Rotterdam, 14 mei 2013.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid R. Buijt (Leefbaar Rotterdam) over SCP-rapport inzake statusontwikkeling wijken.
Aan de Gemeenteraad. Op 7 maart 2013 stelt het raadslid R. Buijt (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over SCP-rapport inzake statusontwikkeling wijken. Inleidend wordt gesteld: “Onlangs bracht het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) haar rapport ‘Statusontwikkeling van wijken in Nederland’ uit. Uit het rapport blijkt dat de Rotterdamse statusstijging in de periode 1998 – 2010 vrij gering was. Vergeleken met de andere drie grote steden, behaalde de Rotterdamse wijken ieder meetjaar de laagste status. “Conform de vaak gehoorde uitspraak ‘Rotterdam voert altijd de verkeerde lijstjes aan’,” aldus het SCP. Bovendien zijn er in Rotterdam weinig hogestatuswijken te vinden. De status van wijken wordt bepaald aan de hand van het inkomen, het opleidingsniveau en de arbeidsmarktsituatie van de bewoners. Deze kenmerken vormen tezamen een cijfer waarvan het SCP de ontwikkeling tracht te verklaren aan de hand van de woningkenmerken, de mate van demografische stabiliteit, de mate van verloedering, de ligging van wijken en eventuele ‘gentrification’ in de wijken. De meeste conclusies die het SCP trekt, baren geen opzien. Iedereen weet van de problemen in de oude stadswijken op Zuid en dat Nesselande, Kralingen-Oost en het Molenlaankwartier de hoge statuswijken zijn in deze stad. Leefbaar Rotterdam maakt zich echter wel zorgen om de trend die Ommoord (en andere delen van de Alexanderpolder) en IJsselmonde laten zien. Waar de gemeentelijke focus vooral ligt op de ‘stabiel lage’ aandachtswijken, laten Ommoord en IJsselmonde volgens het SCP een trend ‘naar laag dalend’ zien. Hoewel deze wijken op de Rotterdamse schaal nog wel bovengemiddeld scoren, baart de ingezette trend Leefbaar Rotterdam zorgen. Het is van groot belang dat deze wijken aantrekkelijk blijven voor zowel de huidige als voor potentiële nieuwe bewoners en niet verder afglijden. De aangetoonde trend moet dus gestopt worden en dat vergt de nodige aandacht. Ik heb hier dan ook de volgende vragen over.” Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Herkent u zich in de door het SCP geconstateerde trend van een ‘naar laag dalende statusontwikkeling’ van Ommoord (en andere delen van de Alexanderpolder) en IJsselmonde? Antwoord: Ons college onderschrijft het gevoel dat er sprake is van wijken die in ontwikkeling zijn. Vanuit signalen uit de gebieden en uit gegevens uit de Sociale index, geldt dat voor de wijken in de deelgemeente IJsselmonde de geconstateerde trend wordt herkent. Uit de sociale index is sinds 2008 te zien dat de enigszins vergelijkbare indicatoren ‘voldoende inkomen’ en ‘voldoende opleiding’ licht zijn gedaald.
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 1
Voor de wijken in de deelgemeente Prins Alexander is in de sociale index de door het SCP geconstateerde trend nauwelijks zichtbaar. Het verschil in gekozen wijkgrenzen maakt dit echter in enkele gevallen moeilijk vergelijkbaar. In de woontevredenheid (gemeten in de Grote woontest) zien we wel een ontwikkeling. In de wijk Oosterflank wordt sinds de eerste meting in 2004 een teruglopende tevredenheid geconstateerd. In de wijken Het lage land, Ommoord en Prinsenland is er in 2008 ten opzichte van 2004 sprake van een hogere woontevredenheid, maar in 2012 is er sprake van een verlaging. De wijk Zevenkamp kent ten opzichte van 2008 een hogere woontevredenheid. Vraag 2: Kijkend naar de verklarende factoren van het SCP, wat ziet u als belangrijkste verklaringen voor de ontwikkeling in deze wijken? Antwoord: De constatering van de onderzoekers is dat er sprake is van oorzaken en gevolgen en dat deze niet altijd eenduidig uit elkaar te trekken zijn. Ons college herkent zich in deze constatering. In de analyse van het SCP wordt geconstateerd dat de aard van de woningvoorraad en de ontwikkelingen daarin belangrijke factoren zijn bij de statusontwikkeling van wijken. Gedachte is dat vooral de veroudering van de woningvoorraad leidt tot statusverlaging, tenzij bewoners de woningvoorraad verbeteren en moderniseren. Bij de analyse van de wijkkenmerken wordt gekeken naar de bouwperiode, de eigendomsvorm, de bouwvorm (eengezinswoningen/appartementen) en woninggrootte. Verder wordt gekeken naar huishoudensvorm en etniciteit. De combinatie van deze kenmerken geeft een verklaring van de ontwikkeling van de status. In het onderzoek wordt in zijn algemeenheid gesteld dat bepaalde bouwperiodes er vaker dan gemiddeld uitspringen in wijken waar een neergaande trend geconstateerd wordt. Er wordt geen verklaring gegeven voor deze constatering maar ons college herkent zich in deze suggestie. Bloemkoolwijken Een van de conclusies van het SCP is dat in zogenaamde bloemkoolwijken gebrekkige oriëntatie nadelig werkt, wat als onaantrekkelijk wordt ervaren. Een aantal van deze wijken vertoont kenmerken van slijtage, onder andere wegens slechte bouwtechnische kwaliteit van de woningen. Deze problemen gaan samen met ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling van de wijken (aantal gezinnen daalt, aandeel migranten neemt toe, instroom van mensen met slecht betaalde beroepen). Zowel de wijk Beverwaard als de wijken Oosterflank en Zevenkamp zijn grotendeels te kenmerken als een Bloemkoolwijk. Echter, er wordt ook geconstateerd dat deze veranderingen vooralsnog over het algemeen niet gepaard gaan met een statusverlaging in het onderzoek. In de Rotterdamse bloemkoolwijken is er echter wel sprake van een statusdaling. Conclusies op basis van een analyse van de door het SCP aangedragen invloedsfactoren per wijk zijn: - de wijken hebben elk een eigen karakter, maar er zijn veel overeenkomsten te vinden in de woningvoorraad. Zowel in bouwperioden, verhouding koop-huur als in woninggrootte zijn er veel overeenkomsten. Qua bouwvorm en daarmee samenhangend huishoudensvorm zijn er meer verschillen. Een eenduidige verklaring vanuit deze aangedragen factoren alleen voor de ontwikkeling is ons inziens dan ook lastig te geven. In de beantwoording komen we terug op andere mogelijke factoren. - De wijken Beverwaard, Oosterflank en Zevenkamp staan door hun stedenbouwkundige opzet ook bekend als bloemkoolwijken. Een woonmilieu wat
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 2
zich in Rotterdam vertaald in zowel een dalende status in het SCP onderzoek als teruglopende woontevredenheid van bewoners. Vraag 3: Ziet u naast de verklarende factoren van het SCP nog andere factoren die een rol spelen in de negatieve trendontwikkeling in deze wijken? Antwoord: In de meetperiode van het onderzoek is er een verandering van beleving van de wijk geconstateerd. Bij een meting over een langere periode is dit echter niet de enige verandering. Van nieuwbouwwijk naar stadswijk De wijken Prins Alexander en IJsselmonde zijn gebieden in verandering. Vanaf de jaren 1970 zijn deze wijken als groenstedelijke woonmilieus voor gezinnen ontwikkeld. Nu deze woongebieden ongeveer 30 jaar oud zijn, komen nieuwe vraagstukken aan de orde ten aanzien van woningonderhoud en slijtage van de openbare ruimte. Deze fysieke veroudering is een van de factoren met een negatieve invloed op de bewonerstevredenheid. Fysieke veroudering is niet alleen van invloed op de bewonerstevredenheid in suburbane wijken. De woningmarktpositie van deze wijken is gewijzigd. De randen van de stad zijn met de groei van de stedelijke agglomeratie verder naar buiten opschoven. Dit maakt dat deze wijken niet meer de rand van de stad zijn, maar onderdeel vormen van een groter stedelijk gebied. Vroeger waren de suburbane wijken uit de periode vanaf de jaren ’70 voor velen de bovenste trede van de woonladder. Met het toevoegen van nieuwe woongebieden in o.a. Nesselande en Carnisselande, zijn er nieuwe treden aan de bovenkant toegevoegd. Hierdoor verandert de concurrentiepositie van deze oudere suburbane gebieden. Van een homogene naar een sociaal gemengde wijk In suburbane wijken als o.a. Zevenkamp, Oosterflank en Prinsenland wonen relatief veel bewoners met een lange woonduur. Het is juist deze groep die de wijk ziet veranderen van een homogene nieuwbouwwijk aan de stadsrand, naar een gediversifieerde stadswijk. Met het gereedkomen van nieuwere wijken, is een deel van de oude bewoners verhuisd. Zij hebben plaatsgemaakt voor nieuwe bewoners met soms een andere leefstijl en woongedrag. Deze transformatie is een belangrijke verklaring voor de veranderingen in de bewonerstevredenheid. Voor zittende bewoners, zeker met de groepsgeoriënteerde “groene” en “gele” leefstijl, kunnen deze verandering negatief zijn voor hun woonbeleving. Dan wordt gesteld: “Kijkend naar de kaart (figuur 4.16 in het SCP-rapport) gaat het naast Ommoord en (grote delen van) IJsselmonde om de wijken Zevenkamp en Prinsenland (waarschijnlijk i.v.m. toevoeging oostelijk deel). Wijken aan de rand van de stad waar veel hardwerkende Rotterdammers en hun gezinnen jarenlang met plezier hebben gewoond, maar waar ze de laatste jaren ook meer en meer geconfronteerd worden met grootstedelijke problemen. Leefbaar Rotterdam is bevreesd dat ook deze groep Rotterdammers uiteindelijk gedesillusioneerd de stad verlaat en deze wijken verder afglijden naar een stabiel laag niveau als het gaat om de statusontwikkeling en leefbaarheid.”
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 3
Vraag 4: Wat is uw visie op de ontwikkeling van de wijken Ommoord, Zevenkamp, Prinsenland en IJsselmonde? Antwoord: Ook ons college ziet de wijken IJsselmonde en Prins Alexander als dé wijken voor hard werkende Rotterdammers en hun gezinnen. De groenstedelijke woonmilieus met betaalbare woningvoorraad in deze wijken spelen een belangrijke rol in het realiseren van de woonwens van deze groep binnen de stad Rotterdam, waardoor deze groep behouden kan blijven voor de stad. De samenstelling van de woningvoorraad in deze wijken heeft nadelen maar ook zeker voordelen voor deze groep. Door het prijspeil, de groenstedelijke inrichting van het gebied en de eenvoudige uitbreidingsmogelijkheden van de voorraad (bijv. vaak eenvoudig om een dakkapel of dakopbouw te realiseren) bieden deze wijken veel kansen voor (startende) gezinnen. Wel wordt ingezien dat deze wijken momenteel in een transitiefase zitten en dat in delen van deze buurten maatwerk nodig is, om negatieve ontwikkelingen het hoofd te bieden. Specifiek voor IJsselmonde geldt dat deze deelgemeente de afgelopen jaren een stabiele plek op Zuid was. Deze basis is echter niet meer vanzelfsprekend. IJsselmonde ondervindt nadeel van het negatieve imago van heel Zuid en delen van de deelgemeente worden door ons college en de deelgemeente als aandachtsgebied benoemd. Deze zogenaamde kantelwijken hebben van beide partijen de volle aandacht. Vraag 5: Welke inspanningen pleegt u momenteel in deze wijken, los van het verhogen van de lasten van de bewoners? Graag een overzicht per wijk. Antwoord: Het cluster Stadsontwikkeling werkt samen met de corporaties aan de fysieke gesteldheid van de wijk. Voor de sociale inspanningen in de wijken zijn de deelgemeenten, het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling en het cluster Werk en Inkomen actief. Voor een goed overzicht van alle acties in de wijken wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van DIN-schema's (Doelen inspanningen netwerk), die naar verwachting eind september 2013 gereed zullen zijn. Voor beide deelgemeenten (IJsselmonde en Prins Alexander) zijn wel al Integrale wijk actieplannen (IWAP’s) opgesteld. Deze plannen zijn als bijlage toegevoegd aan deze beantwoording. In de deelgemeente IJsselmonde is begin februari 2011 ook het actieplan Kantelwijken opgesteld waarin voor de gebieden Huniadijk, Koppeldijk, Lodijk, Bermdijk (Groot IJsselmonde Zuid), Thomas à Kempisbuurt (Lombardijen), PrinsenpleinTuinenbuurt (Groot IJsselmonde Noord) en Meezenbroekbuurt (Beverwaard) een integrale aanpak wordt voorgesteld. Ook dit stuk is bijgevoegd bij deze beantwoording. Vraag 6: Welke acties ondernemen uw maatschappelijke partners momenteel om de ontwikkeling van de genoemde wijken te bevorderen? Graag een overzicht per wijk? Antwoord: Voor het overzicht van de specifieke acties verwijzen we voor wat betreft deze vraag ook naar het antwoord op vraag 5. Voor ontwikkelingen in de woningvoorraad op Zuid zijn met name de woningcorporaties belangrijke partners. Waar de gemeente inzet pleegt op onderhouden en vernieuwen van de buitenruimte en de aanwezigheid van
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 4
voorzieningen, zijn corporaties een belangrijke partner als het gaat om ingrepen in de woningvoorraad. Aanvullend op de Integrale Wijkactieplannen zijn in de bijlagen ook de gebiedsafspraken tussen de deelgemeente Prins Alexander, woningcorporaties Woonbron, Vestia, Woonstad Rotterdam en Havensteder en de gemeente bijgevoegd voor de wijken Lage Land, Prinsenland, Ommoord, Oosterflank en Zevenkamp. Voor de wijken in IJsselmonde zijn er in deze collegeperiode geen formele gebiedsafspraken tot stand gekomen. Echter ook voor deze wijken plegen bovengenoemde wijken inzet in het renoveren van woningen en inzet op leefbaarheid. Vraag 7: Zijn de conclusies van het SCP-rapport voor u een indicatie om meer aandacht te hebben voor de ontwikkeling van deze wijken en extra inspanningen te plegen die de statusontwikkeling en de leefbaarheid vergroten? - Zo ja, welke acties en / of maatregelen gaat u nemen? - Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het SCP onderzoek bevestigt de noodzaak om deze wijken niet uit het oog te verliezen. Stedelijk gezien heeft ons college al enige tijd een prioritering voor de drie deelgemeenten op Zuid. Binnen deze deelgemeenten liggen momenteel de grootste en meest urgente inspanningen wat betreft dit college in de zeven focuswijken. Binnen het programma Kwaliteitssprong Zuid is een eerste focus op inspanningen binnen de peilers Talentontwikkeling en Economie&Arbeidsmarkt. De IWAP`s, gebiedsafspraken en het actieplan Kantelwijken behelzen een grote hoeveelheid inspanningen van gemeente, deelgemeente en maatschappelijke partijen in deze wijken. Momenteel wordt door het cluster Stadsontwikkeling met de deelgemeenten Prins Alexander en IJsselmonde beoordeelt wat de juiste aanpak per wijk is. Vervolgens wordt gesteld: “In mijn vragen van 4 juli 2011 inzake het behoud van hoger opgeleiden voor Rotterdam vroeg ik u al om naar buiten de gemeente verhuizende Rotterdammers te vragen naar de redenen van hun vertrek. Ook in dit kader kan dit een handig instrument zijn om de beweegredenen van alle uit de genoemde wijken vertrekkende bewoners te monitoren. U gaf echter in uw beantwoording aan beren op de weg te zien. De kosten om verhuisredenen te monitoren zouden “boven proportioneel” zijn.” Vraag 8: Wat zouden de kosten zijn van het monitoren van de verhuisredenen van alle vertrekkende bewoners uit Ommoord, Zevenkamp, Prinsenland en IJsselmonde en waarom wegen die volgens u niet op tegen de verkregen informatie waarmee u uw beleid kunt aanscherpen? Antwoord: De kosten voor een continue monitoring zijn grofweg 7.500 euro per jaar. De afweging om nu niet voor deze extra monitoring te kiezen, ligt in het feit dat ons inziens er voldoende bekend is over de verhuisredenen van vertrekkende bewoners uit het huidige ‘Komen en Gaan’. Voor informatie over de tevredenheid en de verhuisgeneigdheid van de huidige bewoners beschikken we over een veelheid aan informatie onder andere uit de Veiligheidsindex, Sociale Index, De Grote Woontest, het landelijke onderzoek WoON en vanaf volgend jaar het Wijkprofiel. Die onderzoeken laten – mede op basis van de meningen van inwoners - uitgebreid zien welke sterke en
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 5
zwakke kanten wijken hebben en bieden vervolgens aanknopingspunten om daar beleid op te formuleren. De gemeentelijke inzet richt zich met name op de mensen die in die wijken wonen en niet op de mensen die reeds het besluit hebben genomen te vertrekken. Vraag 9: Welke verhuismotivaties krijgt u de laatste jaren uit de COS-onderzoeken als het gaat om verhuisbewegingen uit de genoemde wijken en hebben deze motivaties tot noemenswaardige acties geleid? Antwoord: Het aantal respondenten uit ‘Komen en gaan’ is onvoldoende om er op wijkniveau uitspraken over te doen. Er kan wel gekeken worden naar de antwoorden van individuele respondenten, maar dat is dan slechts indicatief en kan niet beschouwd worden als een representatief beeld van de verhuismotivaties. Vraag 10: Bieden de huidige COS-onderzoeken in uw ogen voldoende mogelijkheden om de woonbeleving van Rotterdammers in de genoemde wijken afdoende in kaart te brengen? - Zo ja, graag een uitgebreide toelichting waarom. - Zo nee, bent u bereid een dergelijk onderzoek te starten in deze wijken, zodat op basis van de ervaringen van bewoners geformuleerd beleid de door het SCP geconstateerde trend de komende jaren kan doorbreken? Antwoord: Ja, ‘Komen en gaan’ en met name de Grote Woontest (uitgevoerd door Smart agent) geven ons veel inzicht over de woonbeleving van Rotterdammers. Uit ‘Komen en gaan’ weten we dat vertrekkers vaak een mix aan redenen laten zien over hun vertrek, waarbij zeer vaak persoonlijke motieven een belangrijke rol spelen (werk, studie, samenwonen/scheiden etc.). In de Grote Woontest worden ruim 9000 Rotterdamse huishoudens ondervraagd over hun woonomgeving en woonbeleving. Sinds 2004 wordt dit onderzoek elke vier jaar gehouden. In 2012 hebben 881 huishoudens in IJsselmonde en 1384 huishoudens in Prins Alexander deelgenomen aan het onderzoek. De Grote Woontest biedt ons inzicht in de tevredenheid met de woonsituatie, het huidige woonmilieu volgens de bewoners, het gewenste woonmilieu, gewenste voorzieningen en gewenst groen, leefstijl van bewoners, buurtontwikkeling, de verhuisgeneigdheid en de wensen bij een verhuizing (bijvoorbeeld binnen of buiten Rotterdam en koop of huur). Deze gegevens geven in onze ogen voldoende informatie over de woonbeleving van de Rotterdammers in de wijken Prins Alexander en IJsselmonde. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, De secretaris,
De burgemeester,
Ph. F. M. Raets
A. Aboutaleb
Registratienummer dienst: BS13/00347 Behandelaar: ir. K. Söderhjelm, 010-4895561
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 6