P706268 AFGIFTEKANTOOR 2000 ANTWERPEN X
PASTORALE perspectieven Maart 2012 nr 154
INHOUDSTAFEL
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
3 TEN GELEIDE
Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5 MEERTALIGHEID VOOR PASTORES Zeven manieren om iets te zeggen over wie we zijn. Anne Vandenhoeck
13 WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN Ervaringen van een beginnend pastor. Ine Pauwels
19 OP ZOEK NAAR BEZIELING
Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector. Johan Verstraeten
26 PASTORALE ZORG UITGEDAAGD Meertalig en geïnspireerd Koen De Fruyt
30 GEBED VAN DE PASTOR
Meertaligheid en spiritualiteit IN DE PASTORALE ZORG
32 PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES Een hefboom voor werk- en levenskwaliteit.
40 UITGELEZEN
51 AANKONDIGINGEN 53 GERAAKT!
perspectieven
Bernadette Verbruggen
PASTORALE
Erik Herrebosch & Jef Stevens
Koen De Fruyt
55 UITSMIJTER
nr 154
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
Maart 2012
Hilde Van der motte
WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN. Ervaringen van een beginnend pastor
OP ZOEK NAAR BEZIELING. Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector
Pastorale zorg uitgedaagd: MEERTALIG EN GEÏNSPIREERD
Colofon
Enkele richtlijnen voor artikels:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich tot pastores die werkzaam zijn in zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, om de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores.
• • • • • • • •
Abonnementen Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij een nieuw abonnement ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt voor 31 december van de lopende jaargang.
Kostprijs Een abonnement kost 35 euro. Een los nummer kost 10 euro. De verzending is telkens inbegrepen. Abonneren en bestellen kan via de website van Caritas Vlaanderen (www.caritas.be).
Redactie Regine De Bruycker (administratie), Koen De Fruyt, Annemie Dillen, Dominiek Lootens (eindredactie), Lien Mahieu, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredactie), Claude Vandevoorde, Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever), Filip Zutterman.
digitaal bezorgen aan de redactie, in een word- document, zonder opmaak minimum 1000 woorden, maximum 4000 duidelijke en evenwichtige structuur, met onder verdeling in titels en subtitels enkel noodzakelijke voetnoten opnemen achteraan in het artikel referenties naar de be- langrijkste literatuur opnemen naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (ca. 100 woorden) een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoe- gen (naam, functie, achtergrond,…) een digitale foto van de auteur(s)
De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria (die gevonden kunnen worden op de website van Caritas Vlaanderen). Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Redactieadres:
Toekomstige thema’s:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Liefdadigheidstraat 39, 1210 Brussel 02 / 608 00 72
[email protected]
• Pastorale zorg bij afhankelijkheidsproblematiek • De ‘mindfulle’ pastor • Spiritualiteit en depressie
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
[ INHOUDSTAFEL ] 1
INHOUDSTAFEL 3
TEN GELEIDE Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5
MEERTALIGHEID VOOR PASTORES Zeven manieren om iets te zeggen over wie we zijn
Anne Vandenhoeck Wat kunnen we zeggen over wie we zijn? Op basis van die vraag laat Anne Vandenhoeck zien voor welke uitdagingen Vlaamse pastores staan. Wat zeggen de cijfers, welke rol speelt theologische reflectie, hoe verhouden pastores zich tot de kerkgemeenschap en tot de voorziening, wat is pastorale professionaliteit, en welke rol speelt onderzoek? Anne speelde een centrale rol bij de oprichting van de beroepsvereniging voor katholieke pastores. Ze eindigt haar bijdrage met een reflectie op de opdracht van die vereniging. 13
WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN Ervaringen van een beginnend pastor
Ine Pauwels Sinds oktober 2009 werkt Ine Pauwels als pastor in het UZLeuven. Ze getuigt in deze bijdrage op indringende wijze hoe ze op de neonatologie de begeleiding opneemt van ouders en familie. Samen met haar collega’s en andere zorgverleners zet ze een mooie traditie voort van pastorale zorg die toegankelijk, deskundig en gelovig inspeelt op spirituele vragen. 19
OP ZOEK NAAR BEZIELING Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector
Johan Verstraeten Pastores kunnen in de zorgsector een zingevingscontext aanreiken waardin patiënten niet herleid worden tot zorgobjecten, en waarin medewerkers als mens zo volledig mogelijk kunnen openbloeien. Maar dat vraagt ook om een verandering van de organisatiecontext waarin pastores en zorgverleners werken. Johan Verstraeten roept leidinggevenden op om hun “oogkleppen” af te zetten en hij houdt een pleidooi voor spirituele ontvankelijkheid.
2
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
26
PASTORALE ZORG UITGEDAAGD Meertalig en geïnspireerd
Koen De Fruyt Een dag in het leven van een psychiatriepastor. Koen De Fruyt geeft ons een inkijk in zijn gedachtenwereld, terwijl hij terugblikt op een goedgevulde werkdag. Hij begint zijn dag met meditatie en aandacht voor zijn ‘vege lijf’. Zijn spiritualiteit is er één van niet-weten, bekrachtiging, filosofische reflectie en kritische loyaliteit.
30 32
GEBED VAN DE PASTOR PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES Een hefboom voor werk- en levenskwaliteit
Erik Herrebosch & Jef Stevens Wie pastorale stage doet, zich nog in de aanvangsfase van de eigen loopbaan bevindt of van werkveld verandert, heeft recht op praktijkbegeleiding. Erik Herrebosch en Jef Stevens onderscheiden zes vormen van praktijkbegeleiding en schetsen hiervan de gelijkenissen en verschillen. Mede door de crisis in de kerk, lijkt de pioniersfase van praktijkbegeleiding in Vlaanderen achter de rug. De auteurs vatten hun jarenlange ervaring in een kader dat bruikbaar is om doelgericht te blijven werken aan de professionaliteit en levenskwaliteit van pastores.
40 51
UITGELEZEN Bernadette Verbruggen AANKONDIGINGEN
53
GERAAKT! Koen De Fruyt
55
UITSMIJTER Hilde Van der motte
[ TEN GELEIDE ] 3
TEN GELEIDE
Beste Lezer, U had het misschien op het eerste zicht niet herkend, maar u heeft wel degelijk uw vertrouwde tijdschrift Pastorale Perspectieven in handen. Zoals aangekondigd vond de redactieraad het na vijf jaar goed om eens stil te staan en te evalueren om dan met vernieuwde inspiratie er terug tegenaan te gaan. Bij het lezen van de antwoorden op de vragen uit de enquête was het geruststellend om te zien dat veel lezers tevreden zijn over de aanpak van het tijdschrift. Vooral het themadeel, de recensies, en de rubrieken ‘Over de grens’ en ‘Uitsmijter’ werden geapprecieerd. Die blijven dan ook behouden. Voor de aankondigingen en het nieuws gaan we in de toekomst meer en meer doorverwijzen naar de Elisabethwebsite, zoals ook reeds voor de vacatures het geval is. Er komen ook enkele rubrieken bij: een extra rubriek ‘Geraakt!’, waar we telkens een pastor aan het woord laten over welk boek, welke film, welke gebeurtenis haar of hem geraakt heeft. We willen peilen naar die ervaringen die doorslaggevend zijn voor wie je als pastor bent. Koen De Fruyt bijt de spits af met een getuigenis over hoe een boekje met ‘miniscule levens’ tot grote mildheid en barmhartigheid stemt. Een andere nieuwe rubriek is het ‘gebed van de pastor’. Een oude kerkelijke wijsheid zegt: ‘lex orandi, lex credendi’. Vrij vertaald wil dat zeggen ‘de manier waarop je bidt, zegt iets over de manier waarop je gelooft’. En het is precies dat waar we in beide nieuwe rubrieken naar op zoek zijn: het geloof, de spiritualiteit van de pastor.
Hoe geven pastores, die stevig verankerd zijn in onze samenleving, vorm en uitdrukking aan hun christelijke inspiratie? Tastend en twijfelend, met veel creativiteit, of vol overtuiging? Dat brengt ons naadloos bij het thema van dit nummer van Pastorale Perspectieven: meertaligheid én spiritualiteit. Een onafscheidelijk duo als het gaat om de beschrijving van het beroep van pastor. Een hedendaagse pastor in de gezondheids- of welzijnszorg is een ware polyglot, dat is ‘iemand met een hoge graad van taalbeheersing in verschillende talen’. Anne Vandenhoeck beschrijft enkele van die talen in haar bijdrage. Johan Verstraeten voegt daar een pleidooi aan toe voor gegronde spiritualiteit. Deze beide lezingen worden aangevuld met de twee getuigenissen die op het startcongres van de beroepsvereniging van 15 oktober gebracht werden, door Ine Pauwels en Koen De Fruyt. De Beroepsvereniging voor Katholieke Pastores in de Gezondheids- en Welzijnszorg heeft ondertussen haar eerste verjaardag gevierd, want de officiële oprichtingsakte werd op 31 januari 2011 ondertekend door de adviesraad. Er is in dat eerste jaar achter de schermen heel veel gebeurd. In de aanloop van het startcongres registreerden zich een goeie 180 leden, en op 15 oktober werden uit deze groep tien bestuurders verkozen. De raad van bestuur
4
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
selecteerde zes doelstellingen waarrond ze in de komende tijd wil werken: 1. Bescherming van het beroep en ijveren voor een wettelijk statuut; 2. ontwikkelen van een deontologie van de pastor; 3. ontwikkelen van normen voor het aantal mandaten voor pastores per patiëntengroep; 4. nadenken over de inhoud van het beroep in verhouding tot andere levensbeschouwingen; 5. een duidelijke omschrijving nastreven van de verhouding tussen de zendende instantie en de feitelijke werkgever; en 6. bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep! Voor elk van deze doelstellingen werd een‘taskforce’samengesteld. Het is evident dat we voor het realiseren van deze doelstellingen niet over één nacht ijs kunnen gaan. Het werken aan een officiële erkenning met bijhorend statuut is een werk van lange adem. We mogen ons daarom niet blindstaren op het eindresultaat, maar proberen langzaam maar zeker realistische stapjes te zetten in de goede richting. Meer nog dan de erkenning van ons beroep gaat het om de erkenning van de patiënt, bewoner of cliënt, en van de zinvragen die leven bij mensen die op één of andere manier met onze gezondheidszorg in aanraking komen. De algemene vergadering van 2 juni wordt daarom een heel belangrijk moment voor de beroepsvereniging. In de tussentijd zullen we via de Elisabethwebsite en de individuele ledenpagina’s reeds verslag brengen van de gemaakte vorderingen, maar op de algemene vergadering nemen we de tijd om de werking en de eerste resultaten grondig voor te stellen, en kunnen de leden hierover vragen stellen en bemerkingen formuleren. Begin mei ontvangen alle leden daartoe de nodige documenten. Alle informatie over het lidmaatschap en de lidmaatschapsbijdrage staan op Elisabeth bij de pagina’s van de beroepsvereniging.
“Meer nog dan de erkenning van ons beroep gaat het om de erkenning van de patiënt, bewoner of cliënt, en van de zinvragen die leven bij mensen die op één of andere manier met onze gezondheidszorg in aanraking komen.” Vijf jaar geleden werd de toenmalige Pastorale Nieuwsbrief in een nieuw kleedje gestoken. De titel van het eerste nummer in deze nieuwe inkleding luidde: ‘Is pastoraal present in Vlaanderen?’ Vijf jaar later is het antwoord op deze vraag duidelijk: pastorale zorg is present in Vlaanderen, meertalig en geïnspireerd! In de nabije toekomst werken we verder op hetzelfde elan. Een van de vragen die ons in de komende vijf jaren zal bezighouden, is: ‘Is pastoraal erkend in Vlaanderen (of beter: België)?’, in de wereld van de gezondheids- en welzijnszorg, én in de kerkgemeenschap? Hoewel deze vraag van groot belang is, mogen we er ons niet op blindstaren. Meer nog dan de erkenning van ons beroep gaat het om de erkenning van de patiënt, bewoner of cliënt, en van de zinvragen die leven bij mensen die op één of andere manier met onze gezondheidszorg in aanraking komen. Wij wensen u veel leesgenot, Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens Eindredactie
Anne Vandenhoeck [ MEERTALIGHEID VOOR PASTORES ] 5
‘Jullie hebben best wel een sexy beroep’, zei een bekende senator met als hobby kerkelijk recht toen we vanuit de kerngroep de eerste wankele pasjes in de politiek zetten, ‘je moet er meer mee in de media komen!’1. Zo eenvoudig is dat niet. De meeste ziekenhuisseries bijvoorbeeld, vertonen een groot gat wat pastores betreft. Maar laat nu ER (Emergency Room) plots een jonge vrouwelijke pastor opvoeren: Julia Dupree2. Dr. Gates, een spoedarts, is geïntrigeerd door het verschijnen van Julia en spreekt haar aan nadat ze een zwangere patiënte heeft ondersteund. In het gesprek worden een aantal herkenbare vooroordelen over de pastor ontkracht: ‘ Oh, jij vertelt patiënten dat ze gerust kwaad mogen zijn op God?’, ‘Oh, je moet een opleiding volgen voor pastor?’ en ‘Oh, je kunt dus pastor zijn zonder geloften af te leggen?’3. Amerikaanse pastores waren even geïntrigreerd als dr. Gates over het plotse verschijnen van Julia in ER en op websites kun je hele discussies vinden over de al dan niet goede interventies en uitspraken van Julia volgens de echte chaplains4.
MEERTALIGHEID VOOR PASTORES Zeven manieren om iets te zeggen over wie we zijn. Door Anne Vandenhoeck
Je kunt van mening verschillen over Julia’s uitspraken, maar één ding staat vast: het is geen toeval dat de eerste grote scene met een pastor in een internationaal afgespeelde reeks begint met de onduidelijkheid en de vooroordelen rond haar identiteit. Het is en blijft moeilijk voor pastores om te omschrijven wat ze doen en voor anderen om het te kunnen plaatsen. Wie is de pastor? Die vraag is nooit definitief, exact wetenschappelijk en eenduidig te beantwoorden omwille van de eigenheid van onze specialisatie. Het is geruststellend om te kijken naar allerlei onderzoekers (zoals artsen, psychologen en sociologen) die vandaag proberen het begrip religie en spiritualiteit te definiëren voor ze aan een empirisch onderzoek erover beginnen en onvermijdelijk botsen op het feit dat een éénduidige omschrijving moeilijk is. Ze moeten een keuze maken uit talloze bestaande definities en omschrijvingen die meestal variëren in de mate waarin het transcendente een plaats krijgt.
En als zij al niet eenvoudigweg kunnen uitdrukken waarover het gaat, wat moeten wij dan zeggen? We zijn dus niet alleen in ons beperkt vermogen om die realiteit te omschrijven. Dus is de vraag misschien niet ‘wie zijn we?, maar eerder ‘wat kunnen we zeggen over wie we zijn?’. In onze bijdrage kiezen we zeven invalshoeken om daarover een licht te laten schijnen, zonder de pretentie volledig te zijn. Telkens formuleren we daarbij een uitdaging voor de opstartende beroepsvereniging. We kiezen niet om de vraag ‘wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit patiënten, cliënten en bewoners’ te beantwoorden omdat de getuigenissen van Ine Pauwels en Koen De Fruyt daarop focussen. 1. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn in de taal van cijfers? Een recente peiling in het voorjaar van 2011 door Caritas Vlaanderen, geeft volgende resultaten over
1. De kerngroep bereidde de start van de beroepsvereniging voor en bestond uit zeven mensen (Dominiek Lootens, Bert Vanderhaegen, Ria Vercamer, Filip Zutterman, Bruno Aerts, Pieter Vandecasteele, Koen De Fruyt en Anne Vandenhoeck). 2. Het personage van Julia Dupree is te zien in jaargang 14 van ER en duikt voor het eerst op in aflevering 5. 3. http://www.youtube. com/watch?v=8plSLbilcCg
6
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
het aantal pastores per sector, wie van hen boven of onder de 65 jaar is en hoeveel van hen priester zijn5: Aantal pastores
+ 65/-65
Priesters/ anderen
Ouderenzorg
294
180/114
120/174
Algemene ziekenhuizen
228
25/203
44/184
Psychiatrische ziekenhuizen en PVT’s
59
6/53
7/52
Sector OPH
37
8/29
9/28
Totaal
618
219/399
180/438
Er zijn 618 mensen vrijgesteld om als pastor te werken in de gezondheids- en welzijnszorg. In vergelijking met dezelfde bevraging in 2009 is dat aantal gevoelig gedaald. Dat komt voornamelijk omwille van de oudere aalmoezeniers (momenteel een 120tal) die nog dienst doen in woon- en zorgcentra waar ze zelf vaak ook verblijven. We zien dat als deze mensen uitvallen of sterven, ze meestal niet vervangen worden door lekenpastores. Dit heeft in de eerste plaats een financiële oorzaak. Ouderenvoorzieningen (net zoals voorzieningen in de sector Ondersteuning van Personen met een Handicap) krijgen geen toelage voor levensbeschouwing en moeten uit eigen zak een pastor betalen. In onderhandelingen met politici moet dit voor de beroepsvereniging een prioritair aandachtspunt zijn. De uitdagingen voor de beroepsvereniging zijn duidelijk: zorgen voor een statuut waar financiering aan vasthangt en tegelijk het beroep aantrekkelijk maken zodat er ook mensen zijn die het willen doen. 2. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit theologische reflectie en een geloofstaal? Om theologisch te reflecteren hebben pastores hun geloofstaal of moedertaal nodig. Die taal wordt bijna niet verstaan door anderen. Als je de taal van de an-
“Het is en blijft moeilijk voor pastores om te omschrijven wat ze doen en voor anderen om het te kunnen plaatsen. Wie is de pastor? Die vraag is nooit definitief, exact wetenschappelijk en eenduidig te beantwoorden omwille van de eigenheid van onze specialisatie.” der niet verstaat, dan word je achterdochtig: ‘wil die bekeren? bezweren? ons tegenwerken? patiënten kwaad doen?’ Ine Pauwels zal in haar bijdrage het voorbeeld geven van het woord ‘zegenen’ dat voor pastores behoort tot hun moedertaal en voor de vroedvrouwen een groot mysterie bleek. Maar wat zegt een theologische reflectie en een geloofstaal over wie we zijn? Een theologische reflectie poogt de werkelijkheid te verstaan in het licht van het geloof in God zoals die zich aan ons openbaart. Om de werkelijkheid van het pastoraat te verstaan in het licht van het geloof in God blijken verhalen heel belangrijk te zijn voor pastores. Ze motiveren en duiden hun werk met verhalen zoals de barmhartige Samaritaan, of de Syrofenicische vrouw (patiënten of bewoners die je roeping verder aan jou openbaren), of de genezing van de bezetene in Marcus 5 (Jezus vraagt aan de bezetene zijn naam en raakt hiermee de mens voorbij de ziekte aan). Of ze laten zich inspireren door het geheel van verhalen over Jezus. Dat speelt bijvoorbeeld een rol wanneer pastores zich afvragen of ze nog langer nodig zijn op de door zorgverleners druk bevolkte afdelingen van oncologie. Moeten ze niet gaan waar niemand gaat? Ten tweede zijn de verhalen van de mensen met wie ze in contact komen belangrijk, ja vaak Goddelijk, voor pastores. Ze zijn onder de indruk van de veerkracht en spiritualiteit van mensen en over het feit dat ze zoveel met pastores delen. Het is niet eens een grote stap om vanuit de verhalen van
4 Het werd gewaardeerd door pastores dat Julia sprak over haar lage loon, over activiteiten buiten patiëntenbezoek (zoals vorming geven) en over rituelen die ze doet. Eén ritueel wordt getoond in de serie waar het personeel van spoedgevallen veel aan heeft: een zegeningsritueel van de handen. Meer discussie is er rond de aflevering ‘Atonement’ waar Julia wordt buitengezet door een patiënt die vergeving zoekt. Ze blijkt, met haar empathische, non directieve antwoorden, niet de juiste persoon te zijn voor deze boze patiënt. Zie bijvoorbeeld N. BERLINGER, From
Anne Vandenhoeck [ MEERTALIGHEID VOOR PASTORES ] 7
patiënten, bewoners, cliënten en zorgverleners de werkelijkheid te verstaan in het licht van hun geloof. Pastores zijn dus dragers en vertellers van waardevolle verhalen. In die zin heeft narratieve theologie veel betekend voor het pastoraat in de laatste jaren. Juist omdat de geloofstaal minder tot niet verstaanbaar is geworden, hebben we in de verhaaltaal, die in onze traditie stevig verankerd is, een zinvolle weg gevonden. Een weg die ook zinvol kan zijn in de dialoog met andere zorgverleners. Wat men dan een casusbespreking noemt, kan de ogen openen voor de inbreng van de ander. Naast verhalen worden ook vaak beelden uit de geloofstaal gebruikt om wie de pastor is, uit te drukken: metgezel, profeet, herder, helper, tolk, gids of wandelend sacrament6. Kortom, iemand die in en door zijn/haar werk iets van God aanwezig brengt. Pastores zouden niet alleen theologisch moeten reflecteren over wie ze zijn, over hun roeping en wat ze bijdragen tot de kerk, maar ook over wat er ervaren wordt in de context van het pastoraat. Ik denk hier bijvoorbeeld aan een theologische reflectie op dementie of op het concept van afhankelijkheid in het ouder worden. Theologische reflectie is fundamenteel voor de toekomst van ons beroep, zonder hebben we geen basis voor vertaling. We kunnen niet meertalig zijn als we onze eerste taal niet blijven ontwikkelen en spreken. Het zijn niet de voorzieningen die theologisch zullen reflecteren over de inhoud van het pastoraat en de bijdrage van pastores, zij vragen eerder een vertaling om in vacatures en functieprofielen te zetten. De uitdaging voor de beroepsvereniging is om als gesprekspartner voor vormings- en opleidingsverantwoordelijken het belang van theologische reflectie te blijven benadrukken. Het zijn vooral lekenpastores en -theologen die in de toekomst de werkelijkheid van het pastoraat in de gezondheids- en welzijnszorg zullen moeten blijven interpreteren in het licht van het geloof en de geloofstraditie.
“Theologische reflectie is fundamenteel voor de toekomst van ons beroep, zonder hebben we geen basis voor vertaling. We kunnen niet meertalig zijn als we onze eerste taal niet blijven ontwikkelen en spreken.” 3. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit onze relatie met de kerkgemeenschap? Wat zeker iets over pastores zegt, is hun dubbele binding. Aangenomen door de voorziening, worden ze ook gezonden door de kerkgemeenschap. Het resultaat is een unieke positie waarop pastores vaak hun profetisch perspectief baseren. De relatie met de kerkgemeenschap is lang vanzelfsprekend geweest, maar komt meer onder druk. Heel wat pastores zijn in het verleden, en ook nu, zo loyaal mogelijk geweest naar de zendende instantie. Dat neemt niet weg dat er uitdagingen zijn en dat er ook gekwetstheid is. We schetsen een paar voorbeelden: • We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat pastores niet alleen moeten vechten om mee te tellen in een voorziening, maar ook in de kerkgemeenschap. • Er is binnen de kerkgemeenschap een tekort aan kennis over wat pastores doen en er wordt te weinig gebruik gemaakt van hun expertise. Het lijkt soms alsof de territoriale bril de enige is die wordt opgezet. Het is niet alleen in het onderwijs dat de kerkgemeenschap nog in contact komt met alle lagen van de bevolking en met alle vormen van spiritualiteit, maar ook in de zorg.
Julius Varwig to Julie Dupree: Professionalizing Hospital Chaplains, The Hastings Center, 2008. (http://www.thehastingscenter.org/bioethicsforum/post.aspx?id=704#ixzz1XkpTR1ij) 5 Met dank aan Pieter Vandecasteele. 6 Zie ook GANZEVOORT, R.R. & VISSER, J., ZORG VOOR HET VERHAAL. ACHTERGRONDEN, METHODE EN INHOUD VAN PASTORALE ZORG, MEINEMA, ZOETERMEER, 2007.
8
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
• Sacramenten en rituelen zijn een oud zeer in de relatie met de zendende instantie. Aan de ene kant worden pastores gezonden om de zorg op te nemen, aan de andere kant kunnen ze niet voldoen aan de vraag van mensen om sacramenten. Het sacrament van de ziekenzalving zal jammergenoeg vlug verdwijnen uit de voorzieningen. Twee visies staan hier met elkaar in spanning: sommigen zien als enige oplossing een verbreding van het ambt, anderen een mandatering van leken die samengaat met hun aanstelling. Geen enkele visie biedt uitzicht op een tijdige interventie. • De dubbele worteling komt meer onder druk enerzijds doordat deze binding soms door het beleid in voorzieningen in vraag gesteld wordt en anderzijds door de manier waarop de kerk omgaat met een reeks uitdagingen. Dat maakt het moeilijker voor pastores om zich te blijven identificeren met het instituut en zorgt voor een groeiende polarisatie. We hebben het dan zowel over ethische, theologische en organisatorische uitdagingen als over de houding van het instituut tegenover de persoonlijke levenswijze van lekenpastores.
“Er is binnen de kerkgemeenschap een tekort aan kennis over wat pastores doen en er wordt te weinig gebruik gemaakt van hun expertise. Het lijkt soms alsof de territoriale bril de enige is die wordt opgezet.” Deze en andere factoren in de relatie tussen pastores en de kerkgemeenschap doen de vraag stellen welke kant het zal uitgaan met de dubbele binding. Zal het evenwicht tussen ambt en professionaliteit uit balans geraken? En zal bij de ene de nadruk meer op ambt liggen en bij de andere meer op professionaliteit? Een
onevenwicht, een te grote afstand of breuk zou voor niemand goed zijn. Maar een constructieve dialoog zal blijvende inspanningen van beide partijen vragen, gebaseerd op de traditie van ruimte in de kerkgemeenschap voor verschillende meningen en voor een kritische loyaliteit. De uitdagingen voor de beroepsvereniging liggen in het constructief meewerken aan het evenwicht tussen ambt en professionaliteit, in het zorgen voor een duidelijke omschrijving van de relatie tussen de zendende instantie en de voorziening en in het herdenken van de band met territoriale pastoraal. 4. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit de voorziening? Wat kunnen we zeggen over wie we zijn als pastor vanuit de werkgevers? Wij zijn een radertje in het geheel van de voorziening en net zoals andere beroepen hebben we professionele uitdagingen die te maken hebben met de organisatie van de gezondheidszorg en het toonaangevende verhaal in de voorziening. We schetsen er een paar: • We leven in een tijd waarin voorzieningen een draaiende deur worden. Mensen worden bij voorkeur zo kort mogelijk opgenomen in algemene en psychiatrische ziekenhuizen. In woon- en zorgcentra schieten dagverblijven en kortverblijven uit de grond. De nadruk ligt op mensen thuis verzorgen en op een vermaatschappelijking van de zorg. In voorzieningen voor mensen met een handicap komen steeds meer vormen van begeleid wonen. Dat stelt uitdagingen aan het pastoraat. Wie gaat de spirituele zorg thuis opnemen of in vormen van begeleid wonen? Gaan we evolueren naar een Zweeds model waarbij pastores niet aangenomen zijn door de voorzieningen, maar betaald en gezonden worden door de kerkgemeenschap naar voorzieningen en mensen thuis? Of worden pastores vanuit voorzieningen uitgezonden? • Naast de vermaatschappelijking is er ook de vermarkting van de zorg en de bijhorende druk om te
7 Een retentiebeleid is gericht op het zo goed en zo lang mogelijk binden van vooral artsen en verpleegkundigen (twee moeilijk te vinden personeelsgroepen) aan de voorziening.
Anne Vandenhoeck [ MEERTALIGHEID VOOR PASTORES ] 9
besparen en efficiënt te werken. Het spirituele verhaal is niet toonaangevend in de voorzieningen. Het heeft eerder een marginale plek, maar we zijn niet de enige beroepsgroep wiens verhaal in de marge leeft. Het medisch en economisch verhaal is wel toonaangevend en gezien de financiële markt wellicht steeds meer. Binnen dat verhaal zijn pastores een kostenpost, geen opbrengers. Het gevaar van een minderheid wiens verhaal niet toonaangevend is, is het zich nestelen in een calimeroperspectief, wat irriterend kan werken naar de omgeving. Een verhaal dat niet toonaangevend is, heeft daarom wel waarde en het is een uitdaging daarvoor te blijven gaan. • Tegelijk is er nadruk op kwaliteitsbeleid en human resources management. Deze evoluties scheppen ook nieuwe kansen om de expertise van pastores te vertalen. Wat kwaliteitsbeleid betreft, spreekt men al eens van het oprichten van second victims rapid response teams. Second victims zijn zorgverleners die bij ongewenste voorvallen (zoals medische fouten) betrokken zijn en op hun beurt zorg nodig hebben. Vaak zijn ze geraakt door het onnodige lijden van patiënten en familieleden. Een beleidsoptie zou dan het oprichten zijn van een intern team dat zorg kan verlenen aan betrokken personeelsleden. Omwille van hun competenties, hun vertrouwdheid met verschillende afdelingen en zorgverleners, omwille van hun vertrouwensfunctie en hun ervaring lijkt het aangewezen dat de pastor lid wordt van dit team. Pastores zien de zorg voor de zorgenden als een deel van hun takenpakket. Vanuit human resources management wordt er veel aandacht gegeven aan retentiebeleid 7. Artsen en verpleegkundigen blijven in de voorziening als ze zich uitgedaagd en ondersteund voelen. Bij die ondersteuning dragen pastores zeker een steentje bij. We stellen ons vaak te bescheiden op als pastores en passen misschien wel meer in de veranderingen en beleidsopties van de huidige voorzieningen dan we denken.
“Het gevaar van een minderheid wiens verhaal niet toonaangevend is, is het zich nestelen in een calimeroperspectief, wat irriterend kan werken naar de omgeving.” • De visie op ons beroep kan ons hinderen of bevestigen. Op zich hebben we dat ook gemeen met andere beroepen in de zorg. Alleen hebben wij het bijkomende feit van de binding met de zendende instantie. We worden vaak bekeken vanuit de eigen ervaring van beleid of zorgverleners met religie, kerk en/of pastores of soms ook gewoon geïdentificeerd met het instituut. Soms worden we gezien als overlappend (met sociaal werkers, psychologen, orthopedagogen) omdat men geen zicht heeft op onze eigenheid. Andere zorgverleners en directies hebben vaak niet echt zicht op wat we doen en stellen de vraag welke criteria of parameters er zijn om onze waarde te meten. Ze missen een zekere objectiviteit om zicht te krijgen op wat we doen en vooral op de resultaten van wat we doen. • De context van de voorzieningen heeft invloed op wat we als onze bijdrage zien. Wij denken na over een verbreding van pastoraal naar zingeving, over multiculturaliteit en multireligiositeit omdat de context ons daartoe leidt. We ontwikkelen modellen die niet direct voortkomen uit onze theologische reflectie maar wel uit de confrontatie met de realiteit. En we zien dat voorzieningen ook denken vanuit die realiteit wanneer ze vragen om verbreding. Een voorbeeld hiervan is het nadenken in verschillende voorzieningen over de bestemming van de kapel. Efficiëntie, detraditionalisering, pluralisme en een tekort aan vierkante meters lijken de voornaamste redenen achter vragen als ‘Bouwen we een stille ruimte of een kapel? Kunnen we de kapel in de week niet als vergaderruimte
8 L. WILKES, J. CIOFFI, A. FLEMING, J. LEMIERE, DEFINING PASTORAL CARE FOR OLDER PEOPLE IN RESIDENTIAL CARE, IN CONTEMPORARY NURSING 37 (2011/2) 213-221. 9 W BLAINE-WALLACE, POST CHRISTIAN PASTORAL CARE: THE WISDOM OF NOT KNOWING, IN JOURNAL OF PASTORAL CARE AND COUNSELING 65 (2011/5) 1-8.
10
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
gebruiken? Kunnen we geen stuk van de kapel inrichten als gebedsruimte voor moslims?’. De uitdagingen voor de beroepsvereniging zijn veelvoudig: normen opstellen voor het aantal mandaten, werken aan kwaliteitscriteria, contacten met andere levensbeschouwingen,…
“In ieder geval kunnen empirische onderzoeken ons verder zetten op de weg van verwoording van wat we doen en van wie we zijn. We moeten blijven een taal ontwikkelen om te communiceren over spirituele diagnostiek, interventies en handelen.” 5. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit onze professionaliteit? Professionaliteit is een geheel van kennis, vaardigheden, attitudes die maken dat iemand op een deskundige en kwalitatief goede manier zijn of haar beroep uitoefent. In de zorg wil dit concreet zeggen: goede diagnose, deskundige interventies en correct handelen. Elk van die aspecten gaat ook op voor de pastor. Het belang van onze eigen professionaliteit is groot, we worden hier voortdurend op uitgedaagd, en het is de oorsprong van meertaligheid. De uitdaging om professioneel te zijn tussen alle andere professionals daagt uit om te verwoorden wie we zijn. Wat is onze bijdrage? Dat kunnen we niet in onze moedertaal alleen, we hebben daarvoor een verhalende taal nodig, een cijfertaal, een gevoelstaal, een medische taal, een spirituele en economische taal... verschillende invalshoeken om een licht te laten schijnen over wie we zijn. Als we alleen onze geloofstaal gebruiken of zeggen dat we een luisterend oor zijn, dan onderscheiden we ons te weinig van anderen. Communicatie
over onze meerwaarde en eigenheid is dus wezenlijk, zowel op websites, folders, als door mondelinge contacten en registratie of door bijvoorbeeld gebruik te maken van empirische resultaten van onderzoeken. In het tijdschrift Contemporary Nursing verscheen in februari van dit jaar een artikel over een Australisch onderzoek naar pastorale zorg bij ouderen8. Het kwalitatief onderzoek, dat niet gedaan werd door pastores, poogde om pastoraal te definiëren vanuit diepteinterviews met 18 pastores en 11 bejaarden.
De onderzoeksresultaten stellen dat pastorale zorg bestaat uit een vertrouwensrelatie, spirituele ondersteuning, emotionele ondersteuning en praktische ondersteuning. Met andere woorden, de pastor is een spirituele gids, een vertrouwenspersoon, een steunpilaar op emotioneel en praktisch vlak die handelt vanuit een vertrouwensrelatie. Zijn we dat? Of zijn we meer? In ieder geval kunnen empirische onderzoeken ons verder zetten op de weg van verwoording van wat we doen en van wie we zijn. We moeten blijven een taal ontwikkelen om te communiceren over spirituele diagnostiek, interventies en handelen. In een religieus en spiritueel pluralisme is diagnostiek er niet eenvoudiger op geworden. Wie heb je voor je in een pastoraal contact? Waar haalt die persoon zin uit? Lijdt hij/zij aan zindeficiëntie? Hoe ziet zijn of haar spirituele dimensie eruit? Blaine-Wallace pleit in een tijd van pluralisme voor een pastoraal van de nieuwsgierigheid9. Het gaat om zicht krijgen op hoe iemand het leven beschouwt. Het leren kennen van spirituele noden die eigen zijn aan een persoon, maar zeker beïnvloed worden door een medische pathologie, is een haalbare uitdaging10. Pastoraat geeft ruimte aan creativiteit in interventies. Pastores hebben soms een haat-liefde verhouding met rituelen want aan de ene kant willen ze in de voorziening niet geduwd worden in het hoekje van de rituelen, maar aan de andere kant onderscheiden rituelen de pastor nu juist van alle andere zorgverleners en zeggen ze veel over wie we zijn. Meer en meer komen pastores in contact met mensen die wel een ritueel willen,
10 We verwijzen graag naar de bijdrage van Ine Pauwels die dit treffend illustreert vanuit de praktijk. 11 We verwijzen naar een mogelijke dubbele verzakelijking van spirituele zorg: door spiritueel zorgverlener te zijn zonder een eigen spirituele en levensbeschouwelijke traditie en door geen ruimte te laten voor het Onnoembare. 12 Jana Binon, Machteld Reynaert en Dorien Veltens doen onderzoek over respectievelijk pastorale begeleiding voor personen met een ernstige en langdurige psychiatrische stoornis, macht en machtsmisbruik in ouder-kind relaties en in
Anne Vandenhoeck [ MEERTALIGHEID VOOR PASTORES ] 11
maar steeds verder afstaan van het christelijk verhaal. Pastores willen deze mensen in al hun verdriet ten dienste staan, maar ondervinden soms ook dat het een hele evenwichtsoefening vraagt om daarin ook ruimte te vinden voor wie ze zijn. Op het eerste zicht lijken resultaten ver af te staan van het pastoraal zijn en handelen. Toch heeft elke pastor resultaten. Telkens een pastor iemand bezoekt, maakt dat bezoek een verschil voor die persoon. Hoe klein ook, het gaat erom dat verschil te omschrijven, dat is een resultaat. Er is best nog veel ruimte om verder te professionaliseren en objectievere criteria te ontwikkelen zonder dat we toegeven aan een verzakelijking11. Zelf criteria ontwikkelen voor het inschakelen van pastores, betekent de touwtjes in handen nemen en niet alleen afhankelijk zijn van de levensbeschouwing van andere zorgverleners. Objectievere criteria kunnen ervoor zorgen dat pastores in protocols, zorgpaden en zorgprocessen geraken. We zullen in de toekomst daarbij meer rekening moeten houden met het gegeven dat mensen een gevoelstaal gaan spreken om het over hun spiritualiteit te hebben omdat ze geen religieuze of spirituele taal meer kennen. De uitdagingen voor de beroepsgroep zijn legio: een deontologie uitschrijven, competenties opstellen, verzakelijking tegengaan en tegelijk de waarde van het pastoraat in verschillende sectoren aantonen en een relatie met andere levensbeschouwingen aanknopen. 6. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn vanuit onderzoek? Onderzoek draagt bij aan de opbouw van een legitieme taal over de waarde van het pastoraat. Maar ook aan de reflectie over onze eigen benadering en vormgeving hiervan in de toekomst. Er is een veelheid aan empirisch onderzoek over de waarde van de spirituele dimensie in de gezondheidszorg. Al dat empirisch onderzoek wordt in minderheid door pastores zelf gedaan. Dat komt ondermeer omdat pastores in de eerste plaats kiezen om bij patiënten, bewoners en cliënten te zijn. De vraag en druk vanuit de praktijk is sterker dan de vraag en druk om aan onderzoek te doen. Toch is ook deze taal nodig om iets
“Elke beroepsvereniging is verbonden met de religieuze geschiedenis en cultuur van zijn land. Maar wat ze allemaal gemeen hebben is het beschermen, promoten en verder uitbouwen van een waardevol beroep. Waar willen wij naartoe als Vlaamse beroepsvereniging?” te zeggen over wie we zijn. Recent gestart onderzoek aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen KU Leuven en in Nederland zullen de beroepsvereniging in de toekomst helpen bij profilering en reflectie van en op het beroep12. Opvallend is dat onze bovenburen vaak werken met teams van onderzoekers uit verschillende disciplines: arts en pastor, psycholoog en pastor, pastor en theoloog. De Elisabeth-website wil in de toekomst een overzicht geven van recent onderzoek zodat het toegankelijk wordt en de resultaten leiden tot reflectie en inspiratie bij een groot publiek. De uitdaging voor de beroepsvereniging ligt in het inspireren en motiveren van onderzoek naar het pastoraat. 7. Wat kunnen we zeggen over wie we zijn als beroepsvereniging? In het afgelopen decennium klonk af en toe de vraag naar een beroepsvereniging vanuit de pastores zelf, een duidelijk teken van het groeiend besef dat er noden zijn die het diocesane vlak overschrijden. De tien prioritaire doelen die de kerngroep en de adviesraad uit de bevraging van de pastores (juni 2009) selecteerden zijn een uitdrukking van de gemeenschappelijke noden die het diocesane niveau overstijgen13. De stevige diocesane verankering van de vorming en begeleiding van pastores blijft zijn waarde hebben en is de reden waarom Vlamingen bij de laatsten in Europa
pastorale relaties met kinderen en pastorale begeleiding voor personen met een verstandelijke beperking. In Nederland gaat het ondermeer over Wim Smeets en Hanneke van Laarhoven (het detecteren van het spirituele aspect van psychosociale behoeften in de oncologische praktijk), Elpine de Boer en Arie Kooijman (de mentale en spirituele arbeid die oudere patiënten verrichten tijdens het hersteltraject na een medische ingreep) en Nette Falkenburg en Ruard Ganzevoort (de betekenis van spirituele ervaringen voor ouders die hun kind verliezen op de PICU). 13. ttp://
12
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
zijn om een beroepsvereniging op te richten. In het Europese landschap sluit de beroepsvereniging voor katholieke pastores in de gezondheids- en welzijnszorg misschien het best aan bij beroepsvereniging voor katholieke pastores in Portugal.
den en te groeien in ambtelijkheid en professionaliteit. Daarom stel ik voor dat we dat jaarlijks ook vieren met de dag van de pastor op 15 oktober, in de maand van de spiritualiteit! Over de auteur
Portugal was, net zoals België, een overheersend katholiek land en heeft een meerderheid aan katholieke pastores. Landen met één meerderheidsreligie en een beroepsvereniging voor begeleiders vanuit die religie, is maar één model in het Europese landschap. Er zijn nog twee andere modellen te onderscheiden. Zo is er bijvoorbeeld Nederland waar er één beroepsvereniging is voor geestelijk verzorgers uit zes verschillende levensbeschouwingen (humanisten, protestanten, katholieken, hindoes, joden en moslims). De Vereniging voor Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) is langzaam gegroeid uit de fusie van de katholieke en protestantse vereniging. Het Verenigd Koninkrijk toont een derde model van beroepsverenigingen. Zij hebben een veelheid aan beroepsverenigingen, bijvoorbeeld de Association of Hospice and Palliative Care Chaplains (AHPCC), de College of Health Care Chaplains (CHCC), de Northern Ireland Healthcare Chaplains Association (NIHCA) en de Scottish Association of Chaplains in Healthcare (SACH). Elke beroepsvereniging is verbonden met de religieuze geschiedenis en cultuur van zijn land. Maar wat ze allemaal gemeen hebben is het beschermen, promoten en verder uitbouwen van een waardevol beroep. Waar willen wij naartoe als Vlaamse beroepsvereniging? In ieder geval liggen er wegen open om een Belgische beroepsvereniging te worden en om een platform op te richten waar samen met andere levensbeschouwingen een aantal doelen nagestreefd kunnen worden. Besluit Ik ben er steeds fier op geweest om pastor te zijn en ik hoop van jullie hetzelfde. Ik denk dat we alle redenen hebben om te zeggen dat ons beroep een mooi en goed beroep is, dat verdient om beschermd te worwww.pastoralezorg.be/beroepsvereniging/753#doelen
Anne Vandenhoeck is stafmedewerker aan het vicariaat Caritas in Brugge en werkt als supervisor en wetenschappelijk medewerker aan het Academisch Centrum voor Praktische Theologie in Leuven. Ze is voorzitter van de ENHCC, en neemt de coördinatie van de beroepsvereniging voor katholieke pastores op zich. E-mail:
[email protected]
Ine Pauwels [ WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN ] 13
Het is één van de eerste keren dat ik van wacht ben. De telefoon rinkelt en ik haast mij naar spoed. Daar aangekomen word ik doorverwezen naar de arts: “het meisje met de donkerbruine paardenstaart” toonde de verpleegkundige mij. Ik spreek de jonge arts aan en stel mij voor: “Hallo, ik ben Ine, de pastor van wacht. U hebt mij laten opbellen?”. Ze kijkt me aan, eerst verbaasd, dan wat verwijtend en loopt verder. Ik hol achter haar aan en tik haar nogmaals op de schouder: “Dokter, ik dacht dat u mij nodig had voor een patiënt.” Ze kijkt me opnieuw aan, kleurt rood en zegt: “Jij bent echt de pastor van wacht hé.” Ik knik. “Het spijt me, het is mijn eerste week hier en de collega’s proberen me constant voor de gek te houden. En toen ik jou zag – een vrouwelijke pastor – dacht ik meteen: dit is weer een van de mopjes.” Dan, voegt ze er berouwvol aan toe: “Maar ik vind het leuk hoor, een vrouwelijk pastor. Dat is eens iets anders dan een kalende pastoor.” “U ziet er ook een pak frisser uit dan de gemiddelde doktoor” antwoord ik. En dan moeten we allebei lachen.
WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN Ervaringen van een beginnend pastor Door Ine Pauwels
Ik werk sinds oktober 2009 als pastor in de Universitaire Ziekenhuizen Leuven. Onze pastorale dienst telt 11 pastors (pastores) – equivalent voor 8,35 voltijdse mandaten – en we mogen ook rekenen op hulp van talrijke vrijwilligers. Elf personen, dat is een groot team, maar er verblijven in UZ Leuven dan ook bijna 2000 patiënten, extra collega’s zouden – wat ons betreft – heel welkom zijn. We hebben een heel verscheiden team dat bestaat uit 3 priesters en 8 leken, oftewel 6 mannen en 5 vrouwen. In ons team is er structureel gezien geen verschil tussen de priesters en de leken, we doen allemaal hetzelfde werk; we bezoeken patiënten, en verzorgen beurtelings de liturgie. We kiezen voor een 24-uren-permanentie: ook ’s nachts en in het weekend is er steeds een collega die de wacht op zich neemt. Werken in een universitair ziekenhuis betekent ook werken in een erg gespecialiseerde omgeving. UZ Leuven is een ziekenhuis dat zich volop aan het ontwikkelen is.
Voor vele patiënten is een universitair ziekenhuis ‘het ziekenhuis van de laatste hoop’. Het is belangrijk dat we ons daar als pastores van bewust zijn en erop inspelen. Ik heb het grote geluk gehad dat ik in een team terecht kwam dat reeds een lange traditie heeft, sinds de jaren ’80 zijn er in UZ Leuven al leken actief binnen de pastorale dienst. Er moesten geen nieuwe paden
“Voor vele patiënten is een universitair ziekenhuis ‘het ziekenhuis van de laatste hoop’. Het is belangrijk dat we ons daar als pastores van bewust zijn en erop inspelen.”
14
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Mama en papa koesterden al vele jaren een kinderwens. Na verschillende IVF-behandelingen waren ze in verwachting van een dochter. Na prenatale onderzoeken kregen mama en papa heel slecht nieuws en zij beslisten de zwangerschap te onderbreken. Via de sociaal assistente kwam ik te weten dat de ouders een afscheidsritueel wensten. Ik ging de bevallingskamer stilletjes binnen. Rouw/rauw verdriet… “Het is zo oneerlijk. We hebben zo verlangd naar onze dochter!” Mama en papa vertellen dat ze gehuwd zijn voor de Kerk en dat ze toen beloofd hebben dat ze bereid zijn kinderen te ontvangen uit Gods hand. Met die zin hebben ze het nu zo moeilijk. Waar is God nu? Waar blijft Hij met zijn mooie belofte? Of doen zij als ouders onrecht aan God?
dat we tijdens het afscheidsritueel het verhaal van de twee keien opnieuw zullen gebruiken en dat mama en papa dan een roos steentje in het potje zullen leggen als symbool dat hun dochter voor altijd deel zal uitmaken van het gezin. De dag voor de uitvaart zoek ik heel Diest af naar roze stenen – dat hoort ook bij het pastor zijn – en vind ze uiteindelijk in een aquariumwinkel. Dat is intussen meer dan een jaar geleden en ik had mij wel eens af gevraagd hoe het nu met dit koppel zou gaan. Enkele weken geleden ontving ik een e-mail. Met de geweldig mooie vraag of ik misschien ook ergens dezelfde steentjes in het blauw zou kunnen vinden... Ouders worden bij het verlies van hun kindje – spontaan overlijden of zwangerschapsafbreking na prenatale diagnose – ondersteund door vele zorgverleners: vroedvrouwen, artsen, mensen van sociaal werk, soms ook door een psycholoog. Waarom dan ook nog eens een pastor betrekken? Wat heeft een pastor te bieden als al die andere zorgverleners reeds betrokken zijn? Is een pastor nog relevant in deze geseculariseerde tijd? Een pastor vervangt een sociaal assistent niet, noch een psycholoog. Een pastor kan aanvullend en specifiek op een eigen manier luisteren en een eigen woord spreken. Onze opleiding en taak situeert zich op dit vlak: ingaan op de spirituele dimensie van een mens. Dat is ruimer dan ter beschikking staan van christengelovige mensen die een doop of een zegening van hun kindje vragen. Met spiritualiteit of de spirituele dimensie doelen we op zingeving, religieus of nietreligieus; betekenis geven aan wat men meemaakt in een crisissituatie.
Ik vraag nog wat verder naar hun huwelijksdag. Of ze misschien ook een huwelijkskaars hebben en of die niet mag branden bij het afscheid van hun kindje. Zodat het licht van hun huwelijkskaars hen mag dragen en hun liefde voor elkaar nog meer bevestigen, ook tijdens de hele kwade dagen. Dat vinden mama en papa een goed idee. Dan vertelt mama: bij ons huwelijk kregen we van goede vrienden een glazen potje met daarin twee keien. Vanuit het idee dat de keien samen in het potje liggen maar dat er ook ruimte tussen hen is, dat ieder ook zichzelf blijft in de relatie. We besluiten
Net zoals de andere zorgverleners luistert de pastor naar het verhaal van mensen. In het gesprek met medische zorgverleners wordt dit verhaal opgebouwd door middel van feiten. In het gesprek met de psycholoog gebeurt dit aan de hand van emoties en de wijze waarop mensen hun gevoelens verwerken. Ook de pastor heeft een eigen invalshoek: de hermeneutische. Samen met ouders herlezen we het verhaal en gaan op zoek naar betekenis. Betekenis zoeken is niet te verwarren met ergens zin aan geven, want een kind verliezen heeft nu eenmaal geen ‘zin’.
ontdekt worden, ik mocht netjes de bestaande paden verkennen en kon uit een enorme hoeveelheid materiaal van mijn collega’s putten om zo langzaamaan mijn eigen stijl in gebed, liturgie en rituelen te ontdekken. Pastor zijn op de moeder-kindafdelingen Als pastor ben ik verbonden aan verschillende afdelingen in ons ziekenhuis. Hoewel ik tracht om op al de mij toegewezen afdeling te komen, probeer ik mij ook te specialiseren in de pastorale zorg op de moederkindafdelingen; daarmee bedoel ik de bevallingskamer, de materniteiten en de intensieve neonatale eenheid. Graag deel ik met jullie een ervaring van pastor zijn op verloskamer:
Ine Pauwels [ WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN ] 15
Wanneer je het verhaal van ouders beluistert, zeker bij de ongelooflijk moeilijke keuze voor een zwangerschapsonderbreking, hoor je veel tegenstrijdige gevoelens. Enerzijds verlangen ouders naar een kind, anderzijds is het kindje niet levensvatbaar of is de levenskwaliteit erg laag. Ouders willen het leven doorgeven maar worden geconfronteerd met lijden en dood. Er is het grote verlangen naar een kindje, maar men wil ook de andere kinderen in het gezin niet belasten. Als pastor ga je mee in deze spanning staan. Het gaat om zingeving van heel het leven: pijn, verdriet, relatie, ouderschap, eventueel ook religie,… Heel het mensbeeld komt aan de orde: wat is een mens? Wat is het leven? Wat is de bestemming van het leven? Voor sommige mensen komt daar ook het religieuze aspect bij: Kun je je toevertrouwen aan Iemand die ook in deze keuze achter je beslissing kan staan?
“Ook de pastor heeft een eigen invalshoek: de hermeneutische. Samen met ouders herlezen we het verhaal en gaan op zoek naar betekenis. Betekenis zoeken is niet te verwarren met ergens zin aan geven, want een kind verliezen heeft nu eenmaal geen ‘zin’.” Als pastor maak je de keuze dat je de beslissing van de ouders mee wil dragen, wat die beslissing ook is. Het komt er op aan mensen te helpen zich toe te vertrouwen aan het leven waarin we de waarde van de band tussen ouders en kinderen bevestigen en benoemen. Ter illustratie van het eigene van de pastorale zorg op de verloskamer, zou ik nu vier spirituele noden willen onderscheiden. Uiteraard zijn er nog veel meer spirituele noden en ervaart elke ouders iets anders.
Spirituele noden op de verloskamer en de materniteiten14 De nood aan een zinvol doel om voor te leven Ouders die een kindje krijgen, en in het bijzonder ouders die al lange tijd proberen zwanger te worden, linken vaak de komst van hun kindje aan de zinvolheid van het leven. Wanneer hun hoop stuk wordt geslagen kunnen er gevoelens van zinloosheid en van machteloosheid ontstaan. Ik denk dat het belangrijk is dat wij als pastores attent zijn voor deze gevoelens wanneer we hun verhaal horen en die gevoelens ook durven benoemen en verwoorden. Ouders bevestigen dat ze dit mogen voelen. Maar tegelijkertijd moeten we met hen op zoek gaan: Waar kunnen deze mensen dan wèl kracht uit putten, hoop en vertrouwen vinden om het leven zoals het zich voordoet op te nemen? Wat zit er in henzelf wat hen nù sterkte kan geven? Waar heeft liefde, geloof, vertrouwen, geborgenheid voor hen mee te maken? De nood aan liefde en erkenning Erkenning is voor de meeste ouders erg belangrijk. Ik vind dan ook dat we er als pastores extra op moeten letten de ouders te erkennen als mama en papa of mama en partner, hen te bevestigen als koppel. Ouders twijfelen soms of ze ook andere mensen moeten betrekken bij het afscheid nemen. “Willen we wel dat onze ouders naar het kindje komen kijken? Zullen ze niet schrikken? Willen we de zegening onder ons twee of hebben we graag dat de meter en peter en onze familie erbij zijn?” Het voordeel van het ritueel in kleine kring te laten plaatsvinden is dat het een heel intiem afscheid is, vaak gewoon met het kindje in de armen van mama en papa, wat bijzonder sterk is. Familie en vrienden betrekken bij het afscheidsritueel heeft echter als voordeel dat er ook voor hen iets concreet, iets tastbaar, een gemeenschappelijke herinnering is om over te praten, wat een aanleiding geeft om aan de ouders te laten weten dat je hun kindje niet vergeet. Ouders tonen aan hun vrienden en familieleden op die manier ook op welke wijze dat ze graag willen dat hun kindje een plek krijgt in hun gezin en de familie, dat er over gepraat wordt, dat het
14 Deze spirituele noden zijn grotendeels uitgedacht en uitgewerkt door Lieselot Coebergh en Vera Nelen, twee pastores van UZLeuven die de pastorale zorg op de verloskamer gestart zijn en in wiens pad ik verder mag lopen. Zij hebben mij opgeleid tot de pastor die ik nu ben. Hun gedachtelijnen vormen mee de basis van dit artikel.
16
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
genoemd wordt bij naam als het een naam heeft, dat het kindje meegeteld wordt als de grootouders zeggen hoeveel kleinkinderen ze hebben,... Ouders vertellen mij dat ze soms heel erg gekwetst kunnen zijn door de reactie van familieleden en vrienden, bijvoorbeeld als zij niet over het kindje praten, meestal met de bedoeling de ouders te sparen. De nood aan innerlijke vrede en verzoening Zich kunnen verzoenen met ‘de gang van de natuur’, met medische beperkingen, met eigen lichamelijke grenzen, met de genomen beslissing, met de broosheid van de menselijke liefde waarin ook zoveel onmacht kan schuilen,… In het reine komen met God, met de religieuze traditie waarin men staat… Het zijn allemaal zaken die heel veel energie vragen. Ouders voelen zich vaak wat onzeker om in het bijzijn van de pastor over zwangerschapsafbreking te spreken, omdat ze niet zeker zijn of de pastor hen, omwille van hun beslissing, zal veroordelen. Ook bij zorgverleners leeft helaas dit vooroordeel soms nog. Het is heel belangrijk dat wij duidelijk maken dat wij als pastores niet oordelen of veroordelen, maar juist mensen nabij zijn en hen tegemoet willen komen vanuit het spirituele. Wanneer ouders erg worstelen met de genomen beslissing verwoord ik dat ook in het gebed en vraag ik aan God om deze ouders te zegenen. Wanneer je voelt dat het voor mensen een betekenis heeft om een kruisje te geven aan hun overleden kindje, kan je hen ook vragen of je hen ook een kruisje mag geven om uit te drukken dat Gods zegen ook met hen meegaat, als een geruststellend gebaar. De nood om het leven te tekenen met een ritueel Wat we ook kunnen doen is in onze gesprekken rituelen inbouwen. Dan kan het gaan om een zegening of een doop, een ritueel rond de naamgeving, het benoemen van de liefde van mama en papa of een afscheidsdienst. Een ritueel kan religieus (van eng tot breed) of niet-religieus zijn. Als pastor zorg ik voor een afscheid op maat van de ouders, van het gezin waarin het kindje geboren werd.
“Het is heel belangrijk dat wij duidelijk maken dat wij als pastores niet oordelen of veroordelen, maar juist mensen nabij zijn en hen tegemoet willen komen vanuit het spirituele.” Ik tracht altijd te vragen aan ouders waar hun kindje naartoe gaat als het overleden is. Voor sommige ouders is dat God, zij hebben een persoonlijke Godsrelatie, of zij hebben een beeld van ‘de hemel’. Andere ouders hebben geen persoonlijke God, maar vertrouwen erop dat een geliefd familielid dat reeds overleden is verder zal zorgen voor hun kindje. Andere ouders spreken dan weer over ‘de kosmos’ of ‘de oneindigheid’, en weer voor andere ouders is de sterrenhemel betekenend en krijgt hun kindje daar een plaats. Voor nog andere ouders is er niets na de dood, maar zij ervaren wel een intense verbondenheid en hebben er nood aan dat die band bevestigd wordt, dat de liefde erkend wordt. Ouders weten wel dat ik dit als pastor vanuit een gelovige overtuiging doe, dat er voor mij wel een God is. Maar ik verwacht niet van ouders dat er voor hen een God is. Dat gaat voor mij niet in tegen mijn pastorzijn. Ik probeer met hen te zoeken naar wat voor hen betekenis heeft, naar uitdrukkingen van tederheid en van vertrouwen of die nu Goddelijk of menselijk zijn. Wanneer mensen dat wensen, kunnen we beroep doen op de vertegenwoordiger van het vrijzinnighumanisme of van een andere levensbeschouwing. Bij rituelen draait alles om symbolen, woorden en gebaren. Een symbool verwijst naar een realiteit die je met woorden moeilijk in z’n totaliteit benaderen kunt. Bij voorbeeld spijt, dankbaarheid, liefde, verbondenheid over de dood heen, …
Ine Pauwels [ WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN ] 17
Beroepsfierheid
Uitdagingen
Waarom ben ik zo graag pastor? Het hechte, maar ook het echte contact met patiënten is voor mij het allerbelangrijkst. Als buitenstaander kom je een ziekenhuiskamer binnen en wordt in vertrouwen genomen, je hoort er bij, je bent welkom. Dat telkens opnieuw mogen ervaren stemt mij heel dankbaar en het geeft mij ook een heel bevredigend gevoel. Pastor zijn is tevens een heel uitdagend beroep, met veel afwisseling en ik heb het gevoel dat ik maar blijf bijleren: elke dag, elke oproep, is compleet anders. Ik voel mij ’s avonds vaak op een heel gelukzalige manier moe. Bovendien mag ik als pastor ook creatief bezig zijn: met woorden en symbolen, maar ik mag ook een altaar mooi versieren, een sterrenhemel knutselen. Dat zijn momenten waar ik ook van geniet omdat je dan in stilte zit te prullen maar veel kan nadenken. Ik mag elke dag doen wat de meeste mensen enkel maar in hun vrije tijd mogen doen, namelijk bezig zijn met geloof en spiritualiteit. Wij hebben een fantastisch beroep! Maar we moeten het koesteren en beschermen. En daarom ben ik zo blij met de oprichting van de beroepsvereniging: het is een geweldige kans. Hoe fijn het pastor-zijn ook is, er zijn ook uitdagingen aan verbonden. Uitdagingen waarvan ik hoop dat de beroepsvereniging, en dus wij allemaal, er antwoorden op kunnen geven.
Een eerste uitdaging is de beeldvorming rond pastores. Andere zorgverleners hebben vaak een erg enge visie op pastores, zoals bleek uit mijn ontmoeting met de jonge arts op de spoedafdelingen: zij dacht aan een oude man, die waarschijnlijk ook nog erg conservatief is; of men ziet de pastor als een zorgverlener die enkel geroepen wordt wanneer een patiënt stervende is of reeds overleden is. Dat is erg jammer en ik zou dat graag willen veranderen. Aan de patiënten waarmee we in contact komen, kunnen we een ander beeld van samen-Kerk-zijn meegeven, maar het is heel moeilijk om ook bij zorgverleners een verandering aan te brengen in hun perceptie. Het helpt zeker en vast dat je de zorgverleners op jouw afdeling goed kent en dat ze je vertrouwen, maar eigenlijk zou er moeten gewerkt worden aan de algemene visie op de pastorale dienst. Ik hoop dat we met de beroepsvereniging kunnen werken aan ons imago. We mogen ook geen kans onbenut laten om zorgverleners te vormen, bijvoorbeeld door te spreken tijdens een bijscholing.
“Pastor zijn is tevens een heel uitdagend beroep, met veel afwisseling en ik heb het gevoel dat ik maar blijf bijleren: elke dag, elke oproep, is compleet anders. Ik voel mij ’s avonds vaak op een heel gelukzalige manier moe.”
We verlangen ernaar om als pastores erkend te worden, om ernstig genomen te worden. Wanneer we dat willen, is het ook erg belangrijk dat we ons verder professionaliseren. We werken in een ziekenhuiscontext waar iedereen zich specialiseert. We moeten mee evolueren, we moeten ons bijscholen en opleidingen volgen. Met de beroepsvereniging kunnen we ook werken aan een statuut, wat een heel belangrijke basis is om meer erkenning te krijgen en om onszelf te beschermen in een klimaat waar winst maken steeds belangrijker wordt. Het is niet eenvoudig om patiënten te bereiken. Op de verloskamer, de materniteiten en op neonatale intensieve zorgen zijn wij als pastors afhankelijk van de sociaal assistenten en de vroedvrouwen. Wij hebben heel veel geluk dat we kunnen samenwerken met sociaal assistenten die echt achter ons staan. Maar we moeten opletten dat we niet afhankelijk zijn van personen. Het is belangrijk dat we ons integreren en
18
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
structureel deel uit maken van een dienst. Dat is zeker ook een punt waarvan ik hoop dat we er ons met de beroepsvereniging over kunnen buigen.
“We verlangen ernaar om als pastores erkend te worden, om ernstig genomen te worden. Wanneer we dat willen, is het ook erg belangrijk dat we ons verder professionaliseren. We werken in een ziekenhuiscontext waar iedereen zich specialiseert.” Tot slot… Ik zou graag eindigen met een klein stukje uit een boek. De ouders waarover ik eerder in dit artikel geschreven heb, kozen dit verhaal om uit te drukken hoe ze voor altijd verbonden blijven met hun dochter. Verhaal uit ‘de kleine prins’ – Verbondenheid Eens vroeg de kleine prins aan de vos: “Wat is verbondenheid?” De vos zei: “Kijk naar jouw roos. Wat doet haar verschillen van alle andere rozen?” “Dat ik haar geplant heb en water gegeven, dat ik haar beschut heb tegen te felle zon en te veel regen, dat ik naar haar geluisterd heb.” De vos legde uit: “Al de tijd aan deze roos besteed, maakt haar zo belangrijk en enig. Waar je al je zorg en aandacht aan gegeven hebt, dat blijft, onzichtbaar diep, maar enig en altijd met je verbonden.”
Over de auteur Ine Pauwels werkt als ziekenhuispastor in het UZ van Leuven, en is sinds oktober 2011 lid van de Raad van Bestuur van de beroepsvereniging. E-mail:
[email protected]
Johan Verstraeten [ OP ZOEK NAAR BEZIELING ] 19
Het zoeken naar inspiratie voor pastores in de zorgsector staat niet los van de context waarin zij werken. Zij is gekenmerkt door een sfeer van verzakelijking en bureaucratisering, die van ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen soms –gelukkig niet overal! – ‘geairconditioneerde nachtmerries’ maakt, perfect georganiseerde en functionele apparaten zonder ziel. Nochtans hebben mensen, om het even of het zorgverleners, pastores of patiënten zien, nood aan inspiratie.
OP ZOEK NAAR BEZIELING Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector Door Johan Verstraeten
Hoe komt het dat er zo weinig inspiratie is? Hoe komt het dat mensen door alles wat in naam van het ‘management’ wordt opgelegd zo weinig motiveert en mensen energie doet verliezen? Om het met Chris Lowney te zeggen: “waarom zijn leiders vandaag zo zelden in staat om hun medewerkers met waardering, vertrouwen en liefdevolle inspiratie tegemoet te treden, zo dat zij in staat worden gesteld grote dingen te doen?” (p. 32). In deze bijdrage zou ik twee zaken willen verhelderen: 1. hoe de troosteloze ongeïnspireerdheid en het geinstitutionaliseerde wantrouwen met taal te maken heeft en door taal kan worden gehumaniseerd, en 2. hoe spiritualiteit innerlijke kracht geeft tot bezield handelen. 1. Het belang van taal De mens is een taaldier, een wezen dat betekenis geeft aan wat hij of zij doet via taal. Hoe rijker de taal, hoe rijker de ervaring. Hoe armer de taal, hoe minder men aan ervaringen, werk of verlangens betekenis kan geven. Dat is het geval met de dominantie van de functionele en verzakelijkte taal waarvan het management van organisaties zich bedient: de taal van feiten, kennis, empirie, berekening, competenties, output,
impact, prestatie, controle en beheersing. Deze taal is niet alleen beschrijvend, maar zij vervormt ook de wijze waarop wij de werkelijkheid en vooral menselijke interactie interpreteren. Alles wordt herleid tot wat in berekenbare en dus manipuleerbare termen kan uitgedrukt kan worden. Menselijke handelingen en processen worden gereduceerd tot beheersbare en manipuleerbare feiten. Op de duur pleegt men met zo’n taal anesthesie op het ware leven (Hannah Arendt).
“De mens is een taaldier, een wezen dat betekenis geeft aan wat hij of zij doet via taal. Hoe rijker de taal, hoe rijker de ervaring. Hoe armer de taal, hoe minder men aan ervaringen, werk of verlangens betekenis kan geven.” Het probleem is dat deze taal zich niet beperkt tot een eenzijdige interpretatie van de wereld of een onvermogen om betekenis te geven. Zij is tevens
20
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
een instrument waarmee men de wereld manipuleert. De toestand kan vergeleken worden met een metafoor uit de roman Steppewolf van Herman Hesse. Deze tuinman heeft een beperkte kijk op de wereld. Hij bevindt zich in een wonderbare biotoop, een soort van tuin van Eden met een grote variëteit aan planten en bloemen. Maar hij kan alleen maar binair denken in termen van wat nuttig of niet nuttig is, wat eetbaar of niet eetbaar is. Alles wat niet nuttig is wordt uitgeroeid. Wat overblijft, is een verschraalde werkelijkheid. Dit beeld illustreert op beeldrijke wijze wat er gebeurt als men niet in staat is om de complexe rijkdom van de werkelijkheid en vooral van menselijke creativiteit en interactie te ‘zien’ en te begrijpen. Men richt te aandacht dan eenzijdig op nuttig, bruikbaar en functioneel is. Ook pastores, die veilig worden ondergebracht in een gespecialiseerde en gedifferentieerde afdeling worden dan op hun ‘nut’ beoordeeld en verplicht om zichzelf in dit perspectief te evalueren, met als gevolg: betekenisverlies en ontmoediging. Naast een zakelijke taal, hebben wij ook de taal van de beeldspraak nodig. Een taal die uitdrukt wat wij niet in wetenschappelijke of exacte taal kunnen uitdrukken. Een taal die aan de controle van het eenzijdige op nut gerichte denken ontsnapt, een taal die vertolkt wat mensen ten diepste inspireert, wat zin en betekenis geeft aan hun leven, wat onzegbaar is, wat hen niet alleen toelaat te kennen en te begrijpen, maar ook te verstaan; een taal waarin schoonheid en esthetische ervaringen worden gevat, een taal die de perspectieven verandert waarin mensen de wereld interpreteren, een taal die wijsheid vertolkt, een taal die de werkelijkheid laat zien met nieuwe ogen, die in staat stelt “nieuwe werelden van betekenis” te ontdekken. Een beeldrijke taal opent de ogen voor de mens achter de cijfers, voor de ‘kleine details’ waaruit blijkt dat men te doen heeft met echte mensen. Dat gaat verder dan functionele vriendelijkheid. “Een machine kan worden geprogrammeerd om foutloos werk af te leveren, om gehoorzaam en snel uit te voeren wat we vragen, zonder tegenstribbelen”. Maar dat is niet het geval met de 15 Vanistendael S., Van mens tot mens, in Tertio, 20 januari 2010, p. 6
mens en de menselijke interactie die altijd in min of meerdere mate bezield en onvoorspelbaar interessant is. Daarom is echte aandacht nodig en die verder “reikt (…) dan de strikt doelgerichte taken”15. Zij richt zich ook op wat er in mensen omgaat, hun interesses, hun bewogenheid, hun diepere motieven. Om dit opnieuw te kunnen ‘zien’ hebben wij inspirerende metaforen en verhalen nodig die ons door schrijvers, dichters en hun inspiratiebronnen: de spirituele tradities, worden aangereikt. Voor Christenen is de inspiratiebron bij uitstek het evangelie. Dat reikt niet alleen een rijke mensvisie aan, maar wie aandachtige de verhalen leest, wordt ook bewogen om in elke mens een gelaat van God te zien, om te ontdekken dat Gods glorie bestaat in het openbloeien (“human flourishing”) van mensen (Ireneüs van Lyon). Een voorbeeld van een evangelisch geïnspireerd poetisch verhaal is ‘Macarius en de pony’ van Thomas Merton. Hierin verwoordt Merton het onvermogen van managers om met nieuwe ogen naar de werkelijkheid te kijken. ‘Macarius en de pony’ “Mensen in een dorp aan de rand van de woestijn hadden een dochter die door magische krachten (zo dachten zij) veranderd was in een pony. Eerst berispten zij haar “waarom moet jij een paard zijn?” Zij bleef het antwoord schuldig. Zij lieten haar uit met een teugel naar de het hete woeste land waar, in een cel, een heilige man leefde, Macarius was zijn naam. “Vader”, zo spraken zij “Deze jonge merrie hier,
Johan Verstraeten [ OP ZOEK NAAR BEZIELING ] 21
is of was onze dochter. Vijanden, verdorven mensen, Magiërs, hebben haar veranderd in het dier dat je hier ziet. Wij vragen jou, door je gebed, verander haar opnieuw in het meisje dat zij eens was. “Mijn gebeden”, zo sprak Macarius, “ “zullen niets veranderen, want ik zie geen merrie. Waarom noem je dit goede kind een dier? En hij liet haar binnen met haar ouders in zijn cel. Daar sprak hij tot God het meisje zalvend met olie. En, toen zij zagen met hoeveel liefde hij zijn hand op haar hoofd legde, beseften zij ineens dat zij geen dier was Zij was nooit veranderd Zij was een meisje geweest van in het begin. ”Julie eigen ogen (zei Macarius) zijn uw vijanden. Je eigen gedachten vol vooroordelen (zei de anachoreet) veranderen de mensen rondom u in vogels en dieren. Je eigen slechte wil (zei de man met heldere ogen) bevolken de wereld met waanbeelden.
Dit verhaal toont aan hoezeer wij mensen vanuit vooroordelen of geijkte denkwijzen tegemoet treden. Iemand als paard zien, betekent: die persoon herleiden tot werkkracht en ‘human resource’. De tekst van Merton is in dit opzicht niet willekeurig gekozen, want er is een verband tussen management en woorden zoals ‘manège’, paardendressuur en het dragen van
wat men in Vlaanderen een ‘paardenbril’ (oogkleppen) noemt. Daartegenover staat een andere wijze van ‘zien’: alleen wie ‘liefdevol’ naar mensen kijkt, is in staat om hun werkelijkheid te zien.
“Waar zorgverleners worden gereduceerd tot leveranciers van zorgtechnieken, is het noodzakelijk weer menselijke competenties te ontwikkelen, of, zoals Jean Vanier zegt: wij hebben niet meer ethiek of gedragscodes nodig, maar wij moeten opnieuw mensen leren liefhebben.” Volgens Chris Lowney zou iedereen moeten beseffen dat ‘organisaties, legers, sportteams en bedrijven betere resultaten halen wanneer de leden van een team elkaar respecteren (…) Individuen presteren beter wanneer zij gerespecteerd worden, gewaardeerd en vertrouwd door iemand die op een authentieke wijze geeft om hun welzijn” en die, gelovend in hun mogelijkheden, het beste in hen naar boven laten komen en daartoe de juiste omgeving scheppen. Wie de geschiedenis van de Jezuïetenorde kent, weet dat Ignatius van Loyola de positieve attitude ten opzichte van zijn medewerkers samenvatte met het woord “liefde”. Dat was de energiegevende kracht waarmee hij mensen bewoog op grote dingen, zichzelf voortdurend te overtreffen en om toekomst te maken in plaats van passief toe te zien op gebeurtenissen. Voor de zorgsector is dit uiterst relevant. Waar zorgverleners worden gereduceerd tot leveranciers van zorgtechnieken, is het noodzakelijk weer menselijke competenties te ontwikkelen, of, zoals Jean Vanier zegt: wij hebben niet meer ethiek of gedragscodes nodig, maar wij moeten opnieuw mensen leren liefhebben. Alleen de ‘liefdevolle blik’ is in staat om de ruimte te scheppen waarin mensen kunnen open bloeien.
22
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
2. Spiritualiteit en contemplatie Om mensen te kunnen inspireren moet men ook in contact kunnen treden met “de bronnen van het zijn”. Dat vraagt innerlijke rust en contemplatie. Het grote probleem van deze tijd, ook bij pastores, is de rusteloosheid. Iedereen heeft het druk. De innerlijke leegte wordt vaak gevuld met overdreven werkijver. Maar zo loopt men uiteindelijk leeg. De eerste stap: aandacht Hoe meer een mens opgeslorpt wordt door drukke bezigheden en letterlijk ‘verstrooid’ wordt, hoe minder hij aandacht kan schenken aan wie of wat van belang is. Vandaar de noodzaak om contemplatief te handelen. Contemplatief zijn, verwijst in het Nederlands naar be-schouwing, schouwen, zien, een rustige wijze van kijken naar de werkelijkheid. Dat vereist (milde) aandacht en concentratie. Kijken naar mensen op een andere wijze dan alleen maar door de oogkleppen van in de modieuze managementtheorieën of dominante denkwijzen.
“Contemplatie is niet alleen een houding van monniken en kluizenaars, het zou een grondhouding moeten zijn van leiderschap in alle domeinen: kijken naar wat is en voor mensen betekenis heeft.” Een voorbeeld: een directeur van een groot ziekenhuis maakt zich terecht zorgen over de budgettaire problemen van zijn ziekenhuis. Hij wil zijn personeel op een meer efficiënte, lees kostenbesparende wijze laten werken. Hij is onder meer van mening dat verpleegkundigen hun tijd niet voldoende prijsbewust gebruiken. Daarom begint hij met een nauwkeurige tijdmeting van alle zorghandelingen om zo ook de kostprijs ervan nauwkeuriger in het oog te kunnen
houden. Van de verpleegkundigen wordt voortaan verwacht dat zij per uur meer zorghandelingen zouden verrichten dan tot dusver het geval was. Zo zou men meer kunnen doen met minder. De gevolgen van dit beleid lieten niet lang op zich wachten: demotivering, ziekteverzuim en ‘burn out’. De verlichte directeur had een abstract denkkader in zijn hoofd, maar verwaarloosde te kijken naar de werkelijke leefwereld van verpleegkundigen voor wie de menselijke factor een belangrijk aspect van de arbeidsmotivatie is. In zijn denkkader wordt elke onderbreking voor een gesprek met een eenzame, voor het vasthouden van de hand van een angstige patiënt, voor een moment van aandacht en menselijkheid, een tijdverlies dat in feite bestraft wordt, terwijl het voor de verpleegkundigen een wezenlijk onderdeel van het professionele handelen is. Iets gelijkaardig gebeurt in de wereld van het onderwijs dat meer en meer bedrijfsmatig wordt georganiseerd en waar het discours van de onderwijsmanagers en deskundigen zich beperkt tot het benadrukken van nuttige kennisoverdracht, studietijdmeting, competentiematrices en het controleren van het quoteergedrag. Gevolg: opnieuw demotivatie. Men vergeet dat onderwijs ook met bezieling te maken heeft, met het overdragen van een passie voor het onderwerp, met de onmeetbare diepte van de relatie tussen leraar en leerling. Met andere woorden, contemplatie is niet alleen een houding van monniken en kluizenaars, het zou een grondhouding moeten zijn van leiderschap in alle domeinen: kijken naar wat is en voor mensen betekenis heeft. Gehoor geven Een belangrijk aspect van de contemplatieve houding is het luisteren. Dat is de diepste betekenis van gehoorzamen: gehoor geven aan de stem anderen. Het is niet alleen anderen aan zich doen gehoorzamen. Luisteren verplicht ook tot de aanvaarding van weloverwogen tegenspraak waarin een andere visie of interpretatie aan bod kan komen. Conversatie bevordert bovendien de betrokkenheid van medewerkers, waardoor de organisatie een ‘place of
Johan Verstraeten [ OP ZOEK NAAR BEZIELING ] 23
belonging’, “een plaats waar alle stemmen gewaardeerd worden”16. Door te luisteren vermijdt men ook wat sommigen “spirituele dictatuur” noemen: “de ziel beknotten in plaats van ruimte te scheppen opdat iemand zijn woord zou kunnen spreken”17. Door de luisteren schept men die ruimte. Contemplatie in de actie Een van de krachtigste handelwijzen van leiders is de contemplatie-in-de-actie. Het vereist een omwenteling “van een concentratie op triviale en opportunistische bekommernissen naar werkelijk belangrijke uitdagingen” en dat heeft meer te maken met wat men is, dan met wat men doet (hoe belangrijk resultaten op zich ook mogen zijn)18. Contemplatie-in-de-actie betekent: in alles wat men doet zich richten naar de fundamentele doelen en daaraan de instrumentele doelen en middelen onderschikken. In dit perspectief betekent integriteit niet alleen handelen in overeenstemming met specifieke verplichtingen die kenmerkend zijn voor een professionele rol, maar ook en vooral: trouw zijn aan fundamentele doelen die men ontdekt door introspectie en onderscheiding tussen het wezenlijke en het bijkomstige. Het is handelen vanuit de trouw aan wat men mediterend ontdekt als een persoonlijke, fundamentele en unieke opdracht (‘Beruf’, roeping). Geduld Onder druk van deadlines en concurrentie moeten beslissingen vaak overhaast genomen worden. De mens is slaaf geworden van de kronos, de meetbare tijd. Hij of zij moet ook de kairos kunnen ontdekken, het momentum. Er is soms moed nodig om te wachten tot het juiste moment om te handelen gekomen is. Passieve ontvankelijkheid Eén van de krachtigste verwoordingen van wat er met een mens gebeurt als hij of zij uitgeblust raakt en energie verliest kan men vinden bij Edith Stein.
In haar boek over psychologie schrijft zij: “Er bestaat een situatie van rusten in God, van volledige ontspanning van alle geestelijke inspanning, waarin men geen plannen maakt, geen besluiten neemt en vooral niet handelt, maar al het komende aan God overlaat (…) Deze toestand is mij ten deel gevallen nadat een gebeurtenis die mijn krachten te boven ging, mijn geestelijke levenskracht volledig opteerde en mij beroofde van elke activiteit. Dit rusten in God is in vergelijking met het tekort schieten uit gebrek aan levenskracht iets totaal nieuws en eigenaardigs.
“Wie mediteert leert niet alleen zichzelf kennen, zijn eigen goede kanten en duisternis te aanvaarden, maar vooral ook te leven vanuit een grondvertrouwen in de werkelijkheid. Men leert te leven vanuit een ‘aanvaard bestaan’, het leven als geschenk te ontvangen, zich open te stellen voor de bron van alle vertrouwen.” Dat eerste was de stilte van de dood. Maar in haar plaats komt het gevoel van geborgen zijn, ontslagen zijn van iedere zorg en verantwoordelijkheid en verplichting tot handelen. En doordat ik mij aan dit gevoel gewonnen geef, begint langzaam maar zeker nieuw leven mij te vervullen en mij – zonder iedere inspanning van de wil – tot een nieuwe activiteit aan te zetten. Deze levendmakende toestroom verschijnt als uitvloeisel van een activiteit en een kracht, die niet de mij is, en zonder aan de mijne één of andere eis te stellen, in mij werkzaam wordt. De enige voorwaarde voor een dergelijke geestelijke wedergeboorte schijnt een passieve ontvankelijkheid te zijn, zoals die in de structuur van de persoon gefundeerd is”.
15 Vanistendael S., Van mens tot mens, in Tertio, 20 januari 2010, p. 6. 16 Block P., Community. The Structure of Belonging, 2008, p. 96. 17. Gabriel Ringlet zoals geciteerd in Tertio, 12 januari 2011, p. 15. 18 André Delbecq in Pruzan, Mikkelsen, Leading with Wisdom, p 191.
24
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Meditatie “Totdat wij het leven weer totaal kunnen vertrouwen, zullen wij ons eigen geloof blijven bevestigen dat de dingen helemaal onder controle moeten zijn” (Bommerez, 148). Wie zich voortdurend afvraagt “wat zullen de anderen denken van mijn beslissing” of “zal ik goedkeuring krijgen voor wat ik beslis”, is in feite met zichzelf en zijn of haar zoeken naar bevestiging bezig. Dit leidt de aandacht af van wat er werkelijk op het spel staat. Het maakt de professional of leidinggevende tot speelbal van de wensen van anderen (het oordeel van andere topmanagers, de publieke opinie, de aandeelhouders enzovoort.). Dit gaat gepaard met de angst om het juiste te doen wanneer dit op weerstand zou stuiten (want men waakt er angstvallig over om zijn of haar positie in het systeem te behouden, want men heeft de bevestiging absoluut nodig). Om deze angst te overwinnen is innerlijke rust en kracht nodig en dat is onmogelijk zonder meditatie of, voor de gelovige die dit in een relatie tot God plaatst, gebed. Wie mediteert leert niet alleen zichzelf kennen, zijn eigen goede kanten en duisternis te aanvaarden, maar vooral ook te leven vanuit een grondvertrouwen in de werkelijkheid. Men leert te leven vanuit een ‘aanvaard bestaan’, het leven als geschenk te ontvangen, zich open te stellen voor de bron van alle vertrouwen. Dit heeft een aantal belangrijke gevolgen. Omdat men in het basisvertrouwen leeft, hoeft men niet men niet meer op zijn tenen te staan, niet langer om erkenning of bevestiging te bedelen. Men heeft de innerlijke vrijheid verworven om onvoorwaardelijk te kiezen voor wat moet gedaan worden. Men neemt ook afstand van elke vorm van krampachtig perfectionisme omdat men zijn eigen kwetsbaarheid leert te vertrouwen en alleen zo kan men ook de kwetsbaarheid van de ander erkennen. Bovendien leren wij van Leonard Cohen: “forget the perfect offering; there is a crack, a crack in everything, that is how the light gets in”. Vanuit de “aanvaarding aanvaard te zijn” en het daar-
mee gepaard gaande basisvertrouwen kan men opnieuw vertrouwen geven. Men overwint zo de angst voor de ander, de angst om controle te verliezen, de angst van de grootinquisiteur.
“Volgens Janiece Webb is angst de belangrijkste bedreiging van iedereen die verantwoordelijkheid draagt. Helaas heerst in vele bedrijven, ziekenhuizen, universiteiten en andere organisaties, een cultuur van het geïnstitutionaliseerde wantrouwen.” Men gaat er al te vaak van uit dat mensen niet te vertrouwen zijn. Werknemers worden daarom voortdurend onderworpen aan tijdrovende controlesystemen of evaluaties. Newtoniaanse organisaties zijn “kweekvijvers voor angst ” (Bommerez). Indien men wat meer vertrouwen zou geven (en dat kan niet zonder de ontdekking van het persoonlijke vertrouwen in het leven), zouden mensen meer betrokken worden bij de organisatie waarvoor zij werken en er zou meer positieve energie vrijkomen. Bovendien wordt men dank zij de innerlijke vrede en de overwinning van de angst voor de ander, meer betrokken op de anderen. Men gaat zich verbinden. Aldus wordt men een deel van een fundamenteel veranderingsproces, waarin men betrokken is op de mensen met wie men samenwerkt en waarin men zich opent voor een toekomst die zich aandient. Men moet zelf de verandering worden die men in de wereld wil bewerkstelligen (Gandhi). Besluit Pastores kunnen in de zorgsector een zingevingscontext aanreiken waarin mensen niet gereduceerd worden tot zorgobjecten, maar waarin zij de ruimte
Johan Verstraeten [ OP ZOEK NAAR BEZIELING ] 25
krijgen om, wat ook hun tijdelijke of permanente beperkingen zijn, als mens zo volledig mogelijk open te bloeien (“human flourishing”). Maar dat vraagt ook een verandering van de institutionele context waarin zorgverleners en pastores moeten werken. Theory U parafraserend zou men kunnen zeggen: terwijl management nog teveel gericht is op resultaten (‘getting things done’), gaat het nu om ‘het scheppen en cultiveren van een bredere context – een vruchtbare gemeenschappelijke grond en bodem – waarin nieuwe dingen kunnen gebeuren’.
Chris LOWNEY, Heroic Leadership. Best Practices from a 450-Year-Old Company that Changed the World, San Francisco, 2004. Thierry PAUCHANT (ed.), Ethics and Spirituality at Work. Hopes and Pitfalls of the Search for Meaning in Organizations, Westport (Conn.), Quorum Books, 2002. Peter PRUZAN, Kirsten PRUZAN MIKKELSEN, Leading with Wisdom. Spiritual-based Leadership in Business, Sheffield, Greenleaf Publishing, 2007.
Over de auteur Johan Verstraeten is gewoon hoogleraar sociale ethiek aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KULeuven, en is directeur van het Centrum voor de studie van de sociale leer van de kerk. E-mail:
[email protected]
Geraadpleegde literatuur Peter BLOCK, Community. The Structure of Belonging, San Francisco, Berrett-Koehler Publishers, 2008. Jan BOMMEREZ met René HOPPENBROUWERS, Door de bomen het bos zien. Ontdek de eenvoud onder de complexiteit in relaties en organisaties. Met voorwoord door Herman Wijffels, Baarn, United Media Company, 2007. Wil DERKSE, Gezegend leven. Benedictijnse richtlijnen voor wie naar goede dagen verlangt, Tielt, Lannoo, 2007.
C. Otto SCHARMER, Theory U. Leading from the Future as It Emerges. The Social Technology of Presencing, San Francisco, Berrett-Koehler Publishers, 2009. Johan VERSTRAETEN, Leiderschap met hart en ziel, Tielt, Lannoo, 2003 (vijfde druk 2009).
26
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Woensdag 12 oktober 2011. Kortweg: WOE 12.10.11. Een intrigerende cijfercombinatie om bij stil te staan. Ik laat mijn keuze op deze datum vallen om even uit de biecht te spreken, te getuigen dus over mijn werk als pastor in een groot psychiatrisch centrum.
PASTORALE ZORG UITGEDAAGD Meertalig en geïnspireerd Door Koen De Fruyt
WOE 12/10/11: 04u45 Ik kan niet meer slapen en sta op. Niet ongebruikelijk. Rond 5 uur ben ik er meestal uit om rustig de dag te starten. En dat volgens een vast ritueel. Kaarsjes aansteken bij de Christusicoon, het boeddhabeeldje, de foto van ons gezin. Water koken. Koffie opgieten. Een paar kopjes koffie drinken en wat lezen. Een klein half uurtje stille meditatie in de lijn van de zentraditie. Confrontatie met mezelf en de naaktheid van het bestaan. Vervolgens een Onze Vader en een kort gebed waarin ik al wie me dierbaar zijn en wie ik de dag voordien zag, aan God toevertrouw en bid voor wie ik de komende dag zal ontmoeten. Een paar rek- en strekoefeningen om me bewust te zijn van hoe ik in mijn vel zit. Ook wel een beetje om mijn aftakelende lichaam in vorm te houden. Mooi? Onnozel? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik dat nodig heb. En dat ik dit echt mis al die keren dat het me niet lukt. En dat ik hiermee meestal net op tijd klaar ben tegen dat onze jongste zoon de trap afkomt. Dag stilte! Het is nog wat vroeg op de dag om nu al aan eten te denken, maar toch doe ik het. Sinds ik andere keukens heb leren kennen, kan ik nog moeilijk doen alsof de Vlaamse keuken de enige goede is. Het is zeker nog te vroeg om aan wijn te denken, maar toch … Sinds ik Italiaanse en Spaanse en wereldwijnen heb leren smaken, kan ik nog moeilijk doen alsof de Franse wijnen de enige van betekenis zijn. Het klinkt misschien
blasfemisch de spirituele sfeer hier te vergelijken met de culinaire, maar sinds ik waardevolle elementen uit andere tradities heb leren smaken, kan ik nog moeilijk doen alsof alle heil alleen van het katholicisme te verwachten valt. In dat katholicisme ben ik gepokt en gemazeld. Maar za-zen heeft mijn zijn en denken de voorbije decennia grondig mee getekend. En dat draag ik mee – ook in mijn zijn als katholieke pastor. WOE 12/10/11: 08u30 Na onze jongste zoon op school afgezet te hebben, arriveer ik meestal rond deze tijd in het Psychiatrisch Centrum waar ik nu al 18 jaar werk. Op de parking loop ik onze hoofdgeneesheer tegen het lijf. Hij moet mijn richting uit en helpt me de doos boeken en artikels dragen die ik altijd meezeul uit vrees iets te vergeten. We hebben het kort over een collega waar we de laatste weken samen zorg voor droegen. En over een tentoonstelling die hij het voorbije weekend bezocht. Boeiend! En over The Band natuurlijk, een groep waar hij me een cd van zou bezorgen. Leuk als je zo met collega’s kunt omgaan. We komen aan in mijn bureel. Hij zet mijn boeken neer en vertrekt naar een afdeling waar net iemand overleden is. Ik breng Peter, mijn collega die de overledene de laatste weken volgde, op de hoogte.
Koen De Fruyt [ PASTORALE ZORG UITGEDAAGD] 27
WOE 12/10/11: 09u00 Het wordt vooral een vergaderdag vandaag. Om te beginnen eerst het wekelijkse info-moment met alle sleutelfiguren. Dat begint altijd met koffie. Bij die koffie spreek ik even met één van de aanwezigen. Gisteren werd zijn vader begraven. Een dienst begeleid door iemand van het humanistisch verbond. Maar verdriet overstijgt levensbeschouwelijke verschillen. Pastorale betrokkenheid ook. Ik luister, leef met hem mee, ben hem nabij als mens. God komt hier niet ter sprake … En toch sta ik er helemaal – als pastor. Ook in het volgende gesprek tijdens diezelfde koffie komt God niet aan bod. Een afdelingshoofd spreekt me aan over moeilijkheden in zijn team. De weerstand van een aantal teamleden om hardnekkige oude gewoonten te doorbreken zou hij graag bespreekbaar stellen. En zo dingen in beweging brengen, richting meer mensgerichte zorg. Hij vraagt me of ik hier vanuit mijn ethische invalshoek eens mee over na zou willen denken. En of ik eventueel dit gesprek mee kan begeleiden? Is het die ethische invalshoek die hem bij mij brengt? Of heeft het meer te maken met onze pastorale vertrouwdheid met de menselijke tragiek, met de duistere kanten van het mensdom, met de spanning tussen de goede inborst van mensen en de eeltvorming op hun ziel?
tingsmomenten waar onze nieuwe identiteitsverklaring op een creatieve manier voorgesteld werd. Aangezien ikzelf als voorzitter van onze kerngroep identiteit dit traject en de presentatie stevig mee bepaald heb, trek ik de lakens even naar me toe. Ik stel onze directeur patiëntenzorg voor dat ik eerst even het opzet en de context van die drie momenten schets. Kwestie van de evaluatie niet out of the blue te laten maken. Kwestie ook van mogelijke cynische reacties – die je op alle échelons wel tegenkomt – meteen de wind uit de zeilen te halen. Op zo’n moment laat ik de diplomaat en de strateeg in me zijn troeven volop uitspelen. Voor de goede zaak natuurlijk … En met succes. Wat volgt is een mooi gesprek. Over een aantal technische aspecten van de presentatie. Natuurlijk. Maar tegelijk ook over zoveel meer. Over de verhouding tussen woord en daad bvb. Over wat bij mensen blijft hangen van zo’n presentaties. Over het belang van visie en gedrevenheid. Over zorg voor medewerkers en verbondenheid in de werkgemeenschap. Over eeltvorming en nieuwe dynamiek. Over de menselijke factor in tijden van pragmatiek. Over bezieling als dynamisch fundament van kwaliteitsvolle zorg. Over de kern van de zaak dus. Ik ben blij hier even op die kern te hebben kunnen aansturen.
WOE 12/10/11: 09u30 Na de korte info-uitwisseling volgt het afdelings- en diensthoofdenoverleg. Een tweewekelijks overleg dat een behoorlijke hap in mijn kostbare tijd vormt en dat niet altijd over dingen gaat die onze dienst direct aanbelangen. Toch probeer ik er zoveel mogelijk aanwezig te zijn. Om betrokkenheid te tonen. En omdat er af en toe momenten zijn waarop ik het verschil kan maken. Heel vroeger begon zo’n overleg met een gebed van de aalmoezenier. Toen ik zijn plaats op dit overleg overnam, werd het gebed vervangen door een bezinningstekst, een gedicht, een prikkelende overweging over één of ander aspect van de zorg. De laatste jaren lukt ook dat niet meer en probeer ik vooral in het gesprek mijn accenten mee te geven. Vandaag leent de agenda zich hier expliciet toe. We blikken terug op drie interne vormings- en ontmoe-
WOE 12/10/11: 11u30 Na deze weer te lang uitgelopen vergadering ga ik de post halen. Onderweg door de groene lanen van ons centrum probeer ik als steeds iedereen die ik tegenkom, hartelijk te groeten. Voor mij is dat een punt van eer. Niemand voorbij lopen zonder goeie dag te zeggen. Bij wijze van grap zeg ik wel eens dat ik betaald word om honderd keer per dag goeie dag te zeggen, een hand op te steken, te zwaaien, te knipogen, een praatje te maken, te vragen hoe het gaat… Voor mij is dat in deze tijden van vertechnisering en verzakelijking bijzonder belangrijk. Misschien zelfs pastorale prioriteit nummer één. In heel je gedrag warme betrokkenheid uitstralen. Mensen niet zomaar voorbij lopen, maar ze zien, herkennen en erkenning geven. Jij bent voor mij belangrijk. Jij mag er zijn! Oprecht.
28
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
WOE 12/10/11: 13u30 Na samen met mijn collega’s Inge en Peter in het restaurant gegeten te hebben, links en rechts nog enkele mensen kort gezien te hebben, enkele mails beantwoord te hebben, op naar de werkgroep competentiewoordenboek… Vanuit mijn aandeel in de identiteitswerking ben ik hierin terecht gekomen. We proberen er een instrument uit te werken om bespreekbaar te maken welke houdingen, vaardigheden en kennis belangrijk zijn voor wie in ons PC werkt. Een woordenboek waarin die competenties benoemd en geobjectiveerd worden met behulp van zogenaamde gedragsindicatoren. Op het eerste zicht is dit niet meteen mijn ding, maar ik probeer mee te denken en mijn accenten te leggen. Boeiend. Maar soms ook grappig, zeker als je dit bekijkt vanuit de theologische blik die de mijne is: die van het beeldverbod en de negatieve theologie en de deconstructie… Het fascineert me te zien hoe in de zorgsector vaak heel naïef bepaalde aannames, logica’s, tendensen en modes uit de managementliteratuur overgenomen worden. Het boeit me te zien hoe vaak hierbij de instrumentele logica en denkwijzen uit de industriële samenleving onkritisch in het hart van ons kwaliteitsdenken meespelen en met een quasi kinderlijk geloof aangehangen worden. In heel de bredere tendens tot objectivering en beheersing van zorgprocessen en medewerkersbeleid met behulp van instructies, procedures, competentiewoordenboeken… moet ik soms terugdenken aan de tijd van de catechismus, de handboeken en de regels waarin de kerk vroeger ook één en ander probeerde te objectiveren en te reguleren. En dat benoem ik soms ook zo. Maar ondertussen neem ik dus wel bewust aan dit soort werkgroepen deel. En probeer ik er constructief, maar kritisch mee te denken. WOE 12/10/11: 16u00 Genoeg vergaderd voor vandaag. Ik ga naar de gesloten afdeling waar ik elke woensdag rond deze tijd naartoe trek. Ik heb er enkele afspraken met patiënten en word dus verwacht. Mijn eerste gesprek is vandaag echter van bijzonder korte duur. K vertelt me al van bij het binnen komen dat hij momenteel gestalkt wordt,
dat er mensen hem signalen sturen, dat dit niet menselijk is en dat hij hier vandaag dus niet open kan praten. In één adem vraagt hij me of ik vanavond voorga in de gebedsviering. Ik neem hem ernstig in zijn beleving, maar begrens tegelijk. Zonder veel woorden probeer ik zijn agitatie rustig te containen en stel hem voor elkaar straks in de kapel na de dienst even te spreken. Dat is goed, zegt hij. Daar hebben de stralen geen macht. Dat perspectief lijkt hem hier en nu even wat rustiger te maken.
“Misschien zelfs pastorale prioriteit nummer één. In heel je gedrag warme betrokkenheid uitstralen. Mensen niet zomaar voorbij lopen, maar ze zien, herkennen en erkenning geven. Jij bent voor mij belangrijk. Jij mag er zijn! Oprecht.” Onderweg in de gang stopt C mij zoals iedere week wat kleingeld toe – “voor de sukkelaars in Afrika”. Zoals iedere week verzeker ik hem dit geld aan de missies te zullen geven. En dan kom ik bij J terecht, iemand die ik nu toch ook alweer een hele tijd volg. Hij worstelt ermee dat alles zo lang duurt. Hij wil weg uit het ziekenhuis. En tegelijk beseft hij dat er nog werk aan de winkel is. Hij worstelt ook met wat hij vroeger gedaan heeft. Kan hij hier wel voor vergeven worden? Voortbouwend op wat we hierover de voorbije weken en maanden bespraken, spreken we verder. Ik bied ruimte voor zijn beleving, geef hem erkenning hierin, probeer te begrijpen en zoek samen met hem naar uitzicht. En val daarbij dankbaar terug op de psychotherapeutische én pastoraaltheologische inzichten, vaardigheden en houdingen die ik me in de loop der jaren gaandeweg eigen heb gemaakt. We hebben het ook nog even over het verlangen van J
Koen De Fruyt [ PASTORALE ZORG UITGEDAAGD] 29
om een nieuwe bijbel te kopen – één met grote letter. Want J is een grote bijbellezer en we bespreken vaak de vragen die hij uit zijn lectuur bijhoudt. Ik betrap me er weer op dat ik hier wat remmend optreed. Zoveel materiaal in die bijbel is toch wel bijzonder gedateerd. Van zoveel stukken is de houdbaarheidsdatum toch al lang overschreden. En net met veel van die stukken doen patiënten soms rare dingen. Ik denk aan één van onze psychiaters die de bijbel regelmatig het gevaarlijkste boek van de wereld noemt. Volgende week bied ik hem overigens asielruimte in onze kapel om er zijn kritische afscheidscauserie te houden. Maar nu zit ik met de vraag van J en zoek ik naar een passend antwoord op zijn vraag. En op de vraag achter die vraag. WOE 12/10/11: 18u30 Tegen 18u15 kom ik aan in onze kapel voor de wekelijkse woord- en communiedienst van 18u30. De woensdag is daarmee een lange dag, maar dat stoort me niet. Ik geniet altijd van deze dienst die Peter, Inge en ik om beurten voorgaan. Een gebedsdienst van een half uurtje, behoorlijk klassiek van opbouw en taal. Openingsgebed, inkeermoment, evangelie van de dag, korte duiding, voorbeden, Onze Vader, communie, muziek, stilte, slotgebed, zegen. Ik kies hier bewust voor herkenbaarheid en soberheid. Dat geeft rust. En zo zie ik ook dat de kleine twintig patiënten en bewoners die hieraan deelnemen, deze dienst ervaren: als een rustig moment van inkeer op de kanteling van de week. Een moment van samen stil vallen met behulp van taal en vormen die de traditie ons gegeven heeft. Een moment van bezinning en gebed waar we
met woorden én zonder woorden ruimte maken voor al wat ons bezig houdt, onze levenslasten én onze zegeningen, onze verlangens én onze zorgen… en dat alles toevertrouwen aan de Onnoembare. WOE 12/10/11: 19u30 Na de dienst nog een kort gesprek met K die ik eerder die dag zag. Ook nog een heel korte uitwisseling van blikken met een andere trouwe aanwezige die sinds kort longkanker heeft. Binnensmonds mompel ik een Kyrie, God ontferm u over ons in al onze broosheid. Een gebed waarop ik mezelf meermaals per dag betrap … En dan afronden, kijken of alle kaarsen wel uit zijn, drie keer controleren of ik de kapel wel gesloten heb. Uittikken. En naar huis, met Klara in de auto. Loslaten, tijd voor mezelf, voor mijn vrouw, mijn vier zonen. Werkkledij afleggen, short en T-shirt aan, kaarsjes aansteken bij de Christusicoon, het boeddhabeeldje, de foto van ons gezin. Tijd voor Italiaanse wijn. Tijd voor een Griekse pizza. Foei, Koen, je gaat nog eens echt dik worden. Morgen weer wat lichaamsoefeningen! Kyrie eleison… God ontferm u over dit vege lijf. Laat de dood nog even op een afstand blijven. Over de auteur Koen De Fruyt is diensthoofd Pastoraal & Zinzorg in het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus te Beernem en diensthoofd Identiteit op het Provincialaat van de Broeders van Liefde te Gent. E-mail:
[email protected]
30
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
GEBED VAN DE PASTOR Filip Zutterman
Hier zijn we dan, staande voor U die al wat leeft bemint. En zingen uw en onze hoop uit over deze dag, over ons werk, over ons samen leven. Zegen ons allen één voor één dat wij horen wat moet gehoord, dat wij spreken waar moet gesproken. Zegen ons met uw ontferming over allen die aan onze pastorale zorg worden toevertrouwd.
Filip Zutterman [ GEBED VAN DE PASTOR ] 31
In uw naam bidden wij… lachen en wenen, in lief en leed, de een met de ander … naar U toe, omdat Gij niet ver weg zijt voor wie U roepen. Want het kan toch niet uw bedoeling zijn dat wij vallen en niet meer opstaan, dat wij verdwalen en geen rust meer vinden. Wees ons daarom in mensen nabij, Toegewijd en trouw dat wij leven. En geef dat wij zo’n mensen zijn. Dat vragen wij U door Jezus Christus, die Uw weg van menslievendheid voluit is gegaan. Amen.
32
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Sinds jaar en dag zijn wij actief in de vorming en begeleiding van volwassenen, in het bijzonder van pastoraal werkenden: geëngageerd in onderscheiden werkvelden, al dan niet gewijden, vrijgestelden en vrijwilligers, mannen en vrouwen. Dat werk doen we vanuit een (durven we zeggen) authentieke bekommernis én om de ‘zaak’ én om de ‘mens’. Zeg maar: om de kwaliteit van het pastorale werk en het leven van de pastor. Met het oog op die kwaliteit behoeven de betrokkenen – zoals trouwens alle werkers in mensen relatiegerichte beroepen – leven-gerichte, werk-gerichte en lerengerichte ondersteuning, vorming en begeleiding. In dit artikel, waarin we ons in eerste instantie richten tot pastores in de zorgsector, focussen we op praktijkbegeleiding. Dat is een overkoepelende term voor: werkoverleg, werkbegeleiding (of mentorschap), collegiale consultatie, coaching, supervisie en intervisie. Het gaat er ons om dat soort begeleiding een gepaste plaats te geven in de Vlaamse pastorale context, en steeds opnieuw een adequate vorm, rekening houdend met de betrokkenen en hun concrete situatie.
PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES Een hefboom voor werk- en levenskwaliteit Door Erik Herrebosch en Jef Stevens
Omdat we beducht zijn voor elke vorm van verabsolutering bouwen we onze bijdrage logisch op als volgt. We beginnen bij de essentie van pastoraal werk, omdat die ons steeds als perspectief voor ogen moet staan. We geven vervolgens aandacht aan de context waarin het pastoraat actueel wordt beoefend. Daarna staan we stil bij de specifieke deskundigheid die pastores moeten verworven hebben en verder ontwikkelen om daarin optimaal te kunnen functioneren. We beklemtonen bovendien hun recht op de nodige ondersteuning, en wel van diverse kanten. Dat brengt ons bij praktijkbegeleiding, waaraan we dan verder uitvoeriger aandacht besteden. De kern van de ‘pastorale zaak’ Ongeacht hun werkveld staan pastores met hun gevarieerde opdracht ten dienste van hun medemensen, meer bepaald – maar dat dan wel in
“Zonder een ware verbondenheid met die levende kerk waarin de evangelische boodschap wordt wakker gehouden en overgedragen, zonder loyaliteit tegenover haar, zonder waarachtige liefde voor haar heeft pastorale arbeid geen enkele betekenis. Dat sluit moeite met en kritiek op diezelfde kerk niet uit maar in.”
Erik Herrebosch en Jef Stevens [ PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES ] 33
zijn meest omvattende zin – in hun gelovig mens worden, persoonlijk en als gemeenschap. Van die geloofsgemeenschap zijn zij natuurlijk allereerst zelf lid. Ook zij hebben hun levensweg te gaan, samen met velen, op een bijzondere manier met tochtgenoten die hun christelijke levensoptie delen. Daarin zijn ook zij zoekend en vindend, ontvangend en gevend. Maar zij weten zich tegelijk tot het pastoraat geroepen. En zij werden in, namens en in dienst van de gemeenschap in een aparte functie aangesteld. Zo worden zij herders, begeleiders, voorgangers, dienaars van allen. Zij nemen in het pastorale gebeuren een eigen plaats in, maar zijn steeds samen met anderen op weg en werken met hen samen. Dat zij daarbij zichzelf blijven en dus op een persoonlijke wijze hun opdracht vervullen, is alleen maar te hopen. Iets anders is dat zij hun wijze van gelovig-zijn, hun (theologische) opvattingen, hun favoriete aanpak... als de enig goede zouden beschouwen en opdringen aan anderen. Het gaat uiteindelijk niet om hen. Pastoraat is geen werk dat in eigen naam wordt uitgeoefend. Het put al zijn zin en kracht uit een levende verbondenheid met de Verrezene. In hun godsrelatie zullen pastores dan ook steeds weer investeren. Zij doen dat evenzeer in hun relatie tot de kerk: tot allen die de weg van het evangelie gaan en gegaan zijn. Zonder een ware verbondenheid met die levende kerk waarin de evangelische boodschap wordt wakker gehouden en overgedragen, zonder loyaliteit tegenover haar, zonder waarachtige liefde voor haar heeft pastorale arbeid geen enkele betekenis. Dat sluit moeite met en kritiek op diezelfde kerk niet uit maar in. Werkelijke trouw aan het evangelie combineert een zorgzame aandacht voor het waardevolle van de traditie met de moed om – vanuit de gevoeligheden van de huidige cultuur – op zoek te gaan naar een nog consequentere beleving van het christelijk geloof, naar een juistere verwoording ervan, en naar een betere inrichting van het kerkelijk leven. Goed pastoraat zal door zulke scheppende trouw gedragen zijn, want het zal het zoekproces van de hele geloofsgemeenschap in onze culturele overgangsfase begeleiden: omzichtig
toeziend, maar tegelijk toch ook heel stimulerend en uitnodigend19. In zo’n pastorale onderneming mogen ‘meespelen’, in het besef daartoe geroepen en gezonden te zijn, is wel bijzonder. En dat doet iets met de betrokkenen. Voor elk van hen liggen daarin kleine en grote uitdagingen, de confrontatie met diverse mensen in uiteenlopende situaties, en tegelijkertijd kansen om zelf verder uit te rijpen als medewerker in het pastoraat en als gelovige mens.
“Als je als pastor geen ‘hulpverlener’ bent zoals die andere deskundigen, geen psychotherapeut, geen… wie ben je daar dan wel? Is je identiteit duidelijk voor jezelf? Is daarover een consensus binnen het pastoraal team en de beroepsvereniging van pastores in de gezondheidsen welzijnssector?” De actuele leef- en werkcontext van de pastor We mogen niet blind zijn voor de context waarin pastores vandaag werkzaam zijn. Zij opereren in onze westerse leefwereld, die in toenemende mate multicultureel en multireligieus wordt. Een leefwereld die verder gekenmerkt is door individualisering, door een anti-institutionele reflex, door voortgaande secularisering, door ontkerkelijking, door negatieve berichten over beleid en optreden van kerkelijke vertegenwoordigers… Je bent precies niet mee als je je nog met geloof en kerk inlaat. En je moet wel sterk in je schoenen staan om, die lucht constant inademend, je toch in het pastoraat te blijven engageren. Er is vervolgens het gevoerde pastoraal beleid, geïn-
19 Voor deze paragraaf lieten we ons inspireren door: W. Van Soom, Pastoraat en kwaliteit, in: J. Stevens, Werken aan kwaliteit in het pastoraat. Praktijkbegeleiding in veelvoud, Averbode/ Apeldoorn, Altiora, 1996, 14-35. 20 Zie in dit verband: C. Leget, De rol van de pastor in multidisciplinaire spirituele zorg, in: D. Lootens (Red.), Ontsluitende zorg. De toekomst van het pastorale beroep, Antwerpen, Halewijn, 2011, 30-41. Zie ook: A. Dillen, A. Liégeois & A. Vandenhoeck, Pastores als spirituele zorgverleners: identiteit, professionaliteit en uitdagingen, in: A. Dillen, A.
34
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
spireerd en gedragen door een orde/congregatie en/of een bisdom, toegesneden op maat van de instelling of van een geheel van voorzieningen. Dat beleid is niet altijd duidelijk. Het biedt ook niet overal evenveel ruimte en middelen voor kwaliteitsvol pastoraal werk. Niet makkelijk voor pastores om zich daartegenover te situeren en binnen de uitgetekende krijtlijnen optimaal te functioneren, waar nodig op structurele veranderingen aan te sturen. Het gaat hier over de rechtmatig en wenselijk geachte plaats van het pastoraat en de pastor in een gegeven werkcontext. Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen zijn ‘professionele organisaties’, waarin deskundigen allerhande ‘hun ding doen’, maar elkaar ook vinden in multidisciplinaire samenwerking (met het oog op een integrale en integratieve benadering van mens en samenleving). Die professionals bepalen in belangrijke mate de gang van zaken en de cultuur van de instelling. Het is verre van vanzelfsprekend om je als pastor in zo’n midden in en aan te passen zonder identiteitsverlies. Want wat is jouw professionele specifieke bijdrage naast die van artsen, verpleegkundigen, sociaal werkers, psychotherapeuten…? Als je als pastor geen ‘hulpverlener’ bent zoals die andere deskundigen, geen psychotherapeut, geen… wie ben je daar dan wel? Is je identiteit duidelijk voor jezelf? Is daarover een consensus binnen het pastoraal team en de beroepsvereniging van pastores in de gezondheids- en welzijnssector?
“Ondertussen voltrekt zich, mede onder de druk van de ontwikkelingen in onze maatschappij, een voortgaand proces van professionalisering in het pastoraat. We juichen dat zeker toe. Het kan en mag vandaag gewoon niet anders.” En wordt die invulling erkend en ernstig genomen door die andere spelers, van wie meestal klaarder is
wat zij in het geheel van de ‘onderneming’ te bieden hebben?20 Die identiteitskwestie manifesteert zich overigens ook in het taalgebruik. Zo is het voor ons bijvoorbeeld een vraag of ‘geestelijke verzorging’ een adequate benaming is, of zo’n uitdrukking niet evenveel verhult dan verheldert21. Wijzen we hier ten slotte op de verscheidenheid van pastorale activiteiten, het nodige overleg, organisatie en administratie daarbij inbegrepen. Het gaat in ieder geval om een veelheid en een grote diversiteit van taken, die vaak in snelle wisseling en op ongeregelde momenten worden opgenomen. Bovendien zijn die moeilijk af te lijnen. Niet eenvoudig om dat overzichtelijk en werkbaar te houden. En bij dat alles de kern van de ‘pastorale zaak’ niet uit het oog te verliezen. De nodige pastorale deskundigheid Het pastoraat in gezondheids- en welzijnsvoorzieningen dient – zoals elders uiteraard – te worden behartigd door daartoe bekwame mensen, gekwalificeerde pastores, die als professionals loyaal met vrijwilligers weten samen te werken. In functie van hun kerntaak zullen zij in elk geval een aantal kern- of basiscompetenties22 moeten hebben. Zij moeten toch werkelijk in staat zijn anderen in hun gelovig mens worden te begeleiden, hun werkelijkheidsbeleving met de geloofstraditie in verbinding te brengen. Daartoe dienen zij goed thuis te zijn en te blijven in de theologie: systematische theologie, exegese, moraal, ecclesiologie, liturgie, pastoraaltheologie. In de filosofie en de geschiedenis. Maar evenzeer in menswetenschappen als psychologie, sociologie, groepsdynamica, organisatieleer. Dat alles maakt hun intellectuele vorming uit. Daarnaast, en daarmee verweven, moet een grondige spirituele vorming staan. Zeg maar: een eigentijdse persoonlijke en beroepsspiritualiteit waarin de spanningen geloof-leven en persoon-functie gezond en gezondmakend blijven. Een derde wezenlijk luik van de basiscompetenties en bijgevolg van de (voortgezette) pastorale vorming heeft betrekking op wat we geïnspireerde techniek kunnen noemen. Het gaat om (het leren van) vaardigheden als spreken met mensen, individueel en in
Liégeois & A. Vandenhoeck (Red.), De moed om te spreken en te handelen. Profetisch pastoraat, Antwerpen, Halewijn, 2009, 212-232. 21 In deze sympathiseren we met iemand als Doris Nauer. Zie o.a. haar gedegen en heldere bijdrage: D. Nauer, De pastor als profeet?!, in: D. Lootens (Red.), a.w., 42-59, speciaal 54-57. 22 Zie: K. De Fruyt & D. Lootens (Red.), Pastoraal advies Competenties. Tweede pastoraal advies van de subcommissie pastorale zorg in algemene en psychiatrische ziekenhuizen, Zorgnet Vlaanderen, Brussel, 2011.
Erik Herrebosch en Jef Stevens [ PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES ] 35
groepsverband, liturgie vieren en verkondigen, collegiaal overleggen, plannen, organiseren en evalueren. Van die vereisten kan niets worden afgedaan, hoe verschillend pastores (met hun eigen mogelijkheden en beperktheden) in werkelijkheid ook mogen zijn. Hun gerichte betrokkenheid op mensen moet gewoon zo kwaliteitsvol mogelijk zijn. Dat veronderstelt bovendien dat pastores zich een en ander echt hebben eigen gemaakt, hebben geïntegreerd. Cruciaal is dat zij zichzelf, hun totale beroepspersoon, als hun basisinstrument ter beschikking hebben in hun werk. Die kunde en kunst verwerven zij slechts door een fundamenteel leerproces, een leren met hun hele persoon, dat zich in het bijzonder langs de ervaringsweg en onder deskundige begeleiding kan voltrekken. Wie als pastor wordt aangesteld, moet op die weg reeds gevorderd zijn. Daarmee verbinden we ook graag persoonlijke rijpheid en levenswijsheid. Ondertussen voltrekt zich, mede onder de druk van de ontwikkelingen in onze maatschappij, een voortgaand proces van professionalisering in het pastoraat. We juichen dat zeker toe. Het kan en mag vandaag gewoon niet anders. Met amateurisme wordt de kernopdracht van pastores niet op een volwaardige manier vervuld, worden uiteindelijk de mensen niet echt gerespecteerd en in hun gelovig-zoekend bestaan gediend. Maar we zien die evolutie – wat sommigen vrezen – wel niet eng functioneel. Meer dan ooit zijn we ervan overtuigd dat met name een geleefde en bereflecteerde spiritualiteit voor de pastores zelf en voor hun werk van het grootste belang is23. Dat gaven we trouwens al aan bij het benoemen van de pastorale basiscompetenties. Ondersteuning, deskundigheidsbevordering en recreatie Pastoraat is een complexe en delicate onderneming, die veel van pastores vergt en bij hen veronderstelt. Dat hebben we met de voorafgaande paragrafen genoegzaam opgeroepen. Zij kunnen dat werk maar goed doen en er tegelijk zelf wel bij varen, als zij de nodige steun krijgen van
hun omgeving én die ook aanvaarden. Die steun mogen zij verwachten van medepelgrims, door wie zij zich als christenen en als pastores gedragen weten. Oversten op verschillende niveaus dienen hen oriëntatie en leiding te geven. Handreikingen op inhoudelijk en methodisch vlak moeten komen van specialisten. Persoonlijke of ‘geestelijke’ begeleiding is zeker in bepaalde periodes kostbaar.24 Pastores kunnen maar kwaliteitsvol werk leveren en daaraan arbeidsvreugde beleven, als hen tevens gepaste leerkansen worden geboden én zij die ook grijpen. Hun deskundigheid kunnen zij op diverse wijzen onderhouden en uitbreiden. Dat gebeurt in de eerste plaats in de ‘leerschool van het leven’, toch in de mate dat zij stilstaan bij wat zij meemaken. Geregelde lectuur en studie zijn noodzakelijk. Bepaalde vaardigheden worden bij goede gelegenheden verder ingeoefend. En vergeten we praktijkbegeleiding niet, waarop zij in de aanvangsfase en bij overgangen gewoon recht hebben. Hierop gaan we in de volgende paragrafen dieper in. Bij dat alles dient aan pastores ruimte te worden geboden én door henzelf genomen voor ‘recreatie’. Die houdt in: rust en ontspanning, bewonderend en beschouwend stilstaan bij wat goed is en mooi, beleving van persoonlijke relaties, stilte, gebed en bezinning… Daarvoor zal men best vaste momenten vrijhouden in de dag, in de week, in de maand, in het jaar. Op die manier kan worden voorkomen dat pastores op de duur aan de werkbelasting ten onder gaan, opbranden. Praktijkbegeleiding nader bekeken Lichten we nu uit het geheel van de genoemde hefbomen voor werk- en levenskwaliteit de praktijkbegeleiding. Ongetwijfeld hebben pastores die vandaag in de zorgsector actief zijn bij hun intrede in dat werkveld enige vorm van werk-gerichte begeleiding gekregen, onder welke benaming dan ook. Dat is ook noodzakelijk. Men wordt toch maar een vol-functionerende pastor door – met een gedegen pastorale opleiding – het (of een ander) pastorale veld te betreden, er aan de slag te gaan, er werkervaring op te
23 Zie b.v.: K. Bras, VACARE – de grondhouding van de pastor, in: K. Bouman & K. Bras, Werken met spiritualiteit, Baarn, Ten Have, 2001, 67-76; Idem, De spiritualiteit van de pastor, in Praktische theologie, 27 (2001) 302-313. 24 Zie: J. Stevens, Gezien en beluisterd worden heelt de mens. Over persoonlijke begeleiding, Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2003. En: H. Andriessen, Oorspronkelijk bestaan. Geestelijke begeleiding in onze tijd, Baarn, Gooi & Sticht, 1996.
36
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
doen. Maar om die stap met succes te kunnen zetten, moeten pastores(-in-spe) daarbij op deskundige begeleiding kunnen rekenen. Zij dienen over de sector en het pastoraal werk daarin te worden geïnformeerd, te worden geïntroduceerd bij medewerkers, wegwijs gemaakt in de structuur en cultuur van de instelling, zaken te kunnen uitproberen... De nodige praktische en psychologische ondersteuning is noodzakelijk. En niet in het minst hebben de betrokkenen op dat moment behoefte aan assistentie bij hun leren door doen en aan ervaring. Men zal hierbij steeds zorgvuldig afwegen, welke vorm die begeleiding best aanneemt, rekening houdend met de betrokkenen en omstandigheden. Dat veronderstelt kennis van zaken. Daartoe willen we met dit artikel bijdragen. Onderscheiden vormen van praktijkbegeleiding Zoals reeds aangegeven is praktijkbegeleiding voor ons een overkoepelende term die staat voor zes onderscheiden vormen van begeleiding. Dat is wat anders dan een containerbegrip, waarin je werkelijk van alles en nog wat kunt stoppen. Hier volgt een korte omschrijving. We beschouwen werkoverleg, incidenteel en gesystematiseerd, als een plaats waar medewerkers voeling houden met elkaar, elkaar informeren, samen prioriteiten bepalen, plannen en afspraken maken, evalueren en bijsturen, creatieve oplossingen uitwerken, elkaar inspireren en ondersteunen... Een plaats mogen innemen in een goed draaiende pastorale ploeg waarin geïnspireerd, effectief en efficiënt wordt overlegd, biedt een meerwaarde voor alle (beginnende) pastores. Mede daardoor worden en blijven zij bezielde, collegiaal ingestelde en vaardige werkers.25 Bij werkbegeleiding (of mentorschap) geeft de begeleider concrete praktijkgerichte hulp aan zijn (ook steeds haar) collega-‘beginneling’. Zo’n taak- en persoonsgerichte bijstand houdt onder meer in: de beginnende pastor ter plaatse verwelkomen en opvangen, hem (ook steeds haar) in contact brengen met mensen met wie hij (ook steeds zij) zal samenwerken, vertrouwd maken met de gegeven infrastructuur, met gewoontes en gebruiken, hem informeren over en
oriënteren op zijn opdracht. Werkbegeleiding houdt ook directe ondersteuning in bij het feitelijk te verrichten werk. Zo kan de werkbegeleider helpen bij allerlei praktische en inhoudelijke aspecten van de pastorale taak, zoals het voorbereiden van een viering, de inhoud en de vorm van een preek, het deelnemen aan overleg in de pastorale ploeg. Pastores die op een gegeven moment behoefte hebben aan goede raad met betrekking tot hun pastoraal optreden, kunnen zich wenden tot een collega (dichtbij of veraf) die in hun ogen deskundig en betrouwbaar is. Hier is sprake van collegiale consultatie. Het contact tussen beiden zal, als het tenminste goed is, bij de consultatievrager leiden tot een duidelijker zicht op zijn werkproblemen en mogelijk tot een meer efficiënte en effectieve aanpak ervan. Niet dat hij zomaar recept-antwoorden kan verwachten van zijn collega, hoe bekwaam die ook mag zijn. Dat zeker niet. Maar een belangstellende blik, een luisterend oor, een wederwoord, een kritische vraag of bedenking, een suggestie ... doen wonderen. Ze zijn in de regel voldoende om beter – dit is: meer adequaat in zijn pastoraal optreden en zich daarin tegelijkertijd beter voelend – verder te kunnen, onmiddellijk en wellicht op langere termijn. De professionele ontwikkeling van pastores kan eveneens worden bevorderd door coaching. Bij deze momenteel modieuze vorm van praktijkbegeleiding wordt gefocust op bepaalde aspecten van vakmanschap die (beginnende) pastores verder kunnen en willen aanscherpen. De coach staat hen daarbij terzijde. Hij is iemand die, voor zover dat nodig blijkt, gepaste instructies en praktische aanduidingen geeft. Eventueel demonstreert hij gewenst werkgedrag. Hij observeert geselecteerde activiteiten van de beginners en geeft hen daarop feedback. Niet de geringste bijdrage van de coach is gelegen in zijn persoonlijkprofessionele aanwezigheid bij en betrokkenheid op de gecoachte. In supervisie ligt de klemtoon duidelijk op leren. Het gaat om systematisch leren aan praktijkervaring, die door de pastor wordt opgedaan in zijn concreet professioneel handelen. Er wordt op geregelde tijdstippen en op voldoende afstand van het werk een
25 Het is niet gebruikelijk werkoverleg te beschouwen als een vorm van praktijkbegeleiding. Wij doen dat uitdrukkelijk wel, uiteraard in het besef dat dit niet de enige functie van werkoverleg is. Zie over samenwerking en overleg: J. Stevens, Teamwork en teamontwikkeling, Leuven/Apeldoorn, Garant, 42-77.
Erik Herrebosch en Jef Stevens [ PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES ] 37
‘leergesprek’ georganiseerd, waarin werkervaringen door de betrokkene (op dat moment de ‘supervisant’) worden nageproefd. Dat leerzaam omzien gebeurt onder deskundige begeleiding van een supervisor en volgens afgesproken regels. De supervisant bereidt zich persoonlijk op dit leren-gericht spreken voor, speciaal door het uitschrijven van een werkverslag. Hij verwerkt het ook achteraf, enerzijds door in een supervisieverslag te formuleren wat hij uit het systematisch stilstaan bij zijn werkervaring heeft geleerd, en anderzijds door een oprecht pogen het geleerde in praktijk te brengen. In intervisie kunnen we twee hoofdrichtingen onderscheiden. In de ene ligt het accent vooral op ondersteuning (zoals bij consultatie). Een beperkte groep pastores houdt geregeld samenkomsten om hun werkproblemen met elkaar te bespreken. Om beurt krijgt elk van hen de kans om die te verwoorden, daarin door de anderen beluisterd te worden en daarop reacties te krijgen in de vorm van vragen, feedback, suggesties. In de andere richting ligt de klemtoon sterk op leren (zoals bij supervisie). Pastores verbinden er zich toe geregeld samen te komen om hun werkervaringen zo met elkaar uit te wisselen, dat door wederzijdse herkenning en confrontatie voor elk persoonlijk leermomenten ontstaan. Een intervisiegroep is een ‘peergroup’, een groep van ‘gelijken’, die zonder begeleiding aan hun doelen werken. Overeenkomsten tussen de begeleidingsvormen De zes vermelde begeleidingsvormen vatten we in die ene overkoepelende term ‘praktijkbegeleiding’. Dat betekent dat zij niet volledig naast elkaar staan, maar een aantal overeenkomsten vertonen. Zo zal de inhoud altijd op een of andere manier betrekking hebben op drie op elkaar betrokken en met elkaar verweven elementen, namelijk: de werker, zijn werk en zijn werkkader. Hier: de pastor in zijn concreet functioneren, het geheel van de door hem op te nemen pastorale taken en het pastorale kader waarin hij is tewerkgesteld. Nu hoeft de aandacht van de betrokkenen niet steeds in gelijke mate uit te gaan naar elk van die elementen. De trits werker-werk-werkkader
blijft hoe dan ook staan. Er zijn tevens overeenkomsten in de aanpak. Steeds dient er immers doelgericht, met oog voor contextuele gegevenheden en vooral met respect voor mensen worden gewerkt. Uiteraard zal bij elke begeleidingsvorm het optimaal functioneren van de pastor als algemeen doel voor ogen staan. Verschillen tussen de begeleidingsvormen Staan dus de onderscheiden vormen van praktijkbegeleiding alle in functie van een zelfde algemeen doel (namelijk het optimaal functioneren van de werker), komen daarbij steeds dezelfde inhoudelijke elementen aan bod, en gelden er steeds dezelfde agogischdidactische en ethische grondregels, ze verschillen natuurlijk ook in een aantal opzichten. Denk maar aan: de participanten, hun respectieve posities en rollen, hun onderlinge relatie, hun vereiste deskundigheid, maar vooral het specifieke accent in de doelstelling. Zo ligt bij werkoverleg en werkbegeleiding de klemtoon op beleidsrealisering in en door een adequate taakuitvoering. Niet dat daarbij in het geheel geen plaats zou zijn voor ondersteuning of voor leren uit en voor de praktijk. Zeker niet. Maar de beleidsrealisering komt daar het eerst. In de supervisie daarentegen staat leren (gericht op deskundigheidsvergroting) voorop, zonder dan weer helemaal aan de overige doelen voorbij te gaan. Collegiale consultatie zal, rekening houdend met de concrete adviesvraag en de daaraan gekoppelde verwachtingen van de vrager, in hoofdzaak ondersteuning bieden (op psychologisch, moreel en praktisch vlak). Bij coaching lijken ons beleidsrealisering, ondersteuning en leren zowat een gelijke klemtoon te krijgen. In intervisie ten slotte onderkennen we, zoals gezegd, twee richtingen: de ene met het accent op ondersteuning, de andere op leren. Ons agogisch uitgangspunt Het zorgvuldig onderscheiden van die zes vormen van praktijkbegeleiding vinden we belangrijk om fundamenteel agogische redenen. We beseffen natuurlijk dat ze niet haarfijn van elkaar af te lijnen zijn, noch in de theorievorming, noch in de praktijk. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang de betrokkenen maar goed weten waarmee ze (niet) bezig zijn. In feite zal
26 Zie: J. Stevens, Supervisie als controle en als leermethode,in Collationes, 9 (1979) 55-73; J. Stevens & W. Van Soom, Leren in en aan pastorale supervisie, in Collationes, 12 (1982) 70-88. 27 Dat komt duidelijk tot uiting in de volgende publicaties, chronologisch geordend. J. Stevens, Intervisie: een leerweg als geen andere, in Sacerdos, 59 (1991-1992) 135-146; J. Stevens, Terugvallen op een betrouwbare collega-raadsman. Over ‘collegiale consultatie’, in Sacerdos, 60 (1992-1993) 125-134; J. Stevens, M. Bodson & W. Smeets, Werkbegeleiding in het pastoraat, in
38
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
er telkens een keuze moeten worden gemaakt, antwoordend op de vraag: welke vorm van praktijkbegeleiding, combinatie van vormen of mengvorm is voor deze pastor of voor deze groep pastores in de gegeven context het meest aangewezen, verantwoord en haalbaar? De verleiding blijkt altijd weer te bestaan om alles op een hoop te gooien of om één of andere vorm van praktijkbegeleiding (vroeger vooral supervisie, nu coaching) te verabsoluteren. Dat kan gebeuren onder meer bij gebrek aan een ruim denkkader of aan de nodige kundigheid. Dergelijke verabsolutering is soms ook het gevolg van een onkritisch en opportunistisch meegaan met modetrends. Zijn pastores in hun professionele ontwikkeling en de kwaliteit van het pastoraat daarmee gediend? Nog andere keuzes dienen telkens weer te worden gemaakt. Het gaat om vragen als: In welke mate heeft een pastor nood aan begeleiding op de werkplek zelf en/of daarbuiten? Moet de begeleiding (zoals in het kader van een opleiding) worden verplicht of ligt het initiatief in eerste instantie bij de betrokken pastor zelf? In welke mate wordt de begeleiding best geformaliseerd? Wanneer gebeurt ze bij voorkeur individueel, wanneer beter in groep? Een geleidelijke ontwikkeling De boven geschetste kijk op praktijkbegeleiding is het resultaat van een decennialang ontwikkelingsproces. Veertig, vijftig jaar geleden was er in de Vlaamse pastorale context op dat vlak werkelijk niets. In de wereld van het maatschappelijk werk en de psychotherapie – ook delicaat werk met mensen – kreeg praktijk-gerichte begeleiding al wel een zekere plaats. Die begeleiding droeg meestal de naam supervisie, al werd daaronder niet steeds hetzelfde verstaan. Gelukkig is destijds in Nederland inzake systematisering van en theorievorming rond supervisie belangrijk werk verricht, zodat wij in Vlaanderen bij dat ‘Nederlands supervisieconcept’ konden aanleunen. Nog via Nederland heeft de Klinisch Pastorale Vorming (KPV) in onze contreien een zekere invloed gehad. Marcel Bodson, die inzake vorming en begeleiding van pastores in de zorg een waardevolle bijdrage leverde, werd in die school gevormd en haalde daar zijn inspiratie. Met
zijn pensionering is echter aan dat KPV-verhaal in de Vlaamse kerk formeel een einde gekomen. Ook wij hebben aanvankelijk – in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw – de supervisievorm ontdekt, gepraktiseerd en overdacht.26 Maar vanuit onze agogische optiek en ingesteldheid zochten we vanaf het begin naar verbreding in de praktijkgerichte begeleiding. Met supervisie kun je immers niet alle doelen bereiken. Intervisie kwam al vlug in beeld, en vanaf 1990 vervolgens collegiale consultatie, werkbegeleiding, en coaching.27 En zo vielen de puzzelstukken stilaan in elkaar. De eerste poging tot het formuleren van een globale visie op praktijkbegeleiding (overkoepelende term!) werd afgeleverd in 199628, een meer uitgewerkte en verfijnde tekst in 200629. We hebben daarin dus het hele plaatje beschreven. Tegelijkertijd trachtten we duidelijkheid te scheppen inzake terminologie. Die duidelijkheid is over het algemeen in de literatuur, vooral in de Engelstalige en Duitstalige, namelijk ver te zoeken. Parallel met dat proces van theorievorming voltrokken zich geleidelijk aan verschuivingen in de begeleidingspraktijk en in het beleid ter zake. Maar het blijft opmerkelijk hoe verschillend met die kaarten gespeeld werd en wordt in de onderscheiden bisdommen en sectoren. Wat er aan praktijkbegeleiding gebeurt, hangt telkens af van enkele mensen die gegeven hun positie, deskundigheid en overredingskracht kunnen wegen op de gang van zaken. Ook het werkkader is mede bepalend, in de zin van eerder stimulerend dan wel remmend. In de zorgsector bijvoorbeeld waar professionalisering zich sterk doorzet, zal een consistent beleid sowieso meer ruimte scheppen voor vorming en begeleiding van medewerkers. Een ander voorbeeld zijn de pastorale opleidingen. Om de stages goed te kunnen organiseren, hebben de stageverantwoordelijken voor de betrokkenen vaak een keurig uitgewerkte stagegids uitgewerkt. In de regel nemen werkbegeleiding en supervisie daarin een prominente plaats in. Ondertussen was natuurlijk het besef gegroeid dat voor het geven van dat soort begeleiding ervaren pastores nodig zijn, die bovendien een specifieke bege-
Sacerdos, 60 (1992-1993) 453-464; J. Stevens, Coachen in het pastoraat?, in Sacerdos, 64 (1996-1997) 339-350. 28 J. Stevens ( m.m.v. M. Bodson en W. Van Soom), Werken aan kwaliteit in het pastoraat. Praktijkbegeleiding in veelvoud, Averbode/Apeldoorn, Altiora, 1996. 29 J. Stevens, E. Herrebosch & A. Vandenhoeck, Praktijkbegeleiding van pastores. Met het oog op kwaliteit van werk en leven, Anwerpen, Halewijn, 2006.
Erik Herrebosch en Jef Stevens [ PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES ] 39
leidingsdeskundigheid hebben verworven. Er moest bijgevolg een specifieke opleiding komen. Die werd door Jef Stevens en Willy Van Soom als een project van CCV in Mechelen georganiseerd voor gegadigden uit alle Vlaamse bisdommen. Een onderneming van twee jaar, die voor het eerst van start ging in 1980 onder de benaming Toerusting van pastorale supervisors. Het is de bedoeling dat in september 2012 de tiende editie, nu onder de vlag Opleiding Praktijkbegeleiding van Pastores. Werkbegeleiding en supervisie op gang getrokken wordt in het TPC te Antwerpen, met Erik Herrebosch als hoofdverantwoordelijke. Daarvoor worden in het voorjaar acht deelnemers geselecteerd uit de kandidaten die zich zullen aanmelden. Uiteraard is de opleiding in de loop van dertig jaar voortdurend bijgesteld, meegaand met de ontwikkelingen in de begeleidingspraktijk en in de theorievorming daarover. Steeds beruste de leiding ervan bij een meerhoofdige staf30, die tevens (nu al vijfentwintig jaar) blijft instaan voor een jaarlijkse terugkomdag voor ex-deelnemers. Die samenkomst is natuurlijk bedoeld als stimulans om de verworven begeleidingsdeskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen. Dat doen sommigen van hen overigens ook door onderlinge consultatie en in intervisiegroepen.
van praktijkbegeleiders. Aan die kar willen wijzelf ook de komende jaren blijven trekken, liefst met de steun van velen. Hierbij mag overigens worden vermeld dat vanaf 2012 naast de bestaande opleiding een kortere Toerusting van werkbegeleiders wordt georganiseerd. Het is van kapitaal belang dat er in de diverse pastorale territoria en sectoren de nodige deskundigen zijn, die er praktijkbegeleiding concreet gestalte kunnen geven. Een en ander is uiteraard ook een beleidskwestie. Hoe belangrijk vinden beleidsverantwoordelijken deze vorm van zorg voor het pastoraal personeel? En in welke mate zijn ze bereid om daarin effectief te investeren? Op dit moment horen en zien we positieve intentieverklaringen. Bij de praktische uitvoering daarvan wil het echter wel eens haperen. Dat ligt echter evenzeer aan pastores in de diverse werkvelden als aan beleidverantwoordelijken op de onderscheiden niveaus. Het is simpelweg, zo lijkt het ons toch, nog te weinig doorgedrongen in de pastorale ‘bedrijfscultuur’ dat praktijkbegeleiding gewoon bij de job hoort.
Uitdagingen voor de toekomst
Over de auteurs
Praktijkbegeleiding is een van de hefbomen voor werk- en levenskwaliteit van de pastor. Wie pastorale stage doet, zich nog in de aanvangsfase van zijn loopbaan bevindt of van werkveld verandert, heeft daar gewoon recht op. Dat inzicht delen we inmiddels met een toenemend aantal veldwerkers, beleidsverantwoordelijken en actoren in de (voortgezette) pastorale vorming en begeleiding. We mogen misschien wel zeggen dat we hier de pioniersfase voorbij zijn. Maar waakzaamheid blijft geboden. De lijn moet worden doorgetrokken. Met de visie die werd uitgeschreven in Praktijkbegeleiding van pastores is ongetwijfeld een stevige theoretische basis gelegd, maar het denkproces daarover mag niet stilvallen. We moeten tegelijkertijd doorgaan met het opleiden
Erik Herrebosch is supervisor en verantwoordelijke voor de opleiding praktijkbegeleiding. Hij is medewerker van het CCV Antwerpen.
Er is een hele weg afgelegd. We staan nu waar we staan. Er valt nog een hele weg te gaan. Laat ons verder werken in vertrouwen.
E-mail:
[email protected] Jef Stevens was dertig jaar lang als educatief medewerker verbonden aan het CCV. Hij is nog steeds werkzaam in de vorming en begeleiding van volwassenen, in en buiten het CCV. E-mail:
[email protected]
30 Jef Stevens was initiatiefnemer en hoofdverantwoordelijke. Met hem werkten in de opeenvolgende edities van de opleiding mee: Willy Van Soom, Marcel Bodson, Carlo Loots, Geert Morlion en Erik Herrebosch. Deze laatste heeft inmiddels de hoofdverantwoordelijkheid overgenomen van Jef Stevens, die wel volop blijft meewerken als staflid.
40
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
UITGELEZEN Annemie Dillen en Didier Pollefeyt i.s.m. Pax Christi Vlaanderen,
GA NU ALLEN IN VREDE! Omgaan met macht en conflicten in pastorale contexten, Davidsfonds, Pax Christi Vlaanderen, 2010, 156 p.
Dit is geen leesboek, eerder een studieboek. De’ lezer’ is dus verwittigd. Maar wie het boek studerend zal lezen, zal dit doen met grote vrucht. Soms is het daarom goed bepaalde hoofdstukken te hernemen. Al is de titel ‘ macht en conflicten in pastorale relaties’, de lezer zal het conflict in zijn eigen leven herkennen .Je ontkomt er niet aan. Voortdurend zal het conflict in je eigen persoonlijke en pastorale relaties onder ogen krijgen. Maar de ‘ vrucht’ is dan gelegen dat je middelen aan de hand worden gedaan om deze conflicten om te gaan. Wat mij opvalt in dit boek is dat zo vele geleerde mensen zich hebben gebogen
over deze conflictsituaties. Het boek wemelt van namen van mensen die de studie van conflicten tot hun eigen vakgebied hebben genomen. Daarbij worden inzichten uit de menswetenschappen , maar ook uit de theologie en de Bijbelwetenschappen aangereikt. Dit boek brengt een verzameling van verschillende auteurs die de conflicten open en bloot analyseren. De conflicten in de kerk, in de pastorale relaties worden niet toegedekt en daarom al is dit boek bevrijdende lectuur voor wie worstelt met zijn toebehoren tot de Kerk. Het zal ons dus niet verwonderen als je eens rondkijkt in onze wereld en in onze kerk. Dit boek komt dus op zijn tijd. Wat mij opvalt in dit boek dat conflicten hoe negatief ze op het eerste zich ook mogen klinken, kansen bieden voor persoonlijke groei en voor verzoening in de conflicten in wereld en kerk. Als een rode draad kan je dat lezen en daarom al is dit boek een aanrader. Zo kan je lezen op de achterkaft van dit boek:’Conflicten zijn een fundamenteel onderdeel van het leven. Er zijn veel redenen waarom mensen in tegenspraak komen met elkaar, maar dat hoeft niet negatief te zijn. Wanneer conflicten goed worden aangepakt worden, zijn ze belangrijke leermomenten’. Al is het geen leesboek, een leermoment is het wel. Sylvain Tuyls
Door Bernadette Verbruggen
Carlo Leget en Marinus van den Berg,
LEVEN AAN DE GRENS Reflecties op terminale zorg, Ten Have, 2011, 176 p. Leven aan de grens – Reflecties op terminale zorg behandelt allerlei thema’s rond zorg bij het levenseinde. Onder de vorm van een briefwisseling schrijven Marinus van den Berg en Carlo Leget er hun gedachten in neer op een heel persoonlijke manier. Van den Berg, pastor en geestelijk verzorger in een palliatief centrum, zet elke avond zijn ervaringen van de voorbije dag op papier en richt die telkens in een brief aan Leget. Die reflecteert verder op Marinus’ brieven vanuit zijn theoretische inzichten als ethicus en theoloog, maar ook vanuit zijn eigen levenservaring. Uiteindelijk ontstaat zo een uitwisseling van gedachten omtrent terminale zorg in vijfentwintig brieven en minstens evenveel thema’s. Opvallend aan die schriftelijke neerslag is het onverbloemde karakter ervan. Leget en van den Berg houden de lezers geen geromantiseerd beeld van de dood voor. Zo benaderen ze thema’s als onrustig sterven of de dood van een jongere en vertellen ze dat niet alle mensen op het einde van het leven tot verzoening komen. Andere onderwerpen waarover de auteurs corresponderen zijn onder meer het aandachtig beluisteren van de euthanasievraag, het belang van innerlijk tot rust komen, het omzien naar wakende familieleden, het aanbrengen van slecht
[ UITGELEZEN] 41
nieuws en het erkennen van verdriet dat niet verdwijnt. Het bijzondere aan het boekje is het authentieke karakter en de persoonlijke toets die de twee schrijvers eraan geven. Bovendien is alles in een goed begrijpbare en vlotte taal geschreven. Doordat elke brief een apart aspect binnen de zorg bij het levenseinde behandelt, is de gedachtewisseling tussen van den Berg en Leget perfect inzetbaar voor verschillende doeleinden. In groep is het bijvoorbeeld mogelijk om een brief uit te kiezen en die te gebruiken als een bezinningsmoment voor een vergadering. Daarbij kan gedacht worden aan teamvergaderingen in een ziekenhuis of een woon- en zorgcentrum, maar eveneens aan bijeenkomsten binnen een parochiale of schoolse context. Individueel kan men gebruik maken van het boekje door bijvoorbeeld elke avond ter afsluiting van de dag een van de brieven te lezen. Dat alles maakt van Leven aan de grens een erg boeiende, persoonlijke, maar ook leerrijke en soms confronterende reflectie op het levenseinde. Goedele Van Edom
Ernst Bohlmeijer & Gerben Westerhof,
OP VERHAAL KOMEN. Je autobiografie als bron van wijsheid, Boom, 2010, 184 p.
Binnen het pastoraat is de laatste tientallen jaren de zogenaamde narratieve benadering opgekomen. In deze benadering staat het levensverhaal van de mens centraal. De pastor probeert dan samen met de gesprekspartner ook een verbinding te maken met het Verhaal van God met de mensen. Als pastoraat gezien wordt als ‘mensen helpen op verhaal te komen’ dan kan dit hulpboek, zoals de uitgever het presenteert, goed van pas komen. Het is geschreven door twee psychologen die een preventiecursus ontwikkelden met de gelijknamige titel. Deze cursus was bedoeld voor mensen met depressieve klachten die nog niet zodanig waren dat therapie geïndiceerd was. Doel van de cursus was mensen leren weer grip op hun leven te laten krijgen. Deze cursus wordt in Neder-
land al in tientallen instellingen van geestelijke gezondheidszorg gegeven. Dit boek is een uitwerking van deze cursus voor een breder publiek. De lezer wordt aan het werk gezet op vooral twee manieren: autobiografisch schrijven en autobiografische reflectie. Dit klinkt allemaal wat theoretisch maar het boek is zeer praktisch van opzet. Het bevat feitelijk een programmaopzet voor een periode van acht weken waarin zeer gestructureerd aan de hand van concrete, gerichte opdrachten en vragen gewerkt wordt. Systematisch worden bepaalde perioden in het leven behandeld. (jeugd, eerste liefde, werk). Stukje bij beetje vertelt degene die deze opdrachten invult zo het verhaal van zijn of haar leven. Ik vond de achtergrond en voorgeschiedenis van het boek goed terugkomen in het herhaaldelijk vragen naar ook positieve herinneringen. (bij bv. een als overwegend slecht en negatief ervaren jeugd). Zo maakt iemand een reconstructie van zijn eigen verhaal. Het viel mij op dat er bij allerlei vragen ook ruimte is voor de beleving van religie en geloof. Er valt heel goed individueel met dit boek te werken. Een andere mogelijkheid is om een combinatie te maken met groepsgesprekken met een aantal anderen die het boek ook hebben gebruikt. Het lijkt me ook goed denkbaar binnen een pastorale gespreksgroep rond dit thema. Het kan mensen leren om gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te bekijken waardoor nieuwe verhalen
42
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
ontstaan. Het lijkt me mooi als mensen vanuit een geloofsperspectief daarmee verder gaan en met elkaar in gesprek komen over het verhaal van mensen en God. Bij het boek wordt ook een CD-rom geleverd ‘met welzijnsoefeningen’, zoals de cover meldt. Daarbij gaat het om ontspannings- en meditatieoefeningen. Jan Venderbos
Rob Bruntink,
IN HET TEKEN VAN LEVEN. Zorgen voor een ongeneeslijk kind, Uitgeverij Ten Have, 2007, 314 p.
Toen Karel tien jaar oud was overleed hij aan kanker. Zijn moeder zocht wanhopig naar boeken over palliatieve zorg voor kinderen maar vond er geen! Alles wat ze tegenkwam in verband met de zorgverlening van ongeneeslijk zieke mensen ging over
volwassenen. Na de dood van haar zoontje nam ze contact op met Rob Bruntink. Hij is freelance journalist, hoofdredacteur van Pallium en schreef in 2002 reeds een boek over palliatieve zorg bij volwassenen . Twee jaar lang nam hij de tijd om te luisteren naar iedereen die betrokken was geweest bij het overlijden van een kind. Hij praatte met ouders, grootouders, broers en zusjes, andere familieleden en vrienden en ook met artsen, zorgverleners en leerkrachten. Hieruit ontstond een prachtig, ontroerend boek! De gedichten van Marinus van den Berg en de talrijke illustraties van Sil van Oort maakten er een pareltje van! Niet toevallig kreeg het boek de titel: ‘In teken van leven.’. Het werd immers ondanks het onderwerp een boek over ‘leven’. De schrijver wijst erop hoe belangrijk het is om juist in een tijd dat het leven afgerond zal worden het leven ten volle te omhelzen. Om nog dingen te doen die van waarde zijn in de contacten tussen het kind en zijn omgeving, zodat er behalve nare ook veel mooie herinneringen overblijven. De rode draad doorheen het hele boek zijn gesprekken met de ouders van Karel. Zo biedt het boek ondersteuning en herkenning voor ouders die ook een kindje verloren zijn. Maar in het boek staan ook heel wat praktische tips en adviezen voor diegenen die het hele afscheidsproces nog moeten doorlopen. Ouders en families die te horen kregen dat hun kind ongeneeslijk ziek blijkt te zijn. Ook de rol van de school, familie en
vriendjes, het dubbele verdriet van grootouders, de contacten met het ziekenhuis komen uitvoerig aan bod. Het helpt ouders een weg vinden in het afscheid nemen, het praten over de dood, het organiseren van zorg. Hoe ga je om met de angst, de woede en het verdriet van je kind? Hoe verwerk je je eigen verdriet zonder dat je kind daaronder lijdt? Hoe zorg je ervoor dat de andere kinderen van het gezin ook nog voldoende aandacht krijgen en met hun verdriet kunnen omgaan? Heel knap vond ik de heel eenvoudige maar zo spitsvondige tips om met gevoelens om te gaan. Een nog klein kindje had ’s nachts heel angstige dromen. Het samen een dromenvanger maken (goede dromen worden bewaard, slechte verdwijnen) of don’t-worry popjes (kinderen kunnen hun zorgen aan zelfgetekende popjes geven, de popjes worden met al hun zorgen onder het hoofdkussen gelegd en de volgende dag zijn de popjes met hun zorgen verdwenen.) kunnen ‘hulpmiddelen’ zijn om verdriet en angst te helpen verminderen. Ook het werken met symbolen, de ontzettende waarde van lichamelijkheid en het ruimte bieden om woede ook op fysieke manier te laten uiten komt aan bod. Maar ook humor is belangrijk. Een moeder vertelt dat ze alle uitslagen van bloedonderzoeken had bijgehouden. Had ik maar een boekje met al zijn zotte en grappige uitspraken bijgehouden, zegt ze, daar zou ik veel meer deugd aan gehad hebben achteraf!
[ UITGELEZEN] 43
Twee hoofdstukken zijn in het bijzonder
voor hulpverleners geschreven. Hier komen zowel ouders als hulpverleners aan bod. Het boek eindigt met een overzicht van belangrijke adressen en praktische informatie. Spijtig dat hier uitsluitend organisaties en websites uit Nederland opgesomd worden. Niemand wil dit boek lezen, zo begint Marinus van den Berg. Niemand wil lezen over een kind dat doodgaat. Toch wil ik dit boek aan iedereen aanbevelen. Het is ondanks het vele verdriet een troostend en ontroerend boek. Het doet ons stilstaan bij de broosheid van het leven, de kwetsbaarheid van ons bestaan, maar ook bij de kracht en de liefde die mensen kunnen uitstralen tijdens deze zo moeilijke fase in het leven. Ondanks alles is het een boek over hoop. Ann De Cleyn
Jean-Jacques Suurmond,
DE SPIRITUALITEIT VAN FLO RENCE NIGHTINGALE, Meinema, Zoetermeer, 2010, 134 p. Mijn eerste opleiding tot verpleegkundige wekte mijn aandacht om dit boek te lezen. Elke verpleegkundige heeft immers een summiere kennis over Florence Nightingale, ‘the Lady with the Lamp’, die in moeilijke omstandigheden in 1854 naar Scutari (Aziatisch deel van Istanboel) trok om daar de zorg voor zieke en gewonde
soldaten op te nemen. Veel verder reikt waarschijnlijk de kennis over Florence Nigthingale niet. Ze wekte de interesse van de auteur door eigen ziekte en nadien door zijn werk als geestelijk verzorger in een zorginstelling. Hij ontdekte dat zij veel meer is dan de grondlegger van de moderne verpleegkunde. Ze was ook een groot sociaal hervormer: ze hervormde de gezondheidszorg op wetenschappelijke basis, met grote aandacht voor netwerken en communicatie. Dat ze originele theologische gedachten ontwikkelde en deze verbond met haar leven maakt dat we kunnen spreken over haar spiritualiteit. De auteur vertelt eerst haar levensverhaal. Geboren en opgegroeid in een aristocratisch milieu ervoer ze zich er de gevangene van. Haar passie, zorg voor zieken was in haar milieu een taak voor ongeschoolden en de lagere sociale klasse. Je kan haar weg naar realisatie van haar passie in het boek lezen. Haar afkomst bracht haar thuis ook in contact met belangrijke denkers en politici. Dit maakte waarschijnlijk dat zij kritisch reflexief in het leven stond. Naast een boek ‘Notes on Nursing’, waarin zij praktische wenken schreef voor mensen die zieken verzorgen, schreef zij in 1858 ‘Suggestions for Thought’. Het is pas recent in het buitenland gepubliceerd. De auteur wilde in het 100ste sterfjaar haar theologische gedachten en haar spiritualiteit met eigen woorden samen vatten. Het opende mij voor haar theologische denkwereld en haar spi-
ritualiteit, waar theologie en leven verbonden worden. We moeten alles wel situeren in de religieuze situatie van het Engeland van die tijd. Waar velen behoudsgezinder werden, anderen zich afkeerden van de Staatskerk bleef voor Florence geloven het centrum van haar bestaan, de inspiratiebron voor haar leven. Zij denkt kritisch na en interpreteert. Ik kan niet ontkennen dat ik er gedachten aantrof die aanzetten tot reflectie. Soms ervoer ik de schrijfstijl en de beschrijving van haar gedachtegoed warrig en vermoeiend; soms leek de gedachtegang sprongen te maken, ook in de beschrijving van haar leven. In het voorwoord zegt auteur dat mensen verbaasd reageerden als ze hoorden dat hij bezig was met Florence Nigthingale. Het boek heeft zeker de verdienste mee te helpen een vollediger beeld van Florence Nigthingale te bieden en het nodigt al wie in de zorg staat uit reflexief in het leven en het werkveld te staan. Die spiritualiteit en de reflectie over leven en werk mis ik vaak heden ten dage en al zeker de christelijke spiritualiteit. Of dit boekje – met haar denken in een filosofische stijl – veel lezers zal vinden is echter mijn vraag. Mieke Polfliet
44
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Willy Bakker-Huizinga, KOM GERUST EENS LANGS. Het taboe van de eenzaamheid Uitgeverij Voorhoeve, 2011, 140 p.
Eenzaamheid is een maatschappelijk gegeven dat meer en meer mensen treft ongeacht hun leeftijd, maatschappelijke status of gezondheidstoestand. Het is bovendien een heel complexe realiteit waar vaak nog een taboe op rust: moeilijk te omschrijven, amper te herkennen en al helemaal moeilijk te bestrijden. Dit boek neemt de eenzaamheidsproblematiek onder de loep en kijkt ernaar vanuit een bijbels-christelijke ooghoek. Het probeert de complexiteit van eenzaamheid te beschrijven, het heersende taboe te ontmantelen en vanuit de Schrift en lokale kerkopbouw perspectieven aan te reiken om met eenzaamheid om te gaan; zowel voor hulpverleners als voor mensen die zelf te lijden hebben onder
eenzaamheidsgevoelens. Het boek is opgebouwd uit tien korte hoofdstukjes waarin telkens van perspectief wordt gewisseld. De ene keer bekijkt men eenzaamheid met een meer analytisch-wetenschappelijke bril, de andere keer vanuit concrete casussen en ervaringen en nog een andere keer vanuit de christelijke traditie en de lokale geloofsgemeenschap. Het referentiekader van de auteur is daarbij een Nederlands protestants kerkparadigma. Al bij al laat het boekje zich zeer vlot lezen. Of je echter antwoorden op je vragen zal vinden in dit boek is minder zeker en erg afhankelijk van je verwachtingen. Wat je mag verwachten is een laagdrempelig boek dat zicht geeft op het complexe gegeven van eenzaamheid in de samenleving, een thema waarover tot op vandaag nog niet veel achtergrondliteratuur te vinden is. Wat het boek echter niet kan bieden, is een stevige theorie of concrete handvaten om met eenzaamheid aan de slag te gaan: daarvoor is het te beknopt en mist het naar mijn gevoel ook samenhang. Doordat zowel professionals, eenzamen als alle andere gelovige geïnteresseerden als doelpubliek worden beschouwd, mist het boek voor mij een duidelijke focus en bestaat het risico dat geen van allen echt zijn gading vindt in dit boek. Bovendien zijn er toch wel duidelijke verschillen tussen het protestantse, Nederlandse referentiekader van de auteur en onze situatie in Vlaanderen. Al bij al zie ik het zeker als een verdienste van dit boek om eenzaamheid ter
sprake te brengen op een laagdrempelige manier en de band te leggen met geloofsbeleving. Toch zullen veel lezers wellicht op hun honger blijven zitten wanneer het er op aankomt duidelijke visie-ontwikkeling en concrete toepasbaarheid in de pastorale praktijk. Mieke Van Reeth
Erik Borgman,
WORTELEN IN VASTE GROND Een cultuurtheologisch essay, Zoetermeer, Meinema, 2009, 144 p. Voor de maand van de spiritualiteit 2009 die als thema ‘wortel schieten’ had, schreef Erik Borgman dit essay. Bedoeling van zijn werk is het cliché, namelijk dat aanhangers van geloof geworteld zijn in vastomlijnde kaders en voldoende regels en wetten, te ontkrachten. Hij wil aantonen dat mensen die leven vanuit de christelijke tradities zich wortelen in Gods toekomst die aan het aanbreken is, in kwetsbaarheid, in zorgeloosheid. Hij vertrekt hiervoor van het beeld dat hij aan Eckhart ontleent: de volwassen gelovige als maagd en vrouw. Steeds ontvankelijk en tegelijk in staat om te geven. Of vertaald naar het thema van de maand van de spiritualiteit: wortel schieten kan maar omdat je al geworteld bent. Goed leven is voor hem wortelen in de toekomst die we van God ontvangen. Anders dan het
[ UITGELEZEN] 45
hedendaagse denkpatroon wil aanleren is het dus niet zo dat wij betekenis of zin te geven hebben aan de werkelijkheid, maar dat die al van betekenis is voorzien en zo een appel aan de mens inhoudt. Het verschillende hoofdstukken in het boek volgen het klassieke schema van theologische werken. Na de inleiding, waar hij zich als katholiek theoloog voorstelt en het opzet van het boek verduidelijkt, verkent hij in een eerste hoofdstuk wat goed leven betekent. Hij definieert het als zorgeloos leven omdat het geworteld is in God liefde. Christelijk geloof maakt dan zichtbaar dat zo’n leven tot de mogelijkheden behoort. In een tweede hoofdstuk beschrijft hij het geloof, met de woorden van William James, als tweemaal herboren worden. Dit betekent dat er iemand is die je opvangt als alle grond onder je voeten is weggeslagen. Het weten van gedragen worden ondanks pijn, lijden, dood, is de focus waarop het bijbelse verhaal gericht is. De altijd-mogelijkheid van bevrijding en wederopstanding (Exodus, Pasen) wijzen op het gegeven dat het rijk van God aan het aanbreken is. In een derde hoofdstuk wordt de aandacht op Jezus gericht als de Zoon van God, de mens in wie Gods woord gestalte krijgt, en die laat zien hoe mensen kunnen leven in verbondenheid met God. De werkelijkheid van het kruis ontbreekt niet en staat centraal om aan te tonen dat geloven in nieuw leven maar kan als God verbonden wordt met dit menselijke lot. De Geest komt aan bod in
een vierde hoofdstuk. Zij staat voor dynamiek, beweeglijkheid, veranderlijkheid. Als derde gestalte van de drie-ene God maakt zij de variëteit van de goddelijke presentie zichtbaar. Op onverwachte plekken en momenten dynamiseert zij mensen en gemeenschappen in hun zoeken naar het goede leven. In een slothoofdstuk beschrijft Borgman de verwachting van de nieuwe stad die neerdaalt uit de hemel, en weet die aanwezig in de bontigheid (Vroman) van de stad waarin wij wonen. Op zijn eigenzinnige manier ontmaskert Borgman bestaande patronen die angst produceren en roept op tot een zien en handelen in vrijheid, in christelijke zin. Hij laat niet na op te roepen tot dialoog en debat om de steeds veranderende en gevarieerde gedaante van God, en dus waarheid, te blijven opsporen. Lea Verstricht
Paul De Witte, Egbert Rooze, Jan Soetewey, Elke Vandeperre,
EEN DERDE TESTAMENT Bevrijdende Schriftlezingen, Garant, 2011, 201 p. Niets anders dan elkaar aanvullende inzichten! Een verademing om in die stijl, zulke inhoudrijke materie open te zien trekken. Lof aan de Joodse, materialistische en politieke, volkse en feministische leeswijzen, het intercultureel bijbellezen en de bevrijdende Koranlezing, het doet allemaal weer
dromen van die Blijde Boodschap van beloofde ‘universele menselijke bevrijding’. Elk van deze leescontexten vormt een tegenstem tegen de tirannie van het letterlijk begrijpen. Ook de zorg waarmee de auteurs in elke bijdrage woorden, associaties en voorbeelden kiezen, beantwoordt mee de vraag: “Wat hebben we eraan?” en doet soms verrassende spiritualiteit opsprankelen! JHWH, dé Naam, de Stem van de Ene, de verkondiging van een ongehoorde zaak, de Komende die de wereld nieuw maakt… doen je herlezen, doen je openstellen voor en meedenken met de schrijver, vrágen je zelfs of je zelf wel Bijbels genoeg bezig bent. Je wordt bij het lezen telkens met al je capaciteiten deel van de context, waardoor je ook spiritueel groeit. De Joodse leeswijze houdt ons met de voeten in de aardsheid, wijst voortdurend naar uittocht en verbondformule én tegelijk naar het proclameren van het diepste geheim waarover het gaat: We moeten met Abraham mee! Egbert Rooze vergelijkt in zijn bijdrage de actuele bestaansonzekerheid van ‘Mensen zonder papieren’ met Matteüs’ aandacht voor Jezus’ rechte afstamming van koning David, als de té vervullen hogere gerechtigheid. Materialistische exegese wijst op letters, woorden en zinnen, op de tekstanalyse van het literaire werk, eerder dan op de wisselwerking tussen de tekst en de lezer. Het tekstobject kan echter ook een ‘subject met gezag’ worden... of profetische of apocalyptische kritiek! De volkse leeswijze is
46
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
niet enkel een lekeninstrument. Als contemplatief hulpmiddel reikt het iedereen nieuwe visies op Openbaring aan, verbindt het het Woord met ons leven, heractualiseert het Godservaringen! God verlost ons ieder op onze eigen wijze. Vandaar dat bijbelteksten oorspronkelijk vaak ontstonden binnen de context van oude vieringen. De Bijbel wordt verrassend vergeleken met een soort kledingstuk: in de loop van de eeuwen wordt hetzelfde kledingstuk namelijk, door steeds andere personen gedragen. Wetenschappelijke exegese zoekt op haar beurt naar de betekenis die de tekst-op-zichzelf heeft. Precies omdat wij veranderen, bestaat er geen objectieve interpretatie, die hiervoor immuun is. Dat maakt de Bijbel tegelijk rijk, onuitputtelijk en bevrijdend, voor ieder die zijn leven ermee confronteert. Als onze relatie met God via mensen en sociale gerechtigheid verloopt, gaat het dan weer om de vraag of armen, wezen, weduwen en vreemdelingen mógen bestaan. Hiermee belandt dit boek bij de feministische leeswijze waar het precies gaat over de dieperliggende aan- en inwezige machtsverhoudingen, eerder dan om de klassieke oppervlakkige man-vrouw onbalans: een totaal ander paradigma dus! De culturele andersheid van de Bijbel wil ook betekenis bieden, aan postmoderne maatschappijen, vandaar dat hermeneutiek en intercultureel bijbellezen met deze prachtige bloemlezing hoog scoren. Het bevat ook enkele schitterende praktijkervaringen. En dan
als toemaatje: eindelijk een leesbaar inzicht op de Koranlezing! Deze bijdrage focust op de contextuele aard van het Arabisch, de meervoudigheid van oraliteit, het belang van reciteren, haar naar binnen gerichtheid en de eenheid van hét Boek. De geletterdheid, de gerichtheid op de vele Koranvertalingen en -interpretaties mag echter óók bestaan. Dé sleutel voor succes in ons psycho-religieus samenleven, zal niet zijn de juiste woorden te vinden om mekaar te begrijpen, maar éérst mekaar te begrijpen, zodat de Woorden ons als vanzelf gegeven worden… Dit dieper, maar bevattelijk graven naar het bevrijdend gehalte van deze verschillende leeswijzen, roept sterk op verder te werken aan ‘mekaar begrijpen en geloven’ als gemeenschappelijke perspectief voor Joden, christenen en moslims! Laat ons méér en inhoudelijk degelijke - en vooral op deze verschillende leeswijzen - goed gefundeerde bijbelcursussen organiseren, want als het Woord eenmaal begint te ‘klinken’, krijg je er nooit meer genoeg van! Lisette Segers
Ruard Ganzevoort, Erik Olsman en Mark van der Laan,
ADAM EN EVERT De spanning tussen kerk en homoseksualiteit, Kampen, Ten Have, 2011, 169 p.
Deze drie vrij jonge theologen en pastores uit Nederland luisterden naar vele verhalen van jongeren die homoseksuele gevoelens hebben. Zij bundelden heel wat verschillende visies in dit boek. Het is trouwens een poging om te analyseren hoe men in de Kerk over homoseksualiteit spreekt. Vanuit de verschillende verhalen en situaties proberen zij ook een handreiking te bieden aan voorgangers en de Kerk om een (kerkelijk) gesprek over homoseksualiteit mogelijk te maken. Meer info is te vinden op www.adamenevert.nl. Het boek is vrij strak en duidelijk gestructureerd. In een eerste hoofdstuk ‘Verkenningen’ maken de auteurs duidelijk dat het in dit boek
[ UITGELEZEN] 47
wel degelijk over mensen gaat, ook al kunnen de verhalen van voor- en tegenstanders wel eens botsen. Zij beschrijven seksualiteit als drift en als duiding en bespreken homoseksualiteit als een meerduidig fenomeen en maken de vergelijking met andere tijden en culturen. Voor hen is het een moeilijke zaak om naar een wetenschappelijke oorzaak ervan te zoeken. Het tweede hoofdstuk is de kern van het hele boek. Welke beelden heersen er omtrent homoseksualiteit in de Kerk? Sommige pastores zullen het hebben over een jammere gebrokenheid van Gods schepping, anderen spreken botweg van zonde of leggen meer de nadruk op een levenslange strijd. Nog anderen gewagen gewoonweg van een ziekte die al of niet genezen kan worden. Een meer positieve benadering legt de nadruk op het anders zijn van homoseksuelen of staat open voor de ruimte om jezelf te zijn. De eerste beelden getuigen duidelijk van afwijzing, terwijl de laatste meer de nadruk leggen op authenticiteit en trouw aan de eigen gevoelens. Hoofdstuk drie onderzoekt de relatie tussen geloof en homoseksualiteit. Jongeren en hun ouders reageren op verschillende wijzen. Sommigen kiezen ervoor om christen te zijn en geen homo, met andere woorden: zij zweren hun gevoelens af. Anderen willen homo zijn en kunnen daarom geen christen meer blijven. Nog anderen leiden een dubbelleven en slechts enkelen weten hun geloof met hun homoseksualiteit te verzoenen. Dit is een
belangrijk gegeven voor de begeleiding door de pastoraal. Er heerst nogal wat beeldenstorm in de Kerk rond homoseksualiteit. Hoe kan een zondaar terug bij God komen? Hoe moet een strijder leven om zichzelf niet kwijt te raken? En als die ziekte nu eens niet overgaat? Hoe kun je authentiek leven en toch met de Kerk verbonden blijven? ‘Met een parafrase op het woord van Jezus: de regels, principes en standpunten zijn er voor de mens en niet andersom’ (p. 107). Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit? Is het een gruwel zoals uit bepaalde teksten van het Oude Testament zou blijken? Of moeten we eerder bij Paulus te rade gaan? Als die teksten uiteraard over homoseksualiteit blijken te gaan. De auteurs beklemtonen het zwijgen van Jezus over deze zaak als veelbetekenend. Ook moet de culturele context van bepaalde teksten in ogenschouw genomen worden. ‘De Bijbel is volledig helder als het gaat om onze verantwoordelijkheid voor elkaar. Dat wordt met name duidelijk als het gaat om kwetsbare en uitgestoten mensen. Zelfs als we fundamenteel van mening verschillen over de toelaatbaarheid van homoseksuele handelingen, dan nog kunnen we tot geen andere conclusie komen dan dat we elkaar zorg en liefde verschuldigd zijn’ (p. 126). Het laatste hoofdstuk handelt over ‘Spreken over homoseksualiteit’. In de seksuele ethiek gaat het over lust en eerbied. Geloof en seksualiteit hoeven geen strijdperk te zijn. Ethiek kan te maken hebben met starre regels, goe-
de of slechte gevolgen, maar ook met deugden. De centrale vraag blijkt te zijn of de Kerk de vreemdeling (die de homo soms is) als Bijbelse gast wil opnemen. Vandaar het belang van een goede dialoog binnen de Kerk en van volwassen geestelijk leiderschap. Dit vrijmoedige en genuanceerde boek kan inderdaad wel eens een belangrijke rol gaan spelen in de kerkelijke discussie over homoseksualiteit. Jos Vanachter
Johannes A. van der Ven,
ONDRAAGLIJK LIJDEN ZONDER UITZICHT Euthanasie vanuit religie, moraal en mensenrechten, Damon, Budel, 2010, 304 p. Het boek ‘Ondraaglijk lijden zonder uitzicht’ is een omvangrijk en uniek werk over euthanasie. Uniek omdat de auteur Van der Ven zich tot doel stelt de vele verschillende opvattingen die in het publieke debat spelen omtrent de morele grondslag van euthanasie duidelijk op te lijsten en zowel empirisch als kritisch te belichten. Het werk is opgebouwd uit vier delen. Deel één spreekt over de geschiedenis van opvattingen over euthanasie. Doorheen de voormoderne, vroegmoderne en moderne periode passeren heel wat voorname denkers de revue. Verder worden ook enkele processen die zich afspelen op het diepteniveau van de Westerse maatschappij beschreven.
48
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
Denk hierbij aan functionele differentiering, desacralisering van natuur, politiek, recht, leven en dood, pluralisering van waarden en normen, individualisering en zo verder. Deel twee biedt een overzicht van religieuze en nietreligieuze opvattingen ter afwijzing of ter rechtvaardiging van euthanasie. De natuurwet, menselijke waardigheid, mens als beeld van God, het vijfde gebod ‘gij zult niet doden’, privacy en autonomie zijn slechts enkele van de denkbeelden die van der Ven duidt. Hierbij heeft hij ook aandacht voor de visie van de islam. Bovendien plaats hij bij elk van deze opvattingen enkele kritische kanttekeningen. Deze twee hoofdstukken zijn erg verhelderend, genuanceerd en goed onderbouwd. Enige voorkennis van filosofie en theologie is wel onontbeerlijk om ze vlot te kunnen lezen. Deel drie beschrijft de resultaten van een empirisch onderzoek. Men gaat na of en in welke mate een aantal religieuze en niet-religieuze opvattingen invloed hebben op de houding omtrent euthanasie van niet-religieuze, christelijke en islamitische jongeren. Hieruit blijkt dat de meeste denkbeelden – en dat geldt zeker voor de religieuze opvattingen – slechts een kleine impact hebben op de houding tegenover euthanasie. In het vierde deel vat van der Ven de historische, systematische en empirische gegevens samen. Dit brengt hem tot de vraag hoe men kan omgaan met het verzoek om euthanasie. Uiteindelijk stelt hij dat er slechts een uniek antwoord, voor een unieke persoon
in een unieke situatie bestaat. Zoals de auteur zelf ook aangeeft, biedt dit boek echter geen antwoorden op de vraag hoe morele counseling met betrekking tot de vragen omtrent euthanasie plaats kan vinden. Wél biedt hij hier een aanzet tot de ontwikkeling ervan (p. 248-249). Wie vanuit verschillende perspectieven wil nadenken over en inzicht verwerven in de vraag naar euthanasie vindt in dit boek ongetwijfeld de nodige inspiratie. Een aanrader dus. Eva Buelens
M. Timmerman,
RELATIONELE AFSTEMMING presentieverrijkte verpleeghuiszorg voor mensen met dementie, Boom, Lemma Uitgevers, 2011, 380 p. Indringend, appelerend, respectvol, verfrissend, smaakgevend. Die woorden komen het eerst bij me op als
ik de indrukken oproep die het boek naliet. “Relationele afstemming. Presentieverrijkte verpleeghuiszorg voor mensen met dementie.” van Madeleine Timmermann. De foto op de omslag kan tellen qua krachtige heenwijzing naar de essentie in de titel: de fotograaf stelde scherp op een vogel in volle vlucht. Op de achtergrond zie je een tweede –wazige- vogel die hem volgt. Het boek is erg positief, zowel qua beeldvorming van dementie als qua aanpak om datgene te doen wat mogelijk is voor hen die zich meestal niet meer in woorden kunnen uiten. De schrijfster stapt resoluut af van het gitzwarte beeld van dementie dat in onze Nederlandse en Belgische maatschappij wordt voorgehouden. Daarin moet alles maakbaar zijn en waarin doodgaan lijkt te worden verkozen boven dement worden. Zij presenteert visies op dementerenden die positief zijn, zonder de pijnlijke kanten ervan te negeren. Men kan als nietdementerende enkel beelden gebruiken om die werkelijkheid te benoemen. Die bieden vaak een kans, een opener naar het positievere. Prachtig vind ik het voorbeeld van het “kinds worden” dat zij gebruikt. Hoewel die termen vanuit professioneel oogpunt op de zwarte lijst staan, bieden ze onverwacht humoristische, speelse en bevrijdende elementen voor wie dementerend is. Bij een kind gaat het immers niet zozeer om de waarheid (hetgeen dementerenden kwijtraken en wat hen net zoveel verdriet en angst inboezemt), maar veeleer om
[ UITGELEZEN] 49
een spel rónd de waarheid. Het gaat om het speelse en de sfeer van het moment. In “Sofie en de vergeetoma” gaan de ouders van de 7-jarige Sofie niet meer graag naar oma omdat oma het allemaal niet meer weet. Maar Sofie vindt het juist heerlijk, want oma vraagt lekker nooit naar school en kan zo mooi zingen. De hoofdmoot van het boek gaat over het toepassen van VIB (Video Interactie Begeleiding) in een verpleegtehuis. Deze methode helpt verzorgenden hun handelen onder de loep te nemen en te kijken wat gedaan kan worden om de kreet achter het “jammeren” van dementerenden uit te klaren. Om van daaruit hun zorgend handelen nog beter af te stemmen op de zorgvrager. Dé essentie van waaruit vertrokken wordt is: De kwetsbare andere met dementie moet serieus genomen worden in zijn uitingen van verzet, ongenoegen, pijn en verdriet. Verzorgenden worden soms ook in hun werk bedreigd. Het werkt soms goed, soms een beetje, soms helemaal niet. Maar VIB kan helpen bij een optimale afstemming in de zorgsituaties zoals b.v. wassen, eten geven enz. Dit is een boek voor iedereen die te maken heeft met dementerenden. Zij die werken in de zorg kunnen er enorm veel inspiratie uit halen en krijgen praktische tips voor het omgaan met deze kwetsbare groep mensen die de beste zorg verdient. Een aanrader! Laura Le Roy
Linus VANLAERE en Chris GASTMANS,
ZORG AAN ZET Ethisch omgaan met ouderen, Davidsfonds, Leuven, 2010, 180 p.
De titel van het boek spreekt aan. Zorg als inzet van kritisch nadenken, zeker in tijden van management en prestatiegericht werken. In de aanzet van het boek is de titel verder uitgewerkt. Zorg wordt verbonden met een schaakspel. Toegegeven op het eerste zicht lijkt de vergelijking van zorg met een schaakspel eerder wat ver gezocht. De auteurs geven dit zelf ook toe, maar zoals het dikwijls is, moeten we een stapje verder denken. Zoals het schaakspel gespeeld wordt tussen twee personen, zo is zorg ook persoonlijk; het gaat tussen de zorgverlener en de hulpbehoevende persoon. Daarenboven kan het schaakspel ook alle richtingen uit. Niets ligt vast, net zoals de zorg telkens een adequate momentane zorg
vraagt. Daarbij zijn fijngevoeligheid en genuanceerd denken belangrijk. Twee eigenschappen die ook opportuun zijn bij het schaken. De vergelijking van het schaakspel wordt enkel in de aanzet aangehaald en komt in het boek niet uitdrukkelijk meer terug. Het boek zelf is klassiek ingedeeld. In het eerste deel komen er een vijftal concrete situaties aan bod, die om een ethisch denken vragen. In het tweede deel komt dan een meer theoretisch gedeelte. Opvallend hierbij is dat het dit tweede gedeelte het niet houdt bij een ethische instelling, visie waaruit men vertrekt om bepaalde concrete situaties te analyseren, maar dat men degelijk op zoek gaat naar strategieën (cf. schaaktermen) voor ethisch overleg. Overleggen slaat op de werkbaarheid van een ethische visie, waardoor dit boek een nieuwe blik werpt op de ethische zorgcontext. Het boek is een verdienstelijke poging om enkele moeilijkere situaties uit de alledaagse praktijk te bekijken en er een adequate manier van omgaan mee te vinden. De situaties zelf omvatten zowel de eerder gekende problematieken bij ouderen, zoals euthanasie, intimiteit en seksualiteit, kunstmatige vocht- en voedseltoediening, als minder voor de hand liggende ‘ethische’ kwesties van het plasgebeuren en het wassen. Niettemin merken wij vanuit de praktijk dat het plasgebeuren geen fait divers is. De afhankelijkheid van zorgverleners wordt in het plasgebeuren ten top gedreven omdat men het plassen niet eenvoudigweg
50
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
het zwijgen kan opleggen of zomaar kan uitstellen. De ethische aandacht voor deze dagelijkse routineuze situaties is een belangrijke verdienste van Chris Gastmans, Kris Dierickx en Linus Vanlaere die al vanaf 2002 met dit thema bezig zijn in de publicatie ‘Ethiek in witte jas. Zorgzaam omgaan met het leven’. Specifiek gericht naar de ouderen hebben genoemde auteurs al de publicatie ‘Cirkels van zorg. Ethisch omgaan met ouderen’ (2005) geschreven. In ‘Zorg aan zet’ hebben ze hun personalistische mensvisie nog verder uitgewerkt en meer de nadruk gelegd op de toepassing ervan in de ethische zorgpraktijk. Het boek is inte-
ressant om door te nemen, zeker om de aandacht te blijven trekken op het belangrijke aandeel van ethiek in de alledaagse zorg, omdat ethiek alles te maken heeft met een mensvisie. Goede zorg kan niet zonder goed ethisch handelen van álle betrokkenen in de zorg. “Denk er niet aan om voor ons te beslissen” vat het boek goed samen. Adequate zorg, gericht op de persoon zelf, is gegrondvest in ethisch overleg. Vaak staan we er niet genoeg bij stil dat wij als zorgverleners het leven van zorgbehoevenden misschien te veel bepalen. Het is aan ons om ons in te leven in de zorgontvangers en zo proberen in te schatten wat goede
zorg voor die bepaalde zorgontvanger kan betekenen. Het zorg-ethisch lab vzw sTimul waarbij zorgverleners in de rol kruipen van zorgontvangers en zo aan den lijve mogen ondervinden wat adequate zorg met je doet is daarbij een waardevol initiatief. Een van de auteurs van het boek ‘Zorg aan zet’, Linus Vanlaere is wetenschappelijk medewerker in dit zorg-ethisch lab en dit is een extra troef bij het schrijven van boeken over zorgethisch handelen. Hannelore Devoldere
[ AANKONDIGINGEN] 51
AANKONDIGINGEN
CARITAS VLAANDEREN Fototentoonstelling ‘80 jaar Caritas in België’ Caritas in België viert in 2012 zijn 80-jarig bestaan. Een gelegenheid bij uitstek om Caritas onder de aandacht te brengen bij een zo ruim mogelijk publiek. Daarom wordt doorheen het jaar op verschillende locaties een fototentoonstelling opgesteld. Van 2 tot 30 april in de Magdelanakerk in Brugge, en van 4 tot 30 mei in de KBC-toren in Antwerpen. Meer info op www.caritas.be.
BEROEPSVERENIGING VOOR KATHOLIEKE PASTORES: Zorg om de zorgenden Op zaterdag 2 juni 2012 nodigt de beroepsvereniging al haar leden uit voor een congres en algemene vergadering. Er staan onder meer drie getuigenissen op het programma, gevolgd door een panelgesprek. Tijdens de algemene vergadering wordt een grondig overzicht gegeven van de werkzaamheden van de raad van bestuur.
Meer informatie vindt u op www.pastoralezorg.be/beroepsvereniging. U kan ons steeds contacteren via beroepsvereniging.pastores@ gmail.com.
PASTORALE COMMISSIE OUDERENZORG POZ Tweedaagse levensmoeheid bij ouderen De Pastorale Subcommissie Ouderenzorg van Zorgnet Vlaanderen organiseert op 4 en 5 oktober 2012 in de Carmel van Gent een interdiocesane studie- en spiritualiteitstweedaagse (met overnachting) rond ‘Levensmoeheid bij ouderen’. Prof. Carlo Leget en Dominiek Lootens begeleiden deze tweedaagse. Dr. An Haekens en Dr. Linus Vanlaere zullen ook elk een dagdeel verzorgen. Noteer deze data alvast in jouw agenda! Meer info te bekomen bij Dominiek Lootens,
[email protected]
CCV : OPLEIDING PRAKTIJK BEGELEIDING VAN PASTORES Supervisie en Werkbegeleiding De Opleiding Praktijkbegeleiding van pastores omvat een vijftiental opleidingsdagen aangevuld met telkens acht individuele begeleidingsmomenten en intervisiesamenkomsten. Naast het aanbrengen van theoretische inzichten staat de praktijkervaring van de deelnemers zelf centraal. Verdere informatie te bekomen bij Erik Herrebosch,
[email protected]
ACADEMISCH CENTRUM VOOR PRAKTISCHE THEOLOGIE MODULE: homiletiek De module homiletiek biedt stapstenen aan ter ondersteuning van de concrete preekvoorbereiding en van de eigen preekvaardigheden van de deelnemers. Deze module wordt georganiseerd in de vorm van een studiebijeenkomst van een halve dag en twee preektrainingen van telkens drie uur. Elke deelnemer geeft minstens tweemaal een preek en
52
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
laat deze op videoband registreren. De sessies staan onder leiding van Marc Steen en gaan door in het Maria Theresiacollege, Sint-Michielsstraat 6 te 3000 Leuven. MODULE: Pastorale supervisie en coaching Het Academisch Centrum voor Praktische Theologie biedt op aanvraag individuele supervisie en groepssupervisie aan, in het bijzonder voor beginnende pastores en van opdracht/werkveld veranderende pastores. De werkervaringen worden op voorhand in een werkverslag schriftelijk bezorgd en na het leergesprek verwerkt in een supervisieverslag. In principe is er sprake van een supervisietraject van een tiental gesprekken gedurende één jaar. Naast supervisie of begeleide intervisie, is het ook mogelijk om enkele sessies coaching te volgen. Coaching is een andere vorm van praktijkbegeleiding die de professionele ontwikkeling van de
pastor wil ondersteunen. Wellicht is het grootste verschil met supervisie dat het in coaching gaat om het bijslijpen van concreet werkgedrag. De beoogde duur van het coaching traject wordt onderling afgesproken en is gebaseerd op de noden van de pastor. STUDIEDAG 20 april, 9u30-16u30: Meer dan een letter? De ‘k’ in de naam van katholieke sociale bewegingen. Kritische analyse en toekomstperspectieven Is het einde van katholieke sociale organisaties in zicht? Neen, wel is de tijd gekomen om weloverwogen keuzes te maken om een actuele invulling te geven aan de ‘k’. Het formuleren van zogenaamde ‘christelijke waarden’ is hierbij niet meer voldoende. Tijdens deze studiedag worden resultaten voorgesteld van empirisch onderzoek en methoden om te werken rond de identiteit van organisaties.
STUDIEDAG 11 mei, 14u-17u: Omgaan met de organisatiecontext in supervisie Hoe kan men als supervisor supervisanten begeleiden in het constructief omgaan met hun werkcontext? De supervisor staat zelf voor de uitdaging om supervisie als leermethode positief onder de aandacht te brengen binnen het eigen werkkader. Dominiek Lootens zal acht uitdagingen voorstellen die bij het publiek als vertrekpunt zullen dienen voor de onderlinge uitwissling over de eigen praktijkervaring. Voor bijkomende info en inschrijvingen: Angeline De Moor, Coördinator Academisch Centrum voor Praktische Theologie Sint-Michielsstraat 6 bus 3101, 3000 Leuven, 016/32.84.67 www.theopraxis.eu - www.pastoralezorg.be
Koen De Fruyt [ GERAAKT! ] 53
GERAAKT! Roemloze levens - grote verhalen Door Koen De Fruyt
Het is alweer een tijdje geleden. De lange hete zomer van 2003. We zaten met ons gezin op een schitterend gelegen camping rurale, ver van de bewoonde wereld, op de Causse Noir in de Hautes Cévennes. Ik probeerde er de ondraaglijke droogte en de alles verschroeiende zon onder andere te trotseren door mij te laven aan de tragische vertellingen van de Franse auteur Pierre Michon, gebundeld in ‘Vies minuscules’ (Gallimard, 1984) – in het Nederlands vertaald als ‘Roemloze levens’ (van Oorschot, 2001). In deze half autobiografische bundel, die in meerdere opzichten vergeleken kan worden met de ‘Dubliners’ van Joyce, voert de auteur figuren ten tonele uit de Creuse, de arme plattelandsstreek waar hij zelf is geboren en getogen. Zijn personages zijn eenvoudige mensen – familieleden van de verteller, ongeletterde boeren, een aan lager wal geraakte pastoor – één voor één sociaal weinig opzienbarende figuren wier levensverhalen zonder de aandacht van Michon ongetwijfeld de tand des tijd niet zouden hebben doorstaan. Dat laatste is meteen de reden waarom Michon over hen schrijft. Hun geschiedenissen wil hij onttrekken aan de totale vergetelheid die hen normaal te wachten stond. En van deze taak kwijt hij zich vol overgave, vol mededogen ook en in een lyrische, soms op het randje af barokke stijl. Op die manier krijgen we in acht vertellingen te horen over het roemloze leven en streven van evenzovele onooglijke personages. Over André Dufourneau bijvoorbeeld, een weesjongen die opgroeide bij de grootouders van Michon, die uiteindelijk naar Afrika trok “om er rijk te worden of te sterven” en die met de jaren een steeds fantastischer leven ging leiden in de fantasie van de achtergeblevenen. Of over de boerenzoon Antoine Peluchet die na een ruzie met zijn vader het erf verliet en de wijde we-
reld introk. In het dorp groeide met de jaren de vaste overtuiging dat Antoine het gemaakt had in Amerika… tot iemand hem uiteindelijk in een havenstad opmerkte, haveloos en geboeid, een geketende tussen zijn lotgenoten in een konvooi gevangenen. Of nog: het verhaal van Georges Bandy, ooit een begaafde, taalvaardige en veelbelovende jonge priester en nu een door drankzucht overmeesterde middelmatige pastoor in een godvergeten dorpje met als enige parochianen de patiënten van een al even obscure psychiatrische instelling… Door dat alles heen tenslotte krijgen we, naarmate de bundel vordert, langzaam maar zeker en steeds meer uitgesproken het weinig flatterende verhaal te horen van de schrijver zelf die zich in gesprek met Rimbaud en Mallarmé en Verlaine en zovele andere groten een plaats probeert te verwerven in het pantheon van de Franse literatuur en op die manier langzaam bouwt aan zijn onsterfelijkheid, maar ondertussen steeds vaker geïmmobiliseerd voor het witte blad blijft zitten, steeds moeilijker woorden op papier krijgt en steeds meer aan zijn eigen mateloze drankzucht en aan zijn deels geërfde en deels gecultiveerde zwaarmoedigheid ten onder gaat. In die lange hete zomer van 2003 werd ik sterk geraakt door het hier aangekaarte wisselspel tussen de naakte, vaak grauwe werkelijkheid enerzijds en een fantasie zwanger van verlangen anderzijds. Door hun verbeeldingskracht geleid, creëerden deze figuren, hun omstaanders en uiteindelijk ook de auteur zelf één voor één voor zichzelf en voor elkaar een verhaal waarin zij al hun verlangen legden. Dat verhaal probeerden ze te realiseren. Met dat verhaal probeerden ze zichzelf te overstijgen. Aan dat verhaal hielden ze
54
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
zich ook recht... Tot dat verhaal in elk van de vertellingen telkens opnieuw doorbroken werd door de weerbarstige werkelijkheid die zich opdrong, door het hardnekkige verleden dat elk van deze personages uiteindelijk inhaalde, door het lot en de tand des tijds die niemand sparen... Een tragisch, maar zo herkenbaar verhaal. Een verhaal dat bij mij is blijven hangen en dat ik overigens bijna dagelijks opnieuw tegenkom – bij zorgvragers, bij collega’s, bij mezelf… Een verhaal dat me telkens weer tot diepe mildheid, tot mededogen en barmhartigheid stemt.
Over de auteur Koen De Fruyt is diensthoofd Pastoraal & Zinzorg in het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus te Beernem en diensthoofd Identiteit op het Provincialaat van de Broeders van Liefde te Gent. E-mail:
[email protected]
Hilde Van der motte [ UITSMIJTER ] 55
UITSMIJTER Beroep moeder: euh ... ziekenhuispastor? Door Hilde Van der motte
“Om de tafel. Het zijn de mensen van mij, de enkelen wier adem licht in mij ontsteekt.” Het zijn de beginverzen van een gedicht van Maurits Mok. Ik loop er al jaren mee door mijn hoofd. Ooit – heb ik altijd gedacht - zal ik ze vangen in een kader of ze zullen pronken op onze muur. Ze zullen onze keuken opfrissen, versieren, bekronen. Het was een poëtisch doch evenzeer strak plan. Ondertussen … is het huis al jaren verbouwd, onze ‘droomkeuken’ is gerealiseerd, maar de verzen zijn nooit op de muur of in een kadertje terecht gekomen. Tja, zulke dingen gebeuren. De meeste dromen zijn bedrog, zong ooit een schlagerzanger, en toen ik wakker werd … bleek hij gelijk te hebben. Het gedicht stond niet op onze keukenmuur. Maar de woorden zijn wat ze zijn, mooi, en ze blijven hangen in mijn hoofd, in mijn hart. Omdat ze voor mij zo heerlijk herkenbaar zijn. Met z’n allen aan de grote tafel in de keuken: het worden met de jaren alleen maar rijkere momenten. Misschien omdat ze met studerende kinderen zeldzamer worden, omdat de gesprekken diepgaander worden (nu ja, soms toch, er wordt ook nog heel wat afgelachen), omdat de tijd meer lief en leed brengt om met elkaar te delen. ‘Om de tafel’ worden de grote en de kleine verhalen boven gehaald. Hier, beste collega pastores, ‘om deze tafel’, vielen ook de eerste vragen, bedenkingen, grappige opmerkingen, verzuchtingen, van de kinderen over het beroep van hun moeder. 1 september: formulieren invullen voor de school.
Beroep van vader en moeder noteren. “Moeke, wat moeten we eigenlijk bij jou invullen?”“Ah, ziekenhuispastor!”“Echt?”“Natuurlijk!”“Dat meen je niet…” Er zat een evolutie in. Kinderogen die lief, speels, vragend, bedenkelijk, … keken. Hmm. Ziekenhuispastor. Toen ik voor de eerste keer voor ging in de personeelsviering van het ziekenhuis waar ik nu nog steeds werk, was onze jongste zoon vier jaar. Na de communie vond hij het welletjes om mij zo lang te moeten missen en wou hij toch wel bij mij zijn. Braaf en stil als hij was, lukte het hem ongezien weg te glippen bij mijn man. Hij kwam naast mij zitten, muisstil, spelend met de zoom van mijn albe. Hij stond mee recht, en deed in perfecte coördinatie en imitatie met mij de viering mee uit. Hartverwarmend charmant en mooi was het. Het was pedagogisch en liturgisch gezien wel niet voor herhaling vatbaar, deze schattige samenwerking tussen zoon en moeder pastor. Onze kinderen vinden het nu, veertien jaar later, nog steeds niet vreemd om mij te zien voorgaan in een viering. Zij vinden ook mijn beroep niet vreemd. Maar net als toen, toen ze het soms ‘raar’ vonden om het neer te pennen op een formulier, vinden ze het nu nog niet altijd vanzelfsprekend en zeker niet gemakkelijk om aan anderen uit te leggen wat hun moeder nu precies doet. Een ziekenhuispastor. Hmm, niet evident. Plots moeten ze hun moeder – beroepshalve - gaan plaatsen in een leefwereld die zich voor de meesten van hun leeftijdgenoten ergens situeert tussen ongekend en onbemind. Vaak zwijgt men, eenmaal men er naar gevraagd heeft. Of de term pastor wordt in één diepe, verwonderde, ongeloofwaardige zucht aan het geloofsleven en aan de Kerk gekoppeld, en daar voelen velen geen affiniteit mee. Nu nog zitten we soms ‘om de tafel’ en zeggen de kinderen mij:
56
PASTORALE PERSPECTIEVEN 154 - 2012/1
“Moeke, het blijft toch moeilijk om uit te leggen wat jij doet…” Vanochtend. De psychologe klopt aan op de kader van mijn deur (ah ja, want mijn deur staat altijd open…). Ze heeft een stagiaire bij; haar eerste dag. Ze passeren mijn bureau, de stagiaire ziet mijn deurplaatje en wil toch wel eens weten ‘wat ik dan wel doe’. Laat ze dat maar even zelf uitleggen, denkt de psychologe wijselijk; wie kan haar ongelijk geven? Hmm, een ziekenhuispastor, niet evident. De psychologe kijkt me wat schalks aan. Binnenpretjes bij haar en mij, goedbedoeld, we zijn de beste maatjes. Ik begin er aan. In drie woorden en twee minuten tijd. Wanneer de twee nadien wegwandelen, blijf ik even nadenken. Zou de jongedame wat wijzer geworden zijn? Ik heb haar gesproken over evangelische bewogenheid. O God, ik schrik er zelf een beetje van: hoe herkenbaar is dat voor mij, maar voor haar? Ik heb haar met hart en handen proberen duidelijk maken hoe uniek onze positie is in een zorginstelling, maar kan ze zich daar iets bij voorstellen? Ik probeer met mezelf in het reine te komen. Goed geprobeerd, maar ik kon haar in die erg vluchtige ontmoeting geen bondige, droge definitie geven van het ziekenhuispastoraat. Hmm, dat woord definitie wringt. Een definitie is te beperkt, denk ik. Het doet afbreuk aan de rijkdom van het beroep, hersenkronkel ik verder en verberg mezelf wat dieper in mijn bureaustoel. Ik wuif naar twee verpleegkundigen die passeren. Anciens. Zij voelen mij beter aan, denk ik, weet ik. Met minder woorden, minder uitleg en meer aansluiting
bij mijn werkterrein,mijn handelen, mijn doen en doel. Ziekenhuispastor ‘zijn’ is zo ruim, zo passioneel, hoe kon ik het daarnet aan iemand uitleggen in drie woorden en twee minuten tijd? Lieve kinderen, ik begrijp jullie… dat verdomd moeilijke beroep van jullie moeder toch! Maar ik ben zo verdomd blij dat jullie het begrijpen! God, wie ben Jij dat Jij mijn leven verandert? Is het jouw kracht die mij optilt mij verder doet gaan en vertrouwen geeft in de weg die ik ga? Laat mij beseffen en geloven dat het liefde is die behoud geeft, en leg mij woorden in de mond die daarvan spreken. Laat mij het delen met anderen. Dan daagt er, vol vertrouwen, een morgen voor anderen en voor mij. (Bewerkte tekst van Johannes Eckhart, mysticus, 13de- 14de eeuw)
Colofon
Enkele richtlijnen voor artikels:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich tot pastores die werkzaam zijn in zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, om de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores.
• • • • • • • •
Abonnementen Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij een nieuw abonnement ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt voor 31 december van de lopende jaargang.
Kostprijs Een abonnement kost 35 euro. Een los nummer kost 10 euro. De verzending is telkens inbegrepen. Abonneren en bestellen kan via de website van Caritas Vlaanderen (www.caritas.be).
Redactie Regine De Bruycker (administratie), Koen De Fruyt, Annemie Dillen, Dominiek Lootens (eindredactie), Lien Mahieu, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredactie), Claude Vandevoorde, Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever), Filip Zutterman.
digitaal bezorgen aan de redactie, in een word- document, zonder opmaak minimum 1000 woorden, maximum 4000 duidelijke en evenwichtige structuur, met onder verdeling in titels en subtitels enkel noodzakelijke voetnoten opnemen achteraan in het artikel referenties naar de be- langrijkste literatuur opnemen naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (ca. 100 woorden) een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoe- gen (naam, functie, achtergrond,…) een digitale foto van de auteur(s)
De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria (die gevonden kunnen worden op de website van Caritas Vlaanderen). Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Redactieadres:
Toekomstige thema’s:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Liefdadigheidstraat 39, 1210 Brussel 02 / 608 00 72
[email protected]
• Pastorale zorg bij afhankelijkheidsproblematiek • De ‘mindfulle’ pastor • Spiritualiteit en depressie
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
P706268 AFGIFTEKANTOOR 2000 ANTWERPEN X
PASTORALE perspectieven Maart 2012 nr 154
INHOUDSTAFEL
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
3 TEN GELEIDE
Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5 MEERTALIGHEID VOOR PASTORES Zeven manieren om iets te zeggen over wie we zijn. Anne Vandenhoeck
13 WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN Ervaringen van een beginnend pastor. Ine Pauwels
19 OP ZOEK NAAR BEZIELING
Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector. Johan Verstraeten
26 PASTORALE ZORG UITGEDAAGD Meertalig en geïnspireerd Koen De Fruyt
30 GEBED VAN DE PASTOR
Meertaligheid en spiritualiteit IN DE PASTORALE ZORG
32 PRAKTIJKBEGELEIDING VAN PASTORES Een hefboom voor werk- en levenskwaliteit.
40 UITGELEZEN
51 AANKONDIGINGEN 53 GERAAKT!
perspectieven
Bernadette Verbruggen
PASTORALE
Erik Herrebosch & Jef Stevens
Koen De Fruyt
55 UITSMIJTER
nr 154
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
Maart 2012
Hilde Van der motte
WAAR VERLIES EN TEDERHEID ELKAAR RAKEN. Ervaringen van een beginnend pastor
OP ZOEK NAAR BEZIELING. Leiderschap en spiritualiteit voor pastores in de zorgsector
Pastorale zorg uitgedaagd: MEERTALIG EN GEÏNSPIREERD