1
Op maandag 24 oktober heropent de VOORZITTER de vergadering om 19.30 uur. Opiniërend 1. Motie van GroenLinks ‘Vriend van de Nacht’ De heer DE GRAAF deelt ter toelichting mee dat er de laatste jaren meer waardering en aandacht is gekomen voor de duisternis. Volgens hem gelukkig ook in deze gemeente en verwijst daarbij naar het beleidsplan openbare verlichting en naar de richtlijnen voor de MER glastuinbouw. Diverse organisaties zijn volgens hem een campagne begonnen over de duisternis. Zo worden instellingen, bedrijven, gemeenten en provincies uitgenodigd om ‘Vriend van de Nacht’ te worden. Vriend van de Nacht houdt in dat in het beleid rekening wordt gehouden met alle facetten van de duisternis. Ook de gemeente Eemsmond heeft de uitnodiging ontvangen, de gemeente heeft hiervoor wel sympathie maar wenst er niet op in te gaan. Zijn fractie vindt dat Eemsmond zich zonder belemmering aan kan sluiten bij de in de motie genoemde deelnemers. Onlangs is de gemeente Zuidhorn hier nog aan toegevoegd. Hij pleit er voor dat de gemeente Eemsmond alsnog ‘Vriend van de Nacht’ wordt. De heer DOBMA zegt dat zijn fractie de motie van GroenLinks volledig ondersteunt en vindt dat op basis van het huidige beleid de gemeente Eemsmond ‘Vriend van de Nacht’ kan worden. Bij de vaststelling van het openbare verlichtingsplan en bij de discussie over de MER-richtlijnen voor de kassen nabij de Eemshaven heeft hij duidelijk aangegeven waar voor zijn fractie de grenzen liggen. Dit belemmert zijn fractie dan ook niet zich aan te sluiten bij de oproep van GroenLinks. Overigens denkt hij wel dat de oproep van de milieufederaties meer gericht is op de rest van Nederland dan op het noorden, waar het nog redelijk donker wordt . Wel vindt hij dat de nacht om twaalf uur begint en niet om acht uur , zodat het aanlichten van de kerken tot twaalf uur geen probleem geeft voor ‘Vriend van de Nacht’. Ook is zijn fractie van oordeel dat de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid er niet onder mogen leiden. Zijn fractie doet eveneens een oproep aan het college om alsnog ‘Vriend van de Nacht’ te worden. Volgens de heer J.F. NIENHUIS begint de nacht niet om twaalf uur, maar wanneer het donker wordt. Wat de motie betreft gaat Gemeentebelangen hier niet in mee, omdat men gaarne overal licht ziet. En waar licht is, wordt gewerkt. Verder associeert hij duisternis met de oorlogstijd. Toen moest men van de Duitsers compleet verduisteren. Licht vindt hij dan ook heel belangrijk. Omdat Seaports er wel aan mee doet, heeft spreker hen daarover benaderd. Men heeft hem gemeld, dat er wel een lichtje uit gaat, maar dat de veiligheid voor alles gaat. Hij gaat er dan ook vanuit dat het licht daar niet wordt gedempt. Tot slot deelt hij mee dat zijn fractie er tegen is dat de gemeente ‘Vriend van de Nacht’ wordt. De heer VA N DE WAL heeft begrepen dat de gemeente zich aanvankelijk wilde aanmelden, doch later van mening is veranderd. Hij vraagt wat de reden hiervan is. Zijn fractie ziet gaarne een prachtige sterrenhemel en vindt ook dat het buitengebied zoveel mogelijk haar gezicht moet behouden, maar is eveneens voor veiligheid en economische activiteit. Het uitgangspunt zou volgens hem dan ook moeten zijn: geen extra verlichting, alleen daar waar veiligheid mogelijk in het geding is. Om nee te zeggen tegen alles naar wat overbodige verlichting zou rieken gaat hem te ver. Verlichting van een toren als de Meister Toren vindt hij prachtig.
2
De heer DE GRAAF vindt het logisch dat verkeersveiligheid en sociale veiligheid in het middelpunt blijven staan, maar in het verdergaande beleid moet volgens hem rekening worden gehouden met overbodige lichtuitstoot. De heer VAN DE WAL zegt dit ook te hebben aangegeven, doch vindt de oproep eigenlijk een stap te ver. De heer DOBMA verklaart dat deze oproep voor ‘Vriend van de Nacht’ zich met name richt op het gegeven dat men, wat de verlichting betreft, in Nederland op dit moment enigszins doorschiet. Volgens hem moet in het beleid rekening worden gehouden en afgewogen worden of er nog meer licht aan moet worden toegevoegd. Volgens de heer VAN DE WAL speelt dit veel meer in de randstad en haar omgeving dan hier in het noorden. Hoewel niets mooier is dan een donkere sterrenhemel vindt zijn fractie dat deze motie toch iets te ver gaat. Mevrouw OUDMAN vindt de motie overbodig. Hoewel ze het prima vindt dat wordt nagedacht over de duisternis ziet haar fractie niet in wat de meerwaarde van deze vriendschap zou zijn. Wethouder BOLWIJN zegt op satellietfoto’s gezien te hebben dat met name het westen verlicht was, maar dat het voor het noorden wel meeviel. Dat de heer De Graaf aangaf, dat er in het verlichtingsplan zuiniger omgesprongen wordt met het licht, is volgens hem niet helemaal correct. Beschreven wordt op welke wijze de gemeente planmatig met licht omgaat. Met name in het buitengebied wordt alleen uit verkeersveiligheidsoverwegingen een kruispunt verlicht, verder niets. Wel is in het verlichtingsplan afgesproken dat er met betrekking tot de bebouwde kommen overgegaan is op nachtbranders. Dit betekent dat waar vroeger de verlichting werd gehalveerd, er nu bij vervanging een andere soort lamp wordt geplaatst, zodat er tegen lagere kosten meer licht wordt verkregen.Vanuit het oogpunt van sociale veiligheid heeft de raad er volgens hem destijds voor gekozen in de kernen meer licht te hebben. Volgens de wethouder is het dan ook lastig om met de motie mee te gaan, omdat het haaks op het gevoerde beleid staat. Verder deelt hij mee dat ook het beleid ten aanzien van het aanlichten van openbare gebouwen nog niet zo lang geleden door de raad is vastgesteld. Verder blijkt uit onderzoek dat een derde van alle vrouwen zich onveilig voelt wanneer er ’s avonds te weinig verlichting is. Hoewel het college wel sympathie heeft voor deze acties is de overweging om zich niet aan te sluiten dat men dan ook gebonden is aan hetgeen de organisatie aan richtlijnen uitgeeft. De heer DE GRAAF heeft de indruk dat er in het verlichtingsplan wel voor duisternis gekozen is wat betreft het gebruik van bepaalde armaturen. In het beleid wordt er wel degelijk rekening mee gehouden. Verder wil hij geen afbreuk doen aan de verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Dat het in het noorden van de provincie Groningen nog relatief donker wordt heeft hij ook al aangegeven, doch wijst er op dat dit juist op deze plek moet worden behouden. De heer DOBMA verklaart dat de morgen om zes uur begint en duurt tot twaalf uur. Vanaf dat tijdstip tot zes uur is het middag en vanaf zes uur tot twaalf uur is het avond, waarna om twaalf uur de nacht begint. Volgens hem is deze wetenschap essentieel voor de stellingname, dat men wel ‘Vriend van de Nacht’ kan zijn. Hij roept het college op om toch met de motie mee te gaan. De heer J.F. NIENHUIS verklaart dat Gemeentebelangen hierdoor niet is overtuigd. Vervolgens constateert de VOORZITTER dat de meerderheid van de raad tegen de motie van GroenLinks is, waarmee de motie is verworpen. 2. Bespreking ingekomen stukken d.d. 22 september 2005 inzake: - brug Oosterbermkanaal - motie met betrekking tot asielbeleid van de gemeente Vlagtwedde
3
Ten aanzien van de brug vraagt de heer J.F. NIENHUIS in reactie op de memo van het college, of de gemeente er nu nog wel of niets meer over te zeggen heeft. Wethouder VAN WARNERS antwoordt dat niet de gemeente, maar het rijk verantwoordelijk is voor de verkeersbesluiten in dezen. In reactie op een vraag van de heer Dobma over de te plaatsen borden, zegt de wethouder dat de borden wellicht door de gemeente weggehaald moeten worden en door het rijk worden herplaatst. Met betrekking tot de motie van de gemeente Vlagtwedde vraagt de heer EERELMAN namens zijn fractie aan de raad en ook aan het college om adhesie te betuigen aan deze motie en dit te laten weten aan de regering en de Tweede Kamer. Wat er in Vlagtwedde speelt, zou zich volgens hem ook in de gemeente Eemsmond kunnen voordoen. Vervolgens reikt hij de raad een gedicht uit van een jonge vrouw uit deze gemeente, die met haar familie al twaalf jaar in Nederland is. Volgens spreker komen in dit gedicht de gevoelens van deze mensen beter tot uiting dan hij in een betoog kan aangeven. Mevrouw HOEKZEMA vermeldt dat wanneer men weet dat deze asielzoekers al voor de oude vreemdelingenwet in Nederland waren en veel mensen hiervan reeds zijn geïntegreerd, terwijl ook veel kinderen in Nederland zijn geboren, men toch niet zou willen dat deze mensen het land uit gaan. De volgende regels in het gedicht: ‘Bang voor wat komen gaat’ en ‘Ik vraag niet om medelijden, Ik vraag alleen om begrip’ zeggen haar fractie genoeg. Gemeentebelangen staat dan ook volledig achter deze motie. De heer VAN DE WAL meldt dat deze motie ook alle sympathie heeft van zijn fractie. Ondanks de volledige steun aan deze motie vraagt hij zich af of het wel de taak van de gemeenteraad is om telkens – het is vaker aan de orde geweest – signalen aan Den Haag af te geven. En hoewel hij het ook erg schrijnend vindt, wordt het beleid volgens hem uiteindelijk in Den Haag gemaakt. Mevrouw HOEKZEMA interrumpeert met de opmerking dat het juist goed is dat gemeenten laten horen dat ze het er niet mee eens zijn. De heer VAN DE WAL denkt dat een dergelijk signaal van de gemeente dan wel enigszins bijzonder moet zijn, wil Den Haag er naar luisteren. Andere acties hebben misschien meer resultaat. Zo is er bij het CDA een medewerker aangenomen, die zich gaat bezighouden met lokale problemen als gevolg van regelgeving in Den Haag. Deze zou volgens hem kunnen trachten het op de agenda te krijgen. Volgens de heer EERELMAN gaat het er om dat men met elkaar een signaal afgeeft aan de beleidsmakers, want er wordt volgens hem nog niet genoeg geluisterd. Mevrouw HOEKZEMA merkt nog op dat Gemeentebelangen geen eigen partijbureau heeft en de verzending van de brief wel nodig vindt, waarop de heer VAN DE WAL antwoordt zijn steun te hebben toegezegd. Wethouder EISINGA verklaart dat het college zich kan aansluiten bij hetgeen door de raadsleden naar voren is gebracht en onderschrijft de motie dan ook. Volgens de wethouder kan men dergelijke signalen niet vaak genoeg afgeven, zeker waar het een regeringsbeleid betreft waar men als gemeente veelvuldig mee te maken krijgt en het lijkt alsof de gemeente de problemen van Den Haag op moet lossen. De VOORZITTER concludeert dat de raad unaniem de motie ondersteunt en dat de raad het college verzoekt dit ter kennis te brengen aan de regering en de Tweede Kamer. 3. Hercalculatie en calculatie grondexploitaties bestemmingsplannen en woonplan Eemsmond De heer KAMMENGA vraagt waarom nog steeds de naam Holwinde wordt gebruikt voor het bestemmingsplan en niet Oldörp, zoals Gemeentebelangen
4
reeds eerder heeft aangegeven. Toegezegd werd dat hierop teruggekomen zou worden, doch dit is volgens hem tot op heden nog niet gebeurd. De Historische Kring heeft volgens hem haar dwaling ingezien. Spreker vermeldt dat er in 2010 een batig saldo zou kunnen zijn door gunstige factoren. Nu de grond in Uithuizen Zuid is gekocht vraagt hij wat het verschil is, omdat het bij ongunstige factoren heel anders kan zijn. Verder vraagt hij of de afrekening belasting 2002 met betrekking tot het btw-fonds inmiddels heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de afspraken met de woningcorporaties vraagt hij hoe hoog de index is die momenteel wor dt toegepast en welk percentage wordt gehanteerd. Ook vraagt hij wat het de toevoeging van de locaties Klinkhamer Uithuizen en noordwand Johan van Veenplein in 2006 aan de verplichtingen van hercalculatie betekent. De nieuwe exploitatieopzetten voor de nieuwe bestemmingsplannen zijn volgens hem niet volledig. Hij vraagt waarom er geen plaatsnaam achter de exploitatie is gezet, omdat bijvoorbeeld bij De Laan Zuid Warffum wordt bedoeld, terwijl het ook Uithuizen zou kunnen zijn. Gemeentebelangen kan volgens hem instemmen met de hercalculaties Dingewold, Usquert-Oost, Scherphorn Noord en ‘overige gronden’ en tevens met de calculaties De Laan Zuid en Scherphorn Zuid. Wat Holwinde betreft wacht hij het antwoord van de wethouder af. De heer DOBMA vraagt of Gemeentebelangen haar instemming hiermee afhankelijk laat zijn van de naamgeving van een plan. In dat geval kent hij ook een niet-correcte grensaanduiding, namelijk Bovenhuizen, dat eerder begint dan waar het bord is geplaatst. Hij maakt dit echter niet afhankelijk van de goedkeuring van de exploitatieopzetten. Volgens de heer KAMMENGA is goedkeuring van zijn fractie niet afhankelijk van de naamgeving. Wel zegt hij een kaart te kunnen leveren van omstreeks 1835, waar de grens is aangegeven van de toenmalige gemeente Uithuizen en waarop duidelijk Holwinde, dat toen Hebrinda heette, te zien is. Dit hoorde destijds bij de gemeente Kantens. Op de kaart is volgens hem te zien hoe ver Holwinde van Oldörp verwijderd is. Zijn fractie begrijpt dan ook niet dat de naam Holwinde voor het plan is gekozen en denkt dan ook dat het erg verwarrend gaat worden. Gemeentebelangen vindt Oldörp dan ook de enige juiste naam voor het plan. De heer DOBMA merkt op dat door de hercalculatie van verschillende bestemmingsplannen de uiteindelijke resultaten doorwerken in de calculatie van het woonplan. En dat als gevolg daarvan het overschot stijgt naar € 76.000,-op eindwaarde, waarbij er op eindwaarde € 400.000,-- wordt onttrokken. Volgens hem een stijging van € 6.000,-- naar € 476.000,--, maar omdat twee projecten voorgesteld worden daalt het vervolgens weer naar € 76.000,--. Zijn fractie aarzelt om met het voorstel in te stemmen. Ook omdat met betrekking tot de twee projecten, het pand Klinkhamer en noordwand Johan van Veenplein, die nog aan het woonplan worden toegevoegd, de geschatte eindwaarde gebaseerd is op een calculatie van onder andere de twee bestemmingsplannen De Laan Zuid en Holwinde, die nog niet door de raad zijn vastgesteld. De investeringen ten behoeve van de desbetreffende bestemmingsplannen kunnen volgens hem ook niet worden gedaan, omdat ze nog niet zijn goedgekeurd. Zijn fractie vraagt zich af of het college niet te optimistisch is ten aanzien van de mogelijke opbrengsten. Investeringen dienen volgens hem in de beginperiode te geschieden, terwijl de inkomsten pas daarna komen op basis van de grondprijs. Daar het college verwacht dat de grondprijs nog verder kan stijgen en het feit dat Duitse bouwers in Dingewold in vergelijking met hun Nederlandse collega’s kennelijk iets goedkoper konden bouwen, waardoor enige marge is ontstaan om de grondprijs te verhogen, vindt zijn fractie het te ver gaan om daar de gehele financiële huishouding van het woonplan tot en met 2010 nu al op te bouwen. Zijn fractie is niet tegen de
5
calculatie en ook niet tegen de projecten, maar maant wel tot enige voorzichtigheid met het doen van investeringen zonder dat er enige vorm van garantie is of er wel geld binnenkomt. Zijn fractie is het er niet mee eens dat in 2006 al met deze projecten wordt gestart. Verder wijst hij er op dat ondanks de veel hogere grondprijs er voor bestemmingsplan Holwinde nog wel een negatief exploitatiesaldo wordt verwacht. Enige voorzichtigheid is volgens hem dan ook geboden. Spreker vraagt in hoeverre het college zich al heeft gebonden aan de projecten en in hoeverre de raad nog de mogelijkheid heeft om er voorlopig nee tegen te zeggen. Tevens vraagt hij of er al verplichtingen zijn aangegaan en of de aankoop door de corporatie is gedaan met de toezegging van het college dat het bedrag er komt. En of de raad het nog enige tijd kan uitstellen tot er meer duidelijkheid over de financiën is. Voorts vindt zijn fractie, ervan uitgaande dat instemming met het woonplan en de hercalculaties inhoudt dat ook wordt ingestemd met beide projecten, de informatie hierover wel summier. Ten aanzien van bijvoorbeeld pand Klinkhamer mist hij informatie over hoe het plan eruit zal zien, wat het aankoopbedrag is, etcetera. Destijds bij de vaststelling van het woonplan is volgens hem afgesproken, dat corporaties tegen een lagere prijs in bestemmingsplannen koopwoningen mogen bouwen om die vervolgens tegen marktwaarde te verkopen, waardoor er winst wordt gemaakt. Met deze winst zouden vervolgens de herstructureringsprojecten kunnen worden betaald. Spreker vraagt hoe dit zich verhoudt tot de bijdragen die het college wil geven aan zowel het project Klinkhamer als het project van de noordwand Johan van Veenplein, waar het volgens hem om een corporatie gaat die juist door koopwoningen te bouwen in de uitleggebieden winst behoort te maken. Tevens vraagt hij wat er met de winst wordt gedaan en hoeveel hiervan in deze projecten wordt gestopt. In het woonplan staan volgens spreker meerdere locaties genoemd. Als de raad op voorhand met de projecten instemt en later blijkt dat de binnenkomende bedragen iets lager worden, betekent dit volgens hem dat er een probleem is, zodat mogelijk andere projecten hierdoor worden geschrapt. Hij vraagt of dit een juiste conclusie is en of het inhoudt dat de oplossing voor de problematiek aan de Schoolstraat (panden Albert Heijn) of bij de mavo Uithuizermeeden naar achteren wordt verschoven. In dat verband heeft de noordwand Johan van Veenplein voor zijn fractie een minder hoge prioriteit, gezien er vrij recent nog een fors bedrag geïnvesteerd is in het plein zelf en zijn fractie van mening is dat overige investeringen, met name in de gebouwen erom heen, door particulieren moet gebeuren. Ten aanzien van starters vraagt hij zich af in hoeverre het mogelijk is om als starter in een plan als Holwinde of De Laan Zuid aan de bak te komen en of de gemeente instrumenten heeft om starters bij dergelijke grondprijzen een eindje op weg te helpen. Hij kan zich voorstellen dat de gemeente zich buigt over de vraag hoe met name starters op de koopwoningmarkt kunnen worden gestimuleerd een woning te kopen. Daarbij wijst hij op een regeling waar inmiddels meerdere gemeenten gebruik van maken, namelijk het stimuleringsfonds volkshuisvesting. Middels dit fonds kunnen starters een goedkopere lening krijgen. Spreker vraagt of onderzocht kan worden in hoeverre dit in deze gemeente een bijdrage kan leveren aan de oplossing van de starterproblemen. Tevens verzoekt hij in dat onderzoek ook mee te nemen het initiatief van de burgemeester van Steenwijkerwold, de heer Apotheker, namelijk om grond van de gemeente niet te verkopen, maar in erfpacht te geven aan starters. De heer DIJKSTERHUIS deelt mee dat zijn vragen en opmerkingen parallel lopen met die van de heer Dobma. In deze discussie gaat het volgens hem met name over een residu, een overschot in het jaar 2010. Omdat er de komende
6
vier jaren nog veel kan veranderen, blijft praten over dergelijke bedragen volgens hem toch natte vingerwerk. Volgens spreker kan worden geconstateerd dat het pand Klinkhamer en de noordwand Johan van Veenplein binnen het woonplan zijn gebracht. In tegenstelling tot de heer Dobma vindt zijn fractie dit, ondanks de risico’s, een plezierige ontwikkeling. Uithuizermeeden wacht volgens hem al lang op een verdere ontwikkeling en het CDA heeft, ook in het kader van het woonplan, altijd gezegd te proberen dit zoveel mogelijk via de woningbouwcorporaties te doen. Wanneer deze corporaties het initiatief er toe nemen en er nu geen exploitatietekort is, durft zijn fractie het risico wel aan. Vervolgens vraagt hij de wethouder of er voor de plannen Holwinde en De Laan Zuid al enige belangstelling is en of hieromtrent ook over het plan Scherphorn Zuid al iets bekend is. Verder vraagt hij of er ook al enig inzicht is met betrekking tot de kavels op de plek waar nu nog het politiebureau is gevestigd. Spreker gaat ervan uit dat het college voldoende ruggesteun geeft aan de acties die er in het kader van het woonplan ondernomen worden. Vervolgens schorst de VOORZITTER de vergadering. Na schorsing wil wethouder BOLWIJN de heer Kammenga wijzen op foute informatie over de naamgeving Holwinde/Oldörp. De Historische Kring is volgens hem namelijk niet teruggekomen op haar advies. Nadat tijdens de vorige discussie toegezegd is dat nogmaals advies gevraagd zou worden aan de Historische Kring, heeft deze volgens hem aangegeven bij haar ingenomen standpunt te blijven en dus achter de naamgeving van Holwinde te blijven staan. De VOORZITTER wijst er nog op dat de ambtelijke organisatie beschikbaar is om nadere informatie te verstrekken wanneer men het eventueel een keer aan de orde wil stellen. Wethouder BOLWIJN vermeldt dat aankoop van de gronden Uithuizen Zuid geen gevolg heeft voor de exploitaties woonplan, omdat er nog geen beslissing genomen is over wat er met dat gebied gaat gebeuren. Zolang er geen bestemming voor is, blijft het volgens hem opgenomen in ‘overige gronden’. De afrekening over 2002 inzake de btw heeft volgens hem inmiddels plaatsgevonden. Het bedrag is echter nog niet in de exploitatie van het woonplan verwerkt. Ten aanzien van opmerkingen over de projecten Klinkhamer en noordwand Johan van Veenplein deelt de wethouder mee, dat het woonplan is gebaseerd op aannames, waarbij afgesproken is om gezamenlijk te komen tot sloop en bouw van huurwoningen/seniorenwoningen. De corporaties zouden volgens hem de onrendabele top voor hun rekening nemen, die voor een huurwoning op dit moment zeker € 30.000,-- bedraagt, terwijl er vanuit de gemeente afspraken zijn gemaakt over de grondprijs. Dit houdt volgens hem ook in dat aankoop van een project binnen het dorp via de gemeente loopt, waarbij het tegen de vastgestelde prijs wordt doorgeleverd. Het verschil blijft voor rekening van de gemeente en dus ten laste van het woonplan. Wat het project Klinkhamer betreft was er volgens hem een zoeklocatie voor die woningen in de kom Uithuizen opgenomen voor € 275.000,-- als normbedrag. Nu het toegespitst is op het pand Klinkhamer kost het € 232.000,--. Dat er geen zoeklocatie meer staat, betekent volgens de wethouder niet dat de gemeente financieel minder uit is. Voor het saldobedrag heeft het een voordeel gegeven. Voor de noordwand Johan van Veenplein geldt volgens hem eigenlijk hetzelfde. De bijdrage voor dit project van € 100.000,-- is volgens de wethouder een lager bedrag dan er als zoeklocatie voor stond. Samen met Marenland heeft de gemeente een studie hiervoor ingesteld, waaruit blijkt dat het voor de bedrijfslocatie financieel haalbaar zou moeten zijn. Om erboven woningen te realiseren, zal bovengenoemd bedrag vanuit het woonplan door de gemeente
7
moeten worden bijgedragen. Dit bedrag is niet hoog wanneer men het relateert aan andere projecten die in het kader van het woonplan gerealiseerd gaan worden. In reactie op de heer Dobma zegt de wethouder dat de genoemde kavelprijzen niet door het college zijn gekozen om tot een financieel positief resultaat te komen, maar dat deze bedragen zijn uitgezocht door de makelaar, die van het college de opdracht had om de residuele waarde opnieuw te bekijken. Aan de hand van verkopen werd berekend wat in de verschillende dorpen de goede verkoopprijs van de grond zou zijn. De heer DOBMA wijst er op dat in het collegevoorstel stond dat het werd veroorzaakt doordat een aantal Duitse bedrijven in vergelijking met hun Nederlandse collega’s goedkopere woningen bouwde, terwijl deze woningen wel dezelfde verkoopwaarden hebben als de andere woningen. Hierdoor ontstond volgens hem een marge om de residuele waarde van de grond te verhogen. Volgens wethouder BOLWIJN kan het college niet zelf de waarde bepalen, maar is zij gebonden aan het onderzoek van de makelaar. Met de makelaar is wel besproken wat de oorzaak kan zijn van deze andere prijsstelling, waarbij tot de conclusie is gekomen dat de Duitse aannemer, die nu op de bouwmarkt opereert, een prijsverandering tot gevolg heeft gehad. In reactie op de vraag van de heer Dobma over de afspraken met de corporaties antwoordt de wethouder, dat bij de principeafspraken met de corporaties ervan uitgegaan is dat zij uit de reserves een bijdrage leveren en dat het college tegen vastgestelde prijzen levert en daarbij ook zorgt voor de infrastructuur. Volgens hem is er een berekening hoe dit bekostigd moet worden, namelijk de exploitatieopzet van het woonplan, waarin alles is verwerkt, de € 14,-- en de winsten. De corporaties kunnen echter de onrendabele top niet alleen vanuit de winsten financieren, maar zullen daarbij ook reserves moeten gebruiken in combinatie met voordelen die zij uit de verkoop van woningen halen. De bijdrage van iedere corporatie staat volgens hem in het woonplan aangegeven en de corporaties houden zich volgens hem op dit moment nog steeds aan de met elkaar afgesproken opgave. Volgens de wethouder mag er dan ook van worden uitgegaan dat de bijdrage er komt. En het kan volgens hem dan ook niet anders dat, daar het bouwen van een huurwoning op dit moment niet uit kan, er geld moet worden bijgelegd. In reactie op de opmerking, dat de panden Schoolstraat meer prioriteit hebben dan de noordwand Johan van Veenplein, zegt de wethouder dat de noordwand in het woonplan staat aangegeven als nog te realiseren project. De panden Schoolstraat, die ook in het woonplan zijn opgenomen, zijn volgens hem al vaker besproken. Op dit moment is het volgens hem niet mogelijk de eigenaar er toe te bewegen om er volledige medewerking aan te geven. Hij gaat er vanuit dat de noordwand uitgevoerd gaat worden. Deze noordwand, de Schoolstraat en ook de mavo staan volgens hem alledrie in het woonplan genoemd. De volgorde van uitvoering is echter afhankelijk van de mogelijkheden die er op dat moment zijn. Over de starterwoningen in het Klinkhamerproject zegt hij dat de corporatie appartementen wil bouwen voor senioren, maar dat deze ook geschikt zijn voor starters. De inschatting is dat senioren wel naar deze plek willen, maar misschien toch liever dichter bij het centrum willen wonen. Daarom heeft men volgens hem aangegeven de woningen eventueel ook aan starters beschikbaar te stellen. Voor seniorenwoningen bestaat volgens hem de grootste wachtlijst op dit moment en wanneer senioren er belangstelling voor hebben, zullen zij er komen. Het door de heer Dobma genoemde stimuleringsfonds volkshuisvesting bestaat volgens de wethouder al jaren, doch binnen de gemeente is destijds de keuze gemaakt hier niet aan deel te nemen. Hoewel het aardig is een dergelijk fonds
8
te hebben, betekent dit volgens hem wel dat het betaald moet worden. De gemeenten die wel een fonds bezitten hebben daarvoor hun waarde van hun aandelenbezit ingebracht. Deze keuze heeft Eemsmond indertijd niet gemaakt. De heer DOBMA wijst er op dat er destijds een geheel andere bouwmarktsituatie heerste. In deze tijd komen starters volgens hem veel eerder in de problemen. Hij vraagt om een onderzoek of het een oplossing voor de problematiek van starters in deze gemeente zou kunnen zijn. Wethouder BOLWIJN geeft aan dat dit fonds voor deze gemeente onmogelijk is, omdat daarin voor een behoorlijk bedrag in deelgenomen moet worden om er voordeel uit te halen. Wat de starters betreft is volgens de wethouder met de corporaties de afspraak gemaakt ook voor de koopmarkt te gaan bouwen, waarbij in de bouwstroom wordt getracht twee-onder-één-kapwoningen, met name starterwoningen, in de huurwoningen mee te nemen, zodat deze tegen een acceptabele prijs kunnen worden neergezet. Wat de suggestie van erfpacht betreft zou dit volgens hem een mogelijkheid kunnen zijn, doch zegt persoonlijk het gevoel te hebben dat het meer nadelen dan voordelen heeft. Om er voordeel uit te halen zou men als gemeente wellicht een goedkopere lening kunnen realiseren via de BNG dan een starter bij de bank zou kunnen doen. De starter moet dan ook wel de rente betalen, maar heeft dan nog wel het nadeel dat hij een woning heeft met erfpacht, waarvan het bepalen van de verkoopwaarde heel erg lastig is. Bovendien wordt op deze wijze de starter ook meer belast om op deze plek te blijven. De heer DOBMA merkt op dat het geen plicht betreft maar een recht. Dit is ook de reden waarom+ hij verzocht heeft om er onderzoek naar te doen. Verder heeft de starter tussentijds de mogelijkheid om alsnog de grond aan te kopen. Het betreft volgens hem ook geen constructie om erfpacht weer in te voeren, maar er voor te zorgen dat starters in de aanvangsfase iets voordeliger uit zijn. Wethouder BOLWIJN heeft er niets op tegen, doch ziet hier zelf geen voordeel in. Wil een starter later toch eigenaar van de grond worden, dan heeft deze nogmaals extra notariskosten, waarmee het voordeel misschien wordt opgeheven. Wel zegt hij toe, dat gekeken zal worden naar een mogelijkheid om kansen van starters op de markt te vergroten. Ten aanzien van het verzoek een indicatie te geven van de belangstelling voor Holwinde, De Laan Zuid, Scherphorn Zuid en Dingewold verklaart de wethouder dat dit heel moeilijk in aantallen is aan te geven, maar dat hij kan zeggen dat het redelijk veel is. In reactie op de vraag of de raad nog de mogelijkheid heeft om nee te zeggen, deelt de wethouder mee dat de raad ten aanzien van alle exploitatieopzetten de mogelijkheid heeft er iets van te vinden. Ten aanzien van de zoeklocaties inzake het woonplan heeft hij destijds aangegeven, dat het college planologisch gezien in een aantal gevallen bij de raad terug zal komen en dat de raad hier mogelijkheden heeft. De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken en deelt mee dat het de volgende vergadering besluitvormend aan de orde zal komen. 4. Evaluatie grondbeleid De heer DOBMA vindt het pas zinvol hier iets over te zeggen wanneer er meer zicht is op de vorderingen van het woonplan. Wanneer daarin iets sneller of juist minder snel geschiedt dan is gepland, zou dat volgens hem aanleiding kunnen zijn om iets aan het grondbeleid te veranderen. De heer KAMMENGA vraagt naar de betekenis van een A-B-C-contract. Wethouder BOLWIJN verklaart dat het twee contracten betreft over de eenmalige levering van grond, oftewel de heer A maakt met de heer B de afspraak om grond aan hem te verkopen, terwijl de heer B vervolgens de
9
afspraak maakt om de grond aan de heer C te verkopen, waarna de levering eenmalig rechtstreeks plaatsvindt van A naar C. De heer DIJKSTERHUIS geeft aan dat dit punt volgens hem besluitvormend mag zijn. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 5. Notitie integraal veiligheidsbeleid De heer VAN DE WAL merkt ten aanzien van deze notitie op dat op pagina 5 een belangrijke constatering staat, namelijk dat vanuit het gezichtspunt van de burger de veiligheid wordt gezien als een “totaalproduct”. Volgens spreker ligt hier voor het gemeentebestuur een schone taak om de doelstelling op pagina 6, onderaan, mede vorm te geven. De doelstelling is volgens hem misschien wel wat ambitieus, maar als uitgangspunt lijkt het hem prima. Om geformuleerde doelstellingen handen en voeten te geven, is het volgens hem belangrijk dat burgers een hoge aangiftebereidheid aan de dag blijven leggen. Dit is volgens hem dan ook de taak van de politie om er voor zorgen, dat deze aangiftebereidheid er ook daadwerkelijk blijft. Kijkend naar de beoogde effecten, zoals deze op pagina 8 zijn geformuleerd, met name wat er in en rond het weekend aan geweld en vernielingen op straat plaatsvindt , dan moet hier volgens hem goed op worden ingespeeld. Daarbij stelt hij dat deze grote ergernis direct gekoppeld kan worden aan de zogenaamde horecaoverlast en het in die hoedanigheid dan ook terecht is om dit als eerste actiepunt in het raadsvoorstel te formuleren. Hij heeft dit al eerder genoemd en heeft daarbij verwezen naar de Amsterdamse binnenstad, waar om twee uur ’s nachts de sluitingstijd ingaat. Volgens spreker zou dit ook uitgangspunt moeten worden tijdens de gesprekken die gevoerd moeten worden met de desbetreffende partijen over de horecaoverlast en de daarmee gepaard gaande vernielingen. Het argument dat het uitgaansleven pas laat op gang komt vindt hij onzin. Als er jongeren zijn, die hun nek uitsteken en aantonen dat er vroeger kan worden uitgegaan, dan is het volgens hem onzin te wachten tot elf, twaalf uur, omdat het dan pas op gang zou komen. Spreker pleit er voor om twee uur als uitgangspunt voor de sluiting te hanteren. Vervolgens verwijst hij naar pagina 9, bovenaan, waar de beoogde effecten: ‘Mogelijke situaties eerder erkennen’ en ‘pro-actieve houding aannemen’ worden aangegeven. Op pagina 12 is sprake van: aanpak discriminatie/racisme. Dit is ook een tendens die erger is geworden. Om hier iets aan te doen doet spreker de suggestie om met jongeren naar Westerbork te gaan. Ten aanzien van pagina 14, punt 6, vraagt hij waar de afkorting GHOR voor staat. Op pagina 15 wordt aan het eind opgemerkt dat de regiopolitie steeds meer haar inzet gaat baseren op het door de gemeente ingestelde veiligheidsplan. Volledigheidshalve moet wel worden opgemerkt dat de politie uiteraard ook gehouden is aan het uitvoeren van het met de Minister van Binnenlandse Zaken gesloten prestatiecontract en de aanwijzingen die door het Openbaar Ministerie worden gegeven. Hij vraagt of dit wel met elkaar overeenstemt. Daarnaast geeft hij nog mee dat veiligheid ook voor een groot deel te maken heeft met gevoel en dat het condensaatoverlaadstation in Roodeschool en andere gaslocaties hierin ook moeten worden meegenomen. Tot slot wenst hij de stuurgroep veel wijsheid toe. De heer WOLTJER verklaart dat wat vandalisme betreft zijn fractie al eerder heeft aangegeven er voorstander van te zijn dat de gemeenschap op de hoogte wordt gebracht van wat het kost. Bij meerdere gemeenten gebeurt dit volgens hem al. Hij dringt hier dan ook op aan.
10
Wat de horecaoverlast betreft is zijn fractie voor een collectieve sluitingstijd en verzoekt hij het college dit in het kader van de nota uit te zoeken. De heer J.F. NIENHUIS duidt er op dat de nota start met een aantal moeilijke termen, zoals pro-actie; preventie; preparatie; repressie en nazorg. De nota lezend lijkt het hem dat het op papier goed is geregeld. Verder merkt hij op dat de ene persoon banger is uitgevallen dan de andere. Overleg tussen verschillende instanties is er volgens hem genoeg. Dat geldt volgens hem voor alle gebieden, zoals openbare orde en veiligheid, brandweer, rampen, verkeer en milieu. De volgorde van veiligheid verschilt volgens hem per persoon. Het is niet alleen een kwestie van leeftijd, maar ook van wat iemand heeft meegemaakt. Vernielingen van andermans eigendommen staat volgens spreker hoog op de lijst. Verder ergert men zich er volgens hem mateloos aan dat men soms zo maar iets kwijt is. Wel roept hij op om hiervan aangifte bij de politie te doen. Het maakt de kans namelijk groter dat het weer terugkomt. Deze notitie spreekt zijn fractie bijzonder aan. De op de laatste pagina van de nota vermelde zinsnede dat de benodigde politie-inzet gebaseerd wordt op het door de gemeente opgestelde integrale veiligheidsbeleid, is volgens hem waar het om draait. Spreker vraagt, nu de regiopolitie landelijke politie wordt, of dit ook gevolgen heeft voor de burgemeester als hoofd van de politie. In reactie op hetgeen de heer Woltjer heeft voorgesteld, namelijk om de schadepost inzake vandalisme voor de gemeente openbaar te maken, zegt hij voor te stellen een geldschadethermometer aan de muur van het gemeentehuis te hangen met daarop gegevens over wat het de gemeente allemaal kost. De heer DE GRAAF merkt op dat de gemeente Winsum de geleden schade altijd in het gemeentenieuws kenbaar maakt. De in het begin genoemde term: ‘nazorg’ wordt door spreker verder in de nota gemist. Hij vraagt zich af wat hier nu eigenlijk aan wordt gedaan. Nazorg is volgens hem belangrijk, ook met betrekking tot de aangiftebereidheid die volgens hem gestimuleerd moet worden. In grote lijnen kan hij instemmen met de nota. Op pagina 5 wordt volgens hem gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel als startnotitie. Deze bewoordingen zijn volgens hem in het voorstel zelf niet terug te vinden. Zijn fractie heeft wel enige problemen met de prioritering van de verschillende overlasten, daar deze volgens zijn fractie alle vijf even urgent zijn en geen van allen uitstel verdragen. Wat het huiselijk geweld betreft, blijkt dat ruim een derde van alle bij de politie gemelde geweldsmisdrijven met huiselijk geweld heeft te maken, terwijl aangiftebereidheid hier een lastig punt is. Hij vraagt zich af of uit politierapporten is op te maken hoe het hiermee in de gemeente Eemsmond is gesteld en wat er tegen gedaan kan worden. Spreker vraagt of de prioritering ook in voorgestelde volgorde moet worden gezien of dat er ook voor de andere punten ruimte en tijd is. Mevrouw BOEKHOUDT vermeldt dat haar fractie zich kan vinden in deze nota. Met betrekking tot actiepunt 1): horecaoverlast Uithuizen en actiepunt 2): het terugbrengen gebruik alcohol en verdovende middelen, staat volgens haar in het voorstel, dat vermoed wordt dat jongeren beneden de 16 jaar alcohol zouden kunnen kopen in een horecaonderneming. Ze verzoekt het college om nog eens goed te bekijken of dit ook zo is en vraagt hoe het college dit gaat aanpakken. Verder heeft zij gelezen dat Winsum lik-op-stukbeleid gaat toepassen. Wellicht is het de moeite om dit eens te onderzoeken. Ten aanzien van de uitnodiging om nog eventuele meerdere actiepunten toe te voegen. Uit onderzoek is gebleken dat een op de twintig thuiswonende 65plussers te maken heeft met een vorm van ouderenmishandeling. Verder heeft ze begrepen dat dit in Nederland nog erg wordt onderschat. Ze verzoekt dit
11
punt eraan toe te voegen en vraagt hier onderzoek in de gemeente Eemsmond naar te doen. Volgens de BURGEMEESTER heeft deze notitie lang op zich doen wachten. Hij is blij te kunnen constateren dat het grotendeels op de instemming van de raad kan rekenen. Volgens hem is dankbaar gebruik gemaakt van ervaringen die her en der zijn opgedaan, maar is ook geprobeerd een lokale inkleuring aan te geven. Verder heeft men geen te hoge verwachtingen willen wekken. Volgens spreker zijn niet alle projecten genoemd die bij integraal veiligheidsbeleid een rol spelen. Voor het gascondensaat in Roodeschool is separaat aandacht . Het valt onder de noemer: externe veiligheid. Veiligheid wordt door burgers als een soort totaalproduct gezien, waar men als overheid een duidelijke verantwoordelijkheid voor heeft. Doch veiligheid kan men volgens hem echter nooit tot 100% garanderen. Geprobeerd is om het algemene kader te schetsen in de notitie integraal veiligheidsbeleid en vervolgens een paar actiepunten te formuleren, waarmee men op korte termijn aan de slag wil. In deze actiepunten zit volgens hem geen prioriteitsstelling. Zaken over de jeugd vindt men ook hier weer terug. Daarbij zijn deze volgens hem meer toegespitst op taken, die direct met politietaken te maken hebben. Binnen het totale kader is een aantal items, waar de gemeente slechts zijdeling zeggenschap over heeft, omdat de politie ook zondermeer zijn taak ten aanzien van justitie zal moeten kunnen gaan uitvoeren. Binnen het geheel is het item van integraal veiligheidsbeleid steeds dominanter naar voren gekomen, omdat men hier ook ziet dat wanneer men zaken in samenhang met elkaar oppakt, dit rendementvoordelen oplevert. Samenwerking op lokaal niveau houdt volgens hem ook voor de politie in, dat een aantal vraagstukken beter kan worden opgepakt. Wat nazorg betreft kan men volgens hem denken aan slachtofferhulp en kijkend naar deze cijfers komt hij tot de conclusie dat er in dit gebied goed wordt gescoord. Oudermishandeling, dat de laatste tijd wel eens aan de orde is, is een onderbelichte zaak. Het is wel een item dat de komende periode meer naar voren zal komen, evenals huiselijk geweld. Op grond van de politierapporten blijkt dat het een zaak is die hier speelt. Wat de horecaoverlast betreft heeft het volgens hem zeker zin om het overleg met de horeca weer te gaan intensiveren en zal getracht worden om op een aantal terreinen tot duidelijker afspraken te komen. Daarbij kan hij niet toezeggen om het sluitingsuur naar twee uur ’s nachts te laten gaan. Daarvoor kleven er teveel dimensies aan dit punt. Het zou in onderling overleg met andere gemeenten kunnen worden opgepakt. Daarnaast kent Eemsmond verschillende sluitingstijden, dat mede op aandrang van de politie is gebeurd. Het is niet bekend in hoeverre er meer rust gecreëerd zou worden, wanneer er uniforme sluitingstijden zouden komen. Zelf zegt hij er met de politie al meerdere malen over te hebben gesproken. Verder wil hij er ook voor waken dat met het aanbieden van een reisje naar Westerbork het vraagstuk omtrent discriminatie en racisme kan worden opgelost. Interrumpeert de heer VAN DE WAL dat in het voorstel naar buiten komt dat dit probleem steeds groter wordt. De jongerenwerker die in dienst zal komen, komt dan in aanraking met jongeren die er bepaalde denkbeelden op nahouden. Volgens hem is er dan niets op tegen om een reisje naar Westerbork te maken. Volgens de BURGEMEESTER is het wel een item voor de jongerenwerker om hiermee bezig te gaan. Doch deze problematiek is volgens hem van een zodanige dimensie, dat er behoorlijk aan getrokken zal moeten worden om het weer de andere kant op te krijgen.
12
De afkorting GHOR betekent: Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. Wat het punt vandalisme en het voorstel om de kosten hiervan in beeld te brengen betreft zegt spreker dat dit al is toegezegd. Het college zal deze dan ook nakomen. Over de verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar heeft hij regelmatig overleg met de politie om te bekijken wat hier aan gedaan moet worden. Er zijn volgens hem wel systemen te bedenken die redelijk effectief zullen zijn. Hierbij is wel de hulp van de horecaondernemer nodig. Het lik-op-stukbeleid zegt hij op zich een aantrekkelijke optie te vinden, doch het moet volgens hem wel worden geplaatst in de totale afspraken met de politie met betrekking tot de horecaoverlast. Mevrouw BOEKHOUDT geeft aan dat zij daarom ook verzocht heeft het mede te onderzoeken. De heer J.F. NIENHUIS zegt van de burgemeester te begrijpen dat hij zich als hoofd van de politie geen zorgen hoeft te maken. Het is volgens hem wel zo dat de hele zaak op de schop gaat en dat de heer Wallage als regiochef verdwijnt. De BURGEMEESTER zegt niet te weten wat er gaat gebeuren. De beweging op regionaal niveau wekt volgens hem op dit moment de suggestie dat het beheer getild wordt naar het nationale niveau. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat men op regionaal niveau minder invloed heeft. Deze operatie is er volgens hem ook niet voor niets. Men wil op een aantal onderdelen beter kunnen sturen. Wel doet het volgens hem afbreuk aan de inspanningen die de laatste tijd ook door de regiopolitie zijn geleverd om veel zaken op elkaar af te stemmen. Onlangs las hij in de krant een artikel over de nationale recherche en wanneer het gaat om de bestrijding van georganiseerde criminaliteit is het volgens hem heel goed om op landelijk niveau prioriteiten te stellen. Er zou dan niet bij allerlei corpsen aangeklopt hoeven worden om voldoende menskracht bijeen te krijgen. In deze sturing gelooft hij dan ook wel. Iets anders is volgens hem dat een heel groot deel van het politiewerk het gewone huis-tuin en keukenwerk is, dat zich in de lokale gemeenschap afspeelt. Daarvan denkt hij dat het beter is dat men het mede op lokaal niveau kan aansturen. Wanneer echter op nationaal niveau wordt gezegd dat men zich er geen zorgen over behoeft te maken en dat het gewaarborgd wordt, dan zegt hij hen hier dan ook aan te houden. Welke impact het precies heeft kan hij niet overzien op dit moment. Het lijkt echter in tegenspraak met elkaar. De heer J.F. NIENHUIS stelt voor dit punt nu direct besluitvormend te doen zijn. De heer VAN DE WAL kan zich hier wel bij aansluiten, mits de burgemeester aangeeft dat de uniforme sluitingstijd wel goed op de agenda komt te staan. Volgens de BURGEMEESTER kan het niet anders zijn dat de sluitingstijd een onderwerp van gesprek is dat hij met de politie en de horeca zal hebben. In die zin komt het op de agenda te staan. De raad kan van hem niet de uitspraak verwachten dat hij streeft naar het doel van een sluitingstijd om twee uur. Daarvoor zitten er volgens hem teveel aspecten aan om hierover een uitspraak te doen. De heer VAN DE WAL zegt hier alle begrip voor te hebben. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. Vervolgens schorst de VOORZITTER de vergadering voor een korte pauze. Na schorsing wordt vervolgd met 6. Beleidsnotitie burgerparticipatie
13
- vaststelling nieuwe inspraakverordening - visiedocument opzet ‘andere adviescommissies’ De heer EERELMAN stelt voor dit agendapunt nu niet te bespreken, maar het te behandelen à la het voorstel over de inzameling van huisvuil. Dat wil zeggen het houden van een raadsbijeenkomst en het daarna verder af te handelen. De VOORZITTER verklaart dat de opzet van het voorstel was het zodanig aan de raad te presenteren, dat de raad een discussie zou voeren die enigszins gestructureerd was met stellingen. De heer SIENOT zegt mee te kunnen gaan met het voorstel van de heer Eerelman. Volgens hem kan wellicht ook het visiedocument inzake commissies meegenomen worden. Hij realiseert zich echter wel dat door het uit te stellen het pas volgend jaar aan de orde komt. De heer EERELMAN vindt dat het college hiermee een goed stuk werk heeft neergelegd, waar men de tijd voor moet nemen om het op een goede manier te bespreken. De VOORZITTER zegt dat door het apart te bespreken het wel een heel eind wordt opgeschoven. Hoewel daarmee aan het stuk recht wordt gedaan, wordt er volgens hem geen recht gedaan aan de ambtenaren die hier hard aan gewerkt hebben. De heer SIENOT heeft al aangegeven zich heel goed voor te kunnen stellen om dit punt later te behandelen. Hij is zich er wel van bewust dat het een behoorlijke tijd duurt voor het weer aan de or de komt. Als het geen probleem voor de verdere voortgang is, stemt hij met uitstel in. De heer J.F. NIENHUIS zegt uitstel jammer te vinden, vooral omdat de ambtenaren er hard aan hebben gewerkt, terwijl de raad behandeling ervan zomaar tot in het nieuwe jaar uitstelt. Hij zegt hier toch enige moeite mee te hebben. De heer DIJKSTERHUIS meldt dat partijen binnenkort hun verkiezingsprogramma’s opstellen, waarbij de burgerparticipatie een niet onbelangrijk deel van een bestuurs- of raadsprogramma zal zijn. In die zin moet men volgens hem een zorgvuldige en uitbundige discussie niet uit de weg gaan en moet er tijd voor genomen worden. De VOORZITTER concludeert dat de meerderheid voor uitstel is, zodat het wordt verdaagd tot een later tijdstip. Van het college mag volgens hem echter worden verwacht dat zij zoveel mogelijk zal handelen zoals in de notitie is vermeld. Het punt – visiedocument opzet ‘andere adviescommissies’ - is van de agenda gehaald en wordt doorgeschoven. 7. Evaluatie 30 km-zones De heer WOLTJER vindt het spijtig dat de respons op de enquête enigszins tegenvalt. Wat de snelheid betreft houdt men zich er volgens hem op de ene plek wel aan, maar op de andere weer niet. Wellicht dat enkele snelheidscontroles nog kunnen bijdragen tot een beter rijgedrag.Toch heeft hij wel het gevoel dat instelling van 30 km zones het gewenste effect hebben gehad. Zijn fractie ziet in deze evaluatie geen aanleiding om met duurzaam veilig te stoppen. Volgens mevrouw HOEKZEMA zijn 30 km zones van wegen en verblijfsgebieden ingericht met het doel de verkeersveiligheid en de leefbaarheid te verbeteren. Wat het te hard rijden betreft blijkt dit volgens haar in het onderzochte gebied niet heel veel effect te hebben gehad. Wat het aantal teruggestuurde enquêteformulieren betreft, namelijk 39%, vindt 32% de getroffen verkeersmaatregelen goed. Dit vindt ze positief, doch de algemene respons was teleurstellend.
14
In het rapport zijn alleen 30 km gebieden in de evaluatie meegenomen, omdat de gemeente niet gericht bezig is geweest met het inrichten van 60 km zones. Alleen als het wettelijk noodzakelijk was. Dit zou dan te maken hebben met de overgang van de 30 naar de 80 km, dat niet is toegestaan. Gemeentebelangen vraagt zich af of bij een dergelijke overgang ook een minimum en/of maximum aantal meters 60 km verplicht is. Als voorbeeld noemt spreekster de Hogeweg, die van Oldörp naar de Usquerderweg loopt. Dit betreft een 60 km weg en is volgens haar heel overzichtelijk. In het rapport is vermeld dat alleen als het wettelijk noodzakelijk is wegen aangewezen worden als 60 km zones. Haar fractie vraagt het college wat de reden was om de Hogeweg als 60 km zone aan te wijzen. Verder wil haar fractie gaarne weten of de geënquêteerden ook van de resultaten op de hoogte gebracht worden en tevens vraagt spreekster of het bekend is hoeveel en waar de komende jaren nog wordt doorgegaan met het inrichten van verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom tot 60 km zones. Haar fractie verzoekt het college om de 60 km zones beperkt te houden. De heer DE GRAAF vindt het verschil tussen de sober ingerichte en de wel aangepaste ingerichte 30 km gebieden opvallend. De Streeksterweg en de Oosterstraat vallen onder eerst genoemd gebied, met als gevolg vele klachten over de snelheid. De Havenweg als wel ingericht gebied is volgens hem aanzienlijk verbeterd, doch nog niet optimaal. Wellicht is het volgens hem goed om de aanwonenden van de sober ingerichte wegen op de hoogte te brengen van deze onderzoeksgegevens. Zijn fractie stemt in met het voorstel om door te gaan met het inrichten en jaarlijks middelen daarvoor beschikbaar te stellen. Men is het echter niet eens met het voorstel om buiten de bebouwde kom geen maatregelen te nemen, tenzij omstandigheden dit eisen. Dit vindt hij erg vaag, want wie bepaalt de eis van de omstandigheden. Spreker kent enkele wegen buiten de bebouwde kom, die jarenlang objectief maatregelen eisen, maar die dan subjectief weer als onnodig worden afgedaan. Als voorbeeld noemt hij de weg van Middelstum naar Kantens, vooral het bochtige gedeelte tussen Rottum en Usquert. Automobilisten nemen vaak de binnenbocht, wat gevaarlijke situaties voor fietsers oplevert. Als oningerichte 60 km weg zou deze weg volgens hem een stuk veiliger zijn. Hij vraagt dan ook wanneer een dergelijke aanpassing plaats zou kunnen hebben. Mevrouw HOEKZEMA wijst er op dat dit een provinciale weg is en dat Gemeentebelangen al lange tijd pleit voor een fietspad langs deze weg. Volgens de heer DE GRAAF betekent het niet dat provinciale wegen niet opgenomen zijn in de wegencategorisering. Vijf jaar geleden is volgens hem nog besloten voor die betreffende weg een uitzondering te maken. De heer SIRAGNA verklaart met betrekking tot het hier geschetste ongevallenbeeld van 2002 tot 2003, dat sommige 30 km wegen in 2002 nog niet als zodanig waren ingericht. Hij vraagt zich af wat dit dan voor waarde heeft. Verder wordt over de sober ingerichte Streeksterweg beweerd, dat de bewoners hier zelf voor gekozen hebben. Hij verwijst daarbij echter naar de destijds door de gemeente ingevoerde bezuiniging, waardoor bewoners geen keuze meer hadden en het een erg sobere 30 km weg is geworden. Verder wordt volgens hem op de meeste 30 km wegen geconstateerd dat de eigen dorps- of buurtbewoners er vaak te hard rijden, omdat men de weg goed kent. Het is spreker opgevallen dat in afgesloten dorpskernen als Stitswerd, Rottum zich bijna geen ongelukken hebben voorgedaan, terwijl op doorgaande wegen zich juist meer ongevallen hebben voorgedaan. Volgens hem is dit wel logisch. Mevrouw SPIJK merkt op dat uit deze evaluatie duidelijk naar voren komt dat goed ingerichte wegen beter scoren dan minder goed ingerichte wegen. Dat het niet uitpakt zoals wel zou moeten, heeft volgens haar ook te maken met de mens zelf, die zijn eigen beleving van snelheid en van veiligheid heeft. De
15
snelheidsbeleving is volgens spreekster heel verschillend wanneer men achter het stuur van een auto zit, op straat loopt of in een huis zit waar verkeer langs komt. Daarbij is de tendens dat men zelf wel bepaalt hoe hard men wil rijden, omdat er toch niet wordt gecontroleerd. Het is volgens haar eigenlijk een kwestie van fatsoen dat men zich houdt aan de regels van snelheid die gelden voor een bepaald gebied. Hoewel de enquête een matige respons heeft, wil haar fractie het positief benaderen. Wel zijn een paar knelpunten gesignaleerd. De inrichting van de Havenweg in Uithuizen is achteraf gezien niet helemaal de juiste geweest, vooral met betrekking tot de parkeerplaatsen. Ook blijft in sommige gebieden de snelheid hoger dan is toegestaan. Samenspraak met bewoners levert volgens haar ook niet altijd de juiste keuze. Al met al kan men volgens haar concluderen dat het project duurzaam veilig tot gevolg heeft gehad dat de leefbaarheid in de ingerichte gebieden sterk verbeterd is. Ondanks de moeilijke afwegingen en de altijd aanwezige bezwaren is het volgens haar de moeite waard om het beleid ten aanzien van duurzaam veilig voort te blijven zetten. Het doet wethouder VAN WARNERS deugd dat men door wil gaan met duurzaam veilig. Wat de respons op de enquête betreft kan men het volgens haar zowel positief als negatief bekijken. Volgens haar scoren goed ingerichte 30 km zones inderdaad beter in snelheid dan de sobere ingerichte gebieden. Hier kan men de komende jaren dan ook nog wel iets aan doen. In reactie op de vraag van mevrouw Hoekzema over welke minimale/maximale lengte de overbrugging van 60 km mag zijn wanneer een 80 km weg overgaat in een 30 km weg, zegt de wethouder dit niet te weten. Ze zegt toe dit nader uit te zoeken. Wat de Havenweg betreft is deze achteraf bezien toch enigszins verkeerd ingericht. Volgens de wethouder is dit echter de keuze geweest van de bewoners. Aanvankelijk zou er een smaller trottoir komen, doch de bewoners gaven de voorkeur aan een breed trottoir, waardoor er nu minder ruimte is voor de te parkeren auto’s zodat deze erg dicht op de weg staan. Wat de inrichting van de Streeksterweg betreft is dit volgens haar een keuze van de bewoners geweest. De heer SIRAGNA merkt op dat de bewoners geen keuze hadden vanwege bezuinigingen. Wethouder VAN WARNERS zegt dat wat de weg van Middelstum naar Kantens betreft dit eventueel meegenomen kan worden naar de provincie. De heer DE GRAAF zegt zich voor te kunnen stellen om hier een 60 km weg van te maken. Een fietspad is ook een oplossing. Daarmee kan de weg dan wel een 80 km weg blijven, doch een fietspad is echter niet op korte termijn realiseerbaar. Een andere oplossing is volgens hem om een witte middenlijn op de weg aan te brengen, waardoor auto’s eerder geneigd zijn op hun eigen weghelft te blijven. Mevrouw HOEKZEMA en mevrouw SPIJK geven beiden aan dat een witte streep op de weg zeker geen effect zal hebben. De heer DOBMA wijst er op dat wanneer de gemeente pleit voor een 60 km weg, de discussie met de provincie over een fietspad langs deze weg wel kan worden vergeten. Mevrouw HOEKZEMA is het hier geheel mee eens. Hoewel een fietspad veel meer geld kost dan het aanpassen van de weg, vindt zij toch dat er nog enige tijd gewacht moet worden op een fietspad, daar dit veel veiliger is dan een 60 km weg. Bovendien wordt de weg gebruikt als busverbinding, zodat het risico er is dat men ook de buslijn hierdoor kwijt zou kunnen raken. De VOORZITTER concludeert dat de meerderheid van de raad vindt dat de wethouder de suggestie van de heer De Graaf wel mee mag nemen, maar wanneer deze gestand wordt gedaan de meerderheid van de raad erop terug wil komen.
16
Met de belofte dat de wethouder mevrouw Hoekzema nog een antwoord doet toekomen, wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 8. Initiatiefvoorstel van de PvdA ‘Op de bres voor betaalbare collectieve zorg’ De heer SIENOT deelt mee dat ten aanzien van de premie maximaal een korting van 10% mag worden gegeven en dat op dit moment al een verzekeraar is die deze korting wil geven. Dat betekent volgens hem dat collectiviteit niet automatisch hoeft te leiden tot een laagst mogelijke premie. Wat de keuze voor het wel of niet aanvullend verzekeren betreft stelt hij vast dat deze keuze ook onder de huidige ziektekostenverzekering bestaat. De algemene wens van individualisering is goed uitgewerkt. De mogelijkheid dat uit premieoogpunt wordt gekozen voor een verkeerde verzekering is volgens spreker levensgroot. Een goede voorlichting is volgens hem dan ook cruciaal. Het onverzekerd raken is volgens hem een wezenlijk risico. Terecht stellen de initiatiefnemers dat in de beoogde doelgroep dit risico onevenredig groot is. Volgens hun schatting zou nu al 10% een premieschuld hebben. Middels collectiviteit is dit op te lossen. De vraag is dan wel wie de lasten zou moeten dragen: de collectief verzekerden of de gemeenschap. Voorgesteld wordt een collectieve verzekering af te sluiten voor bijstandsgerechtigden. Er wordt volgens hem geen keuzemogelijkheid geboden. Het CDA deelt de mening van de PvdA-fractie dat een collectieve ziektekostenverzekering een goede optie kan zijn. De argumentatie daarvoor is voor zijn fractie wel anders. Zijn fractie vindt dat het een vrijwillige zaak moet zijn. Uit premieoverwegingen, gemak voor de verzekerde, eenvoudige betaling van de premie bij machtiging, etc. is een collectieve verzekering zeker het overwegen waard. Net als bij een collectieve verzekering via een bedrijf moet een collectieve verzekering voor de uitkeringsgerechtigden echte meerwaarde hebben. Dat het veelal draait om de hoogte van de premie spreekt volgens hem voor zich. Inmiddels heeft men gezien dat een lage premie ook rechtstreeks bereikt kan worden. Daarmee vervalt volgens hem wel een deel van het fundament voor een collectieve verzekering. Desondanks blijft het volgens hem het overwegen waard. Het risico om onverzekerd te geraken wordt in zijn zienswijze niet weggenomen. Verzekerd zijn is en blijft een individuele verplichting. In die gevallen zal de verzekerde zelf op zoek naar een oplossing moeten. Net als nu kan hij voor advies en hulp aankloppen bij de sociale dienst. In het memo van het college wordt uitgebreid ingegaan op de nieuwe verzekering. Het A-deel geeft een goed beeld van de veranderingen. In het B-deel wordt uitgelegd dat er veel haken en ogen zitten aan een collectieve verzekering. Aandacht wordt gegeven aan de extra administratieve last voor het apparaat, de omslag voor niet ontvangen premies over de verzekerden, over de gemeenschap, het keurslijf van een collectieve verzekering, etc. Uiteindelijk komt het college met het advies geen collectieve verzekering af te sluiten, althans niet op dit moment. Verder wordt voorgesteld de bijzondere bijstand te gebruiken voor de individuele ondersteuning en tevens hulp te geven bij het invullen van de verschillende formulieren. Ook willen ze werk maken van het benadrukken van het goed verzekerd zijn. De CDA-fractie is van mening dat het initiatiefvoorstel, zoals dit thans voorligt, te ver gaat. Mocht het zodanig gewijzigd worden dat sprake is van onderzoek naar de mogelijkheden van een collectieve verzekering en dan op basis van vrijwilligheid, dan kan zijn fractie wellicht instemmen. Wat de punten 3 en 5 betreft, de risico’s van het niet verzekerd zijn en de hulp bij het invullen van de formulieren strookt volgens hem met onderdelen van het voorstel van het college. Daar kan zijn fractie zich wel in vinden. Mevrouw OUDMAN oppert dat in dit initiatiefvoorstel de zorg doorklinkt voor de nieuwe zorgverzekeringswet, waarbij wordt geschat dat het aantal
17
onverzekerden tot 600.000 zal stijgen. Haar fractie deelt deze zorg en de toekomst zal leren of het een doemscenario is. Volgens haar is de invoering van een nieuw zorgstelsel een kwestie van de rijksoverheid, doch ligt het tegelijk ook op het bordje van de gemeente om zorg te dragen voor de zwakkeren in de samenleving. In dit initiatiefvoorstel denkt de PvdA de oplossing te zien in het afsluiten van een collectieve gemeentelijke zorgverzekering voor bijstandsgerechtigden. Daarentegen denkt het college echter dat dit niet de goede oplossing is, tenminste voorlopig niet. De ChristenUnie vindt enkele zaken nog erg onduidelijk. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe korting door de gemeente bewerkstelligd kan worden door afsluiten van een collectieve verzekering. Ook geeft het college aan dat niet is onderzocht of verzekeraars bereid zijn om een dergelijk pakket aan te bieden en denkt zij dat voor een kleine gemeente als Eemsmond de kosten voor een collectieve verzekering niet opwegen tegen de besparing op de bijzondere bijstand. Spreekster vraagt hoe realistisch deze gedachte is. Daarbij komt volgens haar nog de onduidelijkheid van de doelgroep. Niemand kan gedwongen worden gebruik te maken van een collectieve zorgverzekering. Ook is onduidelijk hoe groot de bereidheid zal zijn om deel te nemen. Haar fractie stelt voor onderzoek te doen naar de bereidheid voor een collectieve zorgverzekering, zowel bij zorgverzekeraars als bij de doelgroep. Verder wil haar fractie als volgt amenderen: In plaats van een collectieve gemeentelijke zorgverzekering voor de bijstandsgerechtigden af te sluiten per 1-01-2006, te wijzigen: in de mogelijkheden van een collectieve gemeentelijke zorgverzekering bijstandsgerechtigden te onderzoeken en de onderzoeksresultaten zo spoedig mogelijk voor te leggen aan de raad. In het voorstel bij punt 3, om de risico’s te beperken, wil haar fractie vastgelegd zien hoe de gemeente hier een actieve rol in kan vervullen. Onverzekerd zijn moet voorkomen kunnen worden. Met betrekking tot punt 5 zegt ze graag de toezegging te horen dat naast de ondersteuning bij het invullen van allerlei formulieren, er ook werkelijk geholpen wordt met aanvragen van toeslagen en vergoedingen in de zorgverzekeringswet. Mevrouw HOEKZEMA vermeldt naar aanleiding van het initiatiefvoorstel van de PvdA een memo van het college te hebben ontvangen, die veel verduidelijkt. Wat betreft de WMO is er ook nog een aantal onduidelijkheden hoe het er allemaal uit gaat zien. Laten we nu eerst afwachten hoe dat allemaal verloopt. Gemeentebelangen kan meegaan met het voorstel van het college om voorlopig geen collectieve verzekering voor de minima af te sluiten. Haar fractie staat niet achter het initiatiefvoorstel van de PvdA. De heer DE GRAAF zegt sympathiek tegenover het voorstel van de PvdA te staan. GroenLinks is voorstander van een collectieve ziektekostenverzekering en hoopt dat het ook zo spoedig mogelijk voor de minima en voor burgers met een inkomen tot 115% van het minimum gerealiseerd kan worden, zoals dat ook in andere gemeenten wordt voorbereid. Een aantal door het college aangevoerde bezwaren inde memo hebben volgens hem ook een tegendeel. Dat wordt al bewezen door het feit dat het elders wel in voorbereiding is en gepraktiseerd gaat worden. Uiteraard kan men niet dwingen tot zorg. De gemeente heeft wel een zekere morele plicht tot bescherming van een bepaalde groep om daarmee ook problemen te voorkomen. Mevrouw BOEKHOUDT bedankt het college voor de memo als reactie op het initiatiefvoorstel. Ze zegt enkele punten hierin te willen weerleggen. Het college geeft aan dat vooral veel grote gemeenten een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering hebben afgesloten, waarbij dit wordt gezien als middel om de uitgaven in het kader van de bijzondere bijstand te beperken. Voor een gemeente als Eemsmond zouden de kosten van een collectieve verzekering niet opwegen tegen de besparing op de bijzondere bijstand. Ze vaagt waar deze
18
stelling op gebaseerd is. Spreekster heeft andere informatie. Er zijn gemeenten, die samen bezig zijn een collectieve verzekering af te sluiten op de manier zoals haar fractie voorstelt. Sommige van deze gemeenten hebben nu ook al een collectieve verzekering en anderen hebben zich aangesloten. Ze doelt hier op de gemeenten: Pekela, Veendam, Hoogezand-Sappemeer, Stadskanaal, Zuidhorn. Grootegast, Groningen en Loppersum. Een aantal hiervan is kleiner dan de gemeente Eemsmond. Bij de nadelen wordt volgens haar het financiële nadeel als eerste door het college genoemd. Gesteld wordt dat verzekeraars vaak eisen dat de gemeente zorgdraagt voor inhouding van de verschuldigde premie op de uitkering. Hoewel het een mogelijkheid is, hangt dit volgens haar af van de onderhandelingen. Volgens haar is er ook een andere variant, namelijk dat de zorgverzekeraars zelf de premies innen en daardoor zelf risico lopen. Er zou dan 1% minder voordeel gegeven kunnen worden en het voordeel komt rechtstreeks bij de verzekerden. Dit kost volgens haar geen inzet van ambtelijke uren. Het college geeft aan om administratieve en financieringskosten te bestrijden, de kortingen vaak niet worden doorberekend aan de verzekerden. Spreekster vraagt wat er dan eigenlijk allemaal te financieren valt. In de andere door haar genoemde variant komt het geld namelijk bij de verzekerde. Het college vraagt zich af of een collectieve verzekering wel voldoet aan de wensen van de doelgroep; er zou onvoldoende rekening worden gehouden met de wensen mogelijkheden van het individu. Volgens haar is de basis gelijk en zit het verschil in de aanvullende verzekering. Haar fractie is van mening dat het invoeren van een collectieve verzekering wel degelijk voordelen heeft. De gemeenten, die nu mee bezig zijn met een collectieve verzekering met aanvullend pakket, hebben hierin onder andere ondergebracht: brillen, contactlenzen, orthodontist, 1e lijns psychiatrie, orthopedische steunzolen, thuiszorg en uitgebreide kraamzorg. Deelname aan het royale verzekeringspakket is volgens haar vrijwillig. Wel worden deze zaken in deze gemeenten aangemerkt als voorliggende voorziening. Vervolgens geeft spreekster door middel van een voorbeeld enige belangrijke voordelen aan, waarbij er duidelijk sprake is van een inverdieneffect. Door het college wordt voorgesteld de bijzondere bijstand te gebruiken als middel voor individuele ondersteuning voor personen met onvoldoende draagkracht en chronisch zieken. Die mogelijkheid bestaat volgens haar met een collectieve verzekering ook nog wel. Verder is ze blij met de toezegging van het college om de inwoners te ondersteunen bij het invullen van de aanvraagformulieren en vindt ze het een prima idee om de invoering van deze nieuwe wet bekend te maken. Wethouder EISINGA geeft aan enige jaren geleden deelgenomen te hebben aan een onderzoek, waarbij meerdere gemeenten betrokken waren en er gekeken werd of een collectieve ziektekostenverzekering voor cliënten aantrekkelijk zou zijn. Het uiteindelijke resultaat was dat de meerderheid van de gemeentes het voordeel voor de cliënten minimaal vonden, terwijl men als gemeente kassier was voor de verzekeraar. Volgens mevrouw BOEKHOUDT geldt dit nu niet meer en kunnen er met de verzekeraars afspraken hierover worden gemaakt. Volgens wethouder EISINGA is er destijds bewust voor gekozen om er niet toe over te gaan, omdat het voordeel voor de klanten minimaal was. Het initiatiefvoorstel vindt hij op zich heel sympathiek. Via Internet ontdekte hij dat ook in Groningen eenzelfde voorstel van de PvdA aan de orde was en bleek dat de gemeente Groningen er ook nog niet over uit was. Daar bij dergelijke voorstellen er ook overleg met de cliëntenraad gepleegd moet worden, vraagt hij mevrouw Boekhoudt of zij hierover al overleg heeft gehad.
19
Mevrouw BOEKHOUDT meldt dat de cliëntenraad in het bezit is van het initiatiefvoorstel, maar nog geen reactie hierop heeft gegeven. Volgens wethouder EISINGA heeft hij van twee leden gehoord dat het voorstel niet in de cliëntenraad is besproken. Verder zegt hij dat ervan uitgegaan moet worden dat10% van de bijstandsgerechtigden zich niet voor ziektekosten gaat verzekeren. Hij vindt het dan ook slecht dat deze 10% leidend zou zijn voor de anderen die zich wel verzekeren, maar die door een collectieve verzekering veel minder vrijheid in keuzes hebben. Er zijn volgens hem echter nog zoveel onzekerheden over hoe de zorgverzekeringswet er in de praktijk uit gaat zien, dat hij afraadt om nu al een collectieve verzekering uit te gaan voeren. Wat het verzoek tot onderzoek betreft zal dit voor 1 januari moeten gebeuren. Dit lijkt hem echter een te korte tijd. Ook deelt hij nog mee de cliënten op te roepen om ze te helpen bij de invulling van de formulieren, om daarmee te stimuleren dat mensen zich wel gaan verzekeren. Hierbij geeft hij aan dat ook al zou er een collectieve verzekering zijn, dit altijd op vrijwillige basis moet gebeuren. De VOORZITTER concludeert vervolgens dat het voldoende opiniërend is besproken. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER de vergadering om 23.15 uur. Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeente Eemsmond, gehouden op 24 november 2005. De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,