A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. MILIEU
Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84 +31 (0)24 323 61 46
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
CO2-studie ZOAB Rasenberg
Verkorte documenttitel
CO2-studie ZOAB Rasenberg
Status
Definitief trapport
Datum
24 mei 2011
Projectnaam
CO2-studie ZOAB Rasenberg
Projectnummer
9W3597.01
Opdrachtgever
Rasenberg Holding B.V.
Referentie
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
9W3597.01/R005/902589/Nijm
Ing. C.H. Geerts Drs. T.J. Beffers MSc. 24-05-2011
………
…..
………
………….
Ing. C.H. Geerts 24-05-2011
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
SAMENVATTING In het kader van de CO2-Prestatieladder lopen diverse acties binnen Rasenberg. Één van de eisen voor niveau 4 van de ladder is het uitvoeren van twee CO2-uitstoot genererende (ketens van) activiteiten. In dit kader heeft Rasenberg besloten om een studie uit te voeren naar de CO2-uitstoot als gevolg van het toepassen van dakgranulaathoudend ZOAB ten opzichte van conventioneel ZOAB. In dakgranulaathoudend ZOAB kan 50% primair bitumen en de volledige zand- en vulstoffractie vervangen worden. De bitumenfractie kan vervangen worden, omdat het mogelijk is gebleken om oud bitumen terug te brengen naar het oorspronkelijke prestatieniveau. Er is nog maar 50% primair bitumen en een geringe hoeveelheid natuurlijk hars nodig voor de productie van ZOAB. Jaarlijks wordt 150.000 ton ZOAB geproduceerd. Rasenberg is voornemens om in 2011 volledig over te gaan op de productie van dakgranulaathoudend ZOAB. Deze studie gaat over het voornemen om de volledige productie (150.000 ton) conventioneel ZOAB te vervangen door 150.000 ton dakgranulaathoudend ZOAB. In de waardeketen van zowel conventioneel ZOAB als dakgranulaathoudend ZOAB worden de volgende fasen onderscheiden: grondstoffase, productiefase, distributiefase en gebruiksfase. Bij dakgranulaathoudend ZOAB is tevens sprake van een recyclingfase. Voor het identificeren van partners en kwantificeren van de CO2 -emissies wordt alleen de grondstoffase relevant geacht. Rasenberg werkt in deze fase samen met verschillende partners waaronder R.O.S., Ventraco Chemie, R.O.B. en Biturec. De totale CO2-emissie in de conventionele situatie bedraagt 34.422 ton en voor dakgranulaathoudend ZOAB 9.845 ton. Er wordt dus 24.578 ton CO2 bespaard, hetgeen neer komt op 71% reductie. Tijdens de studie zijn verschillende afbakeningen en aannames gedaan. De volgende onderdelen verdienen meer aandacht bij vervolgstappen: • Deklaag: deze laag van steenslag is het meest aan slijtage onderhevig. • Meerdere levenscycli: welke onderdelen van het asfalt en dakgranulaathoudend ZOAB hebben welke levensduur en zijn uiteindelijk weer te hergebruiken? • Transport: speelt ook een rol in de grondstoffase en recyclingfase en is nu alleen impliciet meegenomen in de GER-waarden. • Energieverbruik tijdens het productieproces van dakgranulaathoudend ZOAB. • Opbouw van de GER-waarden in de recyclingfase (in het Intron-rapport “afdankfase” genoemd). • Precieze verbruik van primaire en secundaire brandstoffen in de verschillende fasen. Tot slot is niet alleen CO2-emissiereductie te verkrijgen door energiebesparing, maar ook door inzet van duurzame energie en materialen. De inzet van plantaardige hars in dakgranulaathoudend ZOAB is een eerste stap. Er valt ook nog te denken aan biodiesel, groen gas, elektriciteit uit wind en zon en andere materialen die niet afkomstig zijn van fossiele grondstoffen.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
-i-
9W3597.01/R005/902589/Nijm 24 mei 2011
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
1 1 1 1 2 2
Achtergrond Motivatie Doel Inhoud Afbakening
2
DE CO2-PRESTATIELADDER 2.1 Basis van ProRail 2.2 Niveaus en invalshoeken 2.3 Maatschappelijk belang en borging
3 3 4 4
3
EMISSIE-INVENTARISATIE VAN DAKGRANULAATHOUDEND ZOAB 3.1 Beschrijven van de waardeketen 3.2 Bepalen welke categorieën het meest relevant zijn 3.3 Identificeren van partners langs de waardeketen 3.4 Kwantificeren van de scope 3 emissies
5 5 11 12 13
4
DISCUSSIE
18
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
20
6
BRONNEN
21
Bijlage(n): 1. Certificatieschema (algemeen)
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
- ii -
9W3597.01/R005/902589/Nijm 24 mei 2011
1
INLEIDING
1.1
Achtergrond Prorail beloont sinds 1 december 2009 bedrijven die klimaatbewust produceren. Dit wordt ingevuld door de CO2-prestatieladder. Hoe hoger de aanbestedende partij zich op de ladder bevindt, hoe meer kans op gunning. De CO2-prestatieladder heeft zes niveaus, opklimmend van 0 naar 5 (Zie bijlage 1). Rasenberg heeft inmiddels een certificering voor niveau 3, maar heeft de ambitie naar een hoger niveau te gaan. Eis 4.A.1 van Prorail (conform Handboek 1.2, 25 december 2010) luidt als volgt: “Het bedrijf kan uit scope 3 tenminste 2 analyses van GHG-genererende (ketens van) activiteiten voorleggen conform de eisen daaraan gesteld”. Deze studie naar de CO2-uitstoot als gevolg van de toepassing van gerecycled bitumen afkomstig uit dakgranulaat in ZOAB ten opzichte van “gewoon” asfalt vormt één van de analyses. De andere analyse gaat over toepassing van Multi Life-cycle Total Recycling Asphalt Concrete (ML-TRAC) ten opzichte van “gewoon” asfalt. De studie naar MLTRAC is in een separaat rapport beschreven.
1.2
Motivatie Rasenberg kan het initiatief van ProRail waarderen en ziet dit als een kans om haar onderscheidend vermogen tot uiting te brengen. Rasenberg heeft duurzaamheid en innovatie hoog in het vaandel staan. Met de productiemethode waarbij dakgranulaat gebruikt wordt om ZOAB te produceren is het mogelijk dat het bitumen in ZOAB voor 50% uit gerecyclede grondstoffen kan bestaan. Omdat het mogelijk is gebleken het bestaande bitumen in dakgranulaat terug te brengen naar het originele prestatieniveau, kan al het dakgranulaat opnieuw gebruikt worden. Dit resulteert in een besparing van 50% primair bitumen. Door toepassen van deze methode wordt tevens de primaire vulstof- en zandfractie vervangen. Dit idee is zo’n vijf jaar geleden ontstaan, omdat de roep naar duurzame producten sterker werd, er enorme prijsschommelingen waren en zijn in olie- en oliegerelateerde producten (bitumen) en omdat de concurrentiepositie van de “kleinere ondernemer” vraagt om slimme oplossingen. Deze studie dient niet alleen om aan de eisen van ProRail te voldoen, maar ook om de CO2-winst te bepalen die behaald kan worden door gebruik te maken van dakgranulaat.
1.3
Doel De CO2-prestatieladder is gebaseerd op het internationaal erkende Green House Gas Protocol (GHG-protocol). Binnen dit protocol worden drie scopes onderscheiden: • Scope 1: directe emissiebronnen binnen de eigen organisatie. • Scope 2: indirecte emissiebronnen gericht op het verbruik van ingekochte elektriciteit. • Scope 3: overige indirecte emissiebronnen veroorzaakt door activiteiten van de eigen organisatie, maar ook emissies van leveranciers.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -1-
24 mei 2011
Dit rapport heeft als doel een emissie-inventarisatie van Scope 3 te doen, met daaraan gekoppeld specifieke CO2-reductiemogelijkheden. Wanneer dit de compleetheid van de analyse bevordert, wordt ook scope 1 en 2 meegenomen. Dit wordt op een transparante wijze gerapporteerd.
1.4
Inhoud Om de emissie-inventarisatie op te kunnen stellen wordt eerst uitgelegd hoe de CO2-prestatieladder werkt (hoofdstuk twee). Hoofdstuk drie bevat de emissieinventarisatie. In de discussie (hoofdstuk vier) komen de beperkingen van dit onderzoek aan de orde. Hoofdstuk vijf geeft de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek weer. In de bijlagen kan detailinformatie geraadpleegd worden.
1.5
Afbakening Onderstaande afbakening maakt duidelijk welke onderdelen wel en niet worden meegenomen in deze studie. Studie conform eisen CO2-prestatieladder Dit rapport volgt de eisen en structuur van de CO2-prestatieladder, zoals deze op pagina 56 en 57 van het handboek zijn beschreven. Andere broeikasgassen niet van toepassing In deze studie is alleen CO2 relevant. Andere broeikasgassen als CH4 (methaan), N2O (lachgas), HFK’s, HCFK’s en SF6 zijn in de ZOAB-keten niet gevonden. Focus op de keten De focus ligt op de meest relevante scope 3 categorieën in de waardeketen. Hierbij worden partners geïdentificeerd en de CO2-emissie gekwantificeerd. Er vindt in de hele keten, zover mogelijk, een vergelijking plaats tussen dakgranulaathoudend ZOAB en conventioneel ZOAB. Verschillende aannames zullen worden onderbouwd.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -2-
24 mei 2011
2
DE CO2-PRESTATIELADDER
2.1
Basis van ProRail In het kader van de CO2-Prestatieladder lopen diverse acties binnen Rasenberg. Eén van die acties is het inventariseren van scope 3 emissies en daaraan gekoppeld de specifieke CO2-reductiedoelstellingen. Binnen scope 3 vallen de CO2-emissies die vrijkomen door de toepassing van dakgranulaathoudend ZOAB. De totale CO2-footprint die uit deze studie volgt kan dan ook niet worden meegenomen in berekeningen van de footprint van Rasenberg zelf, omdat de laatstgenoemde het totaal van scope 1 en 2 is. De CO2-prestatieladder van ProRail kent een eigen scopediagram (figuur 2.1). Dakgranulaathoudend ZOAB valt onder “other consumables”.
Figuur 2.1:
Scopediagram ProRail
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -3-
24 mei 2011
2.2
Niveaus en invalshoeken De CO2-prestatieladder kent zes niveaus, opklimmend van 0 tot 5. Per niveau krijgt een bedrijf aan de hand van een vaste set eisen een plaats op de prestatieladder. Deze eisen komen voort uit vier invalshoeken met elk een eigen weegfactor: Tabel 2.1:
Niveaus van de CO2-prestatieladdder
Niveau Omschrijving invalshoek A0 – 5 Inzicht (in eigen “carbon footprint”)
Weegfactor 40%
B0 – 5
CO2 -reductie (de vastgelegde ambitie)
30%
C0 – 5
Transparantie (de wijze waarop een bedrijf intern/extern communiceert)
20%
D0 – 5
Deelname aan initiatieven (de mate waarin een bedrijf met collega-bedrijven samenwerkt op het gebied van CO2 –reductie)
10%
Hoe beter de CO2 prestaties van een bedrijf zijn, hoe hoger de positie van het bedrijf op de prestatieladder is (zie bijlage 1). Uit de prestatieladder van ProRail is gebleken dat er binnen niveau 4 minstens twee analyses uitgevoerd moet worden van een scope 3 emissie. Om het ambitieuze niveau 5 te bereiken, zullen aanbevelingen op deze emissie-inventarisatie moeten volgen, inclusief een externe review. Deze review is uitgevoerd door het gerenommeerde kennisinstituut CE Delft. Royal Haskoning heeft de opmerkingen van deze review verwerkt in dit rapport. De verschillende invalshoeken grijpen op elkaar in. Zo is een significante reductie (invalshoek B) het best te realiseren door een intensieve samenwerking met toeleveranciers (invalshoek D). In dit rapport ligt de focus echter op inzicht en mogelijkheden tot reductie (invalshoek A en B).
2.3
Maatschappelijk belang en borging Aan de hand van jaarlijkse berekeningen over de CO2-uitstoot en voortschrijdend inzicht zal de inventarisatie worden bijgewerkt. Zo worden de doelstellingen van Rasenberg geborgd in de organisatie. Gedurende het opstellen van de emissie-inventarisaties wordt ook onderzocht waar de potentie bestaat voor het invoeren van reductiemaatregelen voor CO2-emissies. Deze kunnen dan worden geïmplementeerd. Dit zal er uiteindelijk toe leiden dat de scope 3 emissies van ProRail omlaag gaan. Zo wordt het maatschappelijk belang van CO2-emissiereductie gediend. Jaarlijks wordt 150.000 ton ZOAB geproduceerd. Rasenberg is voornemens om in 2011 volledig over te gaan op de productie van dakgranulaathoudend ZOAB. Deze studie gaat over het voornemen om de volledige productie (150.000 ton) conventioneel ZOAB te vervangen door 150.000 ton dakgranulaathoudend ZOAB.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -4-
24 mei 2011
3
EMISSIE-INVENTARISATIE VAN DAKGRANULAATHOUDEND ZOAB Dit hoofdstuk is opgebouwd uit de volgende vier onderdelen: 3.1. Beschrijving van de waardeketen; 3.2. Bepalen welke scope 3 categorieën het meest relevant zijn; 3.3. Identificeren van partners langs de waardeketen; 3.4. Kwantificeren van scope 3 emissies. Onderstaande paragrafen gaan hier gedetailleerd op in.
3.1
Beschrijven van de waardeketen De waardeketen van ZOAB in een conventionele situatie is verschillend aan die van dakgranulaathoudend ZOAB; deze ketens zullen daarom parallel aan elkaar beschreven worden. Bij de berekeningen wordt de vergelijking gemaakt tussen dakgranulaathoudend ZOAB en conventioneel ZOAB. Voordat de fasen in de waardeketen worden doorlopen, is het van belang om te weten hoe asfalt precies is opgebouwd. Asfalt bestaat uit drie lagen, waarbij je altijd steenslag nodig hebt als bovenste laag. Dakgranulaathoudend ZOAB wordt in de bovenste laag van het asfalt toegepast. Die bovenste laag heeft ook het meeste onderhoud nodig. Zie figuur 3.1. Figuur 3.1:
Vereenvoudigde weergave van de asfaltlagen
20 – 30 cm
4 cm
Deklaag: dakgranulaathoudend ZOAB 2e laag asfalt
1e laag asfalt
De 1e en 2e laag asfalt zijn niet relevant voor deze studie omdat (dakgranulaathoudend) ZOAB uitsluitend in de deklaag toegepast wordt.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -5-
24 mei 2011
Dakgranulaathoudend ZOAB en het principe van Cradle to Cradle (C2C) Met uitzondering van steenslag voldoen alle materialen die worden gebruikt in de productiecyclus van dakgranulaathoudend ZOAB aan het principe van C2C. De grootste stroom (15%) vormt carriras met zeeffractie 0/3 (zie A. Grondstoffase), wat een restzeeffractie van freesmateriaal afkomstig van oude wegen is. In het productieproces wordt ook dakgranulaat toegevoegd (5%), een afvalstof die vrijkomt bij onderhoud en renovatie van bitumenhoudende daken. Het hars (0,2%) een restproduct bij de productie van bindmiddelen voor verfsystemen wordt normaal ingezet als brandstof voor AVI’s (Afval Verbrandings Installaties), maar kent nu een hogere toepassingswaarde. Tot slot kan dakgranulaathoudend ZOAB toegepast worden over meerdere levenscycli van het asfalt (uitgezonderd in de deklaag), wat het met recht duurzaam maakt. De CO2-emissie van conventioneel ZOAB en dakgranulaathoudend ZOAB wordt bepaald door: A. Grondstoffase. B. Productiefase. C. Distributiefase. D. Gebruiksfase. E. Recyclingfase. A. Grondstoffase Steenslag vormt een belangrijk onderdeel van ZOAB. Steenslag is er in verschillende kwaliteitsklasse, variërend van klasse 1 tot klasse 3. De klasse indeling is gebaseerd op ruwheid en hardheid van het materiaal. Klasse 1 betreft het minst ruwe en minst harde materiaal en klasse 3 het ruwste en hardste. Conventioneel ZOAB bestaat uit minerale grondstoffen, vulstoffen en bindmiddelen (bitumen). De minerale grondstoffen, ook wel het minerale aggregaat, bestaan uit steen, zand en vulstof. De steenslag dient conform de producteis te voldoen aan kwaliteitsklasse 3. De grotere delen uit het minerale aggregaat vormen het minerale skelet wat het dragend vermogen van het asfaltmengsel is. Het minerale skelet is meestal opgebouwd uit steenslag en zand. Steenslag is gebroken gesteente (vaak grind), soms afkomstig van bakstenen (puin). Steenslag is qua massapercentage de belangrijkste grondstof. Steen en zand worden gewonnen uit respectievelijk steen- en zandgroeves. De poriën in het mineraal skelet kunnen worden opgevuld met vulstoffen en bindmiddelen. De bindmiddelen (bitumen) zorgen samen met de vulstoffen voor de samenhang van het mengsel. De vulling wordt verzorgd door bitumen en vulstof (bijvoorbeeld vliegas of kalksteenmeel), eventueel aangevuld met zand. Bitumen vormt circa 5,2 % van het totale massapercentage van een asfaltmengsel, maar is voor een groot deel bepalend voor de eigenschappen van het asfalt. Bitumen is afkomstig uit aardoliebronnen. In de huidige situatie is nog geen sprake van hergebruik bij de productie van ZOAB
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -6-
24 mei 2011
Dakgranulaathoudend ZOAB In tegenstelling tot conventioneel ZOAB bestaat de zand- en vulstoffractie van dakgranulaathoudend ZOAB 100% uit herbruikbaar freesmateriaal (carriras met zeeffractie 0/3) en dakgranulaat. Door inzet van dakgranulaat en natuurlijke hars kan 50% primair bitumen en 100% primair zand en vulstoffen vervangen worden. Dakgranulaat is een belangrijke bron van secundair bitumen. De GER-waarde van dit bitumen is verdisconteerd bij de primaire toepassing (dakbedekking) en hoeft daarom bij de productie van asfalt niet opnieuw meegenomen te worden. Het toepassen van secundair bitumen vormt de belangrijkste bron voor de CO2-winst. Primaire grondstoffen hoeven in mindere mate getransporteerd te worden. De natuurlijke hars wordt gewonnen uit het persen van schillen van noten. Deze plantaardige hars wordt nu al als drager in verfmiddelen toegepast. In de verfindustrie wordt, vergelijkbaar met de verwerking van “gewone” olie een destillatiekolom gebruikt om tot het gewenste product te komen. Het restproduct uit deze kolom wordt normaal gesproken verstookt. In plaats van verstoken wordt het restproduct nu toegepast in de waardeketen van dakgranulaathoudend ZOAB. Dit betekent een meer hoogwaardige toepassing van het restproduct. Aan de andere kant betekent dit ook een CO2-besparing doordat de restolie niet verstookt wordt. Dit “neveneffect” zit verdisconteerd in de GER-waarde van hars. Paragraaf 3.4 gaat daar dieper op in. De steenfractie in ZOAB kan niet vervangen worden door gerecycled materiaal (dit is een producteis). Het verkrijgen en het transport van deze grondstof wijkt hierdoor niet af van conventioneel ZOAB. Voor de eenvoud wordt in deze studie één levenscyclus van dakgranulaathoudend ZOAB aangehouden, waardoor de benodigde energie voor het verkrijgen en transporteren van hars ook een rol speelt (deze rol is overigens beperkt). B. Productiefase Conventioneel Om asfalt te produceren worden steenslag en grind gedroogd en verwarmd. Het drogen is van belang omdat bitumen, die later wordt toegevoegd, haar functie verliest in combinatie met water. De verschillende grondstoffen (met uitzondering van bitumen) worden dan in juiste proporties samengevoegd en intensief gemengd. De samenstelling wordt vervolgens verwarmd tot 180-200 graden. Tot slot wordt bitumen op hoge temperatuur toegevoegd. Dakgranulaathoudend ZOAB De basis van dakgranulaathoudend ZOAB is dat er veel meer bitumen, zand en vulstof (afkomstig uit carriras 0/3 en dakgranulaat) wordt hergebruikt dan in de conventionele situatie. In het productieproces treden bij verhoging van het recyclingpercentage echter twee problemen op: • Homogeniteit van aangeleverd carriras (procesbeheersing). • Veroudering van bitumen. Het verschil tussen primaire bouwstoffen en dakgranulaat en carriras is dat primaire bouwstoffen beheerst zijn geproduceerd qua eigenschappen. Dakgranulaat en carriras bevatten deze beheerste primaire materialen; dit zijn bitumen, zand en vulstoffen. CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -7-
24 mei 2011
De taak is vervolgens om deze stromen te bewerken tot primaire bouwstoffen. Dit is Rasenberg gelukt. De veroudering van het bindmiddel bitumen is een grote uitdaging gebleken. Bitumen veroudert door oxidatie en kristallisatie. Bij oxidatie verdwijnen vluchtige componenten, waardoor het bitumen verhardt. Bij kristallisatie worden zwaardere molecuulverbindingen gevormd door de polaire werking van de middelzware en zware fractie. Hierdoor verliest het bitumen haar flexibiliteit. Bitumen is chemisch opgebouwd uit topzware asfaltenen, zware harsen, lichte, verzadigde koolwaterstoffen en neutrale aromaten. De aromaten zorgen voor flexibel gedrag van het bitumen, terwijl asfaltenen bros gedrag veroorzaken. Harsen kunnen zowel bros als flexibel gedrag vertonen. Naarmate de tijd vordert, neemt door kristallisatie en oxidatie het percentage asfaltenen toe en het percentage aromaten af; het bitumen wordt steeds brosser. Zie ook tabel 3.1. Tabel 3.1:
Samenstelling nieuw en oud bitumen
Onderdeel
Betekenis
Flexibel /
Samenstelling
Samenstelling
Bros
nieuw
oud
Bros
15%
22%
56%
54%
27%
16%
2%
8%
gedrag Asfaltenen
Aan elkaar gekoppelde
topzwaar
benzeenringen, zelf weer gekoppeld aan aromaten
Harsen zwaar
Polaire aromatische verbindingen
Flexibel /
Aromaten neutraal
Benzeenringen
Flexibel
Bros Verzadigde koolwaterstoffen licht
Door middel van injectie en sterische hindering (het fenomeen dat er door het volume van bepaalde delen van een molecuul andere stukken van het molecuul zich niet vrij kunnen gedragen) van de harscomponenten waar Rasenberg de beschikking over heeft, is het mogelijk gebleken om het oude bitumen weer vergelijkbare eigenschappen te geven als het nieuwe bitumen. Om kristallen te verbreken en het hars te injecteren is het nodig het oude bitumen te verwarmen zodat het vloeibaar wordt. Figuur 3.2 geeft grafisch weer hoe dit proces van oud naar nieuw bitumen verloopt. Figuur 3.2:
Van kristallisatie (oud bitumen) naar sterische hindering (nieuw bitumen)
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -8-
24 mei 2011
Dakgranulaathoudend ZOAB is inmiddels getest en het goedkeuringstraject bij Rijkswaterstaat is succesvol doorlopen. Uit informatie van de heer Molenberg van Rasenberg (e-mail d.d. 7 maart 2011) blijkt dat de testen hebben laten zien dat dakgranulaathoudend ZOAB qua eigenschappen minstens vergelijkbaar en inzetbaar is als conventioneel ZOAB, de invloed van geïnjecteerd hars tot verbeterde resultaten leidt en dat de resultaten stuurbaar zijn door de hoeveelheid hars. C. Distributiefase Conventioneel Vanuit de asfaltcentrale wordt het asfalt met vrachtauto’s naar de werklocatie getransporteerd. Asfalt wordt warm vervoerd en warm aangebracht. Als de transportafstand te groot is, koelt het asfalt teveel af; de maximale transportafstand is circa 40 - 45 kilometer. Het aanbrengen van het asfalt gebeurt met een asfaltspreidmachine. De verwerkingstemperatuur ligt hierbij op 120-160 graden. Direct na het aanbrengen wordt de laag verdicht door walsen. Nadat het asfalt afgekoeld is kan de verharding in gebruik genomen worden. Dakgranulaathoudend ZOAB De distributiefase van dakgranulaathoudend ZOAB is vergelijkbaar met die van conventioneel ZOAB. D. Gebruiksfase Conventioneel Tijdens de gebruiksfase slijt het asfalt. Eventueel zijn er reparatiewerkzaamheden. De levensduur is afhankelijk van het type asfalt, de drukte op de weg en het weer. Verschillende typen asfalt hebben een levensduur van 7 tot 20 jaar. Dakgranulaathoudend ZOAB Naar verwachting heeft dakgranulaathoudend ZOAB een vergelijkbare levensduur als conventioneel ZOAB. E. Recyclingfase Conventioneel Asfalt kan opgebroken of gefreesd worden. Het vrijgekomen granulaat wordt hergebruikt als grondstof voor de productie van nieuw asfalt, hergebruikt voor een andere toepassing (bijvoorbeeld als funderingslaag) of afgevoerd door een eindverwerker. Afhankelijk van de korrelgrootte na frezen of breken bij de verwerker kan het materiaal in meer of mindere mate voor hergebruik aangewend worden. In nieuw conventioneel ZOAB kan geen granulaat hergebruikt worden. In een 1e en/of 2e laag (zie figuur 3.1) asfalt kan circa 35% granulaat voor hergebruik aangewend worden. Dakgranulaathoudend ZOAB Door toevoeging van het hars (0,2%) heeft dakgranulaathoudend ZOAB fundamenteel andere eigenschappen. Vanwege de eis dat de steenfractie in ZOAB dient te voldoen aan klasse 3 kan uitsluitend de zand-, vul- en bitumenfractie (deels) door middel van hergebruik vervangen worden. CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -9-
24 mei 2011
Om weer tot de gewenste kwaliteit ZOAB te komen, hoeft slechts 2,7 % primair bitumen en 0,2% hars te worden toegevoegd. Daarnaast kan 15% carriras met een zeeffractie 0/3 en 5% dakgranulaat aangewend worden. Na één levenscyclus is ook recycling mogelijk door het aanwenden van carriras 0/3 inclusief het eerder toegevoegde hars. In deze studie wordt alleen de CO2-winst van de eerste levenscyclus berekend. In figuur 3.3 en 3.4 staat de waardeketen van de conventionele situatie vergeleken met dakgranulaathoudend ZOAB weergegeven. Dit betreffen vereenvoudigde weergaven. Figuur 3.3:
Waardeketen conventionele situatie
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 10 -
24 mei 2011
Figuur 3.4:
3.2
Waardeketen dakgranulaathoudend ZOAB
Bepalen welke categorieën het meest relevant zijn In paragraaf 3.1 is de volgende indeling aangehouden: A. Grondstoffase. B. Productiefase. C. Distributiefase. D. Gebruiksfase. E. Recyclingfase. A. Grondstoffase Door de inzet van gerecycled dakgranulaat en carriras 0/3 vindt een energiebesparing plaats. Dit komt door een besparing op het materiaalgebruik en dus een besparing op primaire grondstoffen. Voornamelijk het transport van bitumen en transport van zand- en vulstoffen leveren grote besparingen op. Hier zal dakgranulaathoudend ZOAB de grootste winst behalen in termen van CO2-emissie ten opzichte van de conventionele situatie. B. Productiefase De productie van 1 kg primair ZOAB in de asfaltcentrale zal minder energie kosten dan de productie van 1 kg ZOAB met een bepaald % gerecycled dakgranulaat en carriras. In deze fase zal dakgranulaathoudend ZOAB dus zorgen voor meer CO2-uitstoot dan conventioneel ZOAB. Dit wordt veroorzaakt door het oplossen van de problemen die ontstaan bij het opvoeren van het recyclingpercentage (o.a. extra bewerking van freesmateriaal en hogere temperatuur tijdens het mengen).
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 11 -
24 mei 2011
C. Distributiefase Hoewel er geen verschil te verwachten is tussen dakgranulaathoudend ZOAB en de conventionele situatie, worden de berekeningen voor dit onderdeel toch uitgevoerd. In de relatieve vergelijking kunnen de resultaten tegen elkaar worden weggestreept, maar in de absolute vergelijking niet. De CO2-emissie van de distributiefase speelt een rol in de keten. Hoe meer CO2 wordt bespaard in de andere fasen, hoe relatief belangrijker deze fase wordt. D. Gebruiksfase De energiebesparing in de gebruiksfase kan veroorzaakt worden door verschil in rolweerstand en verschil in levensduur door de inzet van gerecycled asfalt. De invloed van de inzet van gerecycled dakgranulaat op deze parameters is echter verwaarloosbaar. Zoals eerder aangegeven heeft dakgranulaathoudend ZOAB eenzelfde vermoeiingslevensduur en andere gebruikseigenschappen als conventioneel ZOAB. Deze fase is niet relevant. E. Recyclingfase Het recyclen van 1 kg asfalt kost een bepaalde hoeveelheid energie. Hoe meer asfalt gerecycled wordt, hoe meer energie dit kost. Dit “verlies” bij dakgranulaathoudend ZOAB wordt goedgemaakt door de energiebesparing die gepaard gaat met de vermeden productie van primaire grondstoffen door de inzet van 1 kg dakgranulaathoudend ZOAB. Deze CO2-winst zal terug te zien zijn in grondstoffase. Vier categorieën zijn dus relevant voor het identificeren van partners en het kwantificeren van de CO2-emissies: A: Grondstoffase. B: Productiefase. C: Distributiefase. E: Recyclingfase.
3.3
Identificeren van partners langs de waardeketen In tabel 3.2 staat een overzicht van de partners die een rol spelen in de waardeketen. Fase D (gebruiksfase) is niet meer meegenomen Tabel 3.2:
Partners in de waardeketen en scopes
Scope
Fase
Conventionele situatie
Dakgranulaathoudend ZOAB
3
A Grondstoffase
R.O.S.
R.O.S. Hars: Ventraco-chemie in Amsterdam Dakgranulaat: Biturec Venray
1
B Productiefase
1
C Distributiefase
3
E recyclingfase
Rasenberg Infra, wegenbouw R.O.B.
R.O.B.
Evt: A&G Moerdijk
Recycling Overslag Schiedam (R.O.S.) is een zand- en grindhandel. Daarnaast verzorgt zij de op- en overslag van diverse materialen. R.O.S. slaat de diverse materialen gescheiden op. R.O.S. levert zand en grind aan Rasenberg Infra, werkmaatschappij wegenbouw.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 12 -
24 mei 2011
Ventraco Chemie is leverancier van grondstoffen voor wegenbouwers en gespecialiseerd in het kleuren van asfalt en het leveren van additieven voor recycling en verlaging van de verwerkingstemperatuur van asfalt. Biturec is leverancier van dakgranulaat. Dit granulaat wordt vervaardigd uit dakafval en kan onder andere toegepast worden in asfalt. De activiteiten van R.O.B. (Recycling & Overslag Breda) omvatten het innemen van ongebroken asfalt en het bewerken van deze materialen tot nieuwe funderingsmaterialen. R.O.B. heeft de mogelijkheid om zand en andere bouwstoffen over te slaan en af te zetten in de regio Breda. Ze is actief als tijdelijke opslagplaats. De werkzaamheden van A&G beslaan de velden van saneren, reinigen, afvalstoffen en bouwstoffen. Voor conventioneel ZOAB betrekt Rasenberg hier gereinigd zand. Hierdoor hoeft er geen primair zand ingezet te worden. Aan dakgranulaathoudend ZOAB hoeft geen zand toegevoegd te worden.
3.4
Kwantificeren van de scope 3 emissies Rasenberg is een bedrijf dat asfalt recyclet, in de conventionele situatie ongeveer 15%, met dakgranulaathoudend ZOAB 20%. Agentschap NL1 biedt formules en kentallen om de totale energiebesparing uit te rekenen in het kader van de MJA’s (Meer Jaren Afspraken Energie Efficiency). Een deel hiervan is bruikbaar voor het bepalen van de relevante CO2-emissies. Door het recyclen van asfalt vindt energiebesparing plaats op transport en productie van primaire grondstoffen (bitumen, zand en vulstof) en energietoename tijdens het productieproces van asfalt vanwege de procesbeheersing en het oplossen van het verouderingsprobleem van het bitumen Bureau Intron heeft in opdracht van SenterNovem verschillende GER-waarden berekend. GER staat voor Gross Energy Requirement, de benodigde primaire energie voor een bepaald proces of een onderdeel daarvan. De GER-waarden zullen worden toegepast conform de gedefinieerde relevante categorieën. A Grondstoffase De GER-waarde in de grondstoffase van conventioneel ZOAB en dakgranulaathoudend ZOAB wordt bepaald door de precieze materiaalsamenstelling, de energie-inhoud van de grondstof en de energie die benodigd is voor de productie van de grondstoffen. Conventionele situatie In de conventionele situatie is sprake van 150.000 ton asfaltproductie per jaar bestaande uit primaire grondstoffen. Deze grondstoffen betreffen hoofdzakelijk steenslag (80,6%), zand (9,5%), vulstof (4,7%) en bitumen (5,2%), zie ook tabel 3.3. Bitumen heeft als enige grondstof ook een eigen energie-inhoud (39,5 MJ/kg). Dit houdt in dat bitumen, een aardolieproduct, in theorie een concurrerende toepassing heeft. Het kan namelijk verbrand worden en produceert dan een hoeveelheid energie en CO2. 1
Agentschap NL is op 1 januari 2010 ontstaan uit ondermeer SenterNovem. SenterNovem is jaren daarvoor
ontstaan uit Senter en Novem. In dit rapport worden de namen gebruikt van de instellingen die bestonden op het moment dat de betreffende kentallen zijn berekend.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 13 -
24 mei 2011
Als deze energie wordt “uitgespaard” door recycling, komt deze beschikbaar voor een andere toepassing en mag dan als CO2-winst geclaimd worden. Samen met de energie die benodigd is voor de productie van grondstoffen wordt zo de GER-waarde van de grondstoffen bepaald. Zie hiervoor tabel 3.4. De totale GER-waarde wordt bepaald door de relatieve materiaalsamenstelling, tabel 3.5. Ondanks dat bitumen slechts 5,2% van de massa beslaat, levert het een belangrijk aandeel in de GER-waarde, dankzij de hoge energie-inhoud. We nemen aan dat voor deze grondstoffase diesel de primaire brandstof is. Het transport en de productie van primaire grondstoffen kost 2,61 * 150.000 = 391.500 GJ aan diesel. Volgens SenterNovem (Cijfers en Tabellen, 2007) is de CO2-emissiefactor van gas- / dieselolie 74,3 kg / GJ. Bij de productie van primaire grondstoffen wordt daarom 29.088 ton CO2 geëmitteerd. Dakgranulaathoudend ZOAB Bij de productie van 150.000 ton dakgranulaathoudend ZOAB per jaar bestaat 22.500 ton uit gerecycled asfalt en 127.500 ton primaire grondstoffen (waaronder steenslag 91%, bitumen 3,2%, hars 0,2% en dakgranulaat 5,9%) (tabel 3.3). Gerecycled asfalt wordt in deze fase niet meegenomen. Voor de energie-inhoud van hars is geen bron gevonden. De aanname is dat deze energie-inhoud gelijk is aan die van bitumen (tabel 3.4). Het transport en de productie van primaire grondstoffen kost 0,38 * 127.500 = 48.450 GJ aan diesel. Bij de productie van primaire grondstoffen wordt daarom 3.600 ton CO2 geëmitteerd. Tabel 3.3:
Materiaalsamenstellingen, grondstoffase
Grondstof
ZOAB
Dakgranulaathoudend ZOAB
Steenslag
80,6%
91%
Zand
9,5%
Vulstof zwak
4,7%
Asfaltbitumen 40/60
5,2%
3,2%
Dakgranulaat
5,9%
Hars
0,2%
Totaal
Tabel 3.4:
100%
100%
Bepaling GER-waarden, grondstoffase Energie-inhoud
Grondstof
grondstof (MJ/kg)
Steenslag
Energie benodigd voor de productie
GER-waarde (MJ/kg)
van grondstoffen (MJ/kg)
grondstoffen
0,29
0,29
Zand
0,12
0,12
Vulstof zwak
0,93
0,93
5,12
44,62
0,29
0,29
5,12
44,62
Asfaltbitumen 40/60
39,50
dakgranulaat Hars
39,50
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 14 -
24 mei 2011
Tabel 3.5:
GER-waarden, grondstoffase
Grondstof
ZOAB
Dakgranulaathoudend ZOAB
Steenslag
0,23
0,26
Zand
0,01
Vulstof zwak
0,04
Asfaltbitumen 40/60
2,32
dakgranulaat
0,02
Hars Totaal
0,10 2,61
0,38
B Productiefase De GER-waarde van de productie van asfalt is afhankelijk van het type asfalt en het recyclingpercentage. In deze situatie is sprake van Zeer Open Asfalt Beton (ZOAB). In het rapport “Energiebesparing door recycling van asfalt” van Intron is in tabel 3.2 de GER-waarde voor de productie van primair ZOAB opgenomen (0,35 MJ/kg). In gevallen waarbij sprake is van inzet van gerecycled asfalt heeft Intron de volgende kentallen berekend C1: GER-waarde asfaltproductie bij 15% - 30% recycling = 0,40 MJ / kg C2: GER-waarde asfaltproductie bij > 45% recycling = 0,41 MJ / kg. In deze studie is in de conventionele situatie geen sprake van recycling en wordt daarom een GER-waarde van 0,35 MJ/kg gehanteerd. In dakgranulaathoudend ZOAB geldt een recyclingpercentage van 15%. Deze waarde valt binnen de range behorende bij C1 (15 – 30% recycling). Voor dakgranulaathoudend ZOAB wordt daarom uitgegaan van de GER-waarde behorende bij C1 (0,40 MJ/kg). Recycling is gedefinieerd als de inzet van 1 kg gerecycled asfalt in een asfaltmengsel met x % gerecycled asfalt. Conventionele situatie Er wordt 150.000 ton asfalt geproduceerd zonder recycling. De productie van 150.000 ton asfalt kost 0,35 * 150.000 = 52.500 GJ aan aardgas. Volgens SenterNovem is de CO2-emissiefactor van aardgas 56,8 kg / GJ. Bij de productie van asfalt wordt daarom 2.982 ton CO2 geëmitteerd. Dakgranulaathoudend ZOAB In totaal wordt 150.000 ton asfalt geproduceerd bij een recyclingpercentage van 15%. Hierbij hoort kental C1 (15 – 30% recycling) om tot de CO2 emissie te komen. De productie van 150.000 ton asfalt kost 0,40 * 150.000 = 60.000 GJ aan aardgas. Bij de productie wordt dus 3.408 ton CO2 geëmitteerd. C Distributiefase Conventioneel De transportafstand van de asfaltcentrale naar de werklocatie hangt natuurlijk af van het specifieke project, maar wordt ingeschat op 45 kilometer. Dit is in verband met temperatuurdaling tijdens transport de gangbare maximale transportafstand.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 15 -
24 mei 2011
Rasenberg maakt gebruik van vrachtauto’s op dieselmotoren die gemiddeld 25 ton asfalt per keer kunnen transporteren en een eigen gewicht hebben van 21 ton. Voor dit onderdeel wordt gebruik gemaakt van de conversiefactoren van het CO2-prestatieladder-handboek van ProRail. Een vrachtauto (container / non-bulk) met een gewicht van meer dan 20 ton stoot 130 gram CO2 / tonkm uit. Bij het vervoer van 150.000 ton asfalt moeten er dus 6000 ritten worden gemaakt (enkele reis). De 25 ton asfalt wordt hierbij eenmaal meegerekend, de 21 ton eigen gewicht tweemaal, vanwege de terugrit. Dit levert een totale CO2-emissie op van 2.352 ton. Tabel 3.6 geeft een overzicht. Tabel 3.6:
Berekening CO2-uitstoot in de distributiefase
Onderdeel
Grootte [eenheid]
Berekening
gemiddelde afstand Hoeveelheid materiaal Vervoer per keer Gewicht lege vrachtauto Aantal benodigde ritten (enkele reis) CO2-emissiefactor (bron: ProRail) Totale CO2-uitstoot (ton)
45 km 150.000 ton 25 ton 21 ton 6000 130 gram / tonkm 2.352 ton
A B C D E=B/C F G = ((E*(C+2*D)*A*F)/1.000.000)
Dakgranulaathoudend ZOAB De distributiefase van dakgranulaathoudend ZOAB is vergelijkbaar met de conventionele situatie. E Recyclingfase De GER-waarde voor het verkrijgen van gerecycled asfalt is berekend op 0,29 MJ per kg gerecycled asfalt. Conventionele situatie In de conventionele situatie is geen sprake van recycling. Dakgranulaathoudend ZOAB Voor het verkrijgen van gerecycled asfalt geldt dat er 0,29 * 22.500 = 6.525 GJ aan diesel benodigd is, wat neerkomt op 485 ton CO2-emissie. Eindsituatie De totale CO2-emissie in de keten van 150.000 ton asfalt is in de conventionele situatie 34.422 ton en voor dakgranulaathoudend ZOAB 9.845 ton. Er wordt dus 24.578 ton CO2 bespaard door dakgranulaathoudend ZOAB toe te passen; een reductie van 71%. In de conventionele situatie wordt de meeste CO2 uitgestoten in de grondstoffase (85%) en in mindere mate in de productiefase (9%) en de distributiefase (7%). Indien dakgranulaathoudend ZOAB wordt toegepast vindt er veel minder CO2 uitstoot plaats in de grondstoffase (37%) en relatief meer in de productiefase (35%), de distributiefase (24%) en de recyclingfase (5%). Zie ook tabel 3.7 voor een samenvatting van de berekening.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 16 -
24 mei 2011
Tabel 3.7:
Samenvatting CO2-berekeningen
Onderdeel Scope
Grondstoffase (diesel) 3
GER-waarde (MJ/kg) Hoeveelheid materiaal (ton) Energieproductie (GJ) CO2-emissiefactor (kg / GJ) CO2-emissie (ton) Onderdeel van het totaal Totale CO2-emissie (ton)
Productiefase (gas) 1 Conventioneel
Distributiefase (diesel) 1
Recyclingfase (diesel) 3
2,61
0,35
150.000
150.000
391.500
52.500
74,30 29.088
56,80 2.982
2.352
85% 34.422
9%
7%
Dakgranulaathoudend ZOAB GER-waarde (MJ/kg) Hoeveelheid materiaal (ton) Energieproductie (GJ) CO2-emissiefactor (kg / GJ) CO2-emissie (ton) Onderdeel van het totaal Totale CO2-emissie (ton)
0,38
0,40
0,29
127.500
150.000
22.500
48.450
60.000
6.525
74,30 3.600
56,80 3.408
2.352
74,30 485
37% 9.845
35%
24%
5%
708%
-13%
0%
-100%
25.489
-426
0
-485
Totaal Besparing CO2emissie (ton) Besparing CO2emissie (%)
24.578 71% Per fase
Besparing CO2emissie (%) Besparing CO2emissie (ton)
De totale besparing in CO2-emissie is voor scope 3 (grondstof- en recyclingfase) 25.004 ton. Binnen scope 1 (productie- en distributiefase) wordt 426 ton meer CO2 uitgestoten bij dakgranulaathoudend ZOAB dan in de conventionele situatie. Rasenberg Infra wegenbouw is in deze fasen de relevante partij, daarom valt dit onder het eigen brandstofverbruik.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 17 -
24 mei 2011
4
DISCUSSIE Deklaag Ondanks de hergebruiksmogelijkheden dient conform de producteisen altijd steenslag (klasse 3) als grondstof aangewend te worden. In deze studie is hergebruik van ZOAB in de 1e en 2e laag asfalt (bijvoorbeeld in ML-TRAC) niet meegenomen. Meerdere levenscycli Bij meerdere levenscycli zou dakgranulaathoudend ZOAB nog meer CO2-emissiereductie kunnen opleveren, omdat dan ook het hars dat zich in de carriras 0/3 bevindt kan worden hergebruikt. Aangezien dit de berekeningen een stuk complexer zou maken met slechts weinig verschil in uitkomst, is besloten om maar één levenscyclus te nemen. Carriras 0/3 Dit is een zeeffractie van freesmateriaal. De GER-waarde voor het verkrijgen van gerecycled asfalt is door Intron berekend op 0,29 MJ per kg gerecycled asfalt. Hier is vervolgens wel de impact van het te substitueren mengsel afgetrokken, de primaire grondstoffen. Echter, in de grondstoffase zijn deze grondstoffen ook al niet meegenomen (in de conventionele situatie wordt gerekend met 150.000 ton grondstof en bij dakgranulaathoudend ZOAB met 127.500 ton). Er is getracht te achterhalen welke getallen precies horen bij het aftrekken van de impact van het te substitueren mengsel. Dit is helaas niet helemaal duidelijk geworden. Productieproces dakgranulaathoudend ZOAB Om tot een hoger recyclingpercentage te komen, heeft Rasenberg twee problemen opgelost: • Homogeniteit van aangeleverd asfaltgranulaat (carriras 0/3) verzekerd door procesbeheersing. • Veroudering van bitumen tegengegaan door injectie van een bepaald type hars, waardoor sterische hindering optreedt. Het is nog niet precies duidelijk of en hoeveel extra energie dit proces kost. De kentallen van bureau Intron rekenen wel een iets hogere GER-waarde bij hogere recyclingpercentages, maar dit is een conservatieve inschatting. Het is al wel bekend dat, om kristallen te verbreken en het hars te injecteren, het nodig is om het oude bitumen te verwarmen zodat het vloeibaar wordt. Gevoeligheidsanalyse Uit het voorgaande blijkt dat in het productieproces en de recyclingfase GER-waarden zijn gebruikt die mogelijk hoger kunnen uitvallen wanneer meer gegevens bekend zijn. Om iets te kunnen zeggen over de impact op de totale CO2-uitstoot, is een korte gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Als de GER-waarde in het productieproces bij dakgranulaathoudend ZOAB met 50% stijgt (naar 0,62 MJ/kg) wordt de totale CO2-besparing 23.129 ton; dat betekent een besparing van 66% in plaats van de eerder berekende 71%. Als de GER-waarde in de recyclingfase met 50% wordt verhoogd (naar 0,435 MJ/kg), terwijl de GER-waarde in de productiefase weer op 0,41 MJ/kg staat, wordt de totale CO2-besparing 24.335 (blijft 71%).
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 18 -
24 mei 2011
Brandstoffen In deze studie is de aanname gemaakt dat in de grondstoffase en recyclingfase alleen diesel nodig is en in de productiefase alleen aardgas. Dit is een sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid. Elektriciteit en diesel ten behoeve van be- en verladen van asfalt zijn bijvoorbeeld niet meegenomen.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 19 -
24 mei 2011
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Wanneer 150.000 ton ZOAB wordt geproduceerd kan door toepassing van dakgranulaathoudend ZOAB 24.578 ton CO2 bespaard worden; een reductie van 71% ten opzichte van de conventionele situatie. Deze winst is terug te voeren op de grondstoffase. De GER-waarde van dakgranulaat ligt bijna 7 keer lager dan van conventionele grondstoffen. Dat heeft weer te maken met het uitsparen van de primaire grondstof bitumen, wat een zeer hoge energie-inhoud heeft. In de productie- en recyclingfase wordt juist meer CO2 uitgestoten dan in de conventionele situatie. Dit veroorzaakt ook een heel andere verdeling van de CO2-emissie over de verschillende fasen. In de conventionele situatie wordt 85% van de CO2-uitstoot veroorzaakt in de grondstoffase, terwijl in deze fase bij dakgranulaathoudend ZOAB 37% CO2-uitstoot veroorzaakt. Het is mogelijk dat in de productiefase en recyclingfase van dakgranulaathoudend ZOAB meer energie wordt verbruikt dan nu is aangenomen. Daarom is een korte gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Het effect van een 50% hogere GER-waarde in de productie- of recyclingfase op de totale CO2-uitstoot is echter beperkt. Bij deze toch fors hogere waarden kan nog steeds een reductie van 66% worden geclaimd. Verhoging van alleen de GER-waarde in de recyclingfase heeft zelfs bijna geen effect. Tijdens deze studie zijn verschillende aannames gemaakt en afbakeningen gedaan. Om een nog beter beeld te krijgen van de volledige ecologische footprint van de levenscyclus van asfalt, verdienen studies naar de volgende onderdelen meer aandacht: • Deklaag: deze laag van steenslag is het meest aan slijtage onderhevig. • Meerdere levenscycli: welke onderdelen van het asfalt en dakgranulaathoudend ZOAB hebben welke levensduur en zijn uiteindelijk weer te hergebruiken? • Transport: speelt ook een rol in de grondstoffase en recyclingfase en is nu alleen impliciet meegenomen in de GER-waarden. • Energieverbruik tijdens het productieproces van dakgranulaathoudend ZOAB. • Opbouw van de GER-waarden in de recyclingfase (in het Intron-rapport “afdankfase” genoemd). • Precieze verbruik van primaire en secundaire brandstoffen in de verschillende fasen. Tot slot is niet alleen CO2-emissiereductie te verkrijgen door energiebesparing, maar ook door inzet van duurzame energie en materialen. De inzet van plantaardige hars in dakgranulaathoudend ZOAB is een eerste stap. Er valt ook nog te denken aan biodiesel, groen gas, elektriciteit uit wind en zon en andere materialen die niet afkomstig zijn van fossiele grondstoffen.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 20 -
24 mei 2011
6
BRONNEN 1. Berk, M. van den (2004), SGS Intron. Berekening energiebesparing door recycling van asfalt. 2. Berk, M. van den (2004), SGS Intron. Bouwstenen voor de LCA van asfalt in Nederland. Eindrapport. 3. Huerne, H. ter, Blom, P., en Koelen, J. (2010). Strukton scope 3, CO2-Emissie voor asfalt, Strukton. 4. http://nl.wikipedia.org/wiki/Asfalt. 5. http://nl.wikipedia.org/wiki/Bitumen. 6. Prorail (25 december 2010). CO2-prestatieladder, Samen zorgen voor minder CO2. Handboek 1.2. 7. Rasenberg (17 februari 2011). ML-TRAC…Een toekomst van en zonder afval. Presentatie behorende bij het 0%-symposium. 8. SenterNovem (2007). Cijfers en tabellen. 9. SenterNovem (laatste wijzigingsdatum: 08-09-2008). Voorbeeldrekenblad: hergebruik asfalt berekening besparing [xls, 45,50 kb]. 10. Sevenster, M. (maart 2011), CE Delft. Review CO2-studie dakgranulaathoudend ZOAB, Rasenberg CONCEPT. 11. World Business Council for Sustainable Development & World Resources Institute (2004). The Greenhouse Gas Protocol, A Corporate Accounting and Reporting Standard, Revised Edition. =o=o=o=
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm - 21 -
24 mei 2011
A COMPANY OF
Bijlage 1 Certificatieschema (algemeen)
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm 24 mei 2011
De CO2-prestatieladder heeft zes niveaus, opklimmend van 0 naar 5. Hoe beter de CO2prestatie van een bedrijf, hoe hoger de positie op de ladder. Een hogere positie leidt tot een gunningvoordeel, een (fictieve) korting op de inschrijfprijs. Een bedrijf voldoet aan de eisen van een bepaald niveau indien (1) voldaan is aan de minimale eisen voor A, B, C en D van het desbetreffende niveau en aan de eisen van de onderliggende niveaus en (2) de som van de gewogen scores op dat niveau minstens 90% van de maximale score is. De exacte eisen zijn vervat in een certificatenschema en de daarop gebaseerde auditchecklijsten. ProRail is beheerder van dit schema.
CO2-studie ZOAB Rasenberg Definitief trapport
9W3597.01/R005/902589/Nijm -2-
24 mei 2011