Inhoud
Nr. 135
Pastorale Nieuwsbrief Eigenheid en wederkerigheid Over pastorale zorg bij mensen met een mentale handicap
Titel inleiding Pieter Vandecasteele
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie Over Caritas en mensen met een verstandelijke handicap Herman P. Meininger
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is ... Rik Beernaert en Pieter Vandecasteele
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn Over het werken met Bijbelverhalen bij matig mentaal gehandicapte en autistische kinderen Linda Delande
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking Inzichten uit de context van het buitengewoon onderwijs Martine Van Dun en Lut Celie
Literatuur Nieuws uit de pastorale commissies Aankondigingen
Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door
Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw, in samenwerking met het Verbond der Verzorgingsinstellingen, het Vlaams Welzijnsverbond en de diocesane Caritassecretariaten.
Kunstwerk: Luc Hoenraet
pastores April Mei Juni 2007
Antwerpen X • P706268
Colofon Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores wil een forum bieden aan pastores die werkzaam zijn in Vlaamse zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, ten einde de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores. Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich in de eerste plaats aan iedereen die in de praktijk of beleidsmatig meewerkt aan de vormgeving van pastorale zorg in Vlaamse zorg- en welzijnsvoorzieningen. Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores brengt (bij voorkeur niet eerder gepubliceerde) bijdragen over een thema samen. Toekomstige thema’s worden achteraan bekend gemaakt. Suggesties voor een thema worden geapprecieerd. Eigen bijdragen zijn steeds welkom, ook los van een thema. Richtlijnen zijn achteraan opgenomen.
Abonnementen
Kunst op de kaft Luc Hoenraet (Aalst, 1941) leeft en werkt in Brussel. Zijn indrukwekkende oeuvre omvat (materie)schilderijen, tekeningen, etsen, lino’s, litho’s, zeefdrukken, installaties, assemblages en collages. ‘Dat het Grieks kruis en het Sint-Andrieskruis doorheen de jaren standvastig bleven opduiken in zowel zijn schilderkunstig als zijn grafisch werk, is tekenend voor de twijfel waaraan de kunstenaar lange tijd onderhevig was. Zijn levenscredo luidde tot het begin van de jaren negentig dan ook niet voor niets: ‘De twijfel is mijn geloof.’ In de jaren die daarop volgden, evolueerde hij als gevolg van een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven tot iemand die in het geloof een existentiële geloofwaardigheid gevonden heeft. [...] In het actuele kunstveld neemt Luc Hoenraet sinds lange tijd de positie van een buitenstaander in. Zijn kunstenaarschap ontleent zijn ‘autonome positie’ vooral hieraan: het verenigt een consequent volgehouden, spirituele zoektocht met een oorspronkelijkheid van stijl en visie die in het hedendaagse kunstlandschap eerder uitzonderlijk is.’ (Patrick Auwelaert in ‘Kunsttijdschrift Vlaanderen’)
Kruip in de pen! Een thema suggereren ? Dat kan! Een bijdrage leveren ? Een artikel, praktijkverhaal, column, bespreking (van een boek, film, artikel, website,…), reflectie, lezersbrief, ervaringsbericht, vraag om informatie, aankondiging, terugblik op een gevolgde studiedag of vorming, cartoon, stripverhaal,…? Alleen of samen met collega’s? Dat kan!
Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij nieuwe abonnering ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt vóór 31 december van de lopende jaargang. Kostprijs (inclusief verzending)
Bezorg uw bijdrage aan de redactie of neem contact op voor concrete afspraken. Enkele richtlijnen voor artikels:
• los nummer: € 7
• enkel noodzakelijke voetnoten opnemen, en achteraan in het artikel referenties naar de belangrijkste literatuur opnemen
• op particulier adres: € 25 • student: € 20 • op adres van de voorziening waar u werkzaam bent: € 22 (eerste abonnement), € 20 (volgende abonnementen) (op voorwaarde dat de voorziening lid is van het Verbond der Verzorgingsinstellingen of van het Vlaams Welzijnsverbond). Zowel voor een nieuw abonnement als voor de verderzetting van een bestaand abonnement kunt u het gepaste bedrag overschrijven op het rekeningnummer 799-5503733-52 (Caritas Vlaanderen, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vermeld in de mededeling naam en adres van de abonnementhouder (en eventueel abonneenummer).
Kernredactie: Regine De Bruycker (secretaris), Koen De Fruyt, Dominiek Lootens, Annick Pollefoort, Filip Zutterman, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredacteur), Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever).
Redactieadres: Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Guimardstraat 1, 1040 Brussel 02 / 507 01 11 •
[email protected] Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
• bij voorkeur digitaal bezorgen aan de redactie, in een word-document, zonder opmaak • minimum 1000 woorden, maximum 4000 • duidelijke en evenwichtige structuur, met onderverdeling in titels en subtitels
• bij reflecties vanuit de praktijk: goed het onderscheid maken tussen praktijkvoorbeeld en reflectie • naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (max 100 woorden) en een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoegen (naam, functie, achtergrond,…) De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria. Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Toekomstige thema’s: • Spiritualiteit van het ouder worden • Praktijkbegeleiding van pastores Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores wordt mogelijk gemaakt dankzij onze sponsors:
Inhoud
Eigenheid en wederkerigheid Pastorale zorg aan mensen met een mentale handicap
TEN GELEIDE Pieter Vandecasteele
............................................................................................................................................................................................................................
3
ARTIKEL Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie. ............................................................................................................5 Over Caritas en mensen met een verstandelijke handicap Herman P. Meininger Hoe zijn mensen met een mentale handicap zichtbaar in onze samenleving? Hoe zijn ze aanwezig in onze kerkgemeenschap? Wat kan ‘caritas’ voor hen betekenen, en wat betekenen zij voor ‘caritas’? Deze vragen vormen het uitgangspunt voor de reflectie van Herman Meininger. Hij onderzoekt verschillende modellen, en ziet een verschuiving van een object- naar een subjectparadigma in de zorgverlening. Drie ongewone sleutelwoorden zetten ons op weg om anders te gaan kijken: verwerken, luisteren en erkennen.
GESPREK Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is…
15
....................................................................................
Rik Beernaert Op zoek gaan naar de eigenheid van pastoraal bij mensen met een mentale handicap is geen evidente opgave. Het vereist een voortdurende dialoog met alle betrokkenen. Vanuit een inside-perspectief duidt Rik Beernaert, opvoeder en pastoraal verantwoordelijke, in dit gesprek enkele belangrijke grondhoudingen aan: authentieke spiritualiteit, onbevooroordeeld luisteren, maar vooral: steeds opnieuw vertrekken vanuit de werkelijkheid zoals die is.
ARTIKEL De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn. ................................................................................................21 Over het werken met Bijbelverhalen bij matig mentaal gehandicapte en autistische kinderen Linda Delande In dit artikel neemt Linda Delande ons mee voor een verkenning van haar klasje ..‘ buitengewone’ kinderen. Een bijbelverhaal lezen is er tegelijk een avontuur en een moeilijke uitdaging. Vaak gaan we in een bijbelverhaal meteen op zoek naar de ‘onderliggende boodschap’, of de tweede verhaallijn. Linda Delande houdt daarentegen een gepassioneerd pleidooi voor de eerste verhaallijn. In haar bijdrage wordt de verrassende zinvolheid daarvan geïllustreerd.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
37 1
De redactie is ervan overtuigd dat deze verrassende zinvolheid ook in de context van de pastorale zorg in voorzieningen gevonden kan worden.
ARTIKEL Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking................................28 Inzichten uit de context van het buitengewoon onderwijs Martine Van Dun en Lut Celie Het omgaan met verlies en rouw bij jonge mensen is niet evident en zeker niet bij kinderen met een mentale handicap. In deze bijdrage gaan de auteurs dieper in op hoe deze jongeren verlies en rouw beleven, en hoe we als begeleider of pastor kunnen helpen in het verwerkingsproces. Op de achtergrond is duidelijk dat deze praktische suggesties vertrekken vanuit een integratieve opvatting over goede zorgverlening.
LITERATUUR ........................................................................................................................................................................................35 NIEUWS ....................................................................................................................................................................................................41 AANKONDIGINGEN ..................................................................................................................................................................44
2
Inhoud
Ten Geleide
Verschil als bron van respect Pieter Vandecasteele
Beste lezer(es), Hierbij presenteren wij u het tweede nummer van de vernieuwde pastorale nieuwsbrief. Een nummer dat net als het vorige nummer over de presentiebenadering een uitnodiging wil zijn om in dialoog te treden over het eigene van de pastorale zorg in de context van zorg- en welzijnsvoorzieningen. Er staat immers heel wat op het spel, en een open dialoog kan ter sprake brengen waar het in pastorale zorg om te doen is. De invalshoek is dit keer niet een innovatieve benadering van zorgverlening, maar wel de concrete pastorale praktijk in voorzieningen voor mensen met een mentale handicap. De reflectie over het eigene van pastorale zorg wordt in dit nummer dus vanuit een specifieke sector en van op de werkvloer zelf gevoed. Dit brengt voor- en nadelen met zich mee. Voor wie werkzaam is in de sector van de gehandicaptenzorg zal dit nummer van de Pastorale Nieuwsbrief herkenbaar zijn, en hopelijk zal het ook prikkelen en tot nadenken aanzetten. Misschien levert het boeiende gesprekken op met collega’s of directieleden. Misschien gaat u zelf aan het werk met enkele praktische suggesties uit een van de bijdragen. De redactie nodigt u in elk geval uit om ons te laten weten wat u ervan vond. De Pastorale Nieuwsbrief wil
immers een ‘uitwisselforum’ zijn voor én door pastores. Aarzel dus niet om ons te contacteren. Wie in een andere zorgsector werkt is misschien geneigd om dit nummer zonder veel aandacht te laten passeren, niet uit desinteresse maar omdat het nu eenmaal minder bij het eigen werkveld aansluit. Dit is echter niet de bedoeling. We zijn er namelijk van overtuigd dat de zoektocht naar de eigenheid van pastorale zorg bij mensen met een mentale handicap heel wat aan het licht kan brengen dat ook relevant is in andere sectoren. De paradigmawissel die Herman Meininger in zijn artikel beschrijft, gebeurt bijvoorbeeld niet exclusief in de context van de gehandicaptenzorg. Overal waar mensen zorgrelaties met elkaar aanknopen, bestaat de mogelijkheid dat de zorgontvanger gereduceerd wordt ‘object’ van de zorg. Zorgrelaties zijn immers steeds asymmetrisch. Die asymmetrie op zich is niet verkeerd, de genoemde reductie is dat wel. Meininger pleit in zijn bijdrage voor een intersubjectieve zorgvisie. Pastorale zorg wordt gekenmerkt door wederkerigheid tussen de zorgverlener en de zorgontvanger. Dit betekent niet dat het verschil – tussen ziek en gezond, gehandicapt of niet-gehan-
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
37 3
dicapt, hulpbehoevend of onafhankelijk – ontkend wordt. Volgens de Franse filosoof Paul Ricoeur is dit verschil zelfs de bron van alle respect1. Rik Beernaert houdt in zijn bijdrage een sterk pleidooi om pastorale zorg te verankeren in de werkelijkheid zoals die is, en niet zoals wij willen of verwachten dat die is. Dit is bij uitstek zo in de pastorale zorg voor mensen met een handicap. Meininger beschrijft aan het eind van zijn bijdrage de noodzakelijke voorwaarden voor een intersubjectieve zorgopvatting. De eerste voorwaarde is ‘verwerken’. De auteur bedoelt hier het wegwerken van diepgewortelde vooroordelen van zorgverleners en pastores omtrent de zorg voor mensen met een handicap. Opnieuw een inzicht dat niet exclusief van toepassing is op de gehandicaptenzorg. Wat opvalt doorheen de verschillende bijdragen van dit nummer is de aanwezigheid en het belang van de presentiepleidooi in de zorgverlening. Niet enkel de expliciete verwijzing naar Baarts theorie in het openingsartikel van Herman Meininger, maar ook de impliciete aandacht voor de presentiegedachte in de teksten van Rik Beernaert, Linda Delande, Martine Van Dun en Lut Celie wijzen erop dat de presentiebenadering diepe sporen achterlaat in het
denken over goede zorg. Het is alsof presentie een refrein wordt dat telkens opnieuw terugkomt, of misschien is het beter te spreken van de grondtoon die steeds op de achtergrond van de muziek aanwezig is. We wensen u alvast veel verrijkend leesgenot, en zien uit naar uw vragen, opmerkingen of reacties. Voor we afsluiten willen we de lezers bedanken die na het verschijnen van het vorige nummer enthousiast reageerden op de nieuwe stijl van de Pastorale Nieuwsbrief, en willen we de nieuwe lezers van harte welkom heten. Enkele trouwe lezers vroegen zich terecht af wat er zou gebeuren met de ‘jaarkring’ die tot het laatste nummer van 2006 na het themagedeelte van de Nieuwsbrief werd aangeboden. De redactieraad besliste om dit liturgische aanbod (vieringen, gebeden, bezinningsmomenten,…) niet meer in de Pastorale Nieuwsbrief zelf op te nemen. Anderzijds is dit aanbod te waardevol om zomaar te laten vallen. Momenteel is de redactieraad bezig met het verkennen van de mogelijkheden om deze jaarkring via het internet en/of via een ‘papieren’ verzending aan te bieden. Wij houden u op de hoogte. Namens de redactieraad, Pieter Vandecasteele
1 PAUL RICOEUR, La différence entre le normal et le pathologique comme source de respect, in Le Juste 2, Paris : Éditions Seuil, 2001.
4
Ten geleide
Artikel
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie Over caritas en mensen met een verstandelijke handicap Herman P. Meininger1
Inleiding Mensen met een verstandelijke handicap zijn tot nu toe weinig zichtbaar in het gezamenlijke vieren en leren van de kerken. Iets zichtbaarder zijn zij in activiteiten waarin de dienende taak van de kerk gestalte krijgt. In de rooms-katholieke traditie spreekt men van caritas, in de protestantse traditie van diaconaat. Toch verschijnen mensen met een verstandelijke handicap daar veelal in een zeer bepaalde rol, namelijk die van ‘voorwerp van dienstbaarheid’, als een doelgroep die bijzondere aandacht behoeft. De vormen waarin dat gebeurt kunnen sterk verschillen. In Duitsland bijvoorbeeld is deze dienstbaarheid sterk geïnstitutionaliseerd. Het grootste deel van de zorgverlening aan mensen met een verstandelijke handicap wordt daar bestuurd en georganiseerd door nauw met kerken verbonden diaconale en caritatieve samenwerkingsverbanden. In Nederland en Vlaanderen is de situatie van oudsher anders. Daar nam het particulier initiatief het bestuur van veel zorgorganisaties voor haar rekening. De protestants-christelijke verenigingen en stichtingen beschouwden hun
werk wel als christelijk liefdebetoon, maar deze zelfstandige organisaties hadden nauwelijks formele banden met de kerken. Aan rooms-katholieke zijde ‘bestaat een iets vastere’ relatie tussen congregaties die de organisatie van zorg op zich hadden genomen en de rooms-katholieke kerkelijke hiërarchie. De aanwezigheid van particuliere initiatieven, het ontstaan en de groei van de verzorgingsstaat alsook de toenemende secularisering en professionalisering van zorgverlening leidden ertoe dat diaconie en caritas zich steeds meer beperkten tot het opvullen van de schaarse gaten in het verzorgingssysteem dat door de overheid in stand werd gehouden. De conclusie zou kunnen zijn dat mensen met een verstandelijke handicap als doelgroep van diaconaal en caritatief handelen vrijwel geheel uit het zicht zijn verdwenen. Dat kan positief worden beoordeeld, wanneer tenminste wordt verondersteld dat mensen met een verstandelijke handicap nu vanzelfsprekend de ondersteuning ontvangen die een zinvol, zelfstandig en geëmancipeerd bestaan mogelijk maakt. Toch is die conclusie om twee redenen voorbarig. In de
1 Dit artikel bevat de ingekorte en bewerkte versie van een hoofdstuk uit de door Herman P. Meininger geredigeerde bundel Van en voor allen. Wegwijzers naar een inclusieve geloofsgemeenschap met mensen die een verstandelijke handicap hebben (Zoetermeer 2004). Zie de rubriek ‘Literatuur’ in deze Pastorale Nieuwsbrief.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
37 5
eerste plaats kan de veronderstelling worden betwijfeld dat de emancipatie van mensen met een verstandelijke handicap min of meer voltooid is en dat zij in alle samenlevingsverbanden als volwaardig medemens worden beschouwd. In de tweede plaats is daarmee het denken over mensen met een verstandelijke handicap als object van caritatieve zorg nog niet verdwenen uit de hoofden van kerkmensen en het handelen van parochiële caritasgroepen. Dat denken keert makkelijk in volle kracht terug als het politieke of economische tij verandert.
met een verstandelijke handicap in caritatief kerkelijk handelen. Voor de goede orde zij vermeld dat ik in het onderstaande de begrippen ‘caritas’ en ‘caritatief’ aan de ene kant en de protestantse terminologie van ‘diaconie’ en ‘diaconaal’ als synoniem beschouw, me ervan bewust zijnde dat laatstgenoemde begrippen in de roomskatholieke traditie misschien wat meer liturgische connotaties bevatten.
1. Een object-paradigma De vraag welke rol mensen met een verstandelijke handicap zouden kunnen spelen als
Het gaat mij hier vooral om de vraag welke rol
subjecten van caritatief handelen veronder-
mensen met een verstandelijke handicap in
stelt dat we ons een beeld vormen van de
ons denken en handelen zouden kunnen
vigerende opvatting en praktijk van caritas.
spelen wanneer zij worden beschouwd als
In dit bestek kan dat uiteraard slechts in
subjecten van caritatief handelen.
grote lijnen. Daarbij laat ik me vooral leiden door het omvattende werk dat op dit terrein
De vraag waar ik over wil nadenken, luidt daarom niet wat caritas zou kunnen betekenen voor mensen met een verstandelijke handicap. Het gaat mij hier vooral om de vraag welke rol mensen met een verstandelijke handicap in ons denken en handelen zouden kunnen spelen wanneer zij worden beschouwd als subjecten van caritatief handelen. Om die vraag te beantwoorden zal ik een beschouwing wijden aan de theologische en maatschappelijke betekenis van kerkelijk caritatief handelen. Vervolgens zal moeten worden besproken wat ‘subject-zijn’ in dit verband betekent. Ten slotte zal ik de oogst van deze reflecties samenvatten en laten zien wat ze betekent voor de rol van mensen
6
is verricht door de Duitse praktisch-theoloog Herbert Haslinger. Haslinger verkent de diaconale theorie en praktijk vanuit drie perspectieven: vanuit het ‘buitenperspectief’ van de samenleving, vanuit het ‘binnenperspectief’ van kerk en theologie en tenslotte vanuit het perspectief van de betrokkenen, dat wil zeggen van degenen op wie caritatief handelen is gericht. Met name de aandacht voor het eigen perspectief van de betrokkenen blijkt in bestaande praktijk en theorie van caritas vrijwel geheel te ontbreken. Dit voert hem tot de conclusie dat de gangbare praktijk grotendeels is geënt op een model waarin de helpende verschijnt als subject en de hulpbehoevende als object.
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Volgens Haslinger heeft dit tot gevolg dat deze praktijk vooral wordt gestempeld door de belangen van de helpenden en door de bevestigende rol die dit helpen speelt voor de samenleving en voor de kerk. Maatschappelijk gezien is ze een lapmiddel dat onrechtvaardige structuren alleen maar bestendigt. Kerkelijk gezien had caritas soms de functie van zieltjeswinnerij. Tegenwoordig krijgt ze steeds meer de functie van bestaanslegitimatie van de kerk tegenover een seculariserende samenleving. Tegelijkertijd echter zijn ‘caritas’ en ‘diaconaat’ in beide westerse geloofstradities vanuit kerkelijk perspectief een randverschijnsel. In het algemeen wordt er minder betekenis aan toegekend dan aan geloofsverkondiging en liturgie en het wordt vrijwel geheel uitbesteed aan leken. Ook in de academische theologie is nauwelijks aandacht voor een doordenking van deze dimensie van christelijk geloof. Hoewel er veel voorbeelden van praktisch caritatief handelen zijn waarvoor de analyse van Haslinger bepaald niet opgaat, kan niet worden ontkend dat veel caritatief handelen in termen van ‘iets voor hulpbehoevenden doen’ of ‘dienst aan de wereld’ gebaseerd is op dit object-paradigma. ‘De wereld’ of ‘de hulpbehoevende’ is dan object van kerkelijk handelen. Als object zijn ze ‘afwijkend’, de wereld omdat ze niet kerk is en de hulpbehoevende omdat die niet voldoet aan de in de samenleving vigerende standaarden van welzijn of mens-zijn. De onderwaardering van caritas en diaconaat in de theologie leidt ertoe dat de situatie van mensen in nood verdwijnt uit datgene wat wordt gezien als de kern van de kerkelijke leer en van de christelijke geloofs-
praktijk. De marginalisering van caritas en diaconaat in kerk en theologie leidt ertoe dat mensen in nood steeds meer als afwijkende en gebrekkige wezens worden gezien. De maatschappelijke stigmatisering waar zij aan onderhevig zijn wordt binnen de kerken gereproduceerd. De ideologische profilering van de helper als een ‘alter Christus’ maakt de mens in nood tot een deficiënt wezen. Ze lijkt vaak meer gericht op de behoefte aan zelfverwerkelijking van de hulpverlener dan op een zorgvuldig beluisteren van de werkelijke nood van de ander. Aldus enkele grondlijnen van de kritische zijde van Haslingers analyse van de hedendaagse praktijk en theologie van caritas en diaconaat. Deze grondlijnen kleurt hij in met een reeks praktijkvoorbeelden die vaak mensen met een verstandelijke beperking betreffen. Hij laat daarin zien, vanuit het perspectief van de betrokkenen, hoe caritatief handelen kan leiden tot maatschappelijke isolatie, infantilisering, anonimisering en vernedering van mensen voor wier welzijn dat handelen is bedoeld. Er zijn echter ook voorbeelden van werkelijke achting voor de ander in nood, van het
De marginalisering van caritas en diaconaat in kerk en theologie leidt ertoe dat mensen in nood steeds meer als afwijkende en gebrekkige wezens worden gezien. De maatschappelijke stigmatisering waar zij aan onderhevig zijn, wordt binnen de kerken gereproduceerd. Een scherp oordeel van de Duitse praktisch-theoloog Herbert Haslinger
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
37 7
bieden van ruimte om zelf en met steun van anderen verandering in gang te zetten en van een solidariteit die niet afstandelijk blijft. Dergelijke voorbeelden brengen Haslinger ertoe het criterium voor nieuwe praktijken en theorieën van caritas te zoeken in de vraag in hoeverre deze praktijken en theorieën proberen de objectstatus van mensen in nood te doorbreken. Eerst dan kunnen ze werkelijk gericht zijn op erkenning en herstel van het subject-zijn van mensen in nood.
Een werkelijk beluisteren van het perspectief van de betrokkenen doorbreekt ‘klassieke’ schema’s en lokt uit tot een adequaat caritatief handelen. Dat kan volgens hem alleen maar wanneer caritas zich in praktijk en theorievorming oriënteert aan de eigen verhalen van mensen in nood zelf. Het beluisteren van het eigen verhaal moet echter niet gebeuren vanuit een vooropgezet schema, bijvoorbeeld van wat in de samenleving geldt als normaal of volwaardig, of van wat in de kerk geldt als gangbare interpretatie van naastenliefde. Een werkelijk beluisteren van het perspectief van de betrokkenen doorbreekt dergelijke schema’s en lokt uit tot een adequaat caritatief handelen. Voor dat adequate handelen formuleert Haslinger een aantal fundamentele criteria: • Caritas vraagt om een onvoorwaardelijke achting voor de waarde van de ander. • Caritas zoekt niet een bevestiging van het eigene, maar bewaart en beschermt het anders-zijn van de ander. • Caritas is vrij van ik-gerichte (kerkelijke of
8
persoonlijke) belangen. • Caritas is getuigenis van God in zoverre ze geen enkel ander doel nastreeft dan de door de mens in nood gehoopte en gewenste verandering. • Caritas geeft verantwoordelijkheid voor de ander gestalte door een voorrangspositie toe te kennen aan mensen in nood. • Caritas laat de mens in nood, juist in diens anders-zijn, subject zijn.
2. Subject zijn van diaconaal handelen Nu kan het misverstand rijzen dat met het subject van caritatief handelen ongeveer hetzelfde wordt bedoeld als het subject dat zich heden ten dage aandient als volwaardige burger: mondig, vitaal, zelfbepalend, rechtendragend, onafhankelijk en consumerend. Daarmee zou caritas uitgeleverd zijn aan een mensbeeld dat zijn wortels heeft in de Verlichting. In dat ‘burgerlijk subject’ gaat het om een mens die op basis van mondigheid en rationaliteit gesocialiseerd is, een mens voor wie de mogelijkheid tot wilsbepaling en de macht tot zelfbepaling de grondslag vormen om zichzelf genoeg te zijn, een mens voor wie relaties met andere mensen secundair van aard zijn. Met betrekking tot mensen met een verstandelijke handicap leidt deze opvatting - en de normativiteit die er inherent aan is - tot een paradox. Ze nodigt mensen met een verstandelijke handicap uit tot deelname aan de samenleving, maar ze doet dat op voorwaarden die geen recht doen aan levenscondities van veel mensen met een verstandelijke handicap (en trouwens ook aan die van veel andere mensen).
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Subject-zijn in theologische zin berust op een ander mensbeeld. Daarin wordt menszijn opgevat als het bestaan van een individu voor het aangezicht van God. Mens-zijn is dus altijd een bestaan in relatie met de ander, met God en met medemensen. Bijgevolg is mens-zijn een solidair bestaan. Mensen staan altijd samen voor Gods aangezicht. Geen mens kan het een ander afnemen voor God te bestaan en in betrekking tot God te staan. Wie subject-zijn voor zichzelf nastreeft is ervoor verantwoordelijk dit eigen subject-zijn zo vorm te geven dat het subject-zijn van anderen er mogelijk door wordt gemaakt. Bij die anderen moet primair worden gedacht aan hen die in hun subject-zijn door onderdrukkende machtsstructuren of door natuurlijke condities (of door een combinatie daarvan, zoals dat bij mensen met een verstandelijke handicap vaak het geval is) beperkt zijn, maar bijvoorbeeld ook aan toekomstige generaties op wier subject-zijn geanticipeerd moet worden. In caritatief handelen moet dan ook sprake zijn van een intersubjectief handelen, niet van een verhouding waarin de ene partij altijd aan de ontvangende kant staat en de andere aan de gevende kant, niet een verhouding waarin de een de norm stelt en de ander pas ‘geholpen’ heet te zijn als hij ook aan die norm voldoet, kortom: niet een subject-objectverhouding. Natuurlijk is er binnen die verhouding sprake van een geven en ontvangen, van een helpen en geholpen worden, maar dat wordt altijd gekenmerkt door wederkerigheid. Het gaat daarin niet om een ruilverhouding, maar om een responsverhouding. Deze wederkerigheid
Iedere caritas, iedere zorgverlening die zich inzet voor dit subject-zijn, begint met de vraag die Jezus aan Bartimeüs stelde: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ (Marcus 10:51)
mag er dan ook niet toe leiden dat fundamentele ongelijkheden tussen rijk en arm, ziek en gezond, gehandicapt en niet-gehandicapt worden verhuld of genegeerd. Belangrijk is om in de concrete asymmetrie van geven en ontvangen toch een gelijkwaardige interpersoonlijke verhouding op te bouwen, een relatie die gebaseerd is op wederzijdse achting van de ene mens voor de andere. Een dergelijk caritatief handelen is niet zozeer gericht op een ‘object’ als wel op een doel, namelijk dat de goede boodschap van Gods Rijk, die in het leven van Jezus van Nazareth gestalte kreeg, in het samenleven van mensen steeds meer zichtbaar en voelbaar wordt. Iedere caritas, iedere zorgverlening die zich inzet voor dit subject-zijn, begint met de vraag die Jezus aan Bartimeüs stelde: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ (Marcus 10:51). Op basis van deze plaatsbepaling van caritas als een intersubjectief proces dat het subject-zijn van mensen beoogt, kunnen nu de bovengenoemde handelingscriteria van Haslinger specifieker worden uitgewerkt. Zo impliceert de onvoorwaardelijke achting voor de ander dat de ander zich serieus genomen weet, ongeacht zijn sociale positie, verstandelijke vermogens, kerkelijke binding of enig ander onderscheidend kenmerk. Onvoorwaardelijke achting voor de ander
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
37 9
houdt in dat mensen geroepen zijn elkaar waar nodig zoveel mogelijk te bevrijden van vormen van afhankelijkheid die deze erkenning relativeren of ondermijnen. Deze bevrijding staat ten dienste van het subjectzijn van de betrokkenen in hun persoonlijke levensgeschiedenis. Ze is dus gericht op het openen van levensperspectieven waarin het subject-zijn verwerkelijkt kan worden, in het leven van alledag, in intieme relaties, in de school, op het werk, in de geloofsgemeenschap, in de verdediging van belangen in het politieke leven.
Toets voor een werkelijke solidariteit met de ander is als die ander merkt: in deze ontmoeting word ik geaccepteerd, word ik gewaardeerd, mag ik zonder angst zijn wie ik ben, kan ik ontdekken hoe ik verder wil en kan leven, word ik benaderd zonder een verborgen agenda, wordt geprobeerd zich in te denken in mijn leefwereld, mee te voelen wat ik voel, mee te beleven wat ik beleef. De exclusieve gerichtheid op de ander en diens subject-zijn betekent daarnaast dat caritatief handelen echtheid veronderstelt. Echtheid in die zin dat het om niets anders gaat dan om een gezamenlijke zoektocht naar concrete humaniteit in een concrete situatie. Echtheid ook in die zin dat de betrokkenen als persoon echt zijn. Zij spelen niet de rol van ‘helper’ of ‘slachtoffer’; zij passen geen ‘technieken’ toe die de ander objectiveren; zij zijn zich bewust van eigen grenzen, angsten, gevoelens, bedoelingen en wensen. Caritas is zodoende primair een empathische en dialogale praktijk, een handelen dat erop gericht is om de ander in zijn
10
eigenheid te begrijpen, al is het maar in eerste aanzet. Ze vereist gedurig een perspectiefwisseling die de gevoeligheid voor nood en onderdrukking van de ander aanscherpt en die het verantwoordelijkheidsbewustzijn voor een humaan samenleven voor het aangezicht van God versterkt. Toets voor een werkelijke solidariteit met de ander is als die ander merkt: in deze ontmoeting word ik geaccepteerd, word ik gewaardeerd, mag ik zonder angst zijn wie ik ben, kan ik ontdekken hoe ik verder wil en kan leven, word ik benaderd zonder een verborgen agenda, wordt geprobeerd zich in te denken in mijn leefwereld, mee te voelen wat ik voel, mee te beleven wat ik beleef.
3. Samen leven met mensen met een verstandelijke handicap Hoewel er uiteraard mensen met een verstandelijke handicap zijn die in bepaalde omstandigheden heel concrete praktische hulp nodig hebben, betekent de aanwezigheid van mensen met een verstandelijke handicap niet op de eerste plaats een vraag om ‘iets te doen’ in de traditionele zin. Primair gaat het om een uitnodiging om ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap zodanig vorm te geven dat een waarachtig samen leven voor het aangezicht van God mogelijk wordt. Caritas waarin het subject-zijn van mensen met een verstandelijke handicap centraal staat, is gebaat bij wat wel eens is aangeduid als ‘intimiteitsruimten’, plekken waar mensen met en zonder handicap elkaar kunnen ontmoeten, plekken waar plaats is voor iedereen. In die intimiteitsruimte zou bewust aandacht moeten zijn voor de weerstanden
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
en ambigue gevoelens die deze ontmoeting met zich meebrengt en voor de vooroordelen die ermee verbonden kunnen zijn. Als uitwerking van deze gedachte wil ik drie nauw met elkaar samenhangende aspecten van een dergelijke ontmoeting nader bezien: verwerken, luisteren en erkennen.
• Verwerken Een verstandelijke handicap, hoe men deze ook definieert, roept bij degenen die niet verstandelijk gehandicapt zijn weerstanden en ambigue gevoelens op. Mensen met een verstandelijke handicap hebben niet alleen te kampen met de functionele beperkingen, maar vooral ook hebben ze te lijden van de manier waarop door anderen op die beperkingen wordt gereageerd. In caritatief handelen moeten we ons niet alleen bewust zijn van de stigmatisering en discriminatie die door bestaande vooroordelen wordt bevorderd, vooral moeten we een besef ontwikkelen voor de diepe worteling van deze vooroordelen in ons eigen hart, in onze eigen kerk, in onze eigen theologie, in ons eigen handelen. Dat vereist onder meer een proces van verwerking van die weerstanden en ambigue gevoelens. Er is veel geschreven over verwerkings- en acceptatieprocessen bij ouders van kinderen met een handicap. Eigenlijk is nooit iets dergelijks geschreven over al die anderen die ook met deze kinderen – en later met deze volwassenen – te maken hebben. Echter, bij elk van deze anderen – of het nu familieleden, professionele hulpverleners, vrijwilligers, buren zijn – is eveneens sprake van zo’n verwerkings- en acceptatieproces. De onderkenning daarvan is van wezenlijk belang. Er zijn nogal wat ouders die met veel
worsteling uiteindelijk hebben leren leven met hun gehandicapte kind, maar die in hun familie, vriendenkring of parochie slechts op min of meer stilzwijgend onbegrip stuitten voor het proces dat zij daarbij doormaakten. Soms raakten zij zelfs geïsoleerd. Op afstand willen veel mensen nog wel mooie woorden wijden aan de integratie van mensen met een verstandelijke handicap. Dat dunne laagje politieke correctheid kan evenwel snel bezwijken als men zelfs maar het vermoeden heeft dat de aanwezigheid van mensen met een verstandelijke handicap de eigen belangen raakt. Het zou een belangrijke taak van caritas kunnen zijn om aandacht te vragen voor de noodzaak van verwerkings- en acceptatieprocessen in ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap. Waar dat gepast is zouden dergelijke processen ook begeleid kunnen worden. Daarbij zouden mensen met een (verstandelijke) handicap zelf en hun ouders een belangrijke rol kunnen vervullen. Vanuit hun verschillende perspectieven kunnen zij anderen leren om te gaan met alles wat belemmerend kan zijn om de verstandelijk gehandicapte ander als mens, als broeder of zuster in Christus te ontmoeten:
Er zijn nogal wat ouders die met veel worsteling uiteindelijk hebben leren leven met hun gehandicapte kind, maar die in hun familie, vriendenkring of parochie slechts op min of meer stilzwijgend onbegrip stuitten voor het proces dat zij daarbij doormaakten. Soms raakten zij zelfs geïsoleerd.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3711
de pijn, de weerstand, de neiging zich af te wenden, de neiging om te romantiseren, de stereotypen, enzovoort. Dergelijke processen kunnen voor alle betrokkenen leiden tot een sfeer van ontvankelijkheid en tot een omgangsstijl waarin de ambigue gevoelens niet worden ontkend maar zodanig worden bewerkt dat de ander daarin recht wordt gedaan.
• Luisteren Het is beschamend dat in de zorgverlening het perspectief van de direct betrokkene vaak onderbelicht blijft en ook in de theorie eigenlijk geen rol van betekenis speelt. Haslinger vraagt daarom aandacht voor de eigen verhalen van de direct betrokkenen, in dit geval van mensen met een verstandelijke handicap en hun familieleden. Zorgverlening is geïnformeerd door rijkelijk abstracte en daardoor weinig motiverende gegevens over de nood waarin mensen verkeren. Veel waarde wordt gehecht aan de wetenschappelijke betrouwbaarheid van dergelijke gegevens. Wat als probleem is gesignaleerd, moet ook volgens wetenschappelijke maatstaven een probleem zijn van een aard en een omvang die caritatief handelen legitimeert. In deze meestal cijfermatige en door vakjargon gekleurde presentatie van de feiten raakt de geleefde werkelijkheid van de direct betrokkenen echter zoek en daarmee ook het doorleefde inzicht in de aard en de omvang van het probleem in hun leven. Eigen verhalen moeten daarom worden verteld en beluisterd. Dat vraagt niet alleen om bereidheid tot vertellen en luisteren, maar ook om bepaalde vaardigheden van verteller en luisteraar. De context van maatschappelijke vooroordelen en persoonlijke
12
weerstanden is een bemoeilijkende factor. Ze hebben tot gevolg dat unieke verhalen door hoorders vaak ingepast worden in bestaande stereotypen. Mensen met een verstandelijke handicap en hun ouders vergaat dan op den duur de lust om hun verhaal te vertellen. Soms ook hebben mensen – en dat is bij mensen met een verstandelijke handicap vaak het geval – gericht hulp nodig om op hun eigen verhaal te komen. Zelden worden ze uitgenodigd om iets over zichzelf te vertellen. Vaak zijn hun pogingen om hun eigen verhaal te vertellen afgekapt of overschreeuwd. Om datgene tot uitdrukking te brengen wat zij in hun leven als essentieel ervaren, hebben ze vaak ondersteuning nodig in de vorm van gerichte – en toch open – vragen. Vaak moeten toehoorders leren subtiele nonverbale signalen op te vangen. Vaak ontbreekt het toehoorders aan geduld om wat moeilijk verstaanbaar is te begrijpen en op de juiste wijze te duiden. Daar staat overigens tegenover dat veel uitingen in woord en gedrag van zogenaamde ‘normale’ mensen voor mensen met een verstandelijke handicap volslagen onbegrijpelijk zijn. Helpen om te vertellen en om te luisteren zou opdracht kunnen zijn van een caritas die het subject-zijn en het samen leven van mensen voor Gods aangezicht beoogt. Daarbij richt de zorgverlening zich vooral op de verhalen van die mensen wier stem nauwelijks tot klinken kan komen of wier stem nauwelijks wordt gehoord.
• Erkennen De mogelijkheid tot en de groei naar subject-zijn van mensen is geheel en al afhankelijk van de erkenning van dit
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
subject-zijn door anderen. Wie en wat wij zijn, onze persoonlijke en onze sociale identiteit,ontvangen wij uit de hand van de ander. Deze afhankelijkheid, die in het burgerlijke subjectdenken wordt onderschat of zelfs genegeerd, is wezenlijk voor het subject dat voor Gods aangezicht leeft. De erkenning van de ander, het werkelijk serieus nemen van de ander, de solidariteit met de ander is gegrond in het geloof dat mensen hun bestaan te danken hebben aan een God die hen erkent, hen serieus neemt en solidair met hen is, een God die hen roept tot eenzelfde erkenning van de ander. De intersubjectiviteit en de bevrijdende echtheid die kenmerkend zijn voor caritatief handelen zouden moeten leiden tot een erkenning van de eigen bijdrage die mensen met een verstandelijke handicap kunnen leveren aan de vierende, lerende en dienende gemeenschap die de kerk is. Dat betekent dat erkend moet worden dat mensen met een verstandelijke handicap behalve iets te ontvangen ook iets te geven hebben. Hier is het aspect van ‘echtheid’ van groot belang. Want dat mensen met een verstandelijke handicap iets te geven hebben, blijkt niet uit de romantisering van bepaalde gewenste eigenschappen waarvan men veronderstelt dat de meeste verstandelijk gehandicapten die bezitten, zoals bijvoorbeeld spontaniteit, blijheid of eenvoud van geloof. De werkelijkheid van de concrete ontmoeting is meestal weerbarstiger en genuanceerder dan deze oppervlakkige stereotypieën doen vermoeden. Het geven van verstandelijk gehandicapten blijkt ook niet op zichzelf uit hun daadwerkelijke betrokkenheid bij de vervulling van bepaalde taken in de geloofsgemeenschap. Er zijn immers nog te veel mensen met een verstandelijke handicap die
voor spek en bonen meedoen of die op geen enkele manier betrokken zijn bij kerkelijke activiteiten. Het geven van mensen met een verstandelijke handicap zou wel eens vooral kunnen bestaan in de voortdurende uitnodiging die hun aanwezigheid betekent voor een transformatie in denken, voelen, willen en handelen. Een dergelijke transformatie kan een bevrijding betekenen van ons individualisme, ons rationalisme, onze eenzijdige waardering van het cognitieve en onze beperkte interpretaties van wat geldt als geloof, als nut of als prestatie. Waar caritas intersubjectief is, onthult ze dit geven van mensen met een verstandelijke handicap.
De intersubjectiviteit en de bevrijdende echtheid die kenmerkend zijn voor caritatief handelen zouden moeten leiden tot een erkenning van de eigen bijdrage die mensen met een verstandelijke handicap kunnen leveren aan de vierende, lerende en dienende gemeenschap die de kerk is. Dat betekent dat erkend moet worden dat mensen met een verstandelijke handicap behalve iets te ontvangen ook iets te geven hebben. De erkenning voor dit geven begint ermee dat geloofsgemeenschappen niet alleen fysiek toegankelijk worden, maar dat zij zich blootstellen aan de geleefde en beleefde werkelijkheid van mensen met een verstandelijke handicap. Dat kan alleen maar in een persoonlijke ontmoeting in het dagelijkse leven: door samen tijd door te brengen, door samen te spelen, te kletsen, uit te gaan, feest te vieren en verdrietig te zijn. De Nederlandse praktisch-theoloog Andries Baart omschrijft het bijbehorende proces als
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3713
‘exposure’. Dat proces bestaat erin ruimte te maken voor de ander en het andere, middels het opschorten van de eigen betekenisschema’s. Tegelijkertijd moet men de eigen reacties op de ander leren begrijpen, hanteren en zuiveren, door zichzelf voortdurend te (laten) ondervragen en te leren doorzien welke culturele en persoonlijke opvattingen en vooroordelen die reacties kleuren. Pas dan wordt het mogelijk een ontvankelijkheid en toewijding te ontwikkelen die recht doet aan de ander. Pas dan wordt de perspectiefwisseling mogelijk die voorwaarde is voor gemeenschap en solidariteit.
Het geven van mensen met een verstandelijke handicap zou wel eens vooral kunnen bestaan in de voortdurende uitnodiging die hun aanwezigheid betekent voor een transformatie in denken, voelen, willen en handelen.
Besluit Verwerken, luisteren en erkennen zijn vermoedelijk niet direct de eerste woorden die ons te binnen schieten als wij aan caritas denken. Ze weerspiegelen echter de opvatting dat het belangrijkste wat caritas voor mensen met een verstandelijke handicap kan doen erin bestaat het soort gemeenschap en het soort mensen te zijn dat kerken en christenen krachtens hun roeping behoren te zijn. Werkelijk dienstbaar aan de ander zijn we wanneer we gedurig werken aan die veranderingen in ons kerk-zijn en in onszelf,
14
die mensen met en zonder handicap kunnen bevrijden tot een samen leven voor Gods aangezicht.
Over de auteur Prof. dr. Herman P. Meininger (1946) studeerde theologie en pastorale psychologie aan de Universiteit van Leiden en werkte als geestelijk verzorger in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij promoveerde op een theologisch-ethische studie van zorgverlening. Zijn onderzoeksgebied is de normativiteit in de praktijk van de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Momenteel is Meininger bijzonder hoogleraar ‘sociale integratie van mensen met een verstandelijke handicap’ aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Geraadpleegde literatuur ANDRIES BAART, Een theorie van de presentie, Uitgeverij Lemma, Utrecht, 2001. HERBERT HASLINGER, Diakonie zwischen Mensch, Kirche und Gesellschaft. Eine praktisch-theologische Untersuchung der diakonischen Praxis unter dem Kriterium des Subjektseins des Menschen. Würzburg: Seelsorge Echter, 1996. HERMAN P. MEININGER, Werken met levensverhalen: een narratief-ethische verkenning, in Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan verstandelijk gehandicapten 29/2 (2003) p. 102-119. HERMAN P. MEININGER (red.), Van en voor allen. Wegwijzers naar een inclusieve geloofsgemeenschap met mensen die een verstandelijke handicap hebben, Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2004.
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie
Gesprek
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is… Rik Beernaert Rik Beernaert, (begeleider en verantwoordelijke pastorale en levensbeschouwelijke dienst.) en Pieter Vandecasteele Je bent zo mooi anders dan ik, natuurlijk niet meer of minder, maar zo mooi anders, ik zou je nooit anders dan anders willen.
H. Andrews
Dit gedicht van Hans Andreus wijst er op dat we allemaal anders zijn. Bij mensen met een verstandelijke handicap speelt de ratio een veel minder belangrijke rol. De beleving, het emotionele, staat centraal. Zowel vreugde als verdriet beleeft men vaak van kop tot teen. Het soort handicap speelt hierbij natuurlijk een belangrijke rol. Mensen met autisme staan rationeler in het leven. Emoties worden ook veel minder toegelaten. Bij hen resulteert dit vaak in een doorgedreven structurering van de werkelijkheid. Mensen met het syndroom van down daarentegen leven veel meer vanuit het gevoel. Vaak zijn nieuwe situaties beangstigend omdat men zich moeilijk kan oriënteren, een gebeuren in een bredere context kan plaatsen.
Anderzijds kunnen we zeggen dat zij echt tevreden kunnen zijn met de aanwezigheid van anderen; ze hebben een groot vertrouwen in de mensen die hen omringen. Ze staan ongekunsteld in het leven. Bij een ziekenhuisopname bijvoorbeeld is het goed dat er een vertrouwenspersoon meegaat. Vaak zijn dergelijke situaties enorm stresserend. Duidelijke boodschappen geven is ook belangrijk. Wanneer je tegen een bewoner zegt: ‘Je mag volgende week naar huis’, wanneer is dat dan, ‘volgende week’? In Tertio schreef je ooit dat iedere tijd een nieuwe invulling moet brengen van het idee ‘zorg’. Meininger doet dit in zijn bijdrage aan de hand van drie kernwoorden: verwerken, luisteren, erkennen. Hoe zie jij dit? Op vele terreinen is er sinds de laatste tien à twintig jaar een enorme evolutie aan de gang. Er wordt veel meer inzichtelijk gewerkt dan vroeger. Het onderscheid tussen diverse handicaps is sterk gegroeid en zorgt voor een meer specifieke benadering in zorggradaties. Waarom geloven? Je kan toch ook zonder geloof goed zorg dragen? Dat is inderdaad zo. Vroeger kon dit niet los gezien worden van het christelijke. Nu weten we dat chris-
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3715
telijke waarden in de eerste plaats humane waarden zijn. Deze kunnen beleefd worden vanuit eender welke levensbeschouwing. Deze vaststelling daagt ons uit om een exactere beschrijving van de pastoraal te zoeken. Wat is dan zo specifiek christelijk? Hier kom ik straks op terug. We leren de mens te zien in zijn volledig ontwikkelingsperspectief: lichamelijk, rationeel, emotioneel, psychisch. Het is belangrijk om de interactie tussen deze verschillende dimensies te begrijpen om van een goede begeleiding te kunnen spreken. Van een volwassen persoon met een verstandelijke leeftijd van 7 jaar en een emotionele leeftijd van 3 jaar mag je niet verwachten dat hij dingen kan die iemand met een verstandelijke, lichamelijke, emotionele leeftijd van 7 jaar wel kan…
Reflectie op het eigen handelen neemt dan ook een belangrijke plaats in mijn werk. De uitdaging: de hierboven vernoemde waarden omzetten in concreet handelen. Het zijn bakens die me leiden en de kans geven om te groeien in medemenselijkheid. In die zin is pastoraal bezig zijn meewerken aan een humaan klimaat. Een belangrijk principe is dat we elke bewoner benaderen vanuit zijn eigenheid. De kansen en mogelijkheden die ze in zich hebben moeten we aanspreken. We zijn echter vaak geneigd ons eigen verwachtingspatroon op te dringen. Alsof ze moeten beantwoorden aan wat wij wensen. Respect voor hun eigenheid is belangrijk. Waar dit gebeurt zie
16
je bewoners openbloeien. Dat is trouwens niet anders bij valide personen: aanvaard worden zoals je bent en van hieruit verder je leven uitbouwen is een must om van een goede en evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling te kunnen spreken. Bovendien is er nog de eigen geaardheid, de culturele achtergrond waar rekening mee gehouden moet worden. Je ziet dat pedagogie, psychologie vaak een eigen leven leiden, zonder dat er daar onmiddellijk een of andere levensbeschouwing aan vastgeknoopt wordt. De pedagogie en de psychologie hebben als het ware het actieterrein van de pastoraal werker voor z’n voeten weggemaaid. In de Heilspedagogie van Rudolf Steiner zie je dat dit verband er wel is. Een belangrijke levensles die we in de zorg moeten meenemen is het ‘leren aan de werkelijkheid’. Bij de werkelijkheid blijven zoals die is, niet zoals we hem zouden willen. Heel wat spanningen en conflicten komen hieruit voort. Niet voorbij gaan aan dewerkelijkheid-zoals-die-is zorgt ervoor dat mensen zich herkend en begrepen voelen. Wanneer mensen bang zijn, hoor je vaak de sussende raad: ‘je moet niet bang zijn, je kan het wel’. Angst mag er blijkbaar niet zijn, het wordt verdrongen, het stapelt zich op in het onbewuste. Daarentegen biedt elk gevoel dat ernstig genomen wordt en beluisterd wordt, je de kans om door dat gevoel heen te groeien. Bij ontkenning (of sussende raad) komt dit groeiproces niet tot stand. Eender welk gevoel moet beluisterd worden, weliswaar zonder je daardoor te laten bepalen. Gevoelens zeggen iets over je eigen
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is…
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is…
innerlijke processen. Het wordt te vaak vergeten dat verdrongen materiaal in het onbewuste zijn eigen leven gaat leiden. Daarom moet gewezen worden op het grote belang van de erkenning van gevoelens, twijfels, angst... Agressie en geweld komen voor waar langdurig bepaalde gevoelens ontkend en verdrongen worden. Ook diverse lichamelijke klachten, bitterheid, … kunnen hieruit voort komen. Je bent tegelijk pastor en opvoeder. Hoe vallen die twee jobs te combineren? Bestaan er veel spanningen tussen beide, of is er eerder sprake van overlappingen? Wat mij betreft is deze combinatie ideaal. Vooreerst is pastoraal werken goed pedagogisch werken. Wat ik als fundamenten uit het geloof haal, kan ik elke dag toepassen: aandacht voor elkaar, elkaar gelijkwaardig behandelen (ondanks de vele verschillen), samenhorigheid, wederzijds respect. Kleine dingen maken het verschil, bijvoorbeeld hoe ik iemand aanspreek, of hoe ik iemands tanden poets? Of op sociaal vlak: hoe gaan we om met conflicten, meningsverschillen, verschillenden standpunten,… Reflectie op het eigen handelen neemt dan ook een belangrijke plaats in mijn werk. De uitdaging: de hierboven vernoemde waarden omzetten in concreet handelen. Het zijn bakens die me leiden en de kans geven om te groeien in medemenselijkheid. In die zin is pastoraal bezig zijn meewerken aan een humaan klimaat. Dit vind je heel sterk terug in het leven van Jezus. Als je ziet hoe hij omgaat met mensen: onbevooroordeeld. Een
gedragskenmerk dat je trouwens heel vaak bij mensen met een verstandelijke handicap tegenkomt. De spirit waaruit deze waarden tot leven komen kan verschillend zijn, maar het uiteindelijke resultaat dat we beogen is steeds hetzelfde: een menswaardig klimaat waar ruimte gecreëerd wordt voor het ontwikkelen en het tot bloei komen van elkanders talenten. Anderzijds moet er heel veel respect en begrip zijn voor de vele beperkingen die mensen kunnen hebben. Een adequaat verwachtingspatroon is hier op z’n plaats. Hier bevinden we ons op een zuiver spiritueel vlak: de geestdrift, de gedrevenheid om met mensen om te gaan, vind je hier. Deze spiritualiteit betekent gedreven door de gedachte ‘je mag er zijn, wie je ook bent’. Gedreven door een innerlijke stuwkracht. Je put kracht uit een innerlijke bron. In contact komen met en leven vanuit deze bron is een groeiproces; dit kan door overgave, uit handen geven. Een terrein dat door weinigen gekend is. Juist hier vinden we een meer specifieke omschrijving van spiritualiteit. Hier onderscheidt spiritualiteit zich van de psychologie en de pedagogie. We ontdekken, dankzij het verhaal van Jezus, dat we ‘in’ ons een enorme levenskracht dragen die ons doet leven. Spiritualiteit is, zoals in vele andere godsdiensten, een verwijzing naar die innerlijke bron van hoop, liefde en vertrouwen. Bij het toepassen van het christelijk gedachtegoed in het concrete leven zie je hoe moeilijk het soms is om dit te verwerkelijken. Steeds opnieuw beginnen met elkaar, vergeving, …
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3717
staat vaak haaks op een cultuur van geduw en getrek om het eigen gelijk. Het is alsof de christelijke leer een stap verder wil zetten in de menselijke evolutie en dat we daar nog niet echt aan toe zijn. Het is mooi te leven voor gelijkwaardigheid en evenwaardigheid, maar als het erop aankomt zie je dat dit vaak niet geconcretiseerd wordt.
De vraag is veeleer: zijn we in staat ons leven uit handen te geven, toe te vertrouwen aan een diepere grond. Durven we leven vanuit deze plaats, of zijn we te bang en houden we liever vast aan valse zekerheden? En dat zijn de pijnpunten in onze job: de vaak terechte kritiek. Inderdaad, deels hebben ze gelijk, niet altijd handelen we adequaat. Maar het gaat in de spiritualiteit niet in de eerste plaats over ons handelen. De vraag is veeleer: zijn we in staat ons leven uit handen te geven, toe te vertrouwen aan een diepere grond. Durven we leven vanuit deze plaats, of zijn we te bang en houden we liever vast aan valse zekerheden zoals macht en prestaties? Ik zie veel collega’s in het pastoraal werkveld verbitterd worden. Het is niet meer zoals het was, onze zeggingskracht hangt steeds meer af van onze persoonlijkheidssterkte. Velen hebben het gevoel geen voet aan de grond te krijgen. We hebben niets te zeggen. Nochtans zie ik het huidige klimaat als een uitdaging. Daar ligt precies onze opdracht: heel concreet in de dagdagelijkse omgang getuigen van die innerlijk bron van Hoop. Elkaar laten aanvoelen dat die bron ‘in’ elk
18
van ons aanwezig is. Contemplatie en actie die elkaar wederzijds verrijken. Dorothee Sölle beschrijft dit goed in haar boek ‘Mystiek en verzet’. Beide polen zijn nodig om staande te blijven, om het vuur brandend te houden, om die belangrijke levenswaarden warm te houden. De titel van deze Pastorale Nieuwsbrief is ‘Eigenheid en wederkerigheid’. Wat is de eigenheid van pastorale zorg aan mensen met een mentale handicap, en hoe ervaar jij die wederkerigheid? Zoals eerder gezegd: leren leven in de werkelijkheid zoals die is. Dat is zin-vinden in het leven, ook als dit meer bestaat uit beperkingen dan uit mogelijkheden; een realiteit die niet altijd zo mooi is, een realiteit waarmee je niet bij iedereen terecht kan. Naar mijn gevoel kan je die zin vinden in religieuze context: we zijn meer dan onze buitenkant of onze kwetsuren. Vaak worden we hiermee geïdentificeerd. We dragen allemaal die goddelijke vonk in ons. Vanuit dit idee komen we tot het begrip gelijkwaardigheid. Ondanks het gekwetste leven toch mogen ervaren dat je er mag zijn. Daar waar mensen aan voorbij gaan: melaatsen, vreemdelingen, gehandicapten, kinderen,… juist daar hield Jezus halt. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan spreekt hier duidelijke taal. Je kan om verschillende redenen de werkelijkheid omzeilen. Je kan ze ontvluchten, ertegen vechten of ontkennen. Maar die werkelijkheid blijft ons achtervolgen als een schaduw. Monniken verwoorden het als volgt: blijf bij jezelf; bij je eigen gevoelens, je eigen gedachten. Wat we ontwijken, zijn meestal
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is ...
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is ...
zaken die we niet aangenaam vinden. Schaamte, schuld, onmacht, verdriet, pijn, … er is heden ten dage een taboe op het uiten van dergelijke gevoelens. Onder ogen durven zien wat het leven ons soms aandoet, ongevraagd. Denken we maar aan mensen die na een auto-ongeluk volledig verlamd zijn, of bij de geboorte te horen krijgen dat hun kind met een handicap door het leven zal moeten gaan. In een cultuur waar je bijna alles zelf kan kiezen, zelf kan bepalen over het wat en hoe, krijgen we te maken met zaken in ons leven waar we niet om vragen. Dingen die ons hele leven overhoop kunnen gooien én vaak diepe kwetsuren teweeg brengen. Elkaar hierop attent maken is belangrijk. Hiervoor tijd maken is niet evident: ook hier hebben we vaak wel een of andere reden om dit te ontwijken: geen tijd, iets anders te doen dat voorrang heeft,… Wat zijn volgens jou de uitdagingen voor pastorale zorg in de context waar je werkzaam bent?
komen. Vooral niet zoveel zeggen, maar luisteren , ‘onbevooroordeeld’ luisteren! Vroeger was God voor mij een vaag fenomeen, hier ergens rondhangend. Hij was er wel, maar ook soms weer niet. Nu vind ik God in mezelf en in andere mensen, temidden van de gehele schepping. Waar je ook gaat, God is er. Maar ook hier, zo nu en dan moet je tijd maken, je leeg maken om die goddelijke ruimte gewaar te kunnen worden en je daaraan toe te kunnen vertrouwen. Gods Geest in mij, drager van mijn bestaan. Geloven blijft een tegenbeweging in onze menselijke natuur. We willen alles onder controle hebben, beheersen, in handen hebben,… We doen dit door een overdreven waarde te hechten aan onze prestaties, aan het uitbouwen van een imago,… Prestaties zijn goed, als dit het resultaat is van het ontwikkelen van je eigen talenten. Dit is een ander presteren dan uit het oogpunt van winst maken en elkaar te beconcurreren.
Dé grote uitdaging op pastoraal vlak ligt vooral in het vinden van een taal die mensen aanspreekt, waar mensen zich in kunnen herkennen, zich erkend voelen. De taal is vaak te moeilijk. De band met de werkelijkheid wordt niet gezien. Taal wordt ook vaak beperkt tot verbaliteit. Zeker in onze sector is de lichaamsstaal even belangrijk: mimiek, gebaren,… je kan er veel uit aflezen.
Geloven is uit handen geven, je durven toevertrouwen aan een bestaande werkelijkheid waar we op kunnen vertrouwen. Niet iets vaags, maar een concrete diepe aanwezigheid. Een aanwezigheid waar mensen, doorheen de gehele geloofsgeschiedenis, vertrouwen gevonden hebben en vinden om het leven aan te kunnen. Anderzijds blijft dat goddelijke een mysterie. Je kan er niet aan bijschaven, je kan het niet manipuleren: het is een op zichzelf staande werkelijkheid die alles overstijgt.
Enerzijds moeten we terug naar de bronnen van ons geloof, anderzijds moeten we een vertaling vinden die heel concreet gericht is op de doelgroep waarmee we in contact
Als we ons pastoraal handelen willen heroriënteren in deze snel evoluerende technologische wereld hebben we hier een troef in handen: voeling krijgen met die
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3719
innerlijke krachtbronnen en in alles wat we doen die hoop, die vrede naar boven laten komen. Getuigen van het Leven, zoals Jezus deed met Pasen. Geloven is als een krachtbron om met de ‘werkelijkheid-zoals-die-is’ te kunnen omgaan, zonder enige dimensie uit te sluiten. Op die manier wordt het een draagvlak voor de realiteit in z’n geheel. Waar dit innerlijk vuur gedoofd wordt, is er nog weinig sprake van dynamiek en motivatie. Dan verwordt de zorg tot het invullen en bijhouden van statistieken, schalen,… en leidt dit tot zorg zonder ziel, ‘koude zorg’: burn out.
naar de kern van hoop, liefde en vrede in ieder mens, wie die mens ook mag zijn, hoe hij ook geraakt is door het leven. Het wezenlijke in elke mens aanspreken, onbevooroordeeld.
Verder lezen? RIK BEERNAERT en JAN GLORIEUX, ‘Spiritualiteit moet geaard zijn’, in Tertio 276, 25 mei 2005.
In een cultuur waar je bijna alles zelf kan kiezen, zelf kan bepalen over het wat en hoe, krijgen we te maken met zaken in ons leven waar me niet om vragen. Dingen die ons hele leven overhoop kunnen gooien én vaak diepe kwetsuren teweeg brengen. Wat is jouw persoonlijke bron? Ik spreek liever in het meervoud: mijn persoonlijke bronnen. Tot mijn grote verbazing ontdek ik dat vele spirituele tradities verwijzen
20
Over de auteur Rik Beernaert is begeleider en verantwoordelijke van de pastorale en levensbeschouwelijke dienst in het dienstencentrum Ter Dreve te Brugge. Ter Dreve is een dienstencentrum voor kinderen en volwassenen met een verstandelijke handicap.
[email protected]
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is ...
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn Over het werken met Bijbelverhalen bij matig mentaal gehandicapte en autistische kinderen Linda Delande
Er was eens… een ommuurde tuin, un jardin clos. Ik zag hem en ging enthousiast nadenken over wat ik er allemaal zou planten. Bomen struiken en borders vol bloemen. Ik ging van start met een grondige spitbeurt maar groot was mijn verbijstering toen bleek dat na tien centimeter aarde mijn spade keihard afketste op massieve rots. Een ramp, wat nu? Vervlogen waren de dromen over mooie bomen en welgevormde struiken, zelfs van bloemborders kon er geen sprake zijn. U denkt, hoort dit probleem niet in een tuinmagazine? Neen, want met deze metafoor wil ik u mijn leerlingen, mijn kinderen uit het buitengewoon onderwijs, voorstellen.
Buitengewoon onderwijs? Voor ik het heb over het werken met bijbelverhalen bij mentaal gehandicapte kinderen is het belangrijk eerst de globale en vervolgens de specifieke beginsituatie juist te analyseren. Globaal is er de schoolgemeenschap, gevolgd door de klasgroepen en tot slot elk kind met zijn eigen eigenheid, beperkingen en mogelijkheden. Onze school – Het Kompas in Gent – is een type-1school, maar in werkelijkheid zou je beter van een type 1,5 tot 1,99 spreken, daar onze
kinderen matig tot vrij zwaar mentaal gehandicapt zijn. De school specialiseert zich ook sinds meerdere jaren in het begeleiden van autistische leerlingen. We zijn een multiculturele schoolgemeenschap met achtentwintig verschillende nationaliteiten. Vijfennegentig procent van onze leerlingen komen uit kansarme gezinnen en hebben meestal één of beide ouders die mentaal gehandicapt zijn en dikwijls zelfs oud-leerlingen zijn van onze school. Er wordt Islam, Katholieke godsdienst, Protestantse godsdienst, Orthodoxe godsdienst en Zedenleer gegeven. Zo’n vijfenveertig procent van de leerlingen volgt Katholieke godsdienst. Mijn leerlingen vormen telkens een gemengde groep uit twee verschillende klasgroepen, maar ze komen ook uit alle werelddelen. Er gaat dan ook heel wat aandacht naar de groepsvorming binnen onze lessen. Leren omgaan met elkaar is en blijft een constante opdracht. Samen zitten, samen spreken, samen werken, samen delen, samen wandelen, samen spelen zijn dagelijkse uitdagingen. Het kerkelijk liturgische jaar speelt in onze lessen een zeer belangrijke rol, het geeft mijn leerlingen na verloop van enkele jaren
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3721
wat greep op de tijd. Het kerkelijk liturgische jaar biedt ook een structuur waar bijbelse en andere verhalen bij aansluiten. Het aanleren van sociale vaardigheden en de aandacht voor het kerkelijk liturgische jaar zijn twee erg belangrijke onderdelen van de lessen.
Zaaien op rotsgrond ‘Een zaaier ging het land op om te zaaien. En bij het zaaien viel er een deel op het pad en de vogels kwamen het opeten. Een ander deel viel op de rotsgrond, waar het niet veel aarde had, en het kwam meteen op, doordat het geen diepe grond had. Toen de zon opkwam, verschroeide het, en doordat het geen wortel had, verdorde het.’ Leerde de parabel van de zaaier ons niet dat je niet moet zaaien op rotsgrond. Bij Mt 13,5-6 en Mc 4, 5-6 schiet het zaad op de rotsgrond op, maar de verzengende zon verdort het omdat het geen wortel heeft. Bij Lc 8,6 verdort het omdat het geen vochtigheid had. Mt 13,20-21 leert ons dat datgene wat op de rotsgrond is gezaaid het woord van het ogenblik is, het is niet echt geworteld. De rationele, emotionele en spirituele intelligentie van mijn leerlingen is te vergelijken met de rotsgrond in de parabel… Maar wat zaaide die zaaier? De synoptici vertellen het ons niet, maar we kunnen het wel vermoeden het gaat hier duidelijk om een graangewas dat later honderdvoudig,
Ik moet dus naar ander zaad op zoek, naar zaad voor rotsgrond. Een rotstuin heeft onnoemelijk veel beperkingen maar biedt ook kansen en mogelijkheden. Rotstuinen kunnen van een verbluffende schoonheid zijn, zeker als ze in bloei staan.
Bijbelverhalen als zaad voor een rotstuin Bij mijn zoektocht ga ik te rade bij het ‘Raamplan voor het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen’. Wat leert het Raamplan ons? “In BLO ontmoet je kinderen met buitengewone mogelijkheden. Wij geloven in elk van die kinderen. Daarom vertrekt dit raamplan van hen: hun ontwikkeling, hun leefwereld, hun belevingen, hun gevoelens, hun noden en verlangens, hun mogelijkheden en beperkingen. Wij wensen dat dit raamplan hen kan helpen om te groeien als mens, stap voor stap. In elke fase van hun ontwikkeling, op elke leeftijd en dwars door elke handicap heen wil het vak r.-k. godsdienst een dienst zijn aan die groei.” 1 Het Raamplan biedt ook een (niet exhaustieve) lijst van tien doelstellingen bij het werken met Bijbelverhalen en voegt telkens een voorbeeld toe. In dit uitgewerkte voorbeeld bespreekt men de didactische mogelijkheden vertrekkende vanuit de mogelijkheden en beperkingen van de leerlingen. Het Raamplan reikt leerkrachten ook een uitgebreide lijst van Bijbelteksten aan als visvijver om naar keuze uit te vissen.
zestigvoudig of dertigvoudig vrucht draagt
Wat kan er concreet?
en diepe wortels nodig heeft.
Zoals het raamplan omschrijft moet elk
1 Raamplan, p. 165.
22
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
gekozen Bijbelverhaal ‘helpen om te groeien als mens, stap voor stap. In elke fase van hun ontwikkeling, op elke leeftijd en dwars door elke handicap heen’2. Het is dus erg belangrijk een juiste keuze te maken. Ik kies bewust voor een selectieve aanpak uitgaande van een uitspraak van Dietrich Bonhoeffer die mij erg aansprak: ‘als de kerk op de juiste manier spreekt door op de juiste manier te zwijgen, dan verkondigt ze Christus’.3 Voor de jongere en zwakkere kinderen worden Bijbelverhalen vooral gekoppeld aan de kerkelijke feestdagen. Het kerstverhaal geeft hierbij geen problemen, maar het passieverhaal is niet bij alle groepen bruikbaar. Onze autistische leerlingen bied ik dit verhaal niet aan. We werken wel rond Palmzondag en besteden veel aandacht aan alle mogelijke activiteiten rond Pasen. Ik noem er even enkele op: we maken een mooie paasboom en tellen veertig paasfiguurtjes af, we knutselen een paasmandje en paasversieringen, we gaan op wandel op zoek naar paaslelies, kortom we leren zoveel mogelijk paaswoorden kennen. Voor deze leerlingen komt het er op aan het paasfeest te verkennen en te verdiepen vanuit de verankering van paaswoorden. Het lijdensverhaal kon wel met de ‘V2-klas’, dit zijn zowat mijn beste leerlingen, zij halen als enige in onze school een niveau tweede leerjaar. Ze kunnen lezen, we halen er dan ook onze eenvoudige kinderbijbels bij4. Hierbij vind ik het steeds belangrijk het denkpatroon en gezichtsveld van de leerlingen letterlijk en figuurlijk open te trekken
door onmiddellijk meer dan één kinderbijbel en meer dan één prentenreeks te gebruiken. Er worden zo mogelijk ook verschillende liederen over het verhaal beluisterd. Bij onze kinderen is het aangewezen meerdere werkvormen te hanteren en te herhalen eer ze in staat zijn los te komen van het verhaal en eigen associaties te maken. Meestal zijn er ook maar enkele leerlingen die tot enig persoonlijk nadenken komen en met eigen woorden een vraag of bedenking formuleren.
Het aanleren van sociale vaardigheden en de aandacht voor het kerkelijk liturgische jaar zijn twee erg belangrijke onderdelen van de lessen. Een voorbeeld: een goed mens wordt vermoord… Zo kwam Yandé, een schat van een dertienjarige leerlinge met Afrikaanse ‘roots’ bij het lijdensverhaal plots tot de vaststelling dat ‘het toch niet kon dat een goed mens vermoord wordt’. Ik ben onmiddellijk ingegaan op haar opmerking. Die week waren er vijf kinderen gedood door hun moeder en ik maakte onmiddellijk de associatie: ‘ik ben een braaf kind en ik word gedood’. Deze bedenking bracht heel wat gevoelens los bij de leerlingen. Ze herinnerden zich Joe Van Holsbeeck, de jongen die vermoord werd om zijn MP3-speler. Ook hij was een brave jongen en werd gedood. De leerlingen brachten zelf nog andere voorbeelden aan van recent
2 Ibid. 3 D. BONHOEFFER, Christologie, Baarne, 1998, p. 8. 4 K. HENLEY, Bijbelverhalen om zelf te lezen, Amsterdam, 1992.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3723
gebeurde moorden en ja, ‘hun frank viel’. Op het einde van ons spontaan gegroeide onderwijsleergesprek had iedereen begrepen dat braaf-zijn-en-toch-vermoord-worden bestaat. Dit wordt door ons ervaren als onrecht. Dit woord kon ik hier aanbrengen als de verwoording van een samen gevonden inhoud. Het leren van woorden met een abstracte betekenis kan op deze manier zinvol gebeuren. In wat in deze les tussen mij als leerkracht en de leerlingen plaats vond was Jezus aanwezig, Hij kwam reëel als lijdende mens binnen in hun denkwereld. Ook Patrick, een toffe Roma jongen had een vraag bij het lijdensverhaal: ‘Waarom doen ze Jezus met opzet pijn?’ Ook hier ben ik direct op ingegaan: ‘Waarom wordt iemand gepest op de speelplaats? Waarom schop je naar een andere leerling die voorbij komt?’ Ook toen was er in de groep een bewustwording van hun eigen werkelijkheid. Want de leerlingen in de klas van Patrick zijn geen doetjes, meestal hebben ze meervoudige stoornissen en zijn ze karaktergestoord. Omwille van hun te grote mentale achterstand worden ze in een type-3-school voor karaktergestoorde leerlingen niet aanvaard. Het was dus een fantastisch moment voor die groep om voorbeelden te kunnen geven van ‘iemand pijn doen’ en zich even bewust te worden van deze werkelijkheid die ook in hun eigen leefwereld constant aanwezig is. Deze spontane werkwijze werd door Hans Van Den Bosch in een lezing op de
Vliebergh-Sencie-dagen als ‘deconstructief supplement‘ omschreven5. Al te vaak houden wij ons aan een correlatiedidactiek, maar met enige didactische moed leer je bewust met halfopen doelstellingen werken. Beide voorbeelden zijn bovendien goed te plaatsen in de vier componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei uit het Raamplan: a. fundamentele bestaanscondities b. verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschap en natuur/cultuur c. groei in gevoeligheid voor goed en kwaad d. verkennen van geloofstaal en groeien in symboolgevoeligheid6 De inbreng van Yandé en Patrick stak mij andermaal een hart onder de riem. Want we kunnen de harde realiteit niet ontkennen dat niemand anders ook maar één associatie maakte. De meeste kinderen hebben het al heel moeilijk om de verhaallijn te kennen van een aangeboden Bijbelverhaal. Sommige kinderen slagen er zelfs nooit in om de zes of acht prenten van een verhaal in een goede volgorde te krijgen, laat staan dat ze er een zelfbedachte zin kunnen bij vertellen. De overstap van de leerkracht die bij elke prent een zin maakt naar de leerling die een zin maakt bij één of meerdere prenten is een werk van lange adem. We leren een verhaal kennen aan de hand van vier of zes of acht prenten en hanteren dan verschillende werkvormen om ons het verhaal toe te eigenen7. Voor veel kinderen is het zich toe-eigenen van de verhaallijn al
5 H. VAN DEN BOSCH, Bijbel en rituelen in de godsdienstpedagogiek, Vliebergh-Senciecentrum, Interdisciplinaire studiedagen met als titel: Toekomst voor verhalen en rituelen? (augustus 2004). 6 Raamplan, p.15 7 H. BERGHMANS en G. EVRARD, Bijbelverhalen in beeld voor kinderen van 4 tot 8 jaar, Averbode, 1999
24
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
een grote realisatie, die door mij dan ook
is een zware opdracht. Het is pas na de toe-
uitvoerig geprezen en beloond wordt. Een
eigening van een (visuele) verhaallijn dat we
eenvoudige maar goede Nederlandse zin
de opdracht om zelf een zin te maken bij
maken bij een prent is voor de meeste van
een prent aanvatten. Zo leren mijn leerlingen
mijn autochtone leerlingen wel haalbaar
ook via Bijbelverhalen Nederlands bij. Er
mits voldoende oefening, maar voor mijn
kunnen
allochtone kinderen is een goede Neder-
aangebracht worden die deel uitmaken van
landse zin maken vaak te hoog gegrepen.
de geloofstaal. Pas na deze twee stappen is
Nederlands leren met een mentale handicap
er verdieping mogelijk.
■
nieuwe
Nederlandse
woorden
Leg de prenten in de juiste volgorde. Geen simpele opdracht
Twee voorbeelden uit de realiteit Vorig schooljaar werkte ik twee thema’s uit aan de hand van parabels: Mt 7,24-27 ‘Een huis op de rots of op het zand’ en Lc 15,810 ‘Het verloren geldstuk’. Ook hier moet er eerst via prenten gewerkt worden. Later werden de verhalen in andere kinderbijbels
opgezocht zodat de beeldvorming van leerlingen wordt opengetrokken8. Het is ook van belang dat de leerlingen vanuit verschillende werkvormen de prenten mogen verwerken. Na het zich toe-eigenen van de eerste verhaallijn van beide parabels hebben we
8 Deze werkwijze is niet aangewezen bij autistische leerlingen. Werkvormen die desoriënterend kunnen werken zijn beter te vermijden omdat zij het basisvertrouwen tussen de leerkracht en de leerlingen schade kunnen toebrengen.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3725
concreet gezocht en gebouwd. Door leerlingen de kans te geven dit verhaal ook te beleven verhoog je de kans dat zij het associëren met eigen ervaringen en zo tot nadenken komen. Zo is er bijvoorbeeld op een bepaald moment een duidelijk onderscheid gekomen in hun denken tussen ‘stevig’ en ‘niet stevig’. Iets wat voor mijn kinderen letterlijk van belang is, want veel vaker dan het doorsnee kind vallen ze of doen ze zich pijn door niet na te denken over de stevigheid van iets…
In wat in deze les tussen mij als leerkracht en de leerlingen plaats vond was Jezus aanwezig, Hij kwam reëel als lijdende mens binnen in hun denkwereld. En bij het zoeken in Lc 15,8-10 kwam uiteindelijk het woord ‘wilskracht’ tevoorschijn. Mijn kinderen kunnen eigenlijk niet zoeken en het ontbreekt hen meestal ook totaal aan wilskracht en initiatief om het te doen. Menigeen zet zich gewoon in een hoekje te wenen als ze iets kwijt zijn of ze beschuldigen onmiddellijk de klasgenoten van diefstal of verwachten van de leerkrachten dat zij het probleem zullen oplossen. De dame uit Lc 15,8-10 bleek dus voor ons een lichtend voorbeeld van wilskracht en inzet bij het zoeken te zijn.
Werken met opstapverhalen Heel wat Bijbelverhalen kunnen gebruikt worden als ‘opstapverhalen’. Met de term opstapverhaal bedoel ik letterlijk dat je maar één stap uit het verhaal kiest en loskomt van de ‘must’ om altijd het volledige verhaal te
26
vertellen. Deze opstap kan letterlijk het begin van een verhaal zijn, maar het kan evengoed een klein deeltje zijn uit het verhaal. Zachëus – alom gekend in de lagere school – laat ik dikwijls bij de allerkleinsten gewoon in zijn boom zitten. Want wat moet je doen als je niet kan zien? Dit voor mijn leerlingen reële probleem laat ik hen zelf effectief oplossen. En wanneer doe je al die moeite om iets of iemand te zien? Juist, ja als je hem graag ziet en wie wil Zachëus graag eens zien? Jezus! Wil jij die ook graag (eens) zien? Ik ook. Jezus, krijgt hierbij al onmiddellijk hetzelfde statuut als mama of papa, oma of opa, hij hoort tot de mensen die we graag zien. Zachëus lijkt misschien de evidentie zelf maar er zijn veel meer mogelijkheden… Ook een verhaal als Mc 4,35-41 heeft meer dan één prachtige opstap. Ik gebruikte al het instappen in de boot (vers 35) en het moe zijn en in slaap vallen. Ergens ‘instappen’ is van grote betekenis, je mag niet zomaar overal instappen en waar wil je eigenlijk graag instappen en met wie? En stap je graag in de godsdienstklas binnen? Ook bij dit thema is er een veelvoud aan mogelijkheden. Moe zijn en slapen (vers 38) zijn vertrouwde gegevens voor mijn kinderen. Dat ook Jezus moe is en slaapt, brengt Hem dus op een zeer herkenbare manier binnen in hun leefwereld. Ook deze opstap vormt een ideaal uitgangspunt om de figuur van Jezus te benaderen. Het is juist de veelheid aan invalshoeken en de waaier aan mogelijkheden die de jezus-figuur stap voor stap tot volheid brengen.
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn.
Kan er kennis opgebouwd worden?
Tot slot…
Vanuit de voorgaande voorbeelden zou je kunnen denken dat op deze manier beetje bij beetje kennis wordt opgebouwd, maar helaas voor vele kinderen is dat niet zo. Al deze werkvormen en benaderingen moeten het meestal hebben van de zinvolheid van het moment. Als je zes weken werkt met een verhaal zullen de meeste kinderen er een en ander over weten, maar als je stopt smelt alle parate kennis meteen als sneeuw voor de zon. Menig leerkracht wordt er moedeloos van, het is alsof niets echt beklijft en dat is ook zo. Dit hoort nu eenmaal bij de eigenheid van onze kinderen. Als je wilt dat ze iets weten, kunnen of kennen moet je het altijd opnieuw aanbrengen, want niets wortelt diep.
Op deze manier bouw je rotstuintjes, en de zon verschroeit ze niet want rotsplantjes kunnen zonder diepe wortels. Daarom durfde ik mijn artikel ‘de verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn’ te noemen… Ik eindig met een inzicht dat niet didactisch is, maar toch van oneindig groot belang bij het lesgeven: “Zo groot is ons Godsvertrouwen, dankzij Christus. Nogmaals, dit betekent niet dat wij van onszelf bekwaam zijn, zodat wij iets als ons werk in rekening kunnen brengen. Heel onze bekwaamheid komt van God” (2 Kor 3,4-5).
Voor veel kinderen is het zich toe-eigenen van de verhaallijn al een grote realisatie, die door mij dan ook uitvoerig geprezen en beloond wordt.
Over de auteur. Linda Delande werkt al meer dan twintig jaar als godsdienstleerkracht, waarvan zeven jaar in een school voor kinderen met een mentale handicap. Momenteel werkt ze in het Buitengewoon Lager Onderwijs ‘Het Kompas’ te Gent en Basis Onderwijs ‘De Regenboog’ te Wondelgem. Ze heeft ook ervaring als ziekenhuisgodsdienstleerkracht. Ondertussen studeert ze aan de faculteit Godgeleerdheid te Leuven, waar ze een thesis voorbereidt over kinderbijbelverhalen in het licht van de eigenheid van religieuze taal volgens P. Ricoeur.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3727
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking Inzichten uit de context van het buitengewoon onderwijs Martine Van Dun en Lut Celie
Martine Van Dun is pedagogisch begeleider pastoraal van het Vlaams Verbond van Katholiek Buitengewoon Onderwijs, Lut Celie is psychotherapeut gespecialiseerd in de begeleiding van rouw en emotionele processen bij kinderen en jongeren. Op een studiedag van het VVKBuO naar aanleiding van de publicatie van ‘Adieu! … À Dieu?’ (zie Literatuur, p.35) gaf Lut Celie vanuit haar ervaring een lezing over het omgaan met verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale handicap. Martine Van Dun verwerkte deze lezing tot onderstaande bijdrage. De talrijke voorbeelden en concrete tips verzekeren dat dit artikel ook relevant is voor pastores die werkzaam zijn in de voorzieningencontext.
Algemene vaststellingen • Opvoedkundige taak Leerkrachten, opvoeders, begeleiders, kortom alle personen die werken met kinderen en jongeren hebben de taak om te leren omgaan met rouw en de pijnlijke emoties van deze kinderen en jongeren.
• De taal van het kind De taal die kinderen en jongeren spreken in het omgaan met hun pijn en emoties is geen duidelijk verstaanbare taal. Deze taal is
28
moeilijk te grijpen, ze wordt vaak niet erkend, niet gezien of niet benoemd. Dit alles maakt dat hiermee omgaan geen evidentie is. Als we dan kijken naar de doelgroep van kinderen en jongeren met een mentale beperking, dan komen we automatisch bij de volwassene die met hen werken.
• De begeleider In hoeverre zijn begeleiders van kinderen en jongeren met een mentale beperking hier klaar voor? Hoe gaan wij om met woede, verdriet…? In hoeverre kunnen wij vanuit een overgave, niet boordevol met pasklare antwoorden, ruimte geven aan deze kinderen en jongeren? Beschikken wij over de vaardigheden om hen nabij te zijn, om naar hen te luisteren? Nog al te vaak willen wij hen sparen. We gaan vluchtmechanisme gebruiken. Uitspraken als, “het is beter voor hen als…’” of “zie dat ze er een trauma aan over houden…” zijn zeker gekend.
• Omgeving Voor kinderen en jongeren met een mentale beperking is hun omgeving van essentieel belang. Zij hebben een zeer intens contact met hun begeleider of leerkracht; de vertrouwensband is zeer hecht. Een omgeving
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
die hen respecteert en aanvaardt zoals ze zijn, is wat ze nodig hebben.
• Zichtbaar en onzichtbaar verlies We kunnen spreken over twee soorten van verlies; zichtbaar en onzichtbaar verlies. Enkele voorbeelden van zichtbaar verlies, de dood van iemand die je dierbaar was, de scheiding van je ouders, het verlies van zichtbare mogelijkheden (m.a.w. het leren omgaan met je beperkingen), het verlaten van een gekende plek, een plek die veilig aanvoelde,… Bij onzichtbaar verlies gaat het over verlies van zelfvertrouwen, verlies aan veiligheid, aan liefdevolle aandacht,…. Het is nodig om het onderscheid te bespreken, omdat onzichtbaar verlies al te vaak uit het oog verloren wordt. Of het nu om zichtbaar of onzichtbaar verlies gaat, het is nodig om het verlies ALLE aandacht te geven.
Specifieke aspecten bij jongeren met een beperking 1. Werkelijke leeftijd – verstandelijke leeftijd Bij kinderen en jongeren met een mentale beperking moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de werkelijke leeftijd, de verstandelijke leeftijd en de emotionele ontwikkeling. Als we deze zaken even op een rijtje zetten, dan zegt het resultaat ervan iets over het denkproces van de jongeren, over het invullen van de begrippen verdriet, dood,….
Een voorbeeldje: Een jongen van 15 jaar heeft een verstandelijke leeftijd van een kind van 4 à 5 jaar. Zijn IQ (intelligentiequotiënt) zegt dan: • Deze jongen kan zich beperkt uitdrukken in taal, • hij zoekt naar logische verklaringen, • voor hem lopen fantasie en realiteit door elkaar • het is een vraag hoe hij het doodsconcept ervaart. Zijn EQ ( emotioneelquotiënt) is afhankelijk van een aantal factoren: Persoonsfactoren • Wat is zijn graad van emotionaliteit? • Is hij een rustig of onrustige persoon? • Wat is zijn draagkracht? • Hoever staat hij in zijn ontwikkeling van IK DE ANDERE? • Hoe communiceert hij? Omgevingsfactoren • Is er aandacht voor het verlies? • Hoe is er omgegaan met pijn/verdriet in het verleden? • Hoe gaan begeleiders/familie om met het spaargedrag, geven ze hem de ruimte? Belevingsfactoren • Hoe is hijzelf met verlieservaringen omgegaan? • Wat is er achter gebleven? • Hoe kijkt hij ernaar? Deze 15-jarige jongen heeft al 15 jaar lang zijn leven beleefd, ook al heeft hij een verstandelijke leeftijd van een kind van 4 à 5 jaar. Gedurende al deze tijd heeft hij ervaringen opgedaan, is er invloed geweest van de omgeving,… Al deze factoren moeten mee opgenomen worden als men deze jongen de plaats en ruimte wil geven om met zijn verdriet om te gaan.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3729
2. Duale gevoelens Als we kinderen en jongeren met een mentale beperking de ruimte geven, dan moeten intens blije momenten naast intens verdrietige momenten geplaatst kunnen worden. Deze kinderen en jongeren kunnen namelijk van het ene moment op het andere van intens verdriet naar uitbundig lachen overgaan, omdat ze intens blij zijn om wat er op dat moment gebeurt. Hun stemming wisselt m.a.w. heel makkelijk. Bij het verwerken van verlies kunnen deze kinderen en jongeren ook erg direct zijn, wat voor een begeleider vaak heel confronterend is. Zij beschermen zichzelf door duidelijk aan te geven wanneer er genoeg rond het verlies gepraat, gewerkt is. Zo kan het gebeuren dat een kind of jongere plots iets anders wil gaan doen. Zij kunnen zelf aangeven wanneer het genoeg is geweest en wanneer het tijd is voor wat anders. Die ruimte moet hen dan ook gegeven worden. Het is niet omdat een kind of jongere twee dagen na de dood van zijn moeder wil gaan voetballen, dat hij niet meer verdrietig is om het verlies van zijn moeder.
3. Verlate rouw Onder verlate rouw verstaan we rouwen dat pas jaren later tot uiting komt. Bij kinderen en jongeren is er veel verlate rouw. Men rouwt om een verlies dat veel eerder gebeurde, maar waarvan nu pas de verwerking kan beginnen. Het is een opdracht van de leerkracht of de begeleider om dit signaalgedrag ernstig te nemen en om rekening te houden met het verleden van het kind.
3 is nogal vaak signaalgedrag. Het rouwen kan bijvoorbeeld verlaat tot uiting komen in de vorm van storend gedrag. Heel veel kinderen en jongeren weten zelf niet waarom ze zo handelen en doordat de link met het verlies niet meer gelegd wordt, worden ze er nog voor gestraft ook. Het is daarom van het allergrootste belang dat er steeds nagegaan wordt vanwaar het signaal kan komen. Men moet op zoek gaan naar zaken uit het verleden die (nog) niet verwerkt werden.
De emotionele taken Om met verlies te leren omgaan en de daaraan gekoppelde emoties te leren plaatsen, moeten mensen verschillende rouwtaken doorgaan. Het vraagt enige kennis om dit verwerkingsproces te begeleiden. Hieronder volgt een korte introductie.
1. Het verlies erkennen Het erkennen van het verlies is geen evidente taak. Er is een groot verschil tussen het “weten” en het “voelen”. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een kind dat zegt: “Ik weet wel dat mama dood is, maar…”. Er is enerzijds de werkelijkheid en anderzijds de hoop, de fantasie, kortom de eigen belevingswereld. Een tienjarige jongen zegt tegen zijn therapeute: “mama komt terug” waarop de therapeute aan de jongen duidelijk maakt dat hij toch weet dat zijn mama dood is en in de hemel is. “Hoe kan mama dan terug komen?”, vraagt de therapeute. Waarop de jongen heel eenvoudig antwoordt: ”Langs de voordeur natuurlijk!”
Het gedrag van leerlingen in onderwijstype
30
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Kinderen en jongeren zijn pas in staat het verlies te erkennen als ze de pijn hiervan kunnen doorvoelen. Het tegenhouden van de realiteit kost zeer veel energie. We kennen ook allemaal het voorbeeld van jongeren met een beperking die zich blijven verzetten tegen het “anders” zijn.
jongeren reeds geïnstalleerd. Dit wil zeggen dat het tot hen doordringt dat de dood onomkeerbaar is. Er komen daarbij vooral veel angstgevoelens naar boven. Hier kan je als begeleider volop aan de slag om de kinderen en jongeren te begeleiden en ondersteunen in hun verwerkingsproces.
Wat betekent deze taak dan bij onze doelgroep?
• Kinderen en jongeren met een rand-
Het is belangrijk om bij de begeleiding rekening te houden met het IQ van de kinderen en jongeren.
normale begaafdheid (ontwikkelingsleef-
• Kinderen en jongeren met een matige tot ernstige verstandelijke beperking (ontwikkelingsleeftijd 0-3 jaar, IQ <25):
bewust doodsbesef aanwezig.
Er is geen evolutie in de groei naar een volgend ontwikkelingsstadium. Deze kinderen en jongeren hebben geen realiteitsbesef, zij leven in hun eigen belevingswereld. Doodgaan is voor deze doelgroep dan ook niet definitief, het is omkeerbaar. We merken dat ook in andere verliessituaties; bij een scheiding bijvoorbeeld, is het uit elkaar gaan van papa en mama niet definitief. Het kan daarom enorm verwarrend werken als papa en mama weer even bij elkaar zijn en samen nog een activiteit doen. De begeleiding van deze kinderen en jongeren zal een aangepaste aanpak vragen. Bij deze doelgroep kan je niet spreken over rouwverwerking of verwerking van een verlies. Je kan hier wel werken aan het herinstalleren van veiligheid en vertrouwen. Je leert hen omgaan met de pijnlijke emoties van kwaadheid, angst en verdriet. • Kinderen en jongeren met een matige verstandelijke beperking (ontwikkelingsleeftijd 5-8 jaar, IQ = 35-40): Het realiteitsbesef is bij deze kinderen en
tijd 8-12 jaar, IQ = 60–70): Bij deze kinderen en jongeren is al een
Hulpmiddelen voor de begeleiding van kinderen en jongeren in deze fase
• Wees in je gesprekken met de kinderen en jongeren eerlijk en duidelijk. Benoem de dingen bij hun naam; dood is dood en kanker is kanker. Herhaal dit zo vaak als nodig en ga niet mee in de fantasiewereld van de kinderen en jongeren. • Laat de kinderen en jongeren tastbaar afscheid nemen van de overledenen. • Vertel methode; maak je verhaal zeer concreet. • Laat de kinderen en jongeren voor en na het gebeuren creatief bezig zijn. Laat ze tekenen, boetseren, graffiti spuiten,... Probeer hen herinneringen, gevoelens,… te laten uiten op verschillende manieren.
2. Ervaren van de pijn van het verlies Een kind of jongere uit zijn ontspoorde emoties vaak in signaalgedrag (woede, hyperventilatie,…). Signaalgedrag is gedrag dat niet ‘gewoon’ is, het zijn ontaarde gevoelens.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3731
Rouwreacties manifesteren zich op verschillende vlakken. Op lichamelijk vlak krijgen de jongeren allerlei klachten zoals buikpijn, vermoeidheid,… Op gevoelsvlak ervaren kinderen en jongeren zéér veel gemis, eenzaamheid, woede,... Op mentaal vlak kan het gebeuren dat kinderen en jongeren zich moeilijker kunnen concentreren, dat ze lijden aan geheugenverlies,… Wat betekent deze taak dan bij onze doelgroep?
Bij de ondersteuning van kinderen en jongeren met een ernstige mentale beperking is het bijvoorbeeld belangrijk om het ritme en de gewoontes zoveel mogelijk te behouden, om af en toe extra liefdevolle (lichamelijke) aandacht te geven,… Bij deze doelgroep is het zeer normaal dat er een regressie optreedt van vaardigheden die eerder verworven waren. Voor kinderen en jongeren met een ontwikkelingsleeftijd van 3,5 tot 5 jaar is bijvoorbeeld het verzamelen van tastbare herinneringen van groot belang en voor kinderen met een ontwikkelingsleeftijd niveau lagere school is het belangrijk om dingen te benoemen (“ik zie dat je boos bent”), hen ruimte te geven om zich af te reageren (time out),… Het leren omgaan met kwaadheid is al even belangrijk als het leren omgaan met verdriet: “Tranen die van binnen blijven zitten, worden ‘verharde tranen’ en kunnen niet meer naar buiten in de vorm van tranen. Ze komen naar buiten in de vorm van kwaadheid.” Hulpmiddelen voor de begeleiding van jongeren en kinderen in deze fase
• De erkenning van de taal van het kind en de jongere is van wezenlijk belang. Het
32
gedrag en de gevoelens moeten benoemd worden; het mag er zijn en het moet eruit! • Er moet een plek voorzien worden om boos te zijn. Leren omgaan met gevoelens van kwaadheid en woede verloopt niet altijd van een leien dakje. Een time out ruimte is daarom ideaal. In zo’n ruimte kan het kind of de jongere terug tot zichzelf komen. Er kunnen allerlei voorwerpen aanwezig zijn waarmee de kinderen of jongeren aan de slag kunnen (bijv. behangpapier en wasco’s, klei, rijstkorrelkussens, muziek, boksbal en handschoenen,…).
3. Een plaats geven aan het verlies In deze fase groeit het besef van de gevolgen van het verlies. Men moet zich aanpassen aan een omgeving zonder de overledene. Veel is afhankelijk van de relatie die het kind of de jongere had met de overledene en de betekenis die de overledene in zijn leven vervulde. Kinderen en jongeren stellen dan ook heel wat concrete vragen om zich aan een nieuwe situatie aan te passen of om zich weer veilig te voelen. Ze zoeken vervanging voor allerlei functies. Kasper vroeg aan mama: “Wie zal er mij nu naar school brengen én wie zal er nu centjes voor ons verdienen?” of “Als mijn mama nu ook dood gaat, wat moet er dan van mij worden?” Het zoeken naar een eigen zingeving kan voor kinderen en jongeren ook belangrijk zijn. Heel concreet geven ze hun overleden zusje, mama of opa een plaats: “Opa is nu in ‘het beloofde land’, later ga ik hem halen.” Of “Mijn zusje is in de hemel of bij Jezus.” of “Mijn mama woont achter de wolken, later ga ik met een raket op bezoek.”
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
4. Herinrichting, herorganiseren en investeren in nieuwe relaties
• de persoon vastpakken,
Dit betekent niet dat het verlies vergeten is, maar dat men de draad van het leven weer kan opnemen zonder overspoeld te worden door emoties. Als het kind of de jongere de kans heeft gekregen zijn verdriet te doorwerken, zal het in staat zijn om, ondanks het gemis, met een goed gevoel verder te gaan. Als het verdriet doorwerkt is, betekent dit niet dat het verdwenen of vergeten is. Toch denken kinderen en jongeren soms dat ze degene die dood is onrecht aandoen door bijvoorbeeld nieuwe banden aan te gaan.
• dingen uitspreken: “ik zie je graag”
lichamelijke nabijheid
• Liefdevolle aandacht en veiligheid aanbieden. Dit kan je tijdelijk als begeleider, vriend of familie overnemen. • Creatief met het kind of de jongere werken (uittekenen, verbranden, doos maken voor herinneringen,...). • Troostend aanwezig zijn en toestemming geven om gevoelens te hebben: - een doos met herinneringen maken - een foto op de lessenaar of het bureau plaatsen
Als alles zijn plaats heeft gekregen, kan het kind een nieuwe situatie en nieuwe relaties aan en kan het emotioneel evenwichtig verder. Jolien was heel erg kwaad op mama toen zij twee jaar na de dood van haar papa een nieuwe vriend had. Zij mocht deze kwaadheid nooit uiten en werd er zelfs voor gestraft. Als het gaat over taken in de rouwarbeid, is het mogelijk hulp te vragen en te krijgen. Bij taken kan je immers geholpen worden. Met kennis en informatie in je rugzak is het misschien gemakkelijker om kinderen die rouwen werkelijk te ontmoeten. Tijd geneest geen wonden. Uitdrukking geven aan en het uiten van verdriet wel. Daar is tijd voor nodig en iemand die helpt om hier uitdrukking aan te geven. Dat proces is genezend. Er bestaan verschillende manieren/werkvormen om kinderen en jongeren mogelijkheden aan te bieden te leren omgaan met hun emoties of hun pijn. Hieronder worden er een aantal beschreven.
- een kleiwerk maken - concrete vragen stellen - plaatsen in het ‘hierna’ - een verlies ‘vervangen’ - … • Een plek zoeken om af te reageren. Dit is geen strafplek, maar er kunnen bijvoorbeeld kussens liggen waar het kind of de jongere op kan kloppen of met zijn voeten in trappelen. Zo’n plek kan ook buiten zijn, bijvoorbeeld met een stok of tak tegen een dikke boom kloppen of ergens gaan roepen en tieren. Het kind of de jongere kunnen toestaan dat hij dit doet, in alle veiligheid, is een belangrijk signaal. • ‘Bozendozen’ maken: in mooie bozendozen komt vaak, in die week uitgetekende boosheid, (is niet gelijk aan mooie tekening) op oude behangrollen, (verfrommeld) terecht. Als de mooie bozendoos vol zit, dan wordt die boosheid op een rituele plek verbrand met de boodschap dat die boosheid niet meer kan terugkomen.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3733
• Het gebruik van een ‘bozenmuur’, waar bijvoorbeeld klei tegenaan gegooid kan worden. • Boosheid kan ook geboetseerd, getekend (met dikke wasco’s) of geschilderd worden. • een punch-bal gebruiken (vooral bij pubers en jongeren) • Sporten is altijd een goede energieverbruiker en spanningsoplosser. • Spreken met ‘praatstok’. Wie de stok heeft, mag praten. Zo geef je de andere een gevoel van respect. Je blijft luisteren. • Probeer steeds onmiddellijk na het kanaliseren van het ‘kwaad-gevoel’ met het kind of de jongere te praten. Zoek naar mogelijkheden die hem kunnen helpen. Bijvoorbeeld hoe ze weerbaarder gemaakt kunnen worden tegen pesten. Speel een rollenspel en laat de oplossing vooral van het kind zelf komen, dat is het best toepasbaar. Opgelegde – grote mensen – oplossingen zijn vaak niet opvolgbaar voor kinderen en jongeren. • Probeer uit te vissen of het kind nog iets zou willen zeggen aan de persoon waarnaar de kwaadheid gericht is. Bied ook dan mogelijkheden aan; bijvoorbeeld een brief schrijven, een berichtje nalaten op antwoordapparaat of nog eens met die persoon praten waarbij het kind of de jongere niet onderbroken wordt. Eventueel met neutrale begeleiding. • Zoeken naar veilige plekken en personen die vertrouwen kunnen bieden. Angsten ontstaan regelmatig na een verlieservaring. Het terug installeren van andere, nieuwe structuren en kaders biedt veiligheid. Zeker bij kinderen waar door het verlies al heel wat op zijn kop komt te staan.
34
• Grensbepalingen: maak goede afspraken met je kinderen en jongeren. Ga consequent om met afspraken. Daarnaast moet er echter ook aandacht zijn voor de gevoelswereld! De ‘waarom-vraag’ moet gesteld durven worden. • Pas rituelen (bijv. slaaprituelen) toe. • Angst van kinderen of jongeren (bijv. monsters, nachtmerries,…) kunnen ook uitgetekend en daarna verbrand of begraven worden. • Zo snel mogelijk moeten nieuwe structuren of een duidelijk kader aangeboden worden. Het kind of de jongere voelt verwarring. Het duidelijk aangeven (in zijn nieuwe context) van grenzen is daarom zeer belangrijk.
Tot besluit Het thema verlies en rouw is uiteraard geen vrolijk thema, maar met dit artikel willen we toch vooral een positief accent leggen; het ís mogelijk voor kinderen en jongeren om hun leven opnieuw in te richten na een ingrijpende verlieservaring. En ook bij kinderen met een (mentale) beperking kan aangepaste rouwbegeleiding helpen bij de verwerking daarvan.
Meer lezen? VAN DUN, M.; VANDEZANDE, J. & VERHAEGEN, J.P., Adieu!... A Dieu? Verlies en rouw bij jongeren met een beperking (sob-katern 4). Antwerpen/Apeldoorn: Garant, 2006. VERBEKE, M. & VAN DUN, M., Studiedag VVKBuO “Verlies en Rouw”, in Forum 37 (2006), 22-23. VERREYKEN, K., Lut Celie over rouw bij jongeren in het Buitengewoon Onderwijs, in Tertio 7 (349), 4 (2006).
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking
Literatuur Gesignaleerd MARTINE VAN DUN, JOHAN VANDEZANDE, JEAN-PAUL VERHAEGEN, Adieu!... A Dieu? Uitgeverij Garant, 2006. Hoe ga je om met een leerling die rouwt? Hoe met een klasgroep die het verlies van een medeleerling doormaakt? Hoe help je een collega die het verlies van een dierbare moet verwerken? En wat moet je vooral niet doen? Hoe ver gaat de betrokkenheid van de school met de ouders wanneer een leerling sterft? Is dit alles anders in het buitengewoon/speciaal onderwijs dan daarbuiten? Reageren kinderen met specifieke onderwijsbehoeften anders op dergelijk verlies of rouwen zij anders? De bekommernis van scholen is groot, maar vaak blijven zijn onwennig staan tegenover 'verlies en rouw'. De vele, goede literatuur over het onderwerp is meestal ook te algemeen voor jongeren. De multiculturele samenwerking zorgt trouwens voor verschillend denken over sterven en afscheid en kent andere rituelen. Deze Katern geeft veel praktische informatie, afgestemd op jongeren met specifieke behoeften. Martine Van Dun is pastoraal stafmedewerker bij het Vlaams Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs. Johan Vandezande en Jean-Paul Verhaegen waren tijdens de uitwerking van deze katern eveneens bij het VVKBuO tewerkgesteld. Je kan de katern bestellen via www.vvkbuo.be.
BERT PRINSEN, Het blijven kostbare mensen. Over bewoners, familie en werkenden in een verpleeghuis, Ark Boeken, Amsterdam, 2004. Bert Prinsen, dominee en geestelijk verzorger in het verpleeghuis Het Zonnehuis te Doorn geeft een jubileumbundel uit. Niet hij zelf, maar het verpleeghuis viert zijn 50-jarig bestaan. In 86 pagina’s verhaalt hij over heel uiteenlopende belevenissen als geestelijk verzorger. Niet de theorie, maar de ervaring staat centraal. Bewoners met heel verscheiden achtergrond en
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3735
geloofsovertuiging passeren de revue: rooms katholieken, grieks-orthodoxen, en uiteraard protestanten,… Tevens mensen die nog vrij helder van geest zijn, maar ook dementerende bewoners of bewoners die een CVA hebben doorgemaakt. Kortom: alle mogelijke ‘types’ van bewoners die in een verpleeghuis kunnen opgenomen zijn. Door telkens in een kort verhaal een concrete belevenis te beschrijven, licht dominee Prinsen iets op van wat de taak en de opdracht van een pastor kan zijn in uiteenlopende situaties, maar ook laat hij zien wat hem heel specifiek heeft getroffen en wat hem als geestelijk verzorger ook bezig houdt. Leuk om lezen. Weinig nieuwe of verhelderende inzichten maar in zijn anekdotische vorm toch de moeite om eens door te nemen. Je krijgt er wel een beeld van waar het de geestelijk verzorger uiteindelijk om te doen is: een stukje weg met mensen afleggen, met hen meegaan… Marc Van Wesemael
STEVEN DECRAENE en JOHAN SWINNEN, Gewoon anders. 14 aparte verhalen, Uitgeverij Garant, 2006. Anders zijn, valt op. Als iemand het etiket anders krijgt, is voor velen voorzichtigheid geboden. Maar waarom? Je bent niet beter of slechter, maar gewoon anders. Iedereen heeft talenten, maar sommige mensen moeten meer drempels over om die talenten te kunnen ontplooien. Anderen liepen van bij de start van hun leven achterstand op. Toch proberen ook zij hun plaatsje in de wereld te vinden. ‘Gewoon anders’ wil andere mensen zelf aan het woord laten. Dit boek is een verzameling van verhalen, van getuigenissen, van stillevens, geschetst met de pen en afgewerkt in foto’s. Maar dit boek is ook op zich zelf anders, het wil meer doen dan alleen verhalen vertellen, het wil ook verwonderen in woord en beeld. Vaak verrassend, soms apart, maar altijd met respect. Mensen kunnen meer dan andere mensen denken. Zeker als een organisatie als vzw Oranje hen steun kan geven.
36
Literatuur
Literatuur
Ontmoet Ingrid, Johny en Guy samen met al die anderen. Hun verhalen klinken als zelfkantjes in een maatschappij, maar zinderen na als portretten van liefde en kracht. Steven Decraene is Terzake-journalist bij de VRT. Johan Swinnen is fotograaf en docent kunst en fotografie, film, video, nieuwe media en beeldcultuur aan de Vrije Universiteit Brussel.
MARIANNE THANS (RED.), Uit betrouwbare bronnen. De pastorale praktijk vanuit contextuele optiek, Zoetermeer: Meinema, 2007. Dit praktijk- en werkboek over de contextuele benadering in het pastoraat biedt de lezer inzicht in de werking ervan en uitzicht op nieuwe ontwikkelingen. In toenemende mate laten mensen die werkzaam zijn in de zorg, het pastoraat en de psychotherapeutische praktijk, zich inspireren door de zogeheten contextuele benadering. Grondlegger van deze stroming is I. Boszormenyi-Nagy. In het Nederlands taalgebied hebben Hanneke Meulink-Korf en Aat van Rhijn het gedachtegoed van de contextuele benadering programmatisch gestalte gegeven in hun publicaties (bijvoorbeeld in De onvermoede derde. Inleiding in het contextueel pastoraat, 2de druk 2005). Een belangrijk kenmerk van de contextuele benadering ligt in het betrekken van de familie (de context) in de behandeling van een persoon. Op tal van gebieden werken pastores, samen met degenen die zij begeleiden of behandelen, vanuit een contextuele optiek. Het gaat dan om werk binnen het justitiepastoraat, in ziekenhuizen, binnen kerkelijke gemeentes, in interculturele situaties en om het werken met verstandelijk belemmerden en andere specifieke groepen. In de loop der jaren is een groot reservoir aan ervaringen en ervaringsverhalen ontstaan. Nieuwe vragen en dilemma’s zijn eveneens opgekomen. In dit op de praktijk gerichte en vanuit de praktijk ontstane boek, komen de ervaringen van een achttiental pastores bijeen. De lezer krijgt daarmee een boeiend inkijkje in het therapeutisch en pastoraal werk vanuit contextueel perspectief. Inhoudelijke aspecten, zoals de bronnen van vertrouwen in familie en in geloofstraditie, komen aan de orde. De auteurs geven ook aandacht aan de vraag hoe de contextuele benadering verder ontwikkeld kan worden.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3737
Gelezen HERMAN P. MEININGER (red.), Van en voor allen. Wegwijzers naar een inclusieve geloofsgemeenschap met mensen die een verstandelijke handicap hebben, Uitgeverij Meinena Zoetermeer, 2004. Eén en ander doet denken aan wat Jan Hendriks, universitair hoofddocent gemeenteopbouw, in zijn hele loopbaan heeft duidelijk gemaakt: als de kerk wil overleven naar de toekomst, zal zij moeten werken aan een open identiteit. Hendriks poneert met de metafoor van de kerk als ‘herberg’ dat gastvrijheid het waarmerk van de kerk zal moeten zijn. Dit betekent dat de kerk zich (w)meer gastvrij zal moeten opstellen voor ‘vreemdelingen’ (lees hier ook: mensen met een mentale handicap) allerhande, en alle belemmeringen om hen volwaardig te laten participeren opruimt. Niet toevallig misschien is Meininger wetenschappelijk onderzoeker aan dezelfde Vrije Universiteit van Amsterdam, waar ook Hendriks doceerde. De kern van Meiningers betoog is precies dat mensen met een mentale handicap een waardevolle plaats verdienen in onze kerk. Hij houdt een pleidooi voor een ‘inclusieve geloofsgemeenschap’: mensen met een mentale handicap zijn misschien in eerste instantie een ‘verstoring’ van de orde. Maar precies door hun vreemdheid hebben zij een bepaalde rol in de gemeenschap en herinneren zij ons aan wat geschreven staat in Lev.19,34: “Vreemdelingen die bij u wonen hebben dezelfde rechten als een geboren Israëliet. U moet hen beminnen als uzelf, want u zelf bent vreemdeling geweest in Egypte”. Met deze bundel breekt Meininger een lans om in alle aspecten van kerk-zijn nl. het vieren, het leren, het delen, de pastorale presentie en het beleid, dit wezenskenmerk van gastvrijheid te doordenken. Hij laat hierbij mensen aan het woord die in de pastorale praktijk staan op een parochie (gemeente) of in een voorziening van personen met een mentale handicap zowel als mensen die een meer docerende, theologische opdracht vervullen. Dit maakt het geheel rijk en gevarieerd. Een beweging die voortdurend gemaakt wordt, is dat het betrekken van personen met een mentale handicap in onze kerkgemeenschap een reflectie op gang brengt naar de eigenheid van het kerk-zijn zelf. In dit opzicht is het boek niet alleen een pleidooi voor het ontwikkelen van een gastvrijheid vanuit de kerkgemeenschap maar wil hij met dit boek ook het idee van ‘inclusieve gemeenschap’ doordenken in al zijn consequenties en de praktijkervaring die hiermee reeds is opgedaan aan het woord laten. In een eerste deel over ‘vieren’ worden heel concrete ervaringen weergegeven van wat het betekent liturgie te vieren met personen met een mentale handicap. De nadruk wordt gelegd op de dialoog die er dient te zijn tussen de voorganger en vierende gemeenschap. Dit kan niet zonder verbeelding en expressie. Personen met een mentale handicap worden, net als wij trouwens, bijzonder geraakt via zichtbare en voelbare prikkels. Gebaren, symbolen, aanraking, muziek,… spreken intenser aan dan 1000 woorden. Aandacht voor het dramatische van de
38
Literatuur
Literatuur
liturgie (uitbeelden van een evangelieverhaal bijvoorbeeld) maakt wat op het eerste gezicht vreemd lijkt, plots veel herkenbaarder wordt. In een tweede deel, ‘leren’, treffen mij vooral de ervaringen van het leerhuis. Samen op weg gaan betekent daar dat men niet louter kijkt naar de leerproblemen, maar dat men doorstoot tot de ontdekking van de mogelijkheden van mensen met een mentale handicap. Een derde deel, ‘pastorale presentie’ genaamd, bevat verschillende bijdragen over presentie, levensverhaal en levensvragen, en het begeleiden van verwerkingsprocessen bij ingrijpende gebeurtenissen als ernstige ziekte en overlijden. Als een refrein komt het ‘meeleven’, ‘empathisch luisteren’, ‘present-zijn’, ‘trouw en authenticiteit’ terug. De pastor kan wel heel wat doen, maar het komt er vooral op aan er te zijn, een eindje mee te lopen… In een laatste hoofdstukje van dit deel worden andermaal de vier functies van pastoraat aangehaald zoals Gerben Heitink deze heeft uitgewerkt in zijn boek Pastorale zorg: helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen. Hier worden zij toegepast op de specifieke situatie van Jaap, een ernstig gehandicapte jongen. Hierdoor laten de auteurs op een bijzondere wijze zien hoe een eerder theoretisch kader (Heitink is pastoraal theoloog) handen en voeten krijgt in de pastorale praktijk. In deel 4, ‘gemeenteopbouw en beleid’ gaat het over de kwestie of en in welke mate mentaal gehandicapte mensen deel uitmaken van de kerkgemeenschap. M.a.w. welke plaats krijgen zij toebedeeld? In een eerste hoofdstuk wordt daarbij het kerkmodel van J. Hendriks, de kerk als ‘herberg’, concreet onder de loep genomen. Hoe gastvrij zijn deze zogenaamde open kerkgemeenschappen wel t.a.v. mentaal gehandicapte mensen? Of hebben zij hen alleen maar nodig voor het eigen karakter van hun gemeenschap en is zonder hun aanwezigheid de kerkgemeenschap niet compleet? In deze eerder retorische vraag schuilt al meteen het kernpunt van de discussie: De kerkgemeenschap is niet als vanzelf gastvrij wanneer er ook mensen met een mentale handicap aanwezig zijn, maar, wanneer in het horen van de vraag van de mens met een mentale handicap er naast appèl en reflectie ook een daadwerkelijke toewending optreedt. De anawim, de ‘arme’ is dan niet langer de mindere, maar staat in het midden van de gemeenschap en krijgt de volle aandacht. De ‘mindere’ mag echter niet beschouwd worden als ‘object’ van onze barmhartigheid, maar dient altijd te worden benaderd als subject. Zo is het bijvoorbeeld fantastisch wanneer mensen met een mentale beperking toch een bepaalde functie opnemen is de kerkgemeenschap, waarvan J. De Vries melding geeft: zij nemen er het ambt van diaken en ouderling op zich. Verwerken, luisteren en erkennen zijn begrippen die centraal staan in de bijdrage van Meininger in deel 5, ‘Dienen door delen’. Hij betoogt er dat deze drie begrippen van wezenlijk belang zijn in het diakonaat t.a.v. mensen met een mentale handicap. Terecht wijst hij op de noodzaak van een mentaliteitswijziging zodat mensen met mentale beperkingen niet meer als object, maar meer als subject worden benaderd. Ook H. Noordegraaf komt in zijn bijdrage op voor een gelijkwaardigheid van mensen met een mentale handicap. Hij wijst erop dat dit in een op prestatiegerichte samenleving niet zo vanzelfsprekend is. Eén en ander heeft te
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3739
maken met het onderliggend mensbeeld dat we hanteren. Alleen al een zich hiervan bewust worden kan aanleiding zijn tot gelijkwaardige benadering. Het besef van wederkerigheid kan hierbij een hefboom zijn. En wellicht zullen we dan ook het ‘voor hen’ vervangen door ‘met hen’. Deze bundel geeft zowel vanuit de theologie als vanuit de pastorale praktijk voorbeelden en reflecties die voor ons allen, zowel maatschappelijk als voor de christelijke geloofsgemeenschap, richtinggevend zijn in de omgang met mensen met een mentale handicap. De sterkte van dit boek ligt hem in de samenhang tussen zowel een theoretische benadering als de stem vanuit de praktijk. De korte stukken (19 bijdragen op 290 bladzijden) lenen zich ook bijzonder als uitgangspunt voor reflectie- en discussiegroepen rond allerlei aspecten van het thema ‘inclusieve geloofsgemeenschap’. Marc Van Wesemael
JOHAN VAN DER VLOET en ROGER VANDEBROEK, Het permanent diaconaat op zoek naar zichzelf. 35 jaar diakens in Vlaanderen, Uitgeverij Halewijn, 2006, 14,5 euro. Naar aanleiding van 35 jaar diakens in Vlaanderen had er in 2005 een studiedag plaats in Leuven waar gerenommeerde sprekers het belang de evolutie van het diaconaat kwamen toelichten. Onlangs verscheen er in de cahiers voor praktische theologie een boek waarin een uitgebreid verslag werd opgemaakt van deze studiedag. In Vlaanderen zijn meer dan drie honderd diakens actief op velerlei terreinen in de pastoraal, de parochies, liturgie, dienstverlening, zorg voor de armen, catechese en nog zoveel meer. Door dit boek krijgen we een dieper beeld en een overzichtelijke kijk op het diaken-ambt en de situatie van de diaken in het leven van de kerkgemeenschap. In een eerste hoofdstuk schetst Professor Gielis het ontstaan van het diaconaat na het tweede Vaticaans Concilie. Hij vertelt aan de hand van documenten en de eerste getuigenissen hoe het diaconaat in Vlaanderen werd ingevoerd en de eerste diakens werden gewijd in 1970. Hij verheldert de term diaken als dienst aan de bisschop en de kerkgemeenschap en spreekt over de groei en de uitbouw van het diakenambt. In een tweede bijdrage komt Kardinaal Ratzinger aan het woord over het herstel van het permanent diaconaat. De Weense pastoraaltheoloog Paul Zulehner geeft een helder inzicht over de toepassing en de situatie van het diaconaat in Duitstalig Europa. Hij deelt de diakens op in drie groepen: samaritanen (vooral armenzorg), profeten (armenzorg en structurele verandering) en levieten (eerder 'vervangers' van de priesters). Aan de hand van een sociologisch onderzoek en cijfermateriaal schetst hij een duidelijk beeld wie diakens zijn, wat ze doen, hoe ze hun ambt zien, hoe de echtgenotes meewerken, wat hun competenties zijn. Daarna schetst hij de ontwikkelingen voor de toekomst en stelt pertinente vragen.
40
Literatuur
Met nieuwe woorden drinken uit een oude bron
In een volgend hoofdstuk brengt Alphonse Borras, professor kerkelijk recht en vicarisgeneraal van het bisdom Luik, vanuit de Franstalige wereld een aantal theologische accenten aan. De diaken wordt teveel gezien als een vervanger van de priester, maar het ambt zou een beter omschreven invulling moeten krijgen en losgekoppeld worden van het allesomvattende priesterschap. De diaken heeft een specifieke opdracht: hij is gewijd voor de dienst in drie domeinen: de liturgie, het Woord, de liefdewerken (Zie Lumen Gentium nr. 29). In 'Diakens in profiel' wordt door diaken Roger Vandebroek (vicariaal verantwoordelijke voor de caritas in Hasselt) een onderzoek gevoerd in Vlaanderen naar de activiteiten van de diaken en zijn echtgenote. Aan de hand van een enquête worden alle opdrachten en beweegredenen van de diaken onderzocht en in kaart gebracht. Dat levert verrassende resultaten op. In een laatste hoofdstuk schetst de Vlaamse pastoraaltheoloog (en vicaris voor caritas in West Vlaanderen) Kristiaan Depoortere de typologie van het permanent diaconaat. Het permanent diaconaat is een kerkelijke zending naar andere mensen. De diaken is de garant van de dienstbaarheid van de Kerk. Wie gewijd wordt, is eveneens toegewijd. Diaken zijn, is permanent op weg zijn. Uit het slotwoord of tot opnieuw beginnen: een diaken is een speler in een geheel met de priester, de teamleden, de vrijwilligers in een parochie, federatie, bisdom onder leiding van de bisschop. Is dit niet de roeping van iedere christen? Heel zeker: heler, profeet en herder zijn, dat is de roeping van iedere christen. Opdat iedere christen haar of zijn roeping zou horen en kunnen realiseren, zijn er ondersteuners nodig, herinneraars, bijvoorbeeld diakens. Dit boek schetst een verhelderend en realistisch beeld van het diakenambt, de diakens in hun leef- en werksituatie. Laat dit boek een werkinstrument zijn voor allen om dit gewijde ambt beter te begrijpen, verder uit te diepen en op de vele vragen een gelovig en dienstbaar antwoord te geven. Antoine Spaas, di
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3741
Nieuws VVI subcommissie Pastoraal Ouderenzorg: op weg naar een hedendaagse visie op pastoraal in de ouderenzorg Op woensdag 25 april 2007 vergaderde de subcommissie Pastoraal Ouderenzorg (POZ) in “het Hof Van Watervliet” te Brugge. Op deze zonnige dag in het hartje van de historische stad Brugge werd het officiële startschot gegeven om te komen tot een geactualiseerde visietekst rond de pastorale zorg in christelijk geïnspireerde ouderenzorgvoorzieningen. Niet alleen deze historische locatie van de CM zorgde voor de nodige inspiratie, maar ook een aantal relevante artikels en visieteksten hielpen om een goede insteek te kunnen geven aan dit belangrijke thema. In de voormiddag gingen we te rade bij enkele auteurs (R. Mes, A. Lombaert, T. Van Knippenberg,…) om de fundamenten van onze visietekst te verkennen. Doorheen de discussies merkten we dat we met de POZ dezelfde uitgangspunten hanteren. De manier waarop we met de commissie de pastoraal (willen) benaderen zit zeker in dezelfde lijn. Anderzijds merken dat deze visie vaak staat of valt bij de accenten die de lokale directies en/of raden van bestuur willen leggen waardoor er sterke verschillen merkbaar zijn tussen de vele voorzieningen. In Nederland gaan ze hierin nog een stap verder: pastorale zorg wordt daar in de thuiszorg als grote nood naar voor geschoven. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de aanwezigheid van een ‘geestelijk verzorger’ een kwaliteitsnorm is in de verpleegtehuizen, waardoor zij op dit vlak reeds een stap verder kunnen zetten in hun visie op pastoraal in de ouderenzorg. Het is de bedoeling van de POZ enkel stil te staan bij de pastoraal binnen de christelijk geïnspireerde WZC, die al een zeer grote verscheidenheid laat zien in Vlaanderen. Na een gezellige maaltijd werden in de namiddagsessie deze teksten dan als basis gebruikt om de structuur waarop de visietekst opgebouwd zou worden vast te leggen. Doorheen de gesprekken konden we merken dat de pastorale werking varieert van een zeer minimale invulling (parochiepriester die sporadisch een viering verzorgt, of een personeelslid die een zekere pastorale bewogenheid vertoont naast zijn/haar takenpakket als verpleegkundige, ergotherapeut, animator) tot de vrijstelling van één of meerdere pastores in grote WZC. Juist omwille van deze grote verscheidenheid willen we komen tot een basistekst waarvan de structuur min of meer reeds is vastgelegd, maar waar de lokale directies volgens de beschikbare middelen een eigen invulling kunnen geven. In een eerste deel willen we de context en situering van de hedendaagse christelijk geïnspireerde WZC toelichten om vanuit een goed realiteitsbeeld te kunnen vertrekken. In een tweede deel willen we een toelichting geven van de grondhouding die noodzakelijk is om binnen de veranderende realiteit pastorale noden bij ouderen op een zinvolle manier te benaderen en in te vullen. Tenslotte zal een derde en laatste deel handvaten aanreiken om de pastorale
42
Nieuws
Nieuws
zorg georganiseerd te krijgen binnen de eigen voorziening. Op onze bijeenkomst in juni 2007 willen we de eerste twee delen concreter gaan invullen en willen we stilstaan bij de grote lijnen van het derde deel. Tegen september zouden we dan een eerste conceptnota willen voorleggen, die we grondig zullen toetsen bij alle belanghebbenden. Wij houden u op de hoogte van onze vorderingen. Edelhart Valcke Coördinator ouderenzorg Broeders van Liefde Lid van de POZ
Studiedag Caritas Antwerpen, 26 april 2007 ‘Pastorale zorg – Visie en praktijk’ In één van de Pastorale Subcommissies van het VVI (de PAPZ) wordt op dit moment gewerkt aan een visietekst rond pastorale zorg. Een voorlopige versie van deze tekst werd in september vorig jaar reeds voorgelegd aan een veertigtal Vlaamse pastores, een aantal directies en theologen, en enkele kerkelijke beleidsmensen. De definitieve versie zal in de loop van dit jaar verschijnen in een aangroeimap met Pastorale Adviezen. Voor het zover is vonden wij het opportuun om de auteur en redacteur van deze tekst, Pieter Vandecasteele, stafmedewerker van Caritas Vlaanderen, uit te nodigen op onze jaarlijkse studiedag. Zo konden de Antwerpse pastores met hem in gesprek gaan over de inhoud ervan. Tijdens onze studiedag werd er bij volgende vragen stilgestaan: Wat is pastorale zorg? Hoe kan de inhoud en het belang van pastorale zorg aan andere disciplines, aan de directie verduidelijkt worden? Na de toelichting van de visietekst ging Filip Zutterman, ziekenhuispastor in Bonheiden, vanuit zijn eigen praktijk op deze vragen in. Hij vertrok hierbij vanuit de presentietheorie van Andries Baart1. Hij benadrukte dat er een aantal valkuilen zijn bij de aard of de interpretatie van de presentietheorie. Doordat de presentietheorie ook een belangrijke rol speelt in de visietekst, is het goed om enkele van deze valkuilen even op een rijtje te zetten. Presentie en interventie mogen niet zo tegenover elkaar gesteld worden alsof ze elkaar zouden uitsluiten. De presentietheorie is ontstaan binnen de specifieke context van stadspastoraal. De pastor moet de nodige tijd nemen om de wijk waarin zij werkzaam is te leren kennen. Uitgedrukt in de klassieke drieslag zien, oordelen en handelen ligt bij de presentiebenadering de nadruk op zien. Het begrip interventie sluit eerder aan bij de woorden oordelen en handelen. De context van voorzieningen is duidelijk een andere context. De presentiebenadering is ook voor deze context inspirerend omdat die ons eraan herinnert dat, met welk probleem de patiënt of bewoner ook in de voorziening komt, we steeds de mens achter het probleem moeten blijven zien. Tegelijk wordt van de pastor verwacht dat zij aandacht heeft 1 Zutterman, Filip, Met nieuwe woorden drinken uit een oude bron. In Pastorale Nieuwsbrief 134 (2007) 1, p. 21-30.
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3743
voor de vragen die opduiken tijdens de pastorale begeleiding en dat zij daar op een verantwoorde manier specifieke pastorale interventies aan koppelt. De presentiebenadering legt de nadruk op medemenselijkheid. Welke levensbeschouwelijke achtergrond men ook heeft, het is een herkenbare invalshoek voor mensen die werken in de zorg. Willen we deze benadering kunnen toespitsen op pastorale zorg, is een theologische verdieping noodzakelijk. Het present zijn heeft voor de pastor ook spirituele wortels. Zij is een mystagoge, zij brengt de patiënt of de bewoner op een verantwoorde wijze in relatie met de Ander. De pastor verbindt de menselijke waardigheid persoonlijk en theologisch bijvoorbeeld met de scheppingskracht van een liefhebbende God. Doordat er in de presentiebenadering de nadruk gelegd wordt op zuivere aanwezigheid, kan men zich de vraag stellen of zij losstaat van een kritische vorm van pastorale zorg. Het bevrijdend, solidair, kritisch optreden van de pastor staat sterker centraal bij bijvoorbeeld diakonische, feministische, contextuele of interculturele benaderingen. Het effect van de presentiebenadering mag niet louter systeembevestigend zijn, of het nu gaat om het systeem van een familie, het systeem van de organisatie, of het systeem van de gezondheidszorg. In relatie met de directie en in het kader van kwaliteitszorg is een beknopte weergave van wat een pastor doet een must. Het is niet evident om iets van de presentiebenadering op papier te zetten. Als er door pastores al geregistreerd wordt, gaat dit vaak over crisisinterventies, oproepen en afscheidsrituelen. Tijdens de studiedag werd de vraag gesteld of er vanuit de subcommissie zou kunnen gewerkt worden aan een registratieprocedure die echt recht zou doen aan de gevarieerde en specifieke inhoud van pastorale zorg. Pieter Vandecasteele wees erop dat er binnen de PAPZ hier rond zal gewerkt worden. Afsluitend vermeld ik dat ik het als moderator belangrijk vond dat de stijl van Pieter en Filip heel complementair waren. Een studiedag die ingericht wordt voor pastores moet een aanzet zijn tot reflectie en tegelijk ook inspirerend zijn, het hart raken. In die zin vulden een eerder conceptuele en een eerder metaforische aanpak elkaar goed aan. Belangrijk is ook dat er kans was tot uitwisseling. Tijdens de studiedag werd de kans geboden tot een ‘triadisch’ gesprek, een gesprek met drie. Het voordeel hiervan is dat iedereen voldoende aan bod kan komen, kan spreken vanuit de eigen ervaring en dat er niet de extra rol nodig is van een moderator. Met de positieve evaluaties en het vorig nummer van de Pastorale Nieuwsbrief naast mij kan ik tevreden terugkijken op onze studiedag. Dominiek Lootens Caritas Antwerpen DNGW
44
Nieuws
Aankondigingen Interdiocesaan vormingsaanbod voor pastores
In het najaar van 2007 starten opnieuw twee vormingssessies voor pastores uit de caritassector. Deze vormingscycli van telkens 7 dagen zijn bedoeld voor pastores werkzaam in woon- en zorgcentra, algemene of psychiatrische ziekenhuizen of instellingen voor personen met een handicap. Er staat een drievoudige doelstelling voorop: 1) Op gebied van kennis: Zicht krijgen op de identiteit van de pastor in diverse pastorale velden. Zicht krijgen op de eigen rol van het pastoraat en de eigenheid van pastorale en geestelijke begeleiding. Verrijken van het inzicht in pastorale methoden en pastorale vraagstukken. 2) Op gebied van houding: Werken aan verbetering van de houding bij pastorale ontmoeting en counseling. Verbetering van empathie en sensibiliteit in het pastorale gesprek. Gevoeligheid ontwikkelen voor de eigenheid van pastorale gesprekken. 3) Op gebied van vaardigheden: Ontwikkelen van praktische vaardigheden in de pastorale begeleiding en hulpverlening. Inoefening van diverse soorten van pastorale interventie. Met het oog op deze doelstellingen is het belangrijk dat de eigen begeleidingservaring van de deelnemers centraal staat en dat er optimale kansen geboden worden voor persoonlijke reflectie, uitwisseling en confrontatie. Waar nodig zal door de begeleiders duiding en achtergrondinformatie gegeven worden. Van iedere deelnemer wordt een actieve deelname aan de volledige cyclus verwacht (inclusief twee uitvoerig uitgeschreven gespreksrapporten).
Cyclus 1 basisvorming: pastorale identiteit en vaardigheden in begeleidingsrelatie en gespreksanalyse - Bedoeld voor pastores met minimum één jaar werkervaring - Plaats: Huize Herkenrode, Herkenrodeabdij 1, 3511 Kuringen Hasselt. (011/221233) - Data: 23 okt, 20 nov, 8 jan, 5 febr, 4 maart, 8 april, 13 mei - Tijdstip: 10u-17u (koffie vanaf 9u30) - Begeleiding: Arthur Polspoel, supervisor en docent (Tilburg); Bruno Aerts, supervisor en ziekenhuispastor (Eindhoven)
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3745
Cyclus 2 thematische vorming: verlieservaring en spirituele zorg - Bedoeld voor pastores die de basisvorming gevolgd hebben of minimum 5 jaar werkervaring hebben - Plaats: TPC, Groenenborgerlaan 149, 2020 Antwerpen (03/2873561) - Tijdstip: 10u-17u (koffie vanaf 9u30) - Data: 16 okt, 13 nov, 18 dec, 15 jan, 12 febr, 11 maart, 15 april - Begeleiding: Arthur Polspoel, supervisor en docent (Tilburg); Monique Dujardin, rouwconsulente en pastorale werkster(Antwerpen) De kostprijs is telkens 345 euro voor de volledige cyclus. Momenteel wordt nagegaan of dit bedrag met opleidingscheques vergoed kan worden. U vindt hierover meer informatie in de volgende Pastorale Nieuwsbrief. Contactpersoon: Dominiek Lootens, coördinator interdiocesane vorming, tel. 03 / 247 88 11 of e-mail:
[email protected].
Jubileumcongres 75 jaar Caritas : Zorgethiek doorheen de levensloop 18-19 oktober 2007 - Passage 44, Brussel Thema:
Elke mens is gedurende zijn leven op verschillende momenten afhankelijk van zorg door anderen. Voor de meesten onder ons heeft deze zorg een tijdelijk karakter, zoals de zorg die we nodig hebben in het opgroeien tot volwassen mensen, of de zorg die noodzakelijk is om te kunnen genezen wanneer we ziek zijn, alsook de zorg die ons omringt op onze oude dag. Voor andere mensen is zorg een constante in hun leven, zoals in het geval van personen met een handicap en chronische zorg. Kortom, in elke samenleving zijn er mensen die zorg nodig hebben en mensen die deze zorg verlenen. Als zodanig kan zorg worden beschouwd als een essentieel kenmerk van het menselijke leven en een bestaanswijze van mensen. Ze omvat alle handelingen die mensen stellen en nodig hebben om hun bestaan te verbeteren en meer menselijk te maken. Ze is een essentieel element van het menselijke leven, een antwoord op kwetsbaarheid. Als een reactie tegen de maatschappelijke tendens om zorg als een randfenomeen te beschouwen - de illusie van het onafhankelijke, zorgeloze leven - is zorg tijdens de laatste decennia een steeds crucialere rol gaan spelen in het zelfverstaan van de Westerse mens. Hieruit volgde ook een grote aandacht voor de betekenis van zorg in het ethische denken. Zo ontstond zorgethiek, een ethisch perspectief dat vertrekt vanuit zorg als ethische waarde.
46
Aankondigingen
Aankondigingen
Om zorg in de ethiek te laten functioneren is het nodig om de precieze betekenis van zorg op het spoor te komen. Wat is ethisch verantwoorde zorg? Tijdens dit jubileumcongres van Caritas gaan we op zoek naar de ethische betekenis van zorg zoals deze verschijnt in de verschillende fasen van het menselijke leven waarin kwetsbaarheid verschijnt. We zullen ons concentreren op zorg voor het ongeboren leven, voor de ouderen onder ons, voor de personen met een handicap, voor de psychisch kwetsbare mensen en voor de terminaal zieken. We zullen nagaan welke de dreigingen zijn die verbonden zijn aan afhankelijkheid (zoals eenzaamheid, gebrek aan respect, verlies van identiteit, zelfvertrouwen en waardigheid) om hieraan op gepaste wijze het hoofd te kunnen bieden. We willen tijdens dit congres bouwstenen aanreiken voor een waarlijk zorgzame hulpverlening.
Inschrijven? Tot 30 juni kan u inschrijven aan het voordeeltarief van 200 euro voor de beide dagen. Na deze datum bedraagt de kostprijs 250 euro.
Meer informatie? Programma, inschrijfmodule en praktische informatie: www.caritas.be
Pastorale Nieuwsbrief Nr. 135 - 2007/2
3747
Caritas Nieuwsbrief: gratis abonnement De Caritas Nieuwsbrief is een kort tweemaandelijks bericht van Caritas Vlaanderen waarin de dagelijkse werking van de organisatie en van haar verschillende leden in het daglicht wordt geplaatst. Naast aandacht voor de maatschappelijke en politieke actualiteit vindt u in de Nieuwsbrief verdiepende reflecties over diverse werkterreinen van Caritas Vlaanderen: belangenbehartiging, armoede en solidariteit, internationale werking, pastoraal, ethiek, vrijwilligerswerk, kerkbetrokkenheid,... Kortom, de peilers van onze caritaswerking. Ook de partners en verbonden (Verbond der Verzorgingsinstellingen en Vlaams Welzijnsverbond) van Caritas Vlaanderen hebben in ieder nummer hun vaste bijdrage. De Caritas Nieuwsbrief is een onmisbaar communicatiemiddel om op de hoogte te blijven van de activiteiten van Caritas Vlaanderen. U kunt zich via de website gratis abonneren op deze nieuwsbrief: www.caritas.be.
48
Aankondigingen
Colofon Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores wil een forum bieden aan pastores die werkzaam zijn in Vlaamse zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, ten einde de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores. Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich in de eerste plaats aan iedereen die in de praktijk of beleidsmatig meewerkt aan de vormgeving van pastorale zorg in Vlaamse zorg- en welzijnsvoorzieningen. Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores brengt (bij voorkeur niet eerder gepubliceerde) bijdragen over een thema samen. Toekomstige thema’s worden achteraan bekend gemaakt. Suggesties voor een thema worden geapprecieerd. Eigen bijdragen zijn steeds welkom, ook los van een thema. Richtlijnen zijn achteraan opgenomen.
Abonnementen
Kunst op de kaft Luc Hoenraet (Aalst, 1941) leeft en werkt in Brussel. Zijn indrukwekkende oeuvre omvat (materie)schilderijen, tekeningen, etsen, lino’s, litho’s, zeefdrukken, installaties, assemblages en collages. ‘Dat het Grieks kruis en het Sint-Andrieskruis doorheen de jaren standvastig bleven opduiken in zowel zijn schilderkunstig als zijn grafisch werk, is tekenend voor de twijfel waaraan de kunstenaar lange tijd onderhevig was. Zijn levenscredo luidde tot het begin van de jaren negentig dan ook niet voor niets: ‘De twijfel is mijn geloof.’ In de jaren die daarop volgden, evolueerde hij als gevolg van een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven tot iemand die in het geloof een existentiële geloofwaardigheid gevonden heeft. [...] In het actuele kunstveld neemt Luc Hoenraet sinds lange tijd de positie van een buitenstaander in. Zijn kunstenaarschap ontleent zijn ‘autonome positie’ vooral hieraan: het verenigt een consequent volgehouden, spirituele zoektocht met een oorspronkelijkheid van stijl en visie die in het hedendaagse kunstlandschap eerder uitzonderlijk is.’ (Patrick Auwelaert in ‘Kunsttijdschrift Vlaanderen’)
Kruip in de pen! Een thema suggereren ? Dat kan! Een bijdrage leveren ? Een artikel, praktijkverhaal, column, bespreking (van een boek, film, artikel, website,…), reflectie, lezersbrief, ervaringsbericht, vraag om informatie, aankondiging, terugblik op een gevolgde studiedag of vorming, cartoon, stripverhaal,…? Alleen of samen met collega’s? Dat kan!
Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij nieuwe abonnering ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt vóór 31 december van de lopende jaargang. Kostprijs (inclusief verzending)
Bezorg uw bijdrage aan de redactie of neem contact op voor concrete afspraken. Enkele richtlijnen voor artikels:
• los nummer: € 7
• enkel noodzakelijke voetnoten opnemen, en achteraan in het artikel referenties naar de belangrijkste literatuur opnemen
• op particulier adres: € 25 • student: € 20 • op adres van de voorziening waar u werkzaam bent: € 22 (eerste abonnement), € 20 (volgende abonnementen) (op voorwaarde dat de voorziening lid is van het Verbond der Verzorgingsinstellingen of van het Vlaams Welzijnsverbond). Zowel voor een nieuw abonnement als voor de verderzetting van een bestaand abonnement kunt u het gepaste bedrag overschrijven op het rekeningnummer 799-5503733-52 (Caritas Vlaanderen, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vermeld in de mededeling naam en adres van de abonnementhouder (en eventueel abonneenummer).
Kernredactie: Regine De Bruycker (secretaris), Koen De Fruyt, Dominiek Lootens, Annick Pollefoort, Filip Zutterman, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredacteur), Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever).
Redactieadres: Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Guimardstraat 1, 1040 Brussel 02 / 507 01 11 •
[email protected] Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
• bij voorkeur digitaal bezorgen aan de redactie, in een word-document, zonder opmaak • minimum 1000 woorden, maximum 4000 • duidelijke en evenwichtige structuur, met onderverdeling in titels en subtitels
• bij reflecties vanuit de praktijk: goed het onderscheid maken tussen praktijkvoorbeeld en reflectie • naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (max 100 woorden) en een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoegen (naam, functie, achtergrond,…) De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria. Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Toekomstige thema’s: • Spiritualiteit van het ouder worden • Praktijkbegeleiding van pastores Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores wordt mogelijk gemaakt dankzij onze sponsors:
Inhoud
Nr. 135
Pastorale Nieuwsbrief Eigenheid en wederkerigheid Over pastorale zorg bij mensen met een mentale handicap
Titel inleiding Pieter Vandecasteele
Dienstbaarheid, wederkerigheid en transformatie Over Caritas en mensen met een verstandelijke handicap Herman P. Meininger
Pastorale zorg? Vanuit de werkelijkheid zoals die is ... Rik Beernaert en Pieter Vandecasteele
De verrassende zinvolheid van de eerste verhaallijn Over het werken met Bijbelverhalen bij matig mentaal gehandicapte en autistische kinderen Linda Delande
Verlies en rouw bij kinderen en jongeren met een mentale beperking Inzichten uit de context van het buitengewoon onderwijs Martine Van Dun en Lut Celie
Literatuur Nieuws uit de pastorale commissies Aankondigingen
Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door
Pastorale Nieuwsbrief. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw, in samenwerking met het Verbond der Verzorgingsinstellingen, het Vlaams Welzijnsverbond en de diocesane Caritassecretariaten.
Kunstwerk: Luc Hoenraet
pastores April Mei Juni 2007
Antwerpen X • P706268