Orphée et Euridice – C.W. von Gluck
Blz. 7 Orkest Ouverture
Orkest
Blz. 11 (no. 1) Koor van herders en nimfen in het gevolg van Orphée Ah! Dans ce bois tranquille et sombre, Euridice, si ton ombre nous entend . Sois sensible à nos alarmes, vois nos peines, vois les larmes que pour toi l’on répand. Ah! Prend pitié du malheureux Orphée. Il soupire, il gémit, il plaint sa destinée. L’amoureuse tourterelle, toujours tendre, toujours fidèle, ainsi soupire et meurt de douleur.
Koor Ach, in het stille en donkere bos, Euridice, als je schim ons hoort, wees gevoelig voor ons noodsein. Zie onze zorgen, zie onze tranen, ze worden alleen maar voor jou vergoten. Ach, heb medelijden met de ongelukkige Orphée. Hij zucht, hij steunt, hij betreurt zijn lot. De verliefde tortelduif, altijd teder, altijd trouw, zucht net zo en sterft van verdriet.
Blz. 15 (no. 2) Orphée Vos plaintes, vos regrets augmentent mon supplice! Aux manes sacrés d’Euridice rendez les suprêmes honneurs, et couvrez son tombeau de fleurs.
Orphée Uw klagen en uw treuren vergroten mijn marteling! Breng de hoogste eer aan de gewijde schim van Euridice en bedek haar graf met bloemen.
Blz. 15 (no. 3) Orkest + ballet Pantomime
Orkest + ballet
Blz. 16 (no. 4) Koor Ah! Dans ce bois lugubre et sombre, Euridice, si ton ombre nous entend . Sois sensible à nos alarmes, vois nos peines, vois les larmes que pour toi l’on répand.
Koor Ach, in het akelige en donkere bos, Euridice, als je schim ons hoort. Wees gevoelig voor ons noodsein, zie onze smarten, zie onze tranen, ze worden alleen maar voor jou vergoten.
Blz. 17 (no. 5) Orphée Éloignez-vous; ce lieu convient à ma douleur, et je veux sans témoins y répandre des pleurs.
Orphée Ga weg jullie; deze plek past bij mijn verdriet en ik wil er zonder getuigen tranen vergieten.
Blz. 18 (no. 6) Orkest
Orkest
Blz. 18 (no. 7) Orphée Objet de mon amour, je te demande au jour avant l’aurore; et quand le jour s’enfuit ma voix pendant la nuit t’appelle encore.
Orphée Voorwerp van mijn liefde, ik vraag overdag vóór de dageraad naar je; en als de dag heen vliedt, roept mijn stem je nog tijdens de nacht.
Blz. 19 (no. 8) Orphée Euridice, ombre chère, ah! dans quels lieux estu? Ton époux gémisssant, interdit, éperdu, te demande sans cesse, à la nature entière les vents, hélas! emportent sa prière.
Orphée Euridice, dierbare schim, ach, waar ben je? Je echtgenoot zucht, is verbijsterd, uitzinnig, vraagt onophoudelijk naar je, in de hele natuur draagt, helaas, de wind zijn bede.
Blz. 20 (no. 9) Orphée Accablé de regrets, je parcours des forêts la vaste enceinte. Touché de mon destin, écho répète en vain ma triste pleinte.
Orphée Overladen met droefenis loop ik door de bossen, de ingesloten ruimte. Getroffen door mijn lot herhaalt de echo tevergeefs mijn droeve klacht.
Blz. 21 (no. 10) Orphée Euridice! De ce doux nom tout retentit, ces bois, ces rochers, ce vallon. Sur les troncs dépouillés, sur l’écorce naissante on lit ce mot gravé par une main tremblante. Euridice n’est plus, et je respire encor. Dieux, rendez-lui la vie, ou donnez-moi la mort!
Orphée Euridice! Alles weergalmt deze zoete naam, deze bossen, deze rotsen, deze vallei. Op de ontbladerde boomstammen, op de schors die ontspruit, leest men dit woord dat gesneden is met een trillende hand. Euridice is niet meer, en ik adem nog. God, geef haar het leven terug, of geef mij de dood.
Blz. 22 (no. 11) Orphée Plein de trouble et d’effroi, que de maux loin de toi, mon coeur endure; témoins de mes malheurs, sensible à mes douleurs, l’onde murmure.
Orphée Veel moeilijkheden en verschrikkingen, slechts narigheden ver van jou, moet mijn hart verduren; getuigen van mijn ongeluk, gevoelig voor mijn smart mompelt het water (van de Styx = rivier van de onderwereld).
Blz. 23 (no. 12) Orphée Divinités de l’Achéron, ministres rèdoutés de l’empire des ombres, vous qui dans les demeures sombres faites exécuter les arrêts de Pluton, vous que n’attendrit point la beauté, la jeunesse, vous m’avez enlevé l’objet de ma tendresse, oh cruel souvenir! Eh quoi! Les grâces de son âge du sort le plus affreux n’ont pu la garantir? Implacables tyrans, je veux vous la ravir! Je saurai pénétrer jusqu’au sombre rivage, mes accents douloureux fléchiront vos rigueurs; je me sens assez de courage pour braver toutes vos fureurs.
Orphée Goden van de Charon (= veerman van de onderwereld), gevreesde dienaren van het rijk der schimmen, u die in de donkere woonplaatsen de vonnissen van Pluto laat uitvoeren, u die zich volstrekt niet door de schoonheid, de jeugd laat vermurwen, u hebt het voorwerp van mijn tederheid weggehaald, o wrede herinnering! Wat? Hebben de bekoorlijkheden van haar leeftijd haar niet kunnen behoeden voor het meest vreselijke noodlot? Onverbiddelijke tirannen, ik wil haar aan u ontrukken. Ik zou willen doordringen tot de donkere oever, mijn zoete tonen zullen uw strengheid vermurwen; ik voel dat ik genoeg moed heb om al uw woede te trotseren.
Blz. 25 (no. 12) L’Amour L’amour vient au secours de l’amant le plus tendre. Rassure-toi, les dieux sont touchés de ton sort. Dans les enfers tu peux te rendre; va trouver Euridice au séjour de la mort.
L’Amour Amor komt te hulp bij de tederste geliefde. Wees ervan verzekerd dat de goden getroffen zijn door je lot. Je kunt je In de onderwereld begeven; ga Euridice vinden in het verblijf van de dood.
Blz. 26 (no. 13) L’Amour Si les doux accords de ta lyre, si tes accents mélodieux appaisent la fureur des tyrans de ces lieux, tu la ramèneras du ténébreux empire.
L’Amour Als de zoete akkoorden van je lier, als je melodieuze tonen de woede van de tirannen van deze verblijven laten bedaren, mag je haar mee terug nemen uit het schaduwrijk.
Blz. 28 (no. 14) Orphée + L’Amour O: Dieux! Je la reverais! A: Oui, mais pour l’obtenir il faut te résoudre à remplir l’ordre que je vais te préscrire.
Orphée + L’Amour O: Goden, ik zal haar terugzien! A: Ja, maar om haar te verkrijgen moet je besluiten om de opdracht te vervullen die ik je zal voorschrijven. O: Ach, wie zou me kunnen tegenhouden? Mijn ziel is op alles voorbereid. A: Luister naar de wil der goden: vermijd om op deze aanbeden geliefde een nieuwsgierige blik te werpen, anders zul je voor eeuwig van haar worden gescheiden. Dat zijn de hoogste bevelen van Jupiter! Maak je hun weldaden waardig!
O: Ah! qui pourrait me retenir? A tout mon âme est préparée. A: Apprends la volonté des dieux: sur cette amante adorée garde-toi de porter un regard curieux, ou de toi pour jamais tu la vois séparée. Tels sont de Jupiter les suprêmes décrets. Rends-toi digne de ses bienfaits!
Blz. 29 (no. 15) L’Amour Soumis au silence, contrains ton désir, fais-toi violence, bientôt à ce prix tes tourments vont finir. Tu sais qu’un amant discret et fidèle, muet et tremblant auprès de sa belle, en est plus touchant.
L’Amour Onderwerp je aan de stilte, bedwing je verlangen, als je je geweld aandoet, zal weldra aan de prijs van deze folteringen een eind komen. Weet dat een bescheiden en trouwe geliefde, zwijgend en trillend dicht bij zijn schat, heel aandoenlijk is.
Blz. 31 (no. 16) Orphée Qu’entends-je? Qu’a-t-il dit? Euridice vivra! Mon Euridice! Un dieu clément, un dieu propice me la rendra! Mais quoi! Je ne pourrai, revenant à la vie, la presser sur mon sein? O mon amie, quelle faveur, et quel ordre inhumain! Je prévois ses soupçons, je prévois ma terreur, et la seule pensée d’une épreuve insensée d’effroi glace mon coeur. Oui, je pourrai, je le veux, je le jure! Amour, j’espère en toi dans les maux que j’endure. Douter de ton bienfait serait te faire injure. C’en est fait, dieux puissants, j’accepte votre loi.
Orphée Wat hoor ik? Wat heeft hij gezegd? Euridice zal leven! Mijn Euridice! Een god die genadig is, een god die gunstig gezind is, zal me haar teruggeven. Maar! Zal ik haar niet levend kunnen zien, niet aan mijn boezem kunnen drukken? O mijn lief, wat een gunst en wat een onmenselijk bevel. Ik voorzie argwaan, ik voorzie mijn angst en alleen al de gedachte aan een beproeving, onzinnig, doet mijn hart van schrik bevriezen. Ja, ik zal het kunnen! Ik wil het, ik zweer het. Amor, ik vertrouw op jou in het kwaad dat ik doorsta. Twijfelen aan jouw weldaad betekent jou onrecht doen. Inderdaad, machtige goden, ik aanvaard uw wet.
Blz. 33 (no. 17) Orphée Amour, viens rendre à mon âme ta plus ardente flamme; pour celle qui m’enflamme, je vais braver le trépas. L’enfer en vain nous sépare, les monstres du tartare ne m’épouvantent pas. Je sens croître ma flamme, je vais braver le trépas. L’amour vient rendre à mon âme sa plus ardente flamme; l’amour accroît ma flamme; je vais braver le trépas.
Orphée Amor, kom, geef je felst brandende vlam aan mijn ziel; voor wie mij in vuur en vlam zet, trotseer ik de dood. De onderwereld scheidt ons tevergeefs, de monsters van de onderwereld schrikken me niet af. Ik voel mijn vlam groter worden, ik ga de dood trotseren. De liefde zal in mijn ziel zijn felst brandende vlam doen oplaaien; de liefde maakt mijn vlam nog groter; ik ga de dood trotseren.
Blz. 40 (no. 18) Orkest + ballet Danse des furies
Orkest + ballet
Blz. 40 (no. 19) Koor van de spoken en de geesten van de onderwereld Quel est l’audacieux qui dans ces sombres lieux, ose porter ses pas et devant le trépas ne frémit pas?
Koor Wie is de stoutmoedige die in deze donkere oorden zijn schreden durft te zetten en voor de dood niet huivert?
Blz. 42 (no. 20) Orkest
Orkest
Blz. 42 (no. 21) Koor Que la peur, la terreur s’emparent de son coeur à l’affreux hurlement du Cerbère écumant et rugissant!
Blz. 45 (no. 22) Orphée + koor O: Laissez-vous toucher par mes pleurs, spectres, larves, ombres terribles; soyez sensibles à l’excès de mes malheurs! K: Non!
Koor De angst en de schrik maken zich meester van zijn hart bij het vreselijke gehuil van de schuimende en brullende Cerberus!
Orphée + Koor O: Laat u beroeren door mijn tranen, furiën, spoken, vreselijke schimmen; wees gevoelig voor mijn grote verdriet. K: Neen!
Blz. 49 (no. 23) Koor Qui t’amène en ces lieux, mortel présomptueux? C’est le séjour affreux des remords dévorants et des gémissements et des tourments.
Koor Wie voert je naar deze oorden, eigenwijze sterveling? Het is het vreselijke verblijf van de verterende wroeging en van gezucht en gemartel.
Blz. 51 (no. 24) Orphée Ah! la flamme qui me dévore, est cent fois plus cruelle encore; l’enfer n’a point de tourments pareils à ceux que je ressens.
Orphée Ach, de vlam die mij verteert is nog honderd keer wreder; de onderwereld heeft volstrekt de folteringen niet, die lijken op wat ik me herinner.
Blz. 52 (no. 25) Koor Par quels puissants accords, dans le séjour des morts, malgré nos vains efforts il calme la fureur de nos transports?
Koor Door welke krachtige akkoorden in dit verblijf van de doden, kalmeert hij ondanks onze vergeefse pogingen de woede van onze uitbarstingen?
Blz. 53 (no. 26) Orphée La tendresse qui me presse, calmera votre fureur, oui, mes larmes, mes alarmes, fléchiront votre rigueur.
Orphée De tederheid is zeer hevig en zal uw woede kalmeren, ja, mijn tranen, mijn noodkreten zullen uw strengheid vermurwen.
Blz. 54 (no. 27) Koor Quels chants doux et touchants, quels accords ravissants! De si tendres accents ont su nous désarmer et nous charmer. Qu’il descende aux enfers! Les chemins sont ouverts. Tout cède à la douceur de son art enchanteur, il est vainqueur.
Koor Welke zangen, lieflijk en roerend, welke akkoorden, bekoorlijk van zulke tedere tonen, hebben ons kunnen ontwapenen en ons kunnen bekoren? Dat hij afdaalt in de hel! De wegen zijn open. Alles wijkt voor de zoetheid van zijn kunst om te verleiden; hij is overwinnaar!
Blz. 57 (no. 28) Orkest
Orkest
Blz. 63 (no. 29) Orkest + ballet Ballet des ombres heureuses (1e deel)
Orkest + ballet
Blz. 64 (no. 30) Orkest
Orkest
Blz. 65 (no. 31) Orkest
Orkest
Blz. 66 (no. 32) Euridice + Koor van de gelukzalige geesten in het Elysium E+K: Cet asile aimable et tranquille par le bonheur est habité, c’est le riant séjour de la félicité. E: Nul objet ici n’enflamme l’âme, une douce ivresse laisse un calme heureux dans tous les sens; et la sombre tristesse cesse dans ces lieux innocents.
Euridice + Koor E+K: Dit verblijf, aardig en stil, wordt door het geluk bewoond, het is het vrolijke verblijf van de gelukzaligheid. E: Geen voorwerp hier doet de ziel niet ontvlammen, een zachte roes bedwelmt alle zinnen met een gelukzalige kalmte; en de duistere droefenis dooft in deze onschuldige oorden.
Blz. 71 (no. 33) Orphée Quel nouveau ciel pare ces lieux! Un jour plus doux s’offre à mes yeux. Quels sons harmonieux! J’entends retentir ce bocage du ramage des oiseaux, du murmure des ruisseaux et des soupirs de zéphire. On goûte en ce séjour un éternel repos. Mais le calme qu’on y respire ne saurait adoucir mesmaux. O toi, doux objet de ma flamme, toi seule y peux calmer le trouble de mon âme. Tes accents tendres et touchants, tes regards séduisants, ton doux sourire sont les seuls biens que je désire.
Orphée Wat een nieuwe hemel tooit deze oorden. Een zeer zoete dag toont zich aan mijn ogen. Wat een harmonieuze klanken. Ik hoor dit bosschage weergalmen met het gekweel van de vogels, het gemurmel van beekjes en de zuchten van de zuidenwind. Men proeft in dit verblijf een eeuwige rust. Maar de kalmte die men hier ademt zal mijn ellende niet weten te verzachten. O gij, lief doel van mijn vlam, jij alleen kunt er de ellende van mijn ziel tot rust brengen. Jouw tonen, teder en treffend, jouw verleidelijke blikken, je lieve glimlach zijn het enige geluk dat ik wens.
Blz. 75 (no. 34) Koor Viens dans ce séjour paisible, époux tendre, amant sensible, viens bannir tes justes regrets. Euridice va paraître, Euridice va renaître avec de nouveaux attraits.
Koor Kom binnen in dit vredige verblijf, tedere echtgenoot, gevoelige geliefde, laat je terechte spijt varen. Euridice gaat verschijnen, Euridice gaat herleven met nieuwe bekoorlijkheden.
Blz. 78 (no. 35) Orkest + ballet Ballet
Orkest + ballet
Blz. 79 (no. 36) Orphée + Koor O: O vous, ombres que j’implore, hâtez-vous de la rendre à mes embrassements. Ah! si vous ressentiez le feu qui me dévore, si vous étiez aussi de fidèles amants, j’aurais déjà revu la beauté que j’adore; hâtez-vous de me rendre heureux. K: Le destin répond à tes voeux.
Orphée + Koor O: O jullie, schimmen die ik aanroep, haast je om haar terug te geven aan mijn omhelzingen. Ach, als jullie de invloed voelen van het vuur dat mij verteert, als jullie ook trouwe geliefden waren, dan had ik alle schoonheid teruggezien die ik aanbid. Haast je om me gelukkig te maken. K: Het noodlot beantwoordt aan uw wensen.
Blz. 80 (no. 37) Koor Près du tendre objet qu’on aime, on jouit du bien suprême. Goûtez le sort le plus doux. Va renaître pour Orphée, on retrouve l’Elysée auprès d’un si tendre époux.
Koor Vlakbij de tedere schat die je liefhebt, geniet je van het hoogste genot. Smaak het genoegen van het allerzoetste. Herleef voor Orphée en je vindt het Elysium terug naast zo een tedere echtgenoot.
Blz. 83 (no. 38) Orphée + Euridice O: Viens, Euridice, suis-moi, unique et doux objet de l’amour le plus tendre. E: C’est toi? Je te vois? Ciel! Devais-je m’attendre? O: Oui, tu vois ton époux. J’ai voulu vivre encor, et je viens t’arracher au séjour de la mort! Touché de mon ardeur fidèle, Jupiter au jour te rappelle. E: Quoi! Je vis, et pour toi! Ah, grands dieux, quel bonheur! O: Euridice, suis-moi, profitons sans retard de la faveur céleste; sortons, fuyons ce lieu funeste. Non, tu n’es plus une ombre, et le dieu des amours va nous réunir pour toujours.
Orphée + Euridice O: Kom Euridice, volg mij, uniek en zoet voorwerp van mijn zeer tedere liefde. E: Ben jij het? Zie ik je? Hemel! Kan ik daarop rekenen? O: Ja, je ziet je echtgenoot. Ik wilde nog leven en ik kom je wegrukken uit het verblijf van de dood. Geraakt door mijn trouwe hartstocht roept Jupiter je nu terug. E: Wat! Ik zie, en dat ter wille van jou. Ach, grote goden, wat een geluk! O: Euridice, volg mij, laten we onverwijld profiteren van de hemelse gunst; laten we weggaan, laten we dit rampzalige oord ontvluchten. Nee, je bent geen schim meer en de god van de liefde gaat ons voor altijd verenigen.
E: Qu’entends-je? Ah! se peut-il? Heureuse destinée! Eh quoi, nous pourrons resserrer d’amour la chaîne fortunée? O: Oui, suis mes pas sans différer. E: Mais, par ta main ma main n’est plus pressée! Quoi! Tu fuis ces regards que tu chérissais tant! Ton coeur pour Euridice est-il indifférent? La fraîcheur de mes traits serait-elle effacée? O: Oh dieux!, quelle contrainte! Euridice, suismoi, fuyons de ces lieux, le temps presse; je voudrais t’exprimer l’excès de ma tendresse; mais je ne puis, oh! trop funeste loi!
E: Un seul de tes regards… O: Tu me glaces d’effroi. E: Ah barbare! Sont-ce là les douceurs que ton coeur me prépare? Est-ce donc là le prix de mon amour? Oh fortune jalouse! Orphée, hélas! Se refuse en ce jour aux transports innocents de sa fidèle épouse. O: Par tes soupçons cesse de m’outrager. E: Tu me rends à la vie, et c’est pour m’affliger! Dieux, reprenez un bienfait que j’abhorre! Ah! cruel époux, laisse-moi!
Blz. 87 (no. 39) Orphée + Euridice O: Viens! Suis un époux qui t’adore! E: Non, ingrat, je préfère encore la mort qui m’éloigne de toi. O: Vois ma peine! E: Laisse Euridice! O: Ah! cruelle! Quelle injustice! Ah, viens! Je t’implore, suis mes pas! E: Parle, réponds, je t’en supplie. O: Dût-il m’encouter la vie, non, je ne parlerai pas. E+O: Dieux, soyez-moi favorables, voyez mes pleurs, dieux secourables! Quels tourments insupportables. Quelles rigueurs mêlez-vous à vos faveurs! Dieux favorables, voyez mes pleurs!
Blz. 93 (no. 40) Euridice Mais d’où vient qu’il persiste à garder le silence? Quels secrets veut-il me cacher? Au séjour du repos devait-il m’arracher pour m’accabler de son indifférence? Oh destin rigoureux! Ma force m’abandonne, le voile de la mort retombe sur mes yeux! Je frémis, je languis, je frisonne, je tremble, je pâlis, mon coeur palpite, un trouble secret m’agite, tous mes sens sont saisis d’horreur, et je succombe à ma douleur.
E: Wat hoor ik? Ach, kan dat? Gelukkig lot! En zouden we ook de gelukkige banden der liefde nauwer kunnen aanhalen? O: Ja, volg zonder uitstel mijn passen. E: Maar door jouw hand heeft mijn hand geen haast meer! Wat, je ontvlucht die blik die je zo beminde! Je hart voor Euridice, is dat nu zo anders? Is de frisheid van mijn gelaatstrekken verdwenen? O:O goden, wat een dwingelandij! Euridice, volg mij, laten we deze oorden ontvluchten, de tijd dringt; ik zou graag uitdrukking willen geven aan mijn buitensporige tederheid voor jou; maar ik kan het niet, o al te rampzalig voorschrift! E: Eén van jouw blikken… O: Dat doet me verstijven van schrik. E: Ach, barbaar. Zijn dat de zachtaardigheden waar je hart me op voorbereidt? Is dat de prijs van mijn liefde? O, jaloers geluk! Orphée leent zich helaas vandaag niet voor de onschuldige uitbarstingen van zijn trouwe echtgenote. O:Je moet ophouden mij te beledigen met je argwaan. E: Je geeft me het leven terug en dat is om me verdriet te doen! Goden, neem een zegening terug die ik verafschuw. Ach, wrede echtgenoot, laat me toch!
Orphée + Euridice O: Kom! Wees een echtgenote die jou aanbidt. E: Nee, ondankbare, ik verkies toch de dood die me van jou verwijdert. O: Zie mijn smart! E: Laat Euridice toch! O: Ach, onverbiddelijke vrouw! Wat een onrecht. Ach, kom toch. Ik smeek je, volg mijn passen. E: Spreek, geef antwoord, ik smeek het je. O: Al zou het mij mijn leven kosten, nee, ik zal niet spreken. E+O: Goden, wees mij gunstig gezind, zie mijn tranen, hulpvaardige goden! Wat een ondragelijke folteringen. Wat een strenge regels mengt u met uw gunsten! Gunstig gezinde goden, zie mijn tranen!
Euridice Maar waar komt het vandaan dat hij de stilte blijft bewaren? Welke geheimen wil hij voor mij verbergen? Moest hij mij uit het oord van rust losrukken om me te overladen met zijn onverschilligheid?, O, nijpend noodlot! Mijn kracht verlaat me, de sluier van de dood valt terug over mijn ogen! Ik huiver, ik smacht, ik ril, ik tril, ik verbleek, mijn hart klopt, een geheime verstoring grijpt me aan, al mijn zinnen zijn bevangen door afgrijzen en ik bezwijk onder mijn smart.
Blz. 95 (no. 41) Euridice + Orphée E: Fortune ennemie, quelle barbarie! Ne me rends-tu la vie que pour les tourments? Je goûtais les charmes d’une repos sans alarmes, le trouble, les larmes remplissent aujourd’hui mes malheureux moments. O: Ses injustes soupçons redoublent mes tourments! Que dire? Que faire? Elle me désespère, ne pourrai-je calmer le trouble de ses sens? E: Je frissonne, je tremble. O: Que mon sort est à plaindre! Je ne puis me contraindre!
Blz. 100 (no. 42) Orphée + Euridice O: Quelle épreuve cruelle! E: Tu m’abandonnes, cher Orphée! En ce moment ton épouse désolée implore en vain ton secours; ô Dieux! À vous seuls j’ai recours. Dois-je finir mes jours sans un regard de ce que j’aime? O: Je sens mon courage expirer, et ma raison se perd dans mon amour extrême; j’oublie et la défense, Euridice et moi-même. E: Ciel! Cher époux, je puis à peine respirer. O: Rassure-toi, je vais tout dire… apprends… que fais-je! Justes dieux, quand finirez-vous mon martyre? E: Reçois donc mes derniers adieux, et souviens-toi d’Euridice… O: Oû suis-je? Je ne puis résister à ses pleurs. Non, le ciel ne veut pas un plus grand sacrifice. Oh ma chêre Euridice… E: Orphée! Oh ciel! Je meurs… O: Malheureux, qu’ai-je fait! Et dans quel précipice m’a plongé mon funeste amour? Chère épouse! Euridice! Elle ne m’entend plus, je la perds sans retour. C’est moi qui lui ravis le jour, loi fatale! Cruel remords! Ma peine est sans égale. Dans ce moment funeste le désespoir, la mort est tout ce qui me reste.
Blz. 104 (no. 43) Orphée J’ai perdu mon Euridice, rien n’égale mon malheur; sort cruel! Quelle rigueur! Je succombe à ma douleur! Euridice, réponds, quel supplice! Réponds moi! C’est ton époux fidèle; entends ma voix qui t’appelle! Mortel silence! Vaine espérance! Quelle souffrance! Quel tourment déchire mon coeur!
Euridice + Orphée E: Vijandig fortuin, wat een wreedheid! Geef je me het leven alleen maar terug voor het gemartel? Ik smaakte het genoegen van rust zonder noodkreten, ellende, de tranen vullen vandaag mijn ongelukkige momenten. O: Haar onjuiste veronderstellingen verdubbelen mijn gemartel! Wat moet ik zeggen? Wat moet ik doen? Ze brengt me tot wanhoop, kan ik de ellende van haar zinnen niet kalmeren? E: Ik ril, ik tril. O: Wat is mijn lot te betreuren! Ik kan me niet meer bedwingen!
Orphée + Euridice O: Wat een wrede beproeving! E: Je verlaat me, lieve Orphée! Op dit moment betreurt je gekwelde echtgenote tevergeefs je redding; o, goden, tot u alleen neem ik mijn toevlucht. Moet ik mijn dagen beëindigen zonder een blik van hem van wie ik houd? O: Ik voel mijn moed wegsterven en mijn verstand verliest zich in mijn extreem grote liefde; ik vergeet zowel het verbod, Euridice en mezelf. E: Hemel! Lieve echtgenoot, ik kan nauwelijks nog ademen. O: Wees gerust, ik zal het je zeggen… luister… wat moet ik doen! Rechtvaardige goden, wanneer zult u mijn martelaarschap beëindigen? E: Ontvang dan nu mijn laatste groet en denk vaak aan Euridice… O: Waar ben ik? Ik kan geen weerstand bieden aan haar tranen. Nee, de hemel wil geen groter offer. O, mijn lieve Euridice… E: Orphée! O hemel! Ik sterf… O: Wat een ellende, wat heb ik gedaan! En in welke afgrond heeft mijn ongelukkige geliefde zich gestort? Lieve echtgenote! Euridice! Ze hoort me niet meer, ik verlies haar en ze komt niet meer terug. Ik ben het die haar aan het daglicht heeft ontrukt, rampzalig bevel! Wreed berouw. Mijn verdriet kent geen weerga. Op dit ongelukkige moment is de wanhoop, de dood alles wat me rest. Orphée Ik heb mijn Euridice verloren, niets evenaart mijn verdriet; wreed noodlot! Wat streng! Ik bezwijk aan mijn smart! Euridice, geef antwoord, wat een kwelling! Antwoord mij! Het is je trouwe echtgenoot; hoor mijn stem die je roept! Doodse stilte! Vergeefse hoop! Wat een lijdensweg! Wat een kwelling verscheurt mijn hart!
Blz. 107 (no. 44) – Orphée Ah! puisse ma douleur finir avec ma vie! Je ne survivrai point à ce dernier revers. Je touche encor aux portes des enfers, j’aurai bientôt rejoint mon épouse chérie. Oui, je te suis, tendre objet de ma foi, je te suis, attends-moi! Tu ne me seras plus ravie, et la mort pour jamais va m’unir avec toi.
Blz. 108 (no. 44) L´Amour + Orphée + Euridice A: Arrête, Orphée! O: O ciel! Qui pourrait en ce jour retenir le transport de mon âme égarée? A: Calme ta fureur insensée; arrête, et reconnais l’amour qui veille sur ta destinée. O: Qu’exigez-vous de moi? A: Tu viens de me prouver ta constance et ta foi; je vais faire cesser ton martyre. Euridice! Respire! Du plus fidèle époux viens couronner les feux. O: Mon Euridice! E: Orphée! O: Ah! justes dieux! Quelle est notre reconnaissance! A: Ne doutez plus de ma puissance! Je viens vous retirer de cet affreux séjour, jouissez désormais des plaisirs de l’amour!
Orphée Ach, als mijn smart zou kunnen eindigen met mijn leven. Ik zal helemaal niets overleven bij deze tegenspoed. Ik ben nu nog dichtbij de poorten van de onderwereld, ik zal me weldra voegen bij mijn geliefde echtgenote. Ja, ik volg je, teder voorwerp van mijn trouw, ik volg je, wacht op mij! Je zult over mij niet opgetogener kunnen zijn en de dood zal me voor altijd met je verenigen.
L’Amour + Orphée + Euridice A: Wacht, Orphée! O: O hemel, wie zou op deze dag de kwelling kunnen tegenhouden van mijn verdwaasde ziel? A: Laat je uitzinnige woede bedaren; wacht en herken (in mij) de liefde die waakt over je lot. O: Wat verlangt u van mij? A: Je hebt zojuist je standvastigheid en trouw aan mij bewezen; ik zal een einde maken aan je marteling. Euridice! Leef! Ga het vuur van je zeer trouwe echtgenoot weer aanwakkeren. O: Mijn Euridice! E: Orphée! O: Ach, rechtvaardige goden! Onze dank is groot! A: Twijfel niet aan mijn macht! Ik ga je terughalen uit dit verschrikkelijke oord; geniet voortaan van het plezier van de liefde!
Blz. 110 (no. 45) Orphée + Koor L’amour triomphe et tout ce qui respire sort l’empire de la beauté; sa chaîne agréable, est préférable à la liberté.
Orphée + Koor De liefde zegeviert en alles wat ademt dient de heerschappij van de schoonheid; haar aangename keten is te verkiezen boven de vrijheid.
Blz. 112 (no. 45) L’Amour + Koor A: Dans les peines, dans les alarmes je fais souvent languir les coeurs, mais dans un instant mes charmes font pour jamais oublier mes rigueurs. K: L’amour etc.
L’Amour + Koor A: Met smarten en met noodkreten laat ik vaak de harten smachten, maar in een oogwenk doen mijn charmes je voor altijd mijn strengheid vergeten. K: De liefde etc.
Blz. 114 (no. 45) Euridice + Koor E: Si la cruelle jalousie a troublé mes tendres désirs, les douceurs dont elle est suivie, sont des chaînes de plaisirs. K: L’amour etc.
Euridice + Koor E: Als de wrede jaloezie mijn tedere wensen heeft vertroebeld, zijn de heerlijkheden waaruit die argwaan is ontstaan, de ketenen van het plezier. K: De liefde etc.
Blz. 117 (no. 46) Orkest
Orkest
Blz. 118 (no. 47) Orkest
Orkest
Blz. 119 (no. 48) Orkest
Orkest
Blz. 123 (no. 49) Orkest
Orkest
Blz. 125 (no. 50) Euridice + Orphée + L’Amour + orkest + ballet E+O: Tendre amour, que tes chaînes ont de charmes pour nos coeurs! Tendre amour, à tes peines que tu mêles de douceurs! A: Je dédommage tous les coeurs par un instant de mes faveurs. Que l’ardeur qui vous enflamme, toujours règne dans votre âme, ne craignez plus mes rigueurs. E+O: Quels transports et quel délire, ô tendre amour, ta faveur nous insprire. E+O+A: Célébr(ez)ons pour jamais, célébr(ez)ons tes bienfaits.
Euridice + Orphée + L’Amour + orkest + ballet E+O: Tedere liefde, wat hebben uw ketenen charmes voor onze harten! Tedere liefde, u alleen mengt uw leed met uw mildheid! A: Ik stel alle harten schadeloos door één ogenblik van genegenheid. Moge de gloed die u in vuur en vlam zet, altijd heersen in uw ziel, wees niet bang meer voor mijn beproevingen. E+O: Tot wat een verrukkingen en tot wat een geestdrift, o tedere liefde, inspireert uw gunst ons. E+O+A: Laten we voor eeuwig uw weldaden bezingen.