P706268 Afgiftekantoor: Brussel 4
pastorale perspectieven September 2012 nr 156
Inhoudstafel 3 BESLAGEN IN DIALOOG
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
Dominiek Lootens
5 INTEGRATIE
De uitdaging voor spirituele zorgverlening in een interdisciplinaire context Bert Verbeke en Frédérique Vanneuville
15 PERMANENTE MACHTSSTRIJD OF HARMONIEUZE SAMENWERKING?
Aanzetten tot vorming en gesprek over de samenwerking tussen psychologen en pastores in algemene ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen Annemie Dillen en Anne Vandenhoeck
23 ZORG VOOR DE ZORGENDEN
Een pastorale competentie? Ria Vercamer
29 HET WELZIJN VAN DE ZORGVERLENER Zelfzorg als basis Chris Van de Veire
Rob De Waepenaere
Een duurzaam tweespan Daniëlle Consoul
46 UITGELEZEN
perspectieven
40 WELZIJNSZORG EN ADVENT
pastorale
38 GEBED VAN DE PASTOR
Beslagen in dialoog over inter- en intradisciplinaire samenwerking
Bernadette Verbruggen
58 OVER DE GRENZEN
nr 156
56 AANKONDIGINGEN Anne Vandenhoeck
Hilde van der Motte
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
September 2012
62 UITSMIJTER
integratie.
De uitdaging voor spirituele zorgverlening
OVER DE GRENZEN.
Revalidatieziekenhuis in Amsterdam
welzijnszorg en advent. Een duurzaam tweespan
[ INHOUDSTAFEL ] 1
INHOUDSTAFEL 3
Beslagen in dialoog Over inter- en intradisciplinaire samenwerking
Dominiek Lootens 5
INTEGRATIE De uitdaging voor spirituele zorgverlening in een interdisciplinaire context
Bert Verbeke en Frédérique Vanneuville Spiritueel zorgverleners voelen zich verbonden met andere zorgverleners en staan voor de opdracht zich te situeren in een evoluerend zorglandschap. De vraag naar de noodzaak van samenwerking komt nadrukkelijk op de voorgrond. Hoe kan de spirituele zorg zich ontwikkelen in interdisciplinair perspectief? En hoe verhouden spiritueel zorgverleners zich tot de eigen en andere levensbeschouwingen? 15
PERMANENTE MACHTSSTRIJD OF HARMONIEUZE SAMENWERKING? Aanzetten tot vorming en gesprek over de samenwerking tussen psychologen en pastores in algemene ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen
Annemie Dillen en Anne Vandenhoeck Er zijn verschillende redenen waarom de samenwerking tussen pastores en psychologen vandaag bemoeilijkt kan worden. Deze berusten vaak op persoonlijke vooroordelen, onbekendheid, subjectieve visies op religie, spiritualiteit en zingeving of op onderlinge machtsverhoudingen en terreinafbakeningen. Een vorming op maat voor pastores en psychologen op de werkvloer kan al heel wat op een beter spoor zetten.
2
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
23
ZORG VOOR DE ZORGENDEN Een pastorale competentie?
Ria Vercamer Het streven naar een volwaardige relatie, gekenmerkt door evenwaardigheid, staat centraal in de pastorale zorg. Deze kwaliteit biedt ook mogelijkheden om waardevolle connectie te maken met de zorgenden. In dit artikel worden er vijf uitgelicht: presentie, coaching, ondersteuning, overleg en contacten. Ria Vercamer getuigt vanuit haar evaring als pastor in een voorziening voor personen met een handicap. 29
HET WELZIJN VAN DE ZORGVERLENER Zelfzorg als basis
Chris Van de Veire Voor zorgverleners is werk niet alleen maar een manier om geld te verdienen of een mogelijkheid om een loopbaan op te bouwen. Het gaat hen erom zinvol werk te doen, waar ze zich volledig bij betrokken kunnen voelen en trots op kunnen zijn, zich een positief en zinvol onderdeel kunnen voelen van de maatschappij. Zelfzorg kan zorgverleners helpen om deze motivatie levend te houden. 38
GEBED VAN DE PASTOR Rob De Waepenaere
40
WELZIJNSZORG EN ADVENT Een duurzaam tweespan
Daniëlle Consoul 46
UITGELEZEN Bernadette Verbruggen
56
AANKONDIGINGEN
58
OVER DE GRENZEN Geestelijk verzorging in het revalidatieziekenhuis Reade in Amsterdam
Anne Vandenhoeck 62
UITSMIJTER 999 keer bezorgd!
Hilde van der Motte
[ TEN GELEIDE ] 3
TEN GELEIDE
Beslagen in dialoog Over inter- en intradisciplinaire samenwerking
Van het voorjaar tot eind september liep er in de abdij van Tongerlo een tentoonstelling over de bisschop en abt Sonnius. Paus Pius IV benoemde Sonnius in 1570 tot bisschop van Antwerpen. Terwijl ik rondliep in de schuur, waar de tentoonstelling doorging, viel mij op dat Sonnius zich al bezig hield met een aantal thema’s die voor mij heel herkenbaar zijn. Op de plakkaten was te lezen dat hij zich concentreerde op de samenwerking tussen priesters en leken. Hun vorming en opleiding waren voor hem cruciaal. Vijf eeuwen later is de context grondig veranderd, maar het thema van samenwerking is nog steeds actueel. In dit themanummer staat het samenwerken in zorgvoorzieningen centraal. Spirituele zorgverleners uit heel Europa kwamen hier rond samen tijdens de tweejaarlijkse Consultatie van het ENHCC (European Network of Healthcare Chaplaincy). Aan deze consultatie namen vertegenwoordigers van verschillende levensbeschouwingen deel. Er werd zowel nagedacht over interdisciplinaire als intradisciplinaire samen werking.1 Bert Verbeke en Frédérique Vanneuville doen hier van in dit nummer inhoudelijk verslag. Ze beklemtonen dat de spirituele zorgverleners een eigen verantwoordelijkheid hebben in de samenwerking. Anne Vandenhoeck en Annemie Dillen concentreren zich op de samenwerking tussen psychologen en pastores.
Deze samenwerking is contextafhankelijk. Zij schetsen de contouren van een vormingsprogramma dat op maat kan worden aangeboden in de eigen voorziening. Hun aanbod is gegroeid vanuit een interdisciplinair expertisenetwerk. Zij willen psychologen en pastores op de werkvloer ertoe aanzetten om elkaar beter te leren kennen. Net voor de zomervakantie vond het tweede congres plaats van de Vlaamse Beroepsvereniging voor Katholieke Pastores in de Gezondheids- en Welzijnszorg. Eén van de spreekster was Ria Vercamer. Een neerslag van haar voordracht vindt u ook in dit nummer. Zij geeft een overzicht van een aantal competenties waarmee pastores andere zorgverleners kun nen ondersteunen. Zij laat zien welke rol haar directie heeft gespeeld bij de uitbouw van de pastorale zorg in haar voor ziening. In haar besluit wijst ze op het belang van zelfzorg. Dit laatste thema wordt ook behandeld door Chris Van de Veire. Vanuit haar psychotherapeutische achtergrond nodigt zij de lezer uit om stil te staan bij een aantal basisbehoeften en die in relatie te brengen met het eigen werk. In dit themanummer staat het ideaal van inter- en intra disciplinaire samenwerking centraal. Van mijn bezoek aan de tentoonstelling van Sonnius heb ik onthouden dat dit ideaal
4
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
niet kan bereikt worden zonder de nodige realiteitszin. Wan neer men in dialoog treedt, is het belangrijk om ook rekening te houden met de aanwezige machtsverhoudingen. Wie in de organisatie heeft er het recht om te spreken, en wie niet? Wie bepaalt wat waar is? Welke posities worden verdedigd? Het is aan de betrokken professionals om ook hierover met elkaar in gesprek te gaan. Het is aan de beleidsmakers om hiervoor de nodige condities te scheppen, zodat dit op een veilige en constructieve manier kan gebeuren.
Het extra artikel in dit nummer werd ons aangeleverd door Daniëlle Consoul, directeur van Welzijnszorg. Ze gaat in haar bijdrage dieper in op de adventscampagne van de organisa tie. Het inzicht dat armoede niet verjaart, kan in de komende adventsperiode een belangrijk aandachtspunt zijn, zowel persoonlijk als in de voorziening. De liturgiemap en de kalender helpen alvast om het thema onder de aandacht te brengen. Aanbevolen! Dominiek Lootens
1.
Over deze thema’s, zie ook nr. 146 en nr. 151 van Pastorale Perspectieven.
Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville [ integratie ] 5
Van 6 tot 10 juni 2012 vond in Mennorode (Nederland) de tweejaarlijkse Consultatie van het ENHCC (European Network of Healthcare Chaplaincy) plaats. Meer dan vijftig leden van beroepsverenigingen, vormingsverantwoordelijken en spiritueel zorgverleners, vertegenwoordigden 22 Europese landen1. Thema van de samenkomst was Integratie: de uitdaging voor spirituele zorgverlening in een interdisciplinaire context.2 Spiritueel zorgverleners voelen zich verbonden met alle zorgverleners en staan evenzeer als andere disciplines voor de opdracht zich te situeren in een evoluerend zorglandschap. De vraag naar de noodzaak van samenwerking met andere disciplines komt nadrukkelijk op de voorgrond. Hoe kan de spirituele zorg zich professioneel en constructief ontwikkelen in interdisciplinair perspectief? En hoe verhouden spiritueel zorgverleners zich vanuit dit perspectief tot de eigen en andere levensbeschouwing(en)?
INTEGRATIE De uitdaging voor spirituele zorgverlening in een interdisciplinaire context Praktisch-theologische reflecties naar aanleiding van de 12de Consultatie van het ENHCC Door Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville
De deelnemers aan de Consultatie vertegenwoordigden diverse christelijke denominaties en het humanisme. Er was een opvallende eensgezindheid bij het leggen van brug gen naar alle levensovertuigingen en in het denken en spreken over de kern van spirituele zorg. Tegelijk leefde bij velen de ervaring dat integrale zorg niet altijd ten volle in praktijk wordt gebracht. Is de ‘chaplain’ een zorgverlener als alle andere? Het is een vraag die tijdens de Consultatie gere geld opdook. Uitgangspunt van dit artikel is de Mennorode Verklaring van de 12e Consultatie van het ENHCC 2012 (in de tekst cursief weergegeven)3, aangevuld met elementen uit de discussiegroepen en eigen reflecties. In de zoektocht
“Er was een opvallende eensgezindheid bij het leggen van bruggen naar alle levensovertuigingen en in het denken en spreken over de kern van spirituele zorg.” naar een term die recht doet aan eenheid en verscheiden heid, kozen we voor spiritueel zorgverlener als vertaling voor ‘chaplain’.
1 Regio’s die vertegenwoordigd waren: Oostenrijk, België, Tsjechië, Engeland, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Ierland, Letland, Luxemburg, Nederland, NoordIerland, Noorwegen, Roemenië, Schotland, Zweden, Zwitserland, Vaticaan. België werd vertegenwoordigd door Anne Vandenhoeck, Axel Liégeois, Bert Verbeke en Frederique Vanneuville 2 We vertaalden de team ‘Working together’ door ‘integratie’ omdat dit een sterkere term is en als we erop terugkijken meer aansluit bij de inhoud van de Consultatie en van dit artikel. 3 Aan de tekst werd gedurende de gehele Concultatie gewerkt. Hij groeide uit de lezingen, de groepsgesprekken en plenaire sessies.
6
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
Integrale visie Als spiritueel zorgverleners begrijpen we de menselijke persoon vanuit een holistisch en integraal perspectief. Dit betekent dat vier dimensies essentieel zijn in de mens: de lichamelijke, de psychologische, de sociale en de spirituele dimensie. In de gezondheidszorg wordt het belang van de spirituele dimensie niet altijd ten volle erkend, en als ze erkend wordt, niet altijd in de praktijk gebracht. In een pluralistische samenleving is het een uitdaging om het belang van de spirituele dimensie verstaanbaar te maken. De integrale visie is gemeengoed in de wereld van de zorg, en toch blijkt dat de spirituele dimensie niet altijd goed ge kend is. Voor zorgverleners is het eigene van de spirituele dimensie vaak een vraagteken. Het is niet altijd duidelijk hoe de spirituele dimensie zich verhoudt tot de andere dimen sies, vooral de psychische. Wat kan een spiritueel zorgverle ner wel dat een psycholoog niet kan? De actuele discussie over het al dan niet opnemen van gecompliceerde rouw in de DSM-V (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) illustreert treffend deze moeilijkheid. Het voorstel om in de nieuwe versie van de DSM ‘buitenproportionele’, lang durige (meer dan 12 maanden) rouw een plaats te geven in de classificatie van mentale aandoeningen, lokte al heel wat reactie uit en botst met het spontane aanvoelen van velen dat rouwen geen ziekte is maar een existentiële worsteling. Het is dus zeker ‘een uitdaging om het belang van de spiri tuele dimensie verstaanbaar te maken’, maar in de praktijk zal de allereerste taak misschien zijn om de eigenheid van de spirituele dimensie verstaanbaar te maken. In het dominante zorgsysteem heeft spirituele zorg meestal niet hetzelfde gewicht als de zorg voor de andere dimen sies. De volgorde in de opsomming van de dimensies - “de lichamelijke, de psychologische, de sociale en de spirituele dimensie” – lijkt een rangorde te suggereren. In de discussie hierover in Mennorode werd in deze context de stoutmoe dige vraag gesteld of het gevaarlijk zou zijn voor patiënten indien er geen spiritueel zorgverleners waren. Dr. Sjef Van Baal,4 repliceerde hierop: ‘Kan je hen vervangen?’ Spiritueel zorgverleners beantwoorden dit uiteraard met een duidelijk
‘neen’. Als het op spirituele zorg aankomt, zijn zij immers de enige specialisten (zie verder). Maar de oorspronkelijke vraag blijft hiermee nog steeds onbeantwoord: krijgt spirituele zorg hetzelfde gewicht als de zorg voor de andere dimensies en worden er dan ook de nodige financiële middelen voor uitgetrokken, en waarom dan wel of waarom juist niet? Hier gaan we tot de kern van de zaak, meer bepaald tot het fei telijke mens-, wereld- en godsbeeld dat van kracht is in een welbepaalde zorginstelling. In één van de discussiegroepen in Mennorode merkte een deelnemer op dat de positie van
“In het dominante zorgsysteem heeft spirituele zorg meestal niet hetzelfde gewicht als de zorg voor de andere dimensies. De volgorde in de opsomming van de dimensies - “de lichamelijke, de psychologische, de sociale en de spirituele dimensie” – lijkt een rangorde te suggereren.” de spiritueel zorgverlener in de zorginstelling een indicatie is voor de identiteit van deze instelling. Bij uitbreiding geldt hetzelfde voor de plaats van de spirituele zorg in het gehele zorgaanbod. Bij dit eerste punt van de consensustekst een laatste be denking, geïnspireerd door Ruard Ganzevoort.5 Hij wees er in zijn bijdrage op dat de zorg historisch geëvolueerd is van zielzorg (door religieuzen) naar zorg voor het lichaam (door artsen). Hoe meer de medische kennis en kunde toenemen, hoe meer de ‘zielzorg’ aan terrein verliest. Een gelijkaardige evolutie vond plaats in de verhouding tussen geloof en we tenschap: zodra de wetenschappen zich konden ontwikke len, verloor het geloof aan terrein. “Je n’ai pas eu besoin de cette hypothèse”, zou Pierre-Simon de Laplace aan Napoleon geantwoord hebben op diens vraag waarom God niet ver meld werd in zijn kosmologisch traktaat. Alsof God enkel een stoplap is om de gaten in onze kennis van de werkelijkheid
4 Dr. J.G. (Sjef) Van Baal is vaatchirurg in Ziekenhuisgroep Twente, afd. Chirurgie, Almelo. Hij trad tijdens de Consultatie op als respondent op de lezing van Ewan Kelly en participeerde in die hoedanigheid ook aan een groepsgesprek en een plenaire sessie. 5 Ruard Ganzevoort is professor Praktische Theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij liet in de slotfase zijn licht schijnen over de ‘Mennorode Verklaring van de 12e consultatie van het ENHCC 2012’ die gedurende de Consultatie tot ontwikkeling kwam.
Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville [ integratie ] 7
op te vullen. En alsof spirituele zorg enkel een doekje voor het bloeden is wanneer we niets anders te bieden hebben. Of in de woorden van Ganzevoort: “Is spirituele zorg spiritu eel of is het ook zorg?”
2. Interdisciplinariteit Alle professionals hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in de zorg voor de hele persoon. Daarom is samenwerking essentieel. In die samenwerking hebben de verschillende beroepsgroepen onderscheiden verantwoordelijkheden. Spiritueel zorgverleners zijn specialisten in de zorg voor de spirituele dimensie. Spiritueel zorgverleners moeten zich bewust zijn van de eigen overtuiging, traditie en cultuur waarin ze leven opdat ze de patiënt en de andere zorgverleners kunnen begrijpen en respecteren. Integrale zorg vergt interdisciplinaire samenwerkingsver banden waarbinnen ook de spiritueel zorgverlener een volwaardige plaats moet krijgen om effectief van integrale zorg te kunnen spreken. Ruard Ganzevoort formuleerde de vraag hoe de spirituele zorg zich in de context van profes sioneel teamwerk verhoudt tot andere disciplines. Is spiri tualiteit één specifieke en onderscheiden discipline met de
“Een meer persoonsgerichte benadering wint aan invloed. In dit perspectief staat de patiënt met zijn noden in het hart van de zorg. De focus is niet zozeer wat met de patiënt gedaan wordt, maar hoe, of en waarom het gedaan wordt.” spiritueel zorgverlener als specialist? Of wordt verwacht dat alle teamleden notie hebben van de manier waarop zin- en betekenisgeving in het ziek-zijn functioneert, en is dat in het laatste geval dan ook voldoende als spiritueel zorgaanbod naar de patiënt? De spiritueel zorgverlener met een professionele kijk op spi ritualiteit, drukt de specificiteit van de spirituele component uit en kan zo de zorg mee-maken. Hiervoor zijn twee zaken nodig: enerzijds moeten de diverse zorgprofessionals open staan voor de spirituele facetten van de zorg en de professi onaliteit van de spiritueel zorgverlener erkennen. Anderzijds moeten van hun kant spiritueel zorgverleners, individueel en
8
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
als beroepsgroep, zelf bereid zijn om deel uit te maken van interdisciplinaire zorgteams. In dit verband stelde Roel Hek king6 dat spirituele zorg als discipline enkel in dialoog met andere zorgdisciplines zichzelf kan tonen en kan groeien. De keuze voor isolatie is volgens hem zonder twijfel een dood lopende weg (zie deel 5 integratie).
“Tijdens groepsgesprekken en plenaire sessies op de Consultatie klonk meermaals de waarschuwing om ons niet blind te staren op externe mogelijkheidsvoorwaarden. Belangrijke condities situeren zich ook bij de spiritueel zorgverleners als beroepsgroep zelf.” In de laatste decennia heeft zich binnen de medische we reld onmiskenbaar een sterke evolutie van toenemende vertechnisering en specialisering voorgedaan. Dat dit po sitiefwetenschappelijke paradigma zijn limieten heeft, daar zijn velen het over eens. Een aantal deelnemers aan de Con sultatie durfden zelfs een voorzichtige paradigmawissel aan kondigen. Een meer persoonsgerichte benadering wint aan invloed. In dit perspectief staat de patiënt met zijn noden (ook de noden van medewerkers?) in het hart van de zorg. De focus is niet zozeer wat met de patiënt gedaan wordt, maar hoe, of en waarom het gedaan wordt. Er is aandacht voor de wijze waarop de patiënt zich als zorgvrager voelt en hoe hij de multidisciplinaire zorg ervaart. Omdat de spiritu eel zorgverlener vaak voeling heeft met de ervaringswereld en existentiële keuzes van patiënten en familie, moet hij bewust zijn van de relevante plaats die hij heeft in een per soonsgerichte zorg. Als patiënten de spirituele zorgverlening als positief ervaren, kan de relevantie ervan uitstralen op de gehele zorg. Uitdaging is dan om resultaten (verminderde angst, hoger welbevinden, verminderde verblijfsduur,…) te verwoorden (zie deel 6 evaluatie). Doordat zij de kernwaarden van persoonsgerichte zorg be lichamen, versterken spiritueel zorgverleners de integrale
zorgvisie in de interdisciplinaire teams waarvan zij deel uit maken. De spiritueel zorgverlener benadert de patiënt (en zorgverleners) als een uniek persoon, met een eigen levens visie en specifieke waarden en ervaringen die in acht geno men en gerespecteerd moeten worden. Alleen al daardoor heeft de spiritueel zorgverlener zijn waarde in een zorgcon cept dat minder de zorgverlener met zijn interventies dan wel de zorgvrager met zijn persoonlijke ervaringen in het centrum plaatst.
3. Intradisciplinariteit Spiritueel zorgverleners moeten ook intradisciplinair werken binnen de spirituele zorg. Dit impliceert een duidelijke identiteit van alle spiritueel zorgverleners, een doorleefde relatie met hun kerk, geloofsgemeenschap of organisatie en voldoende vrijheid om hun werk te organiseren. Dit impliceert ook een gemeenschappelijke identiteit van alle spiritueel zorgverleners als verantwoordelijken voor de spirituele zorg voor allen in de gezondheidszorg. Tijdens groepsgesprekken en plenaire sessies op de Consul tatie klonk meermaals de waarschuwing om ons betreffende de modaliteiten voor sterke samenwerkingsverbanden met andere disciplines als spiritueel zorgverleners niet blind te staren op externe mogelijkheidsvoorwaarden. Consequente toepassing van de integrale visie op beleidsniveau en inzicht in de eigenheid van de spirituele zorg van de kant van an dere zorgverleners zijn noodzakelijke, doch onvoldoende voorwaarden. Belangrijke condities situeren zich ook bij de spiritueel zorgverleners als beroepsgroep zelf. Hoe gaan spiritueel zorgverleners intradisciplinair om met het beschikbare kader en hoe gaan ze bewust om met voor oordelen en vooronderstellingen tegenover spirituele zorg bij anderen? Spiritueel zorgverleners in zorginstellingen en erbuiten worden collectief uitgedaagd om een duidelijke identiteit te vormen (wie zijn wij en welk soort discipline wil len wij zijn tussen de andere disciplines?), om werk te maken van een gezamenlijk innovatief project en om een degelijke wetenschappelijke onderbouw te garanderen. Werken aan een intradisciplinaire identiteit vergt onderlinge afstemming van wat het betekent om spiritueel zorgverlener te zijn,
6 Drs. Roel Hekking is theoloog en werkzaam als geestelijk verzorger in De Zorggroep, regio Vanlo Nederland. Daarnaast is hij docent en trainer. Roel Hekking gaf op de Consultatie een lezing onder de titel ‘Working in an interdisciplinary way’.
Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville [ integratie ] 9
welke positie spiritueel zorgverleners best bekleden en wat dit aan opleiding vereist. Verder heeft het te maken met de noodzaak van netwerking onder collega’s en het ontwikke len van een gemeenschappelijke visie op integratie van de spirituele zorg in het gezondheidssysteem. Ruard Ganze voort poneerde dat als niet wordt gewerkt aan een gedeelde identiteit, spiritueel zorgverleners er in het zorglandschap verder niet meer aan te pas zullen komen. Het belang van netwerking, groepsvorming en verdere identiteitsontwikkeling op diverse intradisciplinaire niveaus wordt wel eens onderschat, maar maakt een wezenlijk on derdeel uit van de evolutie van de spirituele zorgverlening als een volwaardige zorgdiscipline. Op instellingsniveau is het bouwen aan hechte teams van spiritueel zorgverleners on ontbeerlijk om au sérieux genomen te worden. Op regionaal niveau was de oprichting van de Vlaamse Beroepsvereniging voor Katholieke Pastores in de Gezondheids- en Welzijnszorg op 15 oktober 2011 op dit vlak een grote stap voorwaarts. Aanvullend bij de reeds bestaande initiatieven op diocesaan niveau biedt dit hier nieuwe mogelijkheden. Op internationaal niveau is de uitwisseling op een forum als het ENHCC versterkend en verrijkend en laat het toe regionale tenden sen en inzichten te observeren en te analyseren in een glo balere (Europese) context.
“Spiritueel zorgverleners mogen gerust wat minder bescheiden zijn en met gepaste trots de specificiteit en meerwaarde van hun inbreng in de zorg onder woorden brengen.” Indien we willen toegroeien naar een geïntegreerde plaats in het zorglandschap, is het daarnaast ook noodzakelijk om over alle levensbeschouwingen en levensvisies heen te ko men tot een gezamenlijke identiteit voor alle spiritueel zorg verleners. Dit werd op de Consultatie sterk benadrukt door de verschillende deelnemers. Dit doet geen afbreuk aan de eigen identiteit en de persoonlijke achtergrond van de indi viduele spiritueel zorgverlener, noch aan een doorleefde re
7 Zie Pastorale Perspectieven nr. 154, april 2012.
latie met de eigen kerk, geloofsgemeenschap en organisatie. Om de interlevensbeschouwelijke dialoog aan te gaan moet de spiritueel zorgverlener zijn eigen traditie immers door en door kennen. Op de Consultatie – met deelnemers van di verse christelijke denominaties en het vrijzinnig humanisme – verliep deze dialoog zeer soepel en klonk dit zeer evident. In de Vlaamse en Belgische context hebben we qua intra disciplinariteit in vele opzichten nog een hele weg te gaan.
4. ‘Meertaligheid’ Spiritueel zorgverleners werken in een complexe en voortdurend veranderende gezondheidszorg en hebben, net als alle andere zorgverleners, professionele vorming nodig, met inbegrip van de kennis van en een kritische houding tegenover het systeem. Spiritueel zorgverleners moeten in staat zijn om de eigen aard van hun werk uit te leggen in een gedeelde taal die verstaanbaar is voor alle betrokkenen in de gezondheidszorg en in de bredere samenleving. Spiritueel zorgverleners moeten meertalig zijn. Meertaligheid is een noodzakelijke competentie voor spiri tueel zorgverleners. Immers, als de spirituele zorg een vol waardige plaats wil hebben in de gezondheidszorg en als ze wil overleven in een managementgestuurde context, moet zij beschikken over een voldoende breed taalregister dat toelaat om verstaanbaar en overtuigend te spreken over haar identiteit, specificiteit, tools en resultaten. Spiritueel zorgverleners moeten minstens de theologische taal, de taal van de zorg en de taal van de ervaring (narratieve taal) beheersen, en in staat zijn hun taal om te schakelen naarge lang de context. Anne Vandenhoeck gaf over dit thema een interessante uiteenzetting op de startdag van de Beroeps vereniging.7 Vorming rond en onderzoek naar modellen en kaders die de communicatie van de spiritueel zorgverlener kunnen sturen, is op dit vlak fundamenteel noodzakelijk. Tijdens de Consultatie in Mennorode schetste Anne Vandenhoeck hoe bijvoorbeeld het focusmodel het positief-wetenschappelijke en narratief-persoonsgerichte taalgebruik verenigt. Spiritueel zorgverleners mogen gerust wat minder beschei den zijn en met gepaste trots de specificiteit en meerwaarde
10
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
van hun inbreng in de zorg onder woorden brengen. Zowel op het niveau van concreet teamoverleg als op beleidsni veau mag deze boodschap weerklinken. Wat het beleids niveau betreft timmert de Beroepsvereniging al zeker mee aan de weg. Roel Hekking vertelde uit zijn eigen ervaring in De Zorggroep hoe belangrijk het is om de andere zorgverleners in een voor hen verstaanbare taal vertrouwd te maken met het eigene van spirituele zorg. Hij mocht vaststellen dat de andere zorg verleners sindsdien beter en gerichter patiënten naar hem doorverwijzen. Ook hier gold ‘onbekend is onbemind’. Wat je niet kent, kan je niet herkennen, laat staan erkennen.
5. Integratie Spiritueel zorgverleners hanteren een vol spectrum van integratie, van complete isolatie tot totale integratie. Spirituele zorg moet geïntegreerd zijn in de gezondheidszorg, maar er is geen gulden regel voor de mate waarin spiritueel zorgverleners geïntegreerd moeten zijn. Dit is afhankelijk van de betrokkenen en de context. In ieder geval moet de specifieke vertrouwelijkheid die met spirituele zorg verbonden wordt, gegarandeerd zijn. Telkens wanneer de – formele zowel als informele – ge sprekken in Mennorode op het onderwerp integratie kwam, ging het er behoorlijk geanimeerd aan toe. De mate waarin spiritueel zorgverleners geïntegreerd zijn in het interdiscipli naire team, bepaalt uiteraard zeer sterk hun concrete profes sioneel functioneren en, hiermee nauw samenhangend, de appreciatie die ze ervaren (of ontberen) vanwege de andere zorgverleners en het beleid. Er zijn aan deze kwestie twee kanten: er is de vraag in hoe verre de spiritueel zorgverlener zich kan of mag integreren, maar er is evenzeer de vraag in hoeverre hij zich wil inte greren. Een en ander hangt uiteraard sterk samen met wat onder punt 2 (interdisciplinariteit) en punt 3 (intradisciplina riteit) reeds werd aangebracht. Roel Hekking schetste een interessant kader om deze discussie aan op te hangen. Hij beschreef drie modellen van integratie van spiritueel zorg verleners. Afhankelijk van de context (zie verder) komt elk model in Europa voor. De herkenning bij de deelnemers was groot, zowel op vlak van hun feitelijke werksituatie, als op vlak van hun eigen voorkeur van ideale samenwerkings model.
Hekking startte met het model van non-coöperatie. In dit mo del werkt de spiritueel zorgverlener op zijn eentje en heeft hij zo goed als geen communicatie met de andere professi onals in de organisatie. De instelling schept hooguit de mo gelijkheidsvoorwaarden om te kunnen werken. In de praktijk komt dat neer op het bezoeken van patiënten en voorgaan in liturgie. De spiritueel zorgverlener wordt hier voorname lijk gezien in zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger van een levensbeschouwing, veeleer dan als professional. In dit model speelt de spirituele zorg zich af buiten het eigenlijke zorgcircuit. Vervolgens is er het model van niet-systematische coöperatie. De mate van integratie hangt hier voornamelijk af van de houding van de andere zorgverleners. Indien zij toeval lig openstaan voor spiritualiteit en spirituele aspecten in de zorg – of net niet –, kan er ook in de teamwerking ruimte zijn voor spirituele zorg – of net niet –. Informele contacten met andere zorgverleners zijn dan ook erg belangrijk omdat ze medebepalend zijn voor deze houding en openheid. Ver der is het gebruikelijk dat de spiritueel zorgverlener vorming geeft over een specifiek thema om de spirituele zorg te on dersteunen of te versterken. De spiritueel zorgverlener wordt ook hier gezien als vertegenwoordiger van een levensbe schouwing, maar toch ook als een professional die binnen de organisatie functioneert in een los-vast verband. Tenslotte schetste Hekking het model van systematische coöperatie. De spiritueel zorgverlener is hier zonder meer lid van het interdisciplinaire team en werkt volgens dezelfde principes van registratie, rapportering, doorverwijzing en evaluatie als de andere zorgverleners. In dit model voorziet het beleid dat de andere zorgverleners vorming krijgen van de spiritueel zorgverlener zodat ze over de nodige vaardig heden beschikken om spirituele noden te herkennen en zicht te hebben op het functioneren van zingeving, bete kenisgeving en geloof in de ziektebeleving van patiënten. Zodoende zijn zij ook in staat om adequaat door te verwij zen. De spiritueel zorgverlener wordt duidelijk gezien als een professional tussen de professionals. Dat hij tegelijk ook een levensbeschouwing vertegenwoordigt, komt tot uiting in slechts enkele specifieke taken. Vanuit zijn eigen concrete (Nederlandse) werkervaring stelde Hekking dat dit derde model een goed antwoord biedt op de geseculariseerde en gepluraliseerde context. De voordelen voor spiritueel zorgverleners én patiënten zijn niet min: de organisatie erkent het recht van elke patiënt
Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville [ integratie ] 11
– welke ook de levensovertuiging – om in contact te komen met de spiritueel zorgverlener, de organisatie erkent de spiritueel zorgverlener niet enkel als vertegenwoordiger van een levensbeschouwing maar ook als professional, de organisatie biedt het kader voor een systematische samen werking tussen professionals, en de spiritueel zorgverlener kan terugvallen op een efficiënt en adequaat systeem van doorverwijzing. Je kan hierbij de vraag stellen of de spiritu eel zorgverlener wel bij de juiste patiënten terechtkomt, of spirituele noden niet door de andere zorgverleners toch over het hoofd worden gezien, maar die problemen stellen zich minstens evenzeer bij de andere modellen van integratie.
bouw van sterke relaties met zorgteams, in zichtbaarheid op diverse niveaus, in formele en informele contacten en in de opbouw van banden van vertrouwen en respect. De spiritueel zorgverlener dient heel bewust en vanuit een open houding met het aanwezige kader om te gaan. In de context van een steeds meer geseculariseerde en geplura liseerde maatschappij en van managementgestuurde zorg, kan het uit strategisch belang aangewezen zijn om tot min of meer systematische integratie te komen, al was het maar om als discipline te overleven.
Indien er in Mennorode weerstand was tegen dit derde mo del, waren de voornaamste argumenten dat de vrijplaats en het beroepsgeheim riskeren geschonden te worden en dat de bijzondere vertrouwensrelatie tussen patiënten en spiri tueel zorgverleners in het gedrang komt. Collega’s stelden zich de vraag of de hierboven genoemde voordelen hier automatisch opwegen en of we dan niet raken aan de speci ficiteit van de spirituele zorg.
Spiritueel zorgverleners werken als professionals in een professionele context. Sommige aspecten van spirituele zorg kunnen geëvalueerd worden. Daarom moeten er binnen de spirituele zorg eigen meetinstrumenten ontwikkeld worden gebaseerd op gevalideerde methoden.
“Van zodra de spiritueel zorgverlener zijn geïsoleerde positie opgeeft, levert hij de facto privileges in.” Hoe de integratie van de spiritueel zorgverlener er concreet uitziet, hangt af van diverse factoren. Van invloed is de graad van secularisatie in de regio, de manier waarop de spiritueel zorgverlener gepercipieerd wordt in de instelling waar hij werkzaam is (vertegenwoordiger levensbeschouwing – pro fessional), de concrete invulling van plaatselijke beroepsver enigingen en pastorale teams in instellingen, het systeem van bezoldiging van spiritueel zorgverleners (door de deno minatie of door de organisatie) en de plaats van de spiritueel zorgverlener in het organigram. Toch is het van groot belang om in dit verband te bena drukken dat integratie geen formeel gegeven is. Integratie is meer nog dan een beleidsoptie een relationeel gegeven. Integratie is meer dan een theoretisch concept. Integratie komt pas ten volle tot zijn recht als die beleefd en doorleefd is. Spiritueel zorgverleners dienen te investeren in de op
6. Evaluatie
Meten is weten. Wat je niet meet, blijft onbekend en dus ook onbemind. Binnen de spirituele zorgverlening is men vandaag nog niet goed vertrouwd met meten en evalueren. Om diverse redenen roept het bij velen koudwatervrees op. Op de Consultatie pleitten sprekers en deelnemers echter voor zelfevaluatie zowel als voor evaluatie door derden als een belangrijk element in de ontwikkeling van de spirituele zorgdiscipline. Van zodra de spiritueel zorgverlener zijn geïsoleerde po sitie opgeeft, levert hij de facto privileges in. De optie voor integratie in zorgteams impliceert automatisch dat hij door collega-zorgverleners bevraagd kan worden op zijn inbreng in de integrale zorg en op de effecten of resultaten van zijn interventies of handelingen. Bij nogal wat spiritueel zorgver leners roept dit grote weerstand op, omdat het aanvoelt als controle en, meer nog, omdat ze niet goed zien hoe ze hun handelen en de resultaten ervan kunnen meten. Her en der wordt geïnvesteerd in de opmaak van eigen en geëigende meetinstrumenten. Vooralsnog wordt daar zeer weinig over gedeeld. Ontwikkeling en uniformisering van meetinstru menten is dan ook nu reeds een doelstelling van de Vlaamse Beroepsvereniging. De weerstand tegen zelfevaluatie en evaluatie door derden is onterecht. Het opent de weg voor verfijning van de vaar digheden van de spiritueel zorgverlener, faciliteert de profes sionalisering van de spirituele zorg en biedt een basis voor
12
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
“De spiritueel zorgverlener riskeert om zonder meer terzijde geschoven te worden indien hij in zijn profetisch-kritisch optreden louter religieuze of spirituele taal spreekt. De motivatie om profetisch te handelen kan dan wel religieus of levensbeschouwelijk zijn maar de argumenten die men hanteert moeten gezocht worden op het niveau van het zorgsysteem zelf.” efficiënte samenwerking. Vooroordelen en gissingen die leven bij onszelf en bij anderen kunnen overstegen worden door op een efficiënte wijze de eigenheid, de werkwijze en de meerwaarde van de spirituele zorg in kaart te brengen. ‘Wat je kan meten, moet je meten’, stelde Anne Vandenhoeck op de Consultatie. Overtuigd van de katalyserende werking van evaluatie, sloten vele deelnemers zich bij dit standpunt aan. Een kritische houding ten aanzien van evaluatiemechanis men blijft echter raadzaam. Spiritueel zorgverleners voelen immers scherp aan dat niet alles in de zorg gemeten kan worden. Dit geldt uiteraard voor spirituele zorg maar ook daarbuiten. In de spirituele zorg voelt men sterk de span ning tussen kwantitatief en kwalitatief denken. Hoewel de spiritueel zorgverlener er zich in de communicatie niet mag achter verschuilen, kan hij er vanuit een profetisch-kritische houding (zie punt 7) de aandacht op vestigen dat diverse waardevolle aspecten van zorg zich niet laten vatten in ka ders en instrumenten.
7. Profetisch Spirituele zorg en de profetische taak van de spiritueel zorgverlener dienen bij te dragen aan de patiënt-gestuurde zorg in de gezondheidszorg en aan de voortdurende ontwikkeling van de gezondheidszorg, de kerk en geloofsgemeenschap. Een deelnemer aan de discussiegroepen sprak over de spi ritueel zorgverlener als een artiest met een katalyserende werking op vlak van zingeving en levenskunst. Doordat hij
een taal en een dimensie binnenbrengt die ongebruikelijk zijn in het dominante zorgsysteem, is hij tegelijk ook een (bij voorkeur constructief) kritisch element in het geheel. Hier stoten we op de grens van de wenselijkheid om zich aan te passen aan en in te passen in het bestaande zorgsysteem. De spiritueel zorgverlener moet immers altijd ook degene zijn die waakt over de ziel van de zorg en die een tegenstem laat klinken in het zorgsysteem. Dat kan bijvoorbeeld door behalve over ‘curing’ ook te spreken over ‘healing’. Door het taalspel van de spirituele dimensie binnen te brengen in het medische discours, kan medische zorg zichzelf transforme ren en overstijgen tot een fundamenteel relationele werke lijkheid. In Mennorode werd dit kernachtig geformuleerd: “spirituele zorg belichaamt het niet-reductionistische deel van de zorg’. Het is eigen aan profeten dat ze stem geven aan de ver drukte mens die machteloos is tegenover systemen of machthebbers. In de christelijke traditie zijn we vertrouwd met profeten die in Gods naam opkomen voor de weerloze. Spiritueel zorgverleners kunnen zich hieraan spiegelen wan neer ze, in naam van de zorgvrager, het zorgsysteem in vraag stellen. Indien ze niet als het ware in de woestijn willen staan roepen, is het noodzakelijk om hierbij op zoek te gaan naar gemeenschappelijke grond met het zorgsysteem zelf. Ruard Ganzevoort stelde het zo scherp dat de spiritueel zorgverle ner riskeert om zonder meer terzijde geschoven te worden indien hij in zijn profetisch-kritisch optreden louter religi euze of spirituele taal spreekt. De motivatie om profetisch te handelen kan dan wel religieus of levensbeschouwelijk zijn (bvb. het realiseren van Gods droom voor mensen), maar de argumenten die men hanteert moeten gezocht worden op het niveau van het zorgsysteem zelf (en de tekorten hierin): slaagt het systeem er wel in om de integrale zorg te realise ren die het zegt te realiseren? In zijn profetische taak kan de spiritueel zorgverlener zonder twijfel een appel doen op andere zorgprofessionals. Ook zij kunnen immers de ervaring hebben dat het huidige zorg model in de praktijk te weinig menselijkheid bevordert, niet alleen ten overstaan van zorgvragers maar evenzeer van de zorgprofessionals zelf. Wanneer zij het gevoel krijgen veeleer mee te draaien in een efficiënt systeem dan te zorgen voor mensen, heeft dat ook een weerslag op hun eigen welbe vinden. Ewan Kelly8 wees erop dat veel zorgverleners hun beroep ervaren als een roeping, en dat het ook voor hen wezenlijk is om in het uitoefenen van hun beroep in die
Bert Verbeke en dr. Frédérique Vanneuville [ integratie ] 13
zin motivatie en vervulling te blijven ervaren. De spiritueel zorgverlener kan helpen om deze roeping wakker te houden en hen eventueel in moeilijke omstandigheden op dat punt ondersteunen. Dit alles speelt ongetwijfeld ook mee wan neer een paradigmawissel in de gezondheidszorg verwacht of zelfs al gevoeld wordt. De spiritueel zorgverlener heeft dus een wezenlijke taak in het wakker houden van het ideaal van integrale zorg en van de ambitie om dit ideaal ook daadwerkelijk vorm te geven in het zorgsysteem. Deze taak geldt bovendien ook in kerk en geloofsgemeenschap. Ook hier is nood aan profeten die erover waken dat het systeem en de structuren niet prime ren op de mens. Profeten roepen en worden geroepen. Hoe groot de nood aan professionaliteit in spirituele zorg ook is, ze moet steeds blijven gebeuren vanuit een roeping. Spirituele zorg is een beroep én een roeping. Er is daarom steeds ook nood aan zorg voor de ziel van de spirituele zorg.
8. Hoop Vanuit het bewustzijn dat het menselijk leven onderhevig is aan vele, oncontroleerbare gebeurtenissen, is het aan spiritueel zorgverleners uitdrukking te geven aan de ongeneeslijke, onoplosbare en tragische situaties in het leven. Ze kunnen mensen ondersteunen om een verband te leggen tussen het eigen levensverhaal en de sacrale verhalen of de verhalen van menselijke wijsheid in relatie tot betekenis en hoop. Hoewel eindigheid, beperktheid en fragiliteit eigen zijn aan de condition humaine, rust er een maatschappelijk taboe op ziekte, ouderdom en dood. Een collectief verlangen naar gezondheid, kracht en ‘eeuwige jeugd’ beheerst onze manier van leven, spreken en oordelen en ook ons gezondheidssys teem. Maakbaarheid domineert op kwetsbaarheid, contro leerbaarheid domineert op contingentie. Wanneer mensen dan toch vroeg of laat geconfronteerd worden met de onvermijdelijke tragiek van het leven, wordt heil gezocht in alle mogelijke technieken die de gezondheid kunnen herstellen en het leven kunnen redden. Indien de geneeskunde niets vermag, komt de tragiek van het leven onverkort in het vizier, zonder mogelijkheid tot compromis
sen of afleidingsmaneuvers. En dan is de grond onder de voeten weggeslagen: het hele bestaan ligt overhoop. In vele gevallen kan de geneeskunde echter wel een oplossing bie den, soms op bijna wonderbaarlijke wijze, en kunnen men sen de draad van hun leven terug oppikken. Maar ook dan is er minstens een glimp geweest van die – pijnlijk intense – existentiële ervaring die men hoe dan ook meedraagt en die men een plaats moet zien te geven in het verdere leven. Zowel zorgvrager als zorgverlener krijgen te maken met de grenzen van de maakbaarheid van het leven en wel op twee manieren. Enerzijds is er de eindigheid van het leven voor wat betreft de patiënt, anderzijds zijn er de grenzen van de geneeskunde voor wat betreft de zorgverlener. De mens is fundamenteel geen meester over het leven, noch het eigen leven, noch dat van iemand anders. Deze ervaring kan men niet ontlopen. De spiritueel zorgverlener is bij uitstek de aangewezen persoon om op een professionele wijze zorg te dragen voor dit wezenlijke aspect in het ziekteverloop en de ziektebeleving van mensen, en om dit expliciet bin nen te brengen in het interdisciplinaire team. Op dit punt behoeven wetenschappelijke kennis en technische kunde aanvulling. Vanaf hier gaat het erom te verhelderen, verban den te leggen, inzicht en ruimte te scheppen – “mensen te begeleiden op de wateren waar wijsheid – eventueel – te vinden is”, aldus Ganzevoort.
“Indien de geneeskunde niets vermag, komt de tragiek van het leven onverkort in het vizier, zonder mogelijkheid tot compromissen of afleidingsmaneuvers.” De weg van de wijsheid is mogelijks een weg van heling. He len heeft te maken met levens- (en stervens-!)kunst, met het zoeken naar (innerlijk) leven, met betekenisgeving in de tra giek van het leven (niet in het ontvluchten of ontkennen er van). Ook indien er geen genezing meer in het vooruitzicht gesteld kan worden, kan spirituele zorg toch helend zijn en op die manier bijdragen tot het welbevinden van de patiënt. Van alle zorgverleners is de spiritueel zorgverlener op deze weg van (of naar) de wijsheid de meest geschikte gids. Of
8 Dr. Ewan Kelly is senior lecturer Christelijke Ethiek en Praktische Theologie aan de universiteit van Edinburgh en Programme Direcor for Spirituel Care and Healthcare Chaplaincy NHS Education for Scotland (NES). Op de Consultatie gaf Ewan Kelly een lezing onder de titel ‘The contribution of the chaplain to healthcare outcomes’.
14
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
liever: de meest geschikte tochtgenoot, een ‘fellow human being’ (Ganzevoort). Het spreekt daarbij uiteraard voor zich dat ook ‘heling’ niet maakbaar is, niet geïnstrumentaliseerd kan worden. Succes is met andere woorden niet gegaran deerd, maar desondanks kan spirituele zorg toch zinvol zijn. De ervaring van op weg te kunnen gaan met de spiritueel zorgverlener als ‘fellow human being’ is op zich mogelijks al helend. Het doel is niet noodzakelijk belangrijker dan de weg.
“De weg van de wijsheid is mogelijks een weg van heling. Helen heeft te maken met levens- (en stervens-!)kunst, met het zoeken naar (innerlijk) leven, met betekenisgeving in de tragiek van het leven.” Tenslotte nog dit: ethische kwesties kunnen benaderd worden als een ‘probleem’ dat een ‘oplossing’ en dus een ‘juiste be slissing’ behoeft. Op een dieper niveau echter raken ethische kwesties aan de tragiek van het menselijk bestaan en doen ze ons botsen op moeilijke grenzen. Een euthanasievraag, een niet-behandelbeslissing, een patiënt die niet geïnfor meerd wenst te worden over de uitslag van een onder zoek, … Waarover gaat het ten diepste? Wat staat er echt op het spel? Welke existentiële ervaringen van onmacht, verlorenheid, kwetsbaarheid liggen hier aan de basis? Het binnenbrengen van de tragische dimensie van de condition humaine binnen het ethisch overleg kan ertoe bijdragen dat ethische beslissingen niet enkel ‘juist’ en te verantwoorden zijn, maar dat ze ook getuigen van wijsheid. Dat de spiritueel zorgverlener zich integreert in de interdisciplinaire teamwer king, is aldus ook omwille van ethische materies een interes sant gegeven en een meerwaarde.
“Van alle zorgverleners is de spiritueel zorgverlener op deze weg van (of naar) de wijsheid de meest geschikte gids. ”
Besluit De vele gesprekken die we in Mennorode konden voeren, binnen én buiten het georganiseerd overleg, waren een bron van inspiratie en motivatie. Het was verrijkend om over de grenzen heen te kijken. We vernamen hoe collega’s elders omgaan met de uitdagingen waarvoor spirituele zorg ge steld wordt en zagen hoe bepaalde zaken eigen zijn aan de ruimere Europese context. Als een steeds weerkerend refrein werd benadrukt dat integratie geen theoretische kwestie is, maar een relationeel gegeven, een praktische aangelegen heid die doorleefd moet zijn om goed te kunnen werken. We hopen dan ook dat de Consensustekst meegenomen wordt in ontmoeting en uitwisseling tussen spiritueel zorgverle ners, en ook op beleidsniveau besproken wordt.
Op de foto de Vlaamse deelnemers aan de conferentie in Mennorode. Vlnr: Anne Vandenhoeck, Frédérique Vanneuville, Axel Liégeois en Bert Verbeke.
OVER DE AUTEURS Bert Verbeke studeerde godsdienstwetenschappen en de voortgezette academische opleiding pastoraat in de gezondheidszorg en werkt al 11 jaar als pastor in het AZ Damiaan in Oostende. Hij is tevens ondervoorzitter van de beroepsvereniging. E-mail:
[email protected] Frédérique Vanneuville behaalde in 2001 een doctoraat in de theologie en werkte gedurende 8 jaar als lector RZL aan de KaHo Sint-Lieven. In 2010 zette ze de stap naar de zorgsector en werd stafmedewerker ethiek-pastoraat bij de VZW Bejaar denzorg O.L.V. van 7 Weeën Ruiselede. E-mail:
[email protected]
[ permanente machtsstrijd of harmonieuze samenwerking? ] 15
In het najaar van 2010 nam het Academisch Centrum voor Praktische Theologie in samenwerking met de Broeders van Liefde het initiatief tot het oprichten van een expertisenetwerk rond de interdisciplinaire samenwerking tussen pastores en psychologen in voorzieningen1. Leden van het academisch centrum, pastores, psychologen en een psychiater kwamen vijfmaal samen voor gesprekken rond stellingen, praktijkervaringen en artikels2. Het traject van het expertisenetwerk leidde eveneens tot een studienamiddag over de samenwerking tussen pastores en psychologen op 7 april 20113. In november 2011 werd het traject van het expertisenetwerk afgesloten. De groep besloot om geen visietekst te schrijven over de samenwerking tussen psychologen en pastores, maar om een vormingsmodule online te zetten die in de voorzieningen kan gebruikt worden om het gesprek aan te gaan over de interdiscipliniare samenwerking tussen psychologen en pastores4. De bedoeling van deze bijdrage is om de lezer in te leiden in de vormingsmodule5.
PERMANENTE MACHTSSTRIJD OF HARMONIEUZE SAMENWERKING? Aanzetten tot vorming en gesprek over de samenwerking tussen psychologen en pastores in algemene ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen Door dr. Annemie Dillen en dr. Anne Vandenhoeck
Er zijn verschillende redenen waarom de samenwerking tussen pastores en psychologen vandaag bemoeilijkt kan worden. Deze berusten vaak op persoonlijke vooroordelen, onbekendheid, subjectieve visies op religie, spiritualiteit en zingeving of op onderlinge machtsverhoudingen en terrein afbakeningen. Een open en goed begeleide dialoog hierover kan al heel wat op een beter spoor zetten. De module heeft dan ook als doel om een achtergrond
te bieden die tot een beter verstaan van de eigenheid en complementariteit van een psychologische en een pastorale benadering in algemene ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen kan leiden. Een bijkomend doel is het op gang brengen van dialoog en bewustwordingsprocessen. De module biedt achtergrondinformatie, voorbeelden, visie, suggesties, literatuur en werkvragen of gespreksvragen. Met de module kan op verschillende wijzen gewerkt worden.
1 Met dank aan de leden van het expertisenetwerk: An Bert, Jana Binon, Ingrid Debeurme, Koen De Fruyt, Evelien Deketele, Annemie Dillen, Anne Gessler, An Haekens, Denise Hermans, Axel Liégeois, Dominiek Lootens, Olivier Peene, Anne Vandenhoeck, Lieve Vanhee, Nele Vanleene. 2 Verslagen van de samenkomsten van het expertisenetwerk zijn te vinden op de Elisabeth website: http://www.pastoralezorg.be/571/pastor-zijjn/algemeen/identiteit-van-de-pastor#expertisenetwerk 3 De bijdragen van deze studienamiddag werden opgenomen in het themanummer van Pastorale Perspectieven (nr. 151) over integratie, samenwerking en communicatie. Zie: K. DE FRUYT, Gedeelde zorg voor de hele mens? Over oog voor existentieel welzijn en de spirituele dimensie in de GGZ (p. 5-18), A. VANDENHOECK, Mijn domein of ons domein? Over coöperatie en complementariteit tussen pastores en psychologen (p. 19-28), A. GESSLER, Pastorale keuzes maken vanuit de toekomst. Creatief omgaan met de vrijplaats (p. 29-36). 4 Vanzelfsprekend kan veel uit de module ook toegepast worden op andere beroepsgroepen in de voorziening zoals sociaal werkers. 5 De vormingsmodule kan in zijn geheel teruggevonden worden op de Elisabeth website: http://www.pastoralezorg.be/805
16
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
Deelnemers kunnen de teksten zelf doornemen en daarna samen over de bijhorende vragen uitwisselen onder leiding van een gespreksleider. Een interne of externe begeleider kan eerst een visie uiteen zetten en daarna de deelnemers tot eigen reflectie aanzetten. In vele gevallen zal het interes santer zijn om eerder inductief, vanuit de groep te reflecteren en pas daarna enige achtergrond of meer theoretische input aan te bieden.
“Nieuwe vormen van spiritualiteit (die eerder horizontaal dan verticaal zijn) gebruiken immers een taalveld dat doorspekt is met psychologische thematieken.” In wat volgt geven we een verkorte weergave van elementen die in de module te vinden zijn. De module opent met een basisvisie die fundamentele termen in het gesprek defini eert: integrale zorg, spirituele zorg, het primaire en secundaire referentiekader van psychologen en pastores. Daarna gaat de module in op het kader van de samenwerking tussen pastores en psychologen: interdisciplinaire zorg in functie van de patiënt of cliënt. In een derde stap wordt de band tus sen de pastor en een gevoelstaal en tussen de psycholoog en de zingevingstaal verder verkend. Dit in het kader van de eigenheid van beide beroepsgroepen en de weg waar langs ze bij patiënten en cliënten komen. Vervolgens zet de module aan om de gelijkenissen en de verschillen tussen psychologen en pastores te benoemen, om zelf te besluiten met suggesties naar een goede samenwerking toe.
1. Basisvisie Aan de basis van de module ligt de integrale zorg, de zorg die alle aspecten van het mens zijn aanraakt en ondersteunt. Spirituele zorg wordt als een essentieel deel van een goede, integrale patiëntenzorg beschouwd en is een aandachts punt voor elke zorgverlener. Spirituele zorg wordt daarbij gedefinieerd als de zorg voor de verbondenheid van de mens met zichzelf, de ander en met het transcendente. Een integrale visie vergt een samenwerking tussen de verschil 6 J.H.M. MOOREN, Geestelijke verzorging en psychotherapie, Utrecht, de Graaff, 32008.
lende zorgverleners die allen experten zijn in de eigen spe cifieke benadering. Volgens Jan Hein Mooren is het primaire referentiekader van pastores zingeving en spiritualiteit6. Hun secundaire referentiekader is pychologische kennis. Bij psy chologen is het net andersom. Dit onderscheid is echter relatief. De psychologische kennis of de gevoelstaal gaat mogelijk meer en meer deel uitma ken van het primaire referentiekader van waaruit de pastor werkt. Omdat spiritualiteit vandaag voor een groep mensen (patiënten én personeel) verder afstaat van de traditionele religieuze taal, zijn pastores genoodzaakt om ook in hun primair referentiekader een eerder psychologische taal te hanteren. Nieuwe vormen van spiritualiteit (die eerder hori zontaal dan verticaal zijn) gebruiken immers een taalveld dat doorspekt is met psychologische thematieken. Toch blijven pastores de eigen focus behouden: de gerichtheid op de
“Het gaat over vragen zoals: Hoe beïnvloedt een interdisciplinaire werking jouw functioneren ten aanzien van patiënten? Hoe percipiëren andere deelnemers jouw bijdrage? Hoe zou jij het gemeenschap pelijk doel van interdisciplinair werk omschrijven en wat is daarvoor nodig?” levensbeschouwelijke, spirituele en religieuze aspecten van het bestaan. Ook het omgekeerde geldt. Binnen de psycho logie is er een vernieuwde belangstelling voor zingeving en psychologen zullen ook meer gebruik maken van een eerder symbolische taal. De aandacht van pastores voor psycholo gie en de aandacht van psychologen voor zingeving kan bekeken worden als vruchtbare grond tot samenwerking.
2. De context van interdisciplinaire zorg De module raakt vervolgens de optimale context aan voor de samenwerking tussen een pastor en een psycholoog. We spreken van interdisciplinaire zorg wanneer zorgverleners uit verschillende disciplines zich inzetten voor een gemeen
[ permanente machtsstrijd of harmonieuze samenwerking? ] 17
schappelijk doel – patiëntgestuurde zorg in functie van het welzijn van de patiënt – en daartoe de verschillende bena deringen op elkaar afstemmen. Er vindt dus een soort van integratie plaats door communicatie en coördinatie. Aan de ene kant moet een voorziening voorwaarden aanbie den waardoor elke discipline de eigen deskundigheid kan onderbouwen en uitbouwen. Aan de andere kant moeten er voorwaarden zijn voor een coherente teamwerking die primeert op de individuele zorgverstrekker. Op dit punt in de module worden specifieke reflectie- en gespreksvragen aangereikt om het kader van de interdisci plinaire context verder te verkennen. Het gaat over vragen zoals: Hoe beïnvloedt een interdisciplinaire werking jouw functioneren ten aanzien van patiënten? Hoe percipiëren andere deelnemers jouw bijdrage? Hoe zou jij het gemeen schappelijk doel van interdisciplinair werk omschrijven en wat is daarvoor nodig?
3. De betrokkenheid van een pastor en een psycholoog
lingen, non-verbale communicatie op het spoor van gevoe lens. Dit is niet louter het terrein voor psychologen. We kun nen het beeld gebruiken van een huis met vele kamers: er is de kamer van de zingeving/spiritualiteit, van de gevoelens, van de lichamelijke pijn, … Welke kamer het eerst betreden wordt, is voor het grootste deel afhankelijk van de patiënt. De pastor zal uiteindelijk willen uitkomen bij de kamer van de zingeving/spiritualiteit, de psycholoog bij die van de psy chische beleving/gevoelens, maar beiden kunnen verschil lende kamers doorlopen of verkennen.
“Heel wat psychologen ondersteunen ook de zingevingsdimensie in het verhaal van een patiënt/cliënt, daar waar zingeving de patiënt vooruit helpt en ten dienste staat van de coping.”
3.1 De pastor De module geeft vervolgens een input rond de bijdrage van de pastor en zijn of haar manier van werken met de bedoe ling te verduidelijken wanneer een andere zorgverlener zin vol kan doorverwijzen naar de pastor. De pastor luistert naar en werkt met de spirituele dimensie van de mens, met zijn of haar zindeficiëntie, zin zoeken, zin geven en zin beleven in tijden van ziekte, lijden en beperkingen. Hij of zij doet dit vanuit een specifieke vorming en competenties en een we tenschappelijke doordenking van de eigen spiritualiteit die gehanteerd kan worden in het contact met de patiënt. Het zorgaanbod van pastores richt zich naar patiënten/cliënten, hun familieleden en directe omgeving, andere personeelsle den en vrijwilligers en naar de identiteit van de voorziening (indien deze christelijk geïnspireerd is). Wanneer een psy choloog doorverwijst naar een pastor wil dit niet zeggen dat de pastor dan de zorg moet overnemen, integendeel. Pastor en psycholoog kunnen complementair zorg verlenen aan dezelfde persoon, met weliswaar andere accenten7. Komen pastores op het terrein van psychologen als ze met mensen over hun gevoelens praten? Pastores spreken vaak met patiënten over gevoelens, of komen via rituelen, hande
3.2 De psycholoog Psychologen gaan te werk via doorverwijzing van artsen en verpleegkundigen of op vraag van de patiënt zelf. In psychi atrische voorzieningen of op psychiatrische afdelingen zijn psychologen op de afdelingen aanwezig en kunnen patiënten ook uit eigen initiatief een afspraak met een psycholoog maken. Komen psychologen op het terrein van pastores als ze met mensen over zingeving praten? Psychologen komen regel matig in contact met zingevingsvragen. Er is immers een groot verband tussen psychisch lijden en zingeving. Daar bij is het belangrijk te onderscheiden wat bij de patiënt zelf hoort, en wat het gevolg is van een mogelijke ‘stoornis’. De aandacht van psychologen voor zingeving kan een rol spelen bij diagnostiek, behandeling en herstel. Heel wat psycholo gen ondersteunen ook de zingevingsdimensie in het verhaal van een patiënt/cliënt, daar waar zingeving de patiënt voor uit helpt en ten dienste staat van de coping.
3.3 Taken van psychologen en pastores In de module is er ruimte om vertrouwd te worden met elkaars taken. Het onderstaande schema kan bijvoorbeeld
7 A.VANDENHOECK, Mijn domein of ons domein? Over coöperatie en complementariteit tussen pastores en psychologen, in Pastorale Perspectieven 151 (2/2011) 19-28.
18
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
eerst blanco aan de deelnemers gegeven worden. Aan de pastores kan worden gevraagd om het luik ‘pastor’ in te vullen, aan de psychologen kan worden gevraagd het luik ‘psycholoog’ in te vullen. Nadien kan gezocht worden naar overeenkomsten en verschillen en kunnen op basis van het gesprek aanvullingen toegevoegd worden. Een andere mogelijkheid is dat pastores de kolom ‘psycholoog’ invul len, en psychologen de kolom ‘pastor’. Op die manier kan
worden uitgewisseld over het beeld dat beide groepen van elkaar hebben en kunnen ook nadien heel wat facetten aan gevuld worden. De linkerkolom met vier grote categorieën wordt best elke keer voorgegeven, zodat aspecten uit elk van deze categorieën kunnen worden genoemd. Hieronder geven we een mogelijke invulling van het schema weer, maar aanvullingen of andere formuleringen zijn vanzelfspre kend mogelijk.
Psycholoog
Pastor
Diagnostiek Stellen van psychologische diagnose
Algemene pastorale ‘diagnose’ (spirituele noden, hoop en krachtbronnen …)
Begeleiding/ behandeling
Begeleiden van patiënten, en interveniëren door middel van • het verhelderen van de persoon lijke betekenis van levensbeschou wing en religie voor de patiënt • ondersteuning en vormgeving van rituele praktijken • crisisinterventie vanuit een perspec tief van zingeving en spiritualiteit • helpen inschatten in welke mate religieuze beelden/wanen deel uit maken van de pathologie of niet, om mee te overleggen met het team vanuit religieuze expertise • ondersteunen bij onder andere volgende thema’s: vragen over levenseinde en dood, verlies van vertrouwen, vragen over de invul ling/zin van het leven of over de relatie met goddelijke, isolatie ten opzichte van een religieuze gemeen schap, schuld, vragen over de zin van een behandeling, behoefte aan rituelen, omgaan met verlies
Begeleiden en behandelen van patiënten op vlak van: • komen tot zelfinzicht • problemen in de relatie met zich zelf (identiteitsproblemen, intrapsy chische conflicten, negatief zelf beeld) of in de relatie met de ander (tussen partners, in het gezin, in de familie) • verwerkingsproblemen (verlies, trauma, omgaan met beperkingen) • levensfaseproblematiek • depressie • angsten • problemen in het omgaan met emoties • dwanghandelingen en dwanggedachten • seksuele problemen • eenzaamheidsproblemen • psychotische ervaringen zoals hallucinaties en waangedachten • automutilatie • manisch gedrag • verslavingsproblemen (alcohol, andere drugs, gokverslaving) • spiritualiteit/zingeving (eerste lijnszorg)
[ permanente machtsstrijd of harmonieuze samenwerking? ] 19
Algemeen: - de interventies kunnen meer ondersteunend dan wel meer inzicht gevend zijn - het doel van de begeleiding kan zijn het accepteren/verlichten van de klachten/problemen, dan wel het op heffen van de klachten/problemen - er kan gewerkt worden via gedachten, gedrag en/of gevoelens - er kan individueel, in groep, met echtpaar, gezin of familie gewerkt worden
Algemeen: er zijn geen onderwerpen uniek voor psychologen/pastores, maar het perspectief is wel verschillend.
Teamondersteuning
• Therapieplanning • Teamoverleg en ondersteunen an dere zorgverleners bij inschatten van de situatie van patiënten
Zorg voor de zorgenden: ondersteu nen van personeelsleden/vrijwilligers, o.a. op vlak van zingeving/ spiritualiteit • Ontwikkelen van een (spirituele) taal die zorgverleners in staat stelt om de spirituele dimensie be spreekbaar te maken • Het wegwijs maken van zorgverle ners in andere levensbeschouwin gen van patiënten
Beleidsondersteuning
• •
Bijdrage leveren bij ethische kwesties Ondersteunen zorgverleners na traumatische ervaringen
Vervolgens kan een gesprek gevoerd worden op basis van vragen zoals: Waarop is jouw visie op de pastor gebaseerd? Wat is er gemeenschappelijk tussen jouw bijdrage en deze
• Bijdrage leveren bij ethische kwesties • Ondersteunen van uitbouw van katholieke identiteit (in katholieke voorzieningen) • Aandacht geven aan waardigheid van patiënten en zichtbaar maken van specifieke moeilijkheden, die soms verborgen blijven • Ondersteunen zorgverleners na moeilijke ervaringen
van de pastor? Wat is er anders? Waarop is jouw visie op de psycholoog gebaseerd? Wat is er gemeenschappelijk tussen jullie? Wat is er verschillend?
20
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
4. Samenwerking tussen psychologen en pastores De module geeft vervolgens een aantal vaak gehoorde, deels foutieve vooronderstellingen over het werk van psy chologen en pastores in een zorgvoorziening. Deze vooron derstellingen kunnen getoetst worden aan de mening van de deelnemers. Op de website kan men telkens argumenten vinden die uitleggen waarom dit vaak deels foutieve voor onderstellingen zijn. • Psychologen zijn vooral gericht op het oplossen van pro blemen, pastores zijn bezig met de mens als dusdanig. • Psychologen stellen diagnoses, pastores niet. • Psychologen werken evidence-based, pastores niet; psy chologen zijn gericht op meten en registreren, pastores niet. • Pastores werken laagdrempeliger dan psychologen. Of nog: psychologen werken laagdrempeliger dan pastores. • Pastores bevinden zich op een ‘vrijplaatsfunctie’, psycho logen hebben gedeeld beroepsgeheim.
“Een pastor zet zijn of haar eigen levensbeschouwing ook in bij het gesprek en kan onmogelijk neutraal zijn op levensbeschouwelijk gebied. Dit wil niet zeggen dat de eigen levensbeschouwing opgedrongen wordt of expliciet verkondigd wordt.” Een mogelijk volgend onderwerp in de dialoog is de over lappingen en verschillen tussen de benadering van de pas tor en deze van de psycholoog. Beide beroepen zien de mens als een geheel van verschillende dimensies. Een mens is lichaam, geest, ziel en relatie. Psychologen en pastores de len eveneens een hermeneutische of interpreterende bena dering: ze luisteren naar wat de mens aanbrengt en pogen hem/haar zoveel mogelijk te verstaan, in zijn of haar verhaal te komen. Overlappingen ontstaan niet alleen door het wer ken vanuit dezelfde concepten maar ook door de eigenheid van de inbreng van patiënten. Mensen vertellen een verhaal
waarin relaties, fysieke pijn, emotionele pijn en zinbeleving door elkaar lopen. Rituelen vormen daarentegen vaak een verschilpunt in de benadering van pastores en psychologen. In algemene zie kenhuizen voeren de meeste psychologen geen rituelen uit, terwijl allerlei rituelen duidelijk een eigen plek hebben in het pastorale handelen. In psychiatrische settings zien we ook meer psychologen rituelen uitvoeren. Het verschil met het rituele handelen van pastores betreft de verwijzing naar het transcendente en/of het religieuze. Hierin verschilt een pastor van een psycholoog, die doorgaans vooral aandacht heeft voor de ‘horizontale’ gesprekslijn. Een pastor zet zijn of haar eigen levensbeschouwing ook in bij het gesprek en kan onmogelijk neutraal zijn op levensbeschouwelijk gebied. Dit wil niet zeggen dat de eigen levensbeschouwing opge drongen wordt of expliciet verkondigd wordt. Het betekent wel dat pastores elementen kunnen binnenbrengen uit de christelijke traditie, wanneer dit gepast is en zinvol kan zijn voor de patiënt/cliënt. Het betekent ook dat pastores kun nen spreken over wat geloof voor henzelf betekent en dat ze samen met patiënten/cliënten kunnen bidden, wanneer patiënten/cliënten dit goed vinden en/of ernaar vragen. Een psycholoog is wellicht neutraler, al kan iemand nooit helemaal neutraal zijn: scholing, mensbeeld, en levensbe schouwing spelen altijd een rol in de manier waarop iemand reageert. Pastores worden in hun opleiding en hun verdere vorming uitgedaagd om hun eigen levensbeschouwelijke kader verder kritisch en constructief te bevragen in dialoog met wetenschappelijke literatuur. Ze doen vaak explicieter een beroep op levensbeschouwelijke taal en symbooltaal. Pastores hebben, mede vanuit hun geloofsmotivatie, vaak een bijzondere aandacht voor vergeten doelgroepen, voor mensen voor wie er minder aandacht is in een voorziening, of voor mensen die omwille van de specificiteit van hun ziekte/problematiek na een tijd ‘uit de boot’ vallen. Psycholo gen werken vaak gespecialiseerder (in het bijzonder ook op oncologische afdelingen in ziekenhuizen) en doelgerichter, al is er ook bij pastores een tendens tot specialisatie merk baar en zijn psychologen ook bezig met de gehele mens en niet enkel met mogelijke resultaten van een doelgerichte behandeling. Ten slotte geeft de module suggesties voor een betere samenwerking en stelt ze een model voor die deze samen werking eveneens kan bevorderen.
[ permanente machtsstrijd of harmonieuze samenwerking? ] 21
“Pastores hebben, mede vanuit hun geloofsmotivatie, vaak een bijzondere aandacht voor vergeten doelgroepen, voor mensen voor wie er minder aandacht is in een voorziening, of voor mensen die omwille van de specificiteit van hun ziekte/ problematiek na een tijd ‘uit de boot’ vallen.” Voorbeelden van enkele suggesties tot betere samenwerking: • Samenwerking begint met elkaar als deskundig te be schouwen, met andere woorden, elkaars professionaliteit te zien en te waarderen. • Coöperatie gebeurt best vanuit complementariteit: de ander vult mijn benadering aan. Het is belangrijk dat die complementariteit stoelt op het principe van gelijkwaar digheid. • Communicatie over de gemeenschappelijkheid en de ei genheid, zij het door een casusbespreking of door weder zijdse presentaties, lijkt een aangewezen middel om tot meer efficiënte samenwerking te komen. • Belangrijk is om af te spreken wie welk thema opneemt, en wie het eventueel laat liggen, of vanuit welke comple mentaire invalshoek een gelijkaardig thema benaderd wordt. • Pastores en psychologen kunnen ook feedback geven aan elkaar over de verschillende benaderingen en wat deze met patiënten/cliënten doen. • Communicatie over gezamenlijke doelen en/of perspec tief kan in vele gevallen eveneens wenselijk zijn. • Persoonlijke banden uitbouwen is essentieel. Het is be langrijk ervoor te zorgen dat pastores en psychologen elkaar leren kennen, via informele en formele ontmoe tingsmomenten. • In voorzieningen kan worden nagegaan of er verdere screeningsmogelijkheden zijn, zodat ook spirituele noden uitdrukkelijker gezien kunnen worden en een gepaste doorverwijzing naar pastores mogelijk is.
• Psychologen, maar ook andere zorgverleners, worden uit gedaagd hun eigen spirituele competenties verder uit te bouwen om een deel spirituele eerstelijnszorg te kunnen opnemen en tegelijk voldoende feeling te hebben voor situaties waarin best doorverwezen wordt naar pastores. In de module wordt een suggestie gegeven voor een model dat samenwerking de meeste kansen geeft: In een coöpera tief-complementair model is het mogelijk dat psychologen en pastores dezelfde patiënten zien8. Ze kunnen ook naar elkaar doorverwijzen. Ze hebben een vorm van overleg (mondeling, schriftelijk of beiden) waarin de eigen aanpak duidelijker wordt. De achterliggende visie van dit model is dat zowel pastor als psycholoog de competentie hebben om te werken in team. Dit veronderstelt dat de pastor kan en wil communiceren over de eigenheid van zijn/haar bijdrage. Dit model veronderstelt ook spirituele competenties bij de psycholoog. Zij of hij heeft aandacht voor deze dimensie bij anderen, kan hier ruimte aan geven en kan doorverwijzen. Het vraagt tegelijk zorgvuldigheid om in dit samenwer kingsmodel op een gepaste wijze met beroepsgeheim en met de ‘vrijplaats’ die de pastor in zekere zin wil bieden, om te gaan. Een coöperatief-complementair model houdt in dat er een gemeenschappelijk deel is in het werk van een pastor en psycholoog. Je kan gelukkig bij een patiënt niet zomaar het vakje emoties en coping opendoen of het vakje zingeving zonder een verhaal te horen. In dat verhaal zijn gevoelens, relaties en zingeving vaak met elkaar verweven. Vandaar dat psychologen soms met zingeving moeten be zig zijn en pastores met gevoelens, cognities en gedrag. Dat gemeenschappelijk domein kan alleen maar verrijken. Dit model vooronderstelt communicatie over de interventies en dialoog over de eigenheid. Een volgend aspect van het gesprek tussen pastores en psy chologen kan de vorm van samenwerking zijn. De module levert enkele gespreksvragen aan: Welk model van samen werking tussen psychologen en pastores zie je aan het werk in de voorziening? Kan je hier voorbeelden van geven? Welk model zou je zelf verkiezen? Welke good practices van sa menwerking kan je onderscheiden in je voorziening? Welke initiatieven zouden kunnen genomen worden opdat weder zijds begrip bevorderd kan worden?
8 Zie hierover meer in A.VANDENHOECK, Mijn domein of ons domein? Over coöperatie en complementariteit tussen pastores en psychologen, in Pastorale Perspectieven 151 (2/2011) 19-28.
22
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
“Je kan gelukkig bij een patiënt niet zomaar het vakje emoties en coping opendoen of het vakje zingeving zonder een verhaal te horen. In dat verhaal zijn gevoelens, relaties en zingeving vaak met elkaar verweven. Vandaar dat psychologen soms met zingeving moeten bezig zijn en pastores met gevoelens, cognities en gedrag. Dat gemeenschappelijk domein kan alleen maar verrijken.” 5. Besluit Het voornaamste doel van deze module is om het gesprek op gang te brengen tussen twee of meerdere beroepsgroe pen die in het kader van integrale zorg interdisciplinair met elkaar moeten werken in functie van de patiënt of cliënt. Daarbij zal elke concrete context uniek zijn. We benadrukken dat elke vorm van dialoog op basis van deze module dege lijk voorbereid moet worden. Wordt er een externe begelei der of spreker betrokken? Zo ja onder welke voorwaarden? Wat zijn de voorwaarden om tot een context van vertrou wen te komen voor de dialoog? Wie kan daarvoor zorgen? Hoe en door wie wordt een gesprek gemodereerd? Welke ruimte en tijdsspanne wordt hiervoor voorzien? Wat wordt er gedaan met de bevindingen en resultaten van een ge sprek? Hoe wordt de dialoog en de context van de module geëvalueerd? Het is belangrijk om te vermijden dat dit een tijdsrovende aangelegenheid wordt die nadien geen enkel impact heeft op de praktijk. We drukken onze hoop uit dat de module kan bijdragen tot de samenwerking tussen psy chologen en pastores en daardoor ook tot een betere zorg voor patiënten en cliënten.
OVER DE AUTEURS Prof. Dr. Annemie Dillen is docent pastoraaltheologie aan de Faculteit Theologie en religiewetenschappen, KU Leuven en voorzitter van het Aca demisch Centrum voor Praktische Theologie. E-mail:
[email protected]
Dr. Anne Vandenhoeck is weten schappelijk medewerker en super visor aan het Academisch Centrum voor Praktische Theologie te Leuven en stafmedewerker vicariaat Caritas in Brugge. Sinds juni 2012 is ze ook deeltijds coördinator van de beroeps vereniging voor Katholieke pastores in de gezondheids- en welzijnsvoor zieningen. E-mail:
[email protected]
Ria Vercamer [ zorg voor de zorgenden ] 23
Ik ben werkzaam als stafmedewerker pastoraal in het Dienstverleningscentrum Heilig Hart te Deinze. Het is een voorziening die in verschillende woonvormen meer dan 300 personen met verstandelijke beperkingen begeleidt. Ik begon er halftijds in combinatie met een andere halftijdse opdracht als pastor in het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Camillus. Sinds 2010 werk ik voltijds in het DVC Heilig Hart waar ik ook een van de vier vertrouwenspersonen ben voor ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk. Ik laat het luik van aangestelde vertrouwenspersoon hier echter helemaal buiten beschouwing en wil me beperken tot enkele items die vanuit pastorale invalshoek een licht kunnen werpen op zorg voor de zorgenden. Na een paar inleidende gedachten zal ik vijf mogelijke pastorale competentiegebieden schetsen met telkens een mogelijke invalshoek (connectie) hoe je die zorg opneemt. Hier en daar maak ik het concreet met een voorbeeld uit de praktijk. Daarna ga ik even in op het eigene van de zorg van de pastor voor de zorgenden. Ik heb het dan over kenmerken, vele perspectieven, hoe het beleid naar pastorale zorg kijk en ik besluit met zelfzorg.
zorg voor de zorgenden Een pastorale competentie? Door Ria Vercamer
Ik laat me leiden door een uitspraak die ik overneem van prof. Chris Gastmans: “Bij zorgen en verzorgen staan mensen op het spel. Een zorgrelatie ontstaat tussen twee partijen: een zorgverlener en een zorgontvanger. Precies het tot stand komen van een volwaardige relatie tussen beiden bepaalt de ziel van de zorg als een proces om de waardigheid van een mens – in alle lichamelijke en geestelijke kwetsbaarheid – te herstellen, te onderhouden of te laten toenemen.” Het is mijn vaste overtuiging dat die volwaardige relatie – die een evenwaardigheid kenmerkt – specifiek is in pastorale zorg. Het biedt de mogelijkheid om op verschillende wijzen een verbinding te maken met de zorgenden. Ik zal er verderop in dit artikel een vijftal uitlichten: presentie, coaching, on dersteuning, overleg en contacten. Het eigene van de zorg van de pastor voor de zorgenden wordt uitgewerkt na de pastorale competenties. Laten we beginnen met de vraag: wie zijn die zorgenden?
Wanneer we spreken over zorgenden, over wie spreken we dan? Binnen mijn werkcontext zijn dat zowel de professionele zorgverleners als de ouders of wettelijke vertegenwoordi gers. Ouders zorgen vaak meer dan we geneigd zijn te den ken. Vaak hebben ze jaren zorg verleend in de thuissituatie en nu hun kind in het DVC verblijft, nemen velen nog de zorg volledig op zich tijdens het weekend of een bepaalde dag in de week of komen ze op bezoek. Hun telefoontjes naar de leefgroep zijn niet te tellen en nu er mogelijkheid is om via de computer het wel en wee van hun kind te volgen is dat voor velen een hele verademing. Vergeten we immers niet dat de zorg binnen een voorziening als het Dienstver leningscentrum Heilig Hart op zijn best een ‘gedeelde’ zorg is met het thuisfront van de ons toevertrouwde bewoners. Naarmate de bewoners een hogere leeftijd hebben en hun ouders zorgbehoevend worden of overlijden, zijn het vaak
24
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
familieleden die de rol van wettelijk vertegenwoordiger op nemen. De professionele zorgverleners zijn in wezen alle werkne mers van het DVC Heilig Hart: zij die in de directe zorg staan en hierbij denk ik in de eerste plaats aan opvoedend perso neel, therapeuten en verpleegkundigen, maar ook aan or thopedagogen, teamhoofden en maatschappelijk werkers. Daarnaast staan heel wat medewerkers in de ‘indirecte zorg’ zoals ingezet diensthoofden, medisch en opvoedkundig personeel, administratief en logistiek personeel of de tech nische dienst. En wat te denken van de directie? Of van de vele vrijwilligers?
“Vaak herleiden we de zorgenden tot hen die in de directe zorg staan, maar ook de mensen die diensten verlenen opdat de zorg optimaal kan gebeuren spelen een belangrijke rol.” schetsen van die vijf competenties wil ik ook de vijf moge lijke verbindingen situeren die ik in het begin van dit artikel aanhaalde.
Aandachtige aanwezigheid
“Ouders zorgen vaak meer dan we geneigd zijn te denken. Vaak hebben ze jaren zorg verleend in de thuissituatie en nu hun kind in het DVC verblijft, nemen velen nog de zorg op tijdens het weekend of een bepaalde dag in de week of komen ze op bezoek.” Ik wil me echter focussen op de medewerkers. Vaak herlei den we de zorgenden tot hen die in de directe zorg staan, maar ook de mensen die diensten verlenen opdat de zorg optimaal kan gebeuren spelen een belangrijke rol. Zo er vaarde ik meermaals bij een overlijden van een bewoner het belang van ‘afscheid nemen’ door mensen die op de leefgroep komen schoonmaken. Vaak hebben ze door de ja ren heen een band met de bewoners opgebouwd. Een heel specifieke groep van zorgenden zijn de collega pastores. In georganiseerde vergaderingen of door supervisor te zijn kan je ook voor je vakcollega’s zorg dragen.
Vijf mogelijke pastorale competentiegebieden Zorg voor de zorgenden binnen mijn pastoraat betekent in eerste instantie partner zijn in de zorg. Daartoe zie ik een vijftalpastorale competenties als zorgpartner. Ik wil ze in dit artikel onderscheiden, maar vaak lopen ze dooreen. In het
Een eerste pastorale competentie lijkt mij de ‘aandachtige aanwezigheid voor kwetsbaarheid’. Eenvoudigweg zou je dit ‘het kleine goed’ kunnen noemen. Dat hierbij ‘presentie’ als verbinding opduikt, zal wel niemand verbazen. Zo staat mijn deur steevast open of op een kier als ik niet in gesprek ben en wanneer iemand mijn bureau binnenkomt, probeer ik onmiddellijk de werkzaamheden te staken en mijn ge sprekspartner aan te kijken. Het betekent: welke drijfveer u ook naar hier brengt, u bent belangrijk voor mij, u bent de moeite waard om mijn activiteit te stoppen. Niets bijzonders denkt u misschien, maar al gemerkt hoe vaak u even moet wachten vooraleer men u begroet of aankijkt? In die aandachtige aanwezigheid staat de waardigheid van een mens centraal. Het gaat daarbij niet om grootse dingen, maar net in kleine attenties van opmerkzaam zijn, kunnen mensen veel kracht putten. Zo vertelde iemand me die ik naar aanleiding van ‘hèt pensioen’ een kaartje stuurde, dat ze ’s middags al gebeld had met haar zoon omdat ze zo’n schoon kaartje had gekregen. Het had haar zo getroffen dat ik erin vermeld had dat haar manier van ‘zijn’ mij opriep om mijn pastorale taak met hart en ziel te doen. Het had haar geraakt dat zij als mens zoveel betekende voor mij. Binnen die presentie is er aandacht voor kwetsbaarheid. Zo heeft een van onze medewerkers reeds jaren de zorg op zich genomen van haar echtgenoot die een hersenbeschadiging heeft opgelopen. Geen evidente opgave voorwaar! Wan neer ik haar ’s morgens tref aan de prikklok maak ik even tijd voor haar. Zij kan geen opbeurende verhalen vertellen over beterschap of herstel, maar dat iemand na zoveel tijd het niet vanzelfsprekend vindt dat ze deze zorg kan blijven opnemen en nog bezorgd is om haar welzijn, laat haar toe
Ria Vercamer [ zorg voor de zorgenden ] 25
even ‘niet sterk’ te moeten zijn en eens te mogen zeggen dat de zorg soms zwaar valt.
Spirituele begeleiding Een tweede pastorale competentie ligt in de begeleiding op vlak van zinbeleving en spiritualiteit. Door onze opleiding en ons werk beschikken we over woorden, verhalen, beelden en metaforen die mensen kunnen helpen om zich ‘binnen stebuiten’ te uiten. De connectie met coachen is dan niet ver weg. Een gesprek bij de koffietafel, een babbel in de gang, een dialoog in mijn bureau, een bezoek op de leefgroep of een overleg: zoveel kansen om mekaar te sturen en te appel leren om zorgzaam te zijn in onze zorg. Even binnenlopen bij iemand die ‘het eens kwijt’ moet. Gewoon de vraag stel len ‘en wat doet dit nu met jou?’ laat een andere gelaagd heid toe in een ontmoeting. Het gebeurt dat een van onze medewerkers vraagt om ‘een kaarske’ te branden en dat kan een aanleiding zijn om te vragen: ‘betekent het geloof iets voor u?’ Soms vraagt iemand om te bidden voor een situatie uit de privésfeer. Dat doèn en dat ook teruggeven: “ gisteren ben ik eens tot aan de grot geweest” (de grot is vlak bij onze voorziening) of ”vanavond noem ik je naam in mijn gebed” en dan ’s anderendaags een knipoog van verstandhouding. Daar warmen mensen zich aan.
“In aandachtige aanwezigheid staat de waardigheid van een mens centraal. Het gaat daarbij niet om grootse dingen, maar net in kleine attenties van opmerkzaam zijn, kunnen mensen veel kracht putten.” Spiritueel bemoedigend aanwezig zijn bij medewerkers, ou ders en vrijwilligers vraagt betrokkenheid op het wel en wee van mensen. Toen een van onze medewerkers een nieuwe relatie liet bezegelen in een niet-katholieke ritus werd ik uit genodigd dit mee te maken. Ik heb me er voor vrijgemaakt en ben blij dat ik dat gebeuren mocht meemaken. Een van onze opvoedsters werd geconfronteerd in een feestelijke periode met een overlijden dat voor haar kinderen heel veel betekende. Ik schreef niet alleen de opvoedster, maar ook elk van de kinderen apart een kaartje op hun niveau. De op
voedster vertelde me naderhand hoe belangrijk dit voor de kinderen was: ieder werd erkend in het verdriet. Soms word je ook als ‘expert’ benaderd. Iemand vroeg me wat mijn mening was wanneer iemand die reeds jaren een dementerende partner had, zich aangetrokken voelde tot een andere persoon. Er volgde een lang gesprek waar zowel ikzelf als de vraagsteller mekaar van mens tot mens ontmoetten.
“Door onze opleiding en ons werk beschikken we over woorden, verhalen, beelden en metaforen die mensen kunnen helpen om zich ‘binnenstebuiten’ te uiten.” Liturgie en rituelen Een derde mogelijke pastorale competentie ligt in de vaar digheden op het gebied van liturgie en rituelen. Daarin zijn we vaak ondersteunend voor onze zorgenden. Hoe langer hoe meer ben ik me bewust van het belang voor medewer kers om bezielende en verbindende vieringen te mogen er varen en beleven. Het is zo essentieel om woorden, gebaren en symbolen te kunnen inzetten om wat onzegbaar is en toch wil uitgedrukt worden. Voor onze bewoners worden dat snoezelvieringen waarin het tactiele, visuele en audi tieve centraal staan, maar ook voor onze minder kerkelijk betrokken medewerkers deugddoende momenten zijn. In de aanloop naar Kerstmis staat in zo’n snoezelviering een lichtbron centraal, omwikkelen we de bewoners met warme fleecedoeken en laten we sparrentakken voelen. Een andere keer werken we met de kleuren van de adventskrans. Dan staat een haardvuur op het grote scherm en wapperen we met grote rode doeken en verspreiden we een geur van dennenhout. In een voorziening als het DVC is rouwzorg een bijzondere vorm van omgaan met kwetsbaarheid. Zo ontmoette ik de mama van een van onze bewoners die haar partner vrij on verwachts verloor. Het toeval wil dat ik kort ervoor die man nog een compliment had gegeven omdat hij een speeltje van de bewoner had hersteld. Dat was voor hem de aanlei ding om over zijn ‘hobby’ te spreken: zoeken naar spelmate riaal dat toch niet kinderachtig was. Nu was dat gesprek voor
26
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
de mama de aanleiding om me aan te spreken: “ik moet u eens iets zeggen” waarop ze me zei dat haar partner inmid dels gestorven was en haar verhaal bracht van verdriet en onmacht om met dit verlies om te gaan ... “Aan u mag ik dat eens zeggen hé, want gij zijt toch pastor”. In de jaarlijkse zegening van onze bewoners treft me hoe een groep van ouders elk jaar terugkomt omdat ze daar zo veel kracht uit halen. Rituelen en vieringen verbinden men sen. Naar ouders en familie toe meen ik dat vooral die derde connectie van ondersteuning op de voorgrond komt. Het sterkst blijkt dit in de voorbereiding van een uitvaartdienst.
“In een voorziening als het DVC is rouwzorg een bijzondere vorm van omgaan met kwetsbaarheid.” Partner in ethiek Een vierde pastorale competentie stel ik met een zekere schroom voor als zijnde een partner in ethiek. In deze com petentie maak ik de connectie met overleg. Het komt vooral aan bod in het overleg met directie waar het dan om as pecten gaat die eerder voor het DVC als organisatie gelden. Soms is het ook in een specifieke situatie. Zo vroeg onze ziekenafdeling me een tijd geleden op een ethisch overleg rond de zorg voor een bewoner. Mensen hadden een ver schillende kijk op de zorg en sommigen vroegen zich af: wat kunnen we voor deze bewoner nu nog meer doen opdat het leven menswaardig zou zijn? Anderen keken eerder in de richting van een menswaardig sterven. Mee gaan staan in die spanning en luisteren naar de be weegredenen waardoor beide polen aan bod kunnen en recht van bestaan krijgen, maakt dat je partner bent in hun zoeken naar sereniteit en draagkracht binnen deze situatie. Meer algemeen binnen de werking van het DVC vraagt het partner zijn in ethiek inlevingsvermogen in de verschil lende invalshoeken van de betrokken mensen. Zo was een van onze instellingsdoelen om een ethisch beleid bij een naderend levenseinde uit te stippelen. Dit bleek echt taaie materie te zijn en dan kan je als pastor zorgpartner zijn voor directie door mee te zoeken naar bepaalde stappen die voor alle betrokkenen haalbaar zijn en suggesties aanreiken om
mensen voldoende veiligheid te bieden zodat delicate za ken bespreekbaar worden. Het is een lang proces geweest om op dit terrein het ethisch denken op te tillen tot een ethisch beleid. Als pastor ben je ook partner voor de medewerkers die in de dagelijkse praktijk soms op een zeer hoog ethisch ni veau werk verrichten. Zoals bij de fijngevoeligheid voor het comfort van de bewoner. De creativiteit die men aan de dag legt om ‘het goede te doen’ bewonder ik. Een beeld dat me zal bijblijven is hoe een begeleidster een pluimpje over de wang van een kind liet gaan en daarin zoveel warme aan wezigheid uitdrukte. Dat opmerken, erbij gaan zitten en uit spreken hoezeer die verbondenheid me raakt, maakt mij tot partner in de zorg voor zorgenden.
“Als pastor ben je ook partner voor de medewerkers die in de dagelijkse praktijk soms op een zeer hoog ethisch niveau werk verrichten. Zoals bij de fijngevoeligheid voor het comfort van de bewoner. De creativiteit die men aan de dag legt om ‘het goede te doen’ bewonder ik.” Vorming en scholing De laatste pastorale competentie is te situeren op het vlak van vorming en kennisoverdracht vanuit het eigen vakdo mein. Dit kan gaan van louter informatie geven zoals de data van het einde van de ramadan of de betekenis van religieuze feesten: wat betekent het feest van Onze-Lieve-Heer He melvaart nu weer en wat is Pinksteren dan? Een andere keer is het dan eerder uitleg geven over bijvoorbeeld de achter grond van een Bijbelverhaal. Ik denk hierbij aan een homilie bij een startviering waar ik het verhaal van Maria en Martha gebruikte (Lc 10, 38-42) en situeerde na het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Lc 10, 29-37). Plots werd duidelijk: het ene verhaal is spiegel van het andere. Net zoals in de zorg zijn beide aspecten belangrijk. Dàt wekte verwondering: dat die twee verhalen na elkaar kwamen in het evangelie en dat dit toepasbaar was in het werk. Nog een andere keer is het dan weer verdiepend of vormend
Ria Vercamer [ zorg voor de zorgenden ] 27
“Naar mijn mening is een van de kenmerken van pastorale zorg te vatten in een beeld: pastorale zorg is eerder een kampvuur dan wel een lantaarnpaal. Lantaarnpalen zijn nodig en belangrijk om je weg te vinden. Rond een kampvuur worden de verhalen verteld, gaat het om het leven.” werken. Ik denk hierbij aan het organiseren van een pastoraal vormingsmoment of het verzorgen van een onderdeel in de basiscursus voor onze medewerkers. Een specifieke vorming rond onmacht en veerkracht geven of het ondersteunen van het leertraject om te werken met een ethisch model zijn dan weer heel andere vormen van kennisoverdracht. Van een heel andere orde zijn de contacten met onze zen dende instantie, de kerkelijke overheid en met onze collega pastores in andere voorzieningen. Meer specifiek denk ik aan de begeleiding van collega-pastores. Dat kan door stagiaires te laten meekijken over je schouder of door iemand in su pervisie te nemen. Ik doe dit nu al een aantal jaren en ervaar hoe belangrijk dit is voor de collega’s om zicht te krijgen op hun sterktes en hun groeikansen te ontdekken. Dat neemt veel onzekerheid en twijfel weg. Het zorgzaam omgaan met pastorale zorg(enden) is ook zorg voor de zorgenden!
Wat is nu het eigene van de zorg van de pastor voor de zorgenden? Ruimte voor verhalen Ik sta even stil bij een kenmerk van pastorale zorg en bij de perspectieven van pastorale zorg. Naar mijn mening is een van de kenmerken van pastorale zorg te vatten in een beeld: pastorale zorg is eerder een kampvuur dan wel een lantaarn paal. Lantaarnpalen zijn nodig en belangrijk om je weg te vinden. Rond een kampvuur worden de verhalen verteld, gaat het om het leven.1 Ingaand op dit kenmerk valt iets te
zeggen over inhoud, werkwijze en positie. Inhoudelijk zeg gen verhalen iets over betekenis, over iets verstaan en dat is iets anders dan begrijpen en verklaren. Laat betekenis geven nu typisch zijn voor pastorale zorg. Daarnaast hebben pasto res een eigen werkwijze waarin een taal wordt gehanteerd die veeleer symbolische en meerduidig is, worden ritue len gehanteerd die veeleer oproepen tot beleven dan tot oplossen en gaat de werkwijze van pastores veeleer in de richting van presentie dan van interventie. Bovendien is de positie van een pastor – althans in mijn geval – er een met een behoorlijke vrijplaats voor anderen (geen eiland!). Daar door ben je aanspreekbaar voor anderen. Je bent wel deel van het geheel, maar je hoort ook nergens echt helemaal bij waardoor je als pastor ook een open kritische blik hebt ten opzichte van de werking. Een ander aspect van het eigene van pastorale zorg zijn de vele perspectieven. De zorgenden kloppen bij de pastor aan om verschillende redenen. Het kan zijn vanuit een persoon lijk perspectief waarin de bestaansvragen aan bod komen. Zinbeleving en spiritualiteit komen hier aan bod, vaak in een gesprek over waarden, levensvisie en zingeving. Een ander perspectief kan werkgerelateerd zijn. Hierbij denk ik vooral aan de ethische vragen en zaken die met zorgethiek of rouwzorg hebben te maken. Een derde en laatste per spectief heeft met levenservaring te maken. Ieder van ons wordt wel eens geconfronteerd met verlies en eindigheid. Ik denk aan situaties waarin kinderen ontgoochelen in de studie of een levenskeuze maken waar ouders het moeilijk mee hebben. Verhalen en existentiële begeleiding zijn mo gelijkheden om als pastor ook hier zorg voor de zorgenden op te nemen. Het eigene van de zorg van de pastor voor de zorgenden ligt enerzijds in het kenmerkende van pastorale zorg en anderzijds in de vele perspectieven die aan bod komen in pastorale zorg. Mensen komen op verhaal door te vertellen en pastorale zorg biedt die ruimte. Binnen die ruimte spelen vertrouwen en discretie hun eigen rol.
Visie van directie Ik wil hier ook even de blik vanuit de directie op de rol van de pastor in de voorziening naar voor brengen. Naar aanleiding van een voltijdse tewerkstelling maakte onze algemeen di
1 Het beeld van het kampvuur en de lantaarnpaal is ontleend aan Harry Kunneman. Voor een korte inleiding in zijn visie, zie DRIESSENS, K. & GELDOF, D., Normatieve professionaliteit in het sociaal werk, in Alert, 34 (2008) 2, p. 66-75 (NVDR).
28
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
recteur, André De Decker een mindmap waarin hij drie rollen als eigen bij pastorale zorg situeerde: bedienaar, coach en vertrouwenspersoon. Het DVC Heilig Hart herbergt heel wat mensen en er is de confrontatie met overlijdens bij de gebruikers die veelal een lange instellingsverbondenheid hebben, maar er zijn ook ontkerkelijkte jonge gebruikers. De pastor kan voorganger of raadgever (helper) zijn bij het afscheid en zorgen voor een persoonlijke toets. Hier situeert hij de pastor als bedienaar. Daar horen ook de gebedsdiensten, de snoezelvieringen en de zegening bij.
“Naar aanleiding van een voltijdse tewerkstelling maakte onze directeur een mindmap waarin hij drie rollen als eigen bij pastorale zorg situeerde: bedienaar, coach en vertrouwenspersoon.” Waar het gaat om ethisch overleg bij zwaar zieken situeert hij de pastor als coach. Hierbij spelen vragen naar en bij pal liatie, het medisch handelen binnen een Heilig Hart-beleid, het mee helpen uittekenen van het beleid en dat je boven dien als pastor met de ‘voeten in de uitvoering’ staat. Een an der aspect bij de pastor als coach ziet hij in de multiculturele kennis. De diversiteit in de zorgvraag en de unieke opleiding als pastor spelen hierin mee. De ethische gevoeligheid als competentie – een competentie voor vele functies - is dan weer een andere insteek om als coach te functioneren, ze ker daar het gaat om duurzame leerprocessen. Kwaliteit van zorg heeft immers vele kantjes. Tenslotte stelt hij de pastor als vertrouwenspersoon voor waar het gaat om zinbeleving en spiritualiteit bij medewerkers en bij gebruikers en hun familie. Vanuit een studie die enkele jaren terug gemaakt werd aan de K.U.Leuven door de pas tor blijkt dat dit bij medewerkers hun emotionele energie vergroot en dat het gebruikers en hun familie weghoudt uit de onmacht. In die zin is de pastor steeds een vertrouwens persoon en behoort hij zowel tot de staf personeelsbeleid als tot de staf agogiek. De directeur besluit dan ook: om op al die verschillende terreinen en bedienaar en coach en vertrouwenspersoon te zijn is een voltijdse stafmedewerker pastoraal nodig.
Zelfzorg Belangrijk is dan wel dat je ook zorgt voor jezelf. Zelfzorg is nodig en noodzakelijk om de eigen energie op peil te hou den. Hoe doe ik dat? Door zelf partners te zoeken, vertrou wenspersonen voor mezelf. Door samen te zijn, te feesten, kiezen voor humor en een lach ,een goed boek lezen, poëzie ter hand nemen, sporten en rust creëren. Wanner ik vakantie neem zorg ik ervoor dat ik het werk ook echt kan loslaten en voorzie ik mensen die mijn taak kunnen overnemen. Even belangrijk in de zelfzorg is het zich blijven voeden, ze ker op spiritueel vlak. Zo heb ik me al een aantal keren laten onderdompelen in een meerdaagse rond religieuze thema’s zoals het bespreken van de evangelist Lucas, Johannes en Marcus, maar ook rond Francisus. Verder zijn figuren als Vincentius, Nelson Mandela, Enzo Bianch, Jeanne Devos en Mahatma Gandhi voor mij echt spirituele gidsen. In het dag dagelijkse werk neem ik vaak een of andere evangelietekst tot mij en laat me daar doorheen de dag in leiden. Zo laat ik ook anderen – over tradities en generaties heen – zorg dragen voor mij. Om als pastor zorg voor de zorgenden te kunnen uitbou wen, heb je dus al heel wat troeven in handen vanuit de eigenheid van je werk omdat de competenties eigen aan pastoraat net ook die competenties zijn waardoor mensen op verhaal kunnen komen.
OVER DE AUTEUR Ria Vercamer is gehuwd en moeder van 3 jongvolwassenen. Na 20 jaar godsdienstleerkracht te zijn, koos zij voor het pastorale werk: eerst halftijds in het PZ Sint-Camillus en halftijds in het toenmalige MPI, het huidige DVC Heilig Hart. Sinds 2010 werkt zij voltijds als stafmedewerker pastoraal in het Dienstverlenings centrum Heilig Hart te Deinze. E-mail:
[email protected]
Chris Van de Veire [ het welzijn van de zorgverlener ] 29
Voor veel mensen is werk niet alleen maar een manier om geld te verdienen of een mogelijkheid om een loopbaan op te bouwen. Het gaat hen erom zinvol werk te doen, waar ze zich volledig bij betrokken kunnen voelen en trots op kunnen zijn, zich een positief en zinvol onderdeel kunnen voelen van de maatschappij. Als ze dit zo ervaren, zijn mensen graag bereid om niet alleen hun handen en hun hoofd maar ook hun hart in te zetten en zelfs meer te doen dan de hun omschreven taak.
HET WELZIJN VAN DE ZORGVERLENER Zelfzorg als basis Door Chris Van de Veire
Zoals u merkt kies ik bewust voor een positieve toonzetting. Ik ga ervan uit dat ons werk, het zorg dragen voor mensen, doorgaans een voldoening-gevende en zin-gevende be zigheid is, die niet alleen bijdraagt aan het welbevinden van onze patiënten maar ook aan dat van onszelf. Ons werk biedt ons heel wat kansen op persoonlijke groei: het directe, soms intense contact met patiënten stimuleert ons tot meer openheid en diepgang in ons persoonlijk leven. De aandacht voor wat anderen écht beroert, biedt kansen om intenser met het leven om te gaan. In confrontatie met de fragiliteit van de patiënten worden we aangemoedigd om onze gevoeligheid te vergroten. Hun dankbaarheid verwarmt ons en sterkt onze zelfzekerheid en ons zelfver
trouwen aan. Maar onze intense betrokkenheid op het leven van anderen heeft natuurlijk niet enkel positieve kanten. We worden ook regelmatig geconfronteerd met de nadelige effecten die het hulpverleningsvak op ons kunnen hebben zoals stress, secundaire traumatisering en burn-out. Juist omdàt het hulpverleningsvak zo ingrijpt in het leven is het beroep een bijzondere bron van zingeving en ontplooiing, maar kan het evengoed bij momenten een bedreiging zijn voor ons levensgeluk. Ik zie een voldoende graad van welzijn op het werk enerzijds als een recht, anderzijds als een ethische plicht. Wij, zorg- en hulpverleners, hebben onze werkmiddelen geïntegreerd in wie we zijn als persoon. Wij zijn ons eigen instrument. Net
1 Dit artikel is een herwerkte en ingekorte versie van een lezing voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg, gehouden in het Psychiatrisch Ziekenhuis Heilig Hart te Ieper.
30
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
“Juist omdàt het hulpverleningsvak zo ingrijpt in het leven is het beroep een bijzondere bron van zingeving en ontplooiing, maar kan het evengoed bij momenten een bedreiging zijn voor ons levensgeluk.” zoals een violist zijn viool koestert en met zorg behandelt, zo moeten wij onszelf koesteren en met zorg behandelen èn laten behandelen. Als we dat niet doen dan lijden niet alleen wijzelf, maar ook de kwaliteit van ons werk daar on der. Niet alleen hulpvragers, maar àlle mensen, dus ook de mensen die hulp verlenen, staan in het leven als behoeftige wezens. Kenmerkend voor ons mens-zijn is de aanwezigheid van een aantal basisbehoeften die vanaf de geboorte tot aan onze dood om invulling of een gepast antwoord vragen. We spreken over basisbehoeften omdat de vervulling ervan een cruciale rol speelt in het genereren van levensenergie. Wan neer een basisbehoefte niet of onvoldoende ingevuld wordt betekent dat essentiële schade aan de levenskwaliteit van een persoon en wordt het welbevinden aangetast. Dit is zo voor de patiënt, dit is zo voor de hulpverlener. Wij hulpverle ners zijn niet meer waard dan onze patiënten, maar ook niet minder. Als voor de patiënt goed gezorgd wordt, mag even goed voor ons goed gezorgd worden. Hier kom ik meteen uit bij een centraal punt in mijn uiteen zetting: Als ik spreek over zelfzorg, dan bedoel ik daarmee niet dat iemand als het ware ‘zelfbedruipend’ wordt en ande ren niet meer nodig heeft. Iemand die dat nastreeft probeert de menselijke conditie te ontkennen. In staat zijn tot zelfzorg is, zoals ik het zie, over het vermogen beschikken of de vaar digheden ontwikkeld hebben om waar nodig op het juiste moment en naar de juiste persoon appèl te doen en voor zichzelf te laten zorgen. Mijn bijdrage is opgebouwd rond de behoeftentheorie van Pesso. Dit theoretisch kader verschaft een interessant hand vat om zaken in verband met zorg en zelfzorg op te merken, te benoemen én er een dialoog rond aan te gaan. Ik schets eerst heel kort de essentie van dit kader, om nadien meer in detail stil te staan bij hoe de behoeften spelen in het profes sioneel leven.
De basisbehoeften volgens Al Pesso Al Pesso vertrekt van het psychodynamisch gegeven dat de mens geboren wordt met een aantal basisbehoeften die van bij de geboorte tot aan de dood om invulling of een gepast antwoord vragen. Hij onderscheidt vijf basisbehoeften: 1. De behoefte aan een eigen plaats 2. De behoefte om gevoed en verzorgd, gestreeld en geknuffeld te worden 3. De behoefte aan steun en houvast 4. De behoefte aan bescherming 5. De behoefte aan begrenzing Zoals eerder gezegd spelen deze behoeften een cruciale rol in het ontstaan en behoud van levensenergie. Wanneer een basisbehoefte niet of onvoldoende ingevuld wordt, dan wordt het welbevinden aangetast en riskeert men essentiële schade aan de levenskwaliteit.
“Kenmerkend voor ons mens-zijn is de aanwezigheid van een aantal basisbehoeften die vanaf de geboorte tot aan onze dood om invulling of een gepast antwoord vragen.” Schematisch kunnen we op vlak van basisbehoeften drie ontwikkelingsstadia onderscheiden: 1. De letterlijke, fysieke bevrediging 2. De symbolische, emotionele bevrediging 3. Integratie in het zelfbeeld/ zelfzorg Elk van de basisbehoeften heeft dus vooreerst een fysieke grondslag. In eerste instantie zorgen de ouders voor een let terlijke en lijfelijke invulling van de basisbehoeften, in een tweede stadium worden deze door hen op een meer sym bolische manier ingevuld: het kind heeft letterlijk een plaats in de baarmoeder maar ook symbolisch krijgt het een plaats in het hart van de ouders, het kind wordt letterlijk gevoed (verzorgd, gekoesterd, gestreeld, geknuffeld…) maar wordt ook symbolisch gevoed via de prikkels en de affectie die het krijgt, het kleine kind wordt bij het vasthouden letterlijk, lij felijk stevig gesteund in het rugje en het hoofdje en wordt symbolisch gesteund door ouders die ten allen tijde ‘achter hem staan’. Via de symbolische emotionele bevrediging leert het kind
Chris Van de Veire [ het welzijn van de zorgverlener ] 31
dat het zijn recht op behoeftebevrediging behoudt ook al is er op dat eigenste moment geen fysieke invulling. Het is door dit symboliseringsproces dat het kind de zorgende ou ders kan gaan interioriseren en dat gemis, als het niet te lang duurt, geen catastrofe meer is. En daarmee zijn we aan het derde stadium gekomen, het stadium waarin de vervulling van de basisbehoeften geïntegreerd wordt in het zelfbeeld dat iemand heeft, en waarin men gedragspatronen en rela tionele vaardigheden ontwikkelt die ervoor zorgen dat deze behoeften op tijd en stond bevrediging vinden. Het echte, unieke zelf waarmee men in potentie geboren wordt, kan zich slechts ontwikkelen en tot bloei komen als aan deze vijf basisbehoeften in voldoende mate tegemoet gekomen is door de juiste personen op het juiste moment. Als we spre ken over ‘de juiste personen’, verwijzen wij voor de eerste sta dia naar de ouderfiguren, later gaat dit over op alle personen uit de omgeving die een symbolische ouderfunctie hebben. Wanneer de behoeften in de kindertijd niet goed beant woord werden, wanneer ze genegeerd werden of afgestraft, dan blijven ze als een oningevuld of onaf iets, een drive in het verdere leven en dus ook op het werk. Ofwel blijft de behoefte zich manifesteren in de vorm van projecties van vroegkinderlijke verlangens naar leidinggevenden, samen gaand met een zekere bodemloosheid; ofwel in de vorm van ontkenning van de behoefte waarbij men juist geneigd is de ander te geven wat men zelf nodig heeft. Bij een goede afstemming in de kindertijd worden signalen onderkend als signalen van een behoefte en worden ze ook benòemd als behoefte. De baby huilt. De moeder zegt niet ‘Wat ben jij een lastig kind’ maar ‘Jij hebt waarschijnlijk honger’. De behoefte wordt daarbij geaccepteerd, gerespecteerd en gevalideerd als rechtmatig. Een misvatting die men nogal eens tegen komt is dat de vervulling van basisbehoeften alleen in de kinderlijke ontwikkeling aandacht nodig heeft. Ook voor de volwassene geldt de regel dat basisbehoeften regelma tig moeten bevestigd worden... Ook als volwassene heeft men nood aan een eigen plek, aan affectieve warmte, aan waardering, aan steun, aan privacy, aan begrensd worden. Analoog aan voorgaande kunnen we stellen dat een wer komgeving die goed afgestemd is op de behoeften van haar werknemers, signalen onderkent als signalen van een behoefte en benoemt als behoefte (en dus niet als ‘lastig doen’). Het verschil tussen kindertijd en de volwassenheid ligt in de
mate van afhankelijkheid en het vermogen tot zelfzorg. Van een volwassene mag men veronderstellen dat hij door het tweede stadium, het stadium van de symbolische invulling, heen gegroeid is, zodat het gemis dat hij ervaart in minder gunstige werkomstandigheden voor hem geen catastrofe hoeft te zijn. Dat hij zelf zijn behoefte kan onderkennen en dat hij zelf stappen kan zetten en kan opkomen voor zijn behoeften. In zijn vermogen om zelf om de nodige zorg te vragen is de hulpverlener autonoom, maar hij blijft steeds afhankelijk van zijn werkomgeving of van de werkomstan digheden die al of niet aan zijn noden tegemoetkomen.
“In staat zijn tot zelfzorg is, over het vermogen beschikken of de vaardigheden ontwikkeld hebben om waar nodig op het juiste moment en naar de juiste persoon appèl te doen en voor zichzelf te laten zorgen.” Als wij nadenken over welbevinden op het werk en over zelfzorg van de hulpverlener, dan moeten wij dus steeds oog hebben voor twee factoren: 1. de eigen persoonlijke geschiedenis en de mate waarin de hulpverlener zijn ver mogen tot zelfzorg ontwikkeld heeft, en 2. de mate waarin de (werk)omgeving afgestemd is op de behoeften van de hulpverlener en de nodige zorg biedt. Het valt me op dat in literatuur of gesprekken over werkstress en burn-out, men nogal eens eenzijdig ofwel op de pool zit van de persoon lijke verantwoordelijkheid, dan wel alles verklaart vanuit of afschuift op de werkomstandigheden. In een poging alles meer concreet te maken overloop ik de vijf verschillende basisbehoeften en sta ik stil bij hoe deze concreet spelen in de professionele situatie. Daarbij zal blij ken dat de invulling ervan leidt tot krachtbronnen die men kan inzetten op het werk, en dat tekorten leiden tot kwets baarheden die het welbevinden op het werk kunnen aan tasten.
Behoefte aan plaats Een plek hebben waar we kunnen ademen, waar we tot rust kunnen komen en onszelf zijn, is en blijft een basale be hoefte. Of we zelf kunnen zorgen voor onze veilige plek, voor
32
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
onze ‘thuis’, voor ons ‘plaatsje onder de zon’, is mede afhanke lijk van de mate waarin we als kind lijfelijk en symbolisch een plek hebben gekregen en mogen innemen. Als het goed is kunnen we ons plaatsje zelfs veroveren in moeilijke omstan digheden die weinig of niet tegemoet komend zijn. Maar in het andere geval, bij een tekort aan invulling tijdens de kin dertijd, zien we dikwijls dat mensen het moeilijk blijven vin den om een eigen plek te veroveren, dat ze neigen zichzelf weg te cijferen, dat ze in alles een bedreiging zien van hun plek of in een overgevoeligheid voor concurrentie belanden. Ik overloop een aantal facetten van de basisbehoefte aan plaats zoals deze zich in ons volwassen leven, meer bepaald in ons professioneel leven manifesteert: • Om goed te kunnen werken moet men allereerst letterlijk ruimte, een plaats, een eigen stek, hebben. Een werkruim te of op zijn minst een hoekje dat men zo kan arrangeren dat het er comfortabel is en dat voldoende privacy garan deert. Maar ook figuurlijk moet je er ruimte krijgen: een territorium waar je armslag hebt, waar je je eigen ding kan doen zonder al te veel bemoeienissen. Er is veel we tenschappelijk onderzoek dat de vaststelling ondersteunt dat mensen het erg op prijs stellen als ze hun werk zelf kunnen inrichten. Zelfwerkzaamheid, in staat zijn om zelf motivatie, kennis en acties te mobiliseren die nodig zijn om een taak uit te voeren, is een van de beste voorspel lers van succesvol werk. Het is dus belangrijk om bij het opstellen van een taakomschrijving veel ruimte te hou den voor het nemen van eigen initiatief. Iemand opsluiten in een functieomschrijving in precieze formuleringen en voorschriften doodt de creativiteit en zelfwerkzaamheid. De behoefte aan plaats verwijst ook naar spreekruimte. Het gevoel hebben dat je op het werk je stem kan laten horen, dat je de ruimte krijgt om je eigen overtuiging te
“Een werkomgeving die goed afgestemd is op de behoeften van haar werknemers, signalen onderkent als signalen van een behoefte en benoemt als behoefte (en dus niet als ‘lastig doen’).”
formuleren èn dat er naar je geluisterd wordt, is een be langrijke factor voor het welbevinden op het werk. • Ook je thuis voelen op je werk, je gewenst voelen, het gevoel hebben dat je gelegen komt, dat deze plek je ge gund wordt. Op een plek waar je je thuis voelt is er ook ademruimte en kan je voldoende jezelf zijn. Je kan en mag er je hechten, een zekere geborgenheid voelen. • En dan is er nog zoiets als de juiste plaats krijgen of inne men: op de juiste manier gewaardeerd, niet overroepen worden en niet ondergewaardeerd. Hierbij kunnen we de vraag stellen hoe er binnen onze werkomgeving omge gaan wordt met onze professionele leeftijd. Hoe worden nieuwe jonge medewerkers onthaald in de organisatie? Mogen zij nog even ‘junior’ blijven? Maar ook : hoe wor den ‘anciens’ in hun specifieke waarde en inbreng geres pecteerd? • En verder is er nog de eigen plaats : is er ruimte voor uni citeit, is er ruimte voor verscheidenheid? Ieder van ons heeft de behoefte bijzonder te zijn, het verschil te maken, van betekenis te zijn. Hierbij komen vragen op als : in welke mate is er plaats voor mijn eigen manier van zijn, is er oog en ruimte voor mijn eigen stijl of eigen manier van werken? We kunnen deze vragen stellen op indivi dueel niveau, maar even goed op groepsniveau. Is er in de instelling voldoende ruimte voor verschillen in stijl, werkorganisatie, cultuur tussen teams. Streven naar een vormigheid is dikwijls ingegeven door praktische of orga nisatorische motieven, men betaalt er wel een tol voor op menselijk vlak. • En tenslotte is er de link met respect : iemand respecteren kunnen we ook vertalen als iemand de plaats geven die hem toekomt. Gerespecteerd worden gaat zich verder vertalen in zelfrespect. Een zorgverlener die kan terugval len op ervaringen waarin anderen hem respectvol behan delden zal zichzelf respecteren en zich laten respecteren door patiënten, collega’s, doorverwijzers of leidinggeven den. Bij wijze van conclusie kunnen we stellen dat het evident is dat er op de werkvloer heel wat energie gaat – soms bewust, maar heel dikwijls onbewust – naar deze basisbehoefte. Het
Chris Van de Veire [ het welzijn van de zorgverlener ] 33
is duidelijk dat sommigen bij wijze van spreken vleugels krij gen omdat ze op de juiste plaats terecht komen, anderen verliezen hun zin in het werk omdat ze maar geen plaats kunnen veroveren of hun plaats voortdurend bedreigd weten.
“Zelfwerkzaamheid, in staat zijn om zelf motivatie, kennis en acties te mobiliseren die nodig zijn om een taak uit te voeren, is een van de beste voorspellers van succesvol werk.” Behoefte aan voeding Bij de behoefte aan voeding en hoe deze zich manifesteert op professioneel vlak, komen we bij vragen als: ben ik vol daan of sta ik eerder ondervoed in mijn werk? Wie of wat zorgt op tijd voor de brandstof die mijn motor doet aanslaan zodat ik weer opgeladen raak? In essentie gaat het over de vraag of je werkt in een sfeer van overvloed en gulheid dan wel schaarste of gierigheid. Ik overloop een aantal facetten van de behoefte aan voeding zoals deze zich kan manifesteren op professioneel vlak.
dende en koesterende functie. Hierbij stelt zich dan de vraag of je werkt in een sfeer waarin men gul is in het geven van complimentjes en van positieve feedback, dan wel gierig. Heel dikwijls gaat het hier over een ‘cultuurkwestie’ : wat is de cultuur op de afdeling, naar patiënten en naar collega’s toe, wat is de cultuur in de organisatie als geheel op dat vlak; drukt men gemakkelijk dankbaarheid uit, zegt men het ook als het goed is, of wordt er enkel expliciet gecommuniceerd als er iets scheef zit?
• Stimulans Hulpverleners die in hun geschiedenis een goede invulling gekend hebben van hun behoefte aan voeding, ontwikkelen hun professionele interesse op diverse gebieden. Zij beschik ken over het vermogen om het werk boeiend te houden door zelf uit te zoeken welke projecten en taken opwindend en belonend zijn. Maar zoals eerder gezegd, ook zij blijven afhankelijk van een al of niet stimulerende sfeer op het werk. Hierbij kan je vragen stellen als: werk je in een sfeer waarbij men gul is in het geven van informatie? Heeft je team of de organisatie waarin je werkt een goede vorm gevonden om mekaar op de hoogte te houden van interessante literatuur, studiedagen,…? Is er regelmatig teambespreking, intervisie en supervisie, bijscholing en training? Maar ook : wordt er gelachen en plezier gemaakt?
• Aandacht: De moeder die voedt richt haar blik automatisch op haar kind. Voeden is dus ook een bepaalde vorm van aandacht geven. Ook op volwassen leeftijd wordt aan onze behoefte aan voeding tegemoet gekomen als wij voldoende ‘in het oog gehouden worden’, zodat gezien wordt wie we zijn en wat we doen. Bij de behoefte aan plaats hadden we het daarnet over het gevoel armslag te hebben, je ding te kun nen doen zonder teveel bemoeienissen. In de praktijk gaat het dus vaak om een delicaat evenwicht: teveel in het oog gehouden worden kan leiden tot een gevoel van gecon troleerd worden en te weinig ruimte, teveel armslag krijgen daarentegen leidt gemakkelijk tot een gevoel van verwaar lozing, van aan zijn lot overgelaten worden, van gebrek aan voeding.
• Waardering Waardering is een speciale vorm van aandacht geven. We spreken wel eens over complimentjes als over ‘een streling van het ego’, een uitdrukking die verwijst naar hun voe
• Intimiteit / verbondenheid Ons werk als hulpverlener is van die aard dat er veel gelegen heid is tot intimiteit en verbondenheid, in de eerste plaats in het contact met de patiënt maar ook in collegiale contacten waar soms kwetsbare en emotionele zaken aan bod kun nen komen. Het is bekend dat nogal wat hulpverleners in hun beroepskeuze mee bepaald zijn door tekorten uit hun eigen kindertijd. En dit is volgens mij ook ok. Ik geloof vast dat elke keer dat het dankzij de inzet en de expertise van de hulpverlener tot een authentiek en diep contact komt waarin de patiënt zich écht gezien, begrepen èn geaccep teerd voelt, dat dit voor beiden een corrigerende helende en groeibevorderende ervaring is. Deze momenten ontlokken bij hulpverleners dikwijls ook een spontane uiting van ‘dit is waarvoor we het doen’. Uiteraard doet zich wél een pro bleem voor als alle voeding moet gehaald worden uit het zich koesteren in de intimiteit van de hulpverlenende relatie. Als de eigen gehechtheid aan de patiënt, dikwijls gepaard gaand met reddersfantasieën, teveel gaat primeren, krijg je
34
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
dikwijls een dynamiek waarbij teleurstelling kost wat kost vermeden moet worden. In de hulpverlening is dit meestal op termijn niet haalbaar, en voor het proces van de patiënt trouwens doorgaans ook niet wenselijk. Is er te weinig voeding in de vorm van stimulans, positieve waardering, informatiedoorstroming, plezier en voldoening in het werk, dan zien we dikwijls dat de mond gebruikt wordt voor andere zaken zoals roddel, kritiek, negatieve commentaar…
“Streven naar eenvormigheid is dikwijls ingegeven door praktische of organisatorische motieven, men betaalt er wel een tol voor op menselijk vlak.” Behoefte aan steun Ik overloop even hoe de basisbehoefte van steun zich con creet manifesteert in het werk:
• Referentiekader Goed opgeleid zijn, goed weten waarmee men bezig is… De aanwezigheid van een helder kader, een behandelvisie, een duidelijke structuur werkt ondersteunend. Maar ook veel breder gezien kan iemand zich heel erg gesteund voe len door een eigen (levens)visie, een ideaal, een globale positieve ingesteldheid of spiritualiteit, waardoor de dagda gelijkse inspanning een breder ondersteunend kader krijgt. Het uitschrijven van ‘een missie’ op het niveau van de instel ling, op voorwaarde dat iedereen zich kan herkennen in de verwoording, is zinvol vanuit zijn ondersteunende functie.
• Mildheid als (zelf)ondersteunende attitude Een hulpverlener die dagdagelijks instaat voor de zorg van patiënten en daarbij verondersteld wordt veel geduld en begrip op te brengen, doet er goed aan ook het eigen zelf met mildheid te behandelen. Of hij die mildheid voor zich zelf kan opbrengen zal uiteraard zeer bepalend zijn voor zijn welbevinden op het werk, maar sowieso blijft hij ook hier weer deels afhankelijk van de sfeer – mild of kritisch – in zijn omgeving. Zo kan je je vragen stellen bij de cultuur rond ‘fouten maken’ in het team, op instellingsniveau of ruimer op maatschappelijk niveau. Kunnen fouten gewoon benoemd
worden, of worden ze onder de mat geveegd? Kan men er voldoende bij stilstaan zonder verpletterend streng te zijn… Zorgverleners die in een positie komen waarin ze, in plaats van zich gesteund te voelen, het gevoel hebben van zich te moeten gaan verdedigen, dreigen in psychische nood te komen. Het kan gaan over politici die vinden dat de sector handen vol geld kost, de man in de straat die vindt dat hele dagen ‘een klapke doen’ met mensen niet echt werken is, de teamleden die vinden dat je te veel of te lang investeert in een hopeloos geval, je patiënt of zijn familie die vindt dat je lang niet genoeg of niet de juiste dingen doet.
• (Zelf)vertrouwen Hulpverleners die in hun eigen geschiedenis voldoende invulling gekend hebben van deze basisbehoefte beschik ken over voldoende vertrouwen om ook in moeilijke om standigheden niet alleen steun te vragen en te verwachten, maar ook achter zichzelf en de eigen overtuiging te blijven staan. Onder ‘moeilijke omstandigheden’ denk ik in de eerste plaats aan momenten in het contact met patiënten waarbij hulpverleners onder druk komen te staan, bij provocatie of manipulatie bijvoorbeeld of bij confrontatie met zwaar exis tentieel lijden. Maar ik denk ook aan externe omstandighe den en/of bemoeienissen vanuit het beleid van de instelling of op breder maatschappelijk vlak vanuit de politiek. Ik ben van mening dat een gezond weerstaan, ook aan deze vor men van druk, en te blijven bij het eigen gelijk, soms nodig en wenselijk is… Onze sector heeft nood aan mensen die, geïnspireerd door hun dagdagelijks contact met patiënten op de werkvloer, een tegenwicht vormen tegen de manage mentcultuur die meer en meer veld wint. Dit is in het belang van de patiënt. Maar ook voor zijn eigen welbevinden, om de zin in het werk te behouden, is het goed dat de hulp verlener blijft vast houden aan zijn eigen cultuur die eerder waardegebonden is, en zich niet laat overspoelen door het doelgerichte en het op efficiëntie gerichte van die manage mentcultuur.
Behoefte aan bescherming De behoefte aan bescherming heeft veel invullingen op pro fessioneel vlak. Ik pik er enkele uit. • Zichzelf beschermen en toch gevoelig blijven is de schijn baar paradoxale opdracht van elke hulpverlener. Het is nodig dat de hulpverlener zich in het contact met de
Chris Van de Veire [ het welzijn van de zorgverlener ] 35
“Degelijke opleidingseisen die vanuit de maatschappij of beroepsvereniging gesteld worden aan zorgverleners kunnen gezien worden als een vorm van bescherming, niet alleen voor de cliënt – zoals het meestal voorgesteld wordt – maar ook voor de hulpverlener!” cliënt kan begeven vanuit een basisgevoel van gerust heid en zich op zijn gemak voelen enerzijds, anderzijds met een gezonde alertheid voor gevaar en een gepaste angst als waarschuwing. Van een hulpverlener mag niet gevraagd worden dat hij bestand is tegen geweld en on veiligheid, wel dat hij geleerd heeft om in confrontatie er mee in te grijpen en te onderzoeken hoe hij zichzelf weer kan beschermen of laten beschermen. Bescherming in de job is iets wat niet alleen aan de hulp verlener zelf overgelaten mag worden. Van het dienst hoofd, de directie én van de maatschappij mag men verwachten dat die oog heeft voor extra beschermende maatregelen in situaties waar gevaar is voor fysiek of mentaal geweld. Men voelt zich beschermd wanneer er iets wat sterk is tussen zichzelf en de dreiging uit de buitenwereld geplaatst wordt. De aanwezigheid van een leidinggevende – of een beleid in zijn geheel – dat als stevig ervaren wordt, kan een cruciale rol spelen in dat gevoel van veiligheid. Een nefast effect van incidenten met fysieke of emotio nele dreiging door patiënten is juist dat het vertrouwen in die bescherming zwaar geschonden kan zijn, bij de be trokkene zelf of bij teamgenoten. Het vraagt extra investe ring om die schade te herstellen. Opvang bij incidenten is een teamkwestie waar ook het beleid een taak in heeft. • Kennis als bescherming tegen onvoorspelbaarheid In nieuwe, onbekende of onzekere situaties creëert men veiligheid door zoveel mogelijk gepaste en begrijpelijke informatie te geven. Kennis van (psycho)pathologie of in het algemeen voldoende professionele bagage is een
vorm van bescherming. Degelijke opleidingseisen die vanuit de maatschappij of beroepsvereniging gesteld worden aan zorgverleners kunnen gezien worden als een vorm van bescherming, niet alleen voor de cliënt – zoals het meestal voorgesteld wordt – maar ook voor de hulp verlener! Continue bijscholing is iets waar hulpverleners recht op hebben, niet enkel vanuit de basisbehoefte aan voeding, maar ook vanuit de behoefte aan bescherming.
Behoefte aan begrenzing Waar het bij de behoefte aan bescherming gaat over de nood aan een veilig schild tussen het kwetsbare ik en de bedreigende buitenwereld, gaat het bij de behoefte aan be grenzing vooral over de bedreiging die uitgaat van de eigen binnenwereld. Begrenzing en afbakening is nodig om de innerlijke energie te kunnen kanaliseren, om de eigen krach ten te kunnen hanteren. Tekort aan begrenzing leidt ofwel tot een opgeblazen zelf dat zich onbegrensd en almachtig waant, ofwel tot de beleving van onmacht, de ervaring van nietigheid, niets te betekenen hebben. We koesteren ergens wel allemaal de wens een ‘ideaal ouder’ of ‘ideaal zorgverlener’ te zijn voor onze patiënten. Daar is op zich niets mis mee. Dit ideaal dient als voedingsbodem voor onze affiniteit met het beroep en voor de voldoening die we vinden in ons werk. Maar voor ons welbevinden is het abso luut noodzakelijk dat wij geleerd hebben dat er grenzen zijn in onze betrokkenheid en dat wij geleerd hebben hoe uit de valkuilen van de almacht of de onmacht te blijven. In dit ver band sta ik even stil bij twee concepten: het goed-genoeghulpverlenerschap en het zekerheid-onzekerheidsprincipe. Beide concepten kunnen ons inspireren en werken als een buffer tegen een te ver doorschieten in dat ideaalbeeld van de ideale ouder/zorgverlener. • Het goed-genoeg-hulpverlenerschap2 komt voort uit een diep besef van de complexiteit der dingen waardoor men in hulpverleningssituaties soms goed handelt, vaak net goed genoeg, maar helaas soms ook ‘goed fout’ kan zit ten. Het concept veronderstelt dat men als hulpverlener geleerd heeft te leven met limieten, van zichzelf, van de patiënt en van de omgeving. Kortom: van de realiteit. Het goed-genoeg-hulpverlenerschap maakt het gemakkelijker voor de hulpverlener om ook in die gevallen waar van
2 Vgl. A. DILLEN, Pastorale zorg in het licht van Gods Rijk als ‘kin-dom’: empowerment, resilience en profetische zorg, in Pastorale Perspectieven 147 (2010) p. 45-54 (NVDR).
36
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
fundamenteel genezen geen sprake kan zijn, zich te blijven opwarmen aan de dagelijkse opstekers. • Het zekerheids-onzekerheidsprincipe sluit daar nauw bij aan. In de zorgverlening bestaan er heel weinig echte zekerheden. Het werk dat wij dagdagelijks doen is voor het overgrote deel gebaseerd op jarenlange praktijkerva ring die van generatie op generatie is doorgegeven. Wij kunnen niet terugvallen op een exacte wetenschap die per situatie zwart op wit kan aangeven wat het goede is om te doen. Voor het begrenzen van onze almacht of onmacht is het nodig dat er ook grenzen zijn aan onze zekerheid en onze onzekerheid. Iemand die tè zeker is van zijn stuk, zichzelf overschat, kan een bedreiging zijn voor de ander, de patiënt. Maar ook iemand die zichzelf gren zeloos in vraag blijft stellen is een probleem voor zichzelf en de ander.
hele dag aan niets anders meer kunt denken. Eenvoudig gezegd : te veel aandacht of te weinig aandacht voor gevoe lens of problemen is ongezond, zowel voor onszelf als voor ons team als voor de ruimere organisatie. De toverformule is flexibiliteit van aandacht, af en toe intensief aandacht geven en op andere momenten besluiten het probleem gewoon eens een tijdje te laten rusten en over te gaan naar de taak of naar iets leuks of ontspannends.
Besluit
“Bevlogenheid gaat samen met meer gevarieerd, zelfstandig en complex werk, goed ondersteund door de leidinggevende. Bevlogen zijn hangt af van de balans tussen capaciteit en kansen die men grijpt of krijgt. Deze balans is kwetsbaar.”
Dat werken altijd, iedere dag, leuk en verkwikkend zou moeten zijn, dat is een ideaalbeeld waar we ons niet mo gen aan vastklampen. We mogen er echter van uitgaan dat een bepaalde graad van welbevinden in het werk wenselijk of zelfs noodzakelijk is, dit niet alleen in het belang van de hulpverlener, ook in het belang van de patiënt: wie goed in zijn vel zit zal meestal ook een hogere kwaliteit van zorg en van begeleidingswerk afleveren. In mijn artikel heb ik het voornamelijk gehad over wat we de ondergrens van welbevinden op het werk zouden kun nen beschouwen. Ik heb het gehad over waar we recht op hebben, wat er nodig is om te kunnen zeggen ‘ik heb er nog zin in’ en om dat te kunnen blijven zeggen. Maar eigenlijk vind ik het ook de moeite om te gaan voor dat ietsje meer… Ik zou daarom nog even willen stilstaan bij twee begrippen die voor mij sterk verbonden zijn met werkplezier, namelijk ‘bevlogenheid’ en ‘vrolijkheid’.
Tenslotte heb ik nog een laatste bedenking met betrekking tot deze behoefte aan begrenzing. Voor ons welbevinden is het van het allergrootste belang dat wij alert blijven voor negatief, destructief denken, zowel over onszelf als over onze patiënten als over onze werkomgeving. Het draagt bij aan ons welbevinden als wij over het vermogen beschikken om onze frustratie of negativiteit adequaat te begrenzen. Een adequate begrenzing is dan bewust de beslissing nemen om op sommige momenten juist wèl, en op andere mo menten juist geen aandacht te besteden aan bepaalde fou ten, problematische kanten of onvolkomenheden van ons zelf of van ons werk. Tegenover deze adequate manier om met lastige zaken om te gaan staat aan de ene kant gewoon ontkennen of verdringen dat bepaalde gevoelens of proble men bestaan. Aan de andere kant staat zodanig gebukt gaan onder bepaalde problemen of gevoelens dat je eigenlijk de
Bevlogenheid – ik kies voor de wat ouderwets aandoende term eerder dan voor het moderne Amerikaanse ‘flow’ – ver wijst naar een subjectieve ervaring die gekenmerkt wordt door een intensieve en gerichte concentratie op wat je op het moment zelf doet. Er is een gevoel van beheersing over de eigen handelingen : je wéét gewoon wat je moet doen, zonder er veel over na te denken. Je gaat totaal op in de activiteit in plaats van als toeschouwer naar jezelf te kijken en kritische commentaar te geven. De tijd lijkt veel sneller te gaan. En de activiteit wordt intrinsiek gemotiveerd, dat wil zeggen dat men vooral plezier beleeft aan het pro ces op zich, en men is minder bezig met het einddoel. Een bevlogen iemand handelt op volle sterkte, in die zin dat hij zich laat uitdagen om tot aan de rand van zijn kunnen te gaan, maar niet erover. Bevlogenheid is deels een kenmerk van het individu, zodat er gesproken kan worden van een
Chris Van de Veire [ het welzijn van de zorgverlener ] 37
bevlogen persoonlijkheid. Maar kenmerken van het werk of van de omgeving spelen ook een rol. Bevlogenheid gaat samen met meer gevarieerd, zelfstandig en complex werk, goed ondersteund door de leidinggevende. Bevlogen zijn hangt af van de balans tussen capaciteit en kansen die men grijpt of krijgt. Deze balans is kwetsbaar. Als de uitdaging de vaardigheden te boven gaat, levert dat eerst onrust op, la ter angst. Als de vaardigheden groter zijn dan de uitdaging die men in zijn werk ervaart levert dat eerst ontspanning op maar nadien verveling. Bij het begrip vrolijkheid denk ik niet in de eerste plaats aan humor op het werk, hoe waardevol of onmisbaar me dit ook lijkt te zijn. Vrolijkheid is voor mij eerder verbonden aan licht heid, levendigheid, opgeruimdheid. Net als bevlogenheid is vrolijkheid deels een kenmerk van het individu: iemand met een vrolijk hart, iemand die met lichte tred door het leven gaat. Maar even goed is vrolijkheid onderhevig aan omge vingskenmerken. Vrolijkheid zie ik als het tegenovergestelde van ‘onder druk staan’. Het vraagt een vergaande autonomie om in een omgeving waarin je voortdurend onder druk staat je vrolijkheid te behouden. Mijn allerlaatste besluit is dan ook: laten we mekaar en ons zelf niet al teveel onder druk zetten, zodat we de zin én het plezier in ons werk en vooral onze vrolijkheid blijven behou den of liever nog, vergroten.
VERDER LEZEN VAN ATTEKUM M. (1997) Aan den lijve. Lichaamsgerichte psychotherapie volgens Pesso. Swets & Zeitlinger, Lisse. WALBURG J. (2008) Mentaal vermogen. Investeren in geluk. Nieuw Amsterdam Uitg.
OVER DE AUTEUR Chris Van de Veire is psycholoog en cliëntgericht psychotherapeut. Zij heeft een zelfstandige praktijk in Brugge en is als opleider en supervisor verbon den aan de opleiding cliëntgerichte psychotherapie in de Faculteit voor Mens en Samenleving te Turnhout en de KUL. Zij is staflid van de opleiding Individuele Counseling en Lichaams gerichte experiëntiële Psychotherapie in Kern.
38
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
Gebed van de pastor Rob De Waepenaere A.Z. Sint Lucas Brugge
Uw naam Eeuwige Aanwezige staat over ons uitgeschreven. Ik dank u voor het licht van deze morgen, voor de mensen mij nabij met wie ik het leven delen mag. Raak mij aan zet mij op uw weg van bewogenheid voor mensen en laat mij vandaag aanwezig zijn, in mijn luisteren, in mijn zwijgen, in mijn spreken, in mijn zoeken. Laat mijn spreken en mijn zwijgen, mijn luisteren en mijn horen, getekend zijn door uw naam van eerbied en sjaloom. Dat mensen hun levensweg vinden, ook doorheen een leven getekend
Rob De Waepenaere [ gebed van de pastor ] 39
met pijn en verdriet met lijden en misverstaan. Wees aanwezig en laat uw naam in mensen zijn, als een bron als een zoektocht als een levensdoel waarvoor mensen leven mogen. Laat het zo waarheid worden dat u ons leven, dat u deze wereld omarmt en aanwakkert om een haven van Liefde te zijn. Zo mogen wij uw mensen zijn en uw weg ten leven gaan. Zo mag ik uw naam, Eeuwige Aanwezige, dragen als een zegen ten leven. In deze tijd, hier en nu en doorheen deze dag. Amen.
40
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
Vanuit Welzijnszorg een artikel schrijven over de band tussen de werking van Welzijnszorg en de adventscampagne aan de ene kant en de adventsspiritualiteit aan de andere kant, daarmee kan je twee kanten op: enerzijds kan je opteren voor een ethisch/theologische analyse van de betekenis van deze sterke tijd, van de teksten die erbij horen en kijken hoe ze passen bij een campagne rond armoede. Anderzijds kun je een beschrijving geven van de elementen uit de werking en de campagne die aan christenen de kans geven op een wel heel concrete manier advent te beleven. Ik kies in dit artikel voor de tweede optie
WELZIJNszorg en advent Een duurzaam tweespan Door Daniëlle Consoul
Advent is een tijd van stil worden en verwachten, van voor bereiden en leven naar het kerstfeest toe. Advent wordt echter niet vanzelf een stille tijd van verwachting. Integendeel, als we de dingen op hun beloop laten, raakt elke minuut als vanzelf gevuld. Advent is een keuze. We kiezen ervoor tijd vrij te maken om Hem te verwachten en kunnen ook proberen het hele gezin daarbij te betrekken. Dat lijkt niet zo gemak kelijk, omdat een gezin bestaat uit verschillende mensen met soms andere manieren van geloven. Kunnen we echt samen advent ervaren. Op die manier bereiden we een wel heel bijzondere verjaardag voor. De verjaardag van de komst van het Licht. Ook in ons eigen leven vieren we heel wat verjaardagen. Het gaat gepaard met feest: mooie wensen, warme gezelligheid, leuke attenties,… Dat jaartje extra neem je erbij en stilaan schuif je op van een veertiger naar een vijftiger, medioren worden senioren, gepensioneerden zeventigplussers. Elke dag worden we een beetje ouder.
Ook mensen in armoede blazen jaarlijks een kaarsje uit. Hun feest heeft echter een bittere nasmaak want armoede ver jaart niet. Wie in armoede leeft, vecht dagelijks om de eind jes aan elkaar te knopen … vaak vele jaren lang. Op hogere leeftijd uit armoede geraken, is nog zoveel moeilijker. Het risico op een leven in armoede ligt bij ouderen veel hoger dan bij de rest van de bevolking en de gevolgen op latere leeftijd zijn dramatisch: 1 op 5 ouderen wordt geraakt door armoede. Gemiste kansen op de arbeidsmarkt, ziekte, faillis sement of een echtscheiding kunnen mensen de armoede induwen. En een leven in armoede is altijd een leven met minder … In België leven ongeveer 2.500.000 zestigplussers. Ze verte genwoordigen momenteel 25% van onze bevolking. Gezien wij steeds langer leven, neemt het aantal jaarlijks toe. De groep ouderen is niet alleen divers, maar bovendien zeer kwetsbaar. Het risico op een leven in armoede ligt bij oude
Daniëlle Consoul [ welzijnszorg en advent ] 41
“Ook mensen in armoede blazen jaarlijks een kaarsje uit. Hun feest heeft echter een bittere nasmaak want armoede verjaart niet. Wie in armoede leeft, vecht dagelijks om de eindjes aan elkaar te knopen … vaak vele jaren lang.” ren veel hoger dan bij de rest van de bevolking en de gevol gen op latere leeftijd zijn dramatisch: 1 op 5 ouderen wordt geraakt door armoede. Gemiste kansen op de arbeidsmarkt, ziekte, faillissement of een echtscheiding kunnen mensen de armoede induwen. En een leven in armoede is altijd een leven met minder… Als we kijken naar de bewoners van de woonzorgcentra dan weten we dat 1 op 4 de kost niet volledig zelf kan dragen; er zijn een aantal remediërende maatregelen zoals onder houdsplicht, de Vlaamse zorgverzekering, tegemoetkoming hulp aan bejaarden en de tussenkomst van het OCMW. En toch stellen we vast dat de angst bij ouderen in armoede
om de stap naar de residentiële zorg te zetten nog groter is dan bij andere ouderen net omwille van die consequenties. Met de campagne ‘Armoede verjaart niet’ wil Welzijnszorg samen met en in naam van onze ouderen een concreet ge laat geven aan het appèl dat van mensen in armoede uit gaat. Het appèl bevat enerzijds een vraag naar verzet tegen onrechtvaardige systemen en uitsluitingmechanismen in onze samenleving en anderzijds een vraag naar persoonlijke betrokkenheid. Welzijnszorg probeert op die twee vormen van appèl in te gaan. Om mensen aan hun rechten te helpen is een breed draag vlak nodig, is informatie en inzicht nodig en dat proberen we met onze campagnes te doen. Naast de drempels en de uitdagingen die ieder mens bij het ouder worden onder vindt, wil Welzijnszorg laten zien hoe diezelfde drempels en moeilijkheden zodanig versterkt worden bij ouderen in ar moede, dat voor velen de uitzichtloosheid dreigt. Niet alleen de eenzaamheid die vele ouderen treft, maar daarenboven het ontbreken van die materiële en menselijke mogelijkhe den om een zinvol leven uit te bouwen tot het einde toe, maken van ouderen een kwetsbare groep. Aan die oproep
42
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
om te werken aan een rechtvaardige wereld, die we ook in de lezingen van de advent vinden onder de vorm van de vi sioenen van de profeten geeft Welzijnszorg vier uitzichten:
alleen zorgen voor een leefbaar inkomen maar ook voor be taalbare zorg en huisvesting.
Geen zorgen om de (extra) zorg Een leefbaar inkomen Om een menswaardig leven te kunnen leiden, heb je vol doende financiële middelen nodig. Op latere leeftijd is het pensioen de belangrijkste bron van inkomsten. Het kan het verschil maken tussen een leven in armoede of niet. Je pen sioen is namelijk gebaseerd op je arbeidsverleden. Als daar iets is misgelopen, draag je dat je hele leven mee. Je kan je niet meer ‘verbeteren’: een andere job, een hoger loon,… horen er niet meer bij. België heeft daarenboven één van de laagste pensioenen van Europa. 3 op 10 Vlaamse ouderen moeten rondkomen met een gezinsinkomen tussen de 500 en 1.000 euro per maand. Voor vele ouderen is het wettelijk pensioen onvoldoende en niet in verhouding tot de reële levenskosten.
“Naast de drempels en de uitdagingen die ieder mens bij het ouder worden ondervindt, wil Welzijnszorg laten zien hoe diezelfde drempels en moeilijkheden zodanig versterkt worden bij ouderen in armoede, dat voor velen de uitzichtloosheid dreigt.” Voor mensen die geen pensioensrechten konden opbou wen of over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken, is de situatie nog nijpender. Het aanvragen en de opvolging van de I(nkomens) G(arantie) voor O(uderen), IGO, vraagt echter wel wat administratieve vaardigheden. Mensen erva ren dit als een zware last en verantwoordelijkheid. Maar met het IGO zijn de financiële zorgen niet van de baan. De kans op extra kosten omwille van zorg of gezondheid nemen toe naarmate je ouder wordt. Een grote groep ou deren loopt daardoor voortdurend een risico op armoede. Zij moeten hopen dat ze gezond blijven of er geen onver wachte kosten opduiken, bijvoorbeeld aan hun woning. Om armoede bij ouderen te vermijden moeten we dus niet
Naarmate mensen ouder worden, neemt de zorgbehoefte toe. Voor wie regelmatig, langdurig of chronisch ziek is, kun nen de doktersbezoeken, ziekenhuisopnames, onderzoe ken, revalidatie en geneesmiddelen de gezondheidskosten hoog doen oplopen. Bovendien stellen onderzoeken duide lijk vast dat hoe armer je bent, hoe slechter je gezondheid wordt. In armoede leven, brengt immers veel stress met zich mee, wat een rol speelt op iemands lichamelijke en geeste lijke gezondheid. Maar ook een woning van slechte kwaliteit en ongezonde voeding dragen bij tot gezondheidsproble men. Wie geen private hospitalisatieverzekering bezit, mag zich bovendien aan een hoger kostenplaatje verwachten. In België kunnen 41% van de 65-plussers hun uitgaven voor gezondheidszorgen maar moeilijk betalen. Daarbij zorgen ook niet-medische zorgkosten, zoals poetshulp, dat ouderen niet rondkomen. Voor ouderen die in armoede leven blijft de betaalbaarheid van de zorg een serieus knelpunt, maar ook eenzaamheid speelt een belangrijke rol. Vanwege het wegvallen van fa milie en vrienden ervaren ouderen onvoldoende hulp en bijstand. Hierdoor zijn zij meer aangewezen op de formele zorg, die voor hen opnieuw een extra kost betekent. Voor wie thuiszorg niet langer de beste oplossing is, is er het woonzorgcentrum. Ook daar weegt de voortdurende af hankelijkheid van zwaar hulpbehoevende ouderen op hun privéleven. Er wacht hen vaak een krappe kamer met open deur. Het kostenplaatje van deze zorgomgeving, maakt het bovendien extra zwaar.
Een gezonde, veilige en betaalbare woning Drie op vier ouderen beschikken over een eigen woning. Toch is het hebben van een eigen huis, geen garantie om niet in armoede terecht te komen. Het huis is vaak oud en verbouwings- of onderhoudswerken zijn te duur voor men sen met een laag inkomen. Veel woningen van ouderen zijn dan ook van mindere kwaliteit, slecht geïsoleerd en 50.000 woningen van ouderen hebben geen basiscomfort. Er be staan nog steeds woningen zonder stromend water in de keuken en de badkamer, met een toilet buiten. 1 op 4 oude ren heeft ook geen centrale verwarming. Niet alle ouderen zijn eigenaar: 1 op 5 huurt een woning.
Daniëlle Consoul [ welzijnszorg en advent ] 43
Wie met een beperkt budget afhankelijk is van de huurmarkt is er nog slechter aan toe. Wie niet terecht kan op de sociale huurmarkt, zoekt zijn woning op de private markt. Een te groot deel van het inkomen gaat dan op aan de huur van de woning, die vaak van mindere kwaliteit is. Naast de maande lijkse huurprijs zijn er nog andere kosten zoals elektriciteit, water, verwarming,… Ouderen hebben niet altijd een dui delijk zicht op deze extra woonkosten. Ze zijn onzeker over de grootte van kosten voor onderhoud en eventuele her stellingswerken. Maar ook de grootte van de sociale huisves tingsmaatschappijen schrikt af. Voor verschillende diensten worden andere mensen ingezet: techniekers, maatschap pelijk werkers, conciërges,… Bewoners voelen dat de kloof met hun eigen leefwereld steeds groter wordt.
“Om armoede bij ouderen te vermijden moeten we niet alleen zorgen voor een leefbaar inkomen maar ook voor betaalbare zorg en huisvesting.” Kunnen meetellen én meedoen Naast deze drempels speelt er nog een minder zichtbaar element mee. Eenzaamheid is één van de meest in het oog springende knelpunten die ouderen ervaren en voor velen het zwaarst om dragen. Armoede is de bijkomende factor die ervoor zorgt dat ouderen sociaal uitgesloten worden in onze maatschappij. Mensen zijn getekend door deze uitslui ting en trachten hun armoede zo goed mogelijk te verber gen uit schaamte of uit angst voor reacties. Mensen dragen de last van een zwaar en moeilijk leven. De gevoelens van uitsluiting en schaamte zitten zo diep dat mensen niet al tijd de nodige levensmoed en fut hebben om te kunnen deelnemen aan het verenigingsleven. Mensen voelen zich niet aanvaard en niet welkom in de groep. Zonder extra on dersteuning wordt het heel moeilijk om ouderen met een beperkt budget warm te krijgen voor uitstapjes, culturele bezoeken of sportactiviteiten. Mensen die het (financieel) moeilijk hebben, raken zo in isolement op hun kamer, in hun huis of appartement. Nochtans heeft iedereen recht op ontspanning en vakantie. De spanning en de stress die een leven in armoede met zich meebrengt, zorgen ervoor dat mensen met een beperkt inkomen nood hebben aan een
rustpauze. Een vakantie of uitstap kunnen mensen sterker maken en hen in contact brengen met anderen. Met deze campagne gaat Welzijnszorg de uitdaging aan om elke oudere te laten genieten van een warme oude dag zo dat ook hun verjaardag een feest kan zijn. Welzijnsschakels en OKRA ijveren als partners mee en ondersteunen de cam pagne van Welzijnszorg. En sterke en trouwe bondgenoten zoals Caritas timmeren aan de weg door de campagnes van Welzijnszorg mee te vertalen voor de eigen achterban. Om dat visioen van die rechtvaardige wereld te realiseren, om dat Rijk Gods dat ons in de advent wordt voorgesteld in het hier en nu en voor concrete mensen van vandaag te be reiken, zijn vele handen, vele stappen nodig. Welzijnszorg wil daarom uitdrukkelijk geen eilandje zijn van enkele goedbe doelende medewerkers, maar zet in op een breed draagvlak. Een draagvlak van professionelen die in hun dagelijkse zorg voor ouderen dat visioen voor ogen houden, steeds alert blijven voor uitsluiting en het verkrijgen van rechten. Een draagvlak van vrijwilligers die de boodschap mee uitdragen op hun werkvloer, in hun omgeving, in hun parochie, in hun lokale gemeenschap of voorziening. Een draagvlak van ieder individu of groep die vindt dat er in onze samenleving, in ons systeem iets moet veranderen om die uitsluiting tegen te gaan. Daarin vindt Welzijnszorg ook de een beweegreden om te blijven werken aan de politieke bewustmaking van burgers, organisaties en politici. We zijn er immers van overtuigd dat we maar de stap naar een zorgzame warme samenleving kunnen maken als rechten kunnen gegarandeerd worden en systemen niet meer uitsluiten. In deze campagne rond ouderen leggen we dan ook vier troefkaarten op tafel om dat te bereiken: 1. De inkomensgarantie voor ouderen voor iedereen die er recht op heeft 2. Geen zorgen om zorg: een solidaire Vlaamse sociale be scherming 3. Uitbreiding van de huursubsidie voor alle lage inkomens 4. Middelen voor lokale projecten die het sociaal isolement van ouderen in armoede doorbreken Met informatie over de problematiek, met mooi uitgewerkte materialen en met inspirerende werkmodellen wil Welzijns zorg een aanbod doen aan ieder die mee wil werken om die onrechtvaardigheden uit de wereld te helpen. We hebben
44
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
ook vele stemmen, vele medestanders nodig om die vragen op een overtuigende manier aan onze beleidsmakers over te brengen; daarvoor willen we 100.000 handtekeningen verzamelen (zie www.welzijnszorg.be).
“Om dat visioen van die rechtvaardige wereld te realiseren, om dat Rijk Gods dat ons in de advent wordt voorgesteld in het hier en nu en voor concrete mensen van vandaag te bereiken, zijn vele handen, vele stappen nodig.” Maar het appèl heeft ook een andere zijde, het is een appèl op onze persoonlijke inzet, onze persoonlijke verantwoor delijkheid. Vele mensen van vandaag zijn bang, bang voor de toekomst, bang voor een kommervolle oude dag, zorgen om de zorg die we niet kunnen krijgen en ga zo maar door. Voor mensen in armoede is dit toekomstperspectief nog veel meer onzeker. Met de slagzin “Armoede verjaart niet” maakt Welzijnszorg dit duidelijk. Wat het meest treft in vele getuigenissen is dat de kansen om uit de armoede te geraken op die leeftijd ook sterk da len, je kan je niet meer “opwerken”, je kan geen nieuwe job meer zoeken, je pensioen gaat niet meer verhogen. Maar ook de toenemende eenzaamheid. Eenzaamheid omdat met het ouders worden steeds meer leeftijdsgenoten weg vallen, familie wegvalt. Een eenzaamheid die zich nog veel ster voordoet bij ouderen in armoede, omdat de uitgaven voor sociale contacten de eerst zijn die men schrapt. Hoe kunnen we daar als organisatie, maar ook als individu mee omgaan? Wie omgaat met kwetsbare mensen weet dat zij nood hebben aan medestanders, zielsverwanten of gang makers om staande te blijven in de hardheid van de samen leving van vandaag… Misschien mogen we ook wel zeggen dat ze wegbereiders nodig hebben die ervoor zorgen dat ze rechtvaardige kansen krijgen om hun eigen levensproject te realiseren. Sterker dan ooit zien organisaties en hulpverle ners zich voor de uitdaging geplaatst hoe dit te realiseren in een context van resultaten, kwaliteitszorg en prestatiedruk. Tegelijkertijd wordt sterker dan ooit wordt aan christenen de vraag gesteld hoe zij zich verhouden tot wat er in de wereld
gebeurt. Meer dan ooit vragen christelijke organisaties zich af wat hun rol, hun taak, hun opdracht is in die dienst aan de wereld. Hulpverleners en organisaties die met ouderen werken, zullen zeker de kwetsbaarheid van die groep herkennen; Welzijnszorg wil die kwetsbaarheid een nog indringender gelaat geven, door het levensverhaal en de problematiek van ouderen in financiële, materiële of structurele armoede te belichten. Toch stelt elk van ons zich dikwijls de vraag “En wat kan ik daar aan doen?”. Daarvoor kunnen we terugvallen op de veelvul dige oproepen die we in het leven van Jezus terugvinden, in de vele diepgaande lezingen uit het Oude Testament. Daarin ligt immers de basis voor het kerkgebeuren van vandaag, daarin ligt onze voorkeuroptie voor de allerarmsten, voor de meest kwetsbaren, daarin ligt de begeestering om tegen de stroom in te roeien. In vele teksten worden we gecon fronteerd met de tweeledigheid van de advent. God brengt, schenkt ons vreugde, maar niet zonder het engagement van mensen. Het uitwerken van een liturgiemap (zie website) is een oprechte poging om die tweeledigheid om te zetten in kansen om te verbinden tussen mensen, tussen zij die het goed hebben en diegenen die uitgesloten worden, verbin den tussen woord en daad, tussen leven en vieren. Verbinden zonder daadwerkelijke solidariteit, zonder betrok kenheid, zonder herverdelen betekent voorbijgaan aan het eerste aspect van het appèl, de roep om die rechtvaardige wereld. Maar herverdelen jaagt ons angst aan. Angst omdat er zoveel onbeantwoorde vragen zijn, vragen die we soms zelfs niet hardop durven uitspreken, vragen die tegenstan ders van solidariteit maar al te graag gebruiken, net om ons angst aan te jagen. • Gaan we zelf nog wel genoeg hebben? • Komt dat wel bij de juiste mensen terecht? • Blijft er niet te veel plakken? • Gaan diegenen die krijgen dan niet bij de pakken blijven zitten? • Verandert er wel iets als ik dat geld geef? • Verandert er niet te veel met de opbrengst van ons her verdelen? Stellen we onze grenzen nu al niet teveel open? Welzijnszorg zal met de campagne niet al die vragen oplos sen of kunnen beantwoorden. Maar de actiemodellen, de materialen, de werkmodellen en het bezinningsmateriaal
Daniëlle Consoul [ welzijnszorg en advent ] 45
bieden een waaier aan mogelijkheden om elke vorm van engagement gestalte te geven. Besluiten wil ik met een vrije vertaling uit het laatste jaarverslag van onze Franstalige zusterorganisatie Vivre Ensemble (met veel dank voor hun formulering): “Met de adventscampagne herinneren we aan de evangelische keuze voor de armsten en geven leven aan de solidariteit van de katholieke gemeenschap. De adventscampagnes voeden een spiritualiteit die geworteld is in het leven en we houden de kerk open naar de wereld. Dit engagement vertaalt zich in drie termen: een ethiek van de weigering, een ethiek van de weerstand en een ethiek van het voorstellen”. Deze drievoudige ethiek betekent voor Welzijnszorg: • werken aan een ethiek van de weigering, door te wei geren ons neer te leggen bij alle vormen van uitsluiting en onrechtvaardigheid, een weigering om mee te gaan in een samenleving van nooit genoeg, maar evengoed weigeren mee te gaan in een discours van paniek en ver meende onveiligheid. Het is een weigering om op te geven.
• werken aan een ethiek van de weerstand, door aan onze partners/projecten middelen te verschaffen om overeind te blijven, om nieuwe kansen te creëren voor mensen in armoede. • blijven investeren in voorstellen tot verbetering, blijven investeren in de oproep tot solidariteit. Het is blijven in vesteren in het aanspreken van mensen en groepen om samen de weg te bereiden. Zo’n advent, zo’n campagne die droom ik voor de toekomst.
OVER DE AUTEUR Daniëlle Colsoul werkte 17 jaar in de hulpverlening als maat schappelijk assistent, en deed in die periode vrijwilligerswerk bij welzijnszorg. Ondertussen is ze al vijf jaar als directeur ac tief in deze organisatie. E-mail:
[email protected]
46
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
UITgelezen Huub OOSTERHUIS, Gerard ROUWHORST, e.a., LITURGIE TER PLAATSE – Vieren in plaatselijke geloofsgemeenschappen, Abdij van Berne, Heeswijk, 2010, 72 p.
Dit mooi uitgegeven boekje is, zoals de titel het vermeldt, bedoeld voor de li turgiewerkers ‘ter plaatse’. Al is het een Nederlandse uitgave, bedoeld voor de Nederlandse liturgische groepen, ie dere Vlaming die in de liturgie betrok ken is, zal zich in dit boekje herkennen. Zoals het in de inleiding te lezen staat, is het de doelstelling van dit boek de geloofsgemeenschappen bewust te maken van hun verantwoordelijkheid voor de liturgie. Het eerste artikel van Prof. Rouwhorst geeft een overzicht van de geschiedenis van de liturgische beweging van de jaren 60 tot nu. Het geeft je een handreiking om de plaats te bepalen waar jezelf in deze ge schiedenis ‘ter plaatse’ staat. Dit artikel is het lezen waard want het geeft naast een terugblik op de rooms-katholieke liturgie, de valkuilen aan van een ver nieuwing die hier en daar uit de hand kan lopen. Dit artikel geeft trouwens enkele stevige, goed onderbouwde
raadgevingen aan om deze kuilen te vermijden. “Merkwaardig is het accent dat nu ligt op de vierende gemeenschap en niet, zoals voorheen, op de priester. Verder kennen wij de vernieuwende accen ten die H. Oosterhuis al vele jaren legt in woord en lied voor de uitbouw van deze vieringen”, zo schrijft hij. “Liturgie ter plaatse mag alleen maar als er ter plaatse geprobeerd wordt recht en gerechtigheid te doen”. Elk gelovige die voorgaat, hetzij de priester en in de toekomst meer en meer de niet gewijde man of vrouw, zal met wisse lende vrucht de volgende hoofdstuk ken lezen over de Bijbel en de liturgie en over het bidden en zingen in de vieringen. Dit boek is een werkboek. Na ieder hoofdstuk vinden we een vragenlijst voor uitwisseling en dialoog in de li turgische ‘werk’groepen. We kunnen dit boek dan ook sterk aanraden aan iedereen die in deze werkgroepen van de Vlaamse kerk actief is. Ze zullen er niet alleen vernieuwende inzichten vinden maar ook hulp bij het voor gaan en begeleiden van de liturgie ‘ter plaatse’. Goede liturgie – zo lazen we meermaals in dit boek – is altijd in spirerend, bemoedigend, oproepend, troostend en verstillend. Het lezen van dit boekje heeft mij dat ten volle ge bracht. Sylvain Tuyls
Door Bernadette Verbruggen
Frans MAAS, DE GLANS VAN HET GEWONE. Spiritualiteit en geestelijke gezondheid, Tilburg: KSGV, 2011, 198 p.
Dit boek is een bundeling van publi caties van Frans Maas, emeritus hoog leraar spiritualiteit in Nijmegen en Utrecht, en verbonden aan het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen. Het boek is niet zo eenvoudig om te lezen, omdat het vrij filosofisch en theolo gisch onderbouwd is. Toch doet de au teur zijn best om met een bevattelijke taal en beelden zijn boodschap over te brengen. En die boodschap lezen wij op de achterflap: ‘Spirituele tradi ties hebben een tegenstrijdige bood schap: zij laten ons de grenzen van ons bestaan beseffen en wijzen tegelijker tijd op de noodzaak daaroverheen te reiken naar wat of wie de mens over stijgt. Voor wie geestelijk gezond wil leven is dit inzicht niet zonder belang. Maar hoe is dat mogelijk, zowel met
[ UITGElezen ] 47
grenzen leven als over grenzen heen reiken?’ De auteur verkent eerst en vooral spi ritualiteit en geestelijke begeleiding. ‘Geestelijke begeleiding is iemand resonans geven inzake vragen die sa menhangen met het uiteindelijk per spectief van de levensweg’ (p. 22). In de geschiedenis gaat hij op zoek naar enkele grote voorbeelden van mon niken, zoals Cassianus, Augustinus, Ig natius van Loyola en Johannes van het Kruis. Deze uitweiding zet hem op de weg van de verkenning van spirituali teit en mystiek. En zo komt hij bij de le venskunst van Meister Eckhart terecht, waar een mens zichzelf overtreft. En de ziel wordt hier verkend als innerlijke ruimte. Maar ook de spiritualiteit van het alledaagse leven ontsnapt niet aan de aandacht van de auteur. Hij zoekt spiritualiteit in de poëzie als de expres sie van het eenvoudige, het aardse en het actuele. Maar ook in de mystiek mag de glans van het gewone aan het licht komen. De auteur beklemtoont dat nu het moment is in zijn hoofd stukje over de spiritualiteit van de tijd. En als hij schrijft over de deugd van de matigheid, betekent dit dat de mens met grenzen moet leren leven. Zelfs bij een burenruzie komt spiritualiteit kijken. Maar hij eindigt zijn boek met de praktijk van het vertrouwen, als hij de laatste gedichten van Hans An dreus bespreekt. Zo wordt de lectuur van dit boek toch een hoopvolle tocht waarbij de glans van het gewone kan oplichten. Jos Vanachter
Leo TIJHUIS, e.a., INDIVIDUATIE,
EXISTENTIE, PSYCHOTHERAPIE. Het individuatieproces van een psychotherapeut met een zeldzaam carcinoom, Tilburg: KSGV, 2008, 148 p.
Geconfronteerd worden met kanker, geeft wellicht de meest meervoudige existentiële worsteling in ieders mens wordingsproces. Leo Tijhuis beschrijft op een serene en authentieke wijze, hoe hij dit zelf tegelijkertijd ervoer als mens en als psychotherapeut van beroep. De persoonlijke ontwikkeling van deze ‘gewonde genezer’ werd bij gestuurd door de plotse ervaring van eindigheid en de pogingen om hier aan toch zinvolheid te geven. Tegelijk zag hij zich geleidelijk aan verplicht zijn levensproject waaraan hij zijn uni citeit gedeeltelijk ontleende – zijn dis sertatie – los te laten. In verschillende
aanzetten wordt zijn heen en weer getrokken worden beschreven, tussen ‘los moeten laten’ en ‘vast willen klam pen’, om uiteindelijk tot een soort ac cepterend overstijgen naar een groter geheel te komen. Deze integratiefase zoals ze door hem beschreven werd, toont iets dat ieders gewone leven overstijgt, waardoor de dood anders ervaren wordt. De bijdragen van de andere schrijvers zijn zeer waardevol als aanvulling bij de kleurrijke getui genissen van Tijhuis. Zelfs ‘genezen van kanker’ laat in zijn collegiale sfeer negatieve sporen na. Het is nooit meer hetzelfde. Het leven blijkt voor hem duidelijk een paradoxale eenheid! Dit alles in al zijn dimensies onder ogen moeten zien en accepteren, bleek geen geringe opgave. Het werkje vormt een schitterende bij drage bij gevorderde vormen van be geleiding op vlak van persoonsgroei. “Zo lang mensen leven, willen ze er ook zijn” wordt gesteld. Bij een ziekte zoals kanker, ontstaat hier een ernstig conflict: ‘Zolang ik er ben, is de dood er niet; zo gauw de dood er is, ben ik er niet’. Tijhuis ontdekt gaandeweg an dere betekenissen van individuatie als ontwikkelingsgedachte: Hij beschrijft de existentiële veranderingen, die hij in zijn ‘therapeut-zijn’ geleidelijk aan ondergaat. Periodes van fysische en psychische verwerking van de behan deling wisselen elkaar af. Beroepsbe zigheden worden opnieuw opgeno men en ook weer afgebouwd. Lange termijnplannen worden opgeschort. Stress met betrekking tot de econo mische situatie steekt de kop op. Niets
48
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
is nog vanzelfsprekend. Collega’s ne men deelopdrachten vlot over. Terwijl de partner zo positief mogelijk wilde zijn, voelde Leo zelf de eigen onzeker heid toenemen. Medische rapporten stelden hem niet voldoende gerust. De uitzaaiingen bleven niet uit. Alter natieve behandelingen werden over wogen. De machteloosheid groeide. De existentiële crisis liet pas toen haar ware gedaante écht zien… Een vraag die ons finaal allemaal voor geschoteld wordt is, hoe wij eigenlijk ‘goed’ moeten leven. Tijhuis maakt ons duidelijk dat psychiaters vandaag de dag, vaak de zielzorgende rol van de priesters van weleer, moeten overne men. Ze worden er gewoon mee ge confronteerd! Ja, wanneer leveren zij de juiste hulp? Wat is de juiste therapie bij zingevingvragen? ‘Empowerment’ is het samen zoeken naar de echte pro bleemdefinitie achter de hulpvraag, het kernprobleem en het hiermee leren omgaan door samen naar een nieuw evenwicht te zoeken. Spreken over onze existentiële angst bij kanker is pijnlijk, maar geeft tegelijk aan hoe diep en waardevol de persoonlijke en zelfs de betreffende professionele rela ties doorheen het verwerkingsproces geworden zijn. ‘Commitment’ is hierbij, als sterke wederzijdse betrokkenheid essentieel. Het samen betekenis zoe ken is er de inhoud van. Theorie en praktijk samen, waren voor Tijhuis nu een kans om voor dit deel van zijn per soonlijk individuatieproces, de juiste woorden te zoeken. De auteur houdt terecht een pleidooi voor het ‘goed-ge noeg-therapeutschap’. Doorheen zijn
eigen leerprocessen en de onvermij delijke confrontatie met zoveel onze kerheden, toont hij het belang van het loslaten van ‘weten wat je gaat doen’ naar het spontaan ‘doen wat je weet’. Niet wijzelf, maar de anderen oorde len finaal over ons ‘goed-genoeg-zijn’ als begeleiders, is een van zijn slotbe schouwingen. Zeker lezen! Nog beter: hier eens samen over reflecteren! Lisette Segers
Gabriel RINGLET, DIT IS JOUW LICHAAM. Dagboek van een afscheid, Tielt, Lannoo, 2010, p. 165.
Gabriel Ringlet laat ons in Dit is jouw lichaam meelezen in zijn dagboek dat hij acht maanden lang bijhield tijdens het stervensproces van een goede vriendin die aan kanker lijdt. Het intensieve begeleidingsproces maakt in hem immense gevoelens en gedachten wakker en daarom besluit
hij alles van zich af te schrijven in een dagboek. Aanvankelijk heeft Ringlet niet de bedoeling de woorden die hij daarin neerschrijft ‘uit hun geheime schuilplaats te laten ontsnappen’. Later ontdekt hij echter dat hij niet langer kan zwijgen over wat er tijdens de begeleiding in intimiteit groeide. Ring let voelt de drang om zijn ervaringen te delen met anderen omdat het om iets universeels gaat dat het intieme karakter van een dagboek overstijgt, namelijk de ervaring dat ‘duisternis van gedaante kan veranderen’. Het lijden en sterven van iemand kan verande ren in ‘iets meer dan’ lijden, namelijk in ‘kracht’ om los te laten, om ondanks alles vreugde te beleven aan het leven, om iets van de eeuwigheid te ervaren. Dat kan door verbondenheid met de natuur (rozen) en de cultuur (literatuur, kunst en muziek), maar vooral door het verbonden zijn met elkaar (vriend schap) en/of met God (eucharistie). Wie van een dergelijke gedaantever andering getuige mag zijn, verandert ook zelf enigszins van gedaante. Zo ontdekte ook Ringlet tijdens het bege leidingsproces een nieuwe dimensie van zijn priester-zijn, meer bepaald in de consecratiewoorden die hij al een enveertig jaar lang uitspreekt. Om die nieuwe dimensie op het spoor te komen, blijven we even stilstaan bij de titel van het boek. Dit is jouw lichaam verwijst namelijk naar drie verschillende betekenisniveaus van ‘dit is’ die als een rode draad doorheen het boek lopen. In de eerste plaats ver wijzen die woorden naar ‘Dit is jouw lichaam’ of het lichaam van een jonge
[ UITGElezen ] 49
vrouw met terminale kanker. Het roept het beeld op van een lichaam in een zetel, op een bed of soms aan tafel dat vaak wordt geteisterd door hevige pijn. Het verwijst dus naar een lichaam dat vergankelijk is. In de tweede plaats verwijzen de woorden ‘dit is’ naar ‘Dit is mijn lichaam’, de consecratiewoorden tijdens de eucharistieviering. Door heen de intense stervensbegeleiding ervaart Ringlet meer dan ooit dat beide lichamen in elkaar overgaan: zorg dragen voor het afgetakelde li chaam van een goede vriendin (‘jouw lichaam’) is niet vreemd aan het delen van brood tijdens de eucharistievie ring (‘mijn lichaam’). “Het brood op nemen, het optillen en zeggen: ‘Dit is mijn lichaam’ betekent dus in één en dezelfde beweging jou optillen en bevestigen: ‘Dit is jouw lichaam’. Want jouw lichaam is meer dan je lichaam en het zijne is meer dan het zijne”. In de derde plaats kan ‘dit is’ ook verwijzen naar ‘Dit is het lichaam van diegenen die me omringen’. Het is de ervaring dat iedereen iets van het lichaam van de ander in zich draagt. Zo zal er bij de uitvaart van een geliefd iemand iets van de ander in ons lichaam sterven, maar tegelijk zal er zich iets in ons li chaam herstellen door de lichamen van diegenen die ons op dat moment omringen. Wat het boek zo bijzonder maakt, is zowel de stijl waarin het geschreven is, als de inhoud ervan. Ringlet vervlecht de spontane, eerlijke en ontroerende taal van een dagboek met de taal van de literatuur. Als voormalig hoogle raar communicatiewetenschappen be
schouwt hij de literatuur als zijn bege leider. De emoties die Ringlet ervaart, brengt hij in verband met heel wat werken uit de verscheidene domeinen van de literaire wereld (romans, fabels, gebeden, liederen, poëzie, de Bijbel, …). Wat de inhoud betreft, schuwt Ringlet geen enkel kerkelijk en maat schappelijk taboe. Hij gaat thema’s zoals sterven, dood en zelfs aanraking niet uit de weg, maar geeft ze net een plaats te midden van het leven. Op die manier draagt hij niet alleen bij aan de toekomst van ons mens-zijn, maar ze ker ook aan die van het instituut Kerk. Kortom, dit boek is het zoveelste inspi rerende werk van de begeesterende theoloog, priester en schrijver Gabriel Ringlet dat niet op de boekenplank mag ontbreken. Goedele Van Edom
Bieke VANDEKERCKHOVE,
DE SMAAK VAN STILTE. Hoe ik bij mezelf ben gaan wonen, Kampen/Tielt, Ten Have/Lannoo, 2010, 160 p.
Bieke, de schrijfster, is een vrouw van ruim 40 jaar, bij wie op haar 19e jaar de dodelijke spierziekte A.L.S. werd vastgesteld. Het zette haar leven op de kop. Logisch, want over het algemeen heeft degene, bij wie deze diagnose wordt gesteld, nog slechts twee tot vijf jaar te leven. Kans op genezing bestaat niet. Dit boek is een verslag van haar worsteling om met deze ziekte, en met de vragen die deze ziekte bij haar opriepen, te leven. Het is een intiem en persoonlijk verslag, samengesteld uit korte teksten die ze in de loop der jaren schreef. De tekst is verdeeld over 27 hoofdstukjes. Daarin wordt de lezer getuige van haar zoektocht. Zoals ze het zelf verwoordt in de inleiding: “De hoofdstukken in dit boek zijn weer spiegelingen van wat ik meemaakte,
50
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
zag en proefde in de stilte van het leven”. Daardoor is ze geraakt. De le zer kan met haar meeproeven. Steeds weer blijkt de stilte voor Bieke twee kanten te hebben: een gedwongen ‘niets-doen’ maar óók een weg, een geestelijke weg naar verinnerlijking en verdieping. Inzet van haar zoektocht is haar ver langen dat wat haar overkomt haar niet isoleert en verbittert. Dat ze zich wil blijven verbinden Met anderen. Met God. Ze ontdekt dat ze met haar verstand stukloopt op die weg. En toch ervaart ze “dat er iets is dat mij doet gaan, dwars door de nacht…in tranen, en toch ongebroken (…) die weg opende zich in stilte”. Ze schrijft over haar inspiratiebronnen daarbij: Etty Hillesum, Kierkegaard, Yourcenar, Pessoa, Kertesz etc.; citeert dichters als Hans Andreus, Gabriel Smit, Rilke; schrijft over romans die ze leest, films die ze ziet, put uit de psalmen, de kloosters, het zenboeddhisme. Een zinnetje uit Hosea draagt ze al jaren met zich mee: “Weldra lok Ik haar weer naar de woestijn, en spreek ik tot haar hart”. Ze getuigt van dat onnoembare wat ook zij in haar woestijn heeft leren kennen. “Het is geen stemmetje dat je plots hoort. Maar er wordt dan iets geboren. Er gaat iets open dat niet zou kunnen opengaan als je niet de woes tijn in gedreven werd”. Maar het blijft een geheim; het is onmogelijk er denkbeelden en the orieën van te maken; ze gelooft niet in antwoorden en overtuigingen. “Ik geloof alleen in de vraag, het verhaal, de glimlach, de schreeuw en de stilte”.
Ze krijgt een nieuw zicht op Jezus. Ze concludeert dat haar ziekte haar in een verschrikkelijk isolement duwde en haar zo voor de keuze stelde: “Het was buigen (en heel diep stil worden) of breken. En misschien moeten we eerst wel voor een deel breken eer we in staat zijn om te buigen en heel diep stil te worden”. Warm aanbevolen voor ieder die zelf een vergelijkbare zoek tocht gaat of mensen kent die deze weg gaan. Jan Venderbos
Hans BOUMA, HANDEN DIE MIJ NOOIT VERLIETEN. Gedichten bij een overlijden, Uitgeverij Kok Kampen, 2010, 110 p.
boeken met poëtische teksten rond allerlei thema’s. Dit boekje is een bun deling van poëzie rond overlijden. Verschillende teksten waren mij reeds bekend omdat ze ook te vinden zijn in andere bundels. Het boekje is ont staan doordat hij merkte dat er nood was aan een bundeling van gedichten rond dit thema. Het boekje bevat twee delen. Het eer ste deel ‘Licht dat voor mij koos’ bevat meer algemene gedichten rond de dood. Het tweede deel ‘Voor eeuwig mens’ bevat religieuze poëzie. Deze opdeling vind ik persoonlijk heel zin vol. Het helpt je om gerichter op zoek te gaan. Het is een boekje om in te grasduinen als je op zoek bent naar een passende tekst bij een overlijden. Niet dat alle teksten vlot toegankelijk zijn, maar inspirerende gedachten vind je er zeker in terug. In een voor woord schrijft Hans Bouma dat er trou wens vrij uit zijn boekje mag geciteerd worden. Niet alleen gedichten in hun geheel, maar ook enkele regels. Mieke Van Steelandt
Hans Bouma studeerde theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was vele jaren werkzaam als pre dikant. Bouma publiceerde reeds vele
[ UITGElezen ] 51
Anselm GRÜN, JE EIGEN
SPIRITUALITEIT ONTDEKKEN, Lannoo, Tielt, 2005, 376 p.
Anselm Grün, de gerenommeerde mon nik van de benedictijnenabdij Mün sterschwarzach, bundelde in dit boek drie van zijn meest succesvolle boe ken: Je eigen levensvreugde terugvinden, Kom naar de bron en Een veilige schuilplaats. Grün is een spirituele schrij ver die bekend staat om zijn frisse toe passing en herinterpretatie van de christelijke traditie op het moderne leven. Spiritualiteit is bij hem niet zweverig, maar is doorleefd en gewor teld in de concrete mens. Hij schenkt dan ook ruim aandacht aan de psy chologische dimensie van het menszijn. Spiritualiteit vlucht niet voor de schaduwkanten en de kwetsbaarheid van het leven, maar neemt deze ern stig. Grün formuleert geen pasklare of dogmatische antwoorden om je eigen spiritualiteit te ontdekken. Wel reikt hij
enkele sleutels aan om deze zoektocht aan te gaan of verder te zetten. Dit doet hij vanuit een nederige, eerlijke, open en aanmoedigende houding. Hij schrijft niet alleen vanuit literatuurstu die, maar ook vanuit zijn jarenlange ervaring als monnik en als geestelijk begeleider van (jonge) mensen. Dit maakt zijn inzichten zowel toeganke lijk als beproefd. Je eigen spiritualiteit kan je ontdekken via het spoor van de vreugde. ‘Als God vreugde is, dan is de ervaring van intense vreugde altijd ook een godservaring’, meent de auteur in het eerste deel van het boek. Het gaat om het spoor van de levenslust, de creativiteit, de zelfontplooiing en de dankbaarheid. Grün is evenwel realis tisch. Wat betekent de oproep van Paulus ‘verheug je altijd in de Heer’ wanneer je overspoeld wordt door lij den en verdriet? Kan vreugde aange leerd worden? Grün zoekt zijn ant woorden niet enkel in de christelijke traditie, maar ook bij de inzichten van psychologen. Zo kan het bevrijdend zijn om terug te keren naar ervaringen die je als kind gelukkig maakten. Het ontdekken van je eigen spiritualiteit hangt samen met een gezond gevoel van eigenwaarde en kunnen omgaan met machteloosheid. Grün gebruikt in het tweede deel beelden die een ge brekkig gevoel van eigenwaarde uit drukken en beschrijft heel wat wegen om tot een gezond gevoel van eigen waarde te komen. Zo beschouwt hij de eigen levensgeschiedenis als het kapi taal waarmee gewoekerd kan worden. Ook gaat hij in op gevoelens van mach teloosheid waarbij hij zowel menselij
ke als godsdienstige manieren formu leert om de machteloosheid de baas te worden. Heilzame rituelen laten toe dat spiritualiteit zich kan verankeren. In het derde deel geeft Grün de psycho logische functies van rituelen weer. Ri tuelen verdrijven de angst, transfor meren de levensenergie, helpen om te gaan met medemensen en versterken het gevoel van eigenwaarde. Verder gaat de auteur in op verschillende soorten rituelen, zowel seculiere als kerkelijke rituelen. Hij daagt de lezer uit: hoe krijgt het begin en het einde van de dag vorm? Je eigen spiritualiteit ontdekken biedt op een overzichtelijke wijze heel wat handvatten waarmee pastores en de mensen die zij ontmoeten aan de slag mee kunnen. Dit boek vertolkt een frisse, vreugdevolle en doorleefde vorm van spiritualiteit, waarbij het be wust zijn van de eigen goddelijke waarde een centrale plaats inneemt. Inge Neyens
52
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
Rieke MES, HOE KOM IK THUIS ? Geestelijke verzorging voor mensen met dementie: een zielzorgconcept, Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer, 2011, 206 p.
Rieke Mes werkt al 20 jaar als geestelijk verzorger (in Vlaanderen spreekt men van pastor) in de psychogeriatrie. Ze schrijft dus vanuit een degelijke ken nis van de praktijk. In de loop van de tijd werd haar duidelijk dat er naast de praktijkverhalen ook een theoretische onderbouwing moest komen voor het werk met bejaarden met dementie (p. 15). Mes zoekt naar een model dat toepasbaar is in de praktijk. Ze neemt met haar zoektocht wel een heel lange aanloop: geheel deel I kan beschouwd worden als inleiding (tot p. 120). Het geeft een beschrijving van ‘kwets bare ouderen’, van de ziekte ‘dementie’, ‘het verpleeghuis’ en van ‘geestelijke verzorging’ in het algemeen. Deel II vangt aan met een overzicht van de
bestaande ‘pastorale benaderingen’ (niet specifiek gericht op mensen met dementie). Eén benadering wordt apart belicht: het zielzorgconcept van Doris Nauer. Het betreft hier een ‘multiperspectivisch zielzorgconcept’. Er worden verschillende bouwstenen aangereikt die geordend worden naar verschillende perspectieven. Mes be oordeelt alle pastorale benaderingen vanuit vier criteria die ze zelf oplegt aan een zielzorgconcept voor de gees telijke verzorging van demente men sen in een verpleeghuis: • Wordt er een theologische antropo logie geëxpliciteerd? • Doet men recht aan de complexiteit van alles wat er in het vak omgaat? • Is het model flexibel? • Blijven doelgroep en context goed in beeld? Het is snel duidelijk dat het zielzorg concept van Nauer het best beant woordt aan de vier gestelde criteria. Vervolgens gaat de auteur in deel III dit – volgens haar ‘postmodern’ – ziel zorgconcept van Nauer confronteren met de praktijk op basis van interviews met geestelijke verzorgers bij demente bejaarden. Het blijkt dat zowel de the orie als de praktijk aanvulling nodig hebben. Uit de confrontatie van the orie en praktijk distilleert Mes dan zelf ‘bouwstenen van een praktisch theo logisch zielzorgconcept voor geeste lijke verzorgers die werken in een ver pleeghuis met mensen die lijden aan dementie’ (p. 243-248). Wie denkt in dit boek praktische tips te vinden voor de pastorale omgang met mensen met dementie komt bedro
gen uit. Het gaat hier werkelijk over de theoretische denkbeelden die schui len achter het pastoraal handelen, zoals het godsbeeld en het mensbeeld van de geestelijke verzorger. Bijzonder sterk is de reflectie op de waardig heid van de mens met dementie (p. 222-226). De visie die de auteur hier beschrijft sterkt een pastor in de ver dediging van de zinvolheid van zijn werk naar de buitenwereld toe. Dit is een academisch werk. Het geeft veel feitenmateriaal en een goed overzicht van de stand van zaken inzake de the orievorming rond pastorale zorg. Al bij al blijkt de uiteindelijke oogst, een zielzorgconcept voor de geestelijke verzorging van mensen met dementie, toch eerder karig en mijn inziens nog voor veel discussie vatbaar: dienen geestelijke verzorgers echt alert te zijn dat ze schuld en zonde niet vergeten in hun omgang met dementerende bejaarden? Mogen pastors niet al leen spreken van de troostende en nabije God, maar moeten ze echt ook de verre, vreemde en afwezige God ter sprake brengen? Is de ‘volmachtcomponent’ van de competentie van de pastor echt zo belangrijk? Boven dien lijken vele doelstellingen voor de meeste mensen met dementie te hoog gegrepen. Ondanks deze bemer kingen blijft het de verdienste van Rie ke Mes dat ze zo’n moeilijk thema als de ‘geestelijke zorg’ voor mensen met dementie onder de aandacht brengt. Lucia Goubert
[ UITGElezen ] 53
André DROOGERS, ZINGEVING ALS SPEL. Over religie, macht en speelse spiritualiteit, Parthenon, Almere, 2010, 256 p.
André Droogers, emeritus hoogleraar culturele antropologie, schreef dit boek om op een niet-gespecialiseerde, ver staanbare manier zijn inzichten i.v.m. religie en zingeving te bundelen. Zijn insteek is die van de antropoloog, die ‘participerend observeert’ en van daar uit een theoretische visie ontwikkelt. Hij vraagt zich niet af wat waar is of niet, maar wel hoe het werkt. De waar heidsvraag staat tussen haakjes. Dat geldt in eerste instantie ook voor de morele oordelen (al komt dit naar het einde van boek toe wel in het geding). Via de benadering van religie en zin geving als spel, doorbreekt de auteur de starre discussies die bestaan tussen verschillende religies en tussen gelovi gen en ongelovigen. Allen spelen ze het spel der zingeving, maar elk met zijn eigen regels, vooronderstellingen
en opvattingen. Door de doorgedre ven interculturaliteit van onze samen leving, wordt elk zingevingssysteem in vraag gesteld. Cruciaal voor het om gaan met verschillen en het samen leven is de ernst of relativering waar mee het eigen zingevingsspel wordt gespeeld en de manier waarop macht wordt gehanteerd binnen de eigen kring. De auteur pleit voor het ernstig spelen van het eigen religiespel met de nodige knipoog, zelfrelativering en openheid. In alle ernst moeten leden van groeperingen inzien dat ze een spel spelen, zoals er nog vele andere spelen zijn; een spel dat belangrijk is en ernstig moet genomen worden wil het werkzaam zijn, maar dat slechts één mogelijke manier van zinvol in de wereld staan inhoudt.vEerst laat Droogers zien hoe religies ontstaan uit zeldzame en diepgaande ervaringen die als heilig worden beleefd. Vervol gens schetst hij met behulp van een geconstrueerd voorbeeld van de hand van Gabriel Garcia Marquez hoe die beginervaring wordt opgenomen in een sociale context. Daar beginnen menselijke verhouding, en dus ook macht te spelen. Macht definieert Droogers als de poging het gedrag van mensen te beïnvloeden. Het staat enigszins tegenover de stichtende ervaring die meer iets heeft van een spel. Spel is het vermogen van de mens om tegelijk met twee of meer werkelijkheden tegelijk om te gaan; het is het aftasten van werkelijkheden om zo nieuwe horizonten op het spoor te komen die een diepere zinbeleving toelaten. In alle religies spelen deze
twee facetten, maar staan ook steeds onder spanning. Om een religie men selijk en levendig te houden, moet steeds voeling gehouden worden met de oorspronkelijke ervaringen in een gemeenschap. Daarnaast is er ook nood aan organisatie met behulp van macht opdat de oorspronkelijke erva ring niet ten onder gaat. Daarom pleit Droogers er voor om – in tegenstelling tot wat gebeurt in de meeste religies – hun waarheidsaanspraken te relati veren en zichzelf vooral te zien als een zinvol zingevingsspel dat, tastend en zoekend, een plaats probeert te geven aan belangrijke ervaringen. Dit kan enkel als machtsposities worden her bekeken en macht wordt geherdefini eerd als ‘zachte macht’, die niet zichzelf of eigen belangen wil instandhou den, maar zich ten dienste wil stellen van het zoeken naar zingeving en de voortgang van het leven. Aanvankelijk ademt het boek een wat postmoderne sfeer uit van opschorting van oordeel, relativering, zich terugtrekken uit en gagement en zich onthouden van duidelijke stellingnamen. Maar gaan deweg wordt het verhaal duidelijk en krijgt het een sterk engagement. Het boek is een serieus en ook overtuigend pleidooi voor wederzijds respect tus sen verschillende religies en opvattin gen en tussen gelovigen en ongelovi gen. Dit doet hij door te stellen dat we antropologisch allemaal met hetzelfde bezig zijn, nl. het zoeken naar zinvol heid in ons dagelijks bestaan. Wie de denkoefening van dit boek volgt, krijgt een interessant zicht op het samen spel van religie/ideologie, macht en
54
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
menselijke zingeving. De rol van spel opent het perspectief op een speelse spiritualiteit die bestand is tegen kri tiek van ‘andersdenkenden’. Eigenlijk een goed medicijn om vrij en blij te worden in je eigen zoeken naar zin binnen je eigen kader door het te laten bevruchten door kaders van buitenaf. Roeland Polspoel
Willem M. SPEELMAN, OM DE HELE WERELD. Inleiding in Franciscaanse spiritualiteit, Valkhof, Nijmegen, 2010, 247 p.
Het franciscaanse studiecentrum (FSC), een wetenschappelijk instituut dat onderzoek doet naar de francis caanse geschiedenis, theologie en spiritualiteit, heeft met dit boek een gemeenschappelijk werk neergezet. Het boek is geschreven op universitair niveau. Ook de voetnoten, lijst met afkortingen en literatuuroverzicht ge
tuigen daarvan. De wetenschappelijke benadering is de insteek doorheen alle hoofdstukken. Toch stellen de au teurs dat het doel van het boek meer is dan enkel het rationeel kennen van de franciscaanse spiritualiteit: ‘spiritua liteit mag nooit verworden tot kennis alleen; zij bloeit pas als zij wordt be leefd en liefde voortbrengt’ (blz. 12). Het blijft boeiend om daarbij meer te weten te komen over de bekering van Franciscus (hoofdstuk III), en van Clara (hoofdstuk VII), de eerste broeders (hoofdstuk VI), de regel en levensprak tijk van Franciscus (hoofdstuk V) en zijn wijsheidsspreuken (hoofdstuk VI), evenals de regel van Clara (hoofdstuk VIII) en haar brieven (hoofdstuk IX). Op hoofdstuk XII over de zending onder de moslims pik ik later in. Wie meer wilt weten moet beslist een kijkje ne men op: www.franciscaans-studiecen trum.nl. ‘Vortex of vulnerability’: een ervaring van kwetsbaarheid is het belangrijk ste element in een bekeringsproces1. Dat is boeiend om weten voor mij als ziekenhuispastor. Het ziekenhuis is de plek bij uitstek waar mensen zich geconfronteerd zien met kwetsbaar heid. En dus de plek waar zinvragen opduiken en bekering of verandering van levensstijl kan aanslaan. Confron tatie met kwetsbaarheid – van jezelf of van anderen – doet vragen rijzen. Zo’n bekering hoeft niet altijd een plotse ommekeer te zijn, zoals bij Paulus, één van de bekendste bekeringsverhalen. Franciscus’ bekering is eerder een lang durig proces waarin hij gaandeweg zijn leven vorm geeft in de voetsporen
van Jezus en met het Evangelie als richtingwijzer. Franciscus wordt al op jonge leeftijd geconfronteerd met kwetsbaarheid. Na de oorlog tussen Assisi en Perugia in 1202 zat hij een jaar lang gevangen en is hij, na de vrijkoping door zijn vader, nog een jaar lang ziek. Deze periode dwong hem wellicht tot het stellen van de vraag die zovele zieken, ouderen, patiënten in het ziekenhuis zich (moeten) stellen: hoe kan ik leven met mijn kwetsbaarheid? Ook ontmoeting blijkt in een beke ringsproces een belangrijke fase te zijn. Voor Franciscus zou de ontmoe ting met een melaatse het beslis send moment in zijn bekeringsproces zijn geweest. Vaak blijkt Christus zelf aanwezig in de ontmoeting. Bij de ontmoeting van Franciscus met de melaatse is de vraag misschien niet eens of de melaatse werkelijk Christus was, maar of Franciscus in de melaatse werkelijk (een representant van) Chris tus gevonden heeft (blz 36). Dit vind ik een mooie gedachte: laat dat ook zo zijn voor de vele ontmoetingen met patiënten in het ziekenhuis. Een belangrijk onderscheid in de franciscaanse spiritualiteit is het ver schil tussen schaamte en schuld. De zich bekerende Franciscus is nergens schuldig aan. Wel schaamt hij zich voor het rijkeluisleventje dat hij leidde. Schaamte is een gevoel van naaktheid, van kwetsbaarheid. Schuld is eigenlijk geen gevoel maar eerder een oordeel over een begane misdaad (blz 41). Hoe zoek je een manier van leven die het gevoel van schaamte, van eigen tekort
[ UITGElezen ] 55
en kwetsbaarheid draaglijk maakt? Hoe leven in het besef dat wij mensen breekbaar en kwetsbaar zijn en tekort komen? Er is een weg, zoals Franciscus die vindt. We kunnen het positieve erkennen dat in onze kwetsbaarheid gelegen is, namelijk het vermogen geraakt te worden door de ander, de houding om gevoelig te zijn voor el kaar. Wellicht is het deze houding die het mogelijk maakt voor Franciscus om in moslims medebroeders te her kennen. Hoe is het immers mogelijk dat Franciscus de Saracenen als broe ders ziet, terwijl hij dat wat het belang rijkste is in zijn leven niet met hen kan delen? Hoe kunnen we de zending van de Franciscanen naar de islamitische landen in 1219 verstaan? De context van deze vraag is de strijd tussen broe ders om de liefde van de Vader. De drie monotheïstische godsdiensten (joden, christenen en moslims) stammen im mers af van dezelfde God, dezelfde Vader. Er blijken voor Franciscus twee
manieren om de Saracenen te be naderen. Enerzijds door te proberen de Saracenen tot het christendom te bekeren of de apologetische bena dering die de moslims blijkt te bele digen. Anderzijds door als belijdende christen te leven onder de Saracenen of de deemoedige benadering die wel goede contacten en verstandhouding kan opleveren. Franciscus kiest voor de deemoedige benadering en ont dekt dat hij Gods nabijheid onder de Saracenen kan ervaren zoals hij Hem eerder onder de melaatsen heeft ont moet. Of met andere woorden: alleen wie deemoeding als Jezus Christus leeft, kan de pijn verdragen dat Hij niet erkend wordt als Gods Zoon. Voor mij schuilen er in dit hoofdstuk over de zending onder de moslims interessan te aanknopingspunten om vandaag stappen te zetten in de interreligieuze dialoog. In tegenstelling tot Mark Heirman2 die een eerder bezorgde kijk heeft op de
franciscaanse spiritualiteit, geeft dit boek een optimistische visie mee. De auteurs stellen dat groei een wezenlijk kenmerk is van de franciscaanse spiri tualiteit. Als ik deze groei niet letterlijk opvat, maar figuurlijk zie als een spiri tualiteit die zich telkens verdiept, kan ik deze insteek volgen. Doorheen de vele verwijzingen naar artikels en onderzoek houdt dit boek het wezenlijke van de franciscaanse spiritualiteit vast: de wil en de poging om te leven volgens het Evangelie. Franciscus was iemand die zijn ge loof op een heel open manier heeft beleefd. Een openheid waar wij ook vandaag van kunnen leren. Door die openheid heeft Franciscus Gods aan wezigheid kunnen ontdekken op plek ken waar de kerk Hem doorgaans niet zoekt. God herkennen waar we Hem niet zoeken. Ik wens het elke patiënt en elke pastor van harte toe. Staf Peeters
1 Lewis Rambo beschrijft hoe sociale, culturele, persoonlijke en religieuze krachten invloed hebben op het proces van bekering. Maar aan het begin staat volgens hem de confrontatie met onze menselijke kwetsbaarheid, in beweging gezet door de roeach van God. Zie: Rambo, L.R., (1993), Understanding Religious Conversion, New Haven, Londen, Yale University Press. 2 De franciscaanse thema’s en de figuur van Franciscus doen het nog altijd, maar zijn minderbroeders of directe volgelingen willen niet meer mee. Over de hele wereld is hun aantal de voorbij vijftig jaar bijna gehalveerd. Zie: Marc Heirman, De Franciscaanse Belofte. Spiritualiteit op blote voeten, Antwerpen/Utrecht, Houtekiet, 2011, blz. 8.
56
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
AANKONDIGINGEN
UNIVERSITAIRE PAROCHIE KU LEUVEN Studiedag: Mindfulness, met of zonder traditie? (10 november 2012) Mindfulness is een hype, en de vraag dringt zich op of dit fenomeen wel recht doet aan de religieuze wereld waarin deze meditatietechnieken hun oorsprong vinden. Kan mindfulness wel losgekoppeld worden van de reli gie waarin het tot stand gekomen is? En wat met de Westerse godsdiensten, zoals het Christendom? Bestaat door geen traditie van mindfulness? Meer info: www.irdstudiedag.be 016 32 55 85 –
[email protected]
KERKWERK MULTICULTUREEL SAMENLEVEN 14 oktober: Offerfeest Kerkwerk Multicultureel Samenleven ontwikkelt jaarlijks – in samenwer king met El Kalima – wenskaarten voor verschillende religieuze tradities en gemeenschappen die aanwezig zijn in ons land. Vele mensen sturen elkaar een wenskaart in de periode van Kerstmis en Nieuwjaar. Deze kaart voor het islamitisch Offerfeest is een gelijkaardige kaart. Ze is specifiek op gesteld ter gelegenheid van het Of ferfeest. Dat valt dit jaar op 14 oktober. De bedoeling van deze kaart is om de individuele relatie met moslims uit de
directe omgeving van iedereen aan te moedigen. Iemand die islamitische vrienden of collega’s heeft en graag die vriend of collega wil feliciteren, wordt uitgenodigd om tijdens deze is lamitische feestdag een kaart met een gepaste voorgedrukte wens te geven of te versturen. Maar het kan ook anders: de wens kaart is dikwijls de kans tot een eerste ontmoeting, de kans om een eerste stap te zetten naar een ongekende an der. Hierdoor kan men van die onge kende een gekende en beminde ander maken en kan iedereen een positiever beeld over elkaar vormen. Meer info: www.kms.be
ACADEMISCH CENTRUM PRAKTISCHE THEOLOGIE Studiedag: (N)Iets voor dummies? Op zoek naar de spirituele expertise van de leek in de kerk (25 oktober 2012) Recente studies hebben het besef aangescherpt dat er naast het traditio nele type van een monastiek-klerikale spiritualiteit ook een lekenspiritualiteit bestaat die in de geschiedenis van het christendom tot nu toe een slechts marginale rol heeft gespeeld. “Spiritua liteit van het alledaagse”, “geleefde reli gie”, “theologie van de gewone dingen”
[ aankondigingen ] 57
– dit zijn maar enkele steekwoorden waarmee men in spiritualiteitsstudies en theologie de ‘spirituele competen tie’ van de ‘religieuze leek’ tracht te ont ginnen. De studiedag beoogt inzage te geven in de verschillende facetten van deze zoektocht die van vitaal be lang lijkt voor de toekomst van de kerk.
Studiedag: De pastor als ethicus. Hoe kan de pastor ethisch begeleiden? (7 december) De rol als ethicus neemt voor veel pas tores toe in hun takenpakket en hun tijdsbesteding. Is dit een goede zaak voor de pastorale zorg? Komen de meer speficiek pastorale taken niet in het gedrang? Hoe ervaren pastores de combinatie van pastorale en ethische taken? Op deze studiedag wordt van uit een christelijke visie een praktisch bruikbaar model voor ethiek in de zorg voorgesteld. Pastores brengen er hun
verhaal over hoe ze de rol als ethicus in hun praktijk waarmaken. Leertraject pediatrie Pastoraat op pediatrie is anders dan pastoraat bij volwassenen. Er is de ge zinscontext die een primaire rol speelt, er is het eigene van de communicatie met een kind of jongvolwassene. In sommige ziekenhuizen gaan pastores creatief te werk, in andere is pediatrie pastoraal woestijngebied. Hoe kan pastoraat op pediatrie eruit zien? Wel ke competenties heb je ervoor nodig? Hoe kan je er integreren? Wat is de in houd van pastoraat met kinderen?
CCV – REGIO CARITAS Vorming pastorale identiteit en vaardigheden 12 oktober, 8 november, 13 december 2012, 24 januari, 21 februari, 21 maart, 25 april 2013 Begeleiding: Arthur Polspoel Plaats: TPC Antwerpen – Prijs: 370 euro Inschrijven: Bernadette Verbruggen tel: 03/2873576
[email protected]
Pastorale vorming
rouw en verdriet
Concreet: 10 bijeenkomsten van januari 2013
11 oktober, 16 november, 19 december
tot maart 2014 – inschrijven voor 15 juli 2012 bij
2012, 31 januari, 28 februari, 20 maart,
Angeline De Moor – tel. 016 32 84 67 – Angeline.
18 april 2013
[email protected]
Begeleiding: Arthur Polspoel & Jan Michels
Noteer ook alvast: Studiedag: Sacraliteit in de religieuze kunst (15 maart 2013) Studiedag: Muziek en liturgie (mei 2013)
Plaats: Mariahove Bellem – Prijs: 370 euro Inschrijven: Jan Michels – tel. 09 224 37 69
[email protected]
58
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
over de grenzen Geestelijk verzorging in het revalidatieziekenhuis Reade in Amsterdam Door Anne Vandenhoeck
In centrum Amsterdam ligt het Reade ziekenhuis, gespeciali seerd in revalidatie (klassieke hospitalisatie) en reumatologie (daghospitalisatie). Tijdens de consultatie van het European Network for HealthCare Chaplains in Mennorode (juni 2012) werden door de deelnemers ziekenhuizen en woon- en zorgcentra bezocht in Amsterdam met de bedoeling kennis te maken met geestelijke verzorging in de praktijk. Een groepje bezocht het Reade ziekenhuis, waaronder ondergetekende. Voor wie niet bekend is met het Nederlandse systeem even een opfrissing. Geestelijk verzorging is een naam die ver wijst naar de levensbeschouwelijke en spirituele zorg die door een professioneel gevormd iemand vanuit de Joodse, Protestantse, Islamitische, vrijzinnige, Hindu of Katholieke traditie kan gegeven worden. Geestelijk verzorgers hebben in Nederland een beroepsvereniging die bestaat uit zes
s ecties , één voor elke bovenvernoemde levensbeschou wing. De VGVZ (vereniging voor geestelijk verzorgers in verzorgingsinstellingen) telt ongeveer 800 leden en vierde vorig jaar haar veertigste verjaardag. Het Reade ziekenhuis in Amsterdam heeft momenteel drie parttime geestelijk verzorgers, wat uitzonderlijk blijkt voor een revalidatiehuis. In de VGVZ zijn er een achttiental gees telijk verzorgers die tewerkgesteld zijn in gespecialiseerde revalidatiehuizen, maar de meesten zijn maar enkele uren vrijgesteld en staan alleen in de voorziening. De achttien geestelijk verzorgers komen regelmatig samen, telkens in een andere voorziening, voor intervisie. De directie van het Reade ziekenhuis investeert duidelijk in geestelijke verzor ging en vindt dit belangrijk. In Reade werken Elsbeth Littooij,
Anne Vandenhoeck [ over de grenzen ] 59
protestants dominee, Hielke Bosma, humanistisch raads man en Suzan Doodeman, geestelijk verzorger in training. Elsbeth en Hielke hopen Suzan te kunnen behouden om mee te werken aan een onderzoek dat de dienst geestelijk verzorging zal uitvoeren in het revalidatieziekenhuis (zie infra). Samen zijn ze aangenomen voor 40 uren. Het Reade ziekenhuis telt 120 gehospitaliseerde patiënten en 500 pa tiënten in het dagziekenhuis, voornamelijk reumapatiënten. Suzan is recentelijk, na heel wat overleg met andere discipli nes, begonnen met een gespreksgroep over zinbeleving in het dagziekenhuis. Bij het binnenkomen in het ziekenhuis loodsen de drie geestelijk verzorgers ons eerst mee naar de stille ruimte in de inkomhal. Centraal gelegen dus, mooi geïntegreerd en voor iedereen makkelijk bereikbaar. In een kleine nis een Maria-icoon met bloemen en woorden die verwijzen naar spiritualiteit op de muur. De geestelijk verzorgers zijn vier van de zeven dagen aanwe zig in het ziekenhuis. In de weekends zijn er geen vieringen in het revalidatieziekenhuis omdat heel veel patiënten dan even naar huis gaan. Er is wekelijks een dienst op woens
60
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
dag. De geestelijk verzorgers hebben individuele gesprek ken en doen groepsactiviteiten. Eén van die activiteiten is de meditatiegroep waarin patiënten de kans krijgen om spirituele oefeningen te doen en hun innerlijke krachten le ren aanwenden in het revalidatieproces. Net zoals op enkele revalidatie afdelingen in Vlaanderen, moeten de geestelijk verzorgers activiteiten en bezoeken op voorhand inplannen in de agenda van patiënten of afdelingen. Spontane contac ten gebeuren in de hal, de cafetaria en de wachtruimte voor fysiotherapie of ergotherapie. De meeste revalidatiepatiën ten hebben het moeilijk na hun ontslag. Ze missen de groep van lotgenoten, de intensieve therapieën, de ondersteuning. Opvallend is dat de geestelijk verzorgers van het beleid toe stemming krijgen om contact te hebben met ontslagen revalidatiepatiënten tot maximaal drie maanden na het ont slag. Zo wordt ondersteuning nog even verdergezet. Opval lend is ook de relatie die de geestelijk verzorgers opbouwen tussen de voorziening en de omliggende gemeenschap pen. De maandelijkse bijbelgroep bijvoorbeeld, wordt bij gewoond door externe en interne leden. In een revalidatie context moeten patiënten werken met doelen, vooruitgang maken, zich concentreren op zoveel mogelijk beter worden. In hun aanbod benadrukt de geestelijk verzorging dat het le ven nu ook belangrijk is en dat de uitdaging kan zijn om het leven te dragen zoals het nu is. Ze focussen op het belang van levenskunst, ook en juist in moeilijke omstandigheden. Een geneesheer specialist in revalidatie geeft ons vervolgens uitleg bij de nieuwste toestellen die spierkracht en bewe ging testen. Hij nodigde de geestelijk verzorgers onlangs uit om over de spirituele noden van revalidatiepatiënten te komen praten voor zijn collega’s artsen. Het is een teken van erkenning voor de waardevolle bijdrage die de geestelijk verzorgers leveren aan de integrale zorg en voor de plaats die ze hebben weten uitbouwen in de voorziening. Gees telijk verzorger Elsbeth wil graag onderzoek verrichten naar het belang van zin en betekenis bij revalidatiepatiënten met hersenletsel en beschadiging van de ruggengraat. Geestelijk verzorger Hielke wil graag onderzoek doen rond onmacht in revalidatie. In zijn uitleg verwees de arts naar het komende onderzoek van Elsbeth waaraan hij ook zal meewerken.
De geestelijk verzorgers gaven aan goed geïntegreerd te zijn in het revalidatieziekenhuis. De twee beroepsgroepen waar soms spanningen mee ontstaan zijn, niet verrassend, de sociaal werkers en de psychologen. Het was in ieder geval een interessant bezoek met drie enthousiaste, gedreven en deskundige gastvrouwen/gastheer.
Links: • http://reade.nl/home • www.vgvz.nl • www.enhcc.eu
Anne Vandenhoeck [ Meertaligheid voor pastores ] 61
Op de website van Reade: Ook de geestelijk begeleiders leveren hun bijdrage aan de innovatiekracht van Reade door het doen van weten schappelijk onderzoek. Twee onderzoeksgebieden zijn momenteel actueel, te weten ‘Machteloosheid en verwer king van machteloosheid bij dwarslaesierevalidatie’ en ‘Op zoek naar continuïteit. Veranderingen in zingeving na een dwarslaesie of hersenletsel’.
Machteloosheid en verwerking van machteloosheid bij dwarslaesierevalidatie Dwarslaesierevalidanten hebben te maken met verlies. In de eerste plaats verlies van de functionaliteit van een deel van het lichaam. Dit verlies heeft vaak verdere gevolgen: bepaalde activiteiten en taken kunnen niet meer uitgeoe fend worden, waardoor men geconfronteerd wordt met beperkingen, wat zijn weerslag heeft op de persoon en zijn omgeving. Een belangrijke ervaring van revalidanten is het verlies van controle. De revalidant ervaart dat hij veel ogenschijnlijk eenvoudige en kleine dingen, maar ook ingrijpende zaken niet meer onder controle heeft. Men verliest de ‘grip’ op zichzelf en op de wereld om zich heen. Een zeer beangstigende en alarmerende ervaring. Dit onderzoek wil zich richten op deze ervaring en de (persoonlijke) reacties daarop van de revalidanten zelf en van behandelaren en verpleging. Contactpersoon voor meer informatie: Hielke Bosma
Op zoek naar continuïteit. Veranderingen in zingeving na een dwarslaesie of hersenletsel Het krijgen van een dwarslaesie of hersenletsel is een ingrijpende gebeurtenis in een mensenleven, waarna het leven nooit meer hetzelfde is. Er zal gezocht moeten worden naar nieuwe manieren van leven, van omgaan met de ontstane beperkingen. Hoe doen mensen dit? Hoe vind je zin, hoe geef je betekenis aan iets wat zo ingrijpend is? Verandert zo’n gebeurtenis je visie op het leven? Word je een ander mens? Of blijven je basiswaarden gelijk en veranderen alleen je mogelijkheden om vorm te geven aan je leven? Voor dit onderzoek is het DNS-Fellowship toegekend. Contactpersoon voor meer informatie: Elsbeth Littooij http://reade.nl/top/research/onderzoeken/zingeving
62
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
UITSMIJTER 999 keer bezorgd! Door Hilde Van der motte
De zomerse hitte houdt mij met haar zeldzame tropi sche temperaturen binnenshuis en zet mij aan tot een ietwat gezellig opruimklusje, zo eentje dat probleem loos en zonder nare nevenverschijnselen binnen de va kantiedagen kan gebeuren. Als ik aan de dozen met de fotoalbums kom, kan ik het niet nalaten om even in het beeldarchief van onze familiegeschiedenis te duiken. Behoedzaam neem ik uit een doos het Eerste-Commu niealbum van onze dochter. Op één van de eerste blad zijden ontdek ik haar aandenken voor de familie: een foto, een tekening én… een verhaaltje. Als de waarheid uit een kindermond komt, dan is het ook niet vreemd dat schrijvers op hun beurt een haast kinderlijk plichtsbewustzijn voelen om die waarheid in kinderverhaaltjes te stoppen: rechtaan, rechtuit, doodsimpel, hoogstens opgesmukt met vrolijke fanta sietjes en kleurrijke franjes. Daarom ook dat deze vorm van literatuur ons vaak in alle eenvoud en klare taal vertelt waar het in het leven om draait. Noem het maar levenswijsheid in kindertaal, maar uiteindelijk steeds op mensenmaat: voor kleine en grote mensen. Ik bedenk dit alles terwijl ik glimlachend naar de duizendpoot kijk – een dertienpoot om eerlijk te zijn, als je snel even de pootjes telt – die mijn dochter 14 jaar geleden heeft ge tekend. Het groene beestje illustreert het verhaaltje dat
wij toen samen kozen, om een mooi moment in haar leven te vieren. Leest u misschien even mee: ‘Op een mooie lentedag wandelde een duizendpoot gezellig in de zon. Dromend en genietend merkte hij het stuk glas niet. Ai! Met zijn 236ste poot raakte hij de scherpe kant! Telkens hij met het gekwetste pootje de grond raakte, deed dat heel veel pijn. Toen zei één van de 999 andere pootjes: “lieve voetgenoten, wij zijn met zovelen, waarom zouden we dat ene zieke pootje niet laten rusten” Blij trok het zieke pootje zich omhoog, zodat het bij het wandelen geen grond meer raakte en geen pijn meer voelde. En de duizendpoot genoot weer lekker van de zon!!!’ Daaronder schreef ons dochtertje in haar mooiste hand schrift: Ik dank je voor je wens, je lach, je geschenk, je zoen, en voor al wat je steeds voor mij wil doen! Ik kijk naar mijn kleine meid op de foto. U zou haar nu moeten zien: ze is de grote zus geworden, net het huis uit, die altijd flink zorg heeft gedragen voor de broers. Gelukkig –glimlach ik naar haar en mezelf – geloven kinderen ook daadwerkelijk in de boodschap van die heerlijke verhaaltjes!
Hilde Van der motte [ UITsmijter ] 63
“And the winner is…!” “De prijs voor de beste… gaat naar…!” Met slechts één oog en een half oor open, zag en hoorde ik in het voorjaar de Oscaruitreikingen op tv. Maar toch: de aankondigingen die mijn brein in een flits registreerde, brachten me op een idee voor onze jaar lijkse personeelsviering – lees eucharistieviering . Wees gerust, niet de glitter en de glamour inspireerden me, maar de gebruikte uitdrukkingen. Er nestelde zich met een een slogan in mijn hoofd: “Onze warme aandacht gaat naar… elkaar!” Daarmee was niet alleen de titel, maar ook de inhoud van de viering geboren. Het zou een stilstaan worden bij de zorg voor elkaar als draagvlak voor ons professioneel en persoonlijk leven. Hebt u goed gelezen wat ik schrijf? Stilstaan bij de zorg voor elkaar, in een eu charistieviering. Deze keer zou het ziekenhuispersoneel geen bijscholing krijgen over dit onderwerp, geen voor dracht beluisteren in een symposium. Wanneer we als collega’s samen komen in een eucharistieviering is dat Anders Samen Hoopvol Durvend Getuigend Bezield Bezielend Vierend Uitnodigend Liturgie is een open ruimte die je vanuit het dagelijks leven met schroom binnentreedt. Een ruimte ons ge geven. Ze ademt wat mensen overstijgt… (tekst Mag dalenakerk, Brugge) In die sacrale sfeer wou ik samen met de personeelsleden van het ziekenhuis stil worden, bidden rond, nadenken over ons leven, ons werk en de
zorg die we daarbij voor elkaar kunnen opnemen. Met ons wel en wee, met alles waar ons hart en gemoed vol van is, hebben we die avond in maart stil en hardop uitgesproken dat het deugd doet om als collega’s op deze manier bij elkaar te zijn. We hebben ons evenzeer durven bevragen hoe het in de praktijk zit met die broodnodige zorg voor elkaar… We zijn er dichter en anders bij elkaar kunnen komen dan op de werkvloer. De conversatie en de gedachte over zorg heeft er een inhoud gekregen, die we niet altijd onder de werkuren zouden kunnen verwoor den: bang omdat anderen ze ‘flauw’ vinden, of gewoon omdat er geen tijd voor is. Het belang, de waarde, de tederheid, de levensnoodzakelijkheid van zorg dragen voor elkaar, werd hier bovendien vanuit de juiste invals hoek benaderd: schroomvol en toch intens. Zoals zorg dragen zelf ook nooit vertrekt vanuit grote daden, maar steeds begint met toegewijde aandacht, vanuit een stil le, betrokken blik die ziet hoe mensen zich echt voelen. Het komt er op aan bewogen te raken, en dan zelf be wegen, iets doen, zorgen voor elkaar. Ons samenleven en samenwerken staat of valt hier mee: of er al dan niet bezorgdheid is om elkaar en om wat een ander over komt. Dat hebben we uitgesproken, dat hebben we in vraag gesteld, daarvoor hebben we gebeden. Samen zijn in een eucharistieviering, had een heel specifieke draagkracht, omdat deze vorm van vieren uitdrukt dat mensen samen willen zijn, gemeenschap vormen. Juist in die sfeer hebben we ons in stilte en ge bed gebogen over zorg dragen voor elkaar: het was een sterke ervaring. Ook voor vele collega’s die nog weinig kerkelijke voeling hebben, heeft dit liturgisch gebeuren ‘gewerkt’. Zij hebben wellicht meer aan de bezinnende
64
PASTORALE PERSPECTIEVEN 156 - 2012/3
intermezzo gehad dan aan de gebeden, maar mij hoor je daarover niet morren wanneer ze dankbaar het kerk gebouw verlieten, woord en gedachtegoed meene mend naar hun leefwereld en de werkvloer. Dag in dag uit, zie ik ondertussen collega’s voor elkaar zorgen. Of niet. En wat het teweeg brengt. Of juist niet. De personeelsviering heeft daar (wellicht) niets aan ver anderd, en toch – wie weet – misschien denkt er af en toe nog eens een enkeling aan terug. Ach, laat mij toch maar graag geloven (ik ben een gelovige…) dat er zich ergens in het onbewuste wel iets nestelt van die krach tige boodschap, op die mooie avond samen. Daarom is het ook goed om blijven samen te komen. Het kan
ook zijn dat er vroeg of laat bij iemand het tekstboekje van de viering nog ergens opduikt, zoals ik vandaag het Eerste-Communiekaartje van onze dochter opdiepte uit een fotodoos. Misschien valt zijn of haar oog dan wel op de titel “Onze warme aandacht gaat naar … elkaar” en herinneren ze de boodschap van die avond. Net zoals ik maar naar de dertienpoot moet kijken en de eerste regels van het verhaaltje moet lezen, om te herinneren en te weten dat het doodsimpel is om de handen – euh pootjes? – in elkaar te slaan om 999 keer zorg te dragen voor elkaar! Hilde Van der motte Ziekenhuispastor in het Algemeen Ziekenhuis te Diest.
P706268 Afgiftekantoor: Brussel 4
pastorale perspectieven September 2012 nr 156
Inhoudstafel 3 BESLAGEN IN DIALOOG
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
Dominiek Lootens
5 INTEGRATIE
De uitdaging voor spirituele zorgverlening in een interdisciplinaire context Bert Verbeke en Frédérique Vanneuville
15 PERMANENTE MACHTSSTRIJD OF HARMONIEUZE SAMENWERKING?
Aanzetten tot vorming en gesprek over de samenwerking tussen psychologen en pastores in algemene ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen Annemie Dillen en Anne Vandenhoeck
23 ZORG VOOR DE ZORGENDEN
Een pastorale competentie? Ria Vercamer
29 HET WELZIJN VAN DE ZORGVERLENER Zelfzorg als basis Chris Van de Veire
Rob De Waepenaere
Een duurzaam tweespan Daniëlle Consoul
46 UITGELEZEN
perspectieven
40 WELZIJNSZORG EN ADVENT
pastorale
38 GEBED VAN DE PASTOR
Beslagen in dialoog over inter- en intradisciplinaire samenwerking
Bernadette Verbruggen
58 OVER DE GRENZEN
nr 156
56 AANKONDIGINGEN Anne Vandenhoeck
Hilde van der Motte
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
September 2012
62 UITSMIJTER
integratie.
De uitdaging voor spirituele zorgverlening
OVER DE GRENZEN.
Revalidatieziekenhuis in Amsterdam
welzijnszorg en advent. Een duurzaam tweespan