Opleiding 2013 Duurzaam Gebouw Gezondheid en comfort Leefmilieu Brussel MICROBIOLOGISCHE POLLUENTEN PREVENTIE: VOCHTBESTRIJDING Sandrine HERINCKX WTCB - CSTC 28 februari 2013 Opleiding tot stand gebracht door de Stadswinkel vzw.
WTCB
Technologische Dienstverlening Duurzaam Bouwen en Duurzame Ontwikkeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Prioritaire thema’s: • • • • • • •
Energie en gebouwen Renovatie en onderhoud van muren en gevels Akoestisch comfort Toegankelijkheid van gebouwen Duurzaam materiaalgebruik Innovatieve prospectie Technology watch (in samenwerking met SIRRIS) • Duurzame mobiliteit (in samenwerking met Missie: OCW) • Rechtstreekse en multidisciplinaire technische ondersteuning • Informatie en collectieve vorming • Marktverkenning, informatieverspreiding en innovatiestimulering
Doelgroep:
Alle Brusselse ondernemingen actief in de bouwsector
In samenwerking met de Confederatie Bouw Brussel Hoofdstad
Gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via InnovIRIS 2
Doelstellingen van de voordracht • Frequente oorzaken van vochtproblemen in bestaande gebouwen herkennen en opnemen in de diagnose. • Oplossingen (of eerder verbeteringen) voorstellen voor deze vochtproblemen, met kennis van hun voor-‐ en nadelen. • Verband tussen vochtproblemen en zoutproblemen herkennen. 3
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 4
Vocht en zouten -‐ inleiding Vocht is één van de meest frequente oorzaken van schade in gebouwen. Heel dikwijls is er een verband met de aanwezigheid van zouten, waarvan de vochtproblemen een oorzaak of een gevolg zijn.
5
5
Vocht en zouten -‐ inleiding Vochtproblemen komen voor in oude, maar ook in recentere gebouwen. Vochtproblemen worden zeer nega>ef ervaren door de gebruikers, omwille van:
• • • • 6
De onmiddellijke impact op afwerkingen, Comfortproblemen: luchtvoch>gheid, condensa>es, schimmel, geurhinder, allergie, Belangrijke schade aan materialen, soms t.g.v. schijnbaar onschuldige bevoch>ging, Trage droging van de materialen (meerdere maanden) terwijl de bevoch>ging heel snel gebeurt (enkele minuten). 6
Vocht en zouten -‐ inleiding Onmiddellijke impact op de afwerking: loskomen, vlekken, verkleuring, enz.
7
7
Vocht en zouten -‐ inleiding
Condensa>es, schimmel, algen, enz.
8
8
Vocht en zouten -‐ inleiding
Schade aan bouwmaterialen.
9
9
Vocht en zouten -‐ inleiding
Vochtoorzaken in gebouwen
10
10
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 11
Vochtdiagnose -‐ inleiding Dialoog
dialoog
• • • • •
Ouderdom, duur en frequen>e van de problemen Overeenkoms>ge omstandigheden (binnen/buiten) Historiek van het gebouw Wijzigingen (schrijnwerk, isola>e, enz.) Gebruik (densiteit, verwarming, ven>la>e, enz.)
Vaststellingen vast-‐ stellingen
me>ngen
Héél dikwijls samenloop van verschillende oorzaken!!
GLOBALE AANPAK 12
• • •
Lokalisa>e en omvang van schade aan afwerkingen, schimmel Type en toestand beschadigde materialen (Vroegere) aanwezigheid van bepleistering, bebording, voorzetwand, enz.
Me>ngen • • •
Vochtgehalte van lucht en materialen (lokalisa>e + intensiteit) Zouten: Cl-‐, NO3-‐, SO42-‐ In de winter: oppervlaktetemperatuur
Doel • •
ALLE oorzaken en aangepaste behandelingen iden>ficeren Overbodige of zelfs nefaste ingrepen voorkomen 12
Vochtdiagnose -‐ poten>ële oorzaken Slagregen (zie TV 224) •
Muren aan Z-‐W zijde, massief en/of in slechte staat
Condensa>e (zie TV 153) • • • •
Koudere ruimtes Hoeken, afgeschermde zones Koudebruggen Muren aan N-‐O zijde
Ops>jgend grondvocht (zie TV 210) • • •
Alle muren in contact met de grond Hoogte rond 1,5 m Meest destruc>eve vochtoorzaak
Andere • • • 13
Lokale lekken: sanitair, goten, enz. Hygroscopische zouten Bouwvocht 13
Vochtdiagnose -‐ poten>ële oorzaken Verband tussen vaststellingen en mogelijke oorzaken:
bron: TV 210 (WTCB)
14
14
Vochtdiagnose -‐ poten>ële oorzaken
bron: TV 210 (WTCB) 15
Vochtdiagnose -‐ me>ngen Me>ng van het vochtgehalte van materialen: • Indica>eve me>ng: resis>eve / capaci>eve toestellen • Kwan>ta>eve me>ng: carbidefles / massa
16
Vochtdiagnoses -‐ me>ngen Me>ng van de temperatuur en het vochtgehalte van de lucht en van oppervlaktes:
17
17
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 18
Ops>jgend grondvocht -‐ behandeling • • • • •
19
Plaatsing van een dich>ngsmembraan Injec>e Verluch>ngspijpen, atmosferische sifons Elektro-‐osmose Elektromagne>sche systemen
19
Ops>jgend grondvocht -‐ behandeling
20
20
Ops>jgend grondvocht -‐ membraan Plaatsing van een dich>ngsmembraan:
Soepele folies Andere: • Procédé Massari: vochtwerende hydraulische of harsmortel in twee reeksen elkaar overlappende gaten • S7jve of hals7jve schermen 21
Shöner Turm procédé
PAS OP: • •
Enkel bij zeer goede stabiliteit Meestal nood aan een con>nu doorlopende horizontale voeg
21
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Injec&eproducten: Poriënvullende producten: moeizame migra>e in voch>ge materialen, bijwerkingen (vlekvorming, uitbloeiingen) en/of onbevredigende presta>es • • • •
bitumineuze emulsies acrylamiden alkalische silicaten: vorming van hygroscopische carbonaten enz.
Vochtwerende producten: verlagen de oppervlakte-‐energie van de poriën en maken ze waterafstotend • • •
22
silanen, siloxanen: > 90% van de markt organische metaalverbindingen (aluminiumstearaten) siliconaten: beperkte doeltreffendheid indien zouten, hoog vochtgehalte, dikke muren (te weinig CO2) + vorming van zouten (carbonaten)
22
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Proeven op injec>eproducten:
Op metselwerkwandjes geïmpregneerd met een zoutoplossing, injec>e van 5 maal minder product als in de realiteit, dan me>ng van de hoeveelheden vocht die door de behandelde zones migreren. Complementaire migra>eproeven op droge en voch>ge proefstukken. OBJECTIEVEN • • • •
23
Ontwikkeling van een gestandaardiseerde procedure (OK). Vergelijkende doeltreffendheidsrapporten (sinds 2008). Ontwikkeling van een technische goedkeuring (BUAtg). Voorstel tot Europese procedure.
23
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Injec>eproducten:
24
24
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Gestandaardiseerde procedure onwikkeld door het WTCB: • • • • • •
Proefstukken uit kunstma>ge kalkzandsteen. Ini>eel vochtgehalte: 40%, 60% en 80% van verzadiging door capillariteit. De proefstukken worden op voorhand met zouten belast. 16 ml product waarvan 10% ac>eve bestanddelen, aangebracht zonder druk. 28 dagen herme>sch afgesloten, 7 dagen in labo. 2 opeenvolgende capillaire absorp>es (de eerste absorp>e verwijdert tensio-‐ac>eve bestanddelen, de tweede bepaalt de gemeten doeltreffendheid) Me>ng van het oppervlakte waarover het product zich heem verspreid (migra>e) op snijvlak Cavité forée de ø 20 mm et de 70 mm de profondeur _________
Doeltreffendheid (%) = 100 % X (1-‐(mt24-‐mtd)/ (mn24 -‐ mnd))
≈100 mm
Migra>e (%)= 100 X (behandelde oppervlakte/totale oppervlakte) ≈54 mm
≈100 mm
25
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Aanbrengen van de producten: 1. Verwijdering bestaande pleisterlagen: ten minste muurvoet, betrokken hoogte + 50 cm 2. Boren van de gaten: zo laag mogelijk boven de grond / langs binnen of buiten / horizontaal of schuin / tss afstand zie hieronder NB. baksteen en stenen: boren in de voegen / holle blokken: middenin de holtes / breuksteen: gaten in één lijn boren
26
26
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Aanbrengen van de producten (vervolg): 3. Aanbrengen van het product: inspuiten onder druk (0,05 à 0,6 MPa) of door diffusie o.i.v. de zwaartekracht / hoeveelheid aangegeven door fabrikant of Q(liter) = lengte muur (m) x dikte muur (m) x c (c = 10 à 20 ar. van homogeniteit) / homogene verdeling over de gaten: debietmeter (injec>e) of vaste hoeveelheid (diffusie) 4. Opvullen van de gaten: mortel of zwellend PUR-‐hars 5. Aantal maanden wachten en droging controleren: als lacunes, oorzaak vinden en behandelen/ als chloriden of nitraten: beschermingsmembraan voorzien 6. Na droging, besmeFe pleisterlagen verwijderen en normaal herpleisteren als het metselwerk niet te veel zouten bevat. Onderaan de muur: hydrofobe mortel. 27
27
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Opmerkingen: •
•
28
Injec>e van solventgedragen producten: rekening houden met risico op geur en allergie, goed verluchten zelfs in de winter! Beter: alifa>sche gedesaroma>seerde solventen (maar: toch aantal gevallen met heel vervelende en hardnekkige geur, verbonden aan schimmelontwikkeling). In geval van allergie of onvoldoende ven>la>e-‐mogelijkheden (bijvoorbeeld bewoonde lokalen >jdens de winter): watergedragen producten. Heel dikke muren met holle ruimten: twee fases (1) injec>e van hydraulische specie, zwellend PUR-‐hars, enz. (2) injec>e van gewoon vochtwerend product.
28
Ops>jgend grondvocht -‐ injec>e Problemen na behandeling: Ondanks de doeltreffendheid van injec>eproducten, voldoen sommige interven>es niet onmiddellijk aan de wensen van de klant. 25 jaar ervaring leert dat het in dit geval dikwijls gaat om: • Een doeltreffende injec>ebehandeling, • Besmete pleisterlagen (oud of recent) die niet verwijderd werden, • Pleisterlagen die werden aangebracht vooraleer de muren voldoende droog waren, • Controles met ontoereikende apparatuur (resis>ef of capaci>ef), • Aanwezigheid van hygroscopische zouten (chloriden of nitraten), • Overbrugging van de behandelde zone met poreuze materialen, • Andere vochtoorzaken (nieuw of op voorhand niet geïden>ficeerd).
29
29
Ops>jgend grondvocht -‐ andere Verluch>ngspijpen / Atmosferische sifons: verdampingsbevorderende technieken.
Twijfelach7ge doeltreffendheid 7jdens labo en in situ testen, o.a. verklaarbaar door: • Het onstaan van koudebruggen die lokale condensa>es veroorzaken, • De bevordeing van verdamping, waardoor de capillaire ops>jging versnelt en de migra>e van zouten bevorder wordt, hetgeen leidt tot lokale concentra>es rond de pijpen.
Elektro-‐osmose: In het laboratorium werd aangetoond dat de capillaire bewegingen van water in een poreus materiaal een poten>aalverschil veroorzaken. Elektro-‐osmose probeert dit verschil uit te schakelen of om te keren om het ops>jgend vocht te blokkeren of terug te dringen. Onderzoek bij het WTCB en tal van andere interna>onale laboratoria hebben het principe beves>gd, maar unaniem wordt vastgesteld dat doeltreffendheid in de prak>jk zeer wisslevallend is. => Nagenoeg niet meer gebruikt in België.
30
30
Ops>jgend grondvocht -‐ andere Elektromagne>sche systemen: gebaseerd op theorieën van interferen>e van elektromagne>sche velden. Het geplaatste toestel zou de magne>sche velden in het metselwerk moeten neutraliseren. -‐> Weinig informa>e betreffende de geldigheid (>jdens testen door firma’s worden steevast complementaire ingrepen uitgevoerd, bvb. beter ven>la>e). Een test loopt momenteel onder toezicht van het WTCB.
31
31
Ops>jgend grondvocht -‐ samenvaHng
32
TV 32 210
Ops>jgend grondvocht -‐ opmerking Ondoorlatende bepleisteringen, ver>cale membranen, lambrisering of thermische isola>e plaatsen zonder voorafgaande behandeling van het ops>jgend grondvocht kan de hoogte van de capillaire ops>jging fors doen toenemen (theore>sch tot 15m).
Modifica>e van het evenwicht tussen verdamping an capillaire ops>jging. 33
33
Ingegraven metselwerk Drie sporen om kelders bewoonbaar te maken: 1. Oplossen van de vochtproblemen, vervolgens behandeling van de met zout belaste droge muren. Meestal totaal irrealis>sch. 2. Verplaatsen van de zoutkristallisa>e naar een saneerpleister. 3. Blokkeren van de verdamping naar de binnenkant van de kelder en elimina>e van de zoutkristallisa>e door het aanbrengen van een oplossing die ondoorlatend is voor waterdamp: coa>ng, kelderdich>ng, bepleistering op membraan, eventueel in combina>e met thermische isola>e. Onvermijdelijk indien er vochtgevoelige materialen in de kelder moeten worden opgeborgen (papier, hout, tex>el, enz).
34
34
Ingegraven metselwerk -‐ oplossen van de vochtproblemen
Dit houdt in: 1. Het « inpakken » van het deel van het gebouw onder het maaiveld, liefst m.b.v. een dich>ngsmembraan. 2. Opbreken van de vloer en herleggen, met de nodige waterdich>ngen. 3. Behandelen van het ops>jgend vocht in de muren (dit kan niet door “inpakken” worden opgelost. 4. Zoutbestendige binnenafwerkingen (bepleistering op membraan, voorzetwand).
35
35
Ingegraven metselwerk -‐ oplossen van de vochtproblemen
36
36
Ingegraven metselwerk -‐ saneerpleisters Pleistertype ontwikkeld om: 1. Vochtresistent te zijn: ze kunnen worden aangebracht op een voch>ge achtergrond. 2. Water-‐ en waterdampdoorlatend te zijn: op die manier wordt het vochtprobleem niet verplaatst naar andere zones. 3. Zoutkristallisa>e toe te laten binnen de poriënstructuur zonder al te veel schade te veroorzaken. Limites: 1. Duurzaamheid beperkt tot 5 -‐ 15 jaar, arankelijk van de situa>e. 2. Hygroscopische zouten kunnen nog steeds vochtvlekken veroorzaken. 3. Enkel vochtdoorlatende verven kunnen worden aangewend.
37
37
Ingegraven metselwerk -‐ waterdampondoorlatende oplossingen
Het doel is: Om verdamping naar de binnenkant van de kelder te verhinderen, zodat de rela>eve luchtvoch>gheid in de kelder daalt en degrada>es t.g.v. zoutkristallisa>e geblokkeerd wordt. Mogelijkheden: Coa>ng, kelderdich>ng, bepleistering op membraan, eventueel in combina>e met thermische isola>e.
38
38
Ingegraven metselwerk -‐ waterdampondoorlatende oplossingen
PAS OP!
39
39
Ingegraven metselwerk -‐ waterdampondoorlatende oplossingen
Vocht zoekt zijn weg en vindt hem al>jd!
40
40
Ingegraven metselwerk -‐ waterdampondoorlatende oplossingen
Preven&eve injectering: Wordt toegepast op meestal droge muren, om te verhinderen dat het vocht via de muren naar boven komt als de verdamping naar de kelder geblokkeerd wordt. Deze ingreep is niet nodig wanneer de muren van het gelijkvloers reeds beschikken over een beschermingsmaatregel (membraan). De uitvoering is analoog aan klassieke injec>es, maar het niveau kan verschillen.
41
41
Ingegraven metselwerk -‐ waterdampondoorlatende oplossingen
Pas op: niets is 100% waterdicht voor de eeuwigheid.
42
42
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 43
Regendoorslag -‐ behandeling • • • •
Herstel van het metselwerk (voegen!) Aanbrengen van een verflaag (hydrofobe en waterdamp-‐ doorlatende verf) Waterwerende behandeling (kleurloos) Bebording
N.B. Enkel de laatste behandeling kan beschouwd worden als een 100% efficiënte oplossing, de rest zijn verbeteringen.
44
44
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Waterwerende behandeling: Waterafstotend maken van poreuze materialen zonder hun uitzicht of waterdampdoorlaatbaarheid gevoelig te wijzigen.
TV 224
45
45
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Objec>even: (In alle gevallen gaat het om een VERBETERING!) • Bewoonbaarheid: • Reduc>e van het vochtgehalte van materialen, • Verbetering van het binneklimaat (hygrothermisch), • Strijd tegen schimmel en houtrot. •
Duurzaamheid: • Verbetering van de vorstweerstand, • Daling van de schade berokkend door vervuiling, • Vertraging van biologische ontwikkeling.
•
Thermische isola&e: • Verbetering van de isola>ewaarde van massieve muren (beperkt effect).
•
Aspect: • Bevordering van het zelfreinigend karakter, • Reduc>e van de penetra>e van vervuiling, • Bevordering van onderhoud op basis van zachte methodes.
46
46
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Samenstelling: • Siliconaten: jaren ‘60, witach>ge waas (carbonaten), uitspoeling door regen snel na behandeling; • Monomere siliconen -‐ silanen: heel delicate reac>e; • Oligomere siliconen -‐ siloxanen: meer dan 90% van de markt; • Polymere siliconen: onvoldoende indringing; • Fluorcopolymeren: voor leer en tex>el, hydrofoob (waterwerend) en oleofoob (vetafstotend); • Samengestelde producten.
47
47
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Onderzoek door het WTCB: proefgevel uit natuursteen
TV 224
48
48
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Onderzoek door het WTCB: proefgevel uit natuursteen
49
49
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Onderzoek door het WTCB RILEM 25 PEM methode. • 98 mm water = wind 40 m/ s • me>ng na 5, 10 en 15 minuten • Δ15-‐5 (ml) • of >jd tot absorp>e van 4 ml (indien < 15’)
TV 224 50
50
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Onderzoek door het WTCB: proefgevel uit natuursteen => Goede doeltreffendheid, zeer goede duurzaamheid.
TV 224 51
51
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Onderzoek door het WTCB: werfopvolging => Goede doeltreffendheid, goede duurzaamheid Onderzoek door het WTCB: systema>sche proeven op gecommercialiseerde producten -‐ doeltreffendheid, duurzaamheid, neveneffecten op 4 representa>eve materialen => Uiteenlopende resultaten
52
52
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Productkeuze: • Siloxanen: polyvalent. • Silanen indien lage porositeit of heel fijne poriën (beton), o.d.v.v. gels of crèmes. Aanbrenging: • 5-‐30°C, beschut tegen wind, neerslag en zon. • Aanbrenging “tot ogenblikkelijke verzadiging”, spuiten onder lage druk, stroken 2-‐3 m breed, van boven naar beneden. • 3 droge dagen voor behandeling.
53
TV 224
53
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Voordelen: • Duidelijk merkbare verbetering in de meeste gevallen. • Beperkte wijziging van het aspect en de waterdampdoorlatendheid. • Beperkte kost, eenvoudige en snelle aanbrenging. • Goede tot zeer goede duurzaamheid. Effect op de droogsnelheid: Over de gehydrofobeerde diepte kan het voctransport enkel nog plaatsvinden o.d.v.v. waterdamp. Dit vertraagt het droogproces (aanzienlijk).
TV 210
54
54
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Pas op ! •
Zouten: de aanwezigheid van sulfaten (uitbloeiende zouten) kan kristallisa>e teweegbrengen onder de waterwerende zone, met als gevolg afschilfering of verpeodering. Ook chloriden en nitraten (hygroscopische zouten) kunne nevenverschijnselen veroorzaken.
• • •
Oppervlaktes met openingen > 0.3 mm: onmogelijk waterwerend te maken. Horizontale oppervlaktes of in permanent contact met water: idem. Ops>jgend grondvocht: moet eerst behandeld worden, anders risico op vorstschade. Idem voor infiltra>es achter de waterwerende oppervlaktes via scheuren, voegen in slechte staat, horizontale of onbehandelde zijvlakken, lekkende goten, enz.
•
Zeer weinig of niet poreuze materialen: blauwe hardsteen, glas, … -‐> vlek-‐ vorming. Vormt geen bescherming tegen graffi>. Niet systema>sch te gebruiken ter vervanging van een bebording.
• •
55
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Metselwerk behandeld zonder voorafgaande behandeling tegen ops>jgend grondvocht: resultaat 12 maanden na behandeling.
Diest, Begijnhof (foto KIK)
56
56
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Vorstgevoelig metselwerk: verhoogd risico op schade t.g.v. de langere droog>jd (resultaat 9 jaar na behandeling).
Lampernisse, H. Kruisverheffingskerk (foto KIK)
57
57
Regendoorslag -‐ waterwerende behandeling Deels behandelde gevels: te vermijden!
58
58
Regendoorslag -‐ waterwerende behandelingen Deels behandelde gevels: te vermijden!
59
59
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 60
Condensa>e en schimmel -‐ voorwaarden Voorwaarden voor schimmelontwikkeling: • Aanwezigheid van sporen: OK. • Voldoende zuurstof: OK. • Temperatuur tussen 5 en 25°C: OK. • Voedingsbodem: OK. • Voldoende luchtvochtgehalte: !!! Bronnen van vocht: • Bovenvermelde pathologieën, • Menselijke ac>viteit: 5 à 10 liter per dag per persoon (ademhaling, douche, keuken, schoonmaak, strijk, enz.).
61
61
Condensa>e en schimmel -‐ condensa>e Vorming van oppervlaktecondensa>e: Hoe warmer de lucht, hoe meer waterdamp het kan bevaten (in absolute hoeveelheid). Elke luchtemperatuur komt overeen met eenn maximale hoeveelheid waterdamp per volume lucht, d.i. de verzdigingswaarde. De rela>eve luchtvoch>gheid bedraagt dan 100%. De rela>eve luchtvoch>gheid (ϕ) is gedefinieerd als: ϕ = p/ps(θ) x 100, met p de par>ële dampdruk in de lucht (dit komt overeen met een zeker hoeveelheid waterdamp per volume lucht) en ps(θ) de maximale par>ële dampdruk in de lucht bij de temperatuur θ. Bij verzadiging geldt p = ps(θ).
62
62
Condensa>e en schimmel -‐ condensa>e Vorming van oppervlaktecondensa>e: Als lucht dat een vaste absolute hoeveelheid waterdamp χ (g/kg) bevat, geleidelijk op een lagere temperatuur wordt gebracht, s>jgt de rela>eve luchtvoch>gheid totdat ze 100% bedraagt. Op dat moment kan de lucht niet meer alle waterdamp bevaten en wordt er condens gevormd. De luchtemperatuur waarbij de rela>eve luchtvoch>gheid 100% bereikt heet dauwpunt. Voor elke absolute hoeveelheid vocht χ (g/kg) per volume lucht, bestaat er een overeenkoms>g dauwpunt, d.i. een temperatuur waarbij de waterdamp begint te condenseren.
63
63
Condensa>e en schimmel -‐ condensa>e
64
Koud oppervlakte: θ = 10°C
Dauwpunt = 12°C
Vorming van oppervlaktecondensa>e:
Binnenlucht: θ = 20°C, ϕ = 60%
TV 153
64
Condensa>e en schimmel -‐ condensa>e Vorming van oppervlaktecondensa>e: In gebouwen treedt het fenomeen hierboven op in contact met wanden die kouder zijn dat de binnenlucht. Dit gebeurt typisch op enkele beglazing, in hoeken, op koudebruggen en in afgeschermde zones (achter een kast, bed, enz.). • Glasoppervlak (enkele beglazing): condens wordt gevormd en is onmiddellijk zichtbaar. Geen schimmelgroei. • Poreuze materialen (behangpapier, pleisterwerk, baksteen, beton, enz.): het condens wordt door de materialen opgenomen en is niet zichtbaar, maar het materiaal wordt voch>g. Als het fenomeen regelma>g optreedt, neemt het vochtgehalte van het materiaal toe in de diepte en kan schimmelgroei ontstaan.
65
65
Condensa>e en schimmel -‐ condensa>e Mogelijke interven>es, in chronologische volgorde: • Cura>eve ac>e: verwijderen van de getroffen elementen, aanbrengen van een biocide. •
Nakijken of de temperatuur lokaal verhoogd moet worden.
•
Lokale luchtextrac>e plaatsen voor de piekproduc>e in badkamers en keukens (afzuigkap), en vermijden dat lucht vanuit die warme en voch>ge ruimtes naar de leefruimtes kan stromen.
•
Indien nodig: verhogen van de globale ven>la>e. Dit kan als preven>eve maatregel dienen bij het verhogen van de luchtdichtheid door energe>sche ingrepen (dakisola>e, vervangen van het schrijnwerk, enz.).
66
66
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 67
Zoutdiagnose -‐ probleemstelling Zoutproblemen zijn onlosmakelijk verbonden met vochtproblemen. Uibloeiende zouten • verschijnen o.d.v.v. kristallen wanneer de zouten o.i.v. droging naar het oppervlakte van de materialen worden gebracht • indien kristallisa>e aan het oppervlakte (uitbloeiingen): weinig schade, behalve esthe>sch • indien kristallisa>e onder het oppervlakte (crypto-‐uitbloeiingen): mogelijk diepe schade aan de materialen • meestal sulfaten en carbonaten
68
68
Zoutdiagnose -‐ probleemstelling
Uitbloeiende zouten: esthe>sche schade (links) en degrada>e van de materialen (rechts). 69
69
Zoutdiagnose -‐ probleemstelling Zoutproblemen zijn onlosmakelijk verbonden met vochtproblemen. Hygroscopische zouten • nemen omgevingsvocht op o.i.v. de rela>eve luchtvoch>gheid • vorming van vochtvlekken in func>e van de variërende rela>eve luchtvoch>gheid, en zonder aanwezigheid van een bron van vloeibaar water • vermoedelijke schade aan de afwerking: verkleuring, slechte duurzaamheid • meestal chloriden en nitraten (of nitrieten bij recentere besmeGng)
70
70
Zoutdiagnose -‐ probleemstelling
Hygroscopische zouten: vochtvlekken en beschadigde materialen 71
71
Zoutdiagnose -‐ zoutstrips (snelle methode)
Op de werf: kwalita>eve analyse In het laboratorium: semi-‐ kwan>ta>eve analyse
72
72
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 73
Zoutbehandeling -‐ noodzaak van een ingreep « Kri>sche » waarden heel moeilijk te bepalen want func>e van: • het aanwezige (mengsel) zout(en) • de bouwmaterialen en omstandigheden (gebruik, omgeving, enz.) Bovendien kan de concentra>e aan zout(en) binnen een bouwwerk sterk variëren. De tabel hieronder (gebaseerd op de Oostenrijkse Önorm B 3355-‐1) geem een eerste indica>e.
TV 210 74
74
Zoutbehandeling -‐ interven>es Om te beginnen, indien mogelijk, verwijdering van de zoutbron • Behandeling tegen ops>jgend grondvocht • Herstelling van lekken en infiltra>es • enz. Verwijdering van zouten aan het oppervlakte (enkel voor uitbloeiende zouten): • Droog borstelen of cycli van borstelen/spoelen • Spoelen: met water / met een verdunde zuuroplossing (10% HCl, pas op: voorverzadigen van het materiaal met water en naspoelen!!) voor carbonaten / met een alkalische oplossing voor sulfaten (moeilijk) Zoutextrac>e (voor oplosbare zouten, beschermde monumenten): • Zoutcompres: cellulose, klei, enz. • Saneringspleisters: bijkoms>g effect • Electroforese: migra>e van ionen in een elektrisch veld
75
75
Zoutbehandeling -‐ interven>es Afzonderen van de zouten (vooral voor hygroscopische zouten): • « An>-‐zout » membranen • Zout-‐ en vochtbestendige afwerking • Chemische an>-‐zout behandeling
76
76
Zoutbehandeling -‐ andere zouten
Candlot zout (Al2O3 3CaSO4 31H2O) Reac>e tussen sulfaten en cementcomponenten. Opzwelling, afschilfering, stukspringen van het metselwerk. Geen behandeling. Ijzerzouten (meestal oxida>e van pyriet FeS2) Bruine sporen, stukspringen indien nodules. Reinigen met oxaalzuur, fosforzuur, ammoniumbifluoride, … Mangaanzouten (baksteenpigment) Bruine of zwarte sporen. Azijnzuur + waterstofperoxide. Vanadiumzouten (baksteenpigment) Groen, geel, blauwe uitbloei. KOH. 77
77
Plan • Inleiding: vocht en zouten in gebouwen • • • • • •
Vochtdiagnose Behandeling tegen ops>jgend grondvocht Behandeling tegen regendoorslag Strijd tegen condensa>e en schimmelvorming Zoutdiagnose Behandeling van zouten
• Bibliografie 78
Bibliografie WTCB Publica>es
Gids voor de Restaura7e van Metselwerk, WTCB, 2002 • Inleiding • Deel 1: Standzekerheid • Deel 2: Ops7jgend grondvocht en zouten • Deel 3: Gevelreiniging • Deel 4 a et b: Restaura7e van gevelmaterialen Technische Voorlich7ng • TV 224 Waterwerende oppervlaktebehandeling • TV 210 Vocht in gebouwen: bijzonderheden van ops7jgend vocht • TV 197 Gevelreiniging Ar7kels • Uitbloeiingen in baksteenmetselwerk, G. Muzzin, WTCB-‐Magazine, December 1982. 79
Sandrine Herinckx Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf 02 655 77 11
[email protected]
80