Ensemble
perspectieven
Amsterdam, november 2006
Ensembleperspectieven
Inhoudsopgave
Vooraf
1.0 Katalysator
2.0 Op een podium 2.1 Publieke omroep 2.2 Over de grens 3.0 Grote ensembles 3.1 Kleinere ensembles
4.0 Samenwerking en versterking marktpositie 5.0 Relatie met gemeentes en provincies 6.0 Projectensembles
7.0 In het kort
Bijlagen -
Brief aan Minister Van der Hoeven inzake Verschil maken
-
Eindrapport inventarisatieonderzoek kleinschalige muziekensembles
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
2
Ensembleperspectieven
Vooraf
In deze notitie beschrijft de VNME aandachtspunten en scenario’s voor de toekomstige ontwikkeling van de ensemblesector. De notitie is tot stand gekomen op basis van gesprekken binnen de VNME en analyses van jaarverslagen en jaarrekeningen van de rijksgesubsidieerde ensembles. De inhoud is tevens een weergave van de inbreng van de vereniging naar de Commissie d’Ancona, die mede op verzoek van de VNME de situatie ten aanzien van vraag en aanbod in de podiumkunsten heeft onderzocht.
De Raad voor Cultuur kan door de tekst geïnspireerd raken wanneer zij in de komende maanden de vierjaarlijkse sectoranalyse opstelt. Ook geeft zij de ensembles stof tot nadenken voor de door hen te varen koers voorafgaand aan én in de nieuwe kunstenplanperiode.
Deze tekst verhoudt zich neutraal tot de mogelijke veranderingen in de cultuurnotasystematiek die rond de nota Verschil maken besproken worden. De VNME is van mening dat Verschil maken ten onrechte geen verband legt met de inhoudelijke thema’s die in de sector een rol spelen. Overigens moet hierbij onderkend worden dat Verschil maken de discussie over de stand van zaken in de sector wél heeft geprikkeld. De reactie van de VNME op de brief van 2 juni 2006 van de inmiddels afgetreden staatssecretaris Van der Laan is, louter informatief, als bijlage bijgevoegd.
November 2006
Frits Selie
Michiel Verschuijl
Directeur
Voorzitter
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
3
Ensembleperspectieven
1.0 Katalysator De Nederlandse meerjarig gesubsidieerde ensembles hebben de afgelopen decennia een unieke diversiteit en dynamiek ontwikkeld. De ensembles zorgen zowel in Nederland als daarbuiten voor vitale programma’s en een hoge uitvoeringskwaliteit op grote en kleinere podia. Het Nederlandse muziekleven wordt gekleurd door bijzondere speelpraktijken in de oude muziek, een levendige hedendaagse muziekcultuur, veel internationale interactie en boeiende cross-over projecten. Op internationaal gebied zijn de ensembles belangrijke culturele ambassadeurs voor het Nederlandse muziekleven. Naast symfonieorkesten en operagezelschappen zijn ook de ensembles onmisbaar als katalysator in de muzikale infrastructuur. Een kleurrijk palet van talrijke gedreven ensembleorganisaties zorgt anno 2006 onverminderd voor vernieuwing en experiment, tot voorbeeld strekkende educatieve projecten en voortdurende kansen voor jong muziektalent.
2.0 Op een podium De meerjarig gesubsidieerde ensembles beschikken gezamenlijk over een stabiele en vitale relatie met het publiek. In het tegenlicht van de regelmatig opklinkende somberheid over de belangstelling voor klassieke muziek kan vastgesteld worden dat de ensembles de afgelopen jaren in staat zijn geweest een constant publiek in binnenen buitenland te bereiken. Afgezien van een zeer incidentele uitzondering hebben de ensembles met dit resultaat de met het Ministerie overeengekomen prestatieafspraken gerealiseerd, terwijl de marktomstandigheden geleidelijk zwaarder zijn geworden.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
4
Ensembleperspectieven
Tabel 1. Gemiddeld aantal concerten en gemiddelde publieksaantallen van veertien grotere meerjarig ondersteunde VNME-ensembles: het ASKO Ensemble, het Nederlands Blazers Ensemble, het Schönberg Ensemble, het Nieuw Ensemble, het Willem Breuker Kollektief, het Nederlands Kamerkoor, Cappella Amsterdam, Amsterdam Sinfonietta, Orkest de Volharding, het Ives Ensemble, Amsterdam Baroque Orchestra and Choir, Combattimento Consort Amsterdam, het Orkest van de Achttiende Eeuw en de Nederlandse Bachvereniging. Bij de weergegeven cijfers is enige relativering op zijn plaats. De illustratief bedoelde tabellen worden in een aantal gevallen gekleurd door het feit dat - conform de monitoring van het Ministerie van OCW - bijzondere activiteiten als koorbegeleidingen en muziektheatervoorstellingen in de weergave van het aantal concerten worden meegeteld. Een succesvolle serie muziektheatervoorstellingen van het Schönberg Ensemble zorgt voor een bovengemiddeld aantal bezoekers in 2004.
Gemiddeld
2003
2004
2005
34
37
35
17.455
21.420
16.544
aantal concerten in Nederland
Gemiddeld aantal bezoekers
De ensembles gaan in hun programma’s en marketingstrategie wel steeds alerter anticiperen op de toegenomen economisering van de relatie met de podia. Daarbij zijn de afgelopen jaren veel automatismen weggevallen. Zalen bezien steeds meer per seizoen opnieuw welke ensembles ze in de programmering opnemen. Slechts in een beperkt aantal grote steden is er sprake van continuïteit in vaste series van de ensembleprogrammering. In veel middelgrote steden is de functie van de plaatselijke VSCD-zaal veranderd: niet meer kunstzinnig, maar breed sociaal-cultureel. Als gevolg van deze verschuiving en van plaatselijke bezuinigingen op de exploitatiebudgetten is in de laatste jaren binnen de betreffende concertzalen veel programmabudget-knowhow en toegewijde marketinginzet verloren gegaan. Er lijkt nog geen sprake te zijn van een rechtstreekse verdringing van klassiek repertoire door de grote diversiteit van het aanbod aan pop- en wereldmuziek. Wel blijkt uit de cijfers van bij voorbeeld het Centraal Planbureau dat het aantal klassieke
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
5
Ensembleperspectieven
muziekvoorstellingen en de publieke belangstelling hiervoor stabiliseert, terwijl het aantal pop- en wereldmuziekconcerten verder toeneemt.
De uitkoopsommen voor de ensembles zijn verschoven van een redelijk naar een laag niveau en soms zelfs vervangen door partage of verhuurconstructies. Een bijkomend probleem is dat de verantwoordelijkheid voor publiekswerving op een soms onrealistische wijze aan de ensembles wordt ‘teruggespeeld’ en zalen zelf vaak weinig marketinginspanningen verrichten.
In het kleinschalige kamermuziekcircuit is in de periode na de opheffing van het Nederlands Impresariaat en de intrede van het FPPM een aantal betekenisvolle podia verdwenen, of ze leden koopkrachtverlies. Het gevolg daarvan is een mindere kwaliteit in de programmering en uiteindelijk ook een kleiner publiek op die podia. Ondanks het achterstallig onderhoud is dit circuit van ‘alternatieve’ podia nog steeds essentieel, vooral voor de kleinere ensembles. Een soortgelijke ontwikkeling doet zich voor binnen de gespecialiseerde (kleinschalige) circuits in de hedendaagse en in de geïmproviseerde muziek. Binnen deze circuits is sprake geweest van vermindering van het aantal podia. In beide circuits bestaan in zes tot acht steden nog professioneel werkende kleinschalige podia voor avontuurlijke muziek.
Het produceren van eigen series op eigen risico in Amsterdam, Utrecht of Rotterdam is de afgelopen jaren opgekomen als reactie op onder meer de fricties in de markt. Binnen deze series worden zowel programmering en vrijwel de volledige marketing als ook de financiële risico’s door de ensembles gedragen. Voorbeelden zijn de succesvolle serie Tijdgenoten, de serie Proms aan ‘t IJ en series van het Nederlands Kamerkoor.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
6
Ensembleperspectieven
2.1 Publieke omroep De Nederlandse ensemblecultuur is de afgelopen decennia mede tot bloei gekomen door de samenwerking met de publieke omroep. Live-registraties, hoogstaande concertseries, bijzondere producties en festivals zorgen voor educatieve impulsen, een goede zichtbaarheid en een draagvlak naar (een nieuw en breed) publiek. Ook een vernieuwend eigentijds repertoire en bijzondere uitvoeringspraktijken zijn van grote inhoudelijke betekenis. De operaregistraties, het Holland Festival, de Proms en het Festival Oude Muziek zijn nog steeds voorbeelden met internationale uitstraling. Wat produceren betreft is de NPS is de belangrijkste partner van de ensembles. Een eventuele opheffing van de NPS, zoals in de plannen van de voormalige staatssecretaris was opgenomen, levert een forse breuk op in de continuïteit van de samenwerking tussen ensembles en de NPS, c.q. de publieke omroep. Een dergelijke breuk is moeilijk te herstellen en kost veel geld; zij dient derhalve vermeden te worden. De effecten van de herhaalde kortingen op de budgetten van de publieke omroep en het steeds smallere draagvlak van de omroepen voor Radio 4 hadden de afgelopen jaren enorme gevolgen. Zo ontstond in de afgelopen seizoenen een dramatische afname van het aantal live-registraties van ensembleconcerten. De positie van de Concertzender is kwetsbaar, haar taakstelling recentelijk voor de serieuze muziek ondergraven en zij ondergaat het ritueel van terugkerende opheffingsplannen. De marginalisatie van het aantal live-registraties is overigens niet het enige gevaar voor het Nederlandse muziekleven. Ook de realisatie van de uitvoeringen zelf komt door de plannen met de publieke omroep onder grote druk te staan. De onbetwistbare taak van de publieke omroep richting serieuze ‘levende’ muziek wordt nauwelijks nog waargemaakt. De VNME heeft samen met anderen steun betuigd aan een recent ontstaan initiatief om te komen tot een omroep voor Kunst en Cultuur. Een dergelijk initiatief kan een kwalitatieve verbinding tussen het kunstenveld en radio en televisie opleveren. Het ontstaan van dergelijke schakels, zo mogelijk in de vorm van themakanalen en zenders (zgn. “narrow casting”), lijken noodzakelijk om een blijvende en vitale aandacht voor serieuze muziek binnen de publieke omroep te garanderen.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
7
Ensembleperspectieven
2.2 Over de grens Ondanks de ontstane knelpunten op de relatief kleine Nederlandse markt blijken voor veel ensembles in het buitenland kansen te bestaan om goede resultaten te boeken, zowel wat betreft concertaantallen als wat betreft financiën. De meerjarig gesubsidieerde ensembles genieten veelal een zeer goede internationale reputatie en spelen een in de loop der jaren geleidelijk gegroeid aandeel van hun concerten tegen kostendekkende uitkoopsommen in het buitenland. In totaal worden door de rijksondersteunde ensembles jaarlijks honderden concerten in het buitenland gespeeld. Projecten van Amsterdam Baroque Orchestra/Ton Koopman, Orkest van de Achttiende Eeuw/Frans Brüggen, Reinbert de Leeuw/Schönberg Ensemble en Willem Breuker en zijn Kollektief zijn noemenswaardige culturele exportproducten, maar ook de jongere generatie doet van zich spreken. Voor de komende periode lijkt een goede facilitering, bijvoorbeeld in de vorm van reissubsidies, van steeds groter belang in de steeds meer wereldwijd opererende muzieksector. Mede doordat in de meerjarige subsidies van een aantal ensembles voor reisbijdragen het peiljaar 2002 is gehanteerd, levert dit knelpunten op. Naast het stimuleren van de export van Nederlandse ensembles en muziek is overigens ook ‘import’ van belang. Er is bij de ensembles behoefte aan meer gerichte subsidiemogelijkheden voor uitwisseling en inhoudelijke samenwerking met buitenlandse ensembles voor concerten in Nederland.
Tabel 2: Gemiddeld aantal buitenlandse concerten en in het buitenland bereikt publiek van veertien grotere meerjarig ondersteunde ensembles 2003
2004
2005
11
11
12
8.772
6.859
9.332
Gemiddeld aantal buitenlandse concerten
Gemiddelde publieksaantallen per ensemble in het buitenland
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
8
Ensembleperspectieven
3.0 Grote ensembles Kenmerkend voor de vier grote ensembles in de barokmuziek (Combattimento Consort Amsterdam, Orkest van de Achttiende Eeuw, de Nederlandse Bachvereniging en het Amsterdam Baroque Orchestra) is de gunstige verhouding tussen de hoogte van de rijkssubsidie en de totale omzet. Zij behalen een omzet die minimaal het viervoudige is van de relatief beperkte rijkssubsidie. Hun bureauorganisaties zijn veelal klein en hun beheerslasten dienovereenkomstig relatief beperkt. Deze ensembles slagen er in behoorlijke mate in sponsorinkomsten te verwerven.
Tabel 3: Gemiddelde rijkssubsidie, publieksinkomsten, publieksaantallen in Nederland, omzet en beheerslasten van vier grotere ensembles in de barokmuziek; Amsterdam Baroque Orchestra, het Orkest van de Achttiende Eeuw, De Nederlandse Bachvereniging en het Combattimento Consort Amsterdam.
Tabel 3
2003
2004
2005
OCW subsidie
267.288
267.018
323.262
in Euro’s
Publieksinkomsten 1.227.916
1.145.658 1.136.41
in Euro’s
25.023
24.925
Gemiddelde omzet
1.560.917
1.583.404 1.503.653
Gemiddelde
221.729
214.661
Publiek in
21.026
Nederland
221.164
beheerslasten
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
9
Ensembleperspectieven
De barokensembles realiseren landelijke spreiding van hun concerten, hoewel hierop door de genoemde knelpunten op de Nederlandse markt druk ontstaat. De verminderde mogelijkheden om inkomsten op de CD-markt en voor radio-opnames te verwerven spelen eveneens een rol. Concerten in het buitenland vormen een essentieel deel van de concerten, zowel in financiële als kwantitatieve zin. Soms wordt zelfs het merendeel van de concerten in het buitenland gespeeld, met een internationale bezetting.
Vier van de grootste ensembles (ASKO Ensemble, Schönberg Ensemble, het Nederlands Blazers Ensemble en het Nieuw Ensemble) zorgen met de door hun geproduceerde Promsserie voor een gezamenlijk aanbod in een viertal grote steden. Hiervoor is een collectief marketingapparaat ontwikkeld. Het actuele en avontuurlijke karakter van het repertoire van deze ensembles levert vanzelfsprekend beperkingen op bij het verwerven van inkomsten uit de markt. De verhouding tussen hun rijkssubsidie en de totale omzet is ongeveer de helft van die van de barokensembles. De moderne muziekensembles spelen een grote rol bij de producties van reizend muziektheater, opera en dans waartoe coproducties worden aangegaan.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
10
Ensembleperspectieven
Tabel 4: Gemiddelde rijkssubsidie, publieksinkomsten en publieksaantallen in Nederland, omzet en beheerslasten van vier grotere ensembles die gezamenlijk de Promsserie verzorgen op Nederlandse podia: het ASKO Ensemble, het Schönberg Ensemble, het Nieuw Ensemble en het Nederlands Blazers Ensemble. De cijfers over 2004 zijn sterk positief beïnvloed door de speelbeurten van een operaproductie die het Schönberg Ensemble in dat jaar verzorgde.
2003
2004
2005
540.940
547.264
634.927
Publieksinkomsten 370.987
556.025
516.734
13.048
25.067
13.506
1.023.700
1.259.098
1.248.328
188.334
199.063
213.285
OCW subsidie in Euro’s
in Euro’s
Publiek in Nederland
Gemiddelde omzet
Gemiddelde beheerslasten
De grote ensembles met een breed repertoire of een specifieke bezetting (zoals de vocale ensembles het Nederlands Kamerkoor en Cappella Amsterdam, het strijkorkest Amsterdam Sinfonietta en het Nederlands Blazers Ensemble) nemen in het licht van de voorgaande signaleringen een tussenpositie in. Dit geldt zowel voor de verhouding tussen de rijkssubsidie en hun totale omzet als voor de hoogte van de beheerslasten. Een grote inhoudelijke verscheidenheid kenmerkt de programma's: van nieuw repertoire, romantische en oude muziek tot cross-overs naar lichte muziek. De twee genoemde vocale ensembles vervullen belangrijke begeleidingstaken bij orkesten en
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
11
Ensembleperspectieven
in operaproducties. Zij hebben een structurele internationale erkenning en marktpositie. Tabel 5: Gemiddelde rijkssubsidie, publieksinkomsten en publieksaantallen in Nederland, omzet en beheerslasten van drie grotere ensembles met een breed repertoire: Amsterdam Sinfonietta, Cappella Amsterdam en het Nederlands Blazers Ensemble. Het Nederlands Kamerkoor is in deze tabel buiten beschouwing gelaten omdat het bedrag dat dit ensemble van het Ministerie van OCW ontvangt aanmerkelijk hoger ligt dan die van de andere ensembles. Bij opname zou er een vertekening in de tabel ontstaan.
2003
2004
2005
302.909
306.537
397.088
Publieksinkomsten 528.496
657.715
684.212
22.193
26.465
22.297
904.455
1.051.884
1.197.954
128.436
140.929
170.580
OCW subsidie in Euro’s
in Euro’s
Publiek in Nederland
Gemiddelde omzet
Gemiddelde beheerslasten
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
12
Ensembleperspectieven
3.1 Kleinere ensembles In de afgelopen twee cultuurnotaperiodes is het aantal meerjarig rijksgesubsidieerde ensembles gegroeid. Er zijn veel kleinere ensembles bijgekomen en maar weinig verdwenen, zoals ook in de dans- en theaterwereld het kleinschalig aanbod sterk toenam, en daarmee de variëteit en continuïteit. Zo bloeien duizend artistieke bloemen maar is er ook zorg over de keerzijdes van deze diversiteit, met name over de versplintering die in de markt optreedt. Ook de normering die de overheid hanteert bij de financiering vraagt aandacht. Om die reden heeft de VNME gezamenlijk met het FAPK opdracht gegeven tot een inventarisatie naar de ‘subsidiering van muziekensembles en kleinschalige muziektheatergezelschappen’, zoals de onderzoekers het benoemd hebben.
Startpunt van dit inventariserende onderzoek was de normering die de Raad voor Cultuur in haar advies in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 toepaste op de subsidiebedragen van de kleinere ensembles. Onderzoeksobject waren die ensembles met een rijkssubsidie van minder dan 100.000 Euro, die voor het beheer van hun subsidie door het Ministerie van OCW aan het FAPK zijn overgedragen.
De belangrijkste signaleringen uit het in deze zomer verschenen verslag van het onderzoek zijn:
a. Op het gebied van omzet, organisatie en marktpositie is er sprake van een grote heterogeniteit onder de ensembles. Het gebruik van normering in het streven naar harmonisatie van de rijkssubsidies staat daar in zekere zin haaks op.
b. De marktinkomsten dekken de dagkosten voor de uitvoering van reguliere concerten geenszins zoals de Raad in zijn beargumentering van de normering veronderstelde.
c. De inkomsten uit de markt zijn in de jazz/improvisatiemuziek niet nóg lager dan in de gecomponeerde muziek, zoals de Raad bij de differentiatie van zijn normering veronderstelde; het probleem van ontoereikende financiën in de markt doet zich
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
13
Ensembleperspectieven
overal in vergelijkbare mate voor.
d. Het aantal kleinschalige muziekpodia is de afgelopen jaren kleiner geworden, vooral in de hedendaagse en de geïmproviseerde muziek.
Kort gezegd komt uit de inventarisatie naar voren dat de veronderstellingen van de Raad voor Cultuur, die ten grondslag lagen aan de normering, niet passen op de in het inventariserend onderzoek beschreven praktijk. De veronderstellingen van de Raad dienen derhalve heroverwogen te worden. De VNME zal in de komende periode tot een cijfermatig volledig sluitende monitoring van de kerngegevens van de betrokken groep ensembles komen en tevens het gesprek met Raad en Ministerie over de uitgangspunten bij de subsidiëring heropenen. De rapportage van het inventarisatieonderzoek over de kleinschalige kleinschalige muziekensembles is als bijlage bijgevoegd.
Voor de kleinere VNME-ensembles bestaat een begrijpelijke en voor het muziekleven onmisbare ’drive’ om door te gaan in weer en wind, desnoods spelend onder minimale, onverantwoordelijk lage honoraria en ten koste van veel vrijwilligerswerk in de organisatie. De vraag is echter of er mogelijkheden zijn om de nadelen van het bestaan van veel afzonderlijke kleine organisaties en de steeds hardere muziekmarkt in enige mate te ondervangen.
4.0 Samenwerking en versterking marktpositie De strategie van de ensemblesector in zijn totaliteit kan op langere termijn niet anders dan primair gericht zijn op versterking van de eigen marktpositie. Het behouden en vergroten van het publiek voor de programma’s in een economisch groeiende muziekmarkt heeft de eerste prioriteit.
Volgens de VNME kan, naast de verscheidenheid van kleine ensembles, met name de ontwikkeling van enkele grotere ensembleorganisaties de positie van de sector naar het publiek versterken. Samenwerking en krachtenbundeling zijn de sleutelwoorden voor de komende jaren.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
14
Ensembleperspectieven
Binnen een grotere organisatie kunnen marketing en educatie krachtiger en zichtbaarder worden vormgegeven en kunnen faciliteiten effectiever worden benut. De activiteiten kunnen daarmee het nu vaak versnipperde en incidentele karakter verliezen. Ook kunnen instellingen ontstaan die een meer gedifferentieerd en flexibel aanbod aan de muziekmarkt doen. Door de betere inhoudelijke afstemming ligt een effectievere samenwerking met podia ten aanzien van marketing dan meer binnen bereik. Vanzelfsprekend is het bestaan van een heldere artistieke identiteit een basisvoorwaarde in de verschillende vormen van een organisatorische ontwikkeling, omdat alleen op basis daarvan inhoudelijke betekenis en een relatie met het publiek kan ontstaan. Een aantal scenario’s van samenwerking en clustering is denkbaar, wellicht ook in mengvormen:
- verdere organisatorische samenwerking van grotere ensembles Hiervan doen zich in de praktijk al enkele vormen voor. Het ASKO Ensemble en het Schönberg Ensemble ontwikkelden een gezamenlijke bureauorganisatie en lijken zich geleidelijk richting volledig samengaan te ontwikkelen. Vier grote hedendaagse muziekensembles ontwikkelden gezamenlijk een ‘Proms-aanbod’ voor een aantal podia in een viertal grotere steden en creëerden een bijbehorende gezamenlijke marketingstrategie.
- organisatorische bundeling van ensembles en een podium. Goed denkbaar is dat concertlocaties (eventueel festivals) hun krachten bundelen met ensembles. Niet alleen kan hierdoor een effectieve benutting van de faciliteiten van podia en een interessante productionele samenwerking ontstaan, ook wordt hierdoor het draagvlak van de betrokken ensembles naar het publiek in een stad versterkt. Het maken van afspraken rond huisgezelschappen sluit aan bij de tendens die bij de ensembles heerst om zich met hun programma-aanbod te concentreren op een beperkt aantal steden.
De ontwikkeling van de samenwerking van de ensembles met het nieuwe Muziekgebouw aan ‘t IJ is hierbij zowel het belangrijkste voorbeeld als knelpunt: mede door onvoldoende middelen is deze samenwerking tot nu toe niet goed tot ontwikkeling gekomen. Het Muziekgebouw blijkt niet in staat om met de ensembles Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
15
Ensembleperspectieven
die deels hun kantoororganisatie binnen het gebouw huisvesten - de oorspronkelijk beoogde belangwekkende programmering en marketing op te bouwen. Het is illustratief dat de rijksgesubsidieerde ensembles over het algemeen de zaal huren of noodzakelijkerwijs partages afspreken. Hierdoor worden veel kansen wat betreft een artistiek uitdagende programmering en het bereiken van (nieuw) publiek gemist.
De VNME zal in de komende periode, met externe hulp, de betrokken ensembles ondersteunen bij het formuleren van nieuwe strategische plannen in de samenwerking van de ensembles met het Muziekgebouw.
-clustering van een of meerdere grotere ensembles met kleinere ensembles De grotere rijksgesubsidieerde ensembles beschikken voor het dragen van een bredere verantwoordelijkheid zowel over een professionele bureauorganisatie als over artistieke knowhow en ervaring. De leiding van het basisgezelschap neemt in dit scenario verantwoordelijkheid voor de marktpositie, de continuïteit, de artistieke dynamiek en de doorstroming van een aantal kleinschalige ensembleactiviteiten (met een eigen artistieke identiteit) en beschikt daarvoor over subsidie die voorheen aan de fondsen of aan de individuele ensembles werd toegekend. Door een dergelijke clustering kunnen organisaties ontstaan die in veel opzichten overeenkomen met bepaalde organisatievormen in dans en theater. De voordelen hiervan zijn: aandacht voor artistieke vernieuwing, een grote differentiatie aan zelf geproduceerde programma’s en een accent op talentontwikkeling. Zeker als allianties met concertlocaties/podia zouden ontstaan, tekenen zich duidelijke parallellen af met de tot nu door de rijksoverheid in het theater en en de dans toegepaste beleidsformule van een ‘productiehuis’.
-clustering van kleinere ensembles in een werkplaatsmodel Verschillende, vooral kleinere, ensembles in de actuele muziek spelen door hun concentratie op nieuw repertoire en door de interactie met componisten een eigen laboratoriumachtige rol. Naast de hiervoor beschreven clustering kan de ontwikkeling van een werkplaatsmodel een goede oplossing zijn voor een aantal ensembles. In dit model wordt men op een reële manier ontdaan van in de praktijk soms onrealistische speelbeurtverplichtingen. Daarnaast staat bij een aantal ensembles eerder de voortdurende vernieuwing van het repertoire en wisselwerking met componisten Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
16
Ensembleperspectieven
centraal en niet zozeer de continuïteit van de bezetting van het ensemble zelf. Een ensemblewerkplaats kan hier goed bij aansluiten. Een ensemblewerkplaats kan eveneens een belangrijke rol spelen richting het kunstvakonderwijs en bijdragen aan de vermindering van de kloof tussen onderwijs en beroepspraktijk. Het model van een ensemblewerkplaats zou in een aantal steden in samenwerking met een podium of ook met een cluster kunnen worden ontwikkeld.
5.0 Relatie met gemeentes en provincies Voor de meerjarige door het rijk ondersteunde ensembles zijn lokaal draagvlak en verbinding met lagere overheden belangrijk. Een aantal ensembles kent een meerjarige ondersteuningsrelatie met een stad of provincie. Vaak spelen ze met grote regelmaat in hun standplaats en kennen daar een vaak zelf opgebouwd groot publiek. Zeker in de ontwikkeling van de hier genoemde beschrijving van clustering met podia of in een werkplaatsmodel is intensivering van de relatie met vooral de grote steden essentieel. De convenantafspraken tussen het rijk en de lagere overheden zouden op deze scenario’s moeten inspelen. In dat kader zouden door het rijk ook pogingen moeten worden gedaan om met een aantal grote steden tot afspraken te komen over de afname van het door het rijk gesubsidieerde aanbod. Een deel van de huidige, scherpe tegenstelling tussen het beleid van het rijk, vooral gericht op een kwalitatief en divers aanbod, en het versnipperde eigen beleid van de lagere overheden zou daarmee deels kunnen worden ondervangen.
Zoals gezegd kunnen vormen van ensemble-clustering meer kansen op structurele afspraken met de podia over programmering en marketing opleveren. De verbinding tussen de ensembles en de gemeente Amsterdam is een belangrijke succesfactor voor de sector als totaal. De ensembles zorgen voor een flink deel van het kamermuziekaanbod in de hoofdstad en zetten Amsterdam als unieke muziekstad internationaal op de kaart, zowel wat betreft publieksaantallen als programmering. De mate waarin de gemeente Amsterdam op dit moment in de ensemblesector investeert is volgens de VNME niet in overeenstemming met de betekenis ervan voor het culturele klimaat en imago van de stad. Zo ontvangen op dit moment slechts vier hedendaagse ensembles in het kader van hun Promsserie en Cappella Amsterdam meerjarige ondersteuning van de gemeente Amsterdam. Voor een aantal ensembles in
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
17
Ensembleperspectieven
de hedendaagse en geïmproviseerde muziek geldt dat de stad Amsterdam een relatief sterk middelpunt van hun activiteiten is. Amsterdam is de woon- en werkplaats van verreweg de meeste Nederlandse componisten en improvisatiemusici. Zoals gezegd bestaat in slechts een beperkt aantal steden buiten de hoofdstad voldoende klimaat en infrastructuur wat betreft professionele podia.
Een hernieuwde afstemming tussen het rijk en de gemeente Amsterdam over de verdeling van wederzijdse verantwoordelijkheden ten aanzien van de sector is noodzakelijk. De verdere ontwikkeling van het nieuwe Muziekgebouw aan ’t IJ is daarbij één van de sleutelonderwerpen.
6.0 Projectensembles Een krachtige en onbureaucratisch functionerende structuur van de rijksfondsen is, los van de voornemens die in de Contourennota Verschil maken worden beschreven, essentieel voor de ondersteuning van ad-hocprojecten van tijdelijke ensembles of bijzondere projecten van vaste groepen. Projecten zorgen voor nieuwe inhoudelijke invalshoeken en voor kansen voor jong compositietalent en talentvolle musici.
In het voorjaar is aan de hand van de discussie rond het al dan niet zelfstandig voortbestaan van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, het voorstel geformuleerd om te komen tot een Fonds voor de Muziek. Staatssecretaris Van der Laan heeft destijds welwillend op deze gedachte gereageerd.
De VNME heeft deze zomer laten weten achter het voorstel voor oprichting van een Fonds voor de Muziek te staan. Een fondsstructuur die specifiek gericht is op de muzieksector, een sector die op zich zelf al bijzonder breed van karakter is, kan leiden tot vergroting van de expertise over en tot herkenbaarheid in en vertrouwen van de sector. De VNME is van mening dat er de komende jaren in het draagvlak in de muzieksector voor de taak van de fondsen geïnvesteerd moet worden. Vooral rond het FAPK is volgens ons de afgelopen jaren te sterk de uitstraling van een theaterfonds ontstaan.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
18
Ensembleperspectieven
Met het instellen van een krachtig Fonds voor de Muziek, dat zelfstandig lijnen naar de politiek onderhoudt en duidelijke verbindingen heeft met de muziekwereld, kan voor het muziekbeleid een belangrijke legitimatie worden ontwikkeld. Hetzelfde kan gebeuren vanuit een fonds voor dans en theater. Ook de verwachting dat zich in de komende jaren nog tal van structuurveranderingen in de muziekwereld zullen voordoen, pleit voor een specifiek Fonds voor de Muziek.
Tegelijkertijd wordt de kans op bureaucratie in onze ogen bij de vorming van een groot multidisciplinair fonds aanzienlijker dan in het geval van twee kleinschaligere en meer hanteerbare fondsen voor theater en muziek. Een zekere deregulering van de fondsen heeft prioriteit. Het feit dat in een toekomstige structuur met regelmaat multidisciplinaire instellingen en projecten beoordeeld moeten worden zien wij niet als belemmering voor de vorming van twee fondsen in de podiumkunsten. Met een helder gepositioneerde regeling en duidelijke afspraken tussen fondsen kan dit worden ondervangen. In absolute zin was het aantal daadwerkelijke multidisciplinaire projecten de afgelopen jaren zeer te overzien.
Met het samenbrengen van het ondersteunen van muziekproductie, de financiering van programmering van podia en de ondersteuning van het componeren in een -qua grootte- overzienbaar fonds, kan een betere afstemming tussen vraag en aanbod worden gerealiseerd. Een directe wisselwerking tussen ensembles, componisten, orkesten, podia en media kan gerichte synergie opleveren.
Het huidige FPPM heeft volgens de VNME in de afgelopen jaren een beleid gevoerd dat stuurloos en ongecoördineerd aandoet. Dit heeft tot weinig draagvlak van het fonds in de muzieksector geleid. Versplintering en onvoorspelbaarheid in de ondersteuning van de vraagkant van de sector is het gevolg van het beleid geweest. Niet de mate van vernieuwing in marketing en samenwerking zouden in de ogen van de VNME de belangrijkste criteria bij de ondersteuning van de podia moeten zijn, maar de kwaliteit van de programmering en de publieksbenadering. Vooral voor het avontuurlijker repertoire is er behoefte aan een formulering van een ‘kernpodiabeleid’, waarbij in samenspraak met een aantal steden preciezer wordt vastgelegd welke podia een structurele rol spelen.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
19
Ensembleperspectieven
De VNME heeft ten opzichte van de huidige praktijk van het FAPK en het FPPM behoefte aan minder papierwerk bij aanvraag en verslaglegging, minder dubbelbeoordelingen en een beoordelingssysteem dat meer vertrouwen uitstraalt in de artistieke en zakelijke professionaliteit van de sector zelf.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
20
7.0 In het kort 1. Anno 2006 zorgen de ensembles op grote en kleinere podia binnen en buiten Nederland voor uitstekende programma’s en een hoge uitvoeringskwaliteit. Bijzondere speelpraktijken in de oude muziek, de levendige hedendaagse muziekcultuur, internationale interactie en vele boeiende cross-over projecten kleuren het Nederlandse muziekleven.
2. De ensemblesector weet een stabiel publiek te bereiken, ondanks de verminderende programmatische en marketinginspanningen van de VSCD-podia. De bezuinigingen bij de publieke omroep en het dreigende wegvallen van de NPS zijn een grote bedreiging voor het ‘bereik’ van live muziek en de ensemblesector.
3. De grotere ensembles nemen de regie in de richting van de podia meer in eigen hand. Ze produceren al dan niet gezamenlijk series en nemen taken met betrekking tot marketing zelf op zich. Er is sprake van een toegenomen neiging voor de grote ensembles om zich in hun activiteiten te concentreren op circuits bestaande uit (afhankelijk van vooral repertoire) tussen de vijf en tien grote en middelgrote Nederlandse steden.
4. De ensembles zoeken steeds speelkansen in het buitenland en vormen een belangwekkend exportproduct van Nederland.
5. De kleinere ensembles hebben het zowel wat organisatie als wat marktpositie betreft moeilijker gekregen de afgelopen jaren. De toegepaste normering van de rijkssubsidie dient heroverwogen te worden, aangezien onderzoek heeft aangetoond dat zij niet aansluit op de diversiteit van deze groep ensembles. De door het rijk/Raad voor Cultuur gehanteerde veronderstellingen ten aanzien van organisatie en marktinkomsten zijn discutabel.
6. De strategie van de ensemblesector in zijn totaliteit moet op langere termijn primair gericht zijn op versterking van de eigen marktpositie.
Ensembleperspectieven
Volgens de VNME kan met name de ontwikkeling van enkele grotere ensembleorganisaties, naast de verscheidenheid van kleinere ensembles, de toekomstige positie van de sector naar het publiek versterken.
Binnen een grotere organisatie kunnen marketing en educatie op een krachtiger en zichtbaarder manier kunnen worden vormgegeven en kunnen faciliteiten effectiever worden benut. Ook kunnen instellingen ontstaan die een meer gedifferentieerd en flexibel aanbod aan de muziekmarkt doen. Een effectievere samenwerking met podia ten aanzien van marketing dan nu het geval is ligt dan meer binnen bereik door de grotere mogelijkheden tot inhoudelijke afstemming.
Een aantal scenario’s van samenwerking en clustering is, ook in mengvormen, denkbaar: - verdere organisatorische samenwerking van grotere ensembles. - organisatorische bundeling van ensembles en een podium. -clustering van een of meerdere grotere ensembles met kleinere ensembles.
7. Vooral in de ontwikkeling van samenwerking of clustering met podia of in een werkplaatsmodel is intensivering van de relatie met vooral de grote steden belangrijk. De convenantafspraken tussen het rijk en de lagere overheden zouden op deze scenario’s moeten inspelen.
De mate waarin de gemeente Amsterdam op dit moment in de ensemblesector investeert is naar de mening van de VNME niet in overeenstemming met de betekenis van de ensembles voor het culturele klimaat en imago van de stad. Een hernieuwde afstemming tussen het rijk en de gemeente Amsterdam over de verdeling van wederzijdse verantwoordelijkheden ten aanzien van de sector is noodzakelijk. De verdere ontwikkeling van het nieuwe Muziekgebouw aan ’t IJ is daarbij één van de sleutelonderwerpen.
8. De VNME is voorstander voor oprichting van een Fonds voor de Muziek. Een fondsstructuur specifiek gericht op de muzieksector, die op zich zelf al bijzonder breed van karakter is, kan leiden tot vergroting van de expertise over en tot herkenbaarheid in en vertrouwen van de sector. Ook de verwachting dat zich in de Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
22
Ensembleperspectieven
komende jaren nog tal van structuurveranderingen in de muziekwereld zullen voordoen, pleit voor een specifiek Fonds voor de Muziek. Met het samenbrengen van het ondersteunen van muziekproductie, de financiering van programmering van podia en de ondersteuning van het componeren in een -qua grootte- overzienbaar fonds, kan een betere afstemming tussen vraag en aanbod worden gerealiseerd. Een directe wisselwerking tussen ensembles, componisten, orkesten, podia en media kan gerichte synergie opleveren.
Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles
23