P706268 Afgiftekantoor: Brussel 4
pastorale perspectieven Juni 2012 nr 155
Inhoudstafel 3 Ten geleide
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5 EEN ALCOHOLVERSLAAFDE IN JE VRIJWILLIGERSPLOEG Getuigenis van een pastor 8 VERHALEN VAN ZORG EN ZELFZORG… Verslavingsproblematiek binnenkerkelijk belicht Tine Van Belle
14 Open veld
Pastoraal ervaringsbericht vanuit een gespreksgroep met verslaafde mensen Kris Luysterborg
17 Pastorale zorg EN ALCOHOLVERSLAVING Een pastoraaltheologische reflectie Dr. Jos W.M. Roemer
22 Gebed van de pastor 23 OP HOOP VAN ZALVING Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van lekenpastores omtrent rituelen bij ziekte en sterven Dagmar Frenssen
Bernadette Verbruggen Jana Binon
47 ZORG VOOR DE ZORGENDEN. EEN PASTORALE COMPETENTIE?
perspectieven
42 Over de grenzen
pastorale
32 Uitgelezen
Uitdaging en taboe ALCOHOLVERSLAVING EN PASTORALE ZORG
50 Aankondigingen Staf Peeters
nr 155
51 Geraakt! 53 Uitsmijter Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
Juni 2012
Hilde Van der motte
OPEN VELD. Pastoraal ervaringsbericht
OVER DE GRENZEN. Spirituele zorg in Schotland
ZORG VOOR DE ZORGENDEN. Een pastorale competentie!
Colofon
Enkele richtlijnen voor artikels:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich tot pastores die werkzaam zijn in zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, om de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores.
• • • • • • • •
Abonnementen Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij een nieuw abonnement ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt voor 31 december van de lopende jaargang.
Kostprijs Een abonnement kost 35 euro. Een los nummer kost 10 euro. De verzending is telkens inbegrepen. Abonneren en bestellen kan via de website van Caritas Vlaanderen (www.caritas.be).
Redactie Regine De Bruycker (administratie), Koen De Fruyt, Annemie Dillen, Roeland Polspoel, Dominiek Lootens (eindredactie), Lien Mahieu, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredactie), Claude Vandevoorde, Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever), Filip Zutterman.
Redactieadres: Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Liefdadigheidstraat 39, 1210 Brussel 02 / 608 00 72
[email protected] Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
digitaal bezorgen aan de redactie, in een word- document, zonder opmaak minimum 1000 woorden, maximum 4000 duidelijke en evenwichtige structuur, met onder verdeling in titels en subtitels enkel noodzakelijke voetnoten opnemen achteraan in het artikel referenties naar de be- langrijkste literatuur opnemen naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (ca. 100 woorden) een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoe- gen (naam, functie, achtergrond,…) een digitale foto van de auteur(s)
De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria (die gevonden kunnen worden op de website van Caritas Vlaanderen). Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Toekomstige thema’s: • De ‘mindfulle’ pastor • Spiritualiteit en depressie
[ INHOUDSTAFEL ] 1
INHOUDSTAFEL 3
Ten geleide Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5
EEN ALCOHOLVERSLAAFDE IN JE VRIJWILLIGERSPLOEG Getuigenis van een pastor
De pastor die aan het woord is in deze getuigenis ondervindt wat het betekent om te werken met een alcoholverslaafde vrijwilliger. Het is een voortdurende spanning tussen grenzen trekken en ruimte geven, in het belang van de persoon in kwestie, maar ook in het belang van de andere vrijwilligers in de ploeg. 8
VERHALEN VAN ZORG EN ZELFZORG… Verslavingsproblematiek binnenkerkelijk belicht
Tine Van Belle In dit artikel gaat Tine Van Belle dieper in op het aanbod dat binnenkerkelijk uitgewerkt is voor mensen met een verslaving. Ze vertrekt telkens vanuit het unieke verhaal, het verhaal zoals het door de betrokkene verteld wordt, niet zoals het door anderen verteld wordt. Doorheen dit verhaal wordt een antwoord gezocht op de vraag ‘wie ben je?’. De vraag die daarop volgt is: ‘wat verlang je?’, om ten slotte over te gaan tot de vraag ‘welke stappen kunnen/moeten nu gezet worden om te bereiken wat men wil?’. 14
Open veld Pastoraal ervaringsbericht vanuit een gespreksgroep met verslaafde mensen
Kris Luysterborg Een open veld, een ruimte zonder beperkingen om ter sprake te brengen wat alcoholverslaving aanricht bij mensen. Kris Luysterborg begeleidt iedere week een gespreksgroep met mensen die verslaafd zijn. Dit is geen therapeutische sessie, en toch kan er sprake zijn van een heilzaam effect. Een van de belangrijkste uitdagingen als pastor is om jezelf in alle kwetsbaarheid op te stellen, eerlijk en open te zijn.
2
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
17
Pastorale zorg EN ALCOHOLVERSLAVING Een pastoraaltheologische reflectie
Dr. Jos W.M. Roemer In deze reflectie plaatst Jos Roemer uitdagende kanttekeningen bij een aantal centrale begrippen uit de hedendaagse samenleving. Autonomie bijvoorbeeld: mensen zijn gedoemd om vrij te zijn. Wie met een verslaving kampt, kan dus niet goed omgaan met zijn vrijheid. Roemer toont aan dat de taal van de liefde het absolute vrijheidsdiscours doorbreekt. Hij neemt ook de begrippen ‘welzijn’ en ‘communicatie’ onder handen. 22 23
Gebed van de pastor OP HOOP VAN ZALVING Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van lekenpastores omtrent rituelen bij ziekte en sterven
Dagmar Frenssen De auteur van dit extra artikel presenteert enkele bevindingen op basis van haar masterproef aan de theologische faculteit te Leuven. ‘Hoe beleven pastores (leken) de rituelen bij zieke en stervenden mensen?’ was de voorliggende onderzoeksvraag. Aan de hand van interviews heeft Frenssen een beeld gevormd over de ziekenzalving, over de zegeningen en over de identiteit van de pastor. Er worden telkens ‘beleidssuggesties’ geformuleerd bij deze items. De vaststelling dat er steeds minder priesters voorhanden zijn, biedt hier dus heel wat stof om over na te denken. 32 42
Uitgelezen Bernadette Verbruggen Over de grenzen Pastoraal in breedbeeld. Over spirituele zorg in Schotland
Jana Binon 47
ZORG VOOR DE ZORGENDEN. EEN PASTORALE COMPETENTIE? Congres en algemene vergadering beroepsvereniging voor katholieke pastores
Pieter Vandecasteele 50
Aankondigingen
51
Geraakt! Staf Peeters
53
Uitsmijter Hilde Van der motte
[ TEN GELEIDE ] 3
TEN GELEIDE
Beste lezer, In ‘De Morgen’ las ik dat minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx van plan is om het bezoek aan een psycholoog voortaan te laten terugbetalen (De Morgen, 14 juni 2012). Ze wil op die manier de drempel verlagen om een psycholoog te consulteren, en ze wil het gebruik van geneesmiddelen drastisch terugschroeven. Op het eerste zicht is dit een goede zaak: het middelengebruik swingt inderdaad de pan uit. Maatregelen die hier tegen ingaan zijn zeker welkom. Het is ook goed dat mensen met psychische problemen aangemoedigd worden om de stap naar professionele hulpverlening te zetten. We maken hierbij toch enkele bedenkingen. Het is inderdaad niet goed dat psychisch lijden ‘gemedicaliseerd’ wordt, onder invloed van de farma-industrie. De ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ – kortweg de DSM – is zowat de bijbel als gaat om behandelingen van psychische aandoeningen, wereldwijd, en ook in ons land. Het is echter verontrustend om vast te stellen dat die DSM psychiatrische aandoeningen steeds meer als (louter) biologische verschijnselen gaat bekijken. Als de verklaring voor een probleem biologisch is, dan moet de behandeling ook medicamenteus zijn. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat
“Als psychisch lijden ‘gepsychologiseerd’ wordt, zijn dan alle problemen opgelost?” er een grote belangenvermenging bestaat tussen de opstellers van de DSM en de vertegenwoordigers van de farma-industrie. Minister Onkelinx wil dus terecht het gebruik van medicatie terugdringen naar wetenschappelijk verantwoorde proporties. Maar als psychisch lijden ‘gepsychologiseerd’ wordt, zijn dan alle problemen opgelost? De verklaring van het probleem is niet langer gesitueerd in de biologie (de genen of de hersenen) maar in het functioneren van de psyche van de mens. Op het eerste zicht een stap vooruit, maar met dit nummer van Pastorale Perspectieven worden ook hier vraagtekens bij geplaatst. Psychisch lijden kan enkel ten volle ernstig genomen worden als alle dimensies, alle facetten van het menszijn in rekening genomen worden: het lichamelijke, het psychische, het sociale én het existentiële perspec-
4
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
tief. Kris Luysterborg verwoordt het in het besluit van zijn bijdrage als volgt: “van al de psychische aandoeningen die mensen kunnen ondergaan lijkt mij dat verslavingsproblematiek het best als een existentiële ziekte beschreven kan worden. De verslaafde mens is als het ware existentieel ziek. Opgesloten in zijn eenzaamheid en leegte is hij onvermogend om zich gelukkig of verbonden te voelen”. Alcoholverslaving is dus bij uitstek – ook – een existentieel probleem. Een zingevingsprobleem. De artikels in dit nummer van Pastorale Perspectieven bieden echter geen kant-en-klare therapie of een behandelingswijze. Ze getuigen eerder van de moeilijkheid of zelfs de onmogelijkheid om ‘zingeving’ of ‘zindeficiëntie’ therapeutisch te benaderen. Het besef van de eigen kwetsbaarheid, de noodzaak van authenticiteit in spreken en handelen, het geloof in de mogelijkheden van de verslaafde mens, en de respectvolle aanwezigheid en beschikbaarheid lopen als rode draden doorheen dit themadeel.
Naar goede gewoonte wordt ook dit keer een extra artikel opgenomen. We laten Dagmar Frenssen aan het woord, over ziekenhuispastores en hoe zij de beschikbare rituelen omtrent ziekte en dood beleven, in de context van het ziekenhuis. Gezien het dalende aantal priesters wordt het steeds moeilijker om een geestelijke te vinden voor het sacrament van de ziekenzalving. Pastores staan daardoor tussen twee vuren: de verwachtingen van de patiënt en zijn of haar familie, en de verminderde beschikbaarheid van priesters om ‘het sacrament toe te dienen’. Zowel in dit artikel als in de rubriek ‘Over de grenzen’ vinden we bovendien heel wat gespreks- en reflectiestof over de identiteit van pastores, als spiritueel zorgverleners en als dragers van een specifiek ‘ambt’ binnen de kerk. Wij wensen u alvast veel leesplezier. Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens Eindredactie
[ een alcoholverslaafde in je vrijwilligersploeg ] 5
Omgaan met personen met een alcoholprobleem is een hele klus. Ook als pastor is dit zo. Je bent heel blij als je mensen kunt opnemen in je gemeenschap; als je hen een plaats kan geven waardoor ze zich, ondanks hun probleem, toch gewaardeerd voelen. Maar het vraagt toch wel een heel speciale opstelling van de pastor zelf en van de geloofsgemeenschap.
EEN ALCOHOLVERSLAAFDE IN JE VRIJWILLIGERSPLOEG Getuigenis van een pastor Onze geloofsgemeenschap bestaat uit patiënten, pastores en een aantal vrijwilligers van buitenaf die elke zondagvoormiddag in onze psychiatrische voorziening samen komen voor een viering en nadien nog blijven op een koffiemoment. Het is een hechte groep die ook buiten de vieringen contacten onderhoudt. Helpend voor het omgaan met ernstige problemen, zoals die van alcoholverslaving, maar ook van depressie, alzheimer, e.a., is alvast dat onze geloofsgemeenschap zich binnen de muren van het psychiatrisch centrum bevindt. Dat maakt alles een stuk meer bespreekbaar, want het maakt deel uit van de dagdagelijkse realiteit. Maar het neemt de moeilijkheden voor de persoon natuurlijk niet weg. Tenslotte bieden we vanuit onze geloofsgemeenschap geen therapeutisch kader. Wel zorgen we voor een bescheiden menselijke ondersteuning. Bij onze vrijwilligersploeg, die elke zondag de vieringen mee opluistert en het aansluitend koffiemoment verzorgt, is op een gegeven moment iemand komen
aansluiten met een alcoholprobleem. A is erg gelovig en neemt vol overtuiging deel aan de vieringen en gesprekken bij de koffie. Hij heeft een goede stem en weet die goed te gebruiken. Daarom stelden we voor dat hij als voorzanger zou optreden wanneer hij aanwezig zou zijn. Hij had zelf al verteld dat hij een alcoholprobleem heeft en vroeger nog is opgenomen geweest in een andere psychiatrische kliniek. Maar je geeft mensen toch wel graag kansen. Het was voor ons geen a priori beletsel om hem een taak toe te vertrouwen. Na enige tijd van trouwe dienst boden we hem ook een vrijwilligerscontract aan, zoals we dat met onze andere vrijwilligers hebben gedaan.
Omgaan met alcoholverslaving in de ploeg Zoals algemeen bekend kunnen alcoholverslaafden de zwaarte van hun probleem heel goed verbergen en minimaliseren. Pas na een tijd komt de aap uit de mouw en blijkt hoe ernstig het wel is. Ook bij onze vrijwilliger liep het zo. We zagen hem een paar keer in
6
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
dronken toestand of kregen een uitbundige telefoon met nonsens. Op die momenten was er weinig met hem te doen. Er werd over gesproken in de groep en het scherpte onze aandacht voor de toekomst. Het was voor iedereen duidelijk dat dit probleem niet kon genegeerd worden. Met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid in verwachtingen, lieten we hem toch zijn rol elke zondagochtend vervullen. Dit tot grote voldoening van hemzelf, de vrijwilligers en de gewone kapelbezoekers, want problematische toestanden in de kapel bleven verder uit. Omdat de viering ’s ochtends doorgaat, weten we dat er nog niet veel gelegenheid is geweest tot drinken. Hij heeft bovendien het vooruitzicht dat hij nog moet verschijnen en goed kunnen zingen. Blijkbaar is dit voldoende voor hem om het uit te zingen tot de middag. Van wat er daarna gebeurt weten we (gelukkig?) niet te veel. Wat buiten deze structuur valt, is steeds een vraagteken. Samen iets gaan drinken met vrijwilligers op een gewoon terrasje is alleszins geen goed idee, want eens gezeten is de stap zo klein voor dat ene biertje dat toch geen kwaad kan; en eens begonnen verdwijnt de aanspreekbaarheid en weet je niet waar het eindigt. De ervaring leert ook dat A best niet gevraagd wordt in de namiddag, want dan weten we niet hoe hij zal toekomen. Het ons houden aan de vaste structuur is beschermend naar A toe om zijn waardigheid naar de gemeenschap toe te behouden. En het is ook voor de gemeenschap zelf goed, die niet mag lijden onder het probleem van A. Soms daagt A ’s zondags niet op. Dan moet er niet veel gezegd worden, want dan weten we het wel. De dag ervoor zal te erg zijn geweest. We hopen dan maar dat hij zich herpakt en volgende week er weer is. Vrijwilligers appreciëren enorm de inzet van de man als hij er is. Op momenten dat het duidelijk is dat het niet gaat, komt het onbegrip naar boven: ‘Hoe is het toch mogelijk dat als hij bij ons aanwezig is hij zo heilig en toegewijd, de goedheid zelve lijkt. Maar als hij gedronken heeft, is dat allemaal weg’. Ergernis die even mag klinken onder de vrijwilligers, maar die uiteindelijk vooral van bezorgdheid getuigt.
De gemeenschap is heel blij als A goede voornemens uit. Zo gelooft hij heel sterk in het gebed en heeft hij zich ooit laten opnemen in een Franse ontwenningskliniek die mede het gebed als therapeutische peiler hanteert. De man hield het programma niet vol, maar het voornemen werd in onze vrijwilligersgroep wel gewaardeerd. Onlangs liet hij zich enkele maanden opnemen in een Vlaams psychiatrisch ziekenhuis om echt iets aan zijn probleem te doen. Medevrijwilligers leefden sterk met hem mee en hoopten met hem op een nieuw, voor A en zijn omgeving leefbaar evenwicht. Nu, een paar maanden later, is A weer terug, als vanouds, meestal aanwezig op zondagmorgen, maar soms ook niet. Dan weten we het weeral en beseffen we hoe moeilijk het is om patronen van drank te doorbreken.
Werken aan een veilige context Het geluk voor onze geloofsgemeenschap is dat A weet dat hij bij ons niet mag gedronken hebben en dat hij niets kapot maakt in onze gemeenschap; zonder drank in zijn lijf is hij de schappelijkheid zelf. Mensen kunnen het zich veroorloven vooral mee te leven met de man, zonder er in mee gesleurd te worden, zoals wel vaak gebeurt in families. Wanneer iemand iets te veel investeert in A, dan ligt de teleurstelling ook altijd op de loer. Zoals die vrijwilliger die met A optrekt en hem eens met een ‘drinkcompagnon’ liet overnachten in zijn huis. Nadien bleek alle drank in huis te zijn uitgedronken en de vuilbak gevuld met nog extra lege drankblikjes. Door er onderling over te kunnen praten, weten we tijdig bij te sturen en leren we van elkaar om de soms moeilijke situatie uit te houden. In die zin werken we aan een veilige context voor alle betrokkenen, die ervoor zorgt dat mensen zich kunnen veroorloven verdraagzaam te zijn. Die context laat A ook toe zichzelf te zijn als de gelovige, geëngageerde mens die een alcoholprobleem heeft. Het maakt ook dat we respectvol over A’s probleem kunnen blijven praten. Het drankprobleem van A is hanteerbaar omdat hij zelf weet wanneer hij niet kan komen. Hij heeft de vrijheid om weg te blijven, ook al is er een soort verwachting. De taak van A is niet onmisbaar en is voor de liturgie van bij-
[ een alcoholverslaafde in je vrijwilligersploeg ] 7
komstige aard. We zijn dus niet afhankelijk van zijn functioneren. Zijn probleem domineert dan ook de samenkomst en de groep niet. Omdat het ook onder de vrijwilligers bespreekbaar is, primeert de bezorgdheid voor A boven de ergernis. Onbegrip blijft wel bestaan, maar het zorgt niet voor blijvende wrevel of voor mensen die afhaken. Al onze vrijwilligers weten overigens wat kwetsbaarheid betekent, want elk van hen is zelf op een of andere manier, als patiënt of als familielid, met de wereld van de geestelijke gezondheidszorg in nauw contact gekomen. Elkeen heeft zijn kwetsuren en tot op zekere hoogte is dit ook van elkaar gekend. Dit verklaart misschien de gezonde kracht van onze gemeenschap in het omgaan met kwetsbare mensen. Wat de instelling en de collega-zorgverleners betreft zijn er slechts enkelen die over de toestand van A zijn ingelicht. Zolang zijn toestand binnen de kliniek onder controle is, is er ook geen probleem. De aanwezigheid van A is bewust beperkt tot de vieringen en het koffiemoment; het engagement duidelijk omlijnd. Contact met andere patiënten of hulpverleners is dus minimaal. Hij zal bv. niet naar de afdelingen gaan om patiënten terug te brengen. We behouden bewust die distantie. Dit alles ligt in het verlengde van de eigenheid van onze kliniek, waar geen specifieke afdeling voor afhankelijkheidsproblematiek bestaat. Alcoholverslaving wordt hier enkel als secundaire problematiek behandeld. Zoals bij veel van onze eigen ex-patiënten, waar genezen niet direct tot de mogelijkheden behoort, bieden we een vorm van ondersteuning aan die niet veel energie opslorpt, maar die wel een groot verschil kan maken voor de betrokkene, die weet dat hij ergens ‘iemand’ mag zijn. Het is niet omdat je niet van je probleem afkomt, dat je bent afgeschreven. Maar omdat alcoholverslaving zo des-
tructief is, is de zelfbescherming van derden en van de gemeenschap prioritair. Een aantal voorwaarden moeten vervuld zijn om samen verder te kunnen gaan. Niet afgeschreven dus, maar wel met extra behoedzaamheid benaderd.
Besluit Elk verhaal van een alcoholverslaafde is een ander verhaal. Maar wat duidelijk naar voor komt is de onmacht om iemand op het rechte spoor te zetten. Enkel het hier en nu van de structuur, de context, de medemensen die we als gemeenschap te bieden hebben, liggen in onze macht. Zo iemand opnemen in een oprechte gemeenschap is geen evidentie. De gemeenschap moet er sterk genoeg voor zijn. Er moet zeker ook voldoende gelegenheid zijn om te ventileren en om genuanceerd te bespreken. En er moet voldoende bescherming ingebracht worden naar de gemeenschap toe. Het is en blijft een kwestie van uithouden en werken met beperkte verwachtingen. Door wel te hopen op maar niet te verwachten dat hij van de alcohol verlost geraakt, kunnen we voldoende veiligheid en afstand bewaren zonder hem te verliezen. Als groep zijn we blij dat we A een plaats in ons midden kunnen geven, waarin hij heel duidelijk een positieve inbreng heeft. Het doet recht aan de persoon van A en aan onze roeping van levengevende gemeenschap. Heel beperkt, maar wel concreet aanwezig, lankmoedig, verdragend en met de nodige zelfbescherming als gemeenschap. Zo verdragen we het probleem van onze vrijwilliger en appreciëren wij onze medemens, die in geloof mee viert, bidt en gemeenschap vormt, met vallen en opstaan.
Over de auteur De identiteit van de auteur is bekend bij de redactie.
8
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
Sinds vele jaren is er vanuit de St. Jozefkliniek te Pittem een werking gegroeid rond de zorg voor priesters, diakens, religieuzen en allen die werken in de Kerk die worstelen met psychische en/of afhankelijkheidsproblemen. In het bisdom Brugge wordt deze werking gedragen door het Zorgteam.Vanuit dat team worden we gezonden om mensen uit de doelgroep op te zoeken en hen te tonen dat er wegen bestaan naar een ander en gezonder leven, zonder drank of medicatie en dat er bijstand bestaat voor hun psychische problemen. Daarbij gaan we soms ten huize van de persoon in kwestie of komen zij tot bij ons. Diaken Christiaan vergezelt mensen vaak ook naar AA en houdt regelmatig contact met wie het wenst en nodig heeft, ook al vonden ze de weg naar professionele hulp.
verhalen van zorg en zelfzorg Verslavingsproblematiek binnenkerkelijk belicht Door Tine Van Belle
Iedereen kan een bezorgdheid bij ons melden. Een familielid, vriend, confrater of overste, een parochiaan of parochie –assistent of pastor. De meldingen komen uit alle mogelijke hoeken. Bij elke melding gaan we eerst discreet op zoek naar bevestiging hiervan om dan pas over te gaan tot een ontmoeting met de betrokken persoon. Vanuit die ontmoeting wordt gezocht naar mogelijke oplossingen en begeleiden we de betrokkene hierbij. Ook daarna blijven we een aanspreekpunt voor alle betrokkenen en gaan we mee op weg. Vaak een weg van lange adem, maar een van dood naar leven. Deze weg wordt een verhaal, een verhaal over die mens, maar vooral van hem of haar. Verhalen vol valkuilen…
Fundamenten Alles start met een verhaal. Het eigen verhaal. Het verhaal over ons verteld van voor we er waren, van toen we klein waren, of ziek, of trots, of… De priesters, diakens, religieuzen,… die we ontmoeten, hebben elk hun heel eigen, singulier verhaal. Maar voor wij ze zelf kunnen ontmoeten, horen we meestal eerst verhalen over hen. Verhalen die gekleurd zijn door de bril van de verteller. De kleur varieert van heel zakelijk, helder en fris, tot duister en zwartgallig. En daartussenin alle schakeringen van vertrouwend, hopend, zorgend en bezorgd,
Tine Van Belle [ verhalen van zorg en zelfzorg ] 9
“Het komt er op aan om bij de uiteindelijke ontmoeting met de betrokkene zelf, het subject zijn eigen verhaal te laten tekenen met zijn heel eigen kleuren. Hem of haar de kans geven om zelf op verhaal te komen.” schamper, verwerpend. Het komt er op aan om bij de uiteindelijke ontmoeting met de betrokkene zelf, het subject zijn eigen verhaal te laten tekenen met zijn heel eigen kleuren. Hem of haar de kans geven om zelf op verhaal te komen. Niet zelden vindt dat verhaal zijn wortels in kinder- en jeugdjaren waar we reeds kwetsuren of kwetsbaarheden merken. We horen vaak verwarring van posities. Kinderen die een ouderof partnerrol op zich moeten nemen. G: ‘Voor zover ik mij kan herinneren, was ik mij in mijn kinder- en jeugdjaren erg timide, teruggetrokken, voelde mij in gezelschap niet erg op mijn gemak. De veeleisendheid van mijn vader in verband met studies voelde ik aan als een ondraaglijke druk. Ik was onzeker en had faalangst. Iets nieuws aanpakken was voor mij erg moeilijk; het onbekende schrok mij af.’ P: ‘Toen mijn ouders besloten uit elkaar te gaan, begon mijn moeder van alles aan mij te vragen. Ze kwam om raad en steun, ze vertelde me dingen over mijn vader die ik niet hoefde te weten. Het was allemaal zeer verwarrend en ik wist niet wat ik ermee moest aanvangen. Ik was toen net begonnen aan het seminarie en ze vond dat ik, als toekomstig priester, een stut voor haar moest zijn, maar moest proberen om mijn vader om te praten. Het kon toch niet dat een priester gescheiden ouders had?’ Bij velen die wij ontmoeten, spreekt hun verhaal van een kwetsbare psychische structuur dat het funda-
ment is waar men het leven op bouwt. Men is beter af met degelijke funderingen voor een stabiele constructie, maar jammer genoeg ontbreekt die soms of zijn ze broos. We merken in vele verhalen vaak het onvermogen om adequaat te reageren op de vragen, eisen, die op hem of haar af komen. Het is alsof het subject niet gewapend is om zijn grenzen te bewaken en dus laat men zich overrompelen, overspoelen door de – al dan niet – uitgesproken vraag van de ander. Een houding van ‘Heer, doe met wij wat U wil’, wordt zeer letterlijk genomen. Die ‘Heer’ kan allerlei vormen aannemen: vader, moeder, overste, collega, …
Zelfbeeld en ideaal G. schetst zichzelf als een timide, onzeker kind met faalangst. Hij voelde zich jarenlang ‘minder, zwak, ontoereikend’, ook als priester. Alle anderen zijn beter. Bij hen gaat alles vanzelf. Uiteraard is niets minder waar, maar deze grondhouding horen we heel vaak. Men is er van doordrongen en bekijkt zichzelf door deze, zwart gekleurde bril. Men ervaart zichzelf als niet opgewassen voor de taak die voor zich ligt. Het ideaal als priester of religieuze ligt vaak mijlenver van het beeld dat men van zichzelf heeft. Anderzijds is de spiegel die men zichzelf voorhoudt, vaak vertekend. Elke priester, religieuze, diaken of pastor, moet zijn heel eigen weg vinden in de kerk. Elke roeping is hoogst persoonlijk en dus anders. Zich spiegelen aan een ander, leidt soms tot verwrongen zelfbeelden en idealen. Zo vond P. dat hij er inderdaad moest zijn voor zijn moeder én vader, ook al wilden of konden die niet meer met elkaar praten. Hij wist zich verscheurd tussen beiden, wilde loyaal zijn, maar voelde de druk om te kiezen voor een van beiden partijen. Een onmogelijke keuze uiteraard. En moet een priester daar niet boven staan? Veel priesters en religieuzen beladen zichzelf met een bovenmenselijke positie. Verheven boven menselijke behoeftes, noden, kwetsbaarheden. Zij moeten er zijn voor iedereen, op hen mag iedereen rekenen en steunen. Als zij iets doen, moet het perfect gaan. Bij hen moet het gebed vanzelf gaan…
10
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
B: ‘Ooit gaf ik eens een lezing voor vormselcatechisten en die was op veel enthousiasme onthaald geweest. Ik kreeg een massa lovende kritiek. Maar de week daarop moest ik diezelfde vorming ergens anders ook geven. De druk, die was enorm en ik begon bang te worden dat het niet zo goed zou zijn als de eerste keer. Dus dronk ik me, een hele tijd voor ik moest vertrekken, moed in. Eentje om te ontspannen, en dan nog eentje, want misschien was eentje niet genoeg om vlot door die lezing te gaan, en nog eentje… Met alle gevolgen van dien’. W: ‘Onze God is een ‘zwijgende God’, een afwezige God geworden. En nog sterker… hoe meer verslaafd, hoe verder van God… hoe minder geloof…’.
religieuzen die toch in een gemeenschap leven, zich eenzaam voelt, alleen en verlaten. Vooral het element van verlatenheid kan aanleiding geven tot drankzucht of een andere afhankelijkheid. We horen vooral dat mensen nergens gehoord werden of hun moeilijkheden niet durfden te delen met anderen, zelfs niet met een geestelijk leider. Men probeert de schijn zo lang mogelijk op te houden. En dat heeft dan weer alles te maken met dat ideaalbeeld. Er zijn uiteraard ook de anderen die je aan de kant duwen, die je be- en veroordelen. W: ‘De buitenwereld (de gelovigen, je familie…) verwijt je je zwakheid, na de zoveelste ‘val’ en de verbreking van de belofte aan hen, om minder te drinken… De vernedering en schaamte stapelen zich op, en het zelfvertrouwen wordt nog minder…’.
Sociaal netwerk We horen vaak de opmerking dat priesters verslaafd raken door eenzaamheid. Het is niet omdat iemand alleen woont, dat hij per se ook eenzaam is. Noch dat eenzaamheid een rechte weg naar verslaving is. Er moet meer aan de hand zijn dan eenzaamheid alleen. Het is waar dat een aantal priesters, maar ook
“Er is dus een dubbele problematiek. Enerzijds weet de verslaafde niet hoe om hulp te roepen, worden zijn kreten niet gehoord of weet hij zelfs niet of er überhaupt nog een weg uit deze situatie is. En anderzijds worden hem of haar nog weinig credits gegeven, zijn er weinigen die nog met hem of haar op weg willen of durven gaan. Wie kan hij dan nog aanspreken?”
Er is dus een dubbele problematiek. Enerzijds weet de verslaafde niet hoe om hulp te roepen, worden zijn kreten niet gehoord of weet hij zelfs niet of er überhaupt nog een weg uit deze situatie is. En anderzijds worden hem of haar nog weinig credits gegeven, zijn er weinigen die nog met hem of haar op weg willen of durven gaan. Wie kan hij dan nog aanspreken? Zijn er mensen bij wie hij zijn verhaal, angsten, vragen en kwetsbaarheden kwijt kan? G: ‘Het ging niet om een onweerstaanbare drang naar alcohol, maar ik dronk enkel en alleen omdat ik mij meer op mijn gemak voelde. Toen dit enigermate begon te ontsporen stuurde mijn directeur mij naar een psychiater, met het doel een behandeling te krijgen tegen dat verlangen naar drank. Een jaar lang ging ik op consultatie, elke week. Alles was gericht op het drankgebruik (eigenlijk een symptoom van een dieper liggend probleem, dat ik mij toen niet realiseerde). De psychiater groef ook niet dieper en ik was bovendien erg gesloten, kon niet over mijzelf en over wat in mij leefde praten’. L: ‘Ik wist wel dat er een probleem was en dat drinken niet echt een oplossing is, maar mijn overste is
Tine Van Belle [ verhalen van zorg en zelfzorg ] 11
een vrij koel en harde persoon. Ik kon bij haar niet terecht met mijn zorgen. Mijn geestelijk leider was niet zeer regelmatig beschikbaar zodat er niet echt een vertrouwensband was. Mijn ouders waren overleden, mijn zus woont ver. Ik wist niet met wie ik hierover kon praten, al wou ik dat wel’.
Verhalen vol hoop… Als wij op weg gaan met een priester, religieuze, diaken of pastor, dan gaat het op de eerste plaats om een goeie ontmoeting mogelijk te maken. Een ontmoeting van mens tot mens, in alle nederigheid, in alle openheid. Wie ben jij? Hoe voel je je? Wat leeft er in jou? Dat is de eerste vraag. Wij hebben helemaal niet alle antwoorden of oplossingen op zak, maar we willen op weg gaan met diegene die voor ons zit. Soms zit diegene in zak en as, soms agressief en in de verdediging gedrukt na zoveel goede raad en betweterij. Wie ben jij? Jij als uniek subject, met je heel eigen structuur en mogelijkheden, maar ook kwetsbaarheden. We gaan met dit alles tastend op weg en schaven het al te drukkend ideaal bij tot het draaglijk wordt, proberen de brokstukken van de wankele fundamenten steviger te maken en te bouwen aan een dragend sociaal netwerk. We proberen de priester, diaken, religieuze of pastor de mantel van zijn taak en plaats in de kerk te laten afleggen om weer gewoon mens te zijn. Een mens aan wie niets menselijk vreemd is. H: ‘Ja, ik heb een relatie gehad met een man, ook al was ik al in het klooster. Maar het was de buurman van mijn ouders bij wie ik soms op de kinderen paste en ik werd verliefd. Het mocht niet, maar toch… je bent de eerste aan wie ik dit durf zeggen’. F: ‘Nu ik ingezien heb dat ik begon te drinken omdat de taak als overste waar men mij voor geroepen had uit X, te zwaar was. Ik heb een afspraak gevraagd met hem, om een andere taak te vragen. Deze kan ik niet aan en dus moet ik er iets aan doen’.
Heel soms, maar meestal niet, wordt hierbij ook de eigen roeping in vraag gesteld. Heel vaak wordt de roeping bijgesteld, realistischer en eigentijds gemaakt. Haalbaarder ook. De tweede vraag is wat iemand verlangt. Verlangt te zijn, te hebben, te zeggen, te doen,… De antwoorden zijn niet simpel, een eenduidig en worden met vallen en opstaan geformuleerd en bijgeschaafd. Het zijn niet onze antwoorden, maar die van de persoon zelf. En uiteraard moeten deze een beetje compatibel zijn met de taak die men als priester, religieuze of pastor in de Kerk heeft. En dus is er regelmatig overleg nodig met oversten. Vaak zetten mensen zelf die stappen, soms gaan ook wij hierin mee. Soms om verlangens te vertalen, soms om een al te drukkend en eisende ander wat op afstand te houden, soms gewoon als getuige. En heel soms om zaken in naam van het subject te bespreken of te vragen als hij of zij het echt niet zelf aankan. Hoe helend is het niet om dan echt gehoord te worden. G: ‘De gezondheidsproblemen die opdoken brachten met zich mee dat ik vroegtijdig op pensioen werd geplaatst. Een reden te meer om overal af te blijven. Ik kreeg dan een job op het bisdom en kon zo mijn tijd zinvol invullen’. Het gaat er om de kwaliteiten van de persoon een kans te geven, in plaats van vast te blijven hangen aan wat in het verleden is gebeurd. En soms zijn die kwaliteiten miniem of zeer kwetsbaar. Toch hebben we de taak om mensen blijvend bij te staan, te vergeven, kansen te geven. M. dronk zijn lever kapot, kreeg heel wat gezondheidsproblemen die opvolging noodzakelijk maken en hem fysiek zeer beperken. Ook al is hij een ‘jonge’ priester, toch weet men in het bisdom dat men hem maar men mondjesmaat kan inzetten en wordt hem een heel beperkte taak gevraagd. Zijn inzet als priester is minimaal, maar als mens staat hij zijn zieke en oude moeder bij als inwonende mantelzorger. Daarnaast draagt hij in het weekend de mis op in een instelling waar men om een priester vroeg. Zo kan hij zijn priesterschap blijven beleven, wat voor hem zeer belangrijk is, maar is hij ook op menselijk vlak een steun voor de familie.
12
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
Bij het zoeken naar deze oplossing, gingen we een hele tijd intensief met hem in gesprek om op zoek te gaan naar wat hij verlangde, binnen de gegeven mogelijkheden. Met deze gegevens trokken we dan naar de verantwoordelijke vicaris om ook daar samen op zoek te gaan naar een compromis tussen wat de Kerk verlangt en verwacht en wat het subject als mogelijk acht en het meest aansluit bij zijn verlangen.
“Het mag en kan niet bij woorden alleen blijven, maar we moeten wel vertrekken van het materiaal dat ons gegeven werd, de letterlijke woorden die gebruikt worden. Hoe zeer wij ook willen dat iemand stopt met drinken, dit is alleen mogelijk op de wijze van die unieke persoon.” De derde vraag peilt naar welke stappen nu gezet zullen worden? Vanuit wat gehoord werd, moet ook gewerkt worden naar heling. Het mag en kan niet bij woorden alleen blijven, maar we moeten wel vertrekken van het materiaal dat ons gegeven werd, de letterlijke woorden die gebruikt worden. Hoe zeer wij ook willen dat iemand stopt met drinken, dit is alleen mogelijk op de wijze van die unieke persoon. B: ‘Zolang de woorden in mijn hoofd blijven draaien en ik ze niet gezegd krijg, zal ik er niet van af geraken. Ik kan dan niet anders dan ze te ‘marineren’ om ze stil te krijgen’. We horen hier dat de woorden die dat subject hoort, vaak teveel zijn en blijven malen in het hoofd. Vooraleer een andere weg mogelijk is, zullen die woorden gezegd moet worden. Dan komt het erop aan om die persoon aan het spreken te krijgen. Soms is dat een heel moeizame weg. Maar we kunnen niet an-
ders om dit te volgen en te doen. Pas dan wordt het mogelijk om de drank te laten. De mogelijkheden naar heling zijn dus zo divers en uniek als er mensen zijn en men kan niet anders dan een particuliere weg gaan. Het is vaak ook een dubbele weg: een verhaal maken van zijn eigen leven en verleden, en tegelijk aan de toekomst bouwen, hoe broos ook. Voor ons houdt dit ook een dubbele taak in. Enerzijds meegaan in de oplossingen die mensen vinden en tegelijk ook de verantwoordelijken aanspreken en met hen mogelijkheden zoeken in de opdracht van de betrokkene. Dat kan zijn: van parochie of taakinvulling veranderen. Dat kan ook een open gesprek met een overste zijn of van plaats veranderen, enz. Ook daar weer ontelbare mogelijkheden. Eenmaal iemand zijn probleem inziet, is hij of zij vaak in staat om zelf naar de verantwoordelijke te stappen en zijn oplossing voor te leggen of te vragen om op zoek te gaan naar een weg die meer leven schenkt en hij of zij zinvol werk kan doen. Dit vraagt een openheid van verantwoordelijken, wat niet altijd vanzelfsprekend is. Want ook daar gaan de verhalen de mens voor: ‘Och, wie wil daar nu mee samen werken? Die heeft het al overal verkorven’. ‘Dat is een hopeloos geval, we hebben er al van alles mee geprobeerd, maar er lukt toch niets’. ‘Dat is een vogel voor de kat’. Het is aan ons, maar ook aan iedereen die wat zorg wil dragen voor zijn medemens en collega of confrater, om een open geest te behouden en het ‘7 maal 70 maal’ daadwerkelijk te beleven. Dan worden er echte slaagkansen gegeven aan de geopperde mogelijkheden die vertrekken van het verhaal van het subject zelf. Een gedegen kennis van het psychisch functioneren van mensen, is bij dit werk onontbeerlijk. Wanneer er inzicht is in de psychische logica van een subject, dan kan er heel veel. Het is dus aan ons om dat inzicht te delen opdat er een beter begrip ontstaat over het subject en valkuilen vermeden worden en de infernale, dodelijke herhaling doorbroken wordt en kansen gecreëerd worden om een levendiger verhaal te schrijven, samen met en gedragen door anderen.
Tine Van Belle [ verhalen van zorg en zelfzorg ] 13
“Zorg is ook een les in zelfzorg. Het is dus goed om de eigen fundamenten, het eigen verhaal te schrijven en te bekijken, op te ruimen en de valkuilen te (h)erkennen.”
de dagen en de week, maar ook een tijdje echt vakantie om de batterijen op te laden. Want wie er wil zijn voor anderen, moet zichzelf verzorgen én laten verzorgen. Het is helend om bij te sturen en soms een radicaal andere koers te varen, in respect voor zichzelf en zijn verlangen. Zo wordt het eigen verhaal steeds boeiender en kan je een baken zijn voor andere verhalen.
Verhaal van zorg en zelfzorg Wat geldt voor de zorg voor anderen, geldt uiteraard ook voor elk van ons die zorg willen dragen. Zorg is ook een les in zelfzorg. Het is dus goed om de eigen fundamenten, het eigen verhaal te schrijven en te bekijken, op te ruimen en de valkuilen te (h)erkennen. Hoe zien we onszelf? Wat denken we dat anderen, de Ander, van ons verwachten? En ligt dit in onze mogelijkheden? Probeer ik dat op m’n eentje te realiseren of heb ik voldoende klankborden en toetsstenen? Op werk- en persoonlijk vlak is (persoonlijke) supervisie een gouden instrument. Maar ook een sociaal netwerk is heel belangrijk. Vrienden, familie, een partner waar je andere dingen mee kan doen en beleven dan enkel werk is noodzakelijk. Een pauze waarbij men alles even achterlaat en loslaat is onontbeerlijk. Kleine pauzes gedurende
Met oprechte dank aan alle personen wiens getuigenis ik mocht verwerken. Het zijn verhalen die aantonen dat de weg van dood naar leven mogelijk is.
Over de auteur Tine Van Belle is licentiate Godsdienstwetenschappen en psychoanalytica met eigen praktijk, coördinator van IOW De Achthoek te Harelbeke (www. achthoek.org), parochie-assistent in het kader van de zorg voor priesters, diakens, religieuzen en leken werkzaam in de Kerk die te kampen hebben met psychische en/of verslavingsproblemen.
Contactgegevens Website: www.hetzorgteam.be. Op de site staan alle contactgegevens van de medewerkers.
14
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
De mate waarin iemand volgens bepaalde normen en waarden geslaagd is in zijn leven is niet zo belangrijk. Wel de openheid, de oprechtheid en het vertrouwen waarmee hij zowel wil ‘terugkijken op’ als ‘verder gaan met’ zijn leven. Daar draait het om in de pastoraal. De pastor moet zelf eerst in de spiegel durven kijken en zien wie hij werkelijk is in plaats van zijn eigen negativiteit op andere mensen te projecteren. Wie bereid is zelf af te dalen in het dal van zijn duisternis vindt voldoende kracht om de berg op te trekken. Enkel wie durft te zien dat hijzelf onnoemelijk faalt in zijn leven (of heeft gefaald) kan barmhartig zijn voor zijn medemens en iets bereiken wat werkelijk van betekenis is.
open veld Pastoraal ervaringsbericht vanuit een gespreksgroep met verslaafde mensen Door Kris Luysterborg
De insteek Op dinsdagvoormiddag houd ik in onze psychiatrische instelling een gesprekgroep met de mensen van de opnamegroep van de behandelafdeling voor verslavingsproblematiek. Deze mensen zijn pas opgenomen in het ziekenhuis, vrijwillig of op aandrang van partners of familie of door een opgelegde maatregel. Op de afdeling in de observatiegroep verblijven ze twee à drie weken om vervolgens een programma in een verdere behandelgroep te volgen, afhankelijk van de observaties en de beslissingen van het afdelingsteam. In deze eerste week/weken kom ik op de afdeling om de gespreksgroep ‘Open Veld’ te houden, waartoe mensen beleefd en vrijblijvend worden
uitgenodigd. Ik begin met een voorstelling van zowel mijzelf als van de pastorale dienst. Ik vermeld dat deze gespreksgroep een initiatief is van de pastorale dienst in overleg met de afdeling. Het is bovendien niet enkel een gespreksgroep voor gelovigen, maar tevens een vrijplaats voor alle mensen die het woord willen nemen, onafhankelijk van hun levensbeschouwelijke opvattingen. Zowel mensen met een gelovige, spirituele of religieuze dimensie op hun bestaan als atheïsten, vrijzinnigen, agnosten of andersgelovigen mogen het woord nemen. Ik verhelder dat de pastorale dienst tevens de levensbeschouwelijke dienst is; dat we niet zozeer geïnteresseerd zijn in ziektebeelden, noch in de therapeutische activiteiten die toegepast worden op
Kris Luysterborg [ OPEN VELD ] 15
de zieke mensen, maar dat we geïnteresseerd zijn in de existentiële beleving van de zieke of verslaafde mens. Dit stelt veel mensen gerust, daar zij pastoraal nog vaak verwarren met klerikaal of enkel gericht op katholiek gelovigen. De mensen geven woorden aan wat er in hen leeft en aan hun levensverhaal. Er zal zeker een therapeutisch effect zijn, maar wat dit is, is moeilijk in te schatten. Dit is ook niet belangrijk voor mij. Het werk dat ik doe staat los van de vruchten die kunnen komen. Ik werk niet resultaatgericht. Daar heb ik geen macht over. Ik wil slechts plaats geven of duiding en verheldering bieden aan existentiële ervaringen. Dat is mijn rayon. De innerlijke kracht van waaruit ik aanwezig ben is voldoende om dat proces te gaan en los te weken bij anderen. Eenzaamheid is eenzaamheid, leegte is leegte, misbruik is misbruik en geweld is geweld; dat los je niet op met trukjes en wetenswaardigheidjes in een gespreksessie.
“De verslaafde mens ervaart een grote existentiële leegte en eenzaamheid in zijn leven. Deze leegte wordt niet gecompenseerd door een gezond relationeel netwerk, een gemoedsrust gevend geloof of levensbeschouwing noch door de praktische zaken van het dagelijks leven.” Mijn persoonlijke situatie moet niet geheim blijven en dus vertel ik hen dat ik gehuwd ben en twee kinderen heb en dus geen priester ben! Ik stel hen gerust dat ik geen (ergo-)therapeutische hulpmiddeltjes als foto’s, collages en kunstwerkjes of tekstjes allerhande gebruik om ze iets over zichzelf te laten vertellen. Wel deel ik hen mee dat rituelen en liturgie een redelijk groot deel van mijn agenda uitmaken in het ziekenhuis. Ik doe name-
lijk vijf woorddiensten per week op verschillende afdelingen. Bedoeling is de kwetsbare ruimte creëren waarbinnen mensen in een vertrouwelijke sfeer iets over zichzelf, hun levensverhaal, hun opvattingen willen vertellen en delen met elkaar. En dat werkt. De stilte mag vallen, zelfs drukken… Maar uiteindelijk wordt er altijd het woord genomen en komen mensen op verhaal. Ik mijd discussies over het geslacht der engelen, de kruistochten of de dogmatische opvattingen of de leer van de paus van Rome. Bedoeling is aan introspectie te doen en hierover communiceren. De ruimte creëren om mens te worden aan elkaar. Ervaringen delen die herkenbaar zijn.
Het probleem De kern van de alcoholische persoonlijkheid is mijns inziens een samenvallen en op elkaar inspelen van zowel existentiële als biologische factoren. De verslaafde mens ervaart een grote existentiële leegte en eenzaamheid in zijn leven. Deze leegte wordt niet gecompenseerd door een gezond relationeel netwerk, een gemoedsrust gevend geloof of levensbeschouwing noch door de praktische zaken van het dagelijks leven. Het leven komt in functie te staan van de ontsnapping aan die leegte. En met het letterlijk intoxiceren van die leegte en dus van de geest en het lichaam wordt die leegte en eenzaamheid enkel groter. Het lichaam of de biochemie zegt bij elke inname van alcohol ‘Hoera! Verlossing!’ En dus wordt de verslaafde zowel psychisch als biologisch aangespoord om nog meer in te nemen. Deze onderlinge psychisch-biologische werking is eigen aan de alcoholische persoonlijkheid. Want hoe meer de verslaafde zich richt op het bekomen van zijn spul, hoe minder tijd en energie gestoken wordt in communicatie en relatie met de omliggende wereld. In tegendeel de buitenwereld komt in dienst te staan van het bekomen van de psychoactieve stof. Die stof creëert de illusie van de roes en de ontsnapping, die als een boemerang terugkeert en de verslaafde nog dieper de put induwt.
16
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
Aldus vergroot de leegte en de eenzaamheid en dus de verslaving, tot het ‘point of no return’ is bereikt en de crash onvermijdelijk volgt: in het slechtste geval de dood, in het beste geval een opname. De opname confronteert de verslaafde met zijn miserabele toestand. Vaak is hij/zij zijn werk kwijt en zijn relaties ernstig verstoord. Vaak worden deze factoren (werkloosheid, echtscheiding, stress…) door de patiënten aangehaald als factoren die de verslaving in de hand werken. Schaamte voor ‘het zich laten gaan’ is ook één van de terugkerende elementen.
“Je kan geen openheid en kwetsbaarheid verwachten van mensen als je zelf niks van jezelf durft laten zien. Mensen ruiken angst. En angst werkt besmettend. Mensen voelen ook intuïtief vertrouwen aan en geven dan zichzelf, of toch een stuk.” De begeleiding Belangrijk in de begeleiding is de authenticiteit van de pastor. Wie niet in het reine is met zijn eigen kwetsbaarheid en de existentiële ervaringen van leegte en eenzaamheid en hierin geen lange spirituele weg heeft afgelegd kan onmogelijk het draagvlak creëren waarin uitwisseling en communicatie tot stand kunnen komen. De kwetsbaarheid waarin mensen durven gaan staan en het vertrouwen dat mensen bereid zijn te geven is recht evenredig aan het vertrouwen dat de pastor kan geven of uitstralen en dat de mensen ervaren. Wie op korte tijd met mensen naar de diepte wil duiken kan niet zelf op afstand blijven staan. Je kan geen openheid en kwetsbaarheid verwachten van mensen als je zelf niks van jezelf durft laten zien. Mensen ruiken angst. En angst werkt besmettend. Mensen voelen ook intuïtief vertrouwen aan en geven dan zichzelf, of
toch een stuk. Bovendien zijn verslaafde mensen vaak gevoelige mensen (toch zeker die die willen/ durven praten). Af en toe is het nodig om in te grijpen wanneer alfamannetjes gedrag voorkomt. In een groep trekken sommige individuen al snel alle aandacht naar zich toe of profileren zich als de helpende therapeut.
Besluit Van al de psychische aandoeningen die mensen kunnen ondergaan lijkt mij dat verslavingsproblematiek het best als een existentiële ziekte beschreven kan worden. De verslaafde mens is als het ware existentieel ziek. Opgesloten in zijn eenzaamheid en leegte is hij onvermogend om zich gelukkig of verbonden te voelen. Dit onvermogen uit zich in een drang naar alcohol of geneesmiddelen die een pseudo-geluksroes moet opwekken, maar die in feite net het tegenovergestelde effect heeft. Waar de verslaafde hoopt te ontsnappen aan zijn gevoel van ellende loopt hij er net nog meer in vast. De vicieuze cirkel is moeilijk te doorbreken. Veel verslaafden recidiveren na een kortere of langere periode van nuchterheid. De begeleider is vaak getuige van dit proces en heeft hopelijk zelf het geduld, de naastenliefde en de moed om telkens terug mee op weg te gaan. Een leven van gebed, meditatie en voldoende humor zijn noodzakelijke elementen om stand te houden in de redelijk solitaire functie van pastor op een verslaafdenafdeling.
Over de auteur Kris Luysterborg studeerde achtereenvolgens handelswetenschappen (kandidaturen), filosofie (kandidaturen) en godsdienstwetenschappen (licentiaat). Hij is pastoraal werker in het Psychiatrisch Centrum Bethanië te Zoersel en in het PVT De Landhuizen te Zoersel. Kris werkte voordien in het onderwijs als godsdienstleraar en als penitentiair beambte (cipier) in de strafinrichting te Merksplas. Hij is gehuwd en heeft een tweeling van 7 jaar.
dr. Jos W.M. Roemer [ pastorale zorg en alcoholverslaving ] 17
Zorg om alcoholverslaafden vanuit een pastorale houding kennen we reeds lang. Toen de gevolgen van de industrialisatie onder arbeiders in de 19de eeuw zichtbaar werden in de vorm van alcoholproblematiek, waren het onder andere priesters en andere religieuzen die zich inzetten voor deze problemen. In Nederland ontstond onder katholieken een brede volksbeweging onder de naam Sobrietas onder geestelijke aanvoering van de priester Alphons Ariëns. Naast preventieve oogmerken had deze beweging ook curatieve doelstellingen. Ook in andere landen zijn in die tijd en onder die omstandigheden religieuzen in het geweer gekomen om zich te bekommeren om verslaafden aan alcohol. In onze tijd bestaan er nog steeds instellingen voor verslavingszorg met een levensbeschouwelijke grondslag.
pastorale zorg en alcoholverslaving Een pastoraaltheologische reflectie Door dr. Jos W.M. Roemer
Inleiding De vraag die in deze bijdrage centraal staat luidt: hoe verhoudt pastorale zorg voor verslaafden zich tot zorg in het algemeen? Anders geformuleerd: welke functie kan het pastorale perspectief vervullen in het kader van zorg om alcoholverslaafden? De achtergrond van deze vraag wordt gevormd door twee relevante ontwikkelingen, namelijk die van de professionalisering in de zorg en die van de ontkerkelijking. Deze twee ontwikkelingen zijn overigens niet los van elkaar te beschouwen maar hangen op een bepaalde manier met elkaar samen.
Met betrekking tot de zorg voor alcoholverslaafden kunnen we vanaf de 19de eeuw een geleidelijke professionalisering waarnemen, die ertoe heeft geleid dat tal van academische disciplines hun inzichten vruchtbaar hebben gemaakt ten behoeve van de behandeling van verslaafden. Te denken is aan inzichten vanuit de psychologie, de medische wetenschappen en de farmacologie. Huisartsen, psychotherapeuten en verpleegkundigen bieden ambulant of intramuraal, als het goed is in goed teamoverleg, specialistische zorg om verslaafden te helpen.
18
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
“Hoewel de secularisatiethese sinds het werk van Charles Taylor bekritiseerd of in ieder geval genuanceerd wordt, kan gezegd worden dat het religieuze perspectief, zoals dat in geïnstitutionaliseerde vormen gedurende de afgelopen eeuwen bemiddeld is geweest, voor steeds meer mensen steeds minder vertrouwd is.” Een tweede ontwikkeling, die van belang is bij de beantwoording van de centrale vraag, betreft de ontkerkelijking van in ieder geval grote delen van noordwest Europa. De meest recente statistische gegevens m.b.t. de situatie in Nederland laten zien dat van de generatie dertigers zich nog 9% rekent tot de katholieke kerk. Een vergelijkbaar percentage geldt voor de protestantse kerk in Nederland. Hoewel de secularisatiethese sinds het werk van Charles Taylor bekritiseerd of in ieder geval genuanceerd wordt, kan gezegd worden dat het religieuze perspectief, zoals dat in geïnstitutionaliseerde vormen gedurende de afgelopen eeuwen bemiddeld is geweest, voor steeds meer mensen steeds minder vertrouwd is. (Tijdens een ouderavond in het kader van de voorbereiding op de eerste communie van hun kind, die ik recent mocht verzorgen, gaven van de vijftig aanwezige ouders er drie aan “dat ze wel enkele Bijbelverhalen kenden”). Zoals gezegd kunnen we deze twee ontwikkelingen, die van de professionalisering van de zorg en die van de ontkerkelijking, ook in hun onderlinge samenhang beschouwen. Binnen de geprofessionaliseerde multidisciplinaire zorg lijkt het pastoraal-theologische perspectief naar de zijlijn te zijn verdrongen. Pastorale zorg lijkt een extraatje, een vijfde wiel aan 1.
Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzheimer, Uitgeverij contact, 2010, 480 p.
de wagen, een sluitpost op de begroting. Dreigt hiermee niet een kwaliteitsslag verloren te worden? Deze retorische vraag zal ik in het navolgende uiteraard bevestigend beantwoorden. Ik zal drie centrale begrippen in de zorg voor verslaafden bespreken. In deze bespreking zal blijken dat een pastoraal-theologisch perspectief wel degelijk belangrijk is. Mijn conclusie zal zijn dat het pastorale perspectief een kritisch, aanvullend en oriënterend perspectief is dat kan bijdragen aan de kwaliteit van zorg in het algemeen.
Eerste begrip: autonomie Aan het stof dat de publicatie van “Wij zijn ons brein” heeft doen opwaaien kan afgelezen worden dat de auteur, Dick Swaab, een gevoelige snaar heeft geraakt1. Wij hechten over het algemeen aan het idee dat wij autonome subjecten zijn, verantwoordelijk voor ons eigen bestaan en vaak voor het bestaan van onze naasten. Het liberale kabinet in Nederland, dat pleit voor het stimuleren van die eigen verantwoordelijkheid, vertolkt een breed gevoelde overtuiging. Wij zijn ten diepste autonome subjecten en maken in vrijheid keuzes die we, soms meer en soms minder, goed hebben overwogen. Wanneer de overweging onzorgvuldig is verlopen of wanneer we onze emoties de overhand hebben laten krijgen, moeten we op de blaren zitten wanneer onze keuze verkeerd uitpakt. De ‘vrijheidsideologie’ is stevig verankerd in ons mens- en wereldbeeld. Voor verslaafden leidt dit tot een bijzonder perspectief op hun ‘aandoening’. Zij blijken niet goed in staat met die vrijheid om te gaan. Om te herstellen moeten ze geholpen worden ‘hun leven weer in eigen hand te nemen’. Ze moeten weer ‘kapitein op hun eigen schip’ leren worden. Een dergelijke herstelroute moet er een zijn van kleine stapjes en gunstige sociale en maatschappelijke omstandigheden. De zorgverleners kunnen faciliteren maar uiteindelijk is het de verslaafde die zelf zijn leven weer op de rails moet zien te krijgen. Het is zijn / haar verantwoordelijkheid.
dr. Jos W.M. Roemer [ pastorale zorg en alcoholverslaving ] 19
Er lijkt geen speld tussen dit dominante vrijheidsdenken te krijgen. Toch beschikken religieuze tradities over tal van verhalen waarvan je kunt zeggen dat die dit denken minstens bevragen. Niet toevallig luiden de eerste drie stappen van het AA-herstelprogramma: Wij erkenden dat wij machteloos stonden tegenover de alcohol - dat ons leven stuurloos was geworden. We kwamen ertoe te geloven dat een Macht groter dan wijzelf ons weer geestelijk gezond kon maken. Wij besloten onze wil en ons leven over te geven in de hoede van God, zoals ieder van ons Hem persoonlijk aanvaardt. Fundamenteel in het herstel lijkt in deze traditie het opgeven van het idee dat je het zelf kunt.
“Het inbrengen van de liefde in het denken over vrijheid en autonomie is het verfrissende. De rolverdeling tussen verslaafde die zogenaamd niet vrij is en zorgverlener die zogenaamd wel vrij is, komt er in dat licht ineens heel anders uit te zien. Wie van beide is écht vrij?” Wat is ‘vrijheid’ dan eigenlijk? Betekent een pastoraaltheologisch perspectief dat we een deterministisch mensbeeld moeten inbrengen? Mij dunkt dat er vanuit de genadetheologie een verfrissend licht geworpen kan worden op dit begrip (een aanrader voor de liefhebbers is het onvolprezen boek ‘Frei sein aus Gnade’ van Otto Hermann Pesch). Kort en bondig gezegd kan op grond van doordenking van het genadebegrip vrijheid omschreven worden niet als ‘kunnen doen waar je zin in hebt’ (of ‘kunnen doen waar een goede overweging je toe doet besluiten’) maar ‘houden van de dingen die je doet’. Het inbrengen van de liefde in het denken over vrijheid en autonomie is het verfrissende. De rolverdeling tussen verslaafde die zogenaamd niet vrij is en zorgverlener die zogenaamd
wel vrij is, komt er in dat licht ineens heel anders uit te zien. Wie van beide is écht vrij? Is vrijheid niet een perspectief waar naartoe we verlangen en waarheen we al worstelend en soms terug vallend proberen te geraken, in plaats van een antropologisch gegeven? In dat perspectief valt met name het belang op van de zorg om de zelfliefde van de verslaafde. “Jij bent het waard om lief te hebben, ondanks alle schade die je in jouw en andermans leven hebt aangericht”. In veel gevallen is pastorale zorg een concrete bemiddeling (vleeswording) van dit mooie woord.
Tweede begrip: welzijn Zorg voor verslaafden is gericht op het welzijn van de verslaafden. Wat verstaan we echter onder ‘welzijn’? Dominant lijkt de gedachte dat het gaat om ‘psychisch en lichamelijk optimaal kunnen functioneren’. En dat is ook waar het om gaat. Veel zorg wordt gemotiveerd door het diepgevoelde verlangen om mensen hun gezondheid en hun menswaardigheid weer terug te bezorgen. Toch bekruipt menigeen het gevoel dat als het daarbij zou blijven er iets zou missen. De beelden van verveelde rijken die op hun luxe jacht of aan de rand van hun privé zwembad zogenaamd genieten van hun psychische en fysieke welbevinden kunnen dit gevoel makkelijk versterken. Is dit het nou? We streven er allemaal naar om het goed te hebben en als we dan aan die Côte d’Azur liggen is het nog niet goed! Is dit nou ‘leven’? Is dit waartoe we op aarde zijn? Voor mij is de definitie die Luther ooit heeft gegeven van het begrip ‘zonde’ altijd erg inspirerend (en confronterend) geweest: ‘esse incurvatus in se ipsum’, in jezelf gebogen zijn. Ik zie dan voor me dat het tegenovergestelde de openheid is naar al hetgeen jou omvat, een openheid die riskant is (je bent onbeschermd, kwetsbaar) maar als hoofdprijs de ultieme aanvaarding kent. Beeldend kan deze gedachte wellicht overgebracht worden via het verhaal van Jezus die in gesprek ging met de mede-gekruisigde. Over het welzijn van deze mede-gekruisigde kunnen we kort zijn: fysiek en psychisch is hier absoluut geen sprake van optimaal functioneren. De man hangt daar
20
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
“Veel zorg wordt gemotiveerd door het diepgevoelde verlangen om mensen hun gezondheid en hun menswaardigheid weer terug te bezorgen. Toch bekruipt menigeen het gevoel dat als het daarbij zou blijven er iets zou missen.” als toonbeeld van het tegendeel van ‘welzijn’. En toch roept het verhaal iets van een ‘happy end’ op. Als lezer kun je het idee krijgen dat het met deze man uiteindelijk goed afloopt. Dus toch iets van welzijn? ‘Vandaag nog zul jij met mij in het paradijs zijn’. Jezus bemiddelt ultieme aanvaarding. “Hoewel jij hier hangt, afgewezen door allen, zeg ik jou: jij bent aanvaard, de moeite waard”. Een laatste troost (vanuit het beginsel van pastoraat als ‘comforting’)? Of getuige van een diep inzicht in wat welzijn ten diepste is?
Derde begrip: communicatie Tot slot wil ik nog een enkele gedachte wijden aan het begrip ‘communicatie’. Zorg in het algemeen verloopt voor een belangrijk gedeelte in de vorm van communicatie. Vanaf de intake tot de therapeutische gesprekken, de vraag hoe het met je gaat en de adviezen en coachende feed-back speelt communicatie een belangrijke rol in zorg. Er wordt veel gepraat. Nu lijkt het erop dat we ook ten aanzien van dit begrip te maken hebben met een dominante manier van denken, namelijk dat communicatie is opgebouwd uit drie elementen: boodschap, boodschapper en ontvanger. Het idee is dat de boodschapper informatie wil geven aan de beoogde ontvanger en dit verpakt als boodschap in een bepaalde vorm. Mocht uit de boodschap die de ontvanger vervolgens terugstuurt blijken dat de bedoeling niet is overgekomen, dan kan de boodschapper de vorm van de boodschap aanpassen. Uitgangspunt in deze manier van denken is dat de betekenis van de boodschap verpakt zit in de
boodschap. De ontvanger slaagt er vervolgens al dan niet in om die betekenis eruit te halen. Een alternatieve opvatting van communicatie benadrukt dat betekenissen nooit vastliggen maar ontstaan in interacties. De betekenis van het woord ‘buurman’ ontstaat in de opeenvolgende reeks interacties die ik ’s morgens heb, wanneer mijn buurman en ik steeds op hetzelfde moment de deur uitgaan en we nog even kletsen over de voetbalwedstrijd van de avond tevoren. Wanneer ik op de vraag van de buurman ‘Alles goed?’ vervolgens antwoord: ‘Nou eigenlijk niet! Ik heb een alcoholprobleem!’ en de buurman reageert met ‘Jeetje, nou, sterkte!’ om vervolgens de volgende ochtenden even te wachten met naar buiten komen tot ik weg ben, ontstaat een specifieke betekenis van het begrip ‘buurman’. Betekenissen zijn dynamisch, veranderlijk en resulteren uit interacties. Voor de betekenis van wie ik ben is dat niet anders. Wat ik beteken, wat mijn leven betekent is dynamisch, veranderlijk en resulteert uit (doemt op in) interacties. De kwaliteit van de interacties is van invloed op de betekenis die ontstaat. In die interacties kan één van de gesprekspartners beschikken over een rijk repertoire aan verhalen en symbolen om het gesprek te voeren over de betekenis van het leven. Deze gesprekspartner heeft wellicht een open agenda; er hoeft geen concreet resultaat uit het gesprek te komen. Het gesprek is ‘open’. Een dergelijke kwalitatieve interactie-context kan ruimte scheppen om in goede gesprekken samen op het spoor te komen van de betekenis van leven, van mijn leven, van jouw leven. Het leven kan beproefd worden. Mogelijk dat er aspecten van het leven inbeeld komen die anders onzichtbaar bleven, zoals de ‘gebrokenheid’ van het leven, de kracht van ‘hoop’ en het verlangen naar ‘vergeving’. Tekenend is dat uit een enquête in 2001 onder cliënten van de geestelijke gezondheidsdienst in Amsterdam naar voren kwam dat zij ‘graag wat meer hadden willen praten over het belang van levensbeschouwing in het kader van hun problematiek’. Een dergelijk alternatief begrip van communicatie opent het zicht op de onvoorspelbaarheid en veran-
dr. Jos W.M. Roemer [ pastorale zorg en alcoholverslaving ] 21
derlijkheid van thema’s die in de communicatie aan de orde zijn. Thema’s kunnen zich ontwikkelen in de richting van een levensbeschouwelijke verdieping. Waarmee ze de kaders van de professionele doelstellingen wellicht te buiten dreigen te gaan.
Conclusie Een pastoraal perspectief op zorg voor alcoholverslaafden kan drie functies hebben. Op de eerste plaats kan het een kritische functie vervullen ten aanzien van dominante manieren van denken, die mogelijk ten koste gaan van een zo volledig mogelijk zicht op de mens. Op de tweede plaats kan een pastoraal perspectief zicht bieden op taken die multidisciplinaire teams niet vervullen, waardoor pastorale zorg complementair kan zijn aan al die taken die wel uitgevoerd worden. Idealiter vormt
het pastorale perspectief een onderdeel van dat multidisciplinaire team en verrijkt het de interdisciplinaire beraadslagingen, waarmee het, op de derde plaats, een bijdrage levert aan het denken over de oriëntatie van zorg in het algemeen. Waartoe zouden we alcoholverslaafden helpen? Met welk uiteindelijk perspectief? Pastores hebben hierop niet hét antwoord, maar hun deelname aan de interacties hieromtrent kán verrijkend werken. En dus kwaliteit van zorg verhogen.
Over de auteur Jos Roemer is pastoraaltheoloog, en is in Nederland werkzaam als adviseur ten behoeve van het katholiek primair onderwijs inzake schoolidentiteit, als voorzitter van de Nederlandse stichting Sobrietas, en als docent op het terrein van management en complexiteit.
22
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
Rita Boeren en Ann De Ceulaerde [ gebed van het licht ] 23
Gebed van het licht bij Mt. 5, 13-18 en Mt. 25, 1-13 Door Rita Boeren en Ann De Ceulaerde
God van leven en licht Wij maken ons klaar om verder op weg te gaan. Sterk ons met uw Geest van wijsheid en grenzeloze liefde. Help ons waakzaam te blijven, Zodat het vuur dat in ons brandt niet dooft. Hou onze ogen en ons hart open, Zodat we tekens van uw aanwezigheid in onze wereld herkennen. Leer ons, met het licht van het evangelie, Kijken naar de noden van de mensen en de wereld, Zodat we uw Rijk dichterbij kunnen brengen.
24
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
In Vlaanderen werken er 228 pastores in algemene en universitaire ziekenhuizen1. 81% van deze pastores is leek. Wanneer we deze cijfers bekijken, valt het op dat slechts een klein deel van deze groep priester is (19%). Dit brengt, vooral op vlak van de toediening van sacramenten, moeilijkheden met zich mee. In steeds meer pastorale diensten zijn er enkel leken tewerkgesteld. Gemengde diensten2 worden daarentegen schaarser.
op hoop van zalving Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van lekenpastores omtrent rituelen bij ziekte en sterven Door Dagmar Frenssen
In functie van mijn masterproef onderzocht ik de beleving van lekenpastores omtrent rituelen bij ziekte en sterven. In wat volgt, vindt u een synthese van de belangrijkste resultaten die uit deze thesis naar voor kwamen.
1. Probleemstelling Veel pastores werken in voorzieningen waaraan er geen priester meer verbonden is. Voor hen is het dikwijls moeilijk om een priester te vinden die de zalving kan komen toedienen. De lijst van contacteerbare priesters uit parochies of kloosters, wordt steeds korter. De priesters die nog opgebeld kunnen worden, worden ouder of hebben het druk. Som1.
2.
mige priesters komen graag om een zalving toe te dienen, anderen daarentegen vinden dat dit tot de taak van de pastorale dienst behoort. Ook is het zo dat niet alle priesters evenveel voeling hebben met het toedienen van de ziekenzalving aan zwaar zieke of stervende mensen. Bovendien mogen we niet uit het oog verliezen dat de ziekenzalving in de realiteit dikwijls bij het sterven toegediend wordt en er in veel gevallen dus niet veel tijd rest om een priester die wil komen zalven, te vinden. Verder is het voor lekenpastores niet altijd aangenaam om voor de ziekenzalving een ‘vreemde priester’ te moeten bellen. De pastores nemen – in veel gevallen op de wekelijkse eucharistieviering na – immers al het pastorale werk in het ziekenhuis voor hun rekening.
Voor deze cijfers baseer ik mij op de telling van het aantal pastores in Vlaanderen (2011), uitgevoerd door Pieter Vandecasteele in opdracht van het vicarissenoverleg van Caritas Vlaanderen. De pastorale zorg wordt in het document opgedeeld in de volgende sectoren: ouderenzorg, algemene ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en PVT’s en sector ondersteuning van personen met een handicap. Zie P. Vandecasteele, Telling aantal pastores 2011 (onuitgegeven bevraging in opdracht van het vicarissenoverleg van Caritas Vlaanderen, cijfers gebaseerd op de situatie in 2011). In de masterproef maakte ik gebruik van een telling, eveneens uitgevoerd door Pieter Vandecasteele, op basis van de aantallen zoals ze in 2007 waren. In verhouding tot 2007, waren er in 2011 28 priesters minder werkzaam in algemene en universitaire ziekenhuizen. In 2007 was 29% van de pastores in deze sector priester, in 2011 bevolkte dezelfde groep nog maar 19% van het totale aantal pastores. Wanneer er in deze bijdrage over een ‘gemengd team’ of een ‘gemengde dienst’ gesproken wordt, wordt er hiermee bedoeld dat er zowel priesters als leken deel van het team/de dienst uitmaken.
Dagmar Frenssen [ OP hoop van zalving ] 25
Ze begeleiden de patiënten dikwijls gedurende een langere periode en vinden het bijgevolg soms jammer om er voor de ziekenzalving iemand anders bij te moeten halen.
“Het is belangrijk om na te denken over de positie van lekenpastores. Enerzijds wordt er van hen verwacht dat ze als volwaardige pastores in diensten meedraaien maar anderzijds krijgen ze niet de middelen hiertoe.” Ook in de gemengde teams botst men soms op problemen. De priester3 van het team kan onmogelijk àlle weekend-, nacht- en avondwachten voor zijn rekening nemen. Bovendien is het ook belangrijk te beseffen dat de lekenpastores volwaardige teamleden zijn. Ze dragen zorg voor hun eigen afdelingen, draaien mee in het wachtsysteem, voeren rituelen uit en zijn verantwoordelijk voor de situaties die ze tegenkomen. Als een patiënt tijdens een wachtdienst van één van de leken per se gezalfd wil worden, heeft de pastor – zonder dat hij/zij hier iets aan kan doen – een probleem. Het is immers niet de bedoeling dat de lekenpastor in situaties als deze telkens zijn/haar priestercollega opbelt. Dit zou zowel voor de lekenpastor als voor de priester geen aangename situatie zijn. Bovendien zou deze handeling het wachtprincipe ondermijnen, aangezien de priester van de dienst dan de facto voortdurend bereikbaar zou moeten zijn. Het is belangrijk om na te denken over de positie van lekenpastores. Enerzijds wordt er van hen verwacht dat ze als volwaardige pastores in diensten meedraaien maar anderzijds krijgen ze niet de middelen hiertoe. Bovendien moeten we er rekening mee houden 3. 4.
dat er in de toekomst wellicht nóg minder priesters beschikbaar zullen zijn. De huidige toestand is niet enkel moeilijk voor de pastores, maar brengt ook voor individuele gelovigen problemen met zich mee. De pastorale diensten die geen ziekenzalving meer kunnen aanbieden, groeien. Gelovigen die dit sacrament willen ontvangen om gesterkt te worden in hun ziekte- of stervensproces, blijven – ondanks de goede zorgen van de lekenpastores – op sacramenteel vlak in de kou staan. Aan de hand van zeventien semi-gestructureerde interviews werd er in kaart gebracht wat Vlaamse lekenpastores, werkzaam in katholieke pastorale diensten van algemene en universitaire ziekenhuizen, over de geschetste spanningsvelden denken en hoe zij deze in de praktijk ervaren4. In wat volgt, worden de belangrijkste resultaten uit dit onderzoek uiteengezet. In het eerste deel wordt onder de loep genomen hoe de deelnemende lekenpastores de ziekenzalvingen die in hun voorziening plaatsvinden, ervaren. Vervolgens diepen we uit hoe lekenpastores naar de zegeningen die zij zelf uitvoeren, kijken. Hierna gaan we – in dialoog met de geschetste spanningsvelden – in op de identiteit van de lekenpastores en tot slot bekijken we hoe de lekenpastores zichzelf in de toekomst zien functioneren met betrekking tot het toedienen van rituelen en sacramenten. Na ieder deel worden enkele beleidsmatige suggesties geformuleerd.
2. De ziekenzalving In wat volgt schetsen we eerst kort de elementen die de pastores met betrekking tot de ziekenzalving als positief ervaren. Vervolgens gaan we uitgebreider in op de behandelde spanningsvelden. Veel pastores zijn over het algemeen tevreden over de ziekenzalvingen die in hun voorzieningen plaatsvinden. Ze zijn van mening dat de ziekenzalving een ondersteunend ritueel is dat de realiteit onder ogen brengt en dat verlies helpt te verwerken. Het geeft woorden aan dingen
In veel gemengde teams werkt er één priester. Slechts in enkele teams werken er meerdere priesters. In veel gemengde teams werkt er één priester. Slechts in enkele teams werken er meerdere priesters. Voor gedetailleerde informatie met betrekking tot de methodologische verantwoording van het kwalitatieve onderzoek, verwijs ik graag naar het volledige onderzoeksrapport. De masterproef ‘Op hoop van zalving’ is raadpleegbaar via de ledenpagina van de beroepsvereniging voor katholieke pastores (www.pastoralezorg.be/beroepsvereniging).
26
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
die soms moeilijk zegbaar zijn. Ook vinden sommige pastores het gebruik van olie/zalf bij het sacrament symbolisch mooi. Tot slot vermelden ze dat de samenwerking met de priesters die komen zalven, meestal goed verloopt.
“Af en toe gebeurt het dat een priester die komt zalven, naar aanvoelen van de pastores, niet betrokken is op de patiënt en zijn familieleden, de tekst van De orde zonder meer afleest of niet in staat is de juiste woorden of teksten te kiezen. De pastores vinden het erg vervelend wanneer dit gebeurt omdat ze het belangrijk vinden dat een pastor zo goed mogelijk op de noden van de patiënt en zijn familieleden inspeelt.” Af en toe stoot men echter ook op problemen met betrekking tot de ziekenzalving. Een moeilijkheid die tijdens de interviews zeer veel aan bod kwam, is het priestertekort. De lekenpastores merken en beseffen goed dat er steeds minder priesters zijn. Het aantal oproepbare priesters verminderde op korte tijd drastisch. Bovendien vermoeden de pastores dat deze trend zich zal verderzetten. Dikwijls is het voor de lekenpastores moeilijk of zelfs onmogelijk om een priester te vinden die de ziekenzalving bij een patiënt kan komen toedienen. Bovendien vermelden de deelnemers dat de priesters die ze opbellen vaak (zeer) oud zijn en dat de priesters die nog goed te been zijn het doorgaans erg druk hebben. Sommige pastores geven aan dat het momenteel meestal nog
5.
Vooral pastores uit niet-gemengde diensten lijken dit een moeilijkheid te vinden.
lukt om een priester te vinden voor de zalving, anderen vertellen echter dat dit – vooral in acute situaties – onmogelijk is. De pastores maken zich er in deze situaties zorgen over niet aan de noden van de patiënt tegemoet te kunnen komen. Sommigen vrezen bovendien dat het sacrament van de ziekenzalving zal verdwijnen. Verder kwam er uit de interviews naar voor dat de kwaliteit van de ziekenzalving van priester tot priester verschilt. Af en toe gebeurt het dat een priester die komt zalven, naar aanvoelen van de pastores, niet betrokken is op de patiënt en zijn familieleden, de tekst van De orde zonder meer afleest of niet in staat is de juiste woorden of teksten te kiezen. De pastores vinden het erg vervelend wanneer dit gebeurt omdat ze het belangrijk vinden dat een pastor zo goed mogelijk op de noden van de patiënt en zijn familieleden inspeelt. Vanuit deze bekommernis vinden ze het niet aangenaam wanneer de toediening van de ziekenzalving niet op een betrokken manier – of zelfs helemaal niet – gebeurt. Uit het onderzoek bleek dat lekenpastores het niet altijd gemakkelijk vinden om een priester op te bellen voor een zalving5. Eén pastor stelde uitdrukkelijk dat hij/zij het vervelend vindt de begeleiding van de patiënt niet zelf te kunnen verderzetten wanneer een priester komt om te zalven. Andere pastores haalden andere redenen aan. Sommigen hebben in het verleden minder goede ervaringen met bepaalde priesters gehad, anderen vinden het vervelend om een priester te moeten zoeken omdat dit steeds moeilijker wordt en één pastor ten slotte, gaf aan zich als leek niet helemaal erkend te voelen en roept er daarom niet graag een priester bij. De bevraagde lekenpastores merken in de praktijk dat pastoranten de ziekenzalving met het einde van het leven associëren. Deze bevinding staat in contrast met de vernieuwde theologie van het Tweede Vaticaans Concilie. Deze stelt dat het sacra-
Dagmar Frenssen [ OP hoop van zalving ] 27
ment het beste ten tijde van ziekte en niet bij het sterven toegediend kan worden. Gedurende eeuwen werd er in de katholieke kerk aan het einde van het leven gezalfd, maar onder invloed van de liturgische beweging en van historische studies over de ziekenzalving in de eerste eeuwen van het christendom, groeide in de 20e eeuw de opinie dat de ziekenzalving niet langer een sacrament voor stervenden, maar voor zieken zou zijn. Vijftig jaar na het Concilie heeft deze – ondertussen niet meer zo – nieuwe theologie blijkbaar nog steeds geen ingang gevonden. In tegenstelling tot de pastoranten, vinden de meeste lekenpastores dat het sacrament idealiter tijdens het ziekteproces toegediend wordt. Zij bevestigen de theologie van het Concilie, maar komen hierdoor in een ongemakkelijke positie terecht. Enerzijds vinden ze het uitermate belangrijk de pastoranten zo goed mogelijk te helpen. Wanneer ze voelen dat deze mensen erop staan een ziekenzalving bij het einde van het leven te krijgen, willen de meeste pastores hieraan tegemoet komen. Anderzijds willen ze de regels van de katholieke kerk met betrekking tot de zalving volgen. In de praktijk blijkt dit laatste nagenoeg onmogelijk te zijn. De pastores staan in een spreidstand tussen de vernieuwde theologie van het Tweede Vaticaans Concilie en de ideeën van de pastorant.
De ziekenzalving: beleidsmatige suggesties Omdat de vernieuwde theologie vijftig jaar na het Concilie nog steeds geen ingang bij de gelovigen heeft gevonden, zou het waardevol zijn om deze theologie opnieuw aan een kritische evaluatie te onderwerpen. Het is zinvol om erover na te denken hoe er aan de vraag naar de ziekenzalving tegemoet gekomen kan worden terwijl er steeds minder priesters zijn. Een openstelling van de ziekenzalving voor lekenpastores die door de bisschop aangesteld zijn en in het ziekenhuis werken, zou ervoor kunnen zorgen dat gelovigen niet langer in de kou blijven staan. Bovendien zou deze werkwijze kunnen voorkomen dat dit mooie sacrament een stille dood sterft. Het is belangrijk dat de ziekenzalving op een betrokken manier gebeurt. Om dit te kunnen garanderen is
het aangewezen om priesters die weinig ervaring met de omgang met zieken en stervenden hebben, een opleiding aan te bieden om hun kennis op dit vlak bij te schaven. Aangezien (leken)pastores werkzaam in ziekenhuizen zeer veel expertise met betrekking tot de omgang met zieken en stervenden bezitten, lijken zij in deze context eveneens goed geplaatst om zalvingen toe te dienen.
“Sommige – waarschijnlijk minder kerkbetrokken – mensen gebruiken de woorden ‘ziekenzalving’, ‘berechting’ en ‘heilig oliesel’ maar vragen de facto eerder naar een afscheidsritueel. Anderen kiezen echter zeer bewust voor het sacrament. Vooral bij deze laatste groep stoten lekenpastores op problemen.” 3. Zegeningen Tijdens de interviews vermeldden de lekenpastores enkele moeilijkheden met betrekking tot de zegeningen die zij zelf uitvoeren. Ten eerste blijkt uit de bevraging dat er bij de pastoranten en hun familieleden soms onrust heerst. Dit omwille van het feit dat de lekenpastor geen zalf/zalving toedient en omdat de familieleden er soms niet zeker van zijn of hun naaste ‘nu wel in orde’ is. Bovendien hebben sommige pastores de indruk dat zegeningen soms verwarrend voor de gelovigen zijn omdat ze als een sacrament aangevoeld worden, terwijl ze dit niet zijn. De vaststelling dat sommige mensen wantrouwig ten opzichte van lekenpastores en zegeningen zijn, heeft er onder andere mee te maken dat het begrip ‘lekenpastor’ voor velen onbekend is. Een priester daarentegen, kent iedereen. Mensen hebben dikwijls nog nooit van de rituelen die
28
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
leken uitvoeren, gehoord. Als een lekenpastor een ritueel toedient, ervaren sommige mensen dit als een sacrament. Bijgevolg begrijpen pastoranten soms niet waarom er geen zalf gebruikt wordt. Ten tweede wordt er ook hier aangehaald dat men het gevoel heeft met een zegening soms niet tegemoet te kunnen komen aan hetgeen er eigenlijk gevraagd wordt. Een aantal mensen wenst een sacrament, maar de lekenpastor mag het niet toedienen. Het kerkelijk beleid kiest ervoor het belang van sacramenten te benadrukken. Bijgevolg is het dan ook niet verwonderlijk dat mensen hiernaar vragen. Sommige – waarschijnlijk minder kerkbetrokken – mensen gebruiken de woorden ‘ziekenzalving’, ‘berechting’ en ‘heilig oliesel’ maar vragen de facto eerder naar een afscheidsritueel. Anderen kiezen echter zeer bewust voor het sacrament. Vooral bij deze laatste groep stoten lekenpastores op problemen. Aangezien ze geen ziekenzalvingen mogen toedienen, kunnen ze niet aan de vraag van deze mensen tegemoet komen. Ten derde missen sommige lekenpastores een materiële uitdrukking (bijvoorbeeld olie) bij het uitvoeren van rituelen. Verder halen enkele pastores aan dat ze de ziekenzalving een zeer mooi sacrament vinden dat iets bewerkstelligt dat met een zegening niet te bereiken is. Tot slot vindt men het doorgaans vervelend wanneer de verpleging vraagt of ‘er een priester voor de berechting’ moet komen. Sommige lekenpastores hebben hierdoor immers het gevoel reeds op voorhand afgekeurd te zijn. Met dit laatste puntje moeten we echter voorzichtig omspringen. Het overgrote deel van de pastores stelt de samenwerking met de verpleegkundigen op prijs en voelt zich door hen gewaardeerd.
Zegeningen: beleidsmatige suggesties Veel moeilijkheden met betrekking tot zegeningen, uitgevoerd door leken, zouden voorkomen kunnen worden wanneer de gelovigen goed over het bestaan van de lekenpastor en de rituelen die zij uitvoeren, ingelicht werden. Het feit dat veel mensen hier geen kennis over hebben en dat ze niet goed weten ‘wat er nu gebeurt’, veroorzaakt volgens mij in veel gevallen meer onrust dan de realiteit dat er
geen priester maar ‘iemand anders’ aan hun bed staat. Het zou goed zijn wanneer het beleid naar de buitenwereld toe duidelijk maakte wat een lekenpastor is en wat hij/zij doet. Wanneer pastoranten of hun familieleden bewust voor het sacrament van de ziekenzalving opteren, is het probleem niet opgelost wanneer deze mensen weten wat een lekenpastor is. Aan deze vraag kan enkel volledig tegemoet gekomen worden wanneer er daadwerkelijk een sacrament toegediend wordt. Hier raken we opnieuw aan het probleem van de beschikbaarheid van de ziekenzalving. Om dit probleem op te lossen, zou men ervoor kunnen zorgen dat meer mensen het sacrament mogen toedienen. Een andere optie bestaat erin minder nadruk op de sacramenten te leggen en naar de buitenwereld toe te communiceren dat de rituelen die leken uitvoeren evenwaardig aan de ziekenzalving zijn. Wanneer men voor deze optie zou kiezen, zullen gelovigen er waarschijnlijk minder op staan het sacrament te willen ontvangen. Het is belangrijk verpleegkundigen goed te informeren over het zorgaanbod dat lekenpastores aanbieden. Wanneer de verpleegkundigen zelf goed op de hoogte zijn van het takenpakket van de lekenpastor, zullen zij deze informatie genuanceerder aan de patiënten en hun familieleden kunnen overbrengen.
4. Identiteit en rol van de lekenpastor In relatie tot patiënten en hun familieleden, de verpleging en priesters lijken pastores niet op grote obstakels met betrekking tot hun rol als lekenpastor te stoten. De manier waarop de pastores hun eigen identiteit ervaren en de wijze waarop ze hun relatie met het kerkelijk instituut beschrijven, lijkt moeilijker te liggen. In wat volgt gaan we eerst dieper in op de positie van de lekenpastor binnen het ziekenhuis. Hierna bekijken we hoe de deelnemende pastores hun eigen identiteit ervaren en tot slot nemen we de relatie tussen de lekenpastores en het instituut kerk onder de loep.
Dagmar Frenssen [ OP hoop van zalving ] 29
4.1. De lekenpastor binnen het ziekenhuis Uit de interviews bleek dat sommige pastoranten een goede kennis met betrekking tot pastoraat bezitten, terwijl dat bij veel anderen niet zo is. In de meeste gevallen zijn mensen heel blij met de aanwezigheid van de lekenpastor. Heel af en toe is dit niet zo en vraagt men expliciet naar een priester. Over het algemeen lijken de geïnterviewde lekenpastores zich door de pastoranten en hun familieleden gewaardeerd te voelen. Hoewel veel pastores het gevoel hebben dat verpleegkundigen dikwijls niet goed weten wat een pastor precies doet en ondanks het feit dat men niet zelden de vraag stelt of ‘er een priester voor de berechting geroepen moet worden’, verloopt de samenwerking met de verpleging meestal goed. Doorgaans voelen de pastores zich zeker door hen geapprecieerd. Ook bleek uit de interviews dat de meeste lekenpastores zich gewaardeerd voelen door de priesters waarmee ze samenwerken.
“Op het eerste zicht lijkt dit een contradictie. Sommige pastores lijken een soort ‘counter-identiteit’ te ontwikkelen/ontwikkeld te hebben. Scherp gesteld kunnen we hun redenering als volgt samenvatten: ‘Ik ben lekenpastor en ik doe mijn job goed en graag, maar ik heb het gevoel dat de kerk mij niet erkent. Dit uit zich onder andere in het feit dat ik niet mag zalven.” 4.2. De lekenpastor: eigen identiteit Op vlak van hun eigen identiteit klinken er verschillende stemmen. De meeste pastores laten blijken dat ze zelf vinden goed werk te verrichten. Tegelijkertijd vertelt men dat een lekenpastor dikwijls gedefinieerd wordt in termen van wat hij/zij ‘niet kan’
(bijvoorbeeld: niet kunnen zalven). Het was opmerkelijk dat sommige pastores te kennen gaven voorstander van de openstelling van de ziekenzalving voor leken te zijn, en tegelijkertijd soms beweerden dat ‘het zalven voor hen niet meer hoeft’. Op het eerste zicht lijkt dit een contradictie. Sommige pastores lijken een soort ‘counter-identiteit’ te ontwikkelen/ ontwikkeld te hebben. Scherp gesteld kunnen we hun redenering als volgt samenvatten: ‘Ik ben lekenpastor en ik doe mijn job goed en graag, maar ik heb het gevoel dat de kerk mij niet erkent. Dit uit zich onder andere in het feit dat ik niet mag zalven. Ik ben echter niet van plan mijn kunde te laten afhangen van het instituut. Ik weet dat ik een goede pastor ben en zal dit aan de buitenwereld ook laten zien. Als ik niet màg zalven, wíl ik zelfs niet meer zalven. Ik kan mijn job even goed doen zonder die zalving. De zegening behoort daarentegen onlosmakelijk tot mijn identiteit.’ Deze redenering is natuurlijk wat kort door de bocht en bij de meeste pastores zal deze gedachtegang niet zulke extreme vormen aannemen. Het kan echter wel verklaren waarom sommige pastores te kennen geven tegelijkertijd graag wel én niet te willen zalven. Hierbij moet er benadrukt worden dat dit een theoretisch idee is. Aangezien deze theorie niet getoetst werd, kunnen we niet met zekerheid stellen dat de pastores zich bij dit counter-identiteitconcept kunnen aansluiten.
4.3. De lekenpastor binnen het instituut kerk De relatie tussen de geïnterviewde lekenpastores en het instituut kerk lijkt niet altijd eenvoudig te zijn. Ten eerste bleek tijdens het onderzoek dat veel pastores angstig waren. Een aantal deelnemers was enorm bezorgd over de anonimiteit van het onderzoek. Tijdens de interviews leken sommige pastores er bang voor te zijn dat de inhoud van de interviews bij hun oversten terecht zou komen en dat er maatregelen zouden volgen omwille van de inhoud van de gesprekken. Door deze reacties kunnen we ons vragen stellen over de relatie tussen de lekenpastores en hun zendende instantie. Een klimaat waarin medewerkers niet durven zeggen wat er op hun hart ligt, lijkt me geen gezond klimaat. Ten tweede gaven de
30
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
pastores aan zich niet erkend te voelen door de kerk. Dit gevoel veruiterlijkte zich enerzijds op het vlak van de rituelen die zij uitvoeren. Zo vertelden enkele pastores dat het zeer moeilijk is om met hun zendende instantie over de zegeningen te praten. Ook hebben pastores soms het gevoel dat de kerk de zegeningen die zij uitvoeren niet erkent en dat men zalvingen beter vindt. Anderzijds gaven pastores te kennen zelf weinig bevestiging te krijgen van de kerk. Ook dit veruiterlijkt zich op verschillende vlakken. Eén pastor denkt dat de bisschop niet weet waar hij/zij mee bezig is. Anderen vinden het feit dat ze geen ziekenzalving mogen toedienen een blijk van onvolledige erkenning. Tot slot halen enkele deelnemers aan dat lekenpastores minder gewaardeerd worden dan priesters.
“Uit de interviews blijkt dat zeer veel pastores zich zo goed mogelijk aan de regels met betrekking tot de bedienaar van de ziekenzalving proberen te houden. De meeste pastores zalven niet.” Het was zeer opvallend dat enkele pastores letterlijk over een ‘beleidsmatig probleem’ met betrekking tot de zalving spraken. Enkele deelnemers denken dat het beleid een keuze zal moeten maken. Ofwel opteert men ervoor lekenpastores werkzaam in ziekenhuizen te laten zalven (optie sacramentele kerk), ofwel stelt men openlijk dat een zegening gelijkwaardig is aan een zalving en legt men minder nadruk op het belang van sacramenten (optie nietsacramentele kerk). Ondanks de indruk dat sommige pastores (een beetje) opstandig (beginnen te) worden omwille van het gevoel niet volledig erkend te worden door de kerk, is het zeer opmerkelijk dat de meeste pastores zich toch loyaal opstellen ten opzichte van het instituut. Uit de interviews blijkt dat 6.
zeer veel pastores zich zo goed mogelijk aan de regels met betrekking tot de bedienaar van de ziekenzalving proberen te houden. De meeste pastores zalven niet. Het overgrote deel van de pastores die soms zalven, doet dit enkel wanneer ze merken dat dit absoluut noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat het niet-zalven het verwerkingsproces van de familieleden van de pastorant in de weg zou staan. Ook hier bevinden de pastores zich dus in een spanningsveld tussen loyaliteit ten opzichte van de kerk enerzijds en het tegemoet komen aan de noden van de pastorant anderzijds6.
Rol en identiteit van de lekenpastor: beleidsmatige suggesties Op beleidsmatig niveau zou het interessant zijn om na te denken over een manier waarop een open sfeer gecreëerd kan worden. Het zou goed zijn als alle partijen – zonder angst te moeten hebben – de mogelijkheid zouden krijgen om hun hart te luchten. Dit kan zeer verrijkend zijn omdat er op die manier gezocht kan worden naar oplossingen die de situatie voor iedereen aangenamer maken. Wanneer een pastor zich fundamenteel niet gewaardeerd voelt, is het begrijpelijk dat hij of zij zich begint te distantiëren van hetgeen zijn/haar zendende instantie denkt of zegt. Daarom lijkt het me essentieel om zo snel mogelijk ruimte voor open dialoog te creëren zodat de pijnpunten waarmee de pastores in hun maag zitten op tafel gelegd kunnen worden. Het is belangrijk dat er werkelijk naar hen geluisterd wordt. ‘Open communicatie’ lijkt me hier een sleutelwoord. Lekenpastores zouden de gelegenheid moeten krijgen en aangemoedigd moeten worden om zorgen en ervaringen waarop ze tijdens hun werk stoten op een open en veilige manier met elkaar te delen. Door – bijvoorbeeld in intervisiegroepen – in dialoog te gaan, kan er veel van elkaar geleerd worden. Opnieuw komt tot uiting dat het deugdzaam zou zijn om de lekenpastores en hun rituelen openlijk, volwaardig te erkennen. Bovendien hebben veel le-
Door vast te stellen dat veel pastores erg loyaal zijn aan de regels met betrekking tot de bedienaar van de ziekenzalving, is het niet de bedoeling een oordeel uit te spreken over de pastores die er voor kiezen wel/meer frequent te zalven. De loyaliteit van de pastores wordt in deze context aangehaald omdat ze – gezien de toch wel moeilijke positie waarin de lekenpastores zich bevinden – opmerkelijk is.
Dagmar Frenssen [ OP hoop van zalving ] 31
kenpastores er nood aan om bevestigd te worden. Het zou positief zijn wanneer het beleid vaker zou zeggen dat de pastores goed bezig zijn. Het is belangrijk dat deze mensen het gevoel hebben dat hun oversten oprecht geïnteresseerd zijn in wie ze zijn en wat ze doen. Tot slot zou het goed zijn na te denken over een manier waarop de gewrongen situatie waarin de pastores zich bevinden (tussen de noden van de gelovigen en loyaliteit aan het instituut) verzacht kan worden. Zoals aangehaald werd, zijn veel pastores van goede wil, ook naar het beleid toe. Een pastor stelde dat de kerk een probleem gecreëerd heeft door leken te zenden in een context waarin de ziekenzalving thuishoort, terwijl deze leken tot de dag van vandaag niet mogen zalven. Hier moet over nagedacht worden.
5. De toekomst: openstelling van de zalving voor lekenpastores? Bijna al de geïnterviewde lekenpastores hoopten dat de ziekenzalving in de toekomst voor leken opengesteld zou worden. De pastores vonden dit omwille van een aantal redenen een goed idee. Ten eerste haalden ze aan dat de rituelen die ze momenteel uitvoeren eigenlijk reeds sacramenteel zijn. God is in de zegeningen immers ook werkzaam aanwezig. Een aantal deelnemers beschouwt een pastor als ‘een bode van Gods liefde’. Bovendien werd er soms aangehaald dat sacramentaliteit breder is dan het afgebakende ritueel. In een ritueel of sacrament verdicht de pastor de zorg en richt hij/ zij deze naar God. God is voor en na het sacrament reeds bij mensen aanwezig. Ten tweede vindt men dat de kerk ‘de praktijk meer als leidraad’ zou moeten nemen. Men moet goed beseffen dat er niet tegemoet gekomen kan worden aan de noden van pastoranten, dat er minder en minder priesters en steeds meer lekenpastores zijn, dat de kans erin zit dat het sacrament van de ziekenzalving verloren zal gaan en dat continuïteit in de geloofsbegeleiding belangrijk is. Ten derde vindt een aantal pastores de ziekenzalving een heel mooi sacrament. Ook de
symboliek achter het gebruik van olie wordt door sommigen gewaardeerd. Enkele pastores vinden het jammer dat ze de zalving – omwille van de kracht van het ritueel – niet mogen toedienen. Tot slot werd er af en toe aangehaald dat men ‘terug naar de essentie’ van het geloof moet gaan. Wanneer je terugkijkt naar het begin van het christendom, kan je niet anders dan zien dat het niet de bedoeling kan zijn om de ziekenzalving vandaag enkel door priesters te laten toedienen, vinden sommige pastores. Naast deze enthousiaste stemmen, werden er tijdens de interviews ook twijfels geuit. Zoals reeds aangehaald werd, weten sommige pastores niet goed ‘of dat zalven nog wel nodig is’. Ook weet een aantal deelnemers dat de zondenvergeving samenhangt met de ziekenzalving en dat dit er onder andere voor zorgt dat een leek geen zalvingen kan toedienen. Tot slot vinden de meeste pastores dat niet iedereen de zalving moet kunnen toedienen. Er worden een aantal condities aangehaald. Een eerste voorwaarde bestaat volgens sommigen hierin dat de lekenpastores die mogen zalven een mandaat/zending/benoeming van de bisschop moeten hebben om als ziekenhuispastor te werken. Sommige pastores zijn van mening dat een openstelling ‘over heel de lijn’ – waarmee afhankelijk van persoon tot persoon ‘het bisdom’, ‘Vlaanderen’, ‘België’ of ‘heel de katholieke kerk’ bedoeld wordt – moet gebeuren. Eén pastor daarentegen is van mening dat men er zeer goed over zal moeten nadenken wie zal mogen zalven, omdat er anders problemen zullen optreden. Tot slot haalt een pastor aan dat hij/zij – bij een eventuele openstelling – zijn/haar ‘eigen taal’ wil blijven gebruiken.
De toekomst: beleidsmatige suggesties Aangezien de bevraagde pastores die – zoals aangehaald – een loyale groep werknemers zijn, vanuit hun dagdagelijkse expertise de openstelling van de zalving voor lekenpastores, werkzaam in ziekenhuizen, als een oplossing voor de huidige spanningsvelden zien, zou hier op beleidsmatig vlak op zijn minst rekening mee gehouden moeten worden.
32
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
Vanuit dit praktijkgericht standpunt lijkt het dan ook een goed idee om de loskoppeling van de band tussen de biecht en de ziekenzalving – die sinds het Tweede Vaticaans Concilie reeds gemilderd is – te overwegen.
ïnterviewde lekenpastores bij het nadenken over de problematieken met betrekking tot de ziekenzalving, gehoord zullen worden en dat hun ideeën een plaats mogen vinden bij de uitwerking van vernieuwde theologische wegen.
6. Tot slot
Over de auteur
Uit de onderzoeksresultaten blijkt duidelijk dat de discrepantie tussen het kerkelijk beleid en de dagdagelijkse praktijk – gezien vanuit de ogen van lekenpastores – groot is. Ik hoop dat de stemmen van de ge-
Dagmar Frenssen studeerde af als master in de godsdienstwetenschappen, optie praktische theologie, aan de theologische faculteit van de KULeuven.
[ UITGElezen ] 33
UITgelezen Joke van Saane, RELIGIE IS ZO GEK NOG NIET. Een introductie in de godsdienstpsychologie, Ten Have, Kampen, 2010, 270 p.
‘God is dood’, schreef de Duitse filosoof Nietzsche in 1882 al. Het is de periode dat de godsdienstpsychologie als wetenschap het licht ziet. Godsdienstpsychologie is de wetenschap over de menselijke kant van geloof, religie en spiritualiteit. Bij de eerste onderzoeksobjecten vinden we onder andere een beschrijving van de universaliteit van religieuze motieven in verschillende culturen (W. Wundt, 1900), een analyse en beschrijving van religieuze ervaringen (W. James, 1902) en onderzoek naar de religieuze ervaringen bij kinderen en bekering in de adolescentie (G. S. Hall, 1904). Van de eerste bladzijden waarin Joke van Saane de geschiedenis van de godsdienstpsychologie schetst en enkele basisbegrippen definieert, wordt
duidelijk dat religie en psychologie zich op gespannen voet verhouden tot elkaar. Het empirisch willen duiden en verklaren van religieuze ervaringen en religieus gedrag van mensen kan botsen met het transcendente en heilige karakter van religie, rituelen en geloofsbeleving. Ook theologie en filosofie, veel oudere wetenschappen dan godsdienstpsychologie, bestuderen religie, zonder echter te leunen op de empirische onderzoekswijze. Veel theologen zijn van mening dat geloof als goddelijke openbaring uiterst moeilijk op natuurwetenschappelijke wijze onderzocht kan worden. Met van Saane ontdek ik dat de godsdienstpsychologie toch boeiende pogingen onderneemt. Belangrijk om weten is ook dat binnen de godsdienstpsychologie het onderzoeksdomein is verbreed van de conventionele vormen van religie naar allerlei uitingen van spiritualiteit. Als pastor kon ik het tweede deel van het boek waarin van Saane religieuze verschijnselen beschrijft, best smaken. De hoofdstukken over ‘gebed en gebedsgenezing’ (blz. 41 tot 60) en ‘religie en gezondheid’ (blz. 91 tot 110) trokken meest mijn aandacht. Het is interessant om te zien welke psychologische mechanismen mogelijk maken dat bekende genezers munt kunnen slaan uit hulpzoekende mensen. De voorbeelden die van Saane aanhaalt zijn herkenbaar. Wie heeft nog niet gehoord over de Nederlandse Jomanda, bijvoorbeeld, die beroemd is geworden door massaal bijgewoonde
Door Bernadette Verbruggen
genezingdiensten. In het hoofdstuk ‘religie en gezondheid’ zet ze het debat met voor- en tegenstanders over een verband tussen beide goed in de verf. Ook het besluit pik ik als pastor werkzaam in een ziekenhuis graag mee. Dat luidt als volgt: wellicht is er geen rechtlijnige causale interactie tussen religie en gezondheid en is het niet eenduidig zo dat wie religieus is precies daardoor ook gezond(er) leeft. Toch blijf ik als pastor met dit boek een beetje op mijn honger zitten. In het hoofdstuk over religieuze ontwikkeling (blz. 113 tot 122) zou het bijvoorbeeld zinnig zijn om mee te geven welke taal, gedachten, gevoelens en gedrag iemand met een bepaald godsbeeld voornamelijk hanteert. Als pastor kom ik in contact met verschillende mensen die elk een eigen godsbeeld en geloofsbeleving hebben. Hoe kan ik hen, elk op aangepaste wijze al naargelang hun religieuze beleving of zingevingstijl, bijstaan? Af en toe gaat van Saane voor mij ook erg kort door de bocht, bijvoorbeeld wanneer ze bidden definieert als een ‘cognitief mechanisme om de eigen ervaringen te ordenen en interpreteren’ (blz. 44). Of een godsbeeld is ‘God zoals ervaren en waargenomen door het individu’ (blz. 81). Gelukkig slaagt ze er vaak wel in om nuancerend en verhelderend te schrijven. In het derde deel komen basistheorieën uit de psychologie en de godsdienstpsychologie aan bod. Dit derde deel is voor de meer geïnteresseerde lezer(es) die
34
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
echt wilt weten hoe de vork aan de steel zit. Hier was een hoofdstuk over de contextuele benadering (Nagy) wel op zijn plaats geweest, naast de psychoanalyse, ontwikkelingstheorieën, humanisme en existentialisme, objectrelatietheorieën, attachment, copingtheorieën en sociaal-cognitieve theorieën. Dit laatste deel bevestigt ook het vermoeden van ondergetekende dat het boek de cursus godsdienstpsychologie voor studenten in boekvorm is. Staf Peeters
Matthias Beier, RELIGIE ZONDER ANGST EN GEWELD. Hoofdlijnen van Eugen Drewermanns theologie van de menselijkheid, vertaald door Marja Nusselder, Scandalon, Vught, 2011, 251 p.
‘Religie zonder angst en geweld’ zet helder en systematisch de theologie van Eugen Drewermann uiteen. Drewermann bekritiseert de officiële katholieke theologie voor zover deze God gebruikt als aanzet tot persoonlijke angsten en verdedigings¬reacties ten aanzien van anderen. In zijn visie houdt de katholieke theologie een systeem in stand waarbij God toegeëigend wordt en in regels en verordeningen wordt geperst die haaks staan op het goddelijke Liefdesgebeuren. Drewermann pleit voor een praten over God vanuit de mens, vanuit “het vertrouwen in een goedheid die een absolute grond onder ons bestaan geeft, waarin ons eindeloos verlangen naar liefde zijn vervulling kan vinden en van waaruit onze visie van menselijkheid tot volle ontplooiing kan komen. Alleen als absolute liefde is God niet vervreemdend” (14). De Kerk daarentegen construeert een afstandelijke God die eens en voorgoed, 2000 jaar geleden geïncarneerd is in Jezus. Door hem vast te zetten in de voltooid verleden tijd en hem af te schilderen als machtige Christus, wordt volgeling-zijn een kwestie van zichzelf op te offeren aan een kerkelijke macht buiten onszelf. Het liefdesgeschenk - God in ons - krijgen we hier-nu niet voor onszelf, we mogen het alleen maar doorgeven. Dat plaatst ons in een situatie van voortdurend tekortkomen aan onze eigen behoeften, waar de Kerk vervolgens via ‘het aanvaarden en ritualiseren van het offer’ aan tegemoetkomt.
Tegenover de kerkelijke angst-God die gekenmerkt wordt door “de vervreemding van de mens, de veruiterlijking van God en de omkering van liefde in haat” schildert Drewermann de Liefde voor het leven en onze oneindige menselijke ziel die streeft naar menselijkheid (39). “Alleen omdat vrijheid bang maakt, komen wij immers in de verleiding om onszelf aan anderen te onderwerpen. […] Onze angst is sterker dan ons vertrouwen. […] Alleen daarin ligt onze schuld” (48-49). Zijn bevrijdende lezing van ‘de zondeval’ verheldert hoezeer religie de voorwaarde is voor zelfbewustwording en vrede. “Wij vragen naar God, omdat wij vragen of wijzelf een absolute basis hebben voor ons persoon-zijn en voor onze liefde” (59). De bouwstenen voor dergelijk godsgeloof zijn “de beelden van het onbewuste, het historische ‘ik’ in relatie tot anderen, en de hunkering naar en de ervaring van een absolute Ander” (60). Het dogmatische spreken ‘over’ God gebruikt daartegen twee denktrucs, historiseren en metafyseren, om te voorkomen dat de religieuze teksten in onze eigen psyche weerklank vinden en daar hun werk doen (6176). “Het beslissend nieuwe van het christendom [… is] de historische verpersoonlijking van de universele beelden” (78). Wat over Jezus verteld is, zijn dan dichterlijke expressies van diepe innerlijke beroering die wij met hem en net als hij kunnen ervaren. “Werkelijk nieuw aan de profetische boodschap van Jezus is dat hij
[ UITGElezen ] 35
het godsbeeld therapeutisch wilde zuiveren van zijn gewelddadige trekken. […] Hij had nooit over God als absolute goedheid kunnen spreken als hij niet zelf de ‘wilde dieren’ in zichzelf geïntegreerd had” (98). “Jezus’‘doktershouding’ […] is ‘wezenlijk op het lijdende individu gericht’ en ‘het zijn de genezenen uit wie hij zijn gemeente vormt’. […] ‘Geloven in God’ betekende voor Jezus: ‘de mens genezen in alle facetten van vernietiging van zijn ‘ik’, de omgang met elkaar in groepen en gemeenten vermenselijken, de uitoefening van politieke macht koppelen aan de belangen van de armsten en de zwakken en de schuldenlast wegnemen van de mensen, tot in de logica van de geld- en zakenwereld’” (101-102).
en schuld ‘rechtop’ kunnen staan, die in alle verlatenheid ‘niet alleen’ zijn en die ‘in alle onstandvastigheid’ toch nooit helemaal ‘zonder leiding’ zijn” (192). Doordat ieder hoofdstuk van het boek afsluit met een voorbeeld uit de psychotherapie, is het ‘een must’ voor psychiatriepastores, maar voor hen niet alleen. De heldere uiteenzetting door Beier van de theologie van Drewermann is welbesteed aan iedereen die graag de weg van zelfwording gaat en met twee voeten op de grond gelooft. Marina Riemslagh
Erik Borgman, Rik Torfs e.a., “Wij zijn niet vrij. Wij kunnen het eventueel worden als wij beginnen onszelf te begrijpen, maar dan moeten we onze eigen biografie doorwerken. Daartoe hebben we een niet-veroordelend luisteren en het begrijpen van een andere persoon nodig” (191). Gebed dient dan “niet meer de magische verwachting van een verandering van de wereld buiten door onze ‘beïnvloeding’ van God, maar de verandering van onszelf in relatie tot de wereld door de ontmoeting met God. […] Waar wij werkelijk om smeken, is dan […] dat wij onszelf - ondanks alles! - mensen kunnen voelen die het ‘aanhoren’ waard zijn, die, wat er ook gebeurt, ‘aanzien’ behouden, die, ondanks vernedering, schande
GRENSOVERSCHRIJDINGEN GEDUID. Over seksueel misbruik in katholieke instellingen, Nijmegen, ValkhofPers, 2011.
In Nederland was er het Deetman-rapport, in België het rapport Adriaenssens. Dit mag echter geen eindpunt zijn: reflectie over dit onderwerp blijft noodzakelijk. In ‘Grensoverschrijdingen geduid. Over seksueel misbruik in katholieke instellingen’ trachten verschillende auteurs, voornamelijk uit Nederlandse context, het seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk te duiden en in een bredere context te plaatsen. De titel van het boek geeft weer waarover het boek gaat. Vanuit verschillende perspectieven, theologie, kerkelijk recht en geschiedenis, wordt het seksueel misbruik in de katholieke context geduid. In drie delen en negen bijdragen wordt er getracht om een dieper inzicht te verwerven in wat er in het verleden is gebeurd, welke mechanismen het seksueel misbruik in de katholieke kerk heeft mogelijk gemaakt en welke lessen hieruit kunnen getrokken worden voor de toekomst. In de bijdragen van Borgman, Torfs, Van Iersel en Vosman staat het seksueel misbruik en de houding van de kerk centraal. Seksueel geweld wordt beschouwd als een kwaad. Een kwaad waar de kerk te weinig aandacht voor heeft omdat ze door het huidige canonieke systeem vooral oog had voor haar eigen reputatie en positie in de samenleving (R. Torfs), maar waarvan het echter belangrijk is dat ze het in haar midden aanvaardt en erkent (E. Borgman, Vosman). In het tweede deel bestuderen Beunders en Morssinkhof, en Derks seksueel misbruik
36
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
vanuit een historisch oogpunt. De omgang van de media enerzijds en de historici anderzijds met het seksueel misbruik in de kerkelijke context oefenen een invloed uit op de meningvorming over dit onderwerp. In het laatste deel bieden Bisshops, Bodisco Massink, Greer en Greary enkele stapstenen aan die kunnen helpen om seksueel misbruik in de kerk tegen te gaan. Zo wordt er gepleit om in de theologische/pastorale opleidingen meer aandacht te geven aan preventieve factoren (Bisshop), zoals zelfkennis of gevoel van eigenwaarde, en aan seksualiteit en psychoanalyse (Bodisco Massink). De kritische duidingen en de kanttekeningen die de auteurs plaatsen bij het (kerkelijk) seksueel misbruik lijken soms de gebeurtenissen te minimaliseren, maar maken tevens duidelijk dat de gebeurtenissen ook vanuit een ander perspectief kunnen worden bekeken. Het boek geeft een genuanceerd beeld over seksueel misbruik en zet de lezer aan tot verder nadenken over het seksueel misbruikschandaal en zijn/haar eigen visie op dit onderwerp. Machteld Reynaert
1.
D. Stap, BOEDDHA EN CHRISTUS. Een ontmoeting met hart en ziel, Tielt, Lannoo, 2009, 224 p.
Stap was reeds als kind vertrouwd met beide tradities. Hij studeerde vergelijkende godsdienstwetenschap en christelijke dogmatiek in Leiden en is predikant, geestelijk verzorger en ethicus. In “Boeddha en Christus” benadert hij het christendom vanuit een oecumenisch perspectief. Hij haalt inspiratie bij de negatieve theologie, de karmelitaanse en benedictijnse traditie. Uit de veelkleurigheid van het boeddhisme geeft Stap vooral aandacht aan het zenboeddhisme – een vermenging van de Chinese volksreligie taoïsme met het boeddhisme. Stap slaagt erin om de verschillen tussen christendom en boeddhisme te honoreren en tegelijkertijd een authentieke ontmoeting teweeg te brengen.
“Each friend represents a world in us, a world possibly not born until they arrive, and it is only by this meeting that a new world is born”.1 Dick Stap beschrijft in zijn boek een vriendschappelijke ontmoeting tussen Boeddha en Christus. Hij verkent de relatie tussen spiritualiteit, barmhartigheid en mededogen in het boeddhisme enerzijds en in het christendom anderzijds. Hiertoe gaat hij niet uit van de godsdienstwetenschappelijke vergelijking, maar van een spirituele reflectie op een ontmoeting. Die ontmoeting is persoonlijk gekleurd en wordt van binnenuit gesuggereerd aan de hand van poëzie, verhalen en moderne kunstvoorwerpen.
In het eerste deel gaat de auteur in op centrale geloofsvoorstellingen van het boeddhisme. Onder meer de vier edele waarheden, de nietdualistische ervaring van verlichting en het achtvoudige pad komen op een toegankelijke wijze aan bod. Deze aspecten worden verbonden met karuna of mededogen. In het tweede deel worden centrale geloofsvoorstellingen van het christendom beschreven. Onder andere de zaligsprekingen, de kruismystiek en het thema nederigheid worden belicht. Ook hier wordt de band met (kosmische) ontferming gelegd, bijvoorbeeld met het verhaal van de weduwe van Naïn. De ontmoe-
“Iedere vriend vertegenwoordigt een nieuwe wereld in ons, een wereld die vermoedelijk pas bij zijn komst ontstaat, en enkel door deze ontmoeting wordt er een nieuwe wereld geboren”. Citaat uit G. Stuhlmann, The Diary of Anaïs Nin, 1931-1934, Washington, Harvest Books, 384 p.
[ UITGElezen ] 37
ting zelf, die in het laatste deel aan bod komt, wordt gesuggereerd met beelden en metaforen zoals de ladder of het vallen van de schijnbaar opgesloten en uitgeputte vlinder in de klok. De ultieme werkelijkheid kunnen we immers niet rechtstreeks vatten. Onze voorstellingen zijn als vingers die wijzen naar de maan, aldus Stap. Staps boek beoogt een breed publiek. Veeleer dan de zuiverheid van een leer na te streven, geeft hij existentiële ervaringen weer. Dit heeft als voordeel dat de teksten zich uitstekend lenen voor een meditatieve lezing waarbij fundamentele geloofsvoorstellingen van het christendom en het boeddhisme in een origineel licht (her)ontdekt kunnen worden. Daarenboven maken de vele tussentitels en eindnoten het boek leesvriendelijk. “Mededogen is de intentie en het vermogen om lijden te verlichten en om te vormen en verdriet te verzachten”, aldus de Vietnamese boeddhistische monnik Thich Nhat Hanh. Medeogen is niet paternalistisch, aangezien het geen lijden toevoegt. Deze attitude van mededogen of barmhartigheid beschouw ik als richtinggevend in het pastorale werk. Het boek geeft een originele verdieping van dit thema. Stap leert bovendien hoe de schoonheid van een andere traditie de eigen spiritualiteit rijker kan maken. Een ontmoeting tussen hart en ziel kan immers een nieuwe wereld in mezelf en de ander laten geboren wor-
den. Kortom, “Boeddha en Christus” is een aanrader op vele vlakken en werd terecht genomineerd voor de Henri Nouwen Manuscript Prijs. Inge Neyens
Reimund Bieringer, DIALOOG EN PARTICIPATIE: over hedendaagse uitdagingen van het christelijk geloof. Leuven, ACCO, 2010.
Bij veel tijdgenoten heerst een Bijbelmoeheid. Wie baseert immers zijn levensovertuiging op een boek dat in een ver verleden geschreven is, toen de mensen nog niet de wetenschappelijke kennis bezaten die wij inmiddels hebben. Ze gaan hiermee voorbij aan het kritisch potentieel van Gods Woord maar hoe overwinnen pastorale beroepskrachten en catecheten de kloof tussen de Schrift en het aanvoelen van onze tijdgenoten?
De Leuvense exegeet Reimund Bieringer doet hiertoe een poging. Bieringer is katholiek priester en tevens voorzitter van de Vlaamse Bijbelstichting. In tien hoofdstukken toont hij de relevantie van de Bijbelse Boodschap voor de hedendaagse lezer. Op één hoofdstuk na zijn ze elders gepubliceerd. Bieringer kiest voor een hermeneutiek van de toekomst. Hij verantwoordt dit in het derde hoofdstuk over het gezag van de bijbel. Volgens hem ligt de oorzaak van de Bijbelmoeheid in een fundamentalistische en functionalistische bijbellezing Bij de laatste wordt de Bijbeltekst tot buikspreker gemaakt van onze bestaande opvattingen (p. 41). Hij ziet dit zelfs gebeuren in leerplannen voor Vlaamse katholieke scholen. Teksten lijken gekozen te worden vanwege een associatieve link met een bepaald leerplanterrein. Op die manier krijgen leerlingen geen kans de bijbel te lezen en eigen interpretaties te geven. Bieringer beschouwt de openbaring als een dialogaal proces waarin God ons uitnodigt Zijn leven met Hem te delen (p.62). Bijbelteksten nodigen ons uit om in contact te komen met de wereld van God. Zij schuiven een wereld naar voren die meer dan welke reële wereld ook correspondeert met de droom van God voor ons (p. 67). De relevantie van deze hermeneutiek van de toekomst is heel duidelijk in het hoofdstuk over rechtvaardigheid als participatie. Bieringer ontwikkelt een theologie van de rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid is een van de eigenschappen van God. In de bijbel
38
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
beschrijft, aldus Bieringer, het begrip rechtvaardigheid de relatie tussen God en Mens en tussen mensen onderling. Naastenliefde en rechtvaardigheid zijn niet van elkaar te scheiden. Door het geloof in God laten we een realiteit toe die de zichtbare wereld overstijgt. Rechtvaardigheid is in dit perspectief een gave van God en een opgave van ons tegelijk. God is een god van overvloed. In een rechtvaardige samenleving gaat het niet alleen om de garantie van een bestaansminimum voor iedereen maar moeten mensen in staat gesteld worden in overvloed te genieten van de gaven van het leven. De Transcendentie van God wordt vaak aangeroepen om bestaand gezag te verdedigen. Bieringer maakt duidelijk dat een transcendente God de absolute macht van wereldlijke autoriteiten ontmaskert. God kan niet voor iemands karretje gespannen worden. We moeten leren de verwezenlijking van rechtvaardigheid te zien als het inbreken van Gods Rijk (p. 152). Bieringer biedt boeiende perspectieven op het belang van de Bijbel. Helaas ontbreekt een hoofdstuk over de verhouding tussen kerkelijk leergezag en de Bijbel. De Bijbel is ontstaan binnen de schoot van de Kerk en wordt binnen deze vertelgemeenschap gelezen. Het inbrengen van dit perspectief kan de visie van Bieringer verrijken. Hans de Jong
Darian Leader, HET NIEUWE ZWART. Rouw, melancholie en depressie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, 255 p.
Darian Leader, een Brits psychoanalyticus, dompelt ons met zijn boek onder in de wereld van onbewuste gevoelens en strevingen. De depressieve gevoelens die mensen ervaren na een verlies of scheiding zijn volgens de auteur niet echt de uiting van een depressie. Het gaat veeleer om rouw of melancholie. Tussen deze twee geestelijke processen maakte Freud al een onderscheid. Aan de hand van dromenanalyse bij patiënten en bizarre rituelen van primitieve culturen worden de onbewuste mechanismen blootgelegd van een rouwproces. Het onderscheid tussen ‘gezonde’ en ‘ongezonde’ rouw is daarbij cruciaal: bij (gezonde) rouw treuren we om de doden, bij (onge-
zonde) rouw of melancholie sterven we met hen (p. 17). De auteur beschrijft vier elementen die noodzakelijk zijn om het rouwproces goed door te komen en niet te verzeilen in melancholie. In het eerste hoofdstuk concentreert hij zich op de individuele verwerking en de ‘gezonde’ en ‘ongezonde’ identificatie. Het tweede hoofdstuk richt zich op de sociale dimensie van rouwen. Het derde hoofdstuk handelt over de ‘symbolische dood’ (die onderscheiden wordt van de ‘biologische’ dood). Rouwen om iemand betekent ergens ook het opgeven van het beeld dat de overledene van ons had. Hoofdstuk vier handelt over problematische rouw, die kan ontstaan door een mengeling van haat- en liefdegevoelens ten aanzien van de overledene. Nabestaanden die verstrikt geraken in melancholie kunnen gebaat zijn met creativiteit, bv. in de vorm van poëzie. Toestanden van rouw en melancholie worden dikwijls gediagnosticeerd als depressie doordat de nadruk gelegd wordt op het waarneembaar gedrag en niet op de oorzaken. Nochtans zijn symptomen maar uitingen van complexe processen die alleen in taal en dialoog blootgelegd kunnen worden. Dit boekt maakt de psychoanalyse van het rouwproces verteerbaar. Het kan verhelderend zijn voor mensen die zelf een rouwproces doormaken: het kan hen veel leren over hun eventuele onbewuste identificaties, over het stadium van rouw waarin ze ver-
[ UITGElezen ] 39
keren, over het al dan niet problematische karakter van hun rouwproces. Ook zorgverleners kunnen er baat bij hebben om beter zicht te krijgen op mogelijke valkuilen bij rouwen en het boek zal hen er van weerhouden een mens met verdriet al te gemakkelijk al depressief te bestempelen. Lucia Goubert
Tina Neattie, DE NIEUWE ATHEÏSTEN. War on religion, Uitgeverij Averbode, 2010, 264 p.
Een boek dat de lezer doet nadenken over de functie van religie in de maatschappij. Met dit werk bewijst de Britse Tina Beattie (professor Katholieke studies aan de Roehampton Universiteit te Londen) dat religie meer dan ooit actueel is omdat geloof in godsdienst enerzijds en het verzet tegen religie anderzijds het ethisch
handelen van de mens doorheen de geschiedenis mee heeft bepaald en zo de motivatie was bij het wel of niet plaatsvinden van mondiale gebeurtenissen. Religieus fanatisme en virulent atheïsme zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het boek is opgedeeld in een inleiding waarna acht hoofdstukken een historische schets geven van wat de plaats van religie in het brede kennisveld was en is tegenover andere vormen van wetenschap en wat de functie van religie kan zijn om wereldproblemen te kaderen. Achteraan in het boek vindt de lezer een uiterst interessante bibliografie die een handig hulpmiddel is voor iedereen die meer te weten wil komen over de historische evolutie van religie in het maatschappelijk veld. In De nieuwe atheïsten : war on religion stelt de auteur enkele relevante vragen zoals is religie irrationeel, waarin verschilt godsdienst van andere vormen van wetenschap, is religie per definitie de voedingsbodem voor conflict? Het zijn maar enkele onderwerpen die de auteur aan een grondige analyse onderwerpt. Dit leidt dan finaal tot een vernieuwend beeld die je als lezer krijgt over de correlatie tussen religie en actualiteit. Het boek is in uiterst toegankelijke taal geschreven. Dit zorgt er dan ook voor dat de complexe thematiek van het werk heel helder uitgelegd wordt en het boek als een spannende detective leest. Ineke Coolsaet
Manu Keirse, LATER BEGINT VANDAAG. Antwoorden over de laatste levensfase, palliatieve zorg en euthanasie, Lannoo, 2011, 224 p.
Het boek met de titel, ‘ Later begint vandaag’ nodigt je uit stil te staan bij het gegeven dat het leven eindig is. Dat kan plots gebeuren of na een ziekte. Niemand spreekt graag over het sterven op zich, en door onze bijzondere gezondheidszorg is de kans groot dat we een lang leven tegemoet gaan waardoor het levenseinde bijna iets onwaarschijnlijk wordt. Maar als er iets is waar we zeker van mogen zijn, is het toch wel dat ieder van ons ooit sterft. Waarom zouden wij ons dan ook hier niet op voorbereiden en zo voor meer kwaliteit zorgen in ons leven en bijzonder in de laatste periode van ons aardse bestaan. Je kunt natuurlijk de vraag stellen of het überhaupt nodig is om na te denken
40
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
over later of met andere woorden, het levenseinde. Welke meerwaarde geeft het aan ons leven en omgeving om hierover te lezen en eventueel voor te bereiden op het sterven? Hoe dan ook, we worden allemaal ooit wel eens op één of andere manier geconfronteerd met het sterven, en op dat moment komen er onvermijdelijk vragen naar boven, waar we graag een antwoord op krijgen. Het boek Later begint vandaag helpt je om inzicht en antwoorden te formuleren op vragen en hoe je levenskwaliteit kan toevoegen in een laatste levensfase. Dit boek met zijn vlot leesbare hoofdstukken kan je inzichten en antwoorden geven op vragen die bij je op komen. Het kan gaan over je eigen sterven of dat van een familielid of patiënt. In mijn werk als ziekenhuispastor krijg ik telkens volgende vragen; ik ben ongeneeslijk ziek, hoe moet het nu verder? Hoe maak ik mijn sterven bespreekbaar? Kan ik kiezen voor euthanasie of zou palliatieve zorg iets voor mij zijn? Wat is palliatieve zorg eigenlijk? Wat als ik of de familie de zorg niet maar aan kan? Hoe stel ik een wilsverklaring op? Je mag zeker spreken over een taboedoorbrekend boek en een praktische wegwijzer over de laatste levensperiode, palliatieve zorg en euthanasie voor ieder van ons. Hij gaat geen enkel thema uit de weg. In hoofdstuk 14 bespreekt hij het thema ‘ personen met een verstandelijke beperking’. Ook daar is de vergrijzing merkbaar, maar durven wij dit onderwerp ter sprake te brengen
bij de ouders en wordt er rekening gehouden met de emoties van personen met een verstandelijke beperking? Een boek dat zeker niet mag ontbreken binnen de zorgverlening. Het biedt concrete inzichten en veel suggesties om de laatste periode van het leven zinvol te beleven. Het werkt ondersteunend en helpt zorgverleners, pastores om op een respectvolle manier antwoorden te formuleren op te vragen die zij krijgen. Het is een leidraad om op een gepaste wijze informatie te verstrekken rond palliatieve zorg en euthanasie. Zo vind je in het boek als bijlage, de verschillende wilsverklaringen die je kunt opmaken voor je toekomstige gezondheidszorg en levenseinde. De auteur heeft ook rekening gehouden met de gevoeligheid van het onderwerp, want tijdens het lezen van Later begint vandaag wordt je geconfronteerd met je eigen emotionele ervaringen. Zo heeft hij de hoofdstukken aangevuld met bezinning en openhartige getuigenissen die voor een evenwicht zorgen tussen de praktische kennis, formaliteiten en het omgaan met gevoelens en emoties bij het sterven. Kan ik toepasselijker deze recensie afsluiten dan met een getuigenis van een pastor? John, Een dominee van de Protestantse kerk en 58 jaar is opgenomen in het ziekenhuis, op de afdeling intensief care. Hij vraagt om een gesprek met een pastor. De kennismaking ging vlot en hij vertelde dat hij padre (aalmoezenier) is bij het leger. Zo’n kleine twee jaar terug
kreeg hij de diagnose, ‘je hebt kanker’. ‘Het gaat de laatste tijd niet zo goed met me’, zei John. ‘Dat ik nu ben opgenomen is een gevolg van mijn ziekte. Mijn behandelingen van bestralingen tot chemo hebben de kanker niet kunnen stabiliseren. Integendeel, ik heb over heel mijn lichaam uitzaaiingen. Ik weet dat het nu alleen maar bergaf gaat’. ‘Maar wat is die bergaf eigenlijk’, vraagt hij me. ‘Ga ik veel pijn hebben? Hoe lang heb ik nog te leven? Heb ik recht op palliatieve zorg? Wat is nu het verschil tussen euthanasie en palliatieve sedatie?’ John praat aan één stuk door, over zijn werk, familie, maar ook over zijn angsten. Hij polst subtiel hoe wij Rooms Katholieke christenen over de dood en het sterven denken. ‘Waar plaats je God binnen dit gebeuren’, vraagt hij mij. John blijft luidop denken en je merkt dat hij enerzijds vrede heeft genomen dat hij sterven moet, maar anderzijds voel je zijn verdriet en hoor je de vele vragen door de kamer gonzen. Op het einde van het gesprek zei John: ‘nu ben ik zelf padre en heb ik vaak gesprekken gehad over de dood en heb er even vaak over gelezen, maar hoe moet het nu verder? Ik heb zoveel vragen over mijn levenseinde’. Ik zei tegen John dat ik net een bijzonder boek had gelezen over hoe je je kan voorbereiden op een laatste periode in het leven en dat als hij het wil, ik het hem zou bezorgen. John heeft vandaag antwoorden gevonden voor later, waardoor zijn onrust en angst plaats hebben gemaakt om te genieten,en dat samen met zijn
[ UITGElezen ] 41
vrouw, kinderen en kleinkinderen de tijd die hun samen rest. Zonder meer, een onmisbaar boek voor iedereen die met de laatste fase van het leven geconfronteerd wordt! Caroline Antkowiak
Roger burggraeve, Ilse van Halst,
GEDREVEN TUSSEN GOED EN KWAAD. Inspiratie om recht in het leven te staan. Tielt, Lannoo, 2010, 166 p.
Overal wordt een mens geconfronteerd met het kwade, in allerlei vormen en gestalten, ook bij zichzelf. Hoe gaat men daarmee om? Waarom gaat men er op die manier mee om? Kan het ook anders, misschien beter? Als we het hebben over goed en kwaad, denken we spontaan aan moraal. Aan wat mag en niet mag. Maar goed en kwaad dekken een veel ruimere la-
ding. Ze staan ook in direct verband met het aangename, met wat gelukkig maakt, met lijden en dood. Dat is het uitgangspunt van het boek. Aan de hand van 9 gekende Bijbelse verhalen worden ook 9 verschillende vormen van kwaad geanalyseerd. Vertrekkend vanuit zeer concrete voorbeelden die we zien op TV of tegenkomen in ons eigen dagelijks leven wordt de stap gezet naar het Bijbelse verhaal. Oorsprong en bedoeling van het verhaal worden verklaard, gekoppeld aan het Joods-Christelijk denken en vervolgens teruggekoppeld naar onze eigen beleving. Die terugkoppeling wil ons prikkelen tot we halt houden om na te gaan wat er fout loopt. Om het met de woorden van het boek te zeggen : ‘De Bijbelse-steentjes-inonze-schoen helpen ons om te kijken naar onze eigen ervaringen op persoonlijk en maatschappelijk vlak.’ Twee uiteenzettingen vragen toch om aangestipt te worden. Enerzijds de benadering van ‘de vergeldingswet, oog om oog’ en anderzijds ‘er is plaats genoeg in de herberg, de vreemdelingen in de woestijn’. Geweld koppelen we zo gemakkelijk aan weerwraak, aan genoegdoening, maar nemen we dan zowel dader als slachtoffer als het onrecht op zich ernstig genoeg? Vanaf wanneer is vergeving mogelijk? Welke rol kan geld of een financiële boete spelen? Tegenover mensen van vreemde origine moeten we gastvrij zijn, anders zijn we racistisch en dat klinkt niet goed. Maar een mens krijgt nu eenmaal zijn identiteit door deel uit te maken van een etnisch-sociaal
geheel. Dit proberen te overschrijden brengt steeds een innerlijke, maar noodzakelijke crisis met zich mee. Wie voordien al eens iets gelezen heeft van professor Burggraeve, herkent zeer duidelijk zijn stijl, visie en uitgangspunten. In dat opzicht komt de inhoud vertrouwd en herkenbaar over. Taalkundig is het een vlot leesbaar boek, geen moeilijke zinsconstructies of vergezochte redeneringen, geen overdaad aan vakjargon. Om het inhoudelijk in je denken te laten doorsijpelen, is het wel aan te raden tussen het lezen van elk hoofdstuk of Bijbels verhaal een beetje tijd te laten. Dit boek biedt, zoals de ondertitel zegt, heel wat inspiratie om verder na te denken over goed en kwaad in het leven. Het verwoordt gedachten die je als christen kan beamen of herkennen, maar die je misschien zelf niet of nog niet zo verwoord had. Vandaar is het zeker bruikbaar als persoonlijke verrijking, in de verkondiging, als aanzet in gespreks- of leesgroepen of als achtergrond voor mensen in het onderwijs. Hilde Van Nerum
42
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
John Piper, ONDER GODS VLEUGELS. Praktische lessen uit het boek Ruth, Voorhoeve, Kampen, 2010, 160 p.
zijn inhoud. Pipers historische en culturele duiding bij bepaalde gebruiken is verhelderend en geeft inzicht. Ik kan me moeilijker vinden in de “lessen” die hij uit het boek wil trekken. Piper predikt een soevereine God waarbij “alle dingen op verborgen wijze ten dienste staan aan Gods goede bedoelingen” en een zeer conservatief vrouw-beeld. Hetgeen ik als pastor en als gelovige overhoud aan de lezing van Pipers boek is hoe we in het bijbelboek Ruth kunnen lezen hoe we in donkere tijden hoop, bemoediging en troost kunnen vinden bij God en bij elkaar. Zelf wil ik die troost echter niet putten uit het besef dat God dit lijden stuurt als een onderdeel van zijn plan, maar wel dat Hij verborgen mee-lijdt. Dit laatste element vind ik in Pipers werk niet terug.
Het boek Ruth heeft me als gelovige, als vrouw en als pastor altijd gefascineerd. In de geschiedenis van Ruth komen actuele thema’s als liefde, lijden, trouw, verdriet en vreugde, geloof in moeilijke tijden, man-vrouw verhouding tot leven. John Piper wil in dit boek laten zien dat er verschillende lessen voor het dagelijks en geestelijk leven uit te leren zijn. Hij neemt de tekst van het boek Ruth integraal op in het boek, ingedeeld in vier grote eenheden die hij vervolgens becommentarieert. De Bijbelcitaten zijn afkomstig uit de Statenvertaling, waarvan ik het taalgebruik nogal archaïsch en moeilijk leesbaar vind. Ik vond het een verrijking om dit bijbelboek in zijn geheel te lezen, gecharmeerd door
Katrien Gijbels
Jana Binon [ over de grenzen ] 43
over de grenzen Pastoraal in breedbeeld. Over spirituele zorg in Schotland. Door Jana Binon
Ik ging op reis naar Schotland en ik nam mee: keurig geplooide theologische bagage, een stapeltje praktijkervaring rond pastorale zorg voor personen met een psychiatrische problematiek, wat Vlaamse nuchterheid en gereserveerdheid, een onderzoekerslabel, een hoopje zakelijke kledij in onopvallende kleuren. In Glasgow vond, op 13 en 14 maart 2012, een internationaal congres plaats, getiteld “Spiritual Care and Health: Improving Outcome and Enhancing Wellbeing”. Als Belgische onderzoekster, verbonden aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KULeuven, actief binnen pastoraaltheologie, wil ik u graag laten kennismaken met enkele aspecten die me in de ‘Schotse kijk’ rond ‘spirituele zorg’ opvielen.
“What’s in a name?” Inspiratie voor een uitklaring van termen Het woordgebruik valt meteen op. Het onderwerp was niet ‘pastoraat’, maar spirituele zorg. Tijdens een workshop werd de diversiteit aan benamingen (en invullingen?) 1.
door internationale deelnemers snel duidelijk: ‘spiritual care’, pastoraat, stafmedewerker zingeving en levensbeschouwing, ‘chaplaincy’, etc. Een eerste fundamentele vraag is dus: Praten we over hetzelfde? Verstaan we elkaars taal? Hebben dezelfde woorden dezelfde connotaties? Dit lijken zorgen die ook op het pastorale veld belangrijk zijn: weten personeelsleden en pastoranten wat een pastor bedoelt met ‘pastoraal’? Dekt het woord nog de lading? Wat wordt opgeroepen bij woorden als ‘pastoraal’, ‘spiritueel’ of ‘zingeving’? Hoe wordt spirituele zorg en pastoraat ingevuld in verschillende contexten? Waarin verschilt nu de Schotse ‘Spiritual care’ van het Vlaamse ‘pastoraat’? In België kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds spirituele zorgverleners (van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden, die open staan voor diversiteit, en door hun naam wellicht laagdrempeliger lijken) en anderzijds pastores (uit wiens naam reeds een traditie spreekt, een verbondenheid met het christelijke verhaal, en een zekere binding met de katholieke kerk)1. Hoewel pastores ook open kunnen staan voor diversiteit, en kunnen gezien worden als
A. Dillen, A. Liégeois & A. Vandenhoeck (eds.), De moed om te spreken en te handelen. Profetisch pastoraat, Halewijn, Antwerpen, 2009, p.212-232.
44
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
een verbijzondering binnen de inclusieve spirituele zorg, is hun binding met de katholieke traditie duidelijker2. Tot op vandaag blijft in Vlaanderen het ‘pastorale’ discours eerder dominant. In Schotland wordt ook onderscheid gemaakt tussen ‘spiritual care’ enerzijds, en ‘health care chaplaincy’ anderzijds. De invulling lijkt echter wat anders. Met spirituele zorg wordt een heel brede en persoonsgerichte benadering bedoeld, waarbij de mens in zijn omgaan met lijden, verandering, verlies, etc. wordt gestimuleerd om hoop en kracht te ontdekken3. Verschillende dimensies, van het materiële tot het emotionele en morele, worden daarbij geïntegreerd in een holistische visie op de mens en op de gezondheidszorg. Spirituele zorg kan door iedereen worden gegeven, van patiënt tot hulpverlener en familielid. Het is geen ‘surplus’, maar een kwestie van het aanmoedigen van de goede praktijken die reeds gebeuren4. Er zijn ook professionele spirituele hulpverleners: ‘health care chaplains’. De opleidingen worden georganiseerd door de ‘National Health Service’ van Schotland, binnen het geheel van gezondheidszorg5. Onpartijdigheid, d.w.z. geen specifieke affiliatie met één geloofstraditie, toegankelijkheid en respect voor diversiteit staan voorop6. Er wordt binnen de opleiding tot ‘chaplain’ aandacht geschonken aan de grote wereldreligies, aan het kunnen ontdekken van en ingaan op spirituele en religieuze noden van patiënten, het reflecteren over de eigen spiritualiteit en het uitnodigen van de patiënt om bij diens eigen spiritualiteit stil te staan7. Maar anders dan in de Vlaamse context, zijn deze ‘chaplains’ dus niet per se christelijk, zijn ze niet speciaal verbonden aan één bepaalde geloofstraditie en komt een binding met één bepaalde kerk niet ter sprake.
2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
Professionalisering Inspiratie voor georganiseerde, geaccepteerde spirituele zorg ‘Health care chaplaincy’ en ‘spiritual care’ lijken in Schotland professioneel veel sterker uitgebouwd dan in Vlaanderen. Er is een duidelijke omschrijving voor handen van wat precies bedoeld wordt met ‘spiritual health care’. Opvallend is daarbij dat het om een erg open, inclusieve vorm van zorg gaat: een spirituele zorg die balanceert tussen het ‘zout van vandaag’ en het ‘zout van morgen’, zonder smaakloos te worden. Het gaat om een zorg waar hulpverleners van divers pluimage, familieleden en allerhande betrokkenen dag in dag uit gestalte aan geven8. Binnen die brede spirituele zorg worden er experten opgeleid, de ‘health care chaplains’ die elk vanuit hun eigen spiritualiteit, niet noodzakelijk verbonden met een particuliere traditie, spirituele zorg verlenen. De National Health Service van Schotland beschikt over sterk ontwikkelde opleidingen voor ‘health care chaplains’, gesitueerd binnen het geheel van holistische gezondheidszorg. Er worden duidelijke standaarden, rapporten en kwaliteitsnormen gehanteerd om de kwaliteit van spirituele zorg door “health care chaplains” te kunnen bewaken. Goed georganiseerde netwerken verenigen de ‘health care chaplains’. Een defensieve houding van het moeten ‘verdedigen’ van spirituele zorg hebben de Schotten achter zich gelaten. Ze zijn blij met de erkenning en aanvaarding van spirituele zorg, en spreken en handelen vanuit de evidentie dat ‘spiritual care’ tot een holistische zorg behoort. Pastoraal in Vlaanderen lijkt nog wat achterop te hinken. Sommigen ijveren voor meer professionalisering, terwijl anderen bang zijn dat het ‘typisch pastorale’ er zo uit zou worden geprofessionaliseerd. Georganiseerde netwerken
Het is niet eenvoudig om over ‘de Vlaamse kijk op pastoraat’ te spreken. Er zijn verschillende benaderingen van pastoraat, de ene al duidelijker gelinkt met de katholieke traditie en kerk dan de andere. http://www.nes.scot.nhs.uk/education-and-training/by-discipline/spiritual-care.aspx (toegang 03.06.2012) NHS Scotland, Spiritual Care Matters. An introductory Resource for all NHS Scotland Staff, http://www.nes.scot.nhs.uk/education-and-training/by-discipline/spiritual-care/about-spiritual-care/publications/spiritual-carematters-an-introductory-resource-for-all-nhs-scotland-staff.aspx, (toegang 03.06.2012) Het empowerende aspect is echter ook terug te vinden in de visie van de Belgische praktisch theoloog en ethicus Axel Liegeois over pastoraat als een ‘empowering companionship’. A. Liégeois, Pastoral Counseling in Care Services, Between Confidential Space and Integrated Care, in Counselling and Spirituality 25, 2 (2006) 129. NHS Scotland, Spiritual Care Matters. An introductory Resource for all NHS Scotland Staff, p. 14.. NHS Scotland, Postgraduate Certificate in Health Care Chaplaincy, University of Glasgow, Faculty of Medicine, Nursing & Health Care http://www.nes.scot.nhs.uk/media/3649/pg_certificate_in_health_care_chaplaincy_2011.pdf (toegang 03.06.2012) NHS Scotland, Spiritual Care Matters. An introductory Resource for all NHS Scotland Staff, p. 20-21. NHS Scotland, Postgraduate Certificate in Health Care Chaplaincy, p.2-3 NHS Scotland, Spiritual Care Matters. An introductory Resource for all NHS Scotland Staff, p. 14.
Jana Binon [ over de grenzen ] 45
van pastores, zoals de beroepsvereniging, zijn recent. Het in dagelijkse contacten op de werkvloer precies en helder formuleren van wat pastorale zorg in de veranderende context betekent, lijkt niet evident. Pastores hebben bovendien vaak het gevoel het pastorale werk te moeten uitleggen, acceptabel te maken, ja zelfs te verdedigen. Spirituele zorg een evidentie? Het lijkt nog verre toekomstmuziek.
“Een kwestie van theologen?” Inspiratie voor een brede en diverse betrokkenheid Tijdens het congres over spirituele zorg, passeerden een arts, psycholoog, chirurg, patiënt… allemaal de revue. Spirituele zorg bleek duidelijk iets waar verschillende mensen mee bezig zijn vanuit verschillende hoeken. Voorbij het monopolie van de theoloog. Naast die brede waaier van vertegenwoordigde disciplines, kwam naast het ‘onderzoekersperspectief’ ook het ‘insiders perspectief’ aan bod. Twee patiënten kwamen aan het woord: sterke vrouwen, mooi uitgedost, intelligent. Het patiëntenperspectief werd niet in alle kwetsbaarheid geëtaleerd. Het werd een persoonlijk verhaal van waarover, of beter, over wie het eigenlijk ging: sterk en tegelijk kwetsbaar, niet ‘opgevoerd’ maar doorvoeld bewust verteld. Kan dit geen inspiratie bieden voor de Vlaamse congressen rond pastorale zorg, waar het toch nog vooral theologen en pastores zijn die sprekers en publiek zijn? Kunnen we niet enkel ‘over’ doelgroepen en pastoranten spreken, maar hen ook zélf aan het woord laten?
“Que?” Inspiratie voor een verstaanbaar discours Door de variatie in sprekers en publiek, werd het een breed debat. Minder gefocust op de ‘pastorale’ kant zelf maar meer op het spiritueel welbevinden van mensen en door welke factoren dat verhinderd of net versterkt kan worden. Er werd een taal gehanteerd, voorbij het binnentheologische discours. Een erg toegankelijke taal: over 9.
NHS Scotland, Postgraduate Certificate in Health Care Chaplaincy, p.2-3.
waardigheid, over stress en (in)consistentie, over sociale condities, over gebrokenheid en gave, over actief en echt luisteren… Het doorbreken van die theologische cirkel van taal kan in onze Vlaamse context inspirerend werken. Anders dreigen we te vervallen in een theologisch-pastoraal ‘onderonsje’ waar een niet-theoloog geen boodschap aan heeft. Het lijkt me een noodzakelijke taak een ander soort discours te vinden, dat door iedereen begrepen kan worden, en vanuit ons gemeenschappelijk mens zijn. Draait het daar niet eerder om dan ons – vroeger misschien eerder ‘gemeenschappelijk christen zijn’? Is het bezig zijn met het mens zijn overigens niet theologisch? Jezus sprak in parabels, niet in encyclieken…
“Is dat nog pastoraal?” Inspiratie voor pastoraal in een geseculariseerde context Spirituele zorg door iedereen… spirituele zorg voor iedereen… Men kan zich afvragen of zo’n brede benadering nog ‘pastoraal’ is? Ligt het typisch pastorale precies in het ‘christelijke’ of in het verlenen van zorg door pastores die gezonden zijn door de katholieke kerk? Of is wat er in wezen tijdens spirituele zorg gebeurt, datgene waar pastoraat om draait? In de Schotse visie klonk enerzijds een grote openheid rond wat spirituele zorg is, hoe erover wordt gepraat, hoe het openstaat voor iedereen en gedragen wordt door iedereen. Tegelijk werd beklemtoond dat je als spirituele zorgverlener onmogelijk neutraal kan zijn. Tijdens de opleiding van health care chaplains wordt dan ook gereflecteerd over je eigen spiritualiteit als hulpverlener. Tegelijk hoeft die eigen levensbeschouwing, de levensbeschouwing van de ander niet in de weg te staan. De “health care chaplain” vertrekt vanuit zijn of haar eigenheid, maar schept tegelijk ruimte voor het verhaal van de ander. Tijdens de opleiding wordt specifiek stilgestaan bij de spanningen die dit kan teweeg brengen9. Hoe vanuit je eigen overtuiging voldoende open staan en respect hebben voor het verhaal van de ander? Hoe kan je omgaan
46
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
met de impact van de verschillende levensovertuigingen op jouw eigen spiritualiteit?
spirituele zorg verankerd in de maatschappij, heel lokaal, concreet.
Waarin zien we hier het typisch pastorale? Aan de kant van de pastor en diens inspiratie? Ligt het pastorale in de (eerder occasionele) God-talk? Vrezen we een neutraal pastoraat? De Schotse aanpak combineert een houding rond spirituele zorg die open is voor, en aanvaard wordt door ‘iedereen’; zonder neutraliteit te claimen. ‘Chaplains’ maken werk van openheid, respect en ‘onpartijdigheid’, maar reflecteren tegelijk over ieders eigen individuele spirituele uitgangspositie.
Harriet Mowat stelde daarnaast nog een project voor: ‘community chaplaincy listening’11. Hier staat actief luisteren eveneens centraal. Mowat ziet luisteren immers als een belangrijke sociale activiteit, een doel van de gezondheidszorg en een theologische praktijk (wat ze ‘spiritual listening’ noemt)12. De Schotse regering erkent brede spirituele zorg als een integraal deel van holistische gezondheidszorg en stimuleert ook lokaal verankerde zorg. Dit schept mogelijkheden voor verschillende initiatieven (zo zijn ‘chaplains’ deel van multidisciplinaire teams in de gezondheidszorg). ‘Community chaplaincy listening’, is één van die lokale holistische projecten. Omdat patiënten vaak in hun thuissituatie worden geconfronteerd met ziekte en lijden, en de huisarts onvoldoende tijd kan besteden aan het beluisteren van hun verhalen, worden ‘chaplains’ ingezet. ‘Chaplains’ zijn er voor een regionale gemeenschap aanspreekbaar en bieden sessies aan van actief luisteren. Dit systeem is gelinkt aan de praktijk van huisartsen die patiënten kunnen doorverwijzen. Dit wordt door patiënten geapprecieerd, die zich beluisterd en gehoord voelen; en door artsen die nu minder druk ervaren en mensen kunnen doorverwijzen. Zo’n systeem denkt veel breder dan de klassieke sectoren van pastoraal. Dit zou met het oog op een meer “outreachende” zorg en de overbelasting van huisartsen, zinvol kunnen zijn. Eens de voorziening uit, is de parochie vaak het enige alternatief voor ‘pastoraal thuis’: iets wat niet vanzelfsprekend is en zijn doel voorbijschiet.
Ingebed in gemeenschap. Inspiratie voor pastoraal in de context van vermaatschappelijking Het meest opvallende in de Schotse organisatie van spirituele zorg is ongetwijfeld de manier waarop de hele gemeenschap erbij betrokken is. Het is immers de gemeenschap die mee getroffen wordt door wat gebeurt: van individuele verhalen tot socio-economische condities. Een aantal inspirerende projecten maakten spirituele zorg in gemeenschap concreet. Zo is er het ‘blether project’ waarbij mensen uit een bepaalde regio samenkomen om actief naar elkaar te luisteren10. De zeer diverse groep komt maandelijks samen om na wat kennismaking, over een onderwerp te praten en te bespreken hoe dat al dan niet dingen verandert in je eigen leven. Leden stellen zelf onderwerpen of vragen voor, en er wordt gestemd over welk onderwerp samen zal ‘geluisterd’ worden. Actief luisteren naar elkaar is voor de groep dé manier om voor elkaar en voor de lokale gemeenschap iets te kunnen betekenen. Een project dat inspirerend kan zijn om pastorale groepssessies – en pastoraat tout court in de context van vermaatschappelijking- een nieuwe impuls te geven: diversiteit binnen de groep, de deelnemers doen zelf voorstellen en kiezen wat besproken zal worden, 10. 11. 12. 13.
Een andere piste is het ‘shared care’ model voor spirituele zorg, waarbij de zorg voor een pastorant door de hele gemeenschap wordt gedeeld13. Er wordt gekeken wat de krachtbronnen zijn van de patiënt. Zo kan de sociaal werkster, vb de pastor, de tuinman, de parochiepriester en een goede vriendin contacteren om samen een plan uit te werken op maat. Diegene die coördineert kan de parochiepriester zijn of de sociaal werker, de pastor, een
Meer info over het Blether project van Harriet Mowat op www.blether.info H. Mowat , Spiritual Care Provision in Community Contexts, onuitgegeven lezing tijdens het internationaal congres ‘Spiritual Care and Health: Improving Outcome and Enhancing Wellbeing’, 13 maart 2012, Glasgow. cf. http://www.mowatresearch.co.uk/ H. Mowat, S. Bunniss et al., Community Chaplaincy Listening, Full Report on the National Scottish Action Research Project, March 2010 – March 2011, onuitgegeven rapport, http://www.mowatresearch.co.uk/?p=580 (toegang: 06.06.2012). Cf. L. Selman & P. Speck,An Evidence-based ‘Shared Care’ Model of Spiritual Care for Black and Minority Ethnic Groups, onuitgegeven workshop-presentatietijdens het internationaalcongres ‘Spiritual Care and Health: Improving Outcome and Enhancing Wellbeing’, 13 maart 2012, Glasgow.
Jana Binon [ over de grenzen ] 47
familielid. Er wordt ook vorming aangeboden aan de vrijwilligers om om te gaan met de specifieke situatie van de pastorant, die vb terminaal kan zijn. Zo wordt de zorg opgenomen door een hele gemeenschap rond de patiënt, daar waar hij of zij staat. Inspirerend lijkt me dat het hele netwerk van een persoon wordt aangesproken, en zo ook ernstig wordt genomen, al hebben sommige pastoranten slechts een beperkt en/of aangetast netwerk. Daarnaast wordt de verantwoordelijkheid gezamenlijk genomen, en wordt er vorming aangeboden aan mensen die zich an-
ders wellicht onmachtig zouden voelen om de pastorant mee te ondersteunen. Ik kwam terug van Schotland en ik bracht mee: een berg inzichten van allerlei disciplines, een breed beeld, een dosis Schotse humor, actieve betrokkenheid, een kleurrijke garderobe, een informele open houding, wat toegankelijke taal, een hoop nieuwe mogelijkheden, de kracht van gemeenschap, een solied geïnspireerde visie en toekomstmuziek.
48
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
ZORG VOOR DE ZORGENDEN. EEN PASTORALE COMPETENTIE? Congres en algemene vergadering beroepsvereniging voor katholieke pastores Door Pieter Vandecasteele
Op zaterdag 2 juni was het weer verzamelen geblazen voor het jaarlijkse congres van de beroepsvereniging. Het provinciehuis van Leuven, dat uitblinkt in accommodatie en bereikbaarheid, was ‘the place to be’. Bij de ontvangst kregen de deelnemers niet alleen een congresmap, maar ook twee minder gebruikelijke zaken. Ten eerste een opdracht: ‘praat vandaag met minstens twee collega’s die je niet kent, uit een andere sector en uit een ander bisdom’. Benieuwd
welke interessante gesprekken dit opgeleverd heeft! Ten tweede kreeg iedere deelnemer een bundeltje ‘zinnige zinnen in zakformaat’. Voor pastores – spiritueel zorgverleners tout court – is de taal immers het belangrijkste instrument. De kaartjes zijn een voorproefje van het aanbod dat we in het najaar zullen verspreiden naar aanleiding van de dag van de pastor op 15 oktober. Afgaand op de reacties werden deze twee ongewone zaken wel geapprecieerd.
Pieter Vandecasteele [ zorg voor de zorgenden ] 49
Voor het voormiddaggedeelte koos de raad van bestuur een thema dat vaak opdook bij de suggesties die de deelnemers van het vorige congres (15 oktober 2011) hadden achtergelaten op de evaluatieformulieren: zorg voor de zorgenden. De vraag was of dit een specifiek pastorale competentie is? Aan twee pastores en een directeur werd gevraagd om te getuigen over hoe zij dit bij hen op de werkvloer beleven. Madeleine Burghoorn, ziekenhuispastor in het regionaal ziekenhuis Sint Trudo in Sint Truiden, beet de spits af. Vertrekkend vanuit het advies van Zorgnet Vlaanderen over pastorale competenties beschreef ze verschillende facetten van het zorgdragen voor collega’s. Daarnaast is Madeleine ook een van de twee vertrouwenspersonen in het ziekenhuis, wat betekent dat ze aanspreekpersoon is voor ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk. Een eerder ongewone combinatie, die tegelijk belemmerend als verrijkend kan werken. Positief is in ieder geval dat de zorg voor zorgverleners door het ziekenhuisbeleid zo wordt gewaardeerd dat er een extra fulltime equivalent aan de pastorale dienst werd toegevoegd. Faut le faire! Na Madeleine kwam Hendrik Devriendt aan het woord. Hendrik is directeur van het woonzorgcentrum Sint Jozef in Ruiselede, en hij gaf tijdens zijn getuigenis een rond-
leiding doorheen dat woonzorgcentrum. Deze rondleiding vertrok bij de gastvrijheid, niet van het personeel maar van de bewoners. Devriendt stelde zich namelijk de vraag wat bewoners ons kunnen leren over ‘zorg voor de zorgenden’ als pastorale competentie, een originele invalshoek die originele inzichten oplevert. Zo blijkt de spiritualiteit van de ouderdom (dus van bewoners) inspirerend te zijn voor de zorgprofessionals. ‘Spiritualiteit is het hart van de professionaliteit’, dixit Devriendt. De derde en laatste getuigenis kwam van Ria Vercamer, die als pastor te werk gesteld is in het dienstverleningscentrum Heilig Hart te Deinze. Ze vertelde boeiend over de manier waarop ze een zorgzame cultuur probeert te realiseren, vaak door kleine ingrepen en door aandachtigheid voor wat – soms goed verborgen – bij collega’s leeft. Daarnaast ging ze dieper in op het eigene van pastorale zorg voor de zorgenden. Na de getuigenissen volgde een panelgesprek dat gemodereerd werd door Anne Vandenhoeck. Dominiek Lootens en Mgr. Johan Bonny gaven namen ook deel aan dit gesprek. Ze reageerden op de drie getuigenissen en haalden een aantal zaken naar voor. Mgr. Bonny drukte zijn waardering uit voor het werk van pastores, en bevestigde
50
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
de noodzaak om dit kerkelijk wat meer in het voetlicht te plaatsen. Het voormiddaggedeelte werd afgesloten met de avant-première van de nieuwe look van de Elisabethwebsite. Liesbeth Pulinckx en Dominique Stinissen wilden speciaal voor de beroepsvereniging alvast een inkijkje geven. Het is echter pas in het najaar dat de nieuwe site online komt te staan. Met een goed verzorgd walking dinner werd de perfecte aanvulling geleverd op het geestelijk voedsel dat in de voormiddag geserveerd was. Er was gelegenheid tot ontmoeting, uitwisseling en gesprek (zie de opdracht die alle deelnemers gekregen hadden). Er was ook een aanbod van Symposion, de ‘woordenwinkel’ van Sofie Verscheure, en een heel omvangrijke boekenstand van het liturgisch centrum Castrum/avimo.
Het namiddaggedeelte was exclusief voorbehouden voor de leden van de beroepsvereniging. Bij het ter perse gaan van de Caritas Nieuwsbrief waren we al met 182 leden. Een kleine helft daarvan was paraat voor de algemene vergadering, en gelukkig waren er voldoende volmachten om geldig te kunnen vergaderen. Naast een inkijk in de financiële situatie van de vereniging – met het voorleggen en goedkeuren van de jaarrekening en begroting – werd een overzicht gegeven van het werk dat de raad van bestuur sinds oktober vorig jaar verzet heeft. En hoewel er nog geen concrete resultaten voorgelegd kunnen worden, blijkt dit toch reeds indrukwekkend te zijn. Het publiek stelde kritische en constructieve vragen, en toonde ook veel waardering voor de inzet van hun collegapastores uit de raad van bestuur.
[ aankondigingen ] 51
AANKondigingen
CARITAS VLAANDEREN & ZORGNET VLAANDEREN Studie- en bezinningstweedaagse ‘levensmoeheid bij ouderen’ (4-5 oktober 2012) Levensmoeheid bij ouderen is zonder meer gerelateerd aan levensvragen en zingeving. Ouderen en hun omgeving stellen de vraag naar waardigheid in de context van het levenseinde. Hoe ga je als pastor met deze thematiek om? En wat houdt dit concreet in voor al wie dagelijks omgaat/werkt met ouderen? Wat kunnen pastores voor hen betekenen? Begeleiding: Dr. An Haekens, hoofdgeneesheer, P.K. Broeders Alexianen Tienen; Dr. Linus Van Laere, docent KU Leuven, Coördinator Ouderenethiek GVO; Dr. Carlo Leget, universitair hoofddocent Zorgethiek, Universiteit Tilburg; Dr. Dominiek Lootens, projectmedewerker Identiteit en Pastoraal Caritas Vlaanderen Concreet: Karmel Gent – Kostprijs: 170 euro – Inschrijven: www.zorgnetvlaanderen.be – Meer info:
[email protected]
ACADEMISCH CENTRUM PRAKTISCHE THEOLOGIES Studiedag: (N)Iets voor dummies? Op zoek naar de spirituele expertise van de leek in de kerk (25 oktober 2012) Recente studies hebben het besef aangescherpt dat er naast het traditionele type van een monastiek-klerikale spiritu-
aliteit ook een lekenspiritualiteit bestaat die in de geschiedenis van het christendom tot nu toe een slechts marginale rol heeft gespeeld. “Spiritualiteit van het alledaagse”, “geleefde religie”, “theologie van de gewone dingen” – dit zijn maar enkele steekwoorden waarmee men in spiritualiteitsstudies en theologie de ‘spirituele competentie’ van de ‘religieuze leek’ tracht te ontginnen. De studiedag beoogt inzage te geven in de verschillende facetten van deze zoektocht die van vitaal belang lijkt voor de toekomst van de kerk. Leertraject pediatrie Pastoraat op pediatrie is anders dan pastoraat bij volwassenen. Er is de gezinscontext die een primaire rol speelt, er is het eigene van de communicatie met een kind of jongvolwassene. In sommige ziekenhuizen gaan pastores creatief te werk, in andere is pediatrie pastoraal woestijngebied. Hoe kan pastoraat op pediatrie eruit zien? Welke competenties heb je ervoor nodig? Hoe kan je er integreren? Wat is de inhoud van pastoraat met kinderen? Concreet: 10 bijeenkomsten van januari 2013 tot maart 2014 – inschrijven voor 15 juli 2012 bij Angeline De Moor – tel. 016 32 84 67 – Angeline.DeMoor@theo. KULeuven.be
Noteer ook alvast: Studiedag: Pastor en ethiek. Ethisch denken en handelen van pastores in de zorg (7 december 2012) Studiedag: Sacraliteit in de religieuze kunst (15 maart 2013) Studiedag: Muziek en liturgie (mei 2013)
CCV – REGIO CARITAS. Interdiocesaan vormingsaanbod voor pastores in zorg Pastorale identiteit en vaardigheden 12 oktober, 8 november, 13 december 2012, 24 januari, 21 februari, 21 maart, 25 april 2013 Begeleiding: Arthur Polspoel – Plaats: TPC Antwerpen – Prijs: 500 euro – Inschrijven: Bernadette Verbruggen tel: 03/2873576
[email protected] Verlieservaring en spirituele zorg 11 oktober, 16 november, 19 december 2012, 31 januari, 28 februari, 20 maart, 18 april 2013 Begeleiding: Arthur Polspoel & Jan Michels – Plaats: Mariahove Bellem – Prijs: 500 euro – Inschrijven: Jan Michels – tel. 09 224 37 69
[email protected]
52
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
GERAAKT! Schrijven met licht
Door Staf Peeters
Daar staat ze. En zoveel schoonheid heb ik nooit gezien. Ze blijft ook prachtig in haar echtheid, ongeretoucheerd. En ze blijft glimlachen. Zo blijft ze ook levendig in mijn herinnering: als een echte, warme, vriendelijke, mooie vrouw. Dat is de kracht van haar foto, zoals ze op de schouw van het gebedshoekje thuis staat. In veel gezinnen staat een foto met het portret van een overleden familielid of gestorven geliefde op de kast of op de schouw. Als ziekenhuispastor word ik regelmatig geconfronteerd met het overlijden van mensen in het ziekenhuis. Heel vaak hoort daar ook de eerste opvang van familieleden of naasten bij. “We hebben nog een mooie foto van hem”, klinkt het dan tijdens het gesprek na het begroeten van de overledene of na het afscheidsgebed. Ook bij een herdenkingsviering wordt de lieve overledene vaak aanwezig gesteld door de foto een zichtbare centrale plaats te geven. De symboliek van zo’n foto kan heel krachtig zijn. Waar komt de kracht van fotografie vandaan? Het woord fotografie stamt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘schrijven met licht’ – van phootos licht en grafein schrijven. De eerste foto’s zouden gemaakt zijn omstreeks 1837, via een fotografische methode waarbij zilverjodide op een koperen plaat 1. 2.
werd belicht. De uitvinding van de fotografie heeft een enorme invloed gehad op de populaire cultuur omdat het massaproductie van afbeeldingen mogelijk maakte. Fotografie democratiseerde ook de roem: ‘Voordien kon alleen de elite het zich veroorloven zelfportretten te bezitten. Maar plotseling kon iedereen zijn beeltenis laten reproduceren’1. Bij veel foto’s gaat het niet zozeer om wat getoond wordt, de lijnen of contouren. Het licht is centraal. Om dat licht te kunnen kaderen zoeken vele architecten elke keer opnieuw naar constructies – voor bijvoorbeeld kerken, tempels, synagogen, cultuurplaatsen,... – en ook andere beeldende kunstenaars proberen het te vangen, ook met camera’s. Het licht – en de lichtinval – op foto’s vind ik heel belangrijk. Licht maakt het mogelijk om wat op de foto’s zelf staat klaar te zien, én het verwijst tegelijkertijd naar een wereld, naar een verhaal achter de foto. ‘Licht is een brug en een voorwaarde. Een brug tussen de ene mens en de andere, tussen deze werkelijkheid en de mogelijke. Een voorwaarde om de wereld te zien zoals hij is, en om verder te kijken dan de grenzen van de ervaring’2. De kracht van fotografie schuilt voor mij ook in stilstaan. Foto’s leren mij weer oog te hebben voor het waardevolle
B. Bates & J. Cleese, Op het eerste gezicht, Haarlem – Antwerpen, Schuyt & Co – Standaard Uitgeverij, 2001, p. 211 O. D’hoe, Zijn verhaal gaat verder, Antwerpen, Halewijn, 2007, p. 7.
Staf Peeters [ Geraakt! ] 53
van het moment. Zonder onderbreking gaat het leven zijn gewone gang, maar Jean-Baptist Metz kende al de kortste definitie van religie als Unterbrechung3. Foto’s kunnen mij doen stilstaan, onderbreken mijn denken, doen en laten. Echt kijken is maar mogelijk als de wereld even wordt stilgezet, maar ook als de kijk(st)er even stilstaat. De kracht van fotografie ligt in de onderbreking. Ten eerste omdat het de kijk(st)er onderbreekt of doet stilstaan, maar ook omdat de foto zelf een onderbreking is. De foto is als beeld van een genadevol moment in het tijdsverloop – de foto ‘vangt’ dat moment in een klik en een ogenblik. Daarom is fotografie voor mij een uitnodiging om echt stil te staan. Door stil te staan kunnen foto’s ook orde aanbrengen in de chaos of veelheid – zoals bijvoorbeeld de ‘special beelden’ van Knack bij het jaareinde probeert orde te brengen in de veelheid aan nieuwsfeiten van het voorbije jaar. Beelden zeggen soms meer dan woorden. De kracht van fotografie ligt in de getuigenis die het beeld oproept. Getuigen is meer dan informatie geven of rapporteren over een gebeurtenis of ervaring. Het is aan de gebeurtenis of ervaring ook betekenis en zin meegeven. De potentie van een foto kan enorm zijn – als een icoon. Niet op zich zelf heeft een foto het laatste woord, wel het beeld dat een foto oproept bij de kijk(st)er, het beeld van wat achter de horizon van en in de foto daagt. Een foto kan als een venster naar het verleden, als een spiegel van het heden, of als een icoon van de toekomst zijn4. Deze drie dimensies verwijzen naar drie werelden: de wereld achter de foto die te maken heeft met de geschiedenis – zo kan een foto een herinnering levendig houden en bewaren; de wereld van de foto die te maken heeft met de actuele realiteit – de foto legt de wereld zoals die hier en nu is vast
3. 4.
in een momentopname; en de wereld voor de foto die te maken heeft met geloof in een betere toekomst – de foto projecteert een ideale wereld, of roept op tot een betere toekomst, of straalt hoop uit... Via fotografie kan ik God op het spoor komen. Foto’s kunnen kleine getuigenissen zijn voor het verhaal van gewone mensen, op zo’n manier dat in en door de foto ook het andere verhaal oplicht, het verhaal van Jezus van Nazareth. Achter elk beeld, in kleur of zwart-wit, staat een unieke mens met haar of zijn unieke verhaal. Een foto kan de eigen blik verleggen en richten naar de andere (of Andere) die de kijk(st)er niet kan zien, maar die andere (Andere) is er wel degelijk. Foto’s kunnen de gedachte – en de hoop – in mij wakker maken dat er een God is die – hoewel onzichtbaar en nooit zelf vastgelegd in beeld – toch aanwezig is. Een God die hoop geeft en uitzicht biedt. Foto’s kunnen het schone in de mens laten oplichten. Een foto van een overledene is voor mij meer dan het beeld op zich. Zulk een portret is met zorg uitgekozen en bedoeld om de overledene met respect en zo helder mogelijk in beeld te brengen. Ik ga meer zien in de foto: in het beeld kan ik iets peilen van de diepte van de ziel. En die diepte vind ik ook – en misschien vooral – in gewone mensen en eenvoudige dingen. Voor mij hebben foto’s de kracht van edelweiss. Een zeldzame bloem op grote hoogte: alleen zichtbaar voor mensen die zich inspannen en de moeite nemen om te kijken.
Over de auteur Staf Peeters werkt als ziekenhuispastor in UZ Leuven. E-mail:
[email protected]
Metz in P. De Mey, Onuitgegeven cursusnota’s bij de cursus Dogmatiek: schepping, heilsgeschiedenis en kerk, Leuven, KULeuven, 2007-2008, p. 128. We halen hier inspiratie bij R. Bieringer, Approaches to the Biblical Text, (onuitgegeven artikel in de cursus Inhoud en theologieën van het Nieuwe Testament, Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen, KULeuven), Leuven, 2005.
54
PASTORALE PERSPECTIEVEN 155 - 2012/2
UITSMIJTER Verslaafd aan mensen!
Door Hilde Van der motte
Lieve lezers, we kennen elkaar nu toch al even, niet waar? Daarom wil ik wel een geheimpje met u delen. Nee, nee, ik ga u niet verklappen welk boek er op mijn nachtkastje ligt, dat vind ik een beetje cliché. U mag wel even met mij meelopen en kijken, nee horen, welke favoriete cd ik momenteel in … mijn strijkkamer beluister. Aha, geef nu toe: dit had u niet verwacht! Maar het is geen grapje: strijken (ja, ja, ik heb het wel degelijk over die saaie huishoudelijke klus) op de klanken van klassieke muziek, ik ben er gewoon aan verhangen, ik kan niet meer zonder. Momenteel mogen de “Chants Juifs” mij bekoren: cello en piano, pure passie. Reeds bij de eerste noten geraak ik in vervoering: de muziek zingt dat het leven mysterie is, pijn of schoonheid; die keuze laten de componist en de celliste open in hun arrangement en uitvoering. Deze vrijheid van interpretatie die mij als luisteraar te beurt valt, bepaalt voor mij mee de schoonheid van deze cd. Maar vooral de heerlijke klank van de cello brengt me meteen in vervoering en houdt me even roerloos gekluisterd aan mijn strijkplank. God, ik kan met gretigheid verdrinken in de zuivere klanken van een cello. Sommige mensen kijken – vooral in orkestbezettingen – gewoon naast dit instrument. Maar de meer van emotie doordrongen muziekliefhebber zegt wel eens dat de cello de ziel van
het orkest is. Bingo! Eureka! Hier kan ik mij in vinden; van deze overtuiging ga ik uit de muzikale bocht! Weet u dat een paar honderd jaar geleden de cello werd gebruikt om de bassen tijdens de koorzang in de kerken te versterken? Ja, ja, zo mooi en verheven zingt de warme stem van dit instrument. De dichter Rutger Kopland schreef er een heerlijk stukje poëzie over. Sorry, maar ik voel een niet te onderdrukken drang om dit even met u te delen. Waaraan het geluid van een cello doet denken de cellist Widlund vertelde me dat er in dit instrument iets huist – een stem een al heel oude stem waarnaar je zoekt als je speelt en die je herkent als je haar vindt misschien is het dat waarom ik moet denken aan de oudste geluiden die ik ken, zoals neuriën, zingen, kreunen, huilen en ook aan de kleuren van een woud in de herfst alsof je het heimwee hoort van de cello naar zijn plek van herkomst (De stem van een cello - Rutger Kopland, uit ‘Wat water achterliet’)
Hilde Van der motte [ UITsmijter ] 55
Zucht. Was u ook even weg met mij, verzonken in deze roes? … U schat het niet verkeerd in, als u nu denkt dat het toch een klein beetje moeite en wilskracht kost om het eerste kledingstuk uit de linnenmand te graaien en stomend en plichtsbewust aan de slag te gaan (Grinnik!). Maar wees gerust, uiteindelijk valt alles in de plooi, mijn wasgoed bovenal. Het is misschien een beetje verslavend, die gewoonte van mij, doch niet problematisch. Mijn gezin loopt er rimpelloos bij! Een beetje verslavend, doch niet problematisch… Misschien is dat wel een symbolische, ook wat creatieve manier, om te omschrijven hoe wij met ons pastoraat bezig zijn? Zijn we niet een beetje ‘verslaafd’ aan de gevoeligheid voor het leed van anderen? Wie van ons weet zich niet gevoed door de levenskracht die uitgaat van de solidariteit met de gekwetste en de machteloze? Hebben we niet het gevoel dat we niet anders kunnen dan leven, werken, er zijn voor de anderen die (even) niet zonder een ander (Ander) kunnen? Stappen we daarmee niet in het spoor van Jezus, die ook die drang had naar steeds meer van het ‘goede’? Zelfs tegenslag of tegenwerking kon Hem niet stoppen, in tegendeel, het zette Hem juist aan méér te durven, verder te gaan, nóg meer te geloven in de weg die Hij was ingeslagen. Zijn ja aan God en mens, is ook onze ja. We zijn gebeten door dezelfde JA! Menselijke (naasten)liefde kan – gelukkig – verslavend zijn: een heerlijk, atypische verslaving! Verrijkend voor de
verslaafde en de hulpverlener, hoeven we bovendien geen afkickverschijnselen te vrezen. Er hoeft zelfs niet afgekickt te worden: mensen laten elkaar best niet los, mensen blijven elkaar best een hand aanreiken, mensen blijven best de deur naar barmhartigheid openzetten. Ik stond daarstraks in de lift met drie verpleegkundigen in opleiding, jonge meisjes. Uit flarden van hun gesprek ving ik op dat ze diep verontwaardigd waren omdat een collega stagiaire of een verpleegkundige een patiënt bruusk en onbeleefd had aangesproken of behandeld toen die op de toiletstoel zat. Het meisje dat aan het woord was, kreeg zowaar rode wangetjes van opwinding. “Dat doe je niet…” “Zou je willen dat ze dit met jou doen…” “Geen respect…” “Daag”… roepen ze nog naar mij, en de liftdeuren schuiven dicht. Ik blijf alleen achter. Stilte. Ik bedenk weer maar eens wat we allang weten: het is niet de infrastructuur die van een ziekenhuis een thuis voor onze zieken maakt; het zijn wij, mensen, die daar voor zorgen. Er zijn twee wegen om te gaan: die van zorg, aandacht, respect of die van nonchalance en eigenbelang. De laatste loert altijd wel ergens, een beetje, om de hoek, voor ieder van ons. Fijn dan toch om deze jonge mensen verontwaardigd te zien, wanneer een zieke medemens mensonwaardig wordt behandeld. Tegen alle regels van de logica in, juich ik toe dat ze misschien ook wel verslaafd zijn, verslaafd aan mensen! Toegegeven: dit soort verslaving maakt de wereld alleen maar beter en de mensen zonnig zalig mild.
Colofon
Enkele richtlijnen voor artikels:
Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores richt zich tot pastores die werkzaam zijn in zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bedoeling is ervaringen, vragen en inzichten over het pastorale handelen uit te wisselen, om de reflectie over pastorale zorg te stimuleren en te voeden, en op die manier een bijdrage te leveren aan de competentie en de professionaliteit van pastores.
• • • • • • • •
Abonnementen Abonnementen worden per jaargang aangeboden. Bij een nieuw abonnement ontvangt u de reeds verschenen nummers van de lopende jaargang. Abonnementen worden automatisch verlengd bij het begin van de nieuwe jaargang, tenzij opgezegd wordt voor 31 december van de lopende jaargang.
Kostprijs Een abonnement kost 35 euro. Een los nummer kost 10 euro. De verzending is telkens inbegrepen. Abonneren en bestellen kan via de website van Caritas Vlaanderen (www.caritas.be).
Redactie Regine De Bruycker (administratie), Koen De Fruyt, Annemie Dillen, Roeland Polspoel, Dominiek Lootens (eindredactie), Lien Mahieu, Marina Riemslagh, Pieter Vandecasteele (eindredactie), Claude Vandevoorde, Dominic Verhoeven (verantwoordelijke uitgever), Filip Zutterman.
Redactieadres: Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores p/a Caritas Vlaanderen Liefdadigheidstraat 39, 1210 Brussel 02 / 608 00 72
[email protected] Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
digitaal bezorgen aan de redactie, in een word- document, zonder opmaak minimum 1000 woorden, maximum 4000 duidelijke en evenwichtige structuur, met onder verdeling in titels en subtitels enkel noodzakelijke voetnoten opnemen achteraan in het artikel referenties naar de be- langrijkste literatuur opnemen naast het artikel zelf ook een korte samenvatting (ca. 100 woorden) een beknopte ‘situering’ van de auteur(s) toevoe- gen (naam, functie, achtergrond,…) een digitale foto van de auteur(s)
De redactie selecteert thema’s en bijdragen op basis van diversiteit (alle sectoren moeten per jaargang aan bod komen) en relevantie (het thema moet inhoudelijk focussen op een aspect van pastorale zorg, een begrip dat breed wordt ingevuld). De redactie behoudt het recht om bijdragen te weigeren op basis van inhoudelijke criteria (die gevonden kunnen worden op de website van Caritas Vlaanderen). Dit zal gebeuren in onderlinge communicatie met de auteur(s). Bijdragen kunnen enkel in andere publicaties overgenomen worden mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de redactie.
Toekomstige thema’s: • De ‘mindfulle’ pastor • Spiritualiteit en depressie
P706268 Afgiftekantoor: Brussel 4
pastorale perspectieven Juni 2012 nr 155
Inhoudstafel 3 Ten geleide
DRIEMAANDELIJKS VAKTIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR PASTORES
Pieter Vandecasteele en Dominiek Lootens
5 EEN ALCOHOLVERSLAAFDE IN JE VRIJWILLIGERSPLOEG Getuigenis van een pastor 8 VERHALEN VAN ZORG EN ZELFZORG… Verslavingsproblematiek binnenkerkelijk belicht Tine Van Belle
14 Open veld
Pastoraal ervaringsbericht vanuit een gespreksgroep met verslaafde mensen Kris Luysterborg
17 Pastorale zorg EN ALCOHOLVERSLAVING Een pastoraaltheologische reflectie Dr. Jos W.M. Roemer
22 Gebed van de pastor 23 OP HOOP VAN ZALVING Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van lekenpastores omtrent rituelen bij ziekte en sterven Dagmar Frenssen
Bernadette Verbruggen Jana Binon
47 ZORG VOOR DE ZORGENDEN. EEN PASTORALE COMPETENTIE?
perspectieven
42 Over de grenzen
pastorale
32 Uitgelezen
Uitdaging en taboe ALCOHOLVERSLAVING EN PASTORALE ZORG
50 Aankondigingen Staf Peeters
nr 155
51 Geraakt! 53 Uitsmijter Pastorale Perspectieven. Driemaandelijks vaktijdschrift voor en door pastores is een uitgave van Caritas Catholica Vlaanderen vzw.
Juni 2012
Hilde Van der motte
OPEN VELD. Pastoraal ervaringsbericht
OVER DE GRENZEN. Spirituele zorg in Schotland
ZORG VOOR DE ZORGENDEN. Een pastorale competentie!