Rotterdam, 22 februari 2011.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid A.S. Mosch (Leefbaar Rotterdam) over een corrupte ambtenaar bij de dS+V. Aan de Gemeenteraad. Op 3 december 2010 stelde het raadslid A.S. Mosch (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over een corrupte ambtenaar bij de dS+V. Inleidend wordt gesteld: “Volgens een artikel in de Telegraaf van vandaag wordt een topambtenaar van dS+V verdacht van het aannemen van steekpenningen. Dit deed hij volgens de krant in zijn positie als voorzitter van de Bebouwingscommissie van de gemeente. Hij zou steekpenningen hebben aangenomen van verschillende bedrijven, te weten Boshuizen Trading, LSI Project Investment, Baljon & Mora, Van Omme & de Groot en William Properties. De ambtenaar zou per 1 juli disciplinair ontslag hebben gekregen.“ Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Kunt u de genoemde feiten bevestigen? Antwoord: De (voormalig) ambtenaar waar het om gaat betreft A.O., destijds werkzaam als o.m. senior inspecteur, expert en voorzitter van de Bebouwingscommissie bij de afdeling Vergunningen van de Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V). A.O. heeft medio 2003 toestemming gevraagd, en gekregen, om nevenwerkzaamheden te verrichten bestaande uit het toezichthouden bij bouwkundige opleveringen, advisering en begeleiding van bouwkundige projecten en het geven van cursussen. Een en ander voorzover deze nevenwerkzaamheden niet verricht worden voor Rotterdamse bedrijven, of voor bedrijven die werkzaamheden in Rotterdam verrichten (hetgeen ambtenaren sowieso niet is toegestaan). Met A.O. werden jaarlijks functioneringsgesprekken gevoerd waarbij de uitvoering van mogelijke nevenwerkzaamheden steeds een vast onderdeel van gesprek was. In december 2005 geeft A.O. aan de coördinator integriteit van de dS+V schriftelijk te kennen dat hij feitelijk geen nevenwerkzaamheden uitvoerde zoals vooromschreven.
D oc lo od
Bij brief van 8 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek bij de dS+V zijn ongenoegen geuit over de verlening van enkele bouwvergunningen. Daarbij werden naast klachten over de wijze van dienstverlening ook vermoedens van niet integer handelen geuit. De directie dS+V heeft dit laatste bij de gemeentesecretaris gemeld die vervolgens op 28 augustus 2007 opdracht heeft gegeven voor een verkennend onderzoek. De opdracht aan het bureau IRS (Forensic Services & Investigations B.V.) bevatte ook de vraag of er aanleiding was om andere dan de door de deelgemeente aangedragen casussen te onderzoeken. Tevens kreeg het onderzoeksbureau de vraag of het om één of enkele ambtenaren ging
Registratienummer dienst: 10/10999 Behandelaar: Pieter van der Meer, 010-48971436307
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 1
die waarschijnlijk niet integer handelden of dat het om een groep of de hele afdeling Vergunningen ging. Op 4 oktober 2007 heeft de gemeentesecretaris het onderzoeksbureau een vervolgopdracht verstrekt voor een diepergaand onderzoek. Uit oogpunt van zuiverheid en rollenscheiding vond de dagelijkse aansturing van het onderzoeksbureau plaats door de directie Veilig van de bestuursdienst. Hierna gaan wij nader in op de onderzoeken en stappen die ten aanzien van A.O. zijn genomen. Directeur dS+V heeft aan A.O. per 4 september 2007 drie weken bijzonder verlof verleend. Gedurende het onderzoek heeft dS+V bij besluit van 11 oktober 2007 op grond van artikel 111, tweede lid, onder a van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam ambtenaar A.O. in het belang van de dienst, met ingang van 29 oktober 2007, tijdelijk, voor de duur van een maand, opgedragen andere werkzaamheden te verrichten dan zijn gebruikelijke. Dit om het onderzoek niet te hinderen. Tegen dit besluit heeft A.O. bezwaar ingesteld. Dit bezwaar is op 21 december 2007 ongegrond verklaard. Gelijktijdig met het hiertegen door A.O. ingestelde beroep heeft deze een voorlopige voorziening aanhangig gemaakt. De mondelinge behandeling daarvan vond op 15 december 2007 plaats. Op 28 januari 2008 heeft de voorzieningenrechter overigens het besluit om andere werkzaamheden te verrichten teruggedraaid. A.O. heeft zich vervolgens ziek gemeld en heeft tot de beëindiging van zijn dienstverband geen werkzaamheden meer verricht. Het onderzoeksbureau heeft op 16 mei 2008 een eindrapport uitgebracht. De heer A.O. werden dusdanig ernstige verwijten gemaakt, dat er aanleiding was om aangifte te doen van het vermoeden van strafbare feiten. De burgemeester heeft op 28 mei 2008 aangifte gedaan. Er is geen aangifte gedaan tegen anderen omdat daartegen uit de onderzoeken geen mogelijk strafbare feiten naar voren zijn gekomen. Mocht dat alsnog blijken dan zullen wij overwegen aangifte te doen tegen de betrokkenen. Hangende het onderzoek van de Rijksrecherche is A.O. in oktober 2008 geschorst direct na het starten van een strafrechtelijke vervolging. A.O. is op dat moment tevens voor 1/3e gekort op zijn salaris. Gedurende het onderzoek van de Rijksrecherche heeft deze ons verzocht om in het belang van het onderzoek (nog) geen ontslagprocedure tegen A.O. te starten. In februari 2010 kregen wij de beschikking over het proces-verbaal van de Rijksrecherche. Hieruit en uit het eerdere onderzoek van het onderzoeksbureau hebben wij de conclusie getrokken dat A.O. in een combinatie van zeven casussen de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt en in strijd heeft gehandeld met de regels voor nevenwerkzaamheden en geschenken. Op grond hiervan is een ontslagprocedure tegen A.O. gestart en is op 12 april 2010 de salarisbetaling aan A.O. volledig gestaakt. Op 1 juli 2010 is A.O. ontslagen, die daar bezwaar tegen heeft gemaakt. Dat bezwaar heeft ons college in november 2010 ongegrond verklaard. A.O. heeft geen beroep ingesteld. De beroepstermijn liep 7 januari 2011 af.
D oc lo od
Het Openbaar Ministerie heeft inmiddels strafvervolging tegen A.O. ingesteld. De eerste zitting zou op 7 december 2010 plaats vinden. Dit was de aanleiding voor het krantenartikel waaraan de heer Mosch zijn vragen ontleend heeft. Die zitting is echter voor onbepaalde tijd verdaagd.
Registratienummer dienst: 10/10999 Behandelaar: Pieter van der Meer, 010-48971436307
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 2
Het genoemde onderzoek van het onderzoeksbureau heeft zeven gevallen opgeleverd met een vermoeden van niet integer handelen. Dit zijn grotendeels andere gevallen dan waar in de brief van de deelgemeente sprake van was. De gevallen richtten zich op de twee eerder genoemde ambtenaren. Het onderzoek van de Rijksrecherche heeft deze aanvankelijke vermoedens van niet integer handelen bevestigd, maar heeft gelukkig niet uitgewezen dat er sprake is van niet integer handelen van meer ambtenaren. Wij concluderen dat de integriteitschendingen betrekking hebben op geïsoleerde gevallen. Een gehouden audit in 2010 bevestigt dit beeld. Begin 2008 is een nieuw (interim) hoofd van de afdeling aangesteld. Per 1 januari 2009 is een nieuw hoofd vergunningen aangesteld. Verder is er een instructie verstrekt aan de medewerkers over (inhoudelijke) contacten met oud medewerkers waarbij in controle is voorzien door een teamleider. Vraag 2: Is het salaris van de ambtenaar direct stopgezet na zijn ontslag? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Om het strafrechtelijk onderzoek niet te verstoren heeft de gemeente op nadrukkelijk verzoek van het Openbaar Ministerie een ontslagprocedure tegen A.O. aangehouden. Direct nadat dat er onder leiding van de rechter commissaris een huiszoeking werd gedaan zijn er op 15 oktober 2008 disciplinaire maatregelen getroffen. A.O. is op dat moment geschorst en voor 1/3 gekort op zijn salaris. Op verzoek van het Openbaar Ministerie heeft de gemeente pas na het ter beschikking stellen van het procesverbaal van de recherche in februari 2010 een ontslagprocedure kunnen starten en kon in dat kader op 12 april 2010 de salarisbetaling geheel gestaakt worden. Op 1 juli 2010 is A.O. ontslagen. Op dit moment wordt onderzocht in hoeverre het desondanks aan A.O. uitgekeerde salaris (en overige door de gemeente vanwege deze zaak geleden schade en gemaakte kosten) teruggevorderd kan worden. Vraag 3: Wordt er met de genoemde bedrijven, die de ambtenaar hebben omgekocht, nog steeds zaken gedaan door de gemeente Rotterdam? Antwoord: Allereerst benadrukken wij dat op dit moment niet is komen vast te staan dat bedrijven die in de rapportages naar voren komen zich hebben schuldig gemaakt aan strafbaar handelen. Dit dwingt ons tot een zorgvuldige benadering. De kwalificatie (“omkoping”) die in de vraagstelling is vervat kunnen wij dan ook niet delen en dient voor rekening van de vraagsteller te blijven.
D oc lo od
De gemeente doet met een aantal van de in de rapportages naar voren komende bedrijven zaken. Overigens gaat de gemeente daarbij zeer zorgvuldig te werk. Vanaf het moment dat het mogelijk niet integer handelen van A.O. ons bekend was doen wij in het kader van bijvoorbeeld projecten slechts zaken met deze bedrijven na afstemming met het Openbaar Ministerie. Indien nodig kunnen wij ook in het kader van de wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) onderzoek laten plaatsvinden. Tot op heden is niet bekend of tot vervolging van bedrijven zal worden overgegaan. Aanvankelijk hebben wij de uitkomst van de strafrechtelijke procedure tegen A.O. af willen wachten om het strafrechtelijk onderzoek niet te doorkruisen. Nu de behandeling
Registratienummer dienst: 10/10999 Behandelaar: Pieter van der Meer, 010-48971436307
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 3
van de zaak tegen A.O. voor onbepaalde tijd is aangehouden hebben wij, na overleg met het Openbaar Ministerie, besloten om toch op korte termijn op basis van de ons nu bekende feiten voorlopig de volgende maatregelen te treffen: 1. Er zullen nog enkel zaken gedaan worden met de bedrijven voor zover de in deze zaak betrokken medewerkers daar geen actieve rol spelen; 2. Er zal door de gemeente niet meer worden ingegaan op uitnodigingen voor bijeenkomsten van de betrokken bedrijven met een sociaal karakter; 3. De gemeente zal de betrokken bedrijven gedurende een jaar niet uitnodigen voor netwerkbijeenkomsten zoals het Platform Marktsector. Overigens hebben wij regelmatig contact met het Openbaar Ministerie zodat wij ons op de hoogte houden van de laatste stand van zaken in de genoemde strafrechtelijke procedure. Voor verdere mogelijke maatregelen verwijzen wij naar de beantwoording van vraag 4. Vraag 4: Welke maatregelen treft u tegen bedrijven die ambtenaren omkopen en wat vindt u van het idee om zo’n bedrijf minimaal vijf jaar lang van alle gemeentecontracten uit te sluiten? Antwoord: Afhankelijk van de vraag of er sprake is van een privaatrechtelijke situatie (zoals het verlenen van een opdracht tot het verrichten van diensten en het verlenen van steunmaatregelen in het kader van de kredietcrisis) of bestuursrechtelijke situatie (zoals de afgifte van een vergunning) kan de gemeente in het algemeen verschillende maatregelen treffen. Ons college hecht er waarde aan op te merken dat het door ons gevoerde beleid er op gericht is om situaties zoals de onderhavige te vermijden. Daartoe worden onder meer ambtenaren actief gewezen op de voor hen geldende integriteits- en gedragscodes en is het management opgedragen om daar strikt op toe te zien. Indien een medewerker in strijd handelt met de geldende integriteits- en gedragscode dan worden disciplinaire maatregelen getroffen. Deze maatregelen variëren afhankelijk van de situatie van het voeren van een kritisch gesprek tot het verlenen van ontslag. Verder worden externe markpartijen actief gewezen op de integriteits- en gedragscodes die gelden voor de gemeentelijk medewerkers. Daarnaast heeft de gemeente zich geconformeerd aan de gedragscode "publiek opdrachtgeverschap" waarin integer handelen een belangrijk element is. Afhankelijk van de situatie en de mate waarin bedrijven in hun relatie met de gemeente niet integer gehandeld hebben, zullen wij adequate maatregelen nemen. Voorbeelden daarvan zijn: het voeren van een kritisch gesprek, het uitsluiten van bedrijven of personen van informele bijeenkomsten en contacten met de gemeente en in zeer bijzondere gevallen uitsluiting van opdrachten of van andere overeenkomsten.
D oc lo od
In beginsel staat het de gemeente vrij om al dan niet met een bepaalde partij een privaatrechtelijke overeenkomst aan te gaan. In aanbestedingsplichtige gevallen gelden evenwel bijzondere wettelijke regels. Voor zover het aanbestedingsplichtige opdrachten betreft is het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (BAO) van toepassing. In het kader van die wet kan de
Registratienummer dienst: 10/10999 Behandelaar: Pieter van der Meer, 010-48971436307
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 4
gemeente bepaalde partijen van aanbestedingsprocedures uitsluiten; in bepaalde gevallen is de gemeente daar zelfs toe verplicht. De wet BIBOB is zowel van toepassing op beschikkingen als opdrachten. Op grond van deze wet kan de gemeente het Bureau BIBOB vragen een nader onderzoek te plegen naar de gegadigden. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek kan de gemeente vervolgens besluiten om een vergunning of opdracht te weigeren. In beginsel is een uitsluiting voor een bepaalde periode gezien het voorgaande mogelijk. Op grond van de huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie hangt de duur van een mogelijke uitsluiting af van de omstandigheden van het geval. Bij de toepassing van voornoemde maatregelen dient de gemeente evenwel ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder die van proportionaliteit, in acht te nemen. In het algemeen valt dus niet te zeggen of een uitsluiting van minimaal vijf jaar mogelijk is. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
D oc lo od
De secretaris,
De burgemeester,
A.H.P. van Gils
A. Aboutaleb
Registratienummer dienst: 10/10999 Behandelaar: Pieter van der Meer, 010-48971436307
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 5