Pastorale Verkenningen TIJDSCHRIFT VOOR HET JUSTITIEPASTORAAT
No.-1
NAZORG: BROODNODIG PERSPECTIEF VOOR EX-GEDETINEERDEN 1
Colofon
Pastorale Verkenningen verschijnt regulier vier keer per jaar; daarnaast twee keer als extern katern. De redactie ziet zichzelf vooral als verzamelaar van artikelen en stimulator van collegae en anderen om artikelen te schrijven over de onderwerpen, die betrekking hebben op het werkveld justitiepastoraat. Pastorale Verkenningen Extern Katern wil een bidrage leveren aan een maatschappelijke discussie door deskundigen uit het werkveld van justitiepastoraat en haar context aan het woord te laten. De volgende (interne) aflevering van Pastorale Verkenningen (jaargang 1, nummer 3) verschijnt in oktober 2006 en gaat over }christelijke mensbeelden, criminaliteit en detentie. Aanleveren van kopij voor dat nummer kan tot 17 september a.s. Recensies van belangheb- bende publicaties zijn ook wenselijk voor die datum. De redactie behoudt zich het recht voor toegestuurde bijdragen niet te plaatsen of naar believen in te korten. Het REDACTIEADRES: Ds. C. Donner P.I. Haaglanden, loc. Scheveningen Postbus 87810, 2508 DE €s Gravenhage
[email protected] De redactie van Pastorale Verkenningen bestaat uit: W. Burgering, redactievoorzitter C. Donner, redactiesecretaris P. Middelkoop R. van Wieringen Pastorale Verkenningen verschijnt onder verantwoordelijkheid van hoofdaalmoezenier F. van Iersel en hoofdpredikant J. Eerbeek. Pastorale Verkenningen Extern Katern is ook te vinden op: justitiepastoraat.nl of gevangenispastor.nl. Medewerkende auteurs geven impliciet toestemming hun artikelen ook te plaatsen op deze websites.
Voor U ligt een externe uitgave van het blad Pastorale Verkenningen. Normaal verschijnt dit tijdschrift voor pastores en predikanten die werkzaam zijn binnen het justitiepastoraat. Dit keer willen we ons richten op een breder publiek. Dat heeft alles te maken met het onderwerp van deze special: nazorg aan gedetineerden. Het pastoraat werkzaam bij justitie draagt deze nazorg een goed hart toe. Daar blijft het niet bij, want justitiepastores en -predikanten steken veel van hun vrije tijd in bestuurswerk en (ondersteuning van) geloofs- en zingevingsactiviteiten in de projecten van Stichting Exodus Nederland, Stichting DOOR, Stichting Ontmoeting en Stichting Moria. Stuk voor stuk nazorgprojecten die noodzakelijk zijn om gedetineerden een goede terugkeer in de samenleving te garanderen. Waarom maken wij ons zo druk over deze projecten? Vanuit de praktijk binnen de muren weten wij -met veel andere hulpverleners- dat veel gedetineerden geregeld terug komen in de huizen van bewaring. We weten ook dat dat te maken heeft met een aantal zaken rondom terugkeer in de samenleving. Velen hebben een complexe problematiek. Er zijn achterstanden in de persoonlijke ontwikkeling en in de maatschappelijke voorwaarden. Om hen te reïntegreren met kans op succes is dan ook een samenhangend begeleidingsaanbod noodzakelijk op de gebieden wonen, werken, relaties en zingeving. Een stichting als Exodus, ooit ontstaan vanuit het justitiepastoraat, timmert al 25 jaar aan de weg om zo’n 400 gedetineerden op jaarbasis in een integraal en gestructureerd begeleidingsprogramma op de goede weg te helpen. Dat doet ze met succes (zie elders in dit nummer). Dit katern wil U laten delen in onze overtuiging dat mensen perspectief nodig hebben om wat van hun leven te maken en de criminaliteitspiraal te doorbreken. Nazorg is zo’n perspectief. Daarnaast vinden we dat de samenleving, en dus ook de overheid, meer moet investeren in nazorg aan gedetineerden. Investering in nazorg is preventie van nieuwe, zwaardere criminele acties, en als zodanig goedkoper en efficiënter dan mensen oppakken en vastzetten in duurbetaalde celruimte. Nazorgactiviteiten zullen -wat ons betreft- ook uit de sfeer van vrijetijdsbesteding van geestelijke verzorgers gehaald worden, en onderdeel worden van hun taakstelling. Nazorg hoort onzes inziens intrinsiek bij de kerntaken van de geestelijke verzorger. Hierover zijn we in gesprek met de leiding van DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen) die ons werk faciliteert. Ook zien wij dat de kerken in Nederland een belangrijke (financiële en ondersteunende) bijdrage leveren aan nazorgactiviteiten. Veel van de vrijwilligers in het nazorgnetwerk zijn actieve mensen uit de diverse kerkgenootschappen. Dat is niet voor niets: gelovige mensen maken zich er sterk voor om anderen een nieuwe kans op leven te laten krijgen. Tot slot: in de praktijk blijkt dat grote complicaties ontstaan bij de nazorg aan exgedetineerden, omdat de financiering voor vrijwillige plaatsingen (dat zijn mensen die na hun detentie op vrijwillige basis aan een nazorgprogramma deelnemen) dreigt weg te vallen. Deze financiering vond tot nu toe door het Ministerie van Justitie plaats. Daar komt echter een eind aan en de financiering moet nu voor rekening komen van de gemeenten in het kader van de nieuwe Wet Maatschappelijke Opvang (WMO). Een groot aantal van degenen die zich nu vrijwillig melden om na hun detentie aan een begeleidingsprogramma deel te nemen, kunnen niet meer worden geplaatst omdat de financiering ontbreekt. Er is een gat gevallen, want veel gemeenten zijn nog niet zover om dit van het Ministerie van Justitie over te nemen. Dit is uitermate betreurenswaardig. In de eerste plaats voor de ex-gedetineerden die gemotiveerd zijn een nieuw leven op te bouwen en ook voor de samenleving zelf, want de kans op recidive neemt daardoor niet af maar toe. Fred van Iersel, hoofdaalmoezenier bij het Ministerie van Justitie Jan Eerbeek, hoofdpredikant bij het Ministerie van Justitie
2
EEN MENS LEEFT NIET BIJ BROOD ALLEEN Goede nazorg na detentie voorkomt terugvallen in verbeterde vormen van criminaliteit “Een mens leeft niet bij brood alleen”. Wie na korter of langer verblijf in een cel in Nederland weer vrijkomt ontdekt de waarheid van deze spreuk. En ook de rest van de maatschappij zal dat merken. De tijd in de cel is meestal een forse aansporing om zich op het leven te bezinnen. In die tijd vormen zich zeker de dromen en verlangens naar een ander, een goed en vredig leven liefst met vrouw en kinderen: “Dit zal me niet meer gebeuren’. Tegelijk voedt het contact met lotgenoten vaak ook het toch al niet gebrekkige wantrouwen tegen de samenleving, waarbij de gedetineerden slachtoffers zijn die een “wij” vormen tegen de “zij” van de onrechtvaardige maatschappij. Dit kan een cynische “alles of niets” levenshouding versterken. Lotgenoten zullen de gedetineerde bovendien voorzien van een behoorlijke toename van kennis betreffende het “hoe overleef ik in deze harde wereld met alle middelen zonder gepakt te worden”. In de vrijheid na detentie blijkt de hoop op een goed leven zelden een voldoende houdbare laag ijs over de zwarte diepte heen, die roept “hoe je je best ook doet, het geluk is voor jou toch niet weggelegd’. Regelmatig zakt iemand door dit ijs, de recidivepercentages spreken voor zich. Geestelijk verzorgers en kerken pleiten daarom al jaren voor goede nazorg aan exgedetineerden. Geestelijk verzorgers constateren ook, dat dergelijke nazorg nog op veel te kleine schaal geboden wordt, en verstoken is van de noodzakelijke, minimale overheidssubsidie
Begeleiding naar resocialisatie leidt tot aangepast gedrag
In de Nederlandse samenleving leeft bij mensen het beeld, dat gedetineerden in hun cel
intensieve begeleiding naar resocialisatie krijgen. Daartegenover blijkt ‘men’ ook telkens weer te vinden, dat er in “die daders” verhoudingsgewijs al veel te veel wordt geïnvesteerd. Niets is minder waar. Activiteiten die een gedetineerde kunnen motiveren zich op zijn/haar leven te bezinnen en een vorm aan dromen te geven, zijn of worden wegbezuinigd. Activiteiten op het gebied van onderwijs, creatieve ontwikkeling en arbeidservaring waren al geminimaliseerd, in de Nieuwe Inrichting zullen ze verdwenen zijn. Alleen enkele gemotiveerde langgestraften kunnen nog van een arbeids- of opleidingsaanbod gebruik maken. Creatieve activiteiten zijn verdwenen. Het aanbod van de reclassering aan motivatie en begeleiding van gedetineerden naar hun vrijlating toe is uiterst beperkt geworden en bijna altijd tot de eerste fase ná detentie beperkt. En dat nog alleen voor bepaalde groepen gedetineerden...
In de verschillende projecten die van overheidswege (justitie) nazorg bieden of dat zouden moeten doen, mislukken grote aantallen ex-gedetineerden al in een vroege fase. Een tijdje kan de ex-gedetineerde zich (zoals elk mens) wel aanpassen aan wat gevraagd wordt en zich schikken in een aan regels gebonden vrijheid. Maar tijdens of na afsluiting van het project keert hij/zij toch terug naar het leven zoals zij/hij dat gewend was te leiden. En dat lang niet altijd moedwillig: het laagje ijs was te dun om tegenslagen te doorstaan, die elk onvermijdelijk oploopt, die in deze maatschappij naar werk en huisvesting, geld, relaties en scholing op zoek gaat. De oude vrienden lijken dan toch het meest betrouwbaar, het vertrouwde overlevingsgedrag lijkt toch het meest verstandig en de spannende en frustrerende momenten lijken dan toch maar liefst ontlopen te kunnen worden door gebruik van bekende middelen. De dief wil zich ook niet nóg eens laten pakken, dus de criminele activiteiten worden meer divers, nieuwe vormen worden beproefd en oude verdiept. Er ontstaan verbeterde vormen van crimineel gedrag. In feite wordt de teruggevallen exgedetineerde in zijn of haar levenshouding meer crimineel dan voorheen. En, er komt steeds minder ruimte voor de weg terug naar de droom van een goed, vredig en gelukkig leven.
Verankering in de ziel is noodzakelijk voor succes
Geestelijk verzorgers investeren inmiddels al decennia lang in andere vormen van nazorg, die wél succesvol blijken. Maar die bieden dan ook meer dan brood alleen. “Brood” is voor een ex-gedetineerde het vinden van geld en goederen, opleiding dan wel werk, het vinden van huisvesting en het aanleren van
3
noodzakelijke sociale vaardigheden. Het “méér dan brood” zit ‘m in 2 kernbegrippen: relaties en zingeving. Alles wat gewonnen en aangeleerd is na detentie moet verankerd (om in managementtermen te spreken “geborgd”) worden. Die verankering vindt plaats in de ziel, in de grond van de levenshouding, in het geweten, op het gebied van de moraal en de overtuigingen. Dat kan een mens niet alleen. Moraal en geweten krijgen handen en voeten in een zinsverband met mensen die het vertrouwen waard zijn: familie, de partner, kinderen. Maar evengoed in de bredere kring van een betrouwbaar sociaal verband, of dat nu een sportvereniging, een kaartclub of bijvoorbeeld een geloofsgemeenschap is. Daar onderhoudt en voedt een mens de (dag)dromen, visioenen en wensen. Daar wordt de basis voor een verantwoordelijk en verantwoord bestaan gevormd. Geestelijk verzorgers en kerkgemeenschappen zien dit “méér dan brood alleen” werken en werkelijkheid worden in de huizen van de Stichting Exodus Nederland, en vergelijkbaar in die van DOOR en Moria. Daar worstelen mannen en vrouwen, jong en ouder, met zichzelf om beter, langer en meer beslagen een betekenisvol leven in deze samenleving te vinden. Daar groeien mensen om dieper te leren leven en zo hun leven met alle ups en downs áán te kunnen. En dat niet meer ten koste van, maar ten bate van anderen. Exodus biedt
begeleiding op basis van 4 sleutels: wonen, werken, relaties en zingeving. Dat betekent: huisvesting, een baan, het onderhouden van relaties op basis van vertrouwen en respect en aandacht voor levensbeschouwing en zingevende verbanden als grond onder het bestaan. Exodus is een relatief goedkoop project. Een kamer in Exodus kost heel wat minder dan het bezet houden van een cel. Exodus kan na 25 jaar ervaring met cijfers aantonen dat deze aanpak succesvol is (zie elders in dit blad: interview met de Leidse onderzoeker Martin Moerings). Investeren in succesvolle nazorg is voor de overheid en voor de samenleving efficiënter en goedkoper dan de maatschappelijk en politiek harde opstelling, die naast vergelding eist dat exgedetineerden ‘altijd’ in de gaten moeten worden gehouden (o.a. door het opleggen van een lang verplicht reclasseringscontact na detentie, elektronische detentievoorzieningen e.d.). Zo wordt een veiligheid voorgespiegeld, die uitgaat van een totale beheersbaarheid van een mensenleven. Daarmee is het een valse veiligheid, omdat een mens niet totaal beheersbaar en/of controleerbaar is. Daarbij is het ook goed op te merken dat een ex-gedetineerde, die goed terechtkomt, en mentaal stabiel is geworden en zichzelf goed kan bedruipen, minder snel nieuwe misdrijven zal plegen, minder snel nieuwe slachtoffers zal maken, minder maatschappelijke schade zal veroorzaken. Uiteindelijk geeft dat dus meer veiligheid en stabiliteit.
Geen investering meer in preventief gehechte en kortgestrafte mensen
In de zogenaamde “Nieuwe Inrichting” (binnen Justitie “Detentie en Behandeling op Maat”, DMB, genoemd) wordt in de plannen geen enkel begeleidingsaanbod meer gedaan aan preventief gehechte en kortgestrafte mensen. Binnen dit concept zijn deze mensen het blijkbaar niet waard om in te investeren. Er wordt zonder dit aanbod geen ruimte meer gecreëerd om gedetineerden ‘op te pikken”, ze te motiveren en te begeleiden om aan hun dromen en wensen vast te houden, en daar waar mogelijk deze te stimuleren en een traject in te slaan om ze te verwezenlijken. Daartegenover staat, dat Geestelijke Verzorging naast tandenpoetsen, telefoneren, bezoek en luchten nog de enige vermelde activiteit in het dagprogramma is. De Geestelijke Verzorging kan er blij mee zijn, dat zij alle ruimte krijgt om aan motivatie en gewetensvorming te gaan werken. Wie weet kan er nu beter en op veel grotere schaal toegeleid gaan worden naar projecten als Exodus. Tegelijkertijd kan ze dat niet alleen, andere begeleiders en hulpverleners zijn mede noodzakelijk voor de goedlopende trajecten binnen en buiten de Huizen van Bewaring. Het mag duidelijk zijn: geestelijk verzorgers maken zich grote zorgen over het feit, dat goede nazorgprojecten nog steeds niet de erkenning vinden die hen toekomt in het maatschappelijk en politiek klimaat van deze tijd. Vaak genoeg wordt er al veel vrije tijd van hen geïnvesteerd in de genoemde nazorgprojecten, omdat zij weten: “Een mens leeft niet bij brood alleen”. En ook: een mens zonder dromen ziet zichzelf niet meer als mens. Dus investeren zij om de dromen van ex-gedetineerden:-een goed, vredig en gelukkig leven-, te helpen waarmaken. Om mensen mens te laten zijn. Daar staat of valt alles mee.
Christiaan Donner en Walther Burgering zijn werkzaam als respectievelijk protestants en katholiek justitiepastor
in P.I. Overamstel, P.I. Rijnmond en P.I. Haaglanden
4
Exodus op de goede weg? Onderzoeker Martin Moerings: hoe langer bij Exodus, hoe minder recidive Directe aanleiding was de discussie over de financiering van het Exodusprogramma, maar het meest belangrijke was om te onderzoeken hoe goed of slecht Exodus functioneert. Hoe effectief is haar programma? Stichting Exodus Nederland vroeg prof.dr.mr. L.M. (Martin) Moerings, hoogleraar penologie aan de universiteit van Leiden om een onderzoek te starten naar het effect van het Exodusprogramma op uitstromende bewoners. Op het jubileumcongres van Stichting Exodus Nederland, 14 september a.s., presenteert Martin Moerings de resultaten. Pastorale Verkenningen had een gesprek met de onderzoeker over de onderzoeksmethoden, over de definitiekwesties, over de positieve en negatieve uitstroom van bewoners en over de mate van recidive. Exodus lijkt alleszins op de goede weg te zijn. door Walther Burgering In hoeverre heeft het programma waarde? Hoeveel mensen hebben na uitstroom uit het Exodushuis een woning en werk, of zinvolle vrijetijdsbesteding? Hoeveel ex-bewoners recidiveren weer, en hoeveel niet? Dat waren de vragen waarmee het onderzoekteam aan de slag ging. Volgens een kwantitatieve én volgens een kwalitatieve methode, want het onderzoek richtte zich op een zeer specifieke groep. Moerings: “ Alle 734 ex-bewoners van de afgelopen vijf jaar zijn bij het onderzoek betrokken. Er was geen controlegroep, want dan zou voor de vergelijking met de onderzochte groep van Exodusbewoners het puur toeval moeten zijn of iemand bij Exodus komt of niet. Dat is niet het geval. Exodus werkt met een intakegesprek waarbij op de motivatie wordt gelet. Behalve voor een kwantitatieve aanpak, is er ook gekozen voor een kwalitatieve benadering: bewoners en personeel interviewen over de betekenis
van Exodus voor hen. Welke rol vervult Exodus in hun leven? Zo lukt het om een beeld te krijgen van werkwijze en effectiviteit van het programma. Bij de procesevaluatie kwam duidelijk aan bod hoe Exodus in de praktijk functioneert en wat ze feitelijk doet”. Kwantitatief werd gemeten of de uitstroom van bewoners succesvol was of niet. Ook werd in kaart gebracht of er na de uitstroom sprake was van recidive. Succesvol uitgestroomd en wel/geen recidive was van belang voor de voorspellende waarde. Daarnaast werd onderzocht welke rol Exodus vervult bij de bemiddeling naar een woning of naar werk . Definitie Vertrekt iemand aan het einde van zijn begeleidingsperiode bij Exodus naar een zelfstandige woning, en heeft hij vast werk, of een zinvolle dagbesteding, dan is hij/zij – binnen de definitie van het onderzoek- succesvol uitgestroomd. Deze twee sleutels van het Exodusprogramma zijn goed vast te stellen. Voor de andere twee – relaties en zingeving- ligt dit veel moeilijker. Die zijn uitsluitend in het kwalitatieve deel meegenomen. Er is gevraagd en geobserveerd hoe daaraan invulling is gegeven. Het onderzoeksverslag meldt: “Deze sleutels zijn weliswaar niet betrokken in de definitie van de succesvolle uitstroom, maar de succesvolheid van Exodus wordt ook bepaald door de hulp die bewoners krijgen bij de invulling van deze sleutels. Er is ook sprake van succes als bewoners tijdens hun verblijf dankzij Exodus bijvoorbeeld de banden met familie hersteld hebben en duidelijk inzicht hebben gekregen in het belang om op het rechte pad te blijven. Met betrekking tot de sleutel zingeving is dat ook mogelijk, ook als bewoners daar gereserveerd tegenover staan”. Het onderzoek strekte zich uit over de tien huizen van Stichting Exodus Nederland. “Toen we vijf jaar geleden begonnen, was dat niet eenvoudig. De registratie van uitgestroomde bewoners was niet optimaal. Er was geen eenduidig systeem wat er over een bewoner of ex-bewoner werd gerapporteerd. Dat is in de onderzoeksperiode wel sterk verbeterd. Inmiddels worden dezelfde gegevens beter bijgehouden in alle Exodushuizen”, aldus de hoogleraar.
Minder recidive bij succesvolle uitstroom Opvallend gaandeweg het onderzoek was ook de constatering van het onderzoeksteam dat verschillende huizen uiteenlopende methoden van werken hadden op het gebied van bemiddeling naar werk of woning. Martin Moerings: “Sommige huizen hadden goede afspraken met een woningcorporatie over het aanleveren van woonruimte voor hun uitstromende bewoners, andere niet. Sommige huizen hadden goede contacten met werkgevers over stage en werk voor hun bewoners, andere niet. Overal zag je dat voor bewoners een zinvolle
5
dagbesteding werd gevonden; klussen in het huis zelf was het beste alternatief. Vast kwam te staan dat als mensen succesvol uitstromen bij Exodus, dus aan het einde van de afgesproken periode de overstap maakten naar een zelfstandige woonruimte m t werk, de kans op recidive sterk minder was. Niet vreemd, maar het moest wel gemeten worden. Wonen en werken zijn natuurlijk niet de enige factoren die van belang zijn bij de kans op wel/niet recidiveren. De persoon van de bewoner en de structurele voorzieningen die voorhanden zijn, spelen ook een rol. Als er krapte is op de woning- of banenmarkt, krijg je heel andere resultaten”. Enkele cijfers De onderzoeksgroep (734 oudbewoners) is groot te noemen. Het zijn allen ex-gedetineerden die in de periode van 2000 tot 2005 één van de Exodushuizen hebben verlaten. 33 procent van deze groep is succesvol uitgestroomd. 58 procent is negatief uitgestroomd, dat wil zeggen: op één van de drie aspecten (wonen, werken, begeleidingsperiode) in gebreke gebleven. Dit hoeft niet te betekenen dat iemand weer met justitie in aanraking is gekomen. Van 9-10 procent is geen informatie beschikbaar.
plaatsingen. Dat kan te maken hebben met het feit dat de laatsten zich wellicht wat makkelijker aan het programma kunnen onttrekken, dan de eersten. Tegelijkertijd gaat het ook om de (intrinsieke) motivatie. Als je daarnaast bekijkt of men recidiveert, dan zien we dat onder de succesvolle uitstromers er sprake is van 15% recidive; de onsuccesvolle uitstromers kennen een percentage van 48% recidive. Deze cijfers moeten we niet met de algemeen bekende recidivecijfers (60-70% komt terug in de gevangenis) vergelijken, omdat die op langere periodes (veelal 3 of 5 jaar) na de detentie slaan, terwijl die periodes voor de uitgestroomde Exodusbewoners sterk wisselen. Deze cijfers laten wel zien dat met deze methode Exodus op de goede weg is daar waar het de vermindering van recidive betreft”, aldus Martin Moerings. Succesvolle uitstroom “Het is de vraag in hoeverre het door Exodus-alleen komt dat men succesvol uitstroomt én niet recidiveert. De motivatie van de bewoner is ook van groot belang. De Leidse onderzoeker geeft aan: “Het is de taak van Exodus om bij de intake goed op deze motivatie te letten en goed gemotiveerden toe te laten. Dat draagt bij tot een succesvol doorlopen van het programma en een succesvolle uitstroom. Tevens moet gekeken worden naar wat er nog meer speelt naast Exodus. Als je puur kijkt naar de recidivecijfers, dan zie je dat de justitieel geplaatsten het beter blijven doen dan vrijwillige plaatsingen; dat logenstraft de opvatting dat vrijwillige plaatsingen anders, lees beter, gemotiveerd zijn. Ook zien we dat hoe langer je bij Exodus blijft, hoe meer succesvolle uitstroom en hoe minder recidive”. Tabel 5.H: factoren die de uitstroomwijze significant beïnvloeden op multivariaat niveau Kenmerken die significant bijdragen aan de kans Kenmerken die significant op NEGATIEVE UITSTROMING bijdragen aan de kans op SUCCESVOLLE UITSTROMING -
-
vrouw (t.o.v. man) ouder dan 30jaar(t.o.v. jonger dan 20 jaar) voortzetting van het justitiële verblijf op vrijwillige basis (t.o.v. PP) verblijfsduur van langer dan 2 maanden (t.o.v. korter dan 2 maanden)
-
Antilliaans (t.o.v. Nderlands) Vrijwillige titel (t.o.v. PP) Bijzondere voorwaarde (t.o.v. PP)
P.P. = Penitentiair Programma, d.i. de mogelijkheid om de laatste fase van je straf buiten de penitentiaire inrichting te verblijven en een programma (zoals Exodus aanbiedt) te volgen (justitiële plaatsing).
Andere wetenswaardigheden uit het onderzoek volgens Moerings: “De laatste van de vijf onderzochte jaren is er sprake van een stijging van de succesvolle uitstroom. Dit kan te maken hebben met een andere manier van intaken, maar ook met een betere aanpak. Daarnaast zien we dat vrouwen het beter doen dan mannen bij de succesvolle uitstroom. Ook in de recidive ! Als we kijken naar de achtergrondkenmerken, bijvoorbeeld (ex)gedetineerden van Marokkaanse of Antilliaanse afkomst, dan ontstaat er een ander beeld. Zowel Marokkaanse als Antilliaanse ex-bewoners doen het slecht in de uitstroom. Bij de Marokkanen zie je ook een hoge recidive; bij de Antillianen minder. Het is speculeren waar dit aan ligt. Bij de wijze van intake? Bij het wel/niet aansluiten van het programma op mensen van een andere afkomst? Tot slot is aangetoond dat ouderen (boven de 30 jaar) het beter doen in de uitstroom dan jongeren”.
“ Er waren geen opmerkelijke verschillen tussen de huizen waarneembaar in de negatieve of positieve uitstroomcijfers. Wel bestond er een verschil waar het ging om vrijwillige of justitiële plaatsingen. Bij de justitieel geplaatsten was er vaker sprake van succesvol uitstromen dan bij de vrijwillige
Procesevaluatie In de procesevaluatie kwam een aantal zaken naar voren. # Het zogenaamde ‘gele-kaarten-systeem’, een strafsysteem, wordt in verschillende huizen verschillend geïnterpreteerd. Grenzen worden verschillend getrokken. Waar in het ene huis iemand die op ’10 kaarten’ komt nog een kans krijgt, staat degene in het andere huis gewoon op straat. In het verlengde van dit systeem zie je dat in sommige huizen bewoners een ‘groene kaart’ kunnen verdienen voor positief gedrag, andere huizen kennen dit belonen niet. De vraag is of dit niet moet worden afgestemd op elkaar; vaak wordt het ook door bewoners niet goed begrepen als verschillende huizen onder dezelfde noemer anders normen hanteren. De intake was ook verschillend, maar dat is inmiddels centraal geregeld. Opvallend positief was dat in Amsterdam bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt
6
van een specialist, de budgetconsulent. Een keuze die goed uitpakt, omdat begeleiders dan meer tijd hebben voor andere zaken van de bewoner. # De nazorg: na de uitstroom uit het Exodushuis structureel contact blijven houden met een mentor van Exodus, wordt als zeer positief door de oudbewoners gewaardeerd. # Drugs. Als het fout gaat, dan heeft het met drugs te maken. Het gaat nogal eens fout, omdat
men weer aan de drugs geraakt. 50% stroomt negatief uit vanwege harddrugs (36%), softdrugs (8%) of alcoholgebruik (6%). Op de goede weg Exodus is op de goede weg. De methode slaat aan. Het aantal succesvolle uitstromingen en het samenhangende lagere recidivecijfer laten dat zien. De aanbevelingen die de Leidse penoloog geeft, liggen dan ook voor de hand: “ Blijf kijken naar de motivatie van de toekomstige bewoner. Die blijkt heel erg belangrijk te zijn voor het bereiken van een succesvolle uitstroom in woning en werk. Daarnaast, leer van elkaars aanpak: concrete contacten en afspraken met woningcorporaties en werkgeversorganisaties zijn zeer waardevol gebleken. En ook de budgetconsulent. Tot slot: blijf goed en eenduidig registreren, zodat verder onderzoek mogelijk blijft” .
DIRECTEUR STICHTING EXODUS NEDERLAND Het mag niet zo zijn dat we om het geld mensen moeten afwijzen 2006 is een jubileumjaar voor Stichting Exodus Nederland. Maar juist in dit jaar dreigt er weer een financiële crisis. Aan het einde van 2006 moet Exodus 1,6 miljoen aan overheidssubsidie binnenkrijgen. Na vijfentwintig jaar is deze financiering nog steeds niet structureel. Ieder jaar opnieuw wordt het opnieuw aangevraagd. Wordt Rien Timmer, directeur van Stichting Exodus Nederland, niet moe van al die gesprekken met het ministerie van Justitie?
gedetineerden, en als ze vrijkomen blijven ze onder datzelfde ministerie vallen. Wij weten allemaal dat aan het einde van de straf de resocialisatietaak voor de meeste gedetineerden nog niet afgerond is”. Overigens wil Timmer benadrukken dat de relatie met Justitie de laatste jaren sterk verbeterd is. “Er is beweging, men is ontvankelijk voor andere ideeën en voor de kwestie van de nazorg. Werden we een paar jaar gelede nog als lastig
door Walther Burgering
“Nee hoor”, klinkt het monter. “Er is een verschil van inzicht tussen de Stichting Exodus Nederland en het Ministerie van Justitie. Dat heeft alles te maken met de verkokering bij de rijksoverheid. Justitie zegt: gewone burgers horen niet op onze begroting, gedetineerden wel. Als mensen vrij komen, worden ze weer gewoon burger, en vallen ze bijvoorbeeld onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Omwille van de pragmatiek zou ik wel willen dat het ministerie dit soort principes loslaat, want jaar in jaar uit hebben we dezelfde discussie. Ik ben geen VVD-fan, maar in het VVD-verkiezingsprogramma wordt de oprichting van een ministerie van veiligheid voorgesteld. Dit heeft als voordeel dat een aantal problemen, en probleemgroepen, integraal kunnen worden aangepakt. Dit ministerie gaat dan o.a. over
Rien Timmer: Stichting Exodus Nederland is géén verlengstuk van Justitie en irritant ervaren, nu hebben de medewerkers van het ministerie oog voor Exodus en zijn ze bereid om mee te denken over een oplossing. Eigenlijk is het hele probleem een kwestie van regelgeving, en hoe je die beter kunt toepassen op de situatie die we nu hebben”.
Justitiële en vrijwillige plaatsingen
En daarmee belanden we al snel op de kwestie van de justitiële plaatsingen en vrijwillige plaatsingen. Vijfentwintig jaar geleden kwamen alle ex-gedetineerden vrijwillig naar Exodus. Tegenwoordig kan dat ook op een justitiële titel. Voor de justitiële plaatsingen ontvangt Exodus een vergoeding van het ministerie, de vrijwillige plaatsingen dienen zelf gefinancierd te worden. Justitiële plaatsen zijn gebonden aan regelgeving. Timmer: “Het is een definitiekwestie. Het onderscheid vrijwillig of justitieel is formeel. Feitelijk gaat het om dezelfde mensen ! Voor ons maakt het inhoudelijk in de begeleiding niet uit of ze vrijwillig of justitieel heten. Financieel maakt het voor ons wel een verschil. Maar het gaat erom dat deze mensen geholpen kunnen worden. Wij komen wel eens in de verleiding – we doen het niet, hoor- om tegen een ex-gedetineerde te zeggen:
7
pleeg een klein delict, laat je oppakken en vraag je advocaat om een Exodusplaatsing op justitiële titel. Het programma is goed voor je, maar volgens het RISC-onderzoek ben je té goed. Dus wil Justitie niet voor je begeleiding betalen en kunnen we je geen plaats geven”. Het RISC-onderzoek wordt afgenomen door de reclassering als iemand in detentie raakt. Het brengt de problemen in kaart en beziet hoe iemand geholpen kan worden, bijvoorbeeld met een goede resocialisatie. Volgens een bepaalde methode wordt iemand dan ingeschaald. Exodus stelt openlijk vragen bij deze methode. Zij krijgt vaak telefoontjes, van geestelijke verzorgers uit de inrichtingen bijvoorbeeld, die niet begrijpen waarom een gedetineerde is afgewezen voor Exodus. Op grond van een afgenomen RISC kan voor iemand een Exodusplaatsing aan zijn neus voorbijgaan, omdat hij er ‘te goed’ voor zou zijn. De positieve RISC-indicatie kan in veel gevallen iemand aan een justitiële titel, en dus aan financiering voor begeleiding, helpen.
geen extra bewaking of tralies voor de ramen”.
Kritiek: Exodus is teveel afhankelijk van justitie
Sommige geestelijke verzorgers bij justitie bekritiseren het beleid van Exodus om zoveel mogelijk justitiële plaatsingen binnen te krijgen. Timmer: “Een deel van de zorgen kan ik me goed voorstellen, maar we streven ernaar onafhankelijk van het ministerie van justitie te blijven. We zijn en blijven een particuliere instelling. Dat hebben we anderhalf jaar geleden nog bewezen toen we hebben geweigerd in te stemmen met het feit dat justitie graag wilde dat we geaccrediteerd werden. Dat betekende: je methode laten keuren en aanpassen aan een door de overheid gewenst stramien. Dat hebben we niet gedaan, omdat we geen overheidsinstelling zijn, en ons eigen programma willen blijven draaien. Natuurlijk stemmen we af over hoe we het vrijhedenbeleid vormgeven binnen Exodus, maar er is een grens aan de mate van aanpassing. Wij zijn primair voor de resocialisatie, niet voor de bewaking. Dat geldt ook voor iemand met een Penitentiair Programma (die bij Exodus kan worden doorgebracht in het laatste deel van de straf). Het belang van de resocialisatie blijft bij ons voorop staan”. “En, als het om dezelfde mensen gaat en het hebben van een justitiële titel is een formeel onderscheid, dan is het niet ethisch om te zeggen: we zijn niet bij onze idealen gebleven. Ik denk van wel, want het gaat om dezelfde mensen, alleen wordt hun programma anders gefinancierd. Wat vroeger de vrijwillige plaatsingen waren, zijn nu voor een deel justitiële plaatsingen. Het mag toch niet zo zijn dat we mensen om het geld moeten afwijzen!” “Overigens zien we hier dat een heel groot deel van de (ex)gedetineerden niet in aanmerking komt voor een justitiële titel. Dat komt omdat men op een of andere manier nét niet aan de regels voldoet. Soms heeft men te kort gezeten. Soms ook komt iemand uit een gevangenis in het buitenland; dan is men volgens de regelgeving niet ex-gedetineerd. Soms gaan er logistieke zaken mis. Mijn hoop is dat Justitie erkent dat hoe goed je ook je zaken regelt, er altijd mensen zijn die begeleiding bij resocialisatie nodig hebben, maar niet worden uitgeselecteerd omdat ze net niet binnen de regelgeving vallen. Een rest-budget zou gereserveerd kunnen worden om deze groep alsnog goed begeleid te resocialiseren”.
Centralisatie
Toch komen er al veel gedetineerden op justitiële titel binnen bij Exodus. Er is ook plaats voor. Wordt Stichting Exodus Nederland zo niet teveel een verlengstuk van justitie, en wil ze dat wel? “Samenwerken met justitie is goed, maar er zijn enkele restricties aan deze samenwerking. Eén ervan is dat zij zich niet bemoeien met de inhoud van ons programma”, geeft Rien Timmer aan. “Wij zijn géén verlengstuk van de gevangenis. Wij proberen via de door ons beproefde methode mensen te helpen goed te resocialiseren via de sleutels wonen, werken, relaties en zingeving. Dat betekent 24 uurs begeleiding en toezicht, maar
Exodus is het laatste decennium gegroeid. Van enkele huizen naar tien in het hele land. Het hoofdkantoor in Leiden is aardig uitgebreid met nieuwe krachten op verschillende terreinen van de nazorg. Maar het landelijk kantoor heeft ook enkele zaken gecentraliseerd. Rien Timmer: “Landelijk zijn we inmiddels als werkgever verantwoordelijk voor 180 personeelsleden. De nieuwe projecten kunnen draaien als gevolg van subsidies en ondersteuning van fondsen, maar krijgen van begin af aan de opdracht mee zichzelf na afloop van de startperiode terug te verdienen. Zo zijn we een ondernemende stichting. Voor alle huizen geldt dat de centrale organisatie ze ontlast van personeelszaken, fondsenwerving, publiciteitswerk en dergelijke. De fondsen zijn blij één aanspreekpunt te hebben in plaats van diverse aanvragen door verschillende huizen. Het ministerie van justitie is er ook verheugd over. We zijn bezig met de samenstelling van een handboek voor personeel, zodat niet iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Het moet handvatten en tips geven hoe te werken binnen de Exodusformule, geen keurslijf worden. Ook regelen we dat onze medewerkers goed geschoold worden“. Het past bij onze organisatie dat de lokale huizen veel vrijheid hebben. Binnen de Exodusformule bewaken we ook het afwijkende. Dat is onderdeel van de formule. Vanuit de overtuiging dat reïntegratie zo lokaal mogelijk moet zijn. De kontakten met werkgeversorganisaties kunnen landelijk een start beleven, maar lokaal dient de uitwerking plaats te vinden en het netwerk ontwikkeld te worden. Daar past geen centrale regie”. Toch nog even over de financiën. Dreigt er een failliet? “Nee, dat niet, maar wat wel dreigt is dat er geen groei komt in de financiën. Dan zullen we capaciteit moeten afstoten, en daarna tijdelijk aangesteld personeel. Ook zullen we dan moeten doorvoeren dat er alleen maar justitiële plaatsen komen, wat de afhankelijkheid van het ministerie zal vergroten. Op zo’n moment zullen we nog meer mensen de deur moeten wijzen. En zo groot zijn we nog niet. We begeleiden nu 400 (ex)gedetineerden op jaarbasis, terwijl
8
er elk jaar 40.000 vrijkomen. Dat is één procent. Laat tien procent begeleiding nodig hebben, dan bereiken nog steeds een relatief kleine groep”. Tot slot: vérspringen De Exodusdirecteur heeft nog wel een hartenkreet. “Op dit moment hebben we in Nederland een soort klimaat, dat we ons met z’n allen
aanpraten. Er is een algemene gil-teneur met maar één boodschap: we motten die (ex)gedetineerden niet. Het zijn hitsige discussies met één terugkerend refrein: het moet strenger in Nederland. Ik vind dat we deze tendens moeten doorbreken. In gesprekken met individuele mensen lukt dat vaak ook wel. Die begrijpen ook ons werk, en dat het bijdraagt aan preventie van criminaliteit. Niemand is blij als hij weet dat zijn nieuwe buurman ex-gedetineerd is. Van de andere kant wéten we vaak niet wie er naast ons komt wonen. Als je het –in geval van een Exodushuis- wel weet, dan is het altijd beter dat je weet dat deze mensen goed begeleid worden, en gemotiveerd zijn om hun leven te beteren. Ik vergelijk het vaak met vér-springen. Als je ver wilt springen, moet je een paar stapjes achteruit doen, goed ademhalen, je concentreren en dan de sprong wagen. Zo moeten we als samenleving ook een ander maatschappelijk klimaat creëren”.
MENSEN MOETEN ALTIJD EEN NIEUWE KANS KRIJGEN Stichting Exodus Nederland biedt opvang en nazorg aan (ex)gedetineerden en gedetineerden in de laatste fase van hun detentie. In een periode van 25 jaar is Exodus uitgegroeid van een lokaal Haags initiatief van kerken en vrijwilligers tot een landelijke breed christelijke organisatie met 10 Exodushuizen, 150 kamers, 140 betaalde medewerkers en 1300 vrijwilligers binnen en buiten de gevangenismuren. De meeste van deze vrijwilligers zijn binnen de muren actief, via de Dienst Geestelijke Verzorging. Daarnaast zijn bijna 400 vrijwilligers werkzaam in het landelijke Exodus nazorgnetwerk en de Exodushuizen. De verschillende vormen van vrijwilligerswerk zijn ondergebracht bij de sector Vrijwilligers & Kerkzaken van Exodus. Wat beweegt mensen om zich vrijwillig voor (ex)gedetineerden in te zetten? En wat doen vrijwilligers allemaal? In gesprek met vrijwilligster An wordt dat duidelijk. An is sinds het begin in 1996 bij de Exodus Nazorggroep De Haag betrokken. In dat begin was de groep onderdeel van de ISNA. Om de continuering van de zorg aan exgedetineerden op langere termijn te waarborgen, is ISNA in 2003 met Exodus samengegaan. De nazorggroep Den Haag is één van de 18 nazorggroepen van het landelijke Exodus nazorgnetwerk. De vrijwilligers binnen het nazorgnetwerk treden op als ‘maatje’ voor
(ex-)gedetineerden of zijn tot steun zijn aan partners van gedetineerden. An heeft in die jaren al heel wat koppelingen met ex-gedetineerden meegemaakt en vertelt vol enthousiasme over haar werk voor de nazorggroep. Wat doet u precies in het vrijwilligerswerk? In het vrijwilligerswerk begeleid ik ex-gedetineerden na hun
Het heeft een grote waarde als iemand haar zorgen kan delen
detentie. Alleen als ze daarom vragen natuurlijk. Afhankelijk van de hulpvraag ga ik dan met ze op een gezellig uitstapje of naar een officiële instantie als de drempel om alleen te gaan te hoog is. Maar soms gaan we alleen een kopje koffie drinken en luister ik naar hun verhaal Vanuit welke inspiratie doet u het werk? Ik vind dat mensen altijd een nieuwe kans moeten krijgen. Wat is voor u het meest belangrijke in het vrijwilligerswerk?
9
Dat ik hoop dat de exgedetineerde zich gesteund voelt door de manier waarop ik hem of haar begeleid en hij of zij daarmee een stukje op weg geholpen is. Wat is voor de ex-gedetineerden die u treft het meest belangrijke in uw contact? In de meeste contacten merk ik dat het voor hen vooral belangrijk is dat je er bent. Dat ze een praatpaal of een steunpunt hebben. Dat ik er voor hen ben als ze dat nodig hebben en zo hun verhaal kwijt kunnen. Ik hoop dat ze daardoor zelfvertrouwen (her)vinden en zich sterk genoeg voelen om zich weer in de maatschappij te bewegen.
van Exodus in Leiden of rechtstreeks met een coördinator van een nazorggroep. Verder kun je binnen je eigen groep ervaringen uitwisselen en elkaar helpen in de contacten die je hebt. En natuurlijk kunnen de groepen elkaar ondersteunen. Ook krijgen we deskundigheidsbevordering en worden we vanuit Exodus en het justitiepastoraat begeleid. Ik heb zelf het gevoel dat ik voldoende steun krijg vanuit Exodus. Met de groep blijven we altijd nadenken wat de veranderingen zijn in de maatschappij en hoe we daarop kunnen inspelen. Is er ook contact met gedetineerden binnen de muren? Zou dat moeten kunnen en zou dat voordelen kunnen hebben voor een contact buiten de muren? Niet vaak, maar op verzoek van een justitiepastor bezoeken we soms iemand die nog gedetineerd is. Ook worden er schrijfcontacten met gedetineerden onderhouden door onze groep. We hebben ook wel eens iemand binnen bezocht ter voorbereiding op een nazorgcontact. Het voordeel is dan dat de vrijwilliger en de gedetineerde elkaar kunnen leren kennen in een voor de gedetineerde soms relatief veilige leefomgeving. Ook is er in zo’n situatie nog directe begeleiding van een pastor mogelijk. Dat kan de drempel voor verder contact verlagen.
Bent u verbonden aan een kerk? Zo ja, hoort men bij u in de kerk verhalen over dit vrijwilligerswerk? Ik ben aan een rooms- katholieke parochie verbonden. In mijn eigen kerk heeft men geen verhalen over Exodus en het werk dat zij doen gehoord, maar ik heb zelf wel eens voorlichting gegeven over mijn vrijwilligerswerk in een andere kerk. Kunt u een voorbeeld noemen van een verhaal uit uw werk dat u zou willen vertellen? En waarom dit verhaal? Even denken, dat is nog niet eenvoudig. Alle contacten blijven je wel bij. Maar wat op mij de meeste indruk heeft gemaakt, was een contact met mevrouw F. Zij deed een beroep op onze groep, toen haar man gedetineerd was. In dat contact had ik echt het idee dat ik wat voor haar heb kunnen betekenen. Ik had het gevoel dat het voor haar van grote waarde was dat ze haar zorgen met mij kon delen. Omdat ze slecht Nederlands sprak, ben ik met haar ook mee geweest naar officiële instanties. U bent onderdeel van een nazorgnetwerk. Wat is daarvan het belang en welke steun krijgt u vanuit de organisatie van Exodus? Het belang van het nazorgnetwerk is dat je via dat netwerk hulpvragen binnenkrijgt. Verwijzers nemen dan contact op met het kantoor
De nazorggroep Den Haag en omstreken in vergadering bijeen
Voor meer informatie over het Exodus nazorgnetwerk en de exodushuizen: www.stichtingexodus.nl T: 071-5161950 E:
[email protected] Robert Prang werkt bij Stichting Exodus Nederland, vrijwilligers en kerkzaken
Pastorale programma€s in de Exodushuizen? Als het aan de hoofdpredikant en de hoofdaalmoezenier bij justitie ligt, komen er binnenkort pastorale programma’s in de huizen van Stichting Exodus Nederland. Deze programma’s kunnen worden verzorgd door ervaren justitiepastores van katholieke en protestantse huize. De pastorale programma’s moeten de leemte gaan vullen die in sommige huizen is ontstaan, doordat ‘de zingevingspoot’ moeilijk is in te vullen. De beide hoofden benadrukken het feit dat zingeving, levensbeschouwing en religie nu juist de specialisatie van (justitie)pastores is. Waarom zou je het ver zoeken als je het dichtbij voor handen hebt? Uit een onlangs gehouden onderzoekje binnen de eigen gelederen blijkt de grote betrokkenheid van diverse justitiepastores. Een groot aantal pastores is – in hun vrije tijd- actief binnen de organisatie van Stichting Exodus Nederland. Hun betrokkenheid is mensgericht en ondersteunt de grote behoefte aan goede nazorgprojecten. Het zou goed zijn als nazorgactiviteiten tot de kerntaken van de pastores en predikanten zouden behoren; dan kunnen dit soort activiteiten in werktijd gebeuren (WB).
10
DE MISSING LINK: KERKEN MET STIP Een ~huis voor de ziel€ en een sociaal netwerk een kwart nooit een viering bijwoont.2 Uit het genoemde onderzoek bleken nogal wat van de respondenten het geloof uit hun jonge jaren opnieuw te ontdekken. Dit stemt hen tot zelfreflectie, tot gebed en geloofsgesprek. Het merendeel van hen bleek dat spoor echter na hun vrijlating nauwelijks te kunnen vervolgen, bij gebrek aan steunende personen en instanties.3 Vind dan je weg maar eens in het woud van religie! Uit die nood is het idee geboren om geschikte geloofsgemeenschappen in kaart te brengen waar exgedetineerden die hun leven willen beteren een gastvrij onthaal vinden. Dit concept sluit aan bij een oeroud gebruik dat zwervers op boerderijen en huizen waar zij welkom waren, een teken aanbrachten, een stip of zo op het hek of de deurpost.
Er is een nieuwe komeet verschenen aan de hemel van het justitiepastoraat: Kerken met Stip. Nu gelden kometen vanouds als voorteken van rampen maar déze ster voorspelt veel goeds. Waar gaat het om? Kerken met Stip inventariseert gastvrije, laagdrempelige parochies en gemeenten waar exgedetineerden welkom zijn en zich thuis kunnen voelen. Dit is een initiatief van het justitiepastoraat van de kerken om mensen ook na hun detentie geestelijk gesproken een dak boven hun hoofd te geven en een gemeenschap die steun biedt. Het belang van dit project is dat langs die weg gewerkt wordt aan reïntegratie van exgedetineerden in de Nederlandse samenleving, waar de kerken een exponent van zijn.
Het bovenstaande roept twee vragen op. Ten eerste, staat niet elke kerk per definitie open voor wie het spoor bijster is en zichzelf niet kan redden? Dat zal waar zijn! Maar tegelijk is er een beschamende kloof tussen de burgerij die de gevestigde kerken vult en de penoze. Kerken met Stip legt zich bij deze kloof niet neer maar hoopt die hier en daar te overbruggen, waarbij we beseffen dat dit van het kerkvolk zoiets als een bekering vraagt. Iemand heeft dit ooit vergeleken met gaatjes boren in beton. Ten tweede, vanouds brengen de belanghebbenden zelf het keurmerk van de stip aan. Kunnen anderen dit voor hen doen? Het antwoord is Nee maar de kloof is diep, daarom zal langs andere weg, vanuit de kerk in de gevangenis, een begin gemaakt moeten worden. Verder kan alleen proefondervindelijk duidelijk worden wat het aanbod waard is, doordat ex-gedetineerden er al of niet gebruik van maken. Zij zijn de keurmeesters. Het succes van Kerken met Stip is niet bij voorbaat verzekerd. Niettemin krijgt Kerken met Stip een goede respons zowel in Katholieke en Protestantse kerken als in Evangelikale en Pinkstergemeenten.
Missing link
Nieuwe Stipkerken komen in nauwe samenwerking met het Justitiepastoraat en de stichting Exodus tot stand. De justitiepredikanten en –pastores worden binnen de muren van de justitiële inrichtingen geassisteerd door een legertje van kerkvrijwilligers. Hun thuisgemeenten zijn vaak potentiële Stipkerken. Exodus Nederland biedt vanuit de spiritualiteit van het justitiepastoraat buiten de muren nazorg aan ex-gedetineerden, in Exodushuizen en regionale nazorggroepen. De kerk in de gevangenis en de stichting Exodus zijn bij uitstek instanties die (ex)gedetineerden naar Kerken met Stip kunnen verwijzen. In de driehoek van Justitiepastoraat, Exodus en Kerken met Stip is laatstgenoemde tot dusver de missing link, doordat zij mensen met een detentieverleden niet alleen een ‘huis voor de ziel’ maar tevens een nieuw sociaal netwerk biedt.
door Paul Oskamp
Kloof
Het begon met een empirisch onderzoek naar de geloofsbeleving van mensen in detentie1. Vier op de tien gedetineerden en tbs-patiënten wonen ten minste een keer per maand een viering bij, terwijl
1
Paul Oskamp, Overleven achter steen en staal. Vieringen en geloofsbeleving in de bajes onderzocht. Zoetermeer 2004.
Nassaukerk Amsterdam
Van de negen kerken die Kerken met Stip in de etalage heeft staan, licht ik er één uit. Dat is de Nassaukerk in Amsterdam-West. Het betreft een middelgrote protestantse gemeente in een negentiende eeuwse stadswijk. Behalve uit geboren en getogen Amsterdammers bestaat de kerkelijke gemeente uit studenten en jonge kunstenaars, illegalen, verslaafden en dak- en thuislozen. Samen vormen zij een open gemeenschap die alle spanningen en gein van de samenleving kent. De Nassaukerk is ooit getypeerd als een Zootje ongeregeld, hetgeen prompt als een geuzennaam is opgevat. De kerkdienst die ik meemaakte kenmerkte zich door een informele sfeer en aansprekende liturgie. Kerkgangers kunnen er een kaarsje aansteken, zoals men ook in de gevangenis
2 Leo Spruit, Ton Bernts, Clara Woldringh, Geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen. Een onderzoek …, KASKI / ITS / Nijmegen, p. 101 3 Paul Oskamp, ibidem p. 54
1 1
gewend is. Onder het koffiedrinken na afloop, tevens inloop voor niet-kerkgangers, heerste een vrolijke drukte.
normatief. In de praktijk vertonen Stipkerken onderling significante verschillen in stijl van vieren, van vroomheid en aanbod van diensten. Als grootst gemene deler tekent zich het volgende voorlopige profiel af. Een Kerk met Stip is • Open en gastvrij • spiritueel ingesteld • kerk in de context van de buurt • tot dienst bereid • oecumenisch gezind • en wordt gedragen door vrijwilligers. Dr P. Oskamp is theoloog en oud-lid van de Werkgroep voor het Justitiepastoraat van de Protestantse Kerk in Nederland
De Nassaukerk onderhoudt nauwe banden met de naburige Magdalenaparochie en met het buurtwerk. Daardoor bestaan er meervoudige ontmoetingsplaatsen voor allen die het welzijn van de buurt ter harte gaat. Vanuit dit netwerk heeft de Nassaukerkgemeenschap veel te bieden. Men leze het volgende door de ogen van gemarginaliseerde en zoekende mensen! Zo zijn er diverse gespreksgroepen rondom de bijbel en maatschappelijke en persoonlijke vragen, waaronder een groep van daklozen en een van revalidanten; een jongerenkring, een zang- en een muziekgroep en een wandelgroep. Samen met de parochie: een inloophuis waar koffie en een ontbijt te krijgen zijn, en om de dag een eettafel voor 30 tot 40 mensen, en bijgevolg ook een kookgroep. Gezamenlijk met het buurtwerk worden tweedehands kleren en meubels laaggeprijsd verkocht Er is georganiseerde burenhulp, dan is er ‘workforce’ (in ploegen tegen een geringe vergoeding de buurt schoonmaken) en een woonwerk project. Al deze activiteiten werken ongedwongen contacten in de hand; daarnaast houden pastores en buurtwerkers hun spreekuur. Het geheel wordt bekostigd door kerken, overheidsinstanties en particulieren en het wordt dag in dag uit gedragen door een stroom van vrijwilligers.
Profiel
De Nassaukerk heeft veel in huis maar geldt niet als
ZINGEVING Manager Exodus Den Bosch: voor de zin-vinding neem ik een theoloog in dienst Een paar jaar geleden startte de Bossche manager Jan Molmans een meditatiecursus in de gevangenis. Wie goed meedeed en het zag zitten, kon een plek binnen Exodus krijgen. De laatste anderhalf jaar is er niemand meer op de cursus verschenen. Maar niet getreurd, Exodus Den Bosch heeft een cyclus van 25 zingevingsavonden klaarliggen. Zo kan ze een half jaar lang de exgedetineerde bewoner bestoken met belangrijke thema’s waar hijzelf wat mee moet in zijn leven. Molmans spreekt trouwens niet graag over zingeving, maar gebruikt liever de term zin-vinding. Hij heeft niet de pretentie de zin aan anderen te geven….. Wat komt er zoal langs op die zinvindingsavonden? “ We volgende de liturgische en de seizoenskalender. Met de herfst gaan de blaadjes vallen en wordt het weer langer donker. Tijd om je naar binnen te keren. Dat doen we dan ook in de adventstijd. Zoals je ook in de lente naar buiten gaat. Dat zegt iets over mensen, dus over ons. Hoe gaan we ermee om? Wat doet het met ons? Wat kom je tegen? Wat zegt dat? In de kast hebben we videofilms en spellen (het kwaliteitenspel bijvoorbeeld) voor deze discussieavonden. Het kan er pittig aan toegaan, als er maar respect wordt betoond”.
De mannen tot spreken krijgen
Zo’n avond begint met het aansteken van een kaarsje. Molmans: “ Mag ieder zelf vertellen voor wie. Dat kan voor jezelf zijn, omdat je een rotweek hebt gehad. Voor je kinderen, omdat het niet goed met ze gaat. Noem maar op, dat is zinvol, en bij elke gedachte heb ik tien vragen, die ik graag zou willen stellen om iemand na te laten denken over waar hij mee bezig is, en wat hem ten diepste raakt, wat hijzelf IS”. Onlangs is er door de bewoners een grote muurschildering gemaakt. Zo’n zestig vierkante meter schilderij is gemaakt, hebben ze samen gedaan. De Bossche manager: “We zijn nu bezig in het gebouw waar we wonen met een speciale frescotechniek alle muren op te knappen, en er schilderingen op aan te brengen. Het is een andere manier om deze mannen tot spreken te krijgen”, aldus de leidsman, die tevens theoloog is. Hij merkte overigens bij de begeleiders een zekere verlegenheid voor wat betreft het onderwerp ‘ zingeving’. Dus heeft hij een andere theoloog in dienst genomen. Die zien, kijken anders. “Neem nou die film, de Lion King. Moeten ze verplicht kijken hier. Da’s een kinderfilm, man, hoor je vaak. Maar, daar zit heel veel in, zeg ik dan. Kijk eens naar Simba, het leeuwtje, en kijk eens naar zijn vrienden. Normaal eet hij ze op; in de film zijn het zijn vrienden. Hoe zit dat bij jou? Wie zijn jouw vrienden en wie wordt er opgegeten?? Simba moet ook weg bij zijn familie, gebeurt bij jullie nooit, he?? De bedoeling is duidelijk: we moeten zorgen dat we bij hen op dat onderliggend antropologisch vloertje terecht komen. Dan werkt het als een prisma, en kunnen ze er wat van leren”.
1 2
EEN BIJZONDERE OPDRACHT Het gemeentelid Bas Het is zaterdagmorgen. Een groep gedetineerden schuifelt de kerkzaal in. De één kijkt brutaal om zich heen, de ander is ontwijkend. Ter begroeting worden de handen geschud van de pastor en vrijwilligers, de dienst begint. Sommigen mannen hebben grote moeite met stil zitten, anderen snakken ernaar. De pastor begroet de aanwezigen van deze bijzondere gemeente. Dertig procent van de bevolking in de gevangenis komt in de kerk. Was dat buiten de muren ook maar zo, verzucht je wel eens. Er wordt gezongen, gelezen, overdacht, gebeden en gezegend. Na een half uurtje, wordt de ban verbroken. Luidruchtig vertrekken de gemeenteleden naar de koffiekamer. Bas behoort tot de trouwe gemeenteleden. Hij geniet van de diensten. Het is voor hem een verademing. De sfeer van angst en onzekerheid binnen de gevangenis vervaagt even. Het doet Bas herinneren aan vroeger, bij hem thuis, vóór hij aan de drugs ging. door Jacques van Houte
¼ 3,50 op zak, geen onderdak, niemand die naar hem uitkijkt, niets! Het zweet breekt hem uit. “Wat moet ik in Godsnaam!” raast het door zijn hoofd. In ene zijn hand heeft hij een plastic tas met daarin alles wat hij bezit. Met zijn andere hand frommelt hij aan zijn treinkaartje in zijn broekzak. De bestemming van dit kaartje zal het gemeentelid Bas nooit bereiken. Over de bestemming van gemeenteleden gesproken. Daar kunnen we in onze verbondenheid met een scala aan kerken over meepraten. Dat gaat ergens over. Het gaat over onze taak in de wereld en haar noden. In de Remonstrantse Gemeente Twente te Hengelo, waar ik lid van ben, is op een bijzondere wijze vorm gegeven aan de bevordering van welzijn van gemeenteleden als Bas. Na als geestelijk zorgverlener in Kampen te zijn afgestudeerd ben ik door deze gemeente bevestigd als geestelijk zorgverlener voor de interkerkelijke stichting NExT (Nazorg Ex-gedetineerden Twente) met een bijzonder opdracht. NExT is verbonden met Exodus Nederland, sector Vrijwilligers en Kerkzaken. Mijn opdracht is het verlenen van geestelijk zorg in de ruime zin van het woord aan ex-gedetineerden en hun relaties. Het accent daarbij ligt op geestelijke zorgverlening buiten de muren van penitentiaire inrichtingen. De activiteiten vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van NExT. Doel van de opdracht is: Bevorderen van ervaringen van welbevinden van: ex-gedetineerden relatiepartners en familie van (ex-)gedetineerden
De nacht loopt ten eindew
Het belang van het verlenen van een opdracht is wat mij betreft in de eerste plaats de formele binding van de Remonstrantse Gemeente Twente met mijn werkzaamheden als geestelijk zorgverlener. Bovendien is daarmee mijn identiteit duidelijk. In de tweede plaats wordt door deze bevestiging de ambtelijke vertrouwensrelatie tussen de geestelijk zorgverlener en zijn gesprekspartner vastgelegd. Dit laatste door bijvoorbeeld formuleringen voor de bevestiging van leden van de diaconie in onze kerk te gebruiken.
|Wat moet ik in Godsnaam!}, raast het door zijn hoofd
Bas was een vaste klant van de wekelijkse kerkdiensten. Nu niet meer, hij is vrij. Een regelrechte ramp vindt hij dat. Zonder enige aankondiging moest hij bij het afdelingshoofd komen en kreeg opdracht om zijn spullen pakken. Een paar uur later staat hij bij de bushalte voor de gevangenis. Het is vrijdagmiddag. Bas heeft
De bevestigingsdienst vond plaats op zondag 27 november 2005, een dag om nooit te vergeten. Nederland zuchtte onder een zware last, symbolisch voor onze doelgroep de ex-gedetineerden. Er lag een ongekend dik pak sneeuw die vele bomen de kop kostte! Het was de eerste zondag van Advent. In grote lijnen werd de liturgie van een dienst in de gevangenis gevolgd, waarbij gezongen werd uit de Justitiebundel. Justitiepastor Carla van der Heijden ontstak de eerste adventkaars en las een gedicht voor waarmee ook de volgende adventdiensten geopend werden. Gelezen werd Psalm 85 “U bent genadig geweest Heer, u keerde het lot van Jakob ten goede” en uit Romeinen 13, 1114: “De nacht loopt ten einde, de dag nadert”. De bevestiging werd afgesloten met het gezamenlijk omhangen van de stola door een vertegenwoordiger van de kerkenraad en de coördinator van NExT. De dienst werd afgesloten met het delen van brood en wijn waarbij de vertegenwoordigers uit het veld van het Jusitiepastoraat en nazorgvrijwilligers de rondgangen verzorgden.
Overeind blijven
Deze vorm van kerkelijk betrokkenheid heeft mij veel gedaan. Het is belangrijk om de eigen kerk in de rug te voelen. Het geeft kracht en moed om samen met ons gemeentelid Bas en zijn vrienden overeind te blijven. Het kan gebeuren dat het gemeentelid Bas ook aan de deur van uw kerk verschijnt. U hoeft daar niet van te schrikken, hij is lid van dezelfde club.
13
VAN BINNEN UIT Goede nazorg begint tijdens de detentie. Daar zijn in de eerste plaats de procedures. Een gedetineerde komt met zijn of haar vraag om hulp bij het opbouwen van een leven na detentie bij één van de dienstverleners, die een inrichting in huis heeft. Dat was vroeger vooral de reclassering, maar die komt niet meer binnen de muren. Dat doen alleen reclasseerders voor gebruikers nog, maar dat zijn andere programma’s. Ook degenen die vanwege psychische of psychiatrische problematiek een weg zoeken via de psycholoog, laat ik even buiten beschouwing, dat zijn andere programma’s. door Christiaan Donner
Nu komt een gedetineerde al snel uit bij de MMD-er of –ster. Deze neemt een intake-gesprek af en gaat na, wat de mogelijkheden zijn om in een Penitentiair Programma (PP) terecht te komen. Voor zo’n programma staan tijden van aanvraag en procedures van bespreking. Liefst in een detentieberaad met zoveel mogelijk van de ondersteunende diensten als adviseurs erbij. Bij een positieve uitkomst kan de gedetineerde een gedeelte van de toebedeelde straftijd gaan doorbrengen in een project, waar hij of zij kan werken aan een toekomst. Dat kan een begeleiding thuis zijn met een “enkelbandje”, maar ook een verblijf in bijvoorbeeld begeleide kamerbewoning, zoals een huis van de Stichting “Exodus.” Voor zo’n verblijf vult de gedetineerde een aanvraagformulier in. Voor “Exodus”moet daar ook een levensverhaal bij en er volgt dan een intakegesprek door “Exodus” zelf. Dat alles is de procedurele kant van de zaak. Het zou goed zijn, als er meer geboden wordt dan dat. De ideale situatie zou zijn, dat direct bij de “inkomst” van een gedetineerde een intakegesprek plaatsvindt. Hoe staat het met huis en huur, met werk
en inkomsten, met familie, met vrouw, met kinderen. Hoe staat het met motivatie: wil de betrokkene de straftijd zinnig gaan vullen of alleen uitzitten? In zo’n gesprek kan duidelijk worden wat de behoeften van de betrokkene zijn en zullen worden. De gegevens van deze intake kunnen dan besproken worden met de verschillende ondersteunende diensten. Daar kan een plan uit voortkomen voor de begeleiding van de betrokkene. Ikzelf heb tot nu toe in inrichtingen van Justitie gewerkt, waar dit als een plan op de agenda stond. Maar nooit meegemaakt, dat het daadwerkelijk zo gebeurde.
Hoe moet het verder met mij?
Als geestelijk verzorger hoor je de vragen en verlangens (ook de dromen) van gedetineerden in individuele ontmoetingen en in de groepsgesprekken. Als je gedetineerden vraagt welk onderwerp zij in de groep bespreken willen, dan is dat altijd: ‘Hoe moet het hierna verder met mij en wie helpt mij daarbij?”. Het kan nog goed gebeuren, dat in zo’n groep de pastor vertelt over ‘Exodus’ en dat één van de deelnemers daar voor is afgewezen of in het programma mislukt is en er dus uitgezet. Dat maakt de begeleiding van die ene die zich er net voor had aangemeld spannend. Kortom: er is veel meer nodig aan begeleiding binnen de muren op een leven buiten, dan er ingezet wordt. Want degenen die gemotiveerd zijn om hun leven een zinnige wending te geven en hulp en begeleiding te aanvaarden, zullen zich daarop voor moeten bereiden. En hun naasten daarop voor moeten bereiden. Ze zullen moeten worstelen met hun eigen cynisme en dat van hun celburen. Ze zullen zich een droom moeten kunnen uittekenen in plaatjes op de muur van een leven dat niet beheerst wordt door impulsiviteit, woede en hebzucht, maar door het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leven en dat van degenen om hen heen. Dat vraagt veel, soms korte, soms lange, maar vooral veel gesprekken. Waarin de angsten en de zorgen, de huivering en de afkeer, de hoop en de dromen, het geloof en het wantrouwen,de teleurstelling en het verlangen genoemd en verwerkt kunnen worden.Pas dan kan een weg door een huis als “Exodus” heen ook uitgehouden en volbracht worden. Al te vaak begint iemand daaraan zonder goed te beseffen wat hem of haar te wachten staat aan worsteling met zichzelf en de eigen gewende overlevingsstrategie. Terwijl een gedetineerde, van zoveel beroofd, nu juist één ding wel heeft: tijd. Tijd om na te denken, tijd om de tijd te nemen voor, tijd om alvast te worstelen met zichzelf.
Bezinning op de levenshouding
Voor zo’n begeleiding kan een geestelijk verzorger zorgen. Maar ook hij of zij kan dat niet alleen. Korte gesprekjes met personeelsleden op de afdeling, momenten van bevestiging en bemoediging, confrontaties met cynisme en twijfel, steun van lotgenoten, hulp van de psycholoog om moeilijke dagen door te komen: het is allemaal even belangrijk. Tot de kop koffie op het goede moment en het kaarsje in de kerk aan toe. De geestelijk verzorger kan wel vooral zich tot taak rekenen om wat lijn in al die ervaringen te helpen ontdekken en vast te houden. Omdat het ten diepste om levenskeuzes gaat en om het zich bezinnen op de levenshouding, hoort de begeleiding binnen de muren naar een leven buiten bij uitstek tot de taak van een geestelijk verzorger. En juist die geestelijk verzorger zal dan ook de tijd nemen om met iemand die helemaal niet gemotiveerd is op zoek te gaan naar bronnen, van waar uit wel een wat hoopvoller water kan gaan stromen dan het wrokkige: “Ik zie wel”.
Kortgestraften
Ook tijdens korte detenties zou stevig ingezet moeten worden op het motiveren van gedetineerden om zich eindelijk eens een leven te gaan gunnen. Dat is een wat verheven manier van zeggen, maar daar komt het wel op neer. Geestelijk verzorgers kunnen dat. Maar ze kunnen dat niet zonder die andere personeelsleden met een hart voor mensen, die nog even voor sluitingstijd op een cel gaan vragen hoe het er mee staat. Die aanmoedigen en tips geven. Die iemand net even aantreffen als ie stuk zit. Op het beste moment om een lichtje aan te steken in een leven.
1 4
DE WERELD VAN DE NAZORG stichting DOOR staat voor: Door Opvang en Ontmoeting Resocialisatie. Stichting DOOR is een "laagdrempelige" intermediaire voorziening, die wil bijdragen aan het verbeteren van kansen van gedetineerden in het laatste gedeelte van hun detentieperiode en ex- gedetineerden om terug te keren in de samenleving. Veel gedetineerden komen na detentie op straat te staan zonder begeleiding. Van deze groep recidiveert 78% door gebrek aan begeleiding en perspectief. Stichting DOOR biedt een heldere gestructureerde begeleiding op het gebied van wonen, arbeid, relaties, financiën en zingeving waardoor de ex-gedetineerde weer perspectief krijgt op een toekomst zonder criminaliteit. Naast maatschappelijke opvang biedt Stichting DOOR opvang in een justitieel kader. Dit laatste houdt in dat gedetineerden het laatste gedeelte van hun straf kunnen gebruiken om bij Stichting DOOR te werken aan hun terugkeer in de maatschappij. Stichting DOOR investeert in de maatschappij door sociaal beleid, minder criminaliteit, kostenbeparend en een veiliger samenleving. Ieder jaar worden er ongeveer 40.000 mensen ontslagen uit penitentiare inrichtingen. Een groot deel van de terugval in het criminele circuit wordt toegeschreven aan het gebrek van opvang voor (ex) gedetineerden. Deze groep krijgt het niet zelfstandig voor elkaar een nieuwe start te maken. Ze staan letterlijk op straat en kunnen geen kant op. In grote lijnen zijn er twee doelgroepen binnen Stichting DOOR te onderscheiden: - Stichting DOOR biedt gedetineerden aan het einde van hun detentie de mogelijkheid, in het kader van detentiefasering, deel te nemen aan een Justitieel Programma. Hierdoor wordt reïntegratie bevorderd. - Stichting DOOR biedt opvang
en onderdak aan ex-gedetineerden, die wanneer zij uit detentie ontslagen zijn, buiten de poort staan zonder uitzicht op een huis, werk of uitkering. Hierbij is niet alleen de gedetineerde gebaat, maar ook de samenleving. Wat biedt Stichting DOOR? Veel mensen die na detentie vrij komen hebben moeite (of zijn niet in staat) om zelf structuur in hun leven aan te brengen. Vaak is er sprake van gebrek aan werk(ervaring), verstoorde relaties en problematisch hoge schulden. Naast huisvesting wordt een programma aangeboden dat mensen ondersteuning biedt op de volgende terreinen: wonen, arbeid, sociale contacten en omgaan met financiën. Ook wordt er met bewoners gewerkt aan het thema zingeving. Het programma dat wordt aangeboden is niet vrijblijvend, de deelnemers tekenen voor verplichte deelname. Stichting DOOR werkt nauw samen met organisaties als de Stichting Reclassering Nederland, ZCAD (verslavingszorg), Emergis (psychiatrie), Huis van Bewaring P.I. “Torentijd” in Middelburg, de Geestelijke Verzorging binnen het Gevangeniswezen en de Politie Zeeland. Met de Stichting Open Ankh te Soesterberg werkt Stichting DOOR samen in verband met de Leerwerkplaats. Niet elke (ex-) gedetineerde komt in aanmerking. Stichting DOOR hanteert een aantal contra-indicaties om de veiligheid zowel in het huis als van de buurt te kunnen garanderen. Cliënten met ernstige verslavings- en psychiatrische problematiek kunnen daardoor niet voor plaatsing in aanmerking komen.
De begeleiding van Stichting DOOR is gericht op: Wonen: zij biedt onderdak en huisvesting aan degene die na hun detentieperiode niet over huisvesting en/of onderdak beschikken. Arbeidsreïntegratie: zij beschikt over een eigen leerwerkplaats. In het kader van arbeidsreïntegratie worden bewoners middels een 3-fasen methodiek terug naar de arbeidsmarkt begeleid. Relaties: de bewoner met de problemen die liggen op het gebied van sociale vaardigheden en relaties wordt ondersteund door cursussen en trainingen, zoals de sociale vaardigheden en agressiebeheersing. Financiën: oplossingen worden gezocht voor de problemen die liggen op het gebied met financiën. Samen met de bewoner proberen we de schulden af te lossen of een regeling te treffen met bureau Schuldhulpverlening. Daarnaast is er een cursus butgetteren. Zingeving: zij wil, samen met de bewoner, nadenken hoe zij invulling aan hun leven willen geven. Hierbij zullen onderwerpen aan bod komen die te maken hebben met mensvisie, waarden en normen en religie. Deze onderwerpen zijn onlosmakelijke verbonden met de vijf pijlers van Stichting DOOR: wonen, arbeid, relaties, financiën en zingeving. Zingeving is het "cement" voor het programma-aanbod van Stichting DOOR. De interventies die Stichting DOOR aanbiedt op het gebied van wonen, relaties, financiën, arbeid en agressie liggen in het verlengde van het project Terugdringen Recidive van het Ministerie van Justitie. Er is 24-uurs toezicht en een programma van minimaal 26 uur per week dat de
1 5
deelnemer verplicht dient te volgen. Daarnaast is er een wekelijks contact met de reclassering. Arbeidsreïntegratie Veel van onze bewoners hebben weinig of geen arbeidsverleden, anderen hebben gedurende een lange tijd niet aan het arbeidsproces deelgenomen. Om een goede start richting arbeidsmarkt te maken, bieden wij onze bewoners arbeidstraining aan. Fase 1: verfijnde intake, om meer informatie krijgen over de opleidingen, arbeidsverleden en de competenties van de bewoner. Daarnaast is het van belang om een beeld te krijgen van wat de drijfveren, motiva- ties en wensen, maar ook de mogelijkheden en beperkingen van de bewoner zijn. Fase 2: opleidingen, kunnen uit de verfijnde intake komen en/of arbeidsgerichte workshops, cursussen en trainingen. Eerste oriëntatie op de Arbeidsmarkt door nauwe contacten met coördinatoren van arbeidsbureaus. Fase 3: Jobhunting, stichting DOOR beschikt over een sollicitatieServicePunt. Deze ruimte is voorzien van alle faciliteiten die nodig zijn om snel en gericht te kunnen solliciteren. Bovendien is daar altijd een trainer aanwezig om de bewoner naar behoefte te kunnen begeleiden. Jobcoaching. Zodra men een betaalde baan of andere werkvorm gevonden heeft, is er voor verdere begeleiding een Jobcoach. Doel is het verduurzamen van de nieuwe dienstbetrekking door het fungeren als aanspreekpunt voor de bewoner en het adviseren van de werkgever. Duur van deze begeleiding is 6 maanden.
STICHTING MORIA
Stichting MORIA ziet ex-gedetineerde jongeren met andere ogen. Door opvang, begeleiding en voorlichting wil MORIA met én voor hen werken aan een nieuw toekomstperspectief. MORIA is een initiatief van de Fraters Maristen, de Zusters van Julie Postel en de Fraters van Utrecht. Moria wil ertoe bijdragen dat exgedetineerde jongvolwassenen weer kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven, zonder opnieuw terug te vallen in criminaliteit. Uitgangspunten voor Moria zijn hierbij: de bewoner zoveel mogelijk centraal plaatsen door middel van een individuele, planmatige begeleiding. Het is voor Moria telkens weer een uitdaging om maatwerk te leveren, geen confectie. Aansluiten bij iemands mogelijkheden en tempo door een stap-voor-stap benadering. Oog hebben voor de gehele mens. Behalve dat iemand praktische vaardigheden leert, wordt er ook aandacht geschonken aan de persoonlijke ontwikkeling van een bewoner en is er oog voor levensvragen. INITIATIEFNEMERS. Moria werd opgericht door twee congregaties: de Zusters van Julie Postel en de Fraters Maristen. Moria voelt zich verbonden met de mannen en vrouwen die het initiatief namen om met Moria te beginnen. In de loop der jaren hebben de zusters en de fraters zich ingezet voor mensen die een kwetsbare positie innemen in onze maatschappij. Ze hebben dat gedaan door verschillende vormen van zorg en door het geven van onderwijs. Bijzondere aandacht is daarbij altijd al uitgegaan naar de leefwereld van jongeren. Moria sluit zich aan bij een traditie van geëngageerde mannen en vrouwen, zusters en fraters. Het gaat om mensen die worden uitgedaagd door het verhaal van Jezus van Nazareth. De naam Moria is afkomstig uit de bijbel. De naam staat voor een plek waar naar mensen wordt omgezien met respect en vanuit een houding van betrokkenheid. Het is de ervaring van de zusters en de fraters, en het is de ervaring van Moria geworden, dat het leven van mensen een positieve wending kan krijgen als ze mensen ontmoeten die naar hen omzien.
NIEUW: een pastor bij het project Sinds 1 maart 2005 geniet hij van zijn pensioen, na 15 jaar justitiepastoraat. Dat bevalt hem goed. Toch wil hij graag iets blijvends blijven bijdragen aan de pastorale zorg voor mensen. Hij wilde dat doen in de lijn van zijn vroegere werk: pastorale zorg aan ex-gedetineerden. Afgelopen half jaar was hij in gesprek met Moria in Nijmegen. Oud-justitiepastor Laurens Koole gaat zich inzetten voor dit project. ~Zijn€ project staat los van Moria, maar hij mag gebruik maken van hun faciliteiten: een eigen kamer waar hij mensen kan ontvangen, een postadres, en gratis koffie en thee. Laurens heeft zich aangesloten bij de vrijwilligersgroep van Moria z Exodus, met een |status aparte} als ex-professionele pastor. Samen met bovengenoemde partijen zal een geregelde evaluatie gehouden worden. Zoals in zijn werk bij Justitie, wil hij gedetineerden die uit de gevangenis ontslagen worden de gelegenheid bieden om met hem als pastor in gesprek te gaan over vragen rond de zin van hun leven. Hoe pakken ze hun leven na de bajes op? Welke ervaringen doen ze op? Kunnen ze hun weg vinden en overeind blijven? Zo zou pastorale begeleiding tijdens de detentie mogelijk een vervolg kunnen krijgen na de detentie. Dat houdt in collega€s jonge mensen naar hem kunnen doorverwijzen.
1 6
STICHTING DE ONTMOETING: Woon-werkcentrum 'Huize Norel' In Epe staat het woonwerkcentrum ‘Huize Norel’: een landgoed met daarop verschillende gebouwen. ‘Huize Norel’ aan de Heerderweg 49 biedt een resocialisatieprogramma aan daken thuislozen met een detentieverleden. Dit
sociale vaardigheden getraind en huishoudelijke activiteiten verricht. Fase IA: De observatie De eerste fase van het project is de observatiefase. Zes weken lang wordt de deelnemer op allerlei aspecten geobserveerd, en door middel van opdrachten getoetst om te bepalen waar de individuele leerdoelen liggen, zowel op het gebied van arbeid als op het gebied van hulpverlening. Uit de observatie volgt zowel voor hulpverlening als voor arbeid een zogenaamd individueel trajectplan. Hierin staan de leerdoelen die voor de persoon in kwestie nodig zijn met een daarbij behorende tijdsplanning. Elke deelnemer krijgt een mentor die optreedt als individueel trajectbegeleider. Hij is degene die het hele traject in de gaten houdt en ook de begeleiding op het gebied van de hulpverlening verzorgt. Binnen het project is de hulpverlening losgekoppeld van de arbeid (zoals in de maatschappij), mits bepaalde informatie onontbeerlijk is voor goede begeleiding. Fase IB: De leefgroep Na de observatie volgt de rest van fase I, waarin het leven in een groep centraal staat. Deze fase start officieel met het tekenen van een begeleidingscontract (inclusief de huisregels) en het individueel trajectplan. Het doel van deze fase is dat de basis wordt gelegd voor het zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. Op het gebied van arbeid worden activiteiten op het terrein ontplooid met als hoofddoel de arbeidshouding op een voor de arbeidsmarkt acceptabel niveau te brengen. Deze fase duurt maximaal 6½ maand, waarin het programma vrij strak en zwaar is. Op basis van deze periode kan de werkbegeleider zich een goed oordeel vormen over iedere bewoner en zonodig later in een sollicitatieprocedure optreden als referent. In de individuele hulpverlening wordt op basis van het individueel trajectplan gewerkt aan het realiseren van persoonlijke leerdoelen. Veel mentoraatgesprekken, al dan niet met gebruik van video-opnames of andere technieken, beogen een vordering op het gebied van persoonlijke ontwikkeling. Het samenleven in een groep, het dragen van verantwoordelijkheden, het houden van structuur, maar ook communicatieve, sociale en praktisch- huishoudelijke vaardigheden worden in deze fase aangeleerd. Veelvuldige blaas- tests op alcohol en urinecontroles op drugsgebruik worden afgenomen. De inzet en motivatie wordt door het hele team nauwlettend gevolgd. Daarnaast worden op het gebied van arbeid activiteiten op het terrein ontplooid met als hoofddoelstelling de arbeidshouding op een voor de arbeidsmarkt acceptabel niveau te brengen. De tweede fase wordt ingeluid door de verhuizing naar een van de appartementen die zich op het terrein bevinden. Deze fase duurt maximaal 8 maanden. Arbeid richt zich in deze fase meer op werkervaring opdoen buiten het terrein. Onder begeleiding is er zo de mogelijkheid te ervaren wat het is om in het normale arbeidsproces deel te nemen. De afdeling arbeid houdt contact met zowel de deelnemer als de desbetreffende werkgever, stagebegeleider en/of opleidingsinstituut. Aan het eind van het traject vragen zaken als (bij)scholing, stage en arbeidsbemiddeling de volle aandacht.
programma heet ‘Uit de bak, onder dak’. Maximaal achttien mensen kunnen worden opgenomen. Het traject bestaat uit drie fases: fase I, fase II en de nazorgfase. Bewoners werken aan een aantal leerdoelen op het gebied van hulpverlening en arbeid. In de eerste fase wonen ze met elkaar in een soort leefgemeenschap en worden
Wat de hulpverlening betreft komt nu het zwaartepunt te liggen op het begeleiden van zelfstandig wonen, het opbouwen van een sociaal netwerk buiten het terrein en het vinden van een geschikte vrijetijdsbesteding. Aan het eind van het traject, als een werkomgeving bekend is geworden, komt begeleiding bij het zoeken naar woonruimte. Tevens wordt gezocht naar een werk/stageplek buiten het terrein. Fase 3: na afronding van deze fase gaat de bewoner zelfstandig buiten het terrein wonen. Omdat dit een behoorlijke overstap is, kan de bewoner gebruik maken van de nazorg. De overgang naar de maatschappij ervaren veel bewoners als erg bedreigend. Om deze zo vloeiend mogelijk te maken, sluiten we een nazorgcontract af. In dit contract wordt vastgelegd hoe de nazorg gestalte zal krijgen. Voor arbeid geldt daarnaast dat ook de werkgever een beroep kan doen op de aanwezige deskundigheid en mogelijkheden heeft bepaalde problemen met de nieuwe werknemer te bespreken. De maximale periode van de nazorgfase is 1 jaar.
1 7
PROJECT AANSLUITING NAZORG Jaarlijks belanden zo’n 35 duizend inwoners van Nederlandse gemeenten in een penitentiaire inrichting (PI). Dit is een complexe groep: veel van deze mensen leven al langere tijd in de marge van de samenleving, zorgen voor onrust, overlast en schade die rechtstreeks voortkomt uit criminaliteit. Vaak kosten zij ook de gemeente veel geld aan opvang, extra zorg en politieinzet. Het streven is uiteraard dat deze mensen niet terugvallen in hun criminele gedrag. Dat is in het belang van de samenleving en uiteraard ook van de ex-gedetineerde zelf. Daarvoor is goede nazorg nodig. Samenwerking tussen gemeenten andere ketenpartners (zoals reclassering, zorginstellingen, woningbouwco- operaties, openbaar ministerie en politie) en penitentiaire inrichtingen is daarbij onontbeerlijk. door Epko Boerema
Reïntegratie
Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt hard gewerkt om de reïntegratie van onze gedetineerden zo goed mogelijk te laten verlopen. Binnen de muren probeert DJI de mensen al voor te bereiden op de stap naar buiten. Voor langverblijvende gedetineerden (meer dan vier maanden restantstraf na veroordeling) worden kwalitatieve gedragsinterventies ontwikkeld, zoals arbeidstoeleiding, schuldhulpverlening en agressietraining. Voor alle gedetineerden werken we aan vier basisvoorwaarden voor een goede reïntegratie: • identiteitspapieren, • onderdak, • inkomen, • zorg. Op het moment van ontslag willen we graag dat al deze zaken geregeld zijn. Daarvoor is de exgedetineerde primair zélf verantwoordelijk. In de praktijk blijkt echter dat veel exgedetineerden moeite hebben met deze verantwoordelijkheid:
Zij verlaten de inrichting vaak zelfs zonder te weten waar ze die avond moeten eten en slapen. Hun gebrek aan zelfredzaamheid veroorzaakt overlast voor de gemeenten en vergroot bovendien de kans op recidive. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat 71 procent van de ex-gedetineerden binnen zes jaar weer vervalt in hun oude criminele gedrag (Wartna, 2005).
Wat dragen we over?
Om recidive te verminderen, is betere samenwerking hard nodig. De vraag is: hoe kunnen we gezamenlijk organiseren dat gedetineerden op een actieve en sluitende manier vanuit het gevangeniswezen op een goede wijze weer terugkeren in de maatschappij? Is het bijvoorbeeld voldoende als iemand op het moment van ontslag ingeschreven staat bij bureau huisvesting? Of moet het gevangeniswezen ervoor zorgen dat de ex-gedetineerde ook echt een huis heeft? Om zaken goed over te dragen, moeten er heldere afspraken zijn over de samenwerking en de taakverdeling.
Coördinatiepunt
Om de stap naar de buitenwereld voor de gedetineerde te coördineren, vragen we alle Nederlandse gemeenten een vast aanspreek- en coördinatiepunt in te stellen. Dit coördinatiepunt kan dienen om de overdracht van gedetineerden naar de vrije samenleving te begeleiden. Iedere gedetineerde wordt bij binnenkomst gescreend en aan het eind van detentie wordt een rapportage overgedragen aan dit coördinatiepunt. Na de screening worden binnen de eerste vier weken van de detentie alle relevante gegevens ten aanzien van de vier basis deelgebieden (identiteitspapieren, onderdak, inkomen en zorg) naar de gemeente verzonden en afspraken gemaakt. De communicatie tussen gemeenten en gevangeniswezen als volgt geregeld: op uitvoerend niveau via een medewerker maatschappelijke dienstverlening en op beleidsmatig niveau via een zogenaamde “kwartiermaker”. Deze laatste zal de gemeente benaderen om ondersteuning en advies te geven rond inhoudelijke en organisatorische kanten van de nazorg aan ex-gedetineerden. In een dorp met jaarlijks vijf of zes ex-gedetineerden kan dat betrekkelijk eenvoudig zijn. In Den Haag of Amsterdam gaat het echter om nazorg aan duizenden ex- gedetineerden. Bij het opmaken van de screening, het maken van afspraken, het regelen van zaken en het ontslag van een individuele gedetineerde spelen onze medewerkers maatschappelijke dienstverlening een belangrijke rol. Vanaf januari 2006 zijn er 183 medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD’ers) in de penitentiaire inrichtingen werkzaam. Hun taak zal onder andere zijn om over de knelpunten van individuele gedetineerden met de gemeente te bespreken, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan het vervolgtraject en doorverwijzing naar andere ketenpartners, zoals reclassering. Zo weet de gemeente wat DJI op welk moment doet en wanneer welke organisaties aan zet is. De kwartiermakers benaderen de 458 (jan. 2006) gemeenten of deze bereid en in staat zijn om iets met onze informatie te doen en afspraken met DJI te maken. Momenteel hebben ongeveer tweehonderd gemeenten besloten om een contactpunt in te richten. Zo proberen we voor iedere vertrekkende gedetineerde diverse minimale zaken te realiseren. Dit verkleint de kans dat hij overlast veroorzaakt en opnieuw met Justitie in aanraking komt.
Communicatie met gemeenten
Op dit moment zijn de gemeenten en het gevangeniswezen structureel met elkaar in gesprek over betere samenwerking op dit terrein. Dat is al een belangrijke stap in de goede richting. Het Project Aansluiting Nazorg wil bij deze samenwerking graag een aanjagende en adviserende rol spelen. Dit kan onder meer via een website waarop belangrijke managementinformatie terug te vinden is, zoals het aantal inwoners per gemeente dat gedetineerd is, het aantal uitstromende exgedetineerden dat een gemeente binnen een bepaalde termijn kan verwachten en of de beoogde resultaten gehaald zijn. Daarnaast willen we de regionale samenwerking en onze samenwerking met de keten en de gemeentelijke coördinatiepunten verder vormgeven.
18
Voor advies bij het inrichten van een efficiënte en doelmatige infrastructuur voor de terugkeer van (en nazorg aan) exgedetineerden, kan men terecht bij de regionale kwartiermakers. Zij hebben kennis van de doelgroep die (straks) nazorg nodig heeft en kennen de partijen die bij de terugkeer en nazorg van een ex-gedetineerde betrokken zijn. Bovendien zijn ze goed op de hoogte van de gang van zaken binnen de penitentiaire inrichtingen. Ook treden zij op als intermediair tussen betrokken organisaties en de verschillende justitiële Greg is 14 jaar jong en zijn jeugddetentie zal niet zo lang gaan duren. Hij vertelt zijn pastor al in het eerste gesprek alles wat hij van zijn leven kwijt wil. Dat is veel en alles komt in één vloeiende beweging. Het is alsof de betekenis van wat hij zegt niet tot hem doordringt. De pastor verbaast zich telkens heel nadrukkelijk. Wat Greg dan beantwoordt met een glimlach die nauwelijks lijkt te passen. Gregs vader zit vast voor langere tijd, eigenlijk herinnert Greg zich niet dat vader niet vastzat, behalve die keer dat hij vrijkwam. Want moeder had vader altijd opgezocht met Greg erbij, hij was al treinend naar diverse inrichtingen opgegroeid. door Christiaan Donner
Maar toen vader dan op een keer vrijkwam, bleek hij in detentie een andere vrouw te hebben leren kennen, met wie vader nu liever ging samenwonen. Greg kon daarna thuis beter niet meer over zijn vader beginnen. En nee, Greg had zelf ook geen contact meer met zijn vader sinds dat laatste telefoontje, toen vader zich afvroeg of Greg geld voor hem had, omdat ie effe omhoogzat. Greg had het hem wel willen geven, maar hij bezat niks en sindsdien was vader spoorloos. Of hij hem wel wilde zien? Ja, graag, maar volgens zijn moeder zat hij weer vast. |En jij dus ook}, sprak de pastor toen. |Ja}, zei Greg. |Zou het er iets mee te maken hebben, met je vader en dat je hem zo graag als je vader wilt}? |Denkt u?}, vroeg Greg, want zo is ie wel. |Nog één vraag}, zegt de pastor: |wat je me vertelt is zó ellendig, mijn hart breekt om je, Greg.
partijen. Ook wordt ondersteuning geboden bij het organiseren van gemeentelijke bijeenkomsten op het gebied van terugkeer en nazorg. Het Projectbureau Aansluiting Nazorg levert tevens een bijdrage aan het (inter)departementaal beleid met betrekking tot terugkeer en nazorg. Voor meer informatie over het project Aansluiting Nazorg kunt u terecht op: http://www.justitie.nl/onderwerpen/criminaliteit/terugdringenrecidive/Nazorg/index.aspx Dhr. E. Boerema is werkzaam bij Dienst Justitiele Inrichtingen Projectbureau aansluiting Nazorg Gevangeniswezen
WAAR ONTLEENT EEN MENS STABILITEIT AAN? Contextuele aanpak met (ex-) gedetineerden Maar hoe kan jij zelf steeds zo lachen?} |Dat weet ik}, zegt Greg meteen, |toen ik 9 was ging ik communie doen. De kinderen in mijn klas mochten me niet, dus ik liep helemaal alleen achter de anderen aan, de kerk binnen. En toen ik midden in het gangpad was, viel er opeens een grote straal licht helemaal van boven uit een raam de hele kerk door recht op mij. Ik liep in een wolk van licht naar voren. Toen wist ik: God ziet me. En dat pakt niemand me af. Daarom lach ik}. Greg mag op zijn leeftijd van harte zich optrekken aan dat ene lichtpunt, waar hij helemaal op eigen kracht genoeg vindt. Voor wat het waard is, in het gevang. Laat hij uit de hemel die steun voor zijn gevoel van eigenwaarde en zijn vrolijkheid vinden en zich zo mens blijven voelen door alles heen en tegen van alles op. Hij blijft loyaal aan zijn moeder én vader. Laat niemand hem dringen afstand van één van beiden te nemen. Hij houdt zijn eigen erfje vooralsnog bewoonbaar, ook speelt zijn loyaliteit aan zijn vader een vernietigende rol in zijn leven. Laat dat maar voor wat later, als het uitgesprokener in het reine gebracht kan worden. Laat hem nog maar in het licht lopen. Als je wat volwassener groeit redt je het daar niet meer mee. Of je moet inderdaad moederziel alleen op de wereld zijn. Maar dan nog, de familie blijft je familie, ook al zijn ze gestorven. En ze houden hun stemmen die in jou spraakmakend geworden zijn ook over hun graf heen in leven. Tenzij je met hen in gesprek gaat. Om mogelijk te ontdekken, dat ze ook iets anders te zeggen hebben.
In gesprek gaan
Dat is de kern van wat de contextuele benadering van een mens vraagt: in gesprek te gaan met de mensen die een stem gekregen hebben in jouw leven. De stem die jij ze gegeven hebt. Maar wat vraagt het al niet om dat laatste te ontdekken. Laten we even voorbijgaan aan de paar technische termen die in de theorie achter het verhaal van de contextuele aanpak belangrijk zijn: genoeg boeken daarover. Jesse leefde risicovol in een beroep dat veel van hem vroeg, maar waarin hij zich tekort voelde schieten. Afwisselend zocht hij uitwegen in drank of vrouwen. De vrouw met wie hij trouwde voelde zich in zijn familie niet thuis en maakte dat bij elke gelegenheid duidelijk. Sinds het overlijden van zijn vader voelde Jesse zich ook niet thuis bij zijn moeder al wist hij niet waarom. Zijn vader had hem ooit toevertrouwd een minnares te hebben, maar niet te willen scheiden, omdat er teveel op het spel stond. Toen Jesse zelf aan overspel begon en dat uitkwam kon een therapie hem een eind op weg terug brengen naar het leiden van een gewoon, verantwoordelijk leven. De therapeut achtte het verstandig als hij zoveel mogelijk afstand van zijn moeder nam en zijn vrouw trouw aanhing. Jesse deed zijn best, maar raakte als vader en in zijn werk steeds onrustiger. Zijn vrouw en hij dronken wat af en de ruzies werden heviger. Jesse werd bang van zijn eigen agressiviteit. Uiteindelijk forceerde hij een breuk en vertrok. Een nieuwe geliefde bevestigde andere kanten van zijn levenshouding. Hij ontdekte dat zijn spontaniteit en speelsheid krachten waren die hij van zijn moeder had ontvangen. De geliefde drong voorzichtig aan op meer contact met moeder. Ze gingen regelmatig op bezoek en ontwikkelden een hartelijke verhouding. Er hoefde niets uitgesproken te worden. Tot zijn eigen verbazing voelde Jesse voor het eerst sinds jaren rust en evenwicht in zijn leven komen. Hij ging zijn werk met plezier en zelfwaardering doen. Met zijn kinderen kreeg hij nieuwe, verdiepte relatie.
1 9
Achterstallig huiswerk Een
mens betaalt een hoge prijs, als hij of zij denkt de loyaliteit aan vader of moeder op te moeten zeggen voor een beter doel. Een kind wil een goede vader en een goede moeder. Aan de zekerheid dat het goed zit, ontleent het de ervaring van zelfwaardering en evenwicht. Als de liefde van je leven jouw ouders niet ziet zitten, heb je echt een probleem. Niet meteen, maar jaren later. Je hebt van je ouders de zegen nodig bij wat je doet. Om omgekeerd hen te kunnen zegenen. Of voor hen op te komen. Harm was niet gedoopt. Zijn oudere zusje wel. Maar zij was uit het vorige huwelijk van moeder, die daarna heel gelukkig werd met een andere man. De kerk vond dat zij in zonde leefden en weigerde Harm, de vrucht van dit geluk, te dopen. Toen Harm in de bajes raakte ontdekte hij de kerk weer. Eerst met veel wantrouwen en grote aarzeling. Hij heeft zich wat afgezet tegen alles wat in groepen en vieringen werd aangeboden. Maar opeens kwam hij vragen; |Kan ik hier gedoopt worden?} . Zo geschiedde. Harm had achteraf voor zijn ouders de zegen van de kerk binnengehaald. En hijzelf begon daarna voor het eerst wat van zijn leven te maken. Een gedetineerde die vrij komt heeft meestal achterstallig huiswerk liggen in de verhoudingen ‘thuis’. Niet alleen met zijn vrouw, ook met zijn ouders. Of zij nog leven of niet meer: ze vragen aandacht. Bijvoorbeeld omdat ze hem leven gegeven hebben, dat hij zojuist verknald heeft. Of omdat hij hun leven bemoeilijkt heeft danwel onaangenaam gemaakt. Dan wel omdat hij heel veel van hen gevraagd heeft tijdens zijn detentie. Wim€s moeder had nooit tijd voor hem, één van 9 kinderen. Toen hij voor het eerst ging stelen en gepakt werd, kwam ze verrassend hartelijk op bezoek in de jeugdgevangenis. Hij had voor het eerst een moeder. Hij zit nog steeds vast. Primo heeft na een lange detentie de verschillende fasen
van het Exodushuis succesvol doorlopen. Hij heeft werk, krijgt een huis en met zijn vriendin is het toch nog goed gekomen. Zijn beide ouders zijn overleden toen hij vastzat, hij heeft hun graf bezocht. Dan komt hij op straat een oom tegen. Enthousiast vertelt hij zijn verhaal over zijn nieuwe baan en zijn huis en vriendin. |Ben jij belazerd}, roept oom, |in onze familie heeft nog nooit iemand eerlijk gewerkt. Jij bent geen kind van onze familie}. Een week later is Primo teruggevallen in het leventje van voor zijn detentie.
Niet de psychologische, maar de morele keuze
Onvermoede krachten huizen in een mens, onuitgesproken dictaten dwingen haar of hem de dingen te doen “zoals het hoort”, verwarrende stemmen vervoeren een mens tot onzekerheid en wanhoop, ongerichte woede die o zo gerechtvaardigd voelt richt schade bij mensen of de maatschappij aan. Dat alles vormt voor de rechtbank geen excuus en dat is het ook niet. Maar als je dan na een gevangenisstraf je leven weer op wilt bouwen en niet meer in de oude fouten vervallen, dan moet je iets aan je huiswerk op relatiegebied doen. Daarom wordt in Exodushuizen door de begeleiders een contextuele aanpak ingezet, om naast wonen en werken de stemhebbende relaties van de exgedetineerde op orde te krijgen. En daarmee tegelijk aan de vierde sleutel van de zingeving te werken. Want het spannende van de contextuele benadering is, dat niet op een psychologische manier gevraagd wordt, maar dat de morele keuzes aan de orde komen. Niet de psychologie, maar het bestaan zelf, de grond van de levenshouding en de levenskeuzes komen ter sprake. Door het stellen van verbindende vragen komt degene die een eigen levensweg aan het opbouwen is, in relatie te staan tot wat in zijn of haar leven stem heeft en mag hebben (of liever moet gaan zwijgen). Als pastor in een jeugdgevangenis leerde ik zelf van de contextuele benadering aan de jongen die mij net zijn delict opgebiecht had te vragen; ‘En voor wie deed je dit?’ Verraste blikken volgden.“Dat heeft me nog niemand gevraagd”, zei het joch dan. Wat me het meest opviel, was dat de jongen daarna keek, alsof hij zich recht gedaan voelde. En dan gingen we op zoek en we vonden altijd iemand, voor wie hij die diefstal of die overval of wat ook gepleegd had. Dan was er nog een hoop werk te verzetten, maar dat mocht hij zelf kiezen. De contextuele benadering kan een mens helpen het eigen leven in handen te nemen, zó, dat hij of zij niet herhaalt wat al, vaak sinds generaties, de erfenis van de familie geworden is aan schadetoevoegende manieren om te overleven. Een mens kan dan groeien tot iemand, die ook echt doet aan de anderen die in zijn of haar leven betrokken zijn. Daarmee wordt tegelijk het appèl, dat de bijbelse basis van zingeving is beantwoordt: “Mens waar ben je”? en “Mens waar is je broeder?’.
Zijn vader recht gedaanw Elvis was er voor zijn gevoel net aan begonnen zijn leven op orde te brengen, toen een bezoekje aan zijn vroegere vriendin tot een confrontatie met haar nieuwe vriend, een gebruiker, leidde. Wat op de dood van die vriend uitliep. Elvis leed aan de moord die hij ongewild gepleegd had. Wat kon hij nog herstellen? In zijn verhaal bleek drank een grote rol te spelen. Hij was daardoor ook een afwezige en onbehouwen man voor zijn kinderen en geen vader. Wat wenste hij zich, dat te zijn! Maar die stomme drank. Al pratend en vragend bleek, dat zijn vader een alcoholist was, die afwijzend en gewelddadig op de jonge Elvis afreageerde. Elvis praatte op voorstel van de pastor heel wat af tegen zijn vader in een lege stoel in de kamer. |Maar wat ik niet begrijp}, zei Elvis, |is dat ik zelf ook ben gaan drinken, terwijl ik zo gezien heb wat een ellende mijn vader daarmee aanrichtte. Kijk hem nou. Geen van zijn kinderen wil meer contact met hem. Ik ben de enige die hem nu nog zou willen zeggen, dat ik van hem hou, ondanks alles}. En dat heeft hij zijn vader toen geschreven, zonder veel illusies. Vader reageerde niet. Toen vroeg de pastor; |Zou het zijn, dat jij bent gaan drinken om van je vader toch een goede vader te maken? Je hebt hem een paar keer gezegd hoeveel je van hem hield, maar hij reageerde er niet op. Toen je ging drinken zei je hetzelfde}. Elvis dacht erover na en vond het een hele ontdekking. Hij had zijn vader dus recht gedaan! Hij begon zijn kinderen brieven te schrijven. De kinderen kwamen op bezoek. En vonden in hun vader daar in de bajes een wijze en geduldige luisteraar. Al gauw belde hij elke dag met hen. Ze vertrouwden hem alle wee€s en wels van hun leven toe.
20