Rotterdam, 26 maart 2013.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid H.M. Koppert (Leefbaar Rotterdam) over “Basisregistratie Personen”.
Aan de Gemeenteraad. Op 8 januari 2013 stelde het raadslid H.M. Koppert (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over de basisregistratie Personen. Inleidend wordt gesteld: “In 2011 en 2012 heeft Leefbaar Rotterdam vragen gesteld over de kwaliteit van de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De zorgen spitsten zich toen toe op personen met de aantekening “Vertrokken onbekend waarheen”(VOW), de zogenaamde spookburgers. Bij spookburgers kan het gaan om vertrokken buitenlanders, arbeidsmigranten, mensen met een dubbel paspoort en mensen die in Rotterdam verblijven, maar zich onbewust of bewust aan registratie onttrekken. Afgaande op de reactie van het college op de vragen van Leefbaar ging het in 2011 in Rotterdam om ruim 38.000 burgers waarvan bij een kleine 7.000 burgers vorderingen lopen ter waarde van 22 miljoen euro. Spookburgers kosten de gemeente dus heel veel geld en daarom is het zaak hier met nieuwe maatregelen effectief tegen op te treden. Inmiddels is per 1 juli 2012 de wijziging van het Besluit SUWI in werking getreden en ligt er het wetsvoorstel basisregistratie personen (BRP). Het eerste vergemakkelijkt de gegevensuitwisseling tussen de gemeente en uitkeringsinstantie UWV bij het traceren van individuele burgers. Het tweede, de BRP, voorziet in het opnemen van nietingezetenen in een centrale voorziening en een grotere verantwoordelijkheid voor de gemeente om de kwaliteit van de persoonsregistratie te borgen, stelt terugmelding door bestuursorganen verplicht en maakt dat een bestuurlijke boete dan wel een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd.” Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Kunt u een actualisatie geven van de stand zoals gegeven door het college op 31 mei 2011, betreffende: a) het aantal personen met een VOW aantekening; b) het aantal personen waarbij een vordering loopt; c) het aantal personen waarbij een vordering loopt en dat zich opnieuw heeft ingeschreven in Rotterdam; d) het totale openstaande bedrag aan vorderingen en per gemeentelijke dienst; e) de hoogte van het te vorderen bedrag bij personen die zich opnieuw hebben ingeschreven in Rotterdam. Antwoord: 1a) Per 1 januari 2013 zijn er in totaal 45.035 personen met een VOW aantekening. 1b) Van het aantal van 45.035 hebben 8.533 personen één of meer openstaande vorderingen.
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 1
Daarvan hebben 7.334 personen één of meerdere vorderingen open staan bij Belastingen, en 2.294 personen bij Werk en Inkomen. Hierin zit overlap: in 1.095 gevallen gaat het om personen met openstaande vorderingen bij beide. 1c) Inmiddels hebben zich van de 6.828 burgers die in mei 2011 VOW stonden en een vordering hadden lopen 1.707 personen opnieuw ingeschreven. Hiervan hebben 1.378 personen één of meerdere vorderingen: 1.178 personen bij Belastingen en 544 personen bij Werk en Inkomen. In 344 gevallen is sprake van personen met vorderingen bij beide. 1d) De totale schuld van burgers met de status VOW bedraagt € 17,9 miljoen, voor Belastingen € 4,7 miljoen en bij Werk en Inkomen € 13,2 miljoen. Van de 1.095 personen genoemd bij vraag 1b (vordering zowel bij Belastingen als Werk & Inkomen) bedraagt de totaalschuld ruim € 5,8 miljoen bij Werk en Inkomen en € 0,9 miljoen bij Belastingen. In totaal derhalve € 6,7 miljoen 1e) Van het aantal van 1.707 personen dat zich weer heeft ingeschreven staat een bedrag van € 1,0 miljoen open bij Belastingen en bij Werk en Inkomen € 3,0 miljoen. Vervolgens wordt gesteld: ”Aanvullend wordt gevraagd welke inspanning er is geleverd om vorderingen te innen. In de reactie van 31 mei is sprake van 605 burgers die zich tussen 1 januari en 1 mei 2011 opnieuw hebben ingeschreven en goed zijn voor 1,5 miljoen euro aan openstaande vorderingen.” Vraag 2: Is dit bedrag inmiddels teruggevorderd? Zo niet, welke belemmeringen zijn er dan en welk deel is wel teruggevorderd? Antwoord: Belastingen heeft in 2011 voor deze groep een bedrag van € 37.000 alsnog geïncasseerd. Bij Werk en Inkomen is inmiddels een bedrag ad € 237.000 geïnd. Het ontbreken van verhaalsmogelijkheden door een veelal beperkte aflossingscapaciteit van betrokkenen vormt een belemmering bij de incasso van de vorderingen. Vraag 3: Welk deel van de (22-1,5 =) 20,5 miljoen euro verwacht de gemeente nog terug te vorderen? Antwoord: Het is onzeker hoeveel personen van het huidige aantal VOW’ers zich alsnog opnieuw inschrijven. Daarvan is weer afhankelijk welk gedeelte van de vorderingen alsnog teruggevorderd kan worden. Zelfs als personen zich weer opnieuw inschrijven is de kans op succesvolle invordering niet groot. Er moet rekening mee worden gehouden dat een substantieel deel van dit bedrag op enig moment als oninbaar moet worden afgeboekt. Vervolgens wordt gesteld: ”Naast dat een onvolledige basisadministratie de gemeente heel veel geld kost, kunnen ook individuele personen en bedrijven gedupeerd worden”. Vraag 4: Heeft het college een beeld van het aantal gedupeerde personen en bedrijven in Rotterdam en de financiële schade die hen als gevolg van niet traceerbare personen worden aangebracht?
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 2
Antwoord: Ons college heeft geen zicht op het aantal personen en bedrijven dat financieel gedupeerd is. Vervolgens wordt gesteld: ”Over de doelmatigheid van de informatievoorziening, de inspanningsverplichting ten aanzien van handhaving en opsporing en fraude-alertheid, heb ik de volgende vragen”. Vraag 5: Welke handhavingsinspanning is er in 2011 en 2012 geleverd en wat wordt gedaan om spookburgers en bijvoorbeeld illegale onderverhuur op te sporen? Antwoord: De gemeente Rotterdam benut een breed scala aan interne en externe informatiebronnen om verblijfplaats, inkomen en vermogen te achterhalen. Een belangrijke interne bron is uiteraard de GBA. Om de kwaliteit van de GBA te verbeteren en het aantal “spookburgers” terug te dringen neemt de gemeente verschillende maatregelen, zoals het instellen van adresonderzoeken als een afnemer van GBA-gegevens aangeeft twijfels te hebben over het verblijfsadres van een burger. Daarnaast worden er aan de hand van risicoprofielen (gemeenschappelijke kenmerken) GBA-controles uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld in het geval van leegstand (volgens GBA leeg), overbewoning (meer dan vier inschrijvingen op een adres, niet vormende een huishouden) en studenten met een studiebeurs voor uitwonenden. Externe bronnen zijn bijvoorbeeld SUWI (de polisadministratie van het UWV), de Rijksbelastingdienst en de Rijksdienst voor het wegverkeer. Verder wordt samengewerkt met het landelijke Inlichtingenbureau. Met bestandskoppelingen wordt getracht debiteuren met de VOW status te traceren. Levert dat niets op dan wordt op basis van ‘no cure, no pay” samengewerkt met gerechtsdeurwaarders die gespecialiseerd zijn in het achterhalen van debiteuren in het buitenland. Het aantal VOW’ers blijft overigens stijgen. Deze landelijk waarneembare toename is goed te verklaren: uit cijfers van het CBS blijkt een stijging van het aantal mensen dat in 2011 en 2012 is geëmigreerd waardoor ook het aantal VOW-ers is toegenomen. Dit komt omdat mensen dan wel uit Nederland zijn vertrokken maar zich bij hun vertrek niet laten uitschrijven. Sinds de invoering van de GBA neemt het absolute aantal VOW-ers toe; dat is logisch want zij blijven altijd in de GBA geregistreerd staan. Vraag 6: Welke dienst houdt zich bezig met het traceren van spookburgers en om hoeveel FTE gaat het? Antwoord: Het traceren van spookburgers maakt onderdeel uit van processen bij verschillende gemeentelijke onderdelen en bij externe partijen zoals de Rijksbelastingdienst. De gemeente vervult hierin een centrale rol als eigenaar en beheerder van de GBA. Als afwijkingen tussen de feitelijke situatie en de GBA worden geconstateerd, worden die gemeld en wordt een adresonderzoek gestart. Dit blijft niet beperkt tot VOW’ers. Daarom is niet aan te geven hoeveel fte’s hiermee gemoeid zijn. Vraag 7: Hoe vaak is in 2011 en 2012 besloten om bij openstaande vorderingen op personen die niet goed zijn geregistreerd in het GBA tot kwijtschelding, schuldbemiddeling of een bestuurlijke boete over te gaan?
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 3
Antwoord: Bij Belastingen kan alleen kwijtschelding worden verleend in het kader van de Afvalstoffenheffing. Belastingen heeft hier voor 98 personen kwijtschelding verleend, voor een bedrag ad € 35.497. Voor 124 personen zijn één of meerdere vorderingen oninbaar verklaard. Dit kan gebeuren om verschillende redenen zoals bijvoorbeeld faillissement, schuldsanering, onvoldoende verhaalsmogelijkheden, ouderdom en VOW. Het totaalbedrag van de oninbaar verklaarde vorderingen bedroeg € 63.346. Schuldbemiddeling en bestuurlijke boete zijn bij Belastingen niet aan de orde. Bij Werk en Inkomen kan kwijtschelding alleen plaatsvinden op verzoek van de debiteur. Om hiervoor in aanmerking te komen dient de debiteur, als er geen sprake is van fraude minimaal vijf jaar, en als er wel sprake is van fraude minimaal tien jaar, te hebben afgelost. Kwijtschelding is niet mogelijk als sprake is van dwangincasso (zoals beslaglegging). Vorderingen worden afgeboekt als vijf jaar lang, ondanks alle inspanningen van de gemeente om de vordering te innen, niets is geïncasseerd en het onaannemelijk is dat op enig moment toch nog betaling zal volgen. In totaal heeft Werk en Inkomen bij 587 personen de vordering afgeboekt voor een totaalbedrag van € 3,0 miljoen. Vraag 8: Zijn methoden en kenmerken van frauderende personen die zich bewust aan registratie onttrekken in zicht bij de gemeente en wanneer sprake is van recidive worden deze personen dan gevolgd, op welke wijze? Antwoord: Een kenmerk van personen die zich bewust aan registratie onttrekken is dat zij zich soms wel weer vestigen maar niet inschrijven in de GBA. Dergelijke personen worden (niet alleen bij recidive) gevolgd volgens de methode beschreven in het antwoord op vraag 5. Daarnaast kunnen deze mensen aangetroffen worden tijdens GBA-controles volgens de bij het antwoord op vraag 5 genoemde risicoprofielen. Vraag 9: Hoe vaak is in 2011 en 2012 in het geval van fraude overgegaan tot strafrechtelijke vervolging? Antwoord: Er zijn binnen de gemeente Rotterdam geen gevallen bekend van strafrechtelijke vervolging in verband met fraude gepleegd door personen met de aantekening VOW. Vraag 10: Klopt het dat de grens voor strafrechtelijke vervolging bij fraude wordt opgehoogd (van 10.000 naar 50.000 euro) en dat als gevolg daarvan meer zaken door de gemeente moeten worden afgehandeld? Zo ja, wat betekent dit voor de benodigde capaciteit bij de gemeentelijke handhaving? Antwoord: Dat klopt. Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) in werking getreden. Naar aanleiding van deze wet is het schadebedrag dat de grens vormt tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving naar € 50.000,= verhoogd, zodat sociale zekerheidsfraude in meer gevallen bestuursrechtelijk gehandhaafd moet worden. Ons college schat de benodigde extra inzet op 5 fte. De lasten daarvan worden gedekt uit middelen die het Rijk ter beschikking heeft gesteld voor de uitvoering van de Fraudewet.
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 4
Vervolgens wordt gesteld: ”De wijziging van het besluit SUWI per 1 juni 2012 en het wetsvoorstel BRP maken het mogelijk tot een meer doelmatige informatievoorziening te komen en misbruik van gemeenschapsgeld op te sporen. Hierover heb ik de volgende vragen.” Vraag 11: Hoe vaak heeft de gemeente samengewerkt met het UWV in het kader van de gewijzigde wet SUWI om personen met openstaande vorderingen op te sporen en wat heeft dit opgeleverd? Antwoord: In de sociale zekerheid was het al mogelijk om in de zogenoemde SUWI-keten informatie tussen gemeenten en UWV uit te wisselen. De wijziging van het besluit SUWI heeft hiertoe niet extra bijgedragen. Er wordt geen registratie bijgehouden hoe vaak door medewerkers gegevens van het UWV worden geraadpleegd en of deze gegevens bijdragen tot het uiteindelijke resultaat. Vraag 12: Vanaf 2013 zijn er in het kader van de gewijzigde wet SUWI nog meer mogelijkheden om als gemeente samen te werken met het UWV om de administratie te actualiseren. Maakt de gemeente gebruik van deze extra mogelijkheid en welke prioriteit heeft dit? Antwoord: Sinds februari 2013 werkt de gemeente Rotterdam mee aan een pilot waarmee online toegang wordt verstrekt tot Suwinet. Hier kan op dit moment nog niets naders over gemeld worden. Vervolgens wordt gesteld: ”Met het wetsvoorstel ‘Wet basisregistratie personen”(BRP) ontstaat een nieuwe informatievoorziening met een gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van de persoonsregistratie door het college van burgemeester en wethouders enerzijds en de minister van BZK anderzijds.” Vraag 13: Welke rol krijgt de gemeente bij het terugmelden van niet-ingezetenen (ten behoeve van de centrale voorziening) in het geval dat een ingezetene is 'vertrokken onbekend waarheen' en vraagt dit extra capaciteit voor wat betreft de gemeentelijke handhaving en opsporing? Antwoord: Op het moment dat de Registratie Niet-ingezetenen (RNI) in gebruik wordt genomen (niet eerder dan eind 2013) gaan alle burgers met de status VOW vanuit de GBA over naar de RNI. In het huidige wetsvoorstel wordt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wettelijk gezien verantwoordelijk voor de RNI. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de eerste opname in de RNI. Omdat de RNI nog niet is ingevoerd is niet aan te geven of dit de gemeente extra capaciteit gaat kosten. Vraag 14: Op welke wijze ondersteunt de centrale voorziening de informatiebehoefte van de gemeente Rotterdam en de mogelijkheden voor handhaving?
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 5
Antwoord: Door de snelle online toegankelijkheid van de opgeslagen gegevens in de centrale voorziening is het mogelijk om de werkprocessen aan te passen zodat de dienstverlening verbeterd kan worden. Tevens ontstaan nieuwe mogelijkheden voor plaatsonafhankelijke dienstverlening. Daarnaast kan door de centrale opslag van de persoonsgegevens en het centrale systeem van terugmelding beter inzicht worden verkregen in de kwaliteit van de opgeslagen gegevens. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden om inconsistenties te voorkomen. Het voorkomen van inconsistenties in de registratie leidt tot minder misbruik. Doordat overheidsorganen en andere gebruikers verplicht gebruik moeten maken van één registratie worden de mogelijkheden voor handhaving vergroot. Vraag 15: Op welke wijze geeft de gemeente als uitvoerder van de wet BRP invulling aan de verplichte zelfevaluaties ten behoeve van een doelmatige informatievoorziening? Welke mechanismen, waarvan sprake is in het wetsvoorstel, worden gebruikt om de kwaliteit van de basisregistratie van de gemeente Rotterdam te vergroten? Antwoord: Er is hier nog slechts sprake van een wetsvoorstel. Pas wanneer het voorstel is aangenomen en kracht van wet heeft kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, De secretaris,
De burgemeester,
Ph. F. M. Raets
A. Aboutaleb
Registratienummer dienst: 1081171 Behandelaar: R. van As, 010-2672750
raadsvergadering van: raadsstuk 0000
dd-mm-jjjj pagina 6