Opdracht behorende bij de Atlas of European Values Leertekst:
materialisme en postmaterialisme, modernisme en postmodernisme
Geert Hofstede laat zien hoe culturen dus op die 5 dimensies van elkaar verschillen en/of overeenkomen. Er zijn natuurlijk ook andere dimensies waarop samenlevingen en hun culturen kunnen verschillen en dus kunnen worden getypeerd. Een daarvan is de dimensie materialisme – postmaterialisme. Men gaat hierbij uit dat mensen door toenemende welvaart zich minder druk maken om fysieke zekerheden in het leven. Het gaat niet meer om orde, economische groei, stabiele prijzen, hoge uitgaven voor defensie en de strijd tegen criminaliteit, maar men legt de nadruk meer op persoonlijke invloed op de politiek, inspraak op het werk, vrijheid van meningsuiting, de leefbaarheid van de buurt, medemenselijkheid en creativiteit. Deze ideeën zijn onder andere gebaseerd op de bevindingen van de Amerikaanse onderzoeker Maslow. Deze heeft rond 1950 de zogenaamde behoeftepiramide ontwikkeld, die hiernaast staat afgebeeld. Volgens Maslow streven mensen eerst naar het bevredigen van basisbehoeften (stap 1: eten, drinken enz.), dan naar veiligheid (stap 2: bestaanszekerheid), dan naar sociale contacten (stap 3), dan naar erkenning door anderen (stap 4) en ten slotte pas naar zelfverwerkelijking (stap 5). Kort door de bocht: als je niet weet óf je morgen iets te eten hebt ben je niet geïnteresseerd in een cursus Japans bloemschikken. Een postmaterialistische houding, zo is de redenering, ontstaat omdat in de moderne welvaarstaat waarin bijv. velen in de Westerse samenleving leven, we ons niet langer druk hoeven te maken over allerlei materiële zaken. We hebben het namelijk goed en nog meer materiële welvaart levert niet meer welzijn op. Je hebt geen baat meer bij zeven koelkasten of achttien fototoestellen (behalve ze via marktplaats te verkopen). Daarom maken we ons tegenwoordig veel drukker over de kwaliteit van het leven. Niet omdat we geld en materiële goederen onbelangrijk vinden, wel omdat we daar weinig of geen extra gevoelens van welzijn meer aan kunnen ontlenen. Een andere dimensie, die hiermee nauw samenhangt is die van modernisme en postmodernisme. Als gevolg van de economische vooruitgang en de hiermee gepaard gaande materiële zekerheden, maar ook door het toegenomen opleidingniveau, kunnen en willen we zelfstandig in het leven staan. We kunnen zelf beslissen wat goed en slecht is en ons niet meer door de kerk en/of overheid laten voorschrijven hoe we ons leven moeten leven. Dat maken we zelf wel uit. Waarden zoals zelfbestemming, zelfontplooiing, persoonlijke keuzevrijheid zijn duidelijke kenmerken van een postmoderne levenshouding. Op het gebied van ethische vraagstukken zoals acceptatie van ander seksueel gedrag, euthanasie, gebruik van softdrugs enz. is men dan ook toleranter. Dat betekent niet, dat men zelf deze dingen ook zou “doen”, maar men kan zich wel inleven in anderen, die deze keuze wel maken. Toenemende tolerantie met betrekking tot een aantal ethische vraagstukken betekent echter niet, dat “alles zo maar mag”. Op het terrein van een aantal burgerlijke waarden, zoals steekpenningen, belastingfraude e.d. zie je, dat de acceptatie de laatste decennia ook in meer postmoderne samenlevingen gering is.
Uwe Krause – Fontys Lerarenopleiding Tilburg (NL) – www.atlasofeuropeanvalues.eu
Opdracht behorende bij de Atlas of European Values Over het algemeen kun je stellen, dat de laatste jaren steeds meer landen in Europa postmaterialistischer en postmoderner zijn geworden. Dit wordt dus door de toenemende welvaart, het toegenomen opleidingsniveau en de (hierdoor) toenemende individualisering en secularisering (ontkerkelijking) verklaart. Binnen maatschappijen zelf (bijv. Nederland) is het zo, dat jongeren er een meer postmaterialistische en postmoderne visie op na houden dan de oudere generaties. Omdat die jongeren de oudere generaties in de samenleving langzaam gaan
vervangen, verandert de samenleving langzaam: van materialistisch naar postmaterialistisch en van traditioneel via modern naar postmodern. Als we naar de wereld als geheel kijken, zien we, dat de verschillen groter zijn dan binnen Europa. De meeste Europese landen vinden we in de rechter bovenhoek, waar de culturen met postmoderne en postmaterialistische waarden te vinden zijn. De horizontale as is de zogenaamde dimensie van postmaterialisme. Aan de linker kant staan de landen die nadruk leggen op overleven en materiële zekerheden. Aan de rechter kant staan de landen, die nadruk leggen op postmateriële waarden, omdat ze al beschikken over de materiële zekerheden. De verticale as is de as van modernisering. Beneden staan die landen waar traditioneel religieus gezag domineert: de kerk, moskee enz. hebben veel invloed. Boven staan de landen waar religieuze instellingen minder invloed hebben en mensen zich meer laten leiden door de overheid of door hun eigen opvattingen. Door de tijd heen zien we dat samenlevingen zich langzaam van linksonder naar rechtsboven verplaatsen, maar hoe en in welk tempo dit veranderingstraject verloopt verschilt van land tot land.
Uwe Krause – Fontys Lerarenopleiding Tilburg (NL) – www.atlasofeuropeanvalues.eu
Opdracht behorende bij de Atlas of European Values
Verwerkingsopdrachten leertekst “materialisme en postmaterialisme, modernisme en postmodernisme” 1. Kijk naar de behoeftepiramide van Maslow. Geef bij de volgende uitspraken aan, waar je deze in de behoeftepiramide kunt plaatsen (I. primaire biologische behoeftes, II. bestaanszekerheid, III. sociale behoeften, IV. erkenning en V. zelfactualisatie). A. een beroemde en goede onderzoeker zijn = B. water drinken = C. een schildercursus volgen = D. na het werk met mensen van het werk iets drinken = E. een vast contract krijgen = F. met een vriend gaan vrijen = G. gecontroleerd worden voor het stadion = H. een website over zich zelf gaan maken = I. een bonus op je salaris krijgen = J. in het weekend gaan voetballen = 2. Zoek op in de tekst: Wat is kenmerkend voor een - materialistische houding?
- postmaterialistische houding?
- moderne houding?
- postmoderne houding?
3. Geef van de volgende uitspraken aan of ze meer behoren bij het materialisme, postmaterialisme, modernisme of postmodernisme. A. Wij investeren bovengemiddeld veel in de openbare ruimte op de Zuidas. = B. Iedere Rotterdammer moet zich veilig kunnen voelen. = C. In Nederland heb je recht op vrijheid van meningsuiting: inwoners van Nederland mogen dus zeggen wat ze denken. = D. Ze vonden abortus toch niet goed. Ze wisten dat God het leven gemaakt heeft en het gebod ‘gij zult niet doden’ gegeven heeft! = E. Bij de stelling “Homoseksualiteit keur ik goed” antwoordt een groot deel van de jongeren met ‘eens’. = F. Nederland liet zich tijdens de nationale inzamelingsactie voor de tsunami op 6 januari 2005 van haar beste kant zien. = G. De mondiale uitgaven aan bewapening zijn ook in 2004 weer gestegen. =
Uwe Krause – Fontys Lerarenopleiding Tilburg (NL) – www.atlasofeuropeanvalues.eu
Opdracht behorende bij de Atlas of European Values Docentenhandleiding: onderdeel “materialisme/postmaterialisme, modernisme/postmodernisme” Na dit onderdeel: • kent de leerling de behoeftepiramide van Maslow en kan concrete voorbeelden voor elke stap in de piramide benoemen; • kan de leerling het verschil tussen materialistische en postmaterialistische culturen verklaren; • kan de leerling het verschil tussen moderne en postmoderne culturen verklaren; • kan de leerling bepalen, of hij een meer materialistische of postmaterialistische visie op na houdt; • kan de leerling onderzoeken, of een cultuur meer (post-) materialistisch of (post-) modern is; • kan de leerling met behulp van de begrippen (post-) materialistisch of (post-) modern waardeoriëntaties in verschillende culturen verklaren; • kan de leerling aangeven, welke ontwikkeling culturen mbt. hun waardensystemen doormaken; • kan de leerling aangeven, welke plek de Europese culturen qua waardensysteem inde wereld innemen. Antwoorden verwerkingsopdrachten leertekst “materialisme en postmaterialisme, modernisme en postmodernisme” 1. Kijk naar de behoeftepiramide van Maslow. Geef bij de volgende uitspraken aan, waar je deze in de behoeftepiramide kunt plaatsen (I. primaire biologische behoeftes, II. bestaanszekerheid, III. sociale behoeften, IV. erkenning en V. zelfactualisatie). A. een beroemde en goede onderzoeker zijn = IV B. water drinken = I C. een schildercursus volgen = V D. na het werk met mensen van het werk iets drinken = III E. een vast contract krijgen = II F. met een vriend gaan vrijen = I G. gecontroleerd worden voor het stadion = II H. een website over zich zelf gaan maken = V I. een bonus op je salaris krijgen = IV J. in het weekend gaan voetballen = III 2. Zoek op in de tekst: Wat is kenmerkend voor een - materialistische houding? orde, economische groei, stabiele prijzen,hoge defensie-uitgaven, strijd tegen criminaliteit - postmaterialistische houding? persoonlijke invloed op politiek, inspraak op het werk, vrijheid van meningsuiting, leefbaarheid, medemenselijkheid, creativiteit - moderne houding? gezag wordt overgenomen door (democratische) instituties (ten opzichte van een traditionele houding (gezag door kerk/religie) - postmoderne houding? eigen baas zijn, zelf morele standaards definiëren, tolerantie in ethische vraagstukken zoals euthanasie, homoseksualiteit, etc.
Uwe Krause – Fontys Lerarenopleiding Tilburg (NL) – www.atlasofeuropeanvalues.eu
Opdracht behorende bij de Atlas of European Values 3. Geef van de volgende uitspraken aan of ze meer behoren bij het materialisme, postmaterialisme, modernisme of postmodernisme. allemaal originele uitspraken – je komt achter de bronnen, als je de hele zinnen googlet. A. Wij investeren bovengemiddeld veel in de openbare ruimte op de Zuidas. = postmaterialistisch B. Iedere Rotterdammer moet zich veilig kunnen voelen. = materialistisch C. In Nederland heb je recht op vrijheid van meningsuiting: inwoners van Nederland mogen dus zeggen wat ze denken. = postmaterialistisch D. Ze vonden abortus toch niet goed. Ze wisten dat God het leven gemaakt heeft en het gebod ‘gij zult niet doden’ gegeven heeft! = traditioneel/(modern) E. Bij de stelling “Homoseksualiteit keur ik goed” antwoordt een groot deel van de jongeren met ‘eens’. = postmodern F. Nederland liet zich tijdens de nationale inzamelingsactie voor de tsunami op 6 januari 2005 van haar beste kant zien. = postmaterialistisch G. De mondiale uitgaven aan bewapening zijn ook in 2004 weer gestegen. = materialistisch Plaats in het examenprogramma/de les De opdracht sluit aan bij kerndoel 43 van de onderbouw: Cultuurverschillen in Nederland – en bij kerndoel 45 van de onderbouw: Europese samenwerking; ML1/K/4 Cultuur en socialisatie van maatschappijleer 1 vmbo; ML2/K/6 De multiculturele samenleving van maatschappijleer 2 vmbo; domein E Pluriforme samenleving van maatschappijleer havo en vwo; het nieuwe examendomein voor aardrijkskunde vmbo: grenzen en identiteit; module waardeoriëntatie bij levensbeschouwing. Tevens is de opdracht geschikt voor mentorlessen.
Uwe Krause – Fontys Lerarenopleiding Tilburg (NL) – www.atlasofeuropeanvalues.eu