1-001
COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN MONETAIRE DIALOOG MET DE HEER JEAN-CLAUDE TRICHET, PRESIDENT VAN DE ECB (overeenkomstig artikel 113, lid 3 van het EG-Verdrag) BRUSSEL, 21 NOVEMBER 2005 ___________________________ 1-002
VOORZITTER: MEVROUW BERÈS (De vergadering wordt om 15.15 uur geopend) 1-003
De voorzitter. – Beste collega's, ik heet u van harte welkom bij deze vergadering van de Commissie economische en monetaire zaken. We gaan meteen over tot de gedachtewisseling met de president van de Europese Centrale Bank, Jean-Claude Trichet. Mijnheer Trichet, na uw laatste toespraak voor deze commissie hebt u bekend gemaakt dat de Centrale Bank een aantal belangrijke beslissingen zou kunnen gaan nemen. Ik kan u verzekeren dat de leden van de commissie zeer aandachtig zullen luisteren naar alles wat u daarover vandaag te berde zou kunnen brengen, aangezien de groeiperspectieven in de hele Europese Unie, en met name in de eurozone, onzeker blijven. Dan geef ik u nu meteen het woord voor uw inleidende toespraak, die zoals gebruikelijk niet al te lang zou moeten duren. Daarna volgt de vragenronde, die verloopt volgens een inmiddels beproefd protocol. 1-004
Jean-Claude Trichet, ECB. – (FR) Mevrouw de voorzitter, dames en heren leden van de Commissie economische en monetaire zaken, het doet me deugd vandaag weer voor uw commissie te verschijnen en onze periodieke dialoog te hervatten. Zoals u weet, hecht de Europese Centrale Bank zeer veel waarde aan onze driemaandelijkse ontmoetingen. Ik zal beginnen met een evaluatie van de economische en monetaire situatie. 1-005
(DE) Daarna wil ik graag een toelichting geven op de stand van zaken met betrekking tot de financiële integratie in de eurozone. De ECB volgt het integratieproces van het Europese financiële stelsel met grote belangstelling. Aangezien de argumenten die in dit verband in de publieke discussie naar voren worden gebracht, vaak kwalitatief van aard zijn, heeft de ECB onlangs voor het eerst een reeks kwantitatieve indicatoren voor de stand van zaken met betrekking tot de integratie van de financiële en bancaire markten in de eurozone gepubliceerd. Ik zal het resultaat hiervan in samengevatte vorm later toelichten. 1-006
(EN) Mevrouw de voorzitter, staat u mij toe om met de economische en monetaire kwesties te beginnen. Tijdens mijn vorige bezoek aan het Europees Parlement wees de
tendens nog steeds in de richting van een gematigde economische groei op korte termijn. Ik zei toen echter ook dat op grond van de omstandigheden aangenomen mocht worden dat positieve fundamentele factoren de ontwikkelingen op langere termijn zouden kunnen beïnvloeden en dat er op middellange termijn een herstel van de economische bedrijvigheid te verwachten viel. De meest recente beschikbare gegevens en indicatoren bevestigen onze werkhypothese dat de economische activiteit zich geleidelijk zal herstellen. Volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat van 15 november is het BBP van de eurozone van kwartaal op kwartaal in het derde kwartaal van 2005 gegroeid met 0,6 procent. In het tweede kwartaal van dit jaar bedroeg die stijging 0,3 procent. Opvallend is dat de economie in de eurozone uiterst veerkrachtig op de stijging van de olieprijzen heeft gereageerd. Als we verder vooruitkijken, is de verwachting aan de externe kant dat de uitvoer vanuit de eurozone ook de komende tijd zal groeien dankzij de aanhoudende groei van de mondiale vraag. Op de thuismarkt zullen naar verwachting de investeringen toenemen dankzij de aanhoudend gunstige financieringscondities en de aanzienlijke groei van de bedrijfswinsten. Ook de consumptieve vraag zou zich - veelal in overeenstemming met de verwachte ontwikkelingen in het reëel besteedbare inkomen - geleidelijk moeten herstellen. Tegelijkertijd blijven de vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid onderhevig aan neerwaartse risico’s. Daarbij denk ik met name aan de olieprijzen, de bezorgdheid over verstoringen van het mondiale evenwicht en een laag consumentenvertrouwen. Dat brengt mij bij de prijsontwikkelingen. Door de recente prijsstijgingen - met name op energiegebied - is de totale inflatie tot ruim boven de 2 procent gestegen, in een tempo dat veel hoger lag dan verwacht. Uit de publicatie van Eurostat van 16 november blijkt dat de HICP-inflatie op jaarbasis in oktober 2005 2,5 procent bedroeg, tegenover 2,6 procent in september en 2,2 procent in de twee voorafgaande maanden. Waarschijnlijk zal de HICP-inflatie op korte termijn ook hoger blijven. Bij het interpreteren van de huidige inflatiepercentages is het van belang om een onderscheid te maken tussen tijdelijke, kortetermijnfactoren enerzijds en factoren met een meer permanent karakter anderzijds. Hoewel sommige ontwikkelingen van voorbijgaande aard kunnen blijken te zijn, verwacht de markt nog steeds dat de olieprijzen zich op een historisch hoog niveau zullen blijven bewegen. Dat is met name een gevolg van de prijsopdrijvende mondiale vraag en, tot op zekere hoogte, ook van de kwetsbaarheid aan de aanbodzijde. Dit duidt erop dat de gevolgen van de
6 energieprijzen voor de prijsontwikkelingen in het algemeen een permanenter karakter kunnen hebben dan in het verleden. Ons scenario is gebaseerd op het streven naar behoud van prijsstabiliteit op langere termijn, overeenkomstig onze definitie van prijsstabiliteit, maar wij zijn wel bezorgd over de opwaartse risico’s voor ons scenario op de middellange termijn. Die risico’s houden verband met de voortdurende onzekerheden over de ontwikkelingen op de oliemarkt, met een potentieel sterkere doorwerking dan tot nu toe het geval is geweest doordat de hogere olieprijzen nu via de binnenlandse productieketen aan de consumenten worden doorberekend - en met potentiële tweede-ronde-effecten in de loon- en prijsvorming. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met mogelijke verdere stijgingen van de door de overheid gereguleerde prijzen en van de indirecte belastingen. Dan de monetaire analyse. Ook uit deze analyse blijkt dat de opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit op de middellange tot lange termijn zijn toegenomen. Uit alle plausibele indicatoren blijkt dat de liquiditeit in de eurozone zeer ruim is. Daarnaast heeft de grotere groei van de geldhoeveelheid die medio 2004 in gang is gezet, in de afgelopen maanden nieuwe impulsen gekregen door de aanhoudend lage rentetarieven. Bovendien blijft de groei van de vraag naar leningen, met name hypothecaire leningen, in de gehele eurozone zeer sterk. Concluderend blijkt uit de economische analyse dat met name de stijgingen van de energieprijzen ervoor gezorgd hebben dat de verwachtingen voor de prijsontwikkeling op de korte termijn naar boven toe bijgesteld moeten worden. Sommige factoren die hiervoor verantwoordelijk zijn, lijken van tijdelijke aard, maar andere factoren hebben waarschijnlijk een meer permanent karakter. De binnenlandse inflatiedruk voor de middellange termijn blijft in de eurozone beperkt, maar er dient wel rekening gehouden te worden met de aanzienlijke opwaartse risico’s. Daarnaast kan op basis van de monetaire analyse geconstateerd worden dat de bedreiging voor de prijsstabiliteit op de middellange tot lange termijn is toegenomen. Over het geheel genomen blijkt uit een vergelijking tussen de via de twee pijlers verkregen gegevens dat grote waakzaamheid geboden is indien wij de inflatieverwachtingen in overeenstemming met de prijsstabiliteit willen houden. Dat is ook de reden dat de Raad van Bestuur - nadat er tweeënhalf jaar lang sprake is geweest van rentetarieven op een historisch laag niveau, zoals ik hier zo vaak heb gezegd - er naar mijn mening toe over zal gaan de rentetarieven aan te passen. Het huidige niveau van de ECB-tarieven dient gematigd verhoogd te worden om adequaat te kunnen reageren op de risico’s die een bedreiging voor de prijsstabiliteit vormen. Dat betekent dat wij iets van de accommodatie die deel uitmaakt van het huidige monetaire beleid ongedaan maken, maar dat het beleid in het algemeen nog wel steeds accommoderend is. Doel is het beteugelen van de inflatierisico’s om het vertrouwen in de prijsstabiliteit
21/11/2005 volledig in stand te houden en om ervoor te zorgen dat de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven op een niveau dat in overeenstemming is met de prijsstabiliteit. Een dergelijke aanpassing zou ook een bijdrage leveren aan een duurzame economische groei en aan verbetering van de werkgelegenheid in de eurozone. Wat het begrotingsbeleid betreft, heeft een aantal landen inmiddels de begrotingsplannen voor 2006 gepresenteerd en heeft de Europese Commissie haar vooruitzichten voor het najaar gepresenteerd. Op het vlak van consolidatie van de begrotingen is er geen significante vooruitgang geboekt. Daarnaast is het perspectief voor landen met buitensporige tekorten zeer zorgwekkend, omdat er een groot risico bestaat dat er niet aan de verplichtingen voor dit jaar en het volgend jaar voldaan kan worden. Op alle partijen die bij de komende besluitvorming betrokken zijn, rust dan ook de belangrijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat het algemene begrotingskader in de toekomst adequaat zal functioneren. Dat is de meest effectieve manier om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de groeiperspectieven in de eurozone en aan het herstellen van het vertrouwen in de overheidsfinanciering vóórdat wij straks geconfronteerd worden met de uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt. Landen met onevenwichtigheden in hun begrotingstekort dienen prioriteit te geven aan een tijdige correctie daarvan en moeten het herziene Stabiliteits- en groeipact zeer strikt ten uitvoer leggen. Wat de structurele hervormingen betreft, wil ik nogmaals benadrukken dat het noodzakelijk is de flexibiliteit van de arbeids- en productiemarkten te vergroten om een meer dynamische en concurrerende Europese economie te creëren, om de veerkracht te vergroten en schokken op te kunnen vangen en om het aanpassingsproces in de eurozone te bevorderen. Structurele hervormingen zijn ook relevant voor een snelle en soepele werking van de aanpassingsmechanismen in de eurozone. Het concurrentievermogen van landen in de eurozone wordt bepaald door de ontwikkelingen op het gebied van de arbeidskosten per eenheid in die eurozone. Sinds het begin van de EMU hebben de cumulatieve stijgingen van de arbeidskosten per eenheid tot significante verschillen tussen landen geleid. Daarbij dient opgemerkt te worden dat een bepaalde mate van verschil in die cumulatieve stijgingen van de arbeidskosten per eenheid een natuurlijk kenmerk is van een goed functionerende monetaire unie. Dergelijke verschillen kunnen bijvoorbeeld een uiting zijn van een welkome inhaalslag of van noodzakelijke aanpassingen aan eerdere schokken. In dat opzicht is het heel goed mogelijk dat de mate van flexibiliteit binnen de eurozone in de eerste fase van zijn bestaan onderschat is. Tegelijkertijd is er echter geen ruimte om zelfgenoegzaam achterover te leunen, want in sommige landen van de eurozone zijn de lonen substantieel en aanhoudend sneller gestegen dan de arbeidsproductiviteit. Dit heeft niet alleen tot een relatief sterke en langdurige toename van de arbeidskosten per eenheid geleid, maar ook tot een hogere inflatiedruk en
21/11/2005 een zwakkere concurrentiepositie. Dit zou op zijn minst gedeeltelijk het gevolg kunnen zijn van een rigiditeit in de loonmechanismen, bijvoorbeeld een expliciete of feitelijke indexering van de nominale lonen aan de prijzen of hoge, door het peil van werkloosheidsuitkeringen bepaalde reserveringslonen. Ook het gebrek aan concurrentie in sommige sectoren zou hierbij een rol kunnen spelen. Door deze kwesties via structurele hervormingen aan te pakken, wordt een ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid bevorderd die gunstig is voor de prijsstabiliteit. Daardoor zou tevens het functioneren van de aanpassingsmechanismen in de eurozone verder versoepeld kunnen worden, waardoor de basis voor een duurzame groei van de productie en werkgelegenheid wordt verstevigd. Staat u mij toe om nu even kort in te gaan op een zeer belangrijk onderwerp en wel de financiële integratie in Europa. De ECB houdt de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend in de gaten, aangezien de financiële integratie een soepelere en effectievere omzetting van monetaire beleidsimpulsen bevordert. Die integratie vormt ook een belangrijke factor voor het waarborgen van financiële stabiliteit. Daarnaast bevordert de financiële integratie het effectief functioneren van de betalings- en afwikkelingssystemen. Uit hoofde van artikel 105 van het Verdrag dient het Europese Stelsel van Centrale Banken - onverminderd het doel van prijsstabiliteit - het algemene economische beleid in de Gemeenschap te ondersteunen. Via de financiële integratie, een van de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap, wordt de ontwikkeling van een financieel stelsel gestimuleerd dat de mogelijkheden voor economische groei vergroot. Wij ondersteunen dit proces via verschillende activiteiten. Dit proces fungeert bijvoorbeeld als een katalysator voor initiatieven vanuit de particuliere sector, zoals het STEP-initiatief (ShortTerm European Paper - kortlopend Europees schuldpapier). Een analyse van de stand van zaken met betrekking tot de financiële integratie in de eurozone vormt een absolute voorwaarde voor alle maatregelen die door de ECB worden genomen. Omdat de relevante argumenten in discussies over dit onderwerp vaak kwalitatief van aard zijn, heeft de ECB getracht een manier te vinden om de ontwikkeling van de financiële integratie in de eurozone ook in kwantitatieve termen weer te geven. Op 30 september 2005 hebben wij ons eerste jaarverslag gepubliceerd, vergezeld van een eerste pakket van twintig indicatoren voor de financiële integratie in de eurozone. In het verslag wordt op basis van deze indicatoren een algemene evaluatie gegeven van de mate van financiële integratie in de belangrijkste segmenten van de financiële markt in de eurozone, namelijk de geldmarkt, de markt voor staatsobligaties, de markt voor bedrijfsobligaties, de aandelenmarkt en de bancaire markt. De belangrijkste conclusie is dat de mate van integratie per marktsegment aanzienlijk varieert, waarbij de integratie het verst gevorderd is in de marktsegmenten die de meeste raakvlakken vertonen met het gemeenschappelijk monetair beleid.
7 Uit onze indicatoren blijkt dat de interbancaire geldmarkt voor transacties zonder onderpand al sinds het begin van 1999 volledig geïntegreerd is. Ook wat de repomarkt betreft, die gekenmerkt wordt door een geringere liquiditeitsomvang, met name in het segment dat op de langere termijn is gericht, wijzen de indicatoren op een hoge mate van integratie. Ook op de markt voor staatsobligaties is inmiddels een zeer hoge mate van integratie tot stand gebracht, voornamelijk als gevolg van het verdwijnen van het wisselkoersrisico in de eurozone en de convergentie van de inflatieverwachtingen in de diverse landen. Een ander opvallend aspect is dat er sinds 1999 een markt voor bedrijfsobligaties is ontstaan; een markt die er voor die tijd niet was. Uit ons onderzoek blijkt dat dit marktsegment redelijk geïntegreerd is, aangezien het land van uitgifte slechts van marginaal belang is bij het verklaren van rendementsverschillen. Een aantal andere marktsegmenten beschikt over voldoende potentieel om de integratie te verbeteren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aandelenmarkt en de bancaire markten. Onze resultaten bevestigen dat de bancaire markten voor particulieren, bijvoorbeeld de hypotheekmarkt, in het algemeen veel minder geïntegreerd zijn. Daarentegen vertonen de interbancaire of groothandelsmarkt in de eurozone en de markt voor kapitaalgerelateerde activiteiten tekenen van een toenemende integratie. Om de evaluatie van de financiële integratie in de eurozone verder te verbeteren, zal het aantal indicatoren volgend jaar worden uitgebreid, met name met nieuwe indicatoren voor de integratie van financiële instellingen en infrastructuren voor de financiële markt. Concluderend kan gezegd worden dat de ECB met deze eerste publicatie van indicatoren voor de financiële integratie in de eurozone de basis heeft gelegd voor een regelmatige evaluatie van de vooruitgang op het gebied van de financiële integratie. Dan ben ik nu gaarne bereid om uw vragen te beantwoorden. 1-007
Alexander Radwan (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de voorzitter, president Trichet, dit is nu de tweede keer dat u refereert aan de kwestie van flexibiliteit - flexibiliteit van de structurele hervormingen en flexibiliteit van de Europese interne markt. Die flexibiliteit is dringend noodzakelijk voor de groei van de economie en de daarbij behorende compensatiemechanismen. Al zolang als ik in het Europees Parlement zit toegegeven, dat is pas sinds 1999 - heb ik de roep om meer flexibiliteit gehoord, eerst van uw voorganger, president Duisenberg, en nu weer van u. Als wij nu naar de discussie over de dienstenrichtlijn kijken, worden wij niet erg vrolijk van de ontwikkelingen op dat gebied. Ik ben benieuwd hoe het scenario er vanuit uw perspectief
8 uitziet. Wat zijn de gevolgen voor de Europese Centrale Bank als die flexibiliteit en die structurele hervormingen waar nu al bijna decennialang om wordt gevraagd, er niet komen? Welk effect heeft dat op de toekomstige werkzaamheden of het toekomstige rentebeleid van de Europese Centrale Bank? Ten tweede heeft u erop gewezen dat er in het rentebeleid een verandering ophanden is en dat er geen waarneembare vooruitgang is geboekt bij het consolideren van de begrotingen; dat geldt met name voor de begrotingen waar de situatie bijzonder kritiek is. Wat verwacht u zelf eigenlijk? Welke berekeningen neemt u als uitgangspunt? De stap die u ons nu in het vooruitzicht heeft gesteld, zal toch ook gevolgen voor de begrotingen hebben. In hoeverre verwacht u dat de consolidatie die u verlangt, hierdoor wordt vertraagd? 1-008
Jean-Claude Trichet, ECB. - (EN) Wat de eerste vraag over de flexibiliteit betreft, kan ik alleen maar zeggen dat wij in een wereld leven waarin wetenschap en technologie zich buitengewoon snel ontwikkelen - veel sneller dan vroeger - en waarin wij geconfronteerd worden met permanente veranderingen als gevolg van de mondialisering. Een gebrek aan flexibiliteit leidt in elke hedendaagse economie allereerst tot een afname van het niveau van het groeipotentieel en helaas ook tot minder mogelijkheden om werkgelegenheid te scheppen. In de wereld van vandaag, die ontegenzeggelijk gekenmerkt wordt door zich zeer snel voltrekkende veranderingen, zou een inflexibele opstelling nu al tot een aanzienlijke hoeveelheid gemiste kansen leiden. Zelfs in de eurozone moeten wij constateren dat de economieën die flexibeler zijn dan gemiddeld en die dus flexibeler zijn dan andere economieën, kunnen bogen op opvallende economische successen. Ik wil niet te veel van deze economieën noemen, maar laten wij Ierland eens als voorbeeld nemen van een flexibele economie die de voordelen van een snel veranderende wereld ten volle benut. Dat heeft geleid tot een meer dan gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking en tot absoluut opmerkelijke successen op het gebied van werkgelegenheid en economische groei. Er is geen reden waarom wij er in onze analyse niet van uit kunnen gaan dat de gehele eurozone zich in een dergelijke situatie zou kunnen bevinden. Ik heb al gezegd dat de Raad van Bestuur van de ECB klaar is om de rentetarieven te verhogen. De bedoeling daarvan is: prijsstabiliteit behouden, prijsstabiliteit realiseren en onze geloofwaardigheid versterken, dat wil zeggen het vertrouwen dat wij die prijsstabiliteit ook op de middellange en lange termijn kunnen garanderen. Een aantal regeringen geeft obligaties uit met een looptijd van vijf, tien, dertig of zelfs vijftig jaar. Als er bij dergelijke looptijden van een zeer lage marktrente sprake is, komt dat doordat de Europese en mondiale beleggers en spaarders er vertrouwen in hebben dat mijn instelling, de Raad van Bestuur en het eurostelsel ook op middellange, lange en zeer lange termijn in staat zullen zijn om in overeenstemming met onze definitie van prijsstabiliteit voor een zeer lage inflatie te zorgen. Ik ga er dan ook van uit dat wij als wij trouw blijven aan ons
21/11/2005 mandaat, de best mogelijke voorwaarden voor de middellange, lange en zeer lange termijn creëren op basis waarvan de eurozone zich optimaal kan ontwikkelen in de zin van duurzame groei, een dynamische toename van de werkgelegenheid en een herfinanciering van openstaande schulden op een wijze die de minste schade veroorzaakt. Uiteraard is het daarbij van belang dat de betreffende economieën ook via het begrotingsbeleid een helpende hand wordt toegestoken. 1-009
Cristóbal Montoro Romero (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de voorzitter, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, dit is een trieste middag. Miljoenen Europese huizenbezitters vernemen straks dat de rente op hun hypotheek stijgt. Het is een trieste middag voor miljoenen kleine en middelgrote ondernemingen in Europa. Wanneer de president van de Europese Centrale Bank dit bekendmaakt, is het denk ik belangrijk dat hij nader toelicht wat hij bedoelde met zijn laatste opmerking, over de verantwoordelijkheid van de nationale regeringen in het kader van het door hen te voeren begrotingsbeleid. Mijnheer Trichet, nu we zo vele miljoenen Europeanen moeten uitleggen dat we een situatie met een historisch positieve en gunstige rentevoet achter ons laten, doen we er wellicht goed aan – zoals u zojuist hebt gedaan in het laatste deel van uw antwoord aan de heer Radwan – te benadrukken dat het begrotingsbeleid in belangrijke mate kan bijdragen tot het voorkomen van verdere rentestijgingen en dat de nationale regeringen wat betreft begrotingsconsolidatie hun plicht moeten nakomen en dienen te voorkomen dat de rentestijging gevaar oplevert voor de in heel Europa nog altijd zwakke economische groei, die gepaard gaat met een al even zwakke groei van de werkgelegenheid. 1-010
Jean-Claude Trichet, ECB. - (EN) In de eerste plaats zou ik zeggen dat de mensen in Europa - de 311 miljoen burgers in de eurozone - van ons verwachten dat wij waakzaam zijn en de prijsstabiliteit waarborgen. Dat is de boodschap die wij via alle opiniepeilingen krijgen. Zij vragen ons om voor prijsstabiliteit te zorgen en dat zijn wij uit hoofde van het Verdrag ook verplicht. Omdat u uw eigen kiesdistricten heeft, weet u beter dan ik dat de burgers niet altijd even gelukkig zijn met wat zij in hun dagelijks leven op dit vlak ervaren. Wij moeten ervoor zorgen dat wij - ongeacht de schokken waarmee wij geconfronteerd worden - die prijsstabiliteit zullen handhaven. Ik zeg het nog maar een keer: de mensen verwachten dat ook van ons. In de tweede plaats is het natuurlijk zo dat wij aan die 2 procent gewend zijn geraakt. Dat is overigens een lager percentage dan het percentage dat de Bundesbank - vóór de komst van de euro - sinds de Tweede Wereldoorlog heeft gehanteerd. Wij hebben een moedig besluit genomen om dat percentage zo laag te kiezen; een percentage dat niet alleen voor 80 miljoen Duitsers
21/11/2005 belangrijk is, maar voor alle 311 miljoen burgers van Europa. Wij konden die moedige stap nemen, omdat wij in de ogen van de Europeanen en van de rest van de wereld geloofwaardig zijn. Wij hebben die geloofwaardigheid weten te behouden en wij zijn er gedurende de tweeënhalf jaar waarin wij die buitengewoon lage rentetarieven wisten vast te houden, in geslaagd om de inflatieverwachtingen op een correcte wijze in ons systeem te verankeren. Vóór de komst van de euro hield niemand het voor mogelijk dat de ECB in staat zou zijn om gedurende tweeënhalf jaar en voor 311 miljoen mensen een inflatiepercentage te hanteren dat lager is dan dat van de Bundesbank. Ik noem nu de Bundesbank als voorbeeld, maar ik zou ook andere centrale banken kunnen noemen die een hoog niveau van geloofwaardigheid hebben opgebouwd. Deze feiten mogen wij niet uit het oog verliezen. Als de Raad van Bestuur besluit om de rentetarieven te verhogen, is dat een gevolg van een aantal signalen die erop duiden dat de risico’s groter worden. Het is onze plicht om een dergelijke ontwikkeling tegen te gaan. Voorkomen is altijd beter dan genezen. Via preventieve maatregelen kunnen wij voor een duurzame basis voor meer groei en werkgelegenheid zorgen. Als genezing nodig is, betekent dit dat de preventieve maatregelen niet gewerkt hebben en dan is het te laat. Voor een genezing zijn medicijnen nodig en die hebben een slechte invloed op de economische groei en op de werkgelegenheid. Ik benadruk nog maar eens dat dit de reden is waarom er in onze ogen geen tegenstrijdigheid bestaat tussen geloofwaardig zijn, waakzaam zijn en het nemen van de maatregelen die iedereen in de wereld en in Europa van ons verwacht. Dat is namelijk de beste manier om op een duurzame basis een bijdrage te leveren aan economische groei en meer werkgelegenheid. 1-011
Ieke van den Burg (PSE). - (EN) Mijn excuses dat ik iets te laat ben. Mijn trein had vertraging, maar daardoor had ik wel de gelegenheid om de speech te lezen die u afgelopen vrijdag voor een groep bankiers heeft gehouden, mijnheer Trichet. In die speech gaf u ons een grote primeur een ook een beetje meer inzicht in uw intenties op het gebied van de rentetarieven. Ik ben verbaasd dat u die bankiers niet gewezen heeft op hun plicht om de investeringen in Europa een impuls te geven, met name nu wij in de Europese Unie op basis van de Basel-II-overeenkomst over een richtlijn inzake kapitaaltoereikendheid beschikken. Hierdoor kunnen banken en investeringsmaatschappijen in Europa gebruik maken van geavanceerde systemen voor risicobeheersing. Vindt u ook niet dat u hier iets over had moeten zeggen in het kader van uw opmerkingen over de economie in het algemeen, in plaats van altijd maar weer dezelfde woorden te herhalen over de noodzaak van structurele hervormingen in de lidstaten? Ik zou graag zien dat u meer nadruk legt op de noodzaak om investeringen te stimuleren, gezien het risico dat een renteverhoging met zich meebrengt voor de fragiele economische situatie op dit moment.
9 1-012
Jean-Claude Trichet, ECB. - (EN) Uw eigen collega’s en uw voorzitter hebben er ten overstaan van u, mevrouw Van den Burg, nadrukkelijk op gewezen dat betrouwbaarheid op dit moment zonder enige twijfel een doorslaggevend element in Europa is. Het klopt dat het investeringsniveau in Europa te laag is en ik heb uitgelegd waarom wij daar niet helemaal tevreden over zijn. Ik heb ook herhaaldelijk tegen mijzelf gezegd dat het tijd is om te beleggen, omdat de financiële situatie daarvoor bijzonder gunstig is. Op dit moment is die situatie zelfs buitengewoon gunstig. Er zijn allerlei mogelijkheden: de wetenschap en technologie ontwikkelen zich in hoog tempo en trekken in een groot deel van de wereld nieuwe investeringen aan. Naar mijn gevoel heeft dat lage investeringsniveau eerder te maken met het feit dat zowel ondernemers als particulieren nog te weinig vertrouwen in de toekomst hebben. Ik zal de boodschap echter blijven uitdragen dat een dergelijk vertrouwen wel degelijk gerechtvaardigd is. Ik ben ervan overtuigd dat de economische actoren in Europa vertrouwen kunnen hebben. Zij kunnen in ieder geval vertrouwen op stabiliteit. Wij zijn zelf een baken van stabiliteit. Wij zijn, als ik het zo mag formuleren, de hoeders van en de waarborg voor stabiliteit en vertrouwen. Daarnaast hebben wij een periode van tweeënhalf jaar met buitengewoon lage rentetarieven achter de rug. Wij zullen ervoor zorgen dat de inflatieverwachtingen op een solide wijze verankerd zullen blijven. Daardoor blijft de rendementscurve een positief beeld geven en dat is ook van groot belang. Voor het vertrouwen van zowel particulieren als ondernemers is het bovendien van groot belang dat het structureel beleid en het begrotingsbeleid op de middellange termijn duidelijk en zichtbaar zijn. Ik roep alle economische actoren, inclusief de banken, nogmaals op om de situatie waarin wij ons bevinden, grondig te evalueren. Europa heeft namelijk ontzettend veel potentie. Europa beschikt over uitstekend menselijk kapitaal. Uit de statistieken blijkt dat de rendementscurve van Europa veel beter is dan die van de Verenigde Staten. Europa heeft de kwaliteiten om economische groei en meer banen te creëren. Europa is niet onevenwichtig. Er zijn vele elementen die feitelijk waarneembaar en positief zijn. Het enige wat wij wellicht nog nodig hebben, is vertrouwen en wij zullen alles in het werk stellen om een bijdrage te leveren aan de opbouw van dat vertrouwen. 1-013
Ieke van den Burg (PSE). - (EN) Ik heb geconstateerd dat u vorige week ook een speech voor het CEIOPS gehouden heeft, het niveau-3-comité van Europese toezichthouders voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - u merkt dat ik alle tijd had om alles goed te bestuderen! Naar ik begrijp heeft u een dringende oproep gedaan om een intensieve samenwerking tussen de verschillende niveau-3-comités te creëren met het oog op de toenemende grens- en sectoroverschrijdende ontwikkelingen waar financiële conglomeraten bij betrokken zijn. Bent u van mening dat het huidige systeem adequaat is of vindt u dat er meer
10
21/11/2005
aandacht besteed zou moeten worden aan die grens- en sectoroverschrijdende ontwikkelingen?
uw vrees rechtvaardigen dat deze tweede-ronde-effecten geleidelijk aan uit de hand lopen?
1-014
1-018
Jean-Claude Trichet, ECB. - (EN) Ik ben absoluut van mening dat het Lamfalussy-kader een goed kader is en ik vind ook dat de niveau-3-comités nuttig werk leveren. Ik heb zo nu en dan wel gemerkt dat de verschillende niveau-3-comités ook een verschillend werktempo hanteren. Dat is ook normaal, aangezien hun situaties niet vergelijkbaar zijn. Zoals u terecht opmerkte, ben ik inderdaad van mening dat de niveau-3-comités op een zeer effectieve manier zouden moeten samenwerken. Dat is van groot belang, omdat de betreffende onderwerpen veel raakvlakken vertonen, met name wat het verzekeringswezen en de bancaire sector betreft.
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Dit is een zeer belangrijke vraag. Ik heb altijd gezegd dat de risico’s zijn toegenomen, niet dat de tweede-ronde-effecten zich al hadden gemanifesteerd. Als dat het geval was, zou het feitelijk te laat zijn. Dan zou de preventie niet hebben gewerkt; we zouden moeten gaan genezen in plaats van voorkomen; dan zouden we met een heel andere situatie te maken hebben. Het probleem is dat we, willen we gepaste preventie kunnen bieden, moeten weten hoe we de risico’s moeten analyseren en hoe we moeten beoordelen of deze risico’s toenemen.
1-015
Dariusz Rosati (PSE). - (EN) Wij zijn het er allemaal over eens dat de ECB wat het monetaire beleid betreft een toekomstgerichte visie dient te hanteren. U heeft enkele cijfers gepresenteerd over de inflatie in de afgelopen maanden, maar u heeft geen concrete percentages voor de toekomst genoemd, met name niet voor de komende zes tot acht kwartalen. Dat zijn de gegevens die naar mijn idee het meest relevant zijn voor de besluitvorming binnen het monetaire beleid. Welke systemen heeft de ECB in het kader van zijn monetaire beleid gebruikt voor de inflatieprognoses en wat zijn uw conclusies op basis van die prognoses voor de inflatieontwikkelingen in de toekomst? 1-016
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Uw vraag komt op een zeer goed moment. Het probleem is dat we zijn begonnen met een analyse van de voorspellingen ten aanzien van zowel inflatie als economische groei binnen het gehele eurosysteem, en de uitkomsten van deze analyse zullen tijdens de volgende vergadering van de Raad van Bestuur beschikbaar komen. Ik zal deze resultaten dus op dat moment openbaar maken. Ik maak me nog geen zorgen, maar ik heb reden genoeg om aan te nemen dat de projecties van de medewerkers van het eurosysteem een stijging zullen laten zien in vergelijking met de projecties van september, die zijn opgesteld door de medewerkers van de ECB zelf. Wij baseren onze eigen projecties op een zeer geavanceerd concept en in dat opzicht wijken we nauwelijks af van de andere internationale instellingen die hun eigen voorspellingen opstellen. We proberen geavanceerde technieken te gebruiken. Het enige wat ik op dit moment kan zeggen is dat alle aanwijzingen waarover ik beschik mij tot de conclusie leiden dat we, vanwege de olieprijs, hoger zullen uitkomen dan bij eerdere projecties. 1-017
Dariusz Rosati (PSE). – (EN) Ik wil graag dat u dieper ingaat op de tweede-ronde-effecten, omdat u diverse malen hebt gewezen op het risico dat de stijgingen van de olieprijs gevolgen kunnen hebben voor andere monetaire ontwikkelingen. Zou u ons daarvan wat meer bewijs kunnen geven, met name met betrekking tot de loonontwikkeling, plus eventuele andere indicatoren die
Vanuit dat oogpunt wil ik vier belangrijke signalen noemen waaruit blijkt dat de risico’s toenemen. Er is het feit dat de algemene inflatie voortdurend hoger ligt dan onze definitie van prijsstabiliteit. Dat feit op zich vormt, in combinatie met het gegeven dat deze situatie aanhoudt, sowieso een risico. Daarmee zeg ik niets te veel, maar u weet dat onze definitie van prijsstabiliteit is: een inflatie minder dan, maar dicht bij de 2 procent. Helaas hebben we elk jaar, behalve in 1999, een gemiddelde algemene inflatie gehad die meer dan 2 procent bedroeg. In 2000 was het 2,1 procent, in 2001 2,3 procent en in 2004 2,1 procent. Als ik de afgelopen twaalf maanden bekijk, dan zou ik zeggen dat de inflatie 2,2 procent is. Uiteraard zijn hiervoor goede redenen. Dit is het gevolg van een aantal prijsschokken, waaronder die van de olieprijs. We zijn onze geloofwaardigheid uiteraard niet kwijtgeraakt, maar er is wederom sprake van het voortduren van de situatie. Ik zal de andere signalen noemen tijdens onze verdere dialoog vandaag. 1-019
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (EN) De deskundigen van onze Commissie economische en monetaire zaken hebben ons verzocht iets provocerender te werk te gaan als we met u debatteren, mijnheer Trichet. Dus als u mij toestaat, wil ik graag een vraag stellen over monetair beleid. Een paar weken geleden heeft Gordon Brown een artikel gepubliceerd in de Financial Times, waarin hij oppert dat het monetair beleid van de ECB iets flexibeler zou moeten zijn en aangepast zou moeten kunnen worden aan de conjunctuurcycli. Andere deskundigen achten het noodzakelijk binnen de directie van de ECB een comité op te richten voor monetair beleid. Wat is uw reactie hierop, en vindt u het noodzakelijk om deze kwesties te bespreken? 1-020
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Ik zal zeker niet ingaan op het monetair beleid van het Verenigd Koninkrijk of van andere centrale banken. Ik zeg u nogmaals dat we de rentetarieven tweeënhalf jaar laag hebben gehouden. Op dit moment liggen zij op een niveau dat lager is dan het laagste niveau dat de Bundesbank sinds de Tweede Wereldoorlog ooit heeft bereikt, en dat geldt nu niet voor slechts 80 miljoen Duitse burgers, maar voor 311 miljoen Europese
21/11/2005 burgers. Niemand had gedacht dat het mogelijk was dit te verwezenlijken. Dit is volledig te danken aan onze geloofwaardigheid. Er is een buitengewoon eenvoudige manier om alle tarieven in Europa te verhogen, en dat zou het verliezen van onze geloofwaardigheid zijn. Het resultaat daarvan zou onmiddellijk te merken zijn. De hoeveelheid euro’s die in handen is van niet-ingezetenen in de vorm van verhandelbare financiële instrumenten en van deposito’s vertegenwoordigt een waarde van ruim 3 triljoen euro. Deze mensen zijn ons niet speciaal toegedaan. Zij beheren hun kapitaal gewoon op de best mogelijke manier en moeten hun eigen mensen kunnen vertellen dat hun beheer volstrekt verantwoord was, zonder dat daarover enige twijfel bestaat. We zijn dus, nogmaals, geloofwaardig. En omdat we geloofwaardig zijn, hebben we aan de verwachtingen kunnen voldoen. U noemde wat nog komen gaat. Ik wil graag wijzen op de dynamiek van de monetaire aggregaten in het derde kwartaal in vergelijking met twaalf maanden geleden – zodat u de cijfers heeft. In de eurozone bedroeg de geldgroei 8,5 procent, in de VS 3,9 procent, in Japan 2 procent. Dat gaat over het ruime aggregaat. Als we het hebben over het enge aggregaat in de eurozone, gaat het om 11,2 procent in twaalf maanden. In de VS is het 0,9 procent, in Japan 4,4 procent. De uitstaande leningen aan de particuliere sector zijn gedurende de afgelopen zes maanden in de eurozone met 9,8 procent gegroeid. Ik zeg dit niet om te dramatiseren; het is slechts één van de signalen waarover we beschikken. Onze strategie rust op twee pijlers. We kijken overal naar, maar niemand hier kan beweren dat er sprake is van een liquiditeitstekort in Europa, of dat de achterblijvende groei het gevolg is van een dergelijk liquiditeitstekort, want er is niemand die u dat zal vertellen en de cijfers bevestigen dat ook niet. Nogmaals, we zullen zorgen voor prijsstabiliteit. Dat is ons mandaat. Dit is de beste manier om bij te dragen tot duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid. 1-021
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (EN) Ik heb één vraag met betrekking tot het probleem van de nieuwe lidstaten. Uit recente peilingen blijkt dat de inwoners van de nieuwe lidstaten nogal negatief staan tegenover de invoering van de euro. Wat kan de ECB doen, bijvoorbeeld door middel van informatiecampagnes, om de aantrekkelijkheid van de gemeenschappelijke munt te vergroten? Dit is een kwestie die ons zorgen baart. 1-022
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Ik ben van mening dat – althans wanneer we het hebben over de samenwerking tussen de centrale banken – de voorbereidingen die samen met de tien nieuwe lidstaten worden getroffen zeer goed zijn. Hierbij moet gezegd worden dat dit met name geldt binnen het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, omdat de centrale banken van de tien nieuwkomers allemaal volledig betrokken zijn bij al onze comités. Zoals u weet, hebben we al waarnemers van Roemenië en Bulgarije in ons midden, ook al hebben zij uiteraard nog geen stemrecht. Ik vind dat we buitengewoon
11 vertrouwensvolle betrekkingen hebben met de tien nieuwkomers, hun centrale banken, presidenten en medewerkers. We stellen alles in het werk om hun geleidelijke toetreding tot WKM II mogelijk te maken. Zoals u weet, telt WKM II reeds zeven leden – zes plus één, namelijk Denemarken, dat lid is van WKM II en de facto ook een buitengewoon goed lid van de eurozone. Denemarken boekt uitstekende resultaten en is naar volle tevredenheid lid van de eurozone. We zullen op dezelfde voet voort blijven gaan en zo goed mogelijke voorbereidingen treffen voor de toetreding van de nieuwe lidstaten tot WKM II. 1-023
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Ik heb slechts twee vragen. U hebt een enorm succes geboekt in de eurozone met betrekking tot het laag houden van de rentetarieven gedurende een lange periode, en niemand zal dat tegenspreken. Als afgevaardigde uit Ierland denk ik dat onze toetreding tot de eurozone in eigen land lang niet zo veel erkenning krijgt als zij verdient. Ik denk dat deze toetreding enorme voordelen heeft opgeleverd voor onze economie en voor andere zaken. Wanneer we echter kijken naar de eurozone en de 311 miljoen mensen waarover u het had, denkt u dan ook niet dat het misschien wat voorbarig is om een begin te maken met het verhogen van de rentetarieven? Het draait in de economie om cijfers, maar ook om vertrouwen. We hebben het over het eenmalig verhogen van de rentetarieven, en er wordt nu al gesproken over de vraag of er een tweede verhoging zal komen. In landen waar nog geen structurele hervormingen zijn doorgevoerd, hebben onder andere de lage rentetarieven de economie waarschijnlijk op gang gehouden. Denkt u niet dat een verhoging zal leiden tot negatieve sentimenten in die economieën, en wat is uw reactie daarop? Ten tweede, op wat voor niveau denkt u dat de rentetarieven zullen uitkomen willen ze de taak kunnen vervullen die zij in uw ogen moeten vervullen, namelijk de inflatie beteugelen? 1-024
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Zoals ik al zei: ik zou willen dat alle Europese economieën een structureel klimaat hadden als dat van Ierland, want ik denk echt dat we dan een veel aantrekkelijker groeiontwikkeling en een dynamischer arbeidsmarkt zouden hebben. Desondanks zou met onze stap het vertrouwen gehandhaafd blijven. Vertrouwen wordt ons niet helemaal gratis geschonken, wat we ook doen. Vertrouwen wordt geschonken op basis van feiten en cijfers, en het ondernemen van actie wanneer actie geboden is. Het is uitzonderlijk dat we deze buitengewoon lage tarieven hebben kunnen handhaven gedurende een zo lange periode en dat we daarbij de inflatieverwachtingen strikt in de hand hebben weten te houden. Dat is een groot succes. Ik ben er volledig van overtuigd dat we de prijsstabiliteit in stand zullen houden en dat we dit op geloofwaardige wijze zullen doen en zo het vertrouwen zullen handhaven.
12 In antwoord op uw tweede vraag: ik zie dit geenszins als het begin van een reeks renteverhogingen. In de Raad van Bestuur zijn we altijd van oordeel geweest dat onze tarieven – of we ze nu verhogen, verlagen of onveranderd laten – overeenstemden met wat wij gepast achtten voor de verwezenlijking van prijsstabiliteit. Wij zijn ervan overtuigd dat we nooit ver verwijderd zijn geweest van wat men de gewenste tariefniveaus zou kunnen noemen. We hebben altijd gemeend op het juiste niveau te zitten, dus er is geen sprake van een inhaalproces met betrekking tot ons eigen concept van het voeren van monetair beleid. We doen op een weloverwogen en rustige manier alles wat nodig is om prijsstabiliteit te waarborgen, maar het is geen goede veronderstelling om er bij voorbaat van uit te gaan dat we aan het begin staan van een reeks renteverhogingen. 1-025
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Dus u hebt slechts plannen voor één tariefverhoging? (Gelach) 1-026
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) We zullen doen wat noodzakelijk is. Ik kan niet zeggen of de juiste tarieven veel hoger zullen liggen noch of we aan het begin staan van een lange reeks verhogingen. 1-027
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Sommige commentatoren zeggen het tegenovergestelde, dus het doet mij deugd u dit te horen verhelderen. 1-028
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) We zullen doen wat we moeten doen. Doen we dat niet, dan raken we onze geloofwaardigheid kwijt. Dat zou het beste recept zijn om de rentetarieven omhoog te doen schieten. 1-029
John Purvis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer Trichet, u klaagt al lange tijd over het gebrek aan structurele hervormingen. Ierland is uw uitzondering, uw grote voorbeeld, maar de overige lidstaten doen kennelijk niet wat zij zouden moeten doen. U beklaagde zich over het feit dat men heeft verzuimd toepassing van het oorspronkelijke Stabiliteitspact af te dwingen en u betreurt het nieuwe flexibele pact. Nu legt u stijgingen van de rentetarieven op, misschien als een soort straf, of waarschijnlijk in een poging de regeringen van de lidstaten te dwingen tot het doorvoeren van structurele hervormingen. Een ander onderwerp dat u onlangs heeft aangesneden is dat van de rating van obligaties. U zei dat u geen obligaties zult accepteren met een lagere rating dan “A – ”. Met betrekking tot die specifieke kwestie wil ik u vragen of u denkt dat u zo een voldoende duidelijk signaal afgeeft. Geen enkele lidstaat komt immers zelfs maar in de buurt van een zo lage rating als “A –”, en een aantal van hen heeft toch een behoorlijk gat in de hand. Denkt u dus ook niet dat er een iets strengere norm zou moeten worden gehanteerd als het gaat om het accepteren van obligaties als onderpand?
21/11/2005 Ten tweede, bent u verwikkeld in een strijd of een oorlog met de lidstaten om hen te dwingen tot het aanvaarden van structurele hervormingen? 1-030
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Ik zal de tweede vraag eerst beantwoorden. We zijn met niemand in enige strijd verwikkeld, en zeker niet met regeringen zonder meer. De paradox van de situatie met betrekking tot de structurele hervormingen is dat we het allemaal met elkaar eens zijn: de Commissie heeft op dit terrein zeer goede ideeën en voorstellen; wij staan volledig achter de structurele hervormingen; en de regeringen, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders, hebben de Agenda van Lissabon ondertekend en hebben in Brussel de herstart bekrachtigd van de inspanningen op het gebied van structurele hervormingen. Het probleem is de uitvoering. Ik ben van mening dat de reden waarom de uitvoering zo moeilijk is, gelegen is in het feit dat we de bevolking van Europa ervan moeten overtuigen dat als deze doelstellingen worden verwezenlijkt, we allemaal beter af zullen zijn, dat dit beter zal zijn voor de groei en voor het scheppen van banen. Het is echter niet eenvoudig onze eigen bevolking hiervan te overtuigen. Ik zou willen stellen dat we de taak hebben uitleg en voorlichting te geven, wat ontegenzeggelijk moeilijk is. We moeten onze bevolking dringend zien te overtuigen van de noodzaak van structurele hervormingen. In democratieën kan men alleen doen wat de bevolking aanvaardt dat men doet; dat is de onbuigbare regel van de democratie. Ik wil geen hitparade opstellen van die landen die in de gelukkig omstandigheid verkeren dat zij hun bevolking er op basis van wederzijds overleg van hebben weten te overtuigen dat het veel beter zou zijn om structurele hervormingen door te voeren, maar mijns inziens hangt succes duidelijk samen met dergelijke hervormingen. Over obligatieratings wil ik het volgende zeggen: omdat er een aantal vragen over deze kwestie was gesteld, hebben we in de Raad van Bestuur in januari 1999 de regels vastgelegd die we zouden toepassen vanaf het begin van de euro. Die regels waren dat we als onderpand of met betrekking tot het aanvaarden van stukken als onderpand in het kader van ons eigen monetaire beleid, geen overheids- of bedrijfsobligaties – we behandelen overheids- en bedrijfsobligaties precies hetzelfde – zouden aanvaarden met een rating die lager is dan “A”, of, om precies te zijn, zoals u zei, “A –”. Dat is wat we hebben afgesproken. Het ging om een verduidelijking van de praktijken die we al hanteerden sinds het opzetten van de euro. Iedereen die actief was op de markten en onze website had bekeken wist dat al, omdat op onze website te vinden was hoe we te werk gingen. Misschien was het beter geweest om duidelijker te zijn, want ik heb gezien dat dit gevolgen heeft gehad op het vlak van communicatie. Maar nogmaals, dit is exact zoals we van meet af aan hebben geopereerd. 1-031
John Purvis (PPE-DE). – (EN) Wat de structurele hervormingen betreft – als u mij toestaat daarop terug te
21/11/2005 komen – bent u tevreden over de eerste signalen vanuit Berlijn met betrekking tot een verhoging van de belasting over de toegevoegde waarde met 3 procent, en dergelijke? Denkt u dat dit Duitsland dichter in de buurt zal brengen van wat u graag zou zien, of zal dit slechts een verzwakking betekenen van zijn economie net nu er sprake is van een aanzet – de broze groene uitlopers – tot enig herstel? 1-032
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Ik ben er niet om her en der voldoendes en onvoldoendes uit te delen. Er worden ongetwijfeld goede en slechte dingen gedaan in de eurozone. Voor mij zijn alle maatregelen die worden getroffen met het oog op het beperken van de begrotingstekorten goed. Hetzelfde geldt voor alle maatregelen die worden getroffen met het oog op het handhaven of verlagen van de overheidsuitgaven als percentage van het BBP in de meeste landen waar dit percentage – op Europees of mondiaal niveau, vanuit het oogpunt van concurrentie – duidelijk te hoog is. Uiteraard bekijken we de ontwikkelingen niet per land afzonderlijk, maar op basis van de 311 miljoen burgers van de eurozone. We moeten geloofwaardig zijn ten opzichte van slechts één concept – dat van de euro. Dat concept leidt zowel een mondiaal als een Europees bestaan, en wordt beoordeeld als een synthese van beide. Op basis van informatie die uit allerlei bronnen afkomstig is, nemen we dat besluit dat nodig is om onze geloofwaardigheid te handhaven. 1-033
Sahra Wagenknecht (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer Trichet, ook mijn vraag heeft betrekking op de verwachte inflatie. Ik moet mij verontschuldigen voor het feit dat ik wat te laat ben gearriveerd, maar mijn vlucht had vertraging. Ik heb even snel gekeken wat u aan het begin heeft gezegd en ik heb niets over dit onderwerp kunnen vinden. Het is naar mijn idee overduidelijk dat de inflatiepercentages, wanneer die per sector worden bekeken, in de afgelopen jaren op een zelden eerder vertoonde wijze uit elkaar zijn gegroeid. Zo is er in een aantal sectoren sprake van relatief hoge inflatiepercentages - bijvoorbeeld in de energiesector terwijl er op zijn minst in een aantal lidstaten juist sprake is van deflatoire tendensen in bepaalde consumptiegoederensegmenten, zoals in de kledingsector en bij de duurzame consumptiegoederen e.d. Tegen de achtergrond van de reeks analyses en werkdocumenten van de Europese Centrale Bank waarin benadrukt wordt dat er in de toekomst meer rekening gehouden moet worden met deze heterogeniteit van de prijsvorming, zou ik graag van u willen weten of de besluitvormers hier zelf ook rekening mee houden; ik heb de indruk dat dit niet het geval is. Als er uitsluitend naar de geaggregeerde inflatiepercentages wordt gekeken en als deze als het ware als argument worden gebruikt om een debat over renteverhogingen in gang te zetten, lopen wij naar mijn idee achter bij de stand van zaken van het wetenschappelijke debat op dit gebied.
13 Wordt er op enigerlei manier rekening gehouden met deze wetenschappelijke debatten, de betreffende analyses en de grote nadruk die er gelegd wordt op het feit dat het ene inflatiepercentage niet identiek is aan het andere? Het maakt namelijk nogal wat uit of de inflatie in alle sectoren toeneemt of in slechts één sector of in een beperkt aantal sectoren. Dan mijn tweede vraag: kunt u het in de huidige situatie van extreem geringe economische groei en hoge werkloosheid echt verantwoorden om de rentetarieven op deze manier te verhogen, gelet op het feit dat daardoor de schaarse oplevingen van de economie - zo die er al zijn - de kop zal worden ingedrukt? 1-034
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Zoals u weet, berust de berekening van de CPI – de consumentenprijsindex – op allerlei prijzen. Sommige stijgen, in sommige zit niet veel beweging, en andere dalen. Het moge duidelijk zijn dat wat wij de CPI noemen de uitkomst is van een ingewikkelde berekening. Zoals u zelf al zei, is er sprake van zeer uiteenlopende prijsontwikkelingen. Het gaat echter om de algemeen relevante indicator, in dit geval het gemiddelde, oftewel de overal ter wereld geldende consensus. U weet dat beter dan wie ook, want – nogmaals – als u het aan de gemiddelde man of vrouw op straat zou vragen, zou die u vertellen dat alles bij elkaar opgeteld, de dingen duurder worden, en ook nog iets te snel duurder worden. Dat krijg ik overal te horen. Ik denk dus dat daarover niet veel twijfel bestaat – in ieder geval niet als het gaat over de algemene inflatie. Ik zal nog wat andere signalen noemen waaruit blijkt dat de risico’s toenemen. Zoals ik reeds heb gezegd, ligt de algemene inflatie nu al geruime tijd boven onze definitie van prijsstabiliteit. Zoals ik ook al heb gezegd, groeien de monetaire aggregaten. De reële rentetarieven zijn al geruime tijd enigszins negatief. Ik heb het percentage van 2 procent genoemd voor tweeënhalf jaar. In die periode was de inflatie gemiddeld echter iets hoger dan 2 procent. De berekening van de reële rentetarieven liet zien dat de reële kortlopende rentetarieven enigszins negatief waren. Dat is een situatie die uiteraard niet eeuwig kan blijven voortduren. Het verankeren van de inflatieverwachtingen is ook buitengewoon belangrijk, want alle toekomstige prijzen zijn afhankelijk van de cijfers die wij allemaal – huishoudens, ondernemers en sociale partners – in ons hoofd hebben met betrekking tot de toekomstige inflatie. Er zijn tekenen dat er sprake is van een opwaartse tendens, zowel in onze enquêtes als in de break-eveninflatie die we afleiden uit de financiële markten. Al deze aanwijzingen samen vormen een gecombineerd signaal dat ons tot de overtuiging brengt dat de risico’s voor de prijsstabiliteit toenemen en dat we dus onze verantwoordelijkheid moeten nemen, rekening houdend met ons eigen mandaat. Nogmaals, trouw blijven aan ons mandaat is de beste manier om een klimaat te handhaven dat gunstig is voor groei en werkgelegenheid.
14 1-035
Karsten Friedrich Hoppenstedt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de president, afgelopen zaterdag hebben de Duitse strijdkrachten met een grote taptoe in Hannover afscheid genomen van de vertrekkende bondskanselier Gerhard Schröder en zijn minister van Financiën. Dat was een indrukwekkende gebeurtenis. Veel minder indrukwekkend zijn de enorme begrotingstekorten die zowel de heer Eichel als de heer Schröder achterlaat. Zojuist is er ook al kort op gewezen dat in de coalitieovereenkomst is vastgelegd dat de Duitse BTW in 2007 met 3 procent verhoogd dient te worden. Als dat niet gebeurt, is er geen sprake van een werkbare begroting. U heeft uw basis in Frankfurt en u heeft daardoor ook speciale aandacht voor de Duitse financiële wereld. Daarom zou ik van u willen weten - gezien de voor de Duitse economie verwachte groei van 1,8 procent, die ook is vastgelegd in de Duitse begroting - wat uw oordeel is over deze maatregelen tegen de achtergrond van het spanningsveld dat er bestaat tussen consolidatie, inflatie en de groei in 2006 en 2007. 1-036
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Zoals ik al zei, zou ik mij beslist niet willen wagen aan het veroordelen of prijzen van wat de coalitie de afgelopen weken heeft gedaan. Vanuit ons standpunt gezien, zijn sommige dingen goed en andere misschien iets minder goed. Maar het is niet aan de ECB, of mijzelf, om her en der voldoendes en onvoldoendes uit te delen. Er zijn globale richtlijnen. Het zou goed zijn voor Duitsland, voor de eurozone en voor de groei als het tekort zo snel mogelijk werd weggewerkt, omdat daardoor het vertrouwen van de bevolking van Duitsland versterkt zou worden dat de zaken de goede kant opgaan. Alles wat in de richting gaat van een verlaging van het percentage van het BBP dat aan overheidsuitgaven wordt besteed, valt toe te juichen, omdat het concurrentievermogen van Duitsland erdoor toeneemt, en ook dat van de eurozone als geheel: Duitsland neemt immers ongeveer een derde van de eurozone voor zijn rekening. Het stelt ons tevens in staat de juiste kant op te gaan. Uiteraard is iedere ontwikkeling in de richting van flexibeler markten buitengewoon belangrijk, omdat we daardoor het groeipotentieel makkelijker zouden kunnen vergroten, we meer groei en meer werkgelegenheid zouden kunnen creëren en we beter bestand zouden zijn tegen schokken – schokken kunnen we nu eenmaal niet uitsluiten. In het besluitvormingsproces binnen de ECB kunnen wij niet het beginsel “voor wat, hoort wat” hanteren. We kunnen niet dit of dat doen omdat land X of land Y dit of dat gedaan heeft. We moeten altijd rekening houden met alles wat er gedaan wordt op het niveau van deze enorme continentale economie, waartoe meer burgers behoren dan tot de Verenigde Staten van Amerika. De eurozone omvat meer mensen dan de VS: we zijn met 311 miljoen mensen en we moeten kijken naar het geheel van deze enorme continentale economie om zelfstandig tot een besluit te komen waarin rekening is gehouden met alles wat Duitsland doet, met de gevolgen van het coalitieakkoord en met alles wat gedaan wordt
21/11/2005 door alle andere landen. Vervolgens moeten we geloofwaardig zijn in de ogen van 311 miljoen mensen en in de ogen van de Europese en wereldmarkten die ons voortdurend en onmiddellijk beoordelen. 1-037
Antonis Samaras (PPE-DE). – (EN) Volgens mij is de Commissie niet overtuigd door uw betoog over inflatie, rentevoeten en vertrouwen. Vorige week heeft de Commissie haar groeiraming voor 2006 naar beneden bijgesteld van 2 procent naar 1,1 procent. Zij wees er tevens op dat zelfs als landen hun rentevoeten handhaven, de inflatie tegen 2007 toch zal dalen tot 1,8 procent. Dus neemt u niet een groot risico, wanneer u de rente verhoogt, dat u een ernstige recessie veroorzaakt, alleen maar om het minder belangrijke probleem van de inflatie te vermijden? Ziet u niet dat het herstel – dat mijns inziens voor de gemiddelde Europese burger de belangrijkste zorg is – te broos is om een verhoging van de rentevoet te kunnen opvangen? 1-038
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Zoals u weet wordt overal ter wereld, ook aan de andere kant van de Atlantische Oceaan op die prijsstabiliteit vertrouwd, in overeenstemming met de definitie die u van prijsstabiliteit geeft en die overal min of meer hetzelfde is. Aan de overzijde van het Kanaal is die definitie, zoals u weet, een inflatiecijfer van 2 procent. Prijsstabiliteit is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid, dus voor ons is prijsstabiliteit niet strijdig met groei en het creëren van banen. Ik ben van mening dat de burgers van Europa daarin ook geen tegenstrijdigheid zien, want zij vragen om beide. En daar hebben ze gelijk in, want het een is de noodzakelijke voorwaarde voor het ander. Als je tegen de burgers van Europa zou zeggen: “Luister eens, er ligt een beetje meer groei in het verschiet, maar ik waarschuw u maar alvast dat de inflatie zal toenemen”, dan zouden ze dat op basis van hun gezond verstand onmiddellijk van de hand wijzen. Gelukkig komt dat gezond verstand overeen met wat economen vinden, en dat is, nogmaals, dat prijsstabiliteit de noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid. Ik zou daar natuurlijk dieper op in kunnen gaan. 1-039
Antonis Samaras (PPE-DE). – (EN) Ik verschil fundamenteel met u van mening en ik vrees dat daarin geen verandering zal komen. 1-040
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Als u mij toestaat, mijnheer Trichet, zou ik even een andere pet op willen zetten en u namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement opnieuw iets willen vragen over die kwestie van de te verwachten stijging van de rentetarieven. Ierland hebt u een modeleconomie genoemd; profiteert dat land misschien van permanente voordelen? U stelt dat de burgers eerst en vooral geïnteresseerd zijn in stabiele prijzen en dat prijsstabiliteit dus een
21/11/2005 hoofddoelstelling moet zijn. Misschien komt het doordat wij niet dezelfde mensen ontmoeten, of niet op dezelfde manier naar ze luisteren, maar inhakend op de vorige vraag zou ik willen opmerken dat het mijns inziens wel degelijk mogelijk is het debat te openen over consolidatie van de groei, met een monetair beleid dat gericht is op ondersteuning van het groeiherstel om de groei in een periode van drie jaar te consolideren. Het vooruitzicht van stijgende rentetarieven baart menigeen evenwel zorgen, vooral omdat de gemeten inflatie voor een deel terug te voeren is op de stijging van de olieprijzen; volgens sommigen zouden we nu eigenlijk bijna een situatie van deflatie doormaken als die stijging er niet zou zijn geweest. Hoe valt deze rentestijging te rechtvaardigen nu de groei zo kwetsbaar is, nu de maatregelen waarmee de grote coalitie in Duitsland een begin heeft gemaakt voor bepaalde commentatoren een bron van zorg blijven als het gaat om de vooruitzichten voor consolidatie van die groei? Dan kom ik nu op mijn tweede punt. U hebt gezegd dat u er niets voor voelt een hitparade van lidstaten op te stellen. In bepaalde persberichten lezen we evenwel dat u plannen zou hebben om onderscheid te gaan maken tussen de schulden van de lidstaten en dat u daartoe ook gebruik zou willen gaan maken van de analysen van ratingkantoren. Als we kijken naar het heftige debat dat op dit moment gaande is over de geloofwaardigheid en de kwaliteit van het werk van deze ratingkantoren, denk ik dat er alle reden is grote vraagtekens te plaatsen bij deze verandering in het beleid van de Centrale Bank. 1-041
Jean-Claude Trichet, ECB. – (FR) Ik heb al aangegeven wat de vier belangrijkste punten zijn – maar er zijn er nog meer – die bij ons de gedachte doen postvatten dat de risico's met betrekking tot de toekomstige inflatie toenemen en dat het daarom gepast is dat wij maatregelen nemen om te voorkomen dat deze risico's werkelijkheid worden. Ik zal niet terugkomen op het argument dat we die risico's nog geen werkelijkheid zien worden in de tweede-ronde-effecten; zouden we dat wel zien, dan zou het namelijk te laat zijn. Dan zouden we niets meer kunnen voorkomen, en alleen nog maar kunnen genezen, en dat laatste is op dit gebied, zoals op zoveel andere gebieden, heel wat moeilijker dan het eerste. Ik zou toch graag uw aandacht even willen vestigen op het feit dat niemand er belang bij heeft dat we de zaken dramatiseren. Wij doen wat wij moeten doen. Wij moeten waakzaam zijn en maatregelen nemen als dat nodig is om prijsstabiliteit te garanderen. Denkt u dat de wereldmarkt over vijftig jaar nog gelooft in ons vermogen prijsstabiliteit te garanderen als wij dan een volstrekt passieve Centrale Bank geworden zijn? Denkt u dat er dan nog iets van onze geloofwaardigheid over zou zijn? Wij zijn in het verleden niet passief geweest; wij hebben de rentetarieven gedurende tweeënhalf jaar voor 311 miljoen mensen op een zeer laag niveau weten
15 te houden, hetgeen in de periode vóór de euro ondenkbaar zou zijn geweest, maar in die tweeënhalf jaar hebben we ook gezegd: als we actie moeten ondernemen, zullen we actie ondernemen. Wij hebben nooit iemand beloofd dat we passief zouden blijven, want dat zou de beste manier zijn om onze geloofwaardigheid te verspelen en nogmaals, als we onze geloofwaardigheid verliezen, zullen alle markttarieven stijgen. Geloofwaardigheid is het kostbaarste goed dat wij Europeanen op financieel en monetair gebied bezitten. Ik zeg het nog maar eens: als wij die geloofwaardigheid dreigen te verliezen – God verhoede het! – omdat wij trouw zijn aan ons mandaat, zullen wij de beslissingen nemen die genomen moeten worden om haar in stand te houden, zoals ik vandaag heel duidelijk heb gezegd. Er is echter een heel eenvoudige manier om de rentetarieven fors te doen stijgen: daarvoor hoeven we alleen maar even terug te gaan naar het gemiddelde geloofwaardigheidsniveau uit de periode vóór de euro. Vervolgens berekenen we het rekenkundig gemiddelde van geloofwaardigheidsniveaus en het rekenkundig gemiddelde van markttarieven en wat krijgen we dan: een vermoedelijke stijging van 250 basispunten langs nagenoeg de hele rendementscurve. Dat is ondenkbaar, omdat wij er zijn en zorgen voor maximale geloofwaardigheid – geloofwaardigheid in uw ogen, in de ogen van onze medeburgers en in de ogen van al degenen die ons optreden nauwgezet volgen en euro's aanhouden, verhandelbare instrumenten aanhouden die onze rentemarkten vormen. Een laatste punt nog, dat ik terloops vermeld, als een volstrekt bijkomstig argument. Kijkt u eens naar wat er in de vakliteratuur over deze kwestie gezegd wordt en naar de verschillende voorschriften die her en der aanbevolen worden; wij volgen geen enkel van die voorschriften, maar als ik het specifieke voorschrift voor deze kwestie of andere voorschriften zou noemen, zou u zien dat ze allemaal in de richting gaan die ik hier aangeef. Ik zal daar verder dus niet op ingaan, en we volgen die voorschriften sowieso toch niet. Mag ik u echter vragen een klein beetje vertrouwen in ons te hebben? Vergeet u niet dat wat wij bereikt hebben, indertijd door niemand voor mogelijk werd gehouden; niemand achtte ons in staat ten behoeve van de gehele eurozone in Europa de geloofwaardigheid in stand te houden die was opgebouwd door de Bundesbank, of De Nederlandsche Bank, of, waarom ook niet, de Banque de France, na vele, vele jaren van inspanningen die erop gericht waren te komen tot een zeer hoog geloofwaardigheidsniveau en zeer lage marktrentevoeten. 1-042
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer Trichet, ik neem aan dat u mijn tweede vraag schriftelijk zult beantwoorden, aangezien we geen tijd meer hebben. U vraagt ons vertrouwen in u te hebben. Staat u ons dan toe u vragen te stellen over de verandering die wij in uw beleid menen te bespeuren. Dat lijkt me ook precies de
16 bedoeling van de monetaire dialoog die wij met u onderhouden. 1-043
Pier Luigi Bersani (PSE). - (IT) Mevrouw de voorzitter, ik neem er nota van dat, zoals uit de woorden van de heer Trichet valt af te leiden, de gedachten van de ECB lijken uit te gaan naar een beperkte bijstelling van de rentevoeten, maar niet naar een fase van automatische renteverhoging. Men denkt dus aan een situatie die ietwat anders is dan die in de Verenigde Staten. Ik wilde evenwel een vraag stellen over een specifiek punt, dat betrekking heeft op de aardolieprijs. Ik zou graag willen weten hoe de ECB dit probleem opvat. Er is namelijk geen enkele twijfel dat wij geconfronteerd worden met een structurele verandering van de verhouding tussen vraag en aanbod en dat, zoals de heer Trichet zei, de aanbodzijde fragiel is en er sprake is van een onvoorspelbare groei in de wereld. Toch geloof ik dat de winningskosten en de investeringen in de sector niet zo heel erg snel stijgen, terwijl de opbrengst voor de aardolieproducerende landen en de winsten van de aardoliemaatschappijen wel pijlsnel stijgen. Zijn deze beweringen gegrond? Als het antwoord ‘ja’ is, en als het vandaag de dag dus heel moeilijk is om een onderscheid te maken tussen hetgeen permanent en structureel is en hetgeen van voorbijgaande aard of speculatief zou kunnen zijn, denkt u dan niet, mijnheer Trichet, dat het nuttig zou zijn de verbruikerslanden en in het bijzonder Europa meer onderhandelingsvermogen te geven en de markt namens Europa een boodschap te geven door plannen uit te werken voor energieefficiëntie en energiebesparing, plannen die geactiveerd moeten worden zodra de aardolieprijs de pan uitrijst? Kan Europa iets doen aan dit probleem? 1-044
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Hartelijk dank voor uw vraag, die zeer belangrijk is, omdat deze stijgingen in de olieprijzen hun invloed sterk doen voelen in de wereld en in Europa in het bijzonder. Ik heb een aantal opmerkingen en met veel van wat u gezegd heeft, kan ik instemmen. Ten eerste bevinden we ons nu in een totaal andere situatie dan ten tijde van de eerste en de tweede olieschok in de jaren zeventig en tachtig. Het is niet alleen een schok aan de aanbodzijde, maar ook in hoge mate aan de vraagzijde. De vraag van opkomende Aziatische landen – in het bijzonder China, maar ook andere landen – is explosief gestegen. Dit maakt natuurlijk een groot verschil, vooral wat betreft de duur van de schok. Het lijkt immers of we te maken hebben met een aanhoudende schok die plaatsvindt gedurende een lange periode, en niet met een eenmalige schok, zoals bij de eerste en de tweede olieschok het geval was. Dat moet worden meegewogen, ook in het monetair beleid en in de manier waarop economisch beleid in zijn geheel wordt gevoerd. Een ander punt – dat ook verband houdt met de consumentenprijsindex, die al genoemd is – is dat er aan de huidige olieschok, die is veroorzaakt door de
21/11/2005 toegenomen vraag vanuit Azië, ook andere kanten zitten. Azië importeert olie om veel industriegoederen te produceren en de prijzen van die goederen gaan omlaag. We hebben dus enerzijds prijzen die omlaag gaan en anderzijds prijzen die stijgen. Wat is dan precies de zin van de berekeningen die sommigen maken waarbij alleen de kerninflatie in aanmerking wordt genomen? Ze laten de stijgende prijzen weg en handhaven de dalende prijzen in hun inflatieanalyse. Maar dat zijn twee uitingsvormen van hetzelfde verschijnsel: de explosieve toename van opkomende economieën en markten in Azië en in de opkomende landen in het algemeen. Dus nogmaals: het is van het grootste belang dat de centrale banken overal ter wereld precies begrijpen wat er gebeurt. Ik ben het ook volkomen eens met wat u gezegd heeft over onvoorspelbaarheid. Degenen die menen dat de termijnmarkt nog altijd de beste voorspellende waarde heeft die mogelijk is, en dat deze markt de enige objectieve indicator is die kan worden gebruikt om de olieprijs op de middellange termijn te voorspellen, zijn tot nu toe altijd weer teleurgesteld, omdat de termijnmarkt een uiterst laag informatiegehalte heeft. Ze gaan uit van de locoprijs en vervolgens gaat de waarde in de loop der tijd een beetje omlaag, jaar na jaar. Maar dat is geen realistische, relevante informatie en het heeft ook geen betrouwbare voorspellende waarde, ook al is het het enige prognose-instrument dat we tot onze beschikking hebben. Er zijn daarentegen ook nog andere elementen. U noemde ook de invloed van speculatie. Wat voor risicopremies die te maken hebben met geostrategische risico’s zijn verwerkt in de huidige olieprijs? Dit zijn allemaal vragen waarop we geen antwoord hebben. We moeten voorbereid zijn op zeer uiteenlopende scenario’s. Niemand kan beweren dat het een goed prognoseinstrument zou zijn. 1-045
Wolf Klinz (ALDE). - (DE) Mijnheer de president, wat uw laatste vraag betreft, kan ik u meedelen dat ik vertrouwen in u heb, net zoals ik in de Bundesbank vertrouwen heb. Ik verkeerde in de gelukkige omstandigheid dat ik er afgelopen vrijdag in Frankfurt bij kon zijn toen u uw inmiddels veel becommentarieerde aankondiging deed. Ik ben echter veel minder verrast door de inhoud van de aankondiging dan door de plaats waar en de wijze waarop ze is gedaan. Er is naar mijn idee weinig verschil tussen de economische situatie ten tijde van de laatste vergadering van de Raad van Bestuur van de ECB en de situatie van afgelopen vrijdag. Mijn vraag luidt dan ook: waarom heeft u afgelopen vrijdag die aankondiging op deze toch ietwat ongebruikelijke wijze gedaan? Is dat wellicht omdat u een zeer duidelijke boodschap wilt sturen aan de politiek, die in de afgelopen weken voor een deel op impertinente wijze geprobeerd heeft om onder uw duiven te schieten? Is het wellicht omdat u tegelijkertijd ook een zeer duidelijk signaal aan uw collega’s in de
21/11/2005 Raad van Bestuur van de ECB wilt geven, die naar verluidt niet altijd op één lijn zaten en die heftig gedebatteerd hebben over wat nu precies de juiste koers is? Of - last but not least - is het wellicht uw bedoeling om vier dagen voordat mevrouw Merkel als bondskanselier aantreedt een duidelijk signaal aan de Duitse regering te geven? 1-046
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Laat ik allereerst zeggen dat er geen verschil van mening heerst in de Raad van Bestuur van de ECB. We leven in een uiterst levendige, op meningen gebaseerde democratie en de pers is buitengewoon actief. Dat is een zeer goede zaak! We leven in een moderne wereld die zo open en levendig mogelijk is. Maar ik moet zeggen dat wat ik gelezen heb geen weerspiegeling was van onze standpunten. Wij zijn er zeer op gebrand een eensgezinde Raad van Bestuur te hebben. Onze verantwoordelijkheden zijn uitermate zwaar, zoals ik al heb aangegeven. Wij staan borg voor de geloofwaardigheid van de euro en de signatuur van Europa in de gehele wereld. Het is een bijzonder zware verantwoordelijkheid, waartegen wij opgewassen menen te zijn. Ik ben de woordvoerder van de Raad van Bestuur, ik ben de president van de ECB en ik heb het, alles in aanmerking genomen, passend geacht te zeggen wat ik tegen u gezegd heb en wat ik vorige week gezegd heb. Ik wil geen opsomming geven van alles wat ik in de kranten gelezen en in de media gehoord heb met betrekking tot datgene wat mij de overtuiging zou hebben gegeven dat het goed was om te zeggen wat ik zeg. Ik heb allerlei commentaren en roddels gelezen over de Raad van Bestuur en de ECB en over wat we wel of niet zouden besluiten. Mijns inziens heb ik er goed aan gedaan een nuttige verduidelijking te geven namens de Raad van Bestuur en met zijn volledige instemming. 1-047
Sophia in 't Veld (ALDE). – (EN) Mijnheer Trichet, één onderwerp dat nog niet ter sprake is gebracht, is de relatie met de VS en uw nieuwe collega, de heer Bernanke. Ik vroeg me af of u al met hem gesproken heeft over uw toekomstige samenwerking en meer in het bijzonder of u uw zorgen kenbaar heeft gemaakt over het huidige financieel-economisch beleid van de Verenigde Staten; ik denk bijvoorbeeld aan het groeiende begrotingstekort en het tekort op de lopende rekening. Dan mijn tweede punt. Verschillende leden hebben al verwezen naar, bijvoorbeeld, de stijging van de BTW in Duitsland met 3 procent. U begon uw betoog met een zeer krachtig pleidooi voor structurele hervormingen. In het licht daarvan ben ik enigszins verbaasd over de beschroomdheid die spreekt uit uw opmerkingen over, laten we zeggen, het cosmetische en in sommige gevallen zelfs contraproductieve beleid dat in bepaalde lidstaten wordt gevoerd – opmerkelijk genoeg gaat het hier om de landen die het meest zondigen tegen het Stabiliteits- en groeipact. U had het over geloofwaardigheid; zij zullen het veel moeilijker voor u maken die geloofwaardigheid te behouden. Ik zou
17 denken dat u er belang bij heeft het ontbreken van structurele hervormingen in die landen veel krachtiger te bekritiseren. 1-048
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Wat het tweede punt betreft: de meeste van onze gesprekspartners vinden ons, zoals u weet, altijd veel te opdringerig. Zo nu en dan vindt men dat wij misschien niet opdringerig genoeg zijn, en dat klinkt mij als muziek in de oren! Wij proberen kalm te zijn, maar wel te zeggen wat we vinden. Iedereen weet dat wij een nauwgezette tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en groeipact noodzakelijk en van essentieel belang vinden. Niet alleen voor het begrotingsbeleid, maar ook voor de groei en het creëren van werkgelegenheid, vanwege het vertrouwen en het feit dat de rationele verwachtingen erg sterk zijn op dit gebied, ook in de grote landen uiteraard. Wat de eerste vraag aangaat: ik ken de opvolger van Alan Greenspan, Ben Bernake. Hij heeft een fantastische reputatie. Ik heb hem hartelijk gefeliciteerd met zijn aanstelling. We weten dat hij het monetair beleid dat in de Verenigde Staten gevoerd wordt, wil voortzetten. Hij heeft daarover geen twijfel laten bestaan. Het is belangrijk dat hij, net als zijn voorganger, het standpunt huldigt dat een solide verankering van de inflatieverwachtingen van vitaal belang is. Hij heeft dat verschillende keren duidelijk te verstaan gegeven en ik denk dat dit belangrijk is. Hij gelooft ook, net als zijn voorganger en net als wij allemaal, dat prijsstabiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor groei en werkgelegenheid. Dat is iets waarvan men aan beide zijden van de Atlantische Oceaan overtuigd is. 1-049
Sophia in 't Veld (ALDE). – (EN) De dingen waarover wij ons zorgen maken, moeten ook de heer Bernanke zelf verontrusten. Als hij zijn inflatiedoelstellingen heeft, instabiliteit enzovoort, dan moeten het begrotingstekort van de VS en het tekort op de lopende rekening ook hem zorgen baren. Ik vroeg me af of u het daarover ook met hem gehad heeft. 1-050
Jean-Claude Trichet, ECB. – (EN) Ik wil niet namens Ben Bernanke spreken. Ik moet er ook op wijzen dat Alan Greenspan tot eind januari aan het hoofd zal staan van de Federal Reserve. Ik heb gezegd dat de eerste paradox is dat we het allemaal eens zijn over structurele hervormingen: we zijn het daar echt allemaal over eens. Er heerst consensus over de diagnose en er heerst consensus over het geneesmiddel. Het probleem is de uitvoering. Ik zou zeggen dat we het ook op mondiaal niveau allemaal eens zijn over de diagnose. We zijn het er allemaal over eens dat in Europa structurele hervormingen van cruciaal belang zijn; we zijn het er allemaal over eens dat het in de VS van cruciaal belang is het spaartekort te corrigeren – natuurlijk maakt het begrotingsbeleid deel uit van die correctie; en we zijn het eens over wat de rest van de wereld zou kunnen doen. We zijn het allemaal eens, we zetten allemaal onze handtekening en natuurlijk is het zowel in de VS als in
18 Europa de tenuitvoerlegging op mondiaal niveau die ingewikkeld is. Dat is duidelijk. 1-051
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (EN) Ik heb twee korte vragen met betrekking tot uitbreiding. Ten eerste: beschouwt u het als realistisch om binnen grofweg één jaar de eurozone uit te breiden? De kleine nieuwe lidstaten in het WKM II zullen zich moeten voorbereiden op de omzetting van rentetarieven en inflatiecijfers; zij moeten immers tactische en wettelijke voorbereidingen treffen voor de invoering van de euro om dit plan realistisch te maken. Ten tweede: hoe zit het met de grote nieuwe landen, de slechte, afwijkende landen? Ik wil mijn eigen land hier vermelden, Hongarije. Als een land ongedisciplineerd is, wat kan de Unie dan doen? De heer Almunia dreigt met sancties, maar ik denk niet dat er een goede boodschap wordt gegeven wanneer sancties worden opgelegd aan nieuwe lidstaten. Hoe denkt u dat door de EU of door uzelf op een andere manier invloed kan worden uitgeoefend op de situatie, zodat het Hongaarse beleid binnen de nieuwe corridor wordt gebracht, en tevens uw nationale bank wordt beschermd, die ook politiek onder vuur ligt? 1-052
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Over uitbreiding wil ik zeggen dat wij ons volledig inzetten om zo professioneel en behulpzaam mogelijk bij te dragen aan de organisatie van het goed functioneren van WKM II. Wij beschouwen het als onze plicht erop toe te zien dat de invoering van de euro geschiedt volgens de criteria van Maastricht zoals het Verdrag die voorschrijft. Hierbij gaat het uiteraard niet alleen om de onmiddellijke vervulling van de criteria, maar ook om de vervulling ervan op lange termijn. Ik zal mij niet wagen aan een indicatie van een waarschijnlijke invoeringstermijn. Wij zullen zien. Het gaat om een belangrijke zaak: in technisch en professioneel opzicht moet het perfect zijn. Uiteraard moet de politieke wil er zijn, maar die is in heel wat van de economieën en landen in kwestie aanwezig. Dus laat mij nogmaals zeggen dat wij alles zullen doen wat we kunnen om ervoor te zorgen dat deze uitbreiding, inclusief de uitbreiding van de eurozone, een compleet succes wordt. Er staat veel op het spel, en er is sprake van een gemeenschappelijk belang tussen de betreffende landen en de twaalf landen die al tot de eurozone behoren. Wat betreft het begrotingsbeleid van bepaalde landen wil ik opnieuw zeggen dat het Stabiliteits- en groeipact rigoureus dient te worden toegepast. Dat geldt uiteraard voor alle 25 landen. Het Stabiliteits- en groeipact bindt alle 25 landen. Sancties in verband met de eurozone zijn alleen van toepassing op de groep van twaalf, maar het Stabiliteits- en groeipact en de rigoureuze toepassing ervan gelden voor alle 25 lidstaten. 1-053
21/11/2005 Werner Langen (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de president, ik behoor ook tot de mensen die heel nadrukkelijk van mening zijn dat het rente- en stabiliteitsbeleid van de Europese Centrale Bank tot nu toe een goed beleid is geweest. Ik constateer dat degenen die nu kritiek op uw heldere verklaring hebben, in veel gevallen dezelfde personen zijn als degenen die u in de voorgaande maanden juist van een te timide opstelling hebben beschuldigd. Ik vind dat de kerninflatie laag is; dat heeft u trouwens zelf ook gezegd. Bovendien weet u ook niet hoe de inflatie zich zal ontwikkelen. Mijn vraag is: welke rol heeft het groeiende verschil tussen de rentetarieven bij ons en die in de dollarzone bij uw aankondiging gespeeld? Dat is een vraag die met het oog op dit besluit minstens net zo belangrijk is. Dan mijn tweede punt. Op dit moment is er sprake van een geringe groei in de Europese Unie, met name in de twee grootste landen, Duitsland en Frankrijk. Op dit punt is de positieve rol van de monetaire unie veranderd in een enigszins negatieve rol. Er is geen sprake meer van het vroegere renteverschil, dat kon oplopen tot duizend basispunten en dat gepaard ging met lage inflatiecijfers, dat begin jaren negentig zo kenmerkend was voor deze twee landen. Op dit moment is het verschil nog maar vijftig basispunten. Wat moeten deze twee grote landen van de eurozone doen om dit concurrentienadeel op te vangen en welke compensatie kunt u hun daarbij geven? 1-054
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Wat de eerste vraag betreft: wanneer de Federal Reserve besluit om de tarieven al dan niet te wijzigen, kijkt deze niet naar het verschil met de rentevoet voor de euro. Wanneer wij optreden en de situatie beoordelen, kijken wij niet naar het verschil. Wij kijken naar ons mandaat, dat erin bestaat de prijsstabiliteit over de middellange en lange termijn te behouden. Dat doen wij met een onwrikbare trouw jegens ons mandaat. Ik heb er verder niets over te zeggen. Wat het tweede punt betreft: u hebt helemaal gelijk. Zoals ik zelf al zei, heeft de invoering van de euro het patroon van de rentetarieven in de lidstaten volledig veranderd. U hebt helemaal gelijk wanneer u zegt dat wij van honderden en honderden basispunten verschil teruggegaan zijn naar een zeer magere spreiding van de verschillen tussen de diverse langetermijnrentes, dat wil zeggen marktrentetarieven voor tien jaar. Dit is uitsluitend omdat de euro zelf net zo geloofwaardig is als de beste en meest geloofwaardige valuta die eraan voorafgingen. Wat we volledig hebben geëlimineerd is het wisselkoersrisico dat was opgenomen in de enorme spreads die hiervoor bestonden. Men zou kunnen stellen dat de beste en meest geloofwaardige valuta hun concurrentievoordeel – het zeer lage peil van de marktrentetarieven – gratis hebben opgegeven. Hierop zou ik allereerst willen zeggen dat het in de eerste plaats in ieders belang is dat Europa zo welvarend mogelijk is. Het feit dat landen die veel hogere rentetarieven gewend
21/11/2005 waren, nu veel lagere tarieven kennen is dus een goede zaak. Men moet ook in het achterhoofd houden dat er in de eurozone geen wisselkoersrisico's meer zijn. De rentetarieven zijn uiterst laag in de landen die hiervoor hogere rentetarieven hadden, omdat er geen wisselkoersrisico's meer bestaan. Maar dit risico is ook uitgebannen voor de economieën die zich eerder in de beste en meest geloofwaardige positie bevonden. Zij kennen geen wisselkoersrisico meer, en dat is een winwinsituatie. Er is niets asymmetrisch aan de samenstelling van de euro. Iedere economie, ieder land heeft er voordeel bij. Het is een win-winsituatie. Dat is mijn opvatting. 1-055
Gunnar Hökmark (PPE-DE). – (EN) Ik ben het roerend eens met de woorden van de heer Montoro Romero eerder vandaag. Het is een trieste boodschap. Ik zou hieraan willen toevoegen dat hetgeen werkelijk triest is wellicht een andere dimensie vormt van wat u hier hebt gepresenteerd; met andere woorden, is dit hoe de zaken ervoor staan? Want u hebt gelijk wanneer u zegt dat wij zeer lage rentetarieven hebben en dat de investeringen nog altijd niet toenemen. In uw analyse noemde u vele redenen waarom u prijsstijgingen in het verschiet ziet. U had het over energieprijzen, tekorten en structurele situaties, terwijl ik denk dat u voornamelijk de arbeidsmarkt bedoelt. U had het echter niet over een toename van de investeringen als antwoord op de vraag waarom u met prijsstijgingen rekening moet houden. Dat brengt mij op de volgende vraag: staan de zaken er zo voor dat onze groei onmogelijk groter kan zijn dan wat er voor de komende jaren voorspeld wordt? Zoals reeds is vermeld zijn de voorspellingen voor de groei zeer bescheiden en aarzelend, maar u lijkt niet aarzelend te zijn over de noodzaak om prijsstijgingen onder ogen te zien. Is het zo dat de Europese economie niet veel meer kan groeien dan wat in de prognoses wordt voorspeld? Als dat het geval is, is dat een werkelijk trieste boodschap, die de noodzaak voor structurele hervormingen onderstreept. Vertegenwoordigt wat wij nu zien in de voorspellingen het niveau van het groeipotentieel waarover wij beschikken? Misschien is dat wel de meest cruciale zaak die wij onder ogen moeten zien. 1-056
Jean-Claude Trichet, ECB. − (EN) Ik denk dat we eerlijk moeten zijn wanneer we het over Europa hebben. Er moet nog veel gedaan worden en er zijn veel structurele hervormingen, of hervormingen in het algemeen, en verbeteringen die van wezenlijk belang zijn. Het zou oneerlijk zijn om niet te erkennen wat er in het verleden is gedaan, welk potentieel Europa heeft en wat voor kansen in Europa aanwezig zijn. Zoals ik reeds heb gezegd, beschikken we over menselijk kapitaal van uitzonderlijke kwaliteit, zijn wij niet onevenwichtig en hebben we voldoende gespaard om onze investering te financieren en zelfs een beetje meer dan dat. De herstructurering en hervorming in de productieve sector zijn van een peil dat veel doet denken aan wat er in de
19 jaren tachtig in de VS plaatsvond, en daarmee bereiden we ons voor op een betere toekomst. Er zijn dus wel degelijk positieve elementen. U noemde investeringen, maar het krediet voor de particuliere sector heeft in de laatste twaalf maanden een groei van 8,9 procent en gedurende de afgelopen zes maanden een groei van 9,8 procent gekend. Dat zegt toch wel iets over wat de particuliere sector momenteel doet. Het zou niet eerlijk zijn om te zeggen dat wij immobiel zijn en ons in een situatie bevinden die alleen maar ongunstig is. Ik zie het glas als half leeg, half vol. De alternatieve kosten van het niet versneld uitvoeren van het hervormingsprogramma lijken evenwel zeer hoog te zijn vanwege het tempo waarin de wereld verandert en het tempo waarin Europa verandert. Dit is de waarheid. Het is onze plicht om de waarheid te vertellen. Als wij met precies dezelfde grondgegevens als die welke wij vandaag hebben iets meer vertrouwen zouden hebben op ondernemings- en consumentenniveau, dan zouden we het veel beter doen. Vertrouwen blijft van wezenlijk belang, en ik zeg namens de Raad van Bestuur dat u wat ons betreft vertrouwen kunt hebben, in ieder geval in onze instelling, in onze maatregelen en in het resultaat daarvan. 1-057
Katerina Batzeli (PSE). - (EL) Mevrouw de voorzitter, mijnheer Trichet, in deze tijd doen zich in wat inmiddels een behoorlijk aantal lidstaten is talrijke belangrijke afwijkingen van het Stabiliteitspact voor. Bijgevolg moeten de algemene, maar ook specifieke economische beleidsvormen opnieuw worden afgestemd op convergentie van de nationale economieën, en dus in de richting gaan van het Stabiliteitspact. In de praktijk gebeurt dit echter heel vaak juist niet. Bent u van mening dat een besluit van de ECB tot verhoging van de basisrente gedurende vijf jaar - zoals gezegd - in de lidstaten met grote overheidstekorten, maar ook voor de nationale markten die in hoge mate afhankelijk zijn van leningen, ertoe zal bijdragen dat convergentie meer aandacht krijgt? Ten tweede - en ik verwijs wat dit betreft ook naar de opmerking van, naar ik meen, de heer Purvis - heeft de ECB enkele dagen geleden aangegeven dat zij geen obligaties accepteert met een rating minder dan “A”. Aangezien in veel landen de begrotingssituatie problematisch is, heeft die verklaring omtrent verlaging van de rating reeds moeilijkheden veroorzaakt bij staatsobligaties en tot prijsdalingen geleid, zoals we de afgelopen twee weken in Griekenland hebben gezien. Ik wilde u vragen wat uw standpunt is ten aanzien van de plannen die in de eurozone momenteel vorm krijgen om het beeld van een compacte EMU-kern achter ons te laten en in de richting te gaan van een concept van concentrische cirkels. Dat zou namelijk grote economische en eventueel ook institutionele gevolgen hebben voor de Europese Unie.
20 1-058
Jean-Claude Trichet, ECB. – (FR) Wat het eerste punt betreft, het Stabiliteits- en groeipact en de begrotingsproblemen, gaat het mijns inziens om de vraag of u bereid bent ons te helpen bij het verhogen van de rentetarieven. Ik kan wat dit betreft alleen maar herhalen wat ik eerder al heb gezegd: wij zijn er ten stelligste van overtuigd dat op het moment waarop wij onze geloofwaardigheid voor het garanderen van prijsstabiliteit op de middellange, lange en zeer lange termijn verliezen, de marktrentetarieven onmiddellijk zullen stijgen. Wij zijn daarom van oordeel dat we door geloofwaardig te blijven en nu de maatregelen te nemen die ons nodig lijken een uitzonderlijk gunstig marktrenteklimaat in stand kunnen houden. Verder maakte u een opmerking over het optreden van de eurozone als geheel, als een uitgestrekte geïntegreerde economie met een eenheidsmunt. Laat ik hierover simpelweg drie dingen zeggen. In de eerste plaats, als we de eurozone vergelijken met de Verenigde Staten - en die vergelijking spreekt voor zich, aangezien het hier gaat om economieën van vergelijkbare omvang -, zien we bij een hele reeks indicatoren grote gelijkenissen. De standaardafwijkingen, fluctuaties in, bijvoorbeeld, inflatie, die we zien als we de verschillende geografische segmenten van de Amerikaanse economie met elkaar vergelijken, zien we terug in de cijfers betreffende de verschillende geografische segmenten van de eurozone. Identieke standaardafwijkingen zien we ook ten aanzien van de groei zelf, en dat is bijzonder interessant, want daaruit blijkt dat de eurozone de kenmerken heeft van een uitgestrekte continentale economie. Misschien zijn deze verschillen in de eurozone consistenter dan in de Verenigde Staten. Een van de redenen daarvoor zou kunnen zijn dat wij minder flexibiliteit kennen dan de Verenigde Staten. Dat is zeker een punt dat aandacht verdient. Ook bij de ontwikkeling van de productiekosten per eenheid zien we dat de geregistreerde verschillen structureel van aard zijn, en ook daar moet serieus naar gekeken worden. Samenvattend zou ik willen zeggen dat er in hetgeen we waarnemen veel factoren zijn die ons tot de conclusie brengen dat wij min of meer in dezelfde situatie verkeren als de Verenigde Staten. Voor een deel zijn die factoren positief of zelfs zeer positief te noemen, aangezien ze laten zien dat er veranderingen in relatieve concurrentiekracht mogelijk zijn. Zo heeft Duitsland geweldige vorderingen gemaakt met zijn relatieve concurrentiepositie binnen de eurozone, veel sneller ook dan was verwacht. Maar er zit dus ook een structurele kant aan bepaalde verschillen, en daar moet mijns inziens nauwkeurig naar gekeken worden door de regeringen en de Eurogroep, hetgeen, wat de Eurogroep betreft, op dit moment overigens al gebeurt. 1-059
21/11/2005 De voorzitter. – Hartelijk dank voor deze levendige discussie, mijnheer Trichet. U hebt om ons vertrouwen gevraagd. Dat zal u echter niet zonder meer gegeven worden. Zoals u tijdens deze dialoog hebt gemerkt, zullen veel leden van deze commissie de besluiten die u op 1 december aanstaande zult nemen nauwgezet, en misschien ook met enige ongerustheid, bestuderen. Hoe het ook zij, u zult begrepen hebben dat het vooruitzicht van een renteverhoging niet iedereen in onze commissie even welgevallig is. Wij zullen tijdens de volgende monetaire dialoog, die op 20 februari plaats zal vinden, zeker de gelegenheid hebben om de eerste effecten ervan te evalueren, en wellicht ook om te discussiëren over de juistheid van uw besluit. Zoals u weet, zal die bijeenkomst plaatsvinden op de dag voor onze jaarlijkse bijeenkomst met de nationale parlementariërs, die inmiddels een vaste plek op onze agenda heeft verworven. Wij hopen dan ook dat we u bij die gelegenheid bij ons kunnen houden, ook tijdens de avond. Maar voor die tijd, op 12 december aanstaande, zullen wij met een delegatie van twaalf afgevaardigden nog een bezoek aan u brengen in Frankfurt. (De vergadering wordt om 17.15 uur gesloten)
21/11/2005
21 INHOUD
COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN MONETAIRE DIALOOG MET DE HEER JEAN-CLAUDE TRICHET, PRESIDENT VAN DE ECB (overeenkomstig artikel 113, lid 3 van het EG-Verdrag) BRUSSEL, 21 NOVEMBER 2005................... 5