers die naast een gesprek met de commissie ook vragen naar een gesprek binnen pastorale zorg. Daarom heeft de commissie dringend behoefte aan leken-pastores die bereid zijn gesprekken te voeren op vrijwillige basis met slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk. Ook godsdienstleerkrachten met pastorale ervaring zijn welkom. Er wordt voozien in vorming en in monitoring (of supervisie). U kan zich aanmelden of verdere informatie verkrijgen bij
[email protected] (lid van de commissie). Verder kan u ook de website raadplegen: www.commissiemisbruik.be
www.pastoralezorg.be: De GPS-functie van de pastor in de psychiatrie Pastores zoeken vaak naar beelden om werkinhoud te vertalen. Deze beelden zeggen iets over de manier waarop ze te werk gaan. In het boek ‘De zorg om het verhaal. inhoud
Achtergrond, van
pastorale
methode
en
begeleiding’
(Meinema, Zoetermeer, 2007) werken Ruard Ganzevoort en Jan Visser enkele van deze beelden uit: de pastor als tolk, getuige, helper, metgezel en gids. Jovita Van Haver probeert, in een paper voor het vak ‘pastorale zorg’, vanuit het beeld van de GPS te reflecteren over het pastoraat in psychiatrie. Dit navigatiesysteem kan enkele kenmerken van het pastoraat in de psychiatrie oproepen of verbeelden. Tegelijk biedt het de kans om dieper te reflecteren over de identiteit van de pastor in die sector. Zie Home > Pastor Zijn > Algemeen > Identiteit van de pastor > GPSfunctie
www.pastoralezorg.be: Rollen van de pastor en dagboekformulier Wanneer je als pastor aan een visie werkt, speelt je praktijk op de achtergrond voortdurend mee. De visie die je in de praktijk hanteert kan je op het spoor komen via diverse vormen van praktijkbegeleiding. Ook het invullen van lijsten met rollen of metaforen en het gesprek hierover met collega’s of met een begeleider kunnen verhelderend zijn. Het dagboekformulier biedt jou een kader om terug te blikken op een pastoraal contact. Als je het dagboekformulier en de daaraan gekoppelde rollenlijst vaker invult (best een twintigtal keer) krijg je door de resultaten op te tellen een goed zicht op de rollen die je gewoonlijk inneemt én de rollen die je misschien wat te weinig opneemt. Aan jou om te oordelen wat je met dat resultaat wil doen. Zie Home > Pastor Zijn > Algemeen > Identiteit van de pastor > Rollen
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
79
Tentoonstelling "Passie en verrijzenis" met veelluik van Arcabas in Scherpenheuvel Tot 30 september 2010 loopt in het heiligdom O.-L. – Vrouw van Scherpenheuvel de tentoonstelling passie en verrijzenis. De tentoonstelling toont ondermeer een 18 meter lang veelluik van de religieuze Franse kunstenaar Arcabas, bestaande uit 21 taferelen. Op boeiende wijze neemt Arcabas de toeschouwer mee door de passie en verrijzenis van Christus. Bij elk schilderij is een tekst van auteur Hans Geybels beschikbaar die de symboliek duidt.
“De kus van Judas snijdt letterlijk een stuk uit Jezus’ lijf. In de passie van Jezus staat de lichamelijke pijn misschien niet centraal. Misschien lijdt Jezus nog het meest onder gebeurtenissen als deze: het verraad door een leerling.” (Citaat uit de cataloog ‘Passie en verrijzenis. Veelluik van Arcabas, auteur Hans Geybels, uitgeverij Halewijn) De tentoonstelling in de barokgang achter de basiliek is open voor het publiek elke zaterdag van 14u tot 18u, elke zondag van 10u tot 13u en van 14u tot 18u. Tijdens de meimaand is de tentoonstelling ook te bezichtigen op dinsdag, woensdag en donderdag van 14u-18u. Inkom 1€, cataloog ter plekke beschikbaar. Op Elisabeth vindt u alvast een voorsmaakje van deze tentoonstelling.
80
Nieuws
Vacatures Tot nu toe verschenen de actuele vacatures voor pastores zowel in Pastorale Perspectieven als op de Elisabethwebsite. Vanaf dit nummer verschijnen de vacatures enkel nog op de website. Wie een vacaturebericht wenst te publiceren, neemt contact op met de redactie van het tijdschrift of de website (
[email protected] of
[email protected]) Zie Home > Tools > Vacatures
Beroepsvereniging voor pastores in de zorg- en welzijnssector Anne Vandenhoeck De maand juni was een drukke maand voor de oprichting van de beroepsgroep. Op 1 juni kwam de adviesraad samen om feedback te geven op het werk van de kerngroep. De agenda weerspiegelde het werk dat de kerngroep in de afgelopen maanden heeft verzet. Een eerste verzameling van gegevens uit de ingevulde infofiches werd voorgesteld. Enkele maanden geleden werd op Elisabeth een oproep gelanceerd om een infofiche online in te vullen. Pastores die de infofiche nog niet ingevuld hebben, kunnen dit alsnog doen op www.pastoralezorg.be. We willen naar wegen zoeken om iedereen de fiche te laten invullen. Alleen op deze manier kunnen we in gesprekken met instanties, zoals het ministerie van volksgezondheid, een representatief beeld geven van onze sector. In de adviesraad werd ook een structuur voorgesteld voor de vzw ‘Beroepsvereniging katholieke pastores in de gezondheids- en welzijnssector’. De adviesraad heeft deze structuur goedgekeurd. Binnenkort zal die op de bisschoppenconferentie worden voorgesteld. Daarna kan de vzw van start gaan. De vzw zal bestaan uit een algemene vergadering, een raad van bestuur en een dagelijks bestuur. Op de adviesraad was monseigneur Luc Van Looy aanwezig. Hij werd door de bisschoppenconferentie aangesteld als referendaris voor caritas en zal in deze hoedanigheid de werking van de beroepsgroep opvolgen. Monseigneur Van Looy werd half mei gebriefd over de stand van zaken rond de beroepsgroep. De adviesraad heeft ook beslist om een mandaat te geven aan de kerngroep om een beleidsplan op te stellen op basis van een herwerkte nota over de doelen van de beroepsgroep. De kerngroep vindt het belangrijk om zoveel mogelijk te communiceren rond de ontwikkelingen van de beroepsgroep. Kijk op Elisabeth om de werking van de kerngroep en de adviesraad te volgen!
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
81
Aankondigingen INTERDIOCESAAN VORMINGSAANBOD VOOR PASTORES In het najaar van 2010 starten opnieuw twee vormingssessies voor pastores uit de gezondheids- en de welzijnssector. Deze vormingscycli van telkens 7 dagen zijn bedoeld voor pastores werkzaam in algemene of psychiatrische ziekenhuizen, woon- en zorgcentra en voorzieningen voor personen met een handicap. Inschrijven hiervoor is mogelijk via www.pastoralezorg.be. Hierop vindt u ook alle nodige informatie. Contactpersoon voor inhoudelijke info rond het interdiocesane vormingsaanbod is Dominiek Lootens (Caritas Antwerpen & Caritas Vlaanderen). U kan hem bereiken op 03/2873572 of via
[email protected]. Cyclus 1 Basisvorming: pastorale identiteit en vaardigheden in begeleidingsrelatie en gespreksanalyse Bedoeld voor pastores met minimum één jaar werkervaring • Plaats: Ter Fonteine, Brugge www.monasteria.org/Sint-Godelieveabdij.html • Data: 19 okt., 23 nov., 15 dec., 22 febr., 15 maart, 12 april • Kostprijs: 360 euro • Begeleiding: Arthur Polspoel, supervisor en emeritus docent (Tilburg) & Katelijn Daels, supervisor en pastoraal werkster (AZ Groeninge Kortrijk) • Inschrijven vóór 15 augustus 2010 • Praktische info: Lieven Debosscher (Caritas West-Vlaanderen): tel. 050/745620 of
[email protected] Cyclus 2 Thematische vorming: verlieservaring en spirituele zorg Bedoeld voor pastores die de basisvorming gevolgd hebben of minimum 5 jaar werkervaring hebben. • Plaats: Herkenrode, Hasselt http://herkenrode-abdij-bezinningscentrum.skyblogs.be • Data: 28 okt., 30 nov., 13 jan., 10 febr., 10 maart, 14 april, 26 mei • Kostprijs: 360 euro • Begeleiding: Arthur Polspoel, supervisor en emeritus docent (Tilburg) & Petra De Smet, ziekenhuispastor Jessa ziekenhuis Hasselt, Campus Virga Jesse • Inschrijven voor 30 september 2010 • Praktische info: Steven Cappellen (Bisdom Hasselt): tel. 011/288454 of
[email protected]
82
Aankondigingen
Aankondigingen
ACADEMISCH CENTRUM VOOR PRAKTISCHE THEOLOGIE Leertraject ‘Het focusmodel voor pastorale zorg in de gezondheidszorg’ Bedoeld voor pastores die professioneel werkzaam zijn in de gezondheids- en de welzijnssector en over minimaal twee jaar werkervaring beschikken. Het doel van dit vormingsaanbod is om aan pastores een model aan te reiken tot verdere professionalisering en integratie in de instelling. Pastores worden aangespoord een spiritueel profiel te maken van patiënten, cliënten of bewoners. Tegelijk worden ze door het model uitgedaagd om met hun zorgaanbod een verschil te maken en om dit verschil te kunnen verwoorden. Het model combineert pastorale diagnostiek met resultaatgericht handelen. Het focusmodel richt zich op het ondersteunen en verder ontwikkelen van de professionaliteit van pastores. Dit gebeurt op twee wijzen. Het focusmodel maakt pastores meer bewust van hun eigen specificiteit in de zorg en geeft hen een taal om met zorgverleners en beleidsverantwoordelijken hierover in dialoog te treden. Rekening houdend met het beroepsgeheim, kan aan de hand van het model functioneel geregistreerd worden in patiëntendossiers. Meer info en inschrijving via www.pastoralezorg.be of www.theopraxis.eu of door contact op te nemen met Anne Vandenhoeck (Caritas West-Vlaanderen en K.U.Leuven).
[email protected] Studiedagen Academisch Centrum • 20 oktober 2010: De ruimte voor het heilige. Over liturgie, kerkgebouwen en hun interieur. 9u-17u Verantwoordelijke en moderator: Joris Geldof (K.U.Leuven) • 10 december 2010: Over mijn lijf. Lichamelijkheid in pastorale relaties 9u-13u Verantwoordelijke en moderator: Annemie Dillen (K.U.Leuven) • 24 maart 2011: Kerkopbouw: Vitale kerk nabij? In samenwerking met het tijdschrift Collationes dat zijn veertigjarig bestaan viert 9u30-17u30 Verantwoordelijke en moderator: Marc Steen (K.U.Leuven) Meer info en inschrijving via www.pastoralezorg.be.
of www.theopraxis.eu
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
83
UCSIA, KERK ONDER STROOM en CARITAS ANTWERPEN (DNGW) 17 februari 2011: De toekomst van het pastorale beroep Uitgangspunt voor deze studiedag is de vaststelling dat het werk van een pastor zich verbreedt, verdiept en meer resultaatgericht wordt. De pastor kan naast de kerntaken van het pastorale gesprek en liturgie andere taken opnemen die te maken hebben met interdisciplinaire samenwerking, praktijkbegeleiding, adviesverlening en vormingswerk binnen en buiten de instelling. Hij/zij kan zich verdiepen in nieuwe concepten en thema’s zoals presentiepastoraal, ethiek, spirituele zorg en profetisch pastoraat. Hij/zij wordt uitgedaagd om aan het management en aan andere disciplines te laten zien dat het pastorale aanbod substantieel bijdraagt tot de totaalzorg. De vraag stelt zich hoe men zich als individuele pastor of als pastoraal team zich tot deze evoluties dient te verhouden. Naar aanleiding van 450 jaar bisdom Antwerpen zetten Kerk onder stroom, UCSIA en Caritas Antwerpen (DNGW) hierover een studiedag op. Sprekers die al hebben toegezegd zijn: Doris Nauer (PTHV), Carlo Leget (UTilburg), Annelies van Heijst (UTilburg), Anne Vandenhoeck (K.U.Leuven), Axel Liégeois (K.U.Leuven & Broeders van Liefde), Koen De Fruyt (Broeders van Liefde), Erik Herrebosch (CCV Antwerpen), Hilde Lamers (AZ St. Dimpna Geel), Lucas Lissnijders (UZ Leuven), Lut Rubbens (UZ Leuven) en Vincent Ferrant (vicariaat Brussel). Meer hierover in het volgend nummer van Pastorale Perspectieven, op www.pastoralezorg.be en via Dominiek Lootens [email protected].
LANDDDAG KATHOLIEKE SECTORRAAD VGVZ 4 OKTOBER 2010 TE UTRECHT MAAKT DE GEESTELIJKE VERZORGER HET VERSCHIL’? Op 4 oktober 2010 vindt op locatie De Driehoek in het centrum van Utrecht de landdag plaats van de katholieke sectorraad van de VGVZ. Het is een tweejaarlijks treffen, waarop de katholieke leden van de beroepsvereniging zich bezinnen op die vraagstukken in de zorg, die betrekking hebben op de eigen identiteit als professional in de zorgverlening. Dit jaar staat de doorwerking van de Romeconferentie over de humanisering van de gezondheidszorg centraal. In het programma wordt de brug tussen ‘Rome’ en ‘Utrecht’ geslagen door een tweetal deelnemers en een drietal sprekers, die bekend zijn van de Romeconferentie, waaronder Anne Vandenhoeck als speciale gast. Dit geeft aan de Romereizigers de gelegenheid tot nadere reflectie en de andere deelnemers tot kennisneming van het gedachtegoed, opgebouwd tijdens en na de Romereis van maart 2010. In de middaguren is een interactief programma voorzien, waarin de deelnemers met elkaar overleggen over een concrete uitwerking van de in Rome aangenomen verklaring. In een aantal workshops zal steeds een element van het statement worden uitgewerkt. De aanwezige geestelijke verzorgers worden uitgedaagd om met gebruikmaking van de eigen taal van de geestelijke verzorging (symbool, tekst, ritueel enz.) tot een overtuigende vertaling te komen, die zou kunnen werken als bijdrage in de (eigen) zorgorganisatie om humanisering van de gezondheidszorg gestalte te geven. Voor meer info en inschrijving, zie www.vgvz.nl
84
Aankondigingen
Over de grenzen
Pastoraat in de gezondheidszorg in de europese unie Ierland Anne Vandenhoeck
De context van Ierland Wie aan Ierland denkt, denkt wellicht aan veel groen, Ierse traditionele muziek, Ierse pubs, Enya, Sinead O’ Connor, U2, Dublin, aan de Ierse katholiciteit, aan Ierse immigranten en naar alle waarschijnlijkheid ook aan de spanningen tussen katholieken en protestanten. In hun lied ‘Sunday Bloody Sunday’ klaagt U2 het zinloze geweld tussen beide groepen aan. De live versie van het lied in 2001 in Slane Castle haalt twee daden van Iers geweld aan en roept: ‘No More! I am so sick of it - We had enough!’.1 Decennialange kluwens van geweld en spanningen zorgen ervoor dat het moeilijk wijs te geraken is aan de oorzaken. Voor alle duidelijkheid: in deze bijdrage hebben we het over Ierland (hoofdstad Dublin) en niet over Noord Ierland (hoofdstad Belfast). Noord Ierland behoort tot de UK en ligt in het noordoosten van het eiland. Ierland zelf verklaarde zich onafhankelijk van de UK in 1916 en het duurde nog enkele decennia voor het een republiek werd. Ierland beslaat ongeveer vijf/zesde van het eiland en heeft de jongste bevolking in West Europa. De vergrijzing van de bevolking speelt dus bij hen minder een rol dan bij ons. De meeste immigranten in Ierland komen uit de UK en Polen!
De bijna 5 miljoen Ieren zijn voor het grootste deel katholiek (ongeveer 87%). Katholiciteit heeft in de 19de en 20ste eeuw voor een groot stuk de Ierse identiteit bepaald. De katholieke kerk was zeer sterk aanwezig in onderwijs, gezondheidszorg, politiek en in het dagdagelijkse leven. In de laatste jaren is die aanwezigheid verminderd. Op de tweede plaats van religies in Ierland komen de protestanten. Daartoe worden verschillende denominaties gerekend met als belangrijkste de Church of Ireland (Anglikanen). Het is uit deze kerk – na de katholieke kerk - dat de meeste pastores in de gezondheidszorg komen. De derde grootste religie is de Islam die sinds 1990 een stijging kent door immigratie. Cijfers spreken van een 33.000 moslims in 2007.2 Verder is er nog een kleine groep Joden (een tweeduizendtal) en Hindoes.
Het pastoraat in Ierland Het European Network for Health Care Chaplaincy kwam in 2004 bijeen in het All Hallows college in Dublin voor de tweejaarlijkse consultatie. Kathleen O’Connor, toen nog supervisor in Dublin, had de presidente van Ierland, Mary McAleese uitgenodigd om ons toe te spreken. Ze deed toen een uitspraak die velen van ons hebben onthouden
1 http://www.youtube.com/watch?v=gbNuIqiVPbU 2 http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/northern_ireland/7119049.stm
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
85
en meegenomen: the mystery of suffering can only be met by the mystery of care. The mystery of care – een zin waarin zowel Ierse als Vlaamse pastores zich in herkennen. Het pastoraat in Ierland ziet er op vele vlakken uit zoals het pastoraat bij ons. Ook de Ieren hebben te maken met de vermarkting van de zorg. Ook de Ieren kampen met de gevolgen van secularisatie en detraditionalisering en met het imago van de kerk. En ja, ook de Ieren hebben een beroepsgroep voor pastores in de gezondheidszorg. De National Association of Healthcare Chaplains is de beroepsgroep voor pastores in Ierland. De beroepsgroep werd in 1981 gesticht vanuit de veranderende context van de gezondheidszorg. Meer bepaald vanuit de vertechnisering en vermarkting van de voorzieningen en de gevolgen daarvan. Wat wil de beroepsgroep bereiken? We geven kort haar doelen weer: 1. Onder pastores: Kennisdeling, samenwerking en ondersteuning 2. Het bevorderen van de professionele en spirituele ontwikkeling van de leden 3. Het adviseren en assisteren van hen die zich voorbereiden op de job 4. Het in contact staan namens de leden met instanties in de kerk, de gezondheidszorg en samenleving 5. De leden informeren over ontwikkelingen en onderzoek (nationaal en internationaal) in het pastoraat in de gezondheidszorg
De beroepsgroep is voor katholieke én protestantse pastores; Het is mooi om te zien dat ondanks de politieke spanningen tussen katholieken en protestanten, er een sterke samenwerking bestaat in het pastoraat van de gezondheidszorg. Katholieke en protestante pastores organiseren samen studiedagen, volgen opleidingen in elkaars colleges... Er zijn geen vertegenwoordigers van andere godsdiensten opgenomen in pastorale teams, maar er wordt wel naar verwezen en bij vraag worden ze opgeroepen naar de voorziening.
Uitdagingen voor het pastoraat in Ierland3 1. De misbruikschandalen in de katholieke kerk vormen momenteel een grote uitdaging voor de pastores in de gezondheidszorg. De Ierse katholieke kerk heeft zware klappen gekregen door een hele reeks van misbruikschandalen. Tussen 2005 en 2009 zijn verschillende rapporten over het misbruik door priesters en religieuzen gepubliceerd4. In maart 2010 schreef Paus Benedictus XVI een brief met verontschuldigingen rond de zaak van de misbruiken nadat de Ierse bisschoppen in Rome waren geweest. Voor de Ierse kerk betekenen de schandalen een serieuze aanslag op de credibiliteit van het instituut dat zo lang deel uitmaakte van de Ierse identiteit. Er zijn patiënten die geen bezoek meer willen van pastores omdat
3 Met dank aan Kathleen O’Connor, pastor en supervisor, Cork University Hospital. 4 Het bekendste rapport is wellicht het Ryan Rapport (20 mei 2009). De ‘Commission to Inquire into Child Abuse’ (CICA) werd opgericht door de Ierse regering om het misbruik van kinderen sinds 1936 te onderzoeken in Ierse instituten en scholen waarvan de meesten beheerd werden door religieuze congregaties. De commissie is gekend als de Ryan Commission naar de naam van de rechter die het voorzit. Als gevolg van het Ryan rapport hebben de Ierse bisschoppen zich verontschuldigd voor het misbruik (en de omgang met het misbruik) en hebben de betrokken religieuze congregaties financiële compensatie betaald.
86
Over de grenzen
Over de grenzen
ze hen identificeren met het misbruik door de kerk. Vooral religieuzen en priesters in het gezondheidspastoraat valt de weigering te beurt. Tegelijkertijd valt de vergevingsgezindheid op bij patiënten en familie en zijn er best wel veel mensen die het onderscheid maken tussen de pastor die hen bezoekt en de daders van misbruik. Voor de meerderheid van de pastores is het een opdracht om te gaan met de schaamte die de schandalen in de kerk veroorzaken.
ning bezig zijn. Naast de lekenpastor van wacht is er steeds een priester van wacht voor de sacramenten. Streekziekenhuizen doen eerder beroep op parochiepriesters voor de sacramentenzorg. De aanwezigheid van priesters en religieuzen daalt nu gestadig. Een tweede oorzaak is te vinden bij het doelpubliek. Ierse katholieken vragen zelf minder naar de sacramenten dan vroeger. Het is minder een vanzelfsprekendheid. De nood aan contact, begrip en ondersteuning is groter. De meerderheid
2. De economische recessie in Ierland is van die aard dat voorzieningen een stop zetten op aanwervingen. Pastores die met pensioen gaan of veranderen van voorziening of van sector worden op dit moment niet vervangen. De draagkracht wordt kleiner terwijl de nood aan ondersteuning van personeel groter wordt. Het behoort tot de taak van pastores in de gezondheidssector om ook aan zorg voor de zorgverleners te doen. De vragen op dit vlak worden groter omwille van de werkdruk terwijl er minder pastores zijn om ondersteuning te geven.
van de lekenpastores zijn vrouwen. Heel interessant is het gebruik van gezegende olie door lekenpastores op het einde van het leven. Er is de olie die door de bisschop op witte donderdag gewijd wordt en dient voor het sacrament van de ziekenzalving én er is de olie die door een priester wordt gewijd voor zegening van stervenden door leken. Af en toe klinkt hierbij protest dat het te verwarrend zou zijn voor de patiënten. Is het voor hen of voor hun familie duidelijk dat het niet gaat om de ziekenzalving? Daarom gebruiken sommige pastores niet de olie
3. De katholieke kerk in Ierland maakt stilaan de transitie door van sacramentenpastoraal naar begeleidingspastoraal. Deze transitie kent twee oorzaken. De eerste ligt vanzelfsprekend in de daling van het aantal priesters en religieuzen. Tot recent werd het pastoraat in de gezondheidszorg voornamelijk gedragen door priesters en religieuzen. Ook vandaag telt elk groot ziekenhuis nog twee tot drie priesters in de pastorale dienst die voornamelijk met sacramentenbedie-
maar wijwater. Wat ik tot slot zeker nog uit Ierland wil meegeven is de ‘prayer website’ van de Ierse Jezuïeten. Tienduizenden mensen bezoeken dagelijks de site. In 21 talen kan je er door een dagelijkse meditatie gaan. De schriftteksten en gebeden zijn ook te verkrijgen in boekvorm, op je gsm
en voor je Ipod.
Uitstekend om in je dag in te bouwen. www.sacredspace.ie
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
87
Links:
OVER DE AUTEUR
www.nahc.ie (de beroepsvereniging voor pastores in de gezondheidszorg in Ierland)
Anne Vandenhoeck is wetenschappelijk medewerker en supervisor aan het Academisch Centrum voor Praktische Theologie te Leuven en stafmedewerker vicariaat caritas te Brugge. [email protected]
www.nihca.co.uk (de beroepsvereniging voor pastores in de gezondheidszorg in Noord Ierland) www.veritas.ie (religieuze literatuur over diverse onderwerpen) www.acpei.ie (de Ierse site over klinisch pastorale vorming)
88
Over de grenzen
Uitsmijter
Binnenkomen1 Ann Verscuren
Ik haal diep adem en stap de drempel over. De drempel van een ziekenkamer is hoog, zelfs voor een ziekenhuispastor wiens werk grotendeels bestaat uit het binnen-komen bij zieke mensen. Dat gaat altijd met een zekere schroom gepaard. Als pastor heb je immers niets bij je om je achter te verschuilen. Geen dienblad met eten, geen medicijn tegen de pijn, geen wasbekken of pan, geen stethoscoop, geen kiné-oefeningen, geen dieetvoorstel, zelfs geen bloemen of chocolaatjes. Er is alleen jijzelf. Net sprak een verpleegkundige mij aan. Of ik even zou kunnen langsgaan op kamer zeven? De man ligt hier al meer dan een maand en wordt deze namiddag overgebracht naar palliatieve. Zijn vrouw is bij hem en heeft het erg zwaar. Mijn eerste gedachte: miljaar, ik had daar dus al veel eerder moeten binnenspringen. Mijn tweede: wat ga ik daar dan nu eigenlijk nog doen, zo op het laatste nippertje? Mijn derde: eerst maar eens de drempel over, dan zien we wel. Toevallig heb ik deze keer wel iets bij me. Ik was immers op communieronde en draag dus een pixis vol hosties mee. Aangezien ik daar niet zomaar een veilig - en heilig -
plekje voor vind op de verpleegpost, moeten de hosties maar mee op bezoek. Ik haal diep adem en stap de drempel over. Voorbij de drempel ontmoet ik een bejaard echtpaar met weinig woorden en veel verdriet. Het valt me op hoe samen ze er uitzien. Dicht bij elkaar, hand in hand, veel oogcontact. We praten even over hoe lang ze al getrouwd zijn, hun kinderen, wat het leven hen gebracht heeft, hoe de laatste maanden geweest zijn... En dan zegt de vrouw beschroomd, terwijl ze naar de pixis op het nachtkastje kijkt: ge hebt ons Heer bij. Het is niet de eerste keer dat ik het op die manier hoor zeggen, maar ik sta weer versteld van de overgave en het geloof dat er uit spreekt. Voor mevrouw heb ik geen hosties bij, ik heb ons Heer zelf binnengebracht. Ik haal diep adem - alweer - en vraag of ik hen misschien de communie mag geven, leeftocht voor onderweg. Ze kijken elkaar aan en knikken allebei van ja. Op datzelfde moment wéét ik wat mij te doen staat. Ik neem één stukje brood en breek het in twee. Ja, zeg ik, ik deel dit brood voor jullie in twee. Want dit brood vertelt ons over Jezus die zijn leven deelde met zieke en kwetsbare mensen. En het vertelt ook over jullie, want
1 Deze Uitsmijter is ook verschenen in Tijdschrift voor Geestelijk Leven (nr. 2, 2010).
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
89
als man en vrouw delen jullie al zolang mekaars leven in goede en kwade dagen. Moge dit gedeelde brood jullie dan ook nu de kracht geven om samen te dragen wat nog komen gaat. En moge jullie samen blijven, hand in hand en oog in oog, zelfs over de drempel van de dood heen. Amen." Het bleef lang stil. Er was iets gebeurd aan hén en aan mij. De ziekenkamer leek wel een kerk geworden en deze mensen een pasgetrouwd paar. Twee weken later krijg ik van mijn collega die op de palliatieve afdeling werkt, een gedachtenisprentje. Voor de priesteres, had de vrouw gezegd. Mijn eerste gedachte: miljaar, ik heb deze mensen amper een kwartier gezien; ik verdien geen prentje, want ik ben niet met hen op weg geweest. Mijn tweede: een ritueel kan dus meer kracht hebben dan duizend woorden. Mijn derde: misschien heb ik ons Heer niet binnengebracht, maar heeft ons Heer mij wel de drempel overgeholpen.
90
Uitsmijter
OVER DE AUTEUR Ann Verscuren werkte als godsdienstleerkracht, begeleidster van bezinningsdagen en als ziekenhuispastor in het UZ van Leuven. Sinds 2006 woont ze met haar man in Kopenhagen, waar ze als verzorgende werkt bij ouderen.
Enkele sfeerbeelden
Op weg naar de Santa Maria Maggiore
Voor het gebouw van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg
Pastorale Perspectieven Nr. 147 - 2010/2
91
Sint Jan van Lateranen
Het Colosseum
92
Enkele sfeerbeelden
Inhoud
Nr. 147
Pastorale Perspectieven Humanisering in de zorg
Zelfbedrog, gezag en het werken aan humanisering Dominiek Lootens
Van Amsterdam naar Rome en weer terug. Aantekeningen bij de Romeconferentie vanuit Nederlandse deelname Ren Lantman
Humanisering: de kroon op de gezondheidszorg! Hilde Van der motte
Een Vlaams perspectief op humanisering in de zorg Anne Vandenhoeck
Liefde voor het werk in tijden van management: een gesprek met Marc Desmet Dominiek Lootens
Kritiek en waarheid spreken. Foucault over de functie van de intellectueel. Rob Devos
Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’: empowerment, resilience en profetische zorg Annemie Dillen
Een verklaring in praktijk brengen. Van Rome naar de werkvloer Réné P.M. van Doremalen
De levensbeschouwelijke dimensie van de organisatie-identiteit
Zorgnet Vlaanderen, het Vlaams Welzijnsverbond en de diocesane Caritassecretariaten.
Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores
Kunstwerk: Luc Hoenraet
is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw, in samenwerking met
Juni 2010
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores
Pastorale Perspectieven Nr. 147
Carlo Loots en Colette Schaumont
April mei juni 2010
Antwerpen X • P706268