Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag van het vak M&O vwo, eerste tijdvak (2015). In dit examenverslag proberen we zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende vraag: In hoeverre was het examen te maken met behulp van de op de cursus behandelde kennis & vaardigheden? Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de examenvragen onderverdeeld in 4 categorieën. I. Algemene (niet vakgerelateerde) kennis & vaardigheden II. Alleen-kennis/aanpak-uit-de-cursus-vraag III. Een-stapje-extra-vraag. IV. Niet voorgekomen in de cursus De eerste categorie doet een beroep op algemene basisvaardigheden, welke we bekend veronderstellen. Categorie II en III zijn vragen die op te lossen zijn met de kennis en vaardigheden die je op de cursus geleerd hebt. De laatste categorie vragen is op de cursus niet aan bod gekomen. In bijlage 1, achteraan dit document, vind je een nadere toelichting op deze categorieën. Het is belangrijk om te beseffen dat deze categorieën niets zeggen over de moeilijkheidsgraad van een vraag. Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens de cursus (categorie IV). Mocht je vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit examenverslag, dan horen we dit uiteraard heel graag! Je mag ons hier altijd over mailen op
[email protected]. Met vriendelijke groet, Hans Huibregtse
1 van 5
aantal punten 2
2
2
1
categorie vraag
vraag 1 1
toelichting categorie keuze: II Welke stof kon je gebruiken? Omdat er in deze vraag naar de economische voorraad gevraagd werd, jon je herkennen dat je aan de slag kon met de uitleg uit het blok 'Voorraad'. Door de omschrijving van het begrip economische voorraad in de III Welke stappen moest je zetten? In deze vraag was je einddoel het berekenen van het resultaat. Tijdens de uitleg 'Resultaten Analyse' hebben we in het M&O woordenboek gezien dat dit een synoniem is voor winst/verlies. Toen is ook behandeld dat je deze snel kan berekenen met TO-TK. Hoe je uit een tabel als bij opgave 1 de omzet moest halen, hebben we geoefend in het blok 'Voorraad'. Ook hebben we toen een grafiek behandeld, waarmee je de inkoopwaarde van de omzet met de LIFO methode kon berekenen. Aan het feit dat er inkoop'kosten' zijn, kon je zien dat deze ook tot de totale kosten behoren. I
Benodigde algemene kennis & vaardigheden: je moest bij deze opgave rekenen met wisselkoersen. Tijdens de cursus hebben we dit geoefend in een opgave tijdens het blok 'Rekenen op basis van bronnen'. II Welke stof kon je gebruiken? Uit de woorden groep 'in één keer ten laste te ... brengen' kon je opmaken dat het in deze vraag ging om het toeschrijven van kosten aan een bepaalde periode. Door jezelf de vraag te stellen wanneer je de kosten HAD MOETEN betalen, kon je alle punten scoren. Deze methode van het bepalen van kosten hebben we behandeld tijdens het blok 'Financiële verslaggeving'.
3
2
2 4
2
III Welke stappen moest je zetten? Deze vraag over het beredeneren met kengetallen sloot aan op de examentip over beredeneren met veranderingen uit het blok 'Beoordelen'. Toen hebben we behandeld dat je zowel redenen voor de verandering/het gelijk blijven van de noemer als van de teller moet geven om de volle punten te halen. Voor de verandering van het EV had je nog extra stappen en andere uitleggen nodig: het woord 'waardedaling' is een woord dat bij het onderwerp afschrijving hoort, omdat dat een van de doelen is van afschrijving die we samen hebben opgesteld. In het blok 'Financiële verslaggeving' hebben we behandeld dat afschrijving een kost is en dat kosten de winst verminderen. Ook hebben we tijdens het opstellen van de balans gezien dat de winst deel uitmaakt van het EV. Door deze kennis te combineren, kon je de verandering van het EV concluderen.
5
2
II Welke stof kon je gebruiken? Dit was een typische 'Rekenen op basis van bronnen opgave' omdat je verwezen werd naar een informatiebron. Je vond vervolgens in de bron een resultatenrekening, die behandeld is in het blok 'Financiële verslaggeving'. Welke posten je moest meenemen in je berekening, kon je bepalen door gebruik te maken van stap 3 van het stappenplan 'Rekenen op basis van bronnen', namelijk het bepalen van het einddoel.
6
4
II Welke stof kon je gebruiken? Welke stof kon je gebruiken? In deze vraag werd je gevraagd het boekverlies te berekenen. Voor deze vraag is de tip uit het blok 'Rekenen op basis van bronnen' dat vlak boven de tekst de belangrijkste informatie staat, van toepassing. Daar staat namelijk hoe je het boekverlies moest berekenen. Wat de boekwaarde is en hoe je deze berekent, is behandeld tijdens de uitleg van 'Afschrijving. Alle onbekenden uit de formule waren vervolgens te bepalen met de bronnen.
7
1
IV Niet voorgekomen op de cursus: het hefboomeffect is tijdens de cursus niet besproken, aangezien het de afgelopen jaren zeer weinig punten opleverde op het examen en daarom als grote bakstof wordt beschouwd. II Welke stof kon je gebruiken? Indirect werd er bij deze vraag ook naar een bedrijfseconomische reden gevraagd. Dit kon je herkennen aan het feit dat je 'vanuit het oogpunt van Astutia' moest verklaren. In de bron kon je vinden dat ze liever investeren dan lenen, en door als een bedrijfseconoom te denken, kon je opmaken dat het dus minder moet kosten om de lening te hebben, dan dat het opbrengt als je investeert.
1
8
3
II Welke stof kon je gebruiken? Omdat vlak boven de vraag staat dat deze vraag gaat over de stand van zaken nadat alle maatregelen uit bron 4 en 5 zijn uitgevoerd, kon je opmaken dat het opnieuw een bronnenopgave betrof. Vervolgens kon je in de bronnen precies vinden hoe je deze vraag moest oplossen.
9
2
II Welke stof kon je gebruiken? Opnieuw was de examentip 'Vlak boven de vraag staat vaak de belangrijkste informatie' de sleutel tot het vinden van het juiste antwoord. Daar staat namelijk hoe de omvang van de reserves precies berekend kon worden.
10
3
III Welke stappen moest je zetten? Zoals vaak bij de laatste vraag van opgave 2 of 5 op een examen, kwam in deze vraag alles samen. Je kon alle punten scoren door de goede veranderingen in te vullen in de balans. Van een aantal posten had je de nieuwe waarde al bepaald in eerdere vragen. Door goed alle informatie te markeren over alle posten uit de balans in de bronnen, miste je geen informatie en kon je deze balans perfect invullen. Dit hebben we gedurende de hele cursus geoefend.
11
2
II Welke stof kon je gebruiken? Tijdens het opstellen van de balans hebben we uitgebreid stilgestaan bij welke posten bij het EV of VV horen en waarom. De formule voor de solvabiliteit is verder gegeven. Tijdens het blok 'Beoordelen' heb je de examentip gekregen om altijd een conclusie te geven, wat inderdaad nodig was voor de volle punten. Hoe je deze conclusie moest geven, hebben we behandeld in het stappenplan 'Concluderen op basis van bronnen'.
3 12
2
II Welke stof kon je gebruiken? Tijdens het blok 'Financiële verslaggeving' hebben we behandeld wat uitgaven precies zijn, namelijk wat je ECHT aan geld betaald hebt, ongeacht wanneer je HAD MOETEN betalen. Als je dit toepaste op alle bedragen die te maken hadden met huur, kon je de uitgaven vinden. Door verder goed te markeren, miste je geen enkel bedrag dat te maken had met huur, zoals behandeld bij het stappenplan 'Rekenen op basis van bronnen'.
13
2
II Welke stof kon je gebruiken? Tijdens het blok 'Financiële verslaggeving' hebben we gezien dat lasten precies hetzelfde zijn als kosten. Ook hebben we toen samen de definitie van kosten/lasten opgesteld. Bij het blok 'Interest' hebben we verder geoefend met het berekenen van interestkosten, waarbij we eerst probeerden te herkennen met welke soort interest we te maken hadden. Toen hebben we gezien dat je enkelvoudige interest kan herkennen aan het woord 'lening'. Met de tijdlijn uit het voorbeeld en de examentip over de twee verschillende schuldresten in één jaar kon je deze vraag oplossen.
2 van 5
14
2
III Welke stappen moest je zetten? Tijdens de uitleg van 'Afschrijving' hebben we besproken wat de boekwaarde is en hoe je deze berekent. De 'gedane afschrijvingen' uit de formule kon je vinden in de staat van baten en lasten, zoals behandeld in het blok 'Financiële verslaggeving'. De laatste extra stap was dat je nog rekening moest houden met de uitgaven aan de flipperkasten op de staat van ontvangsten en uitgaven. Door opnieuw de examentip over het markeren te gebruiken, kon je ervoor zorgen dat je deze niet vergat.
15
2
III Welke stappen moest je zetten? In deze vraag was je benieuwd naar de grootte van de post Kas op de eindbalans. Deze hoort bij de categorie LM, zoals behandeld tijdens het opstellen van de balans. De grootte van de post Bank van de eindbalans kon je aflezen en ook kon je de beginwaarde van de LM bepalen. Als je dus de verandering in LM kon vinden, dan kon je de eind-LM berekenen, die bestaat uit kas en bank. Tijdens de uitleg over de liquiditeitsbegroting zagen we dat de verandering van de LM het saldo van dit financiële verslag is.
16
2
III Welke stappen moest je zetten? Dit was opnieuw een vraag waarbij je door moest hebben wat alle financiële verslagen weergeven. In de uitleg over de resultatenrekening is behandeld dat het saldo van dit verslag de winst weergeeft. Aangezien we bij het opstellen van de balans zagen dat de winst bij het EV hoort, geeft dit saldo dus de toename van het EV weer. Tijdens de uitleg van 'Financiële verslaggeving' is behandeld hoe je aan het saldo van de staat van baten en lasten kan komen. Je moest hier dus je antwoord bij b gebruiken. Je miste verder de sponsoring nog. De examentip over markeren was hier heel nuttig bij en kon je gebruiken om de sponsoring te vinden door gebruik te maken van de staat van ontvangsten en uitgaven.
4 17
2
II Welke stof kon je gebruiken? In het blok 'Resultaten Analyse' zijn we samen gaan kijken naar wat oorzaken zouden kunnen zijn waardoor de werkelijke winst af kan wijken van de verwachte winst. Toen we het hadden over het bezettingsresultaat, zagen we dat dit resultaat corrigeert voor het minder/meer produceren dan normaal. Aan de woorden 'verschil tussen verwachte en normale productie' kon je dus zien dat het in deze vraag om het bezettingsresultaat ging. Dit is een vraag waarbij je het bezettingsresultaat niet moest berekenen, maar ermee moest kunnen beredeneren. Tijdens de uitleg hebben we samen gekeken naar de gedachte achter de formule, wat je kon helpen bij je beredenering.
18
4
III Welke stappen moest je zetten? Bij het blok 'Prijs' hebben we gezien hoe je de kostprijs (totale kosten pér product) van een industriële onderneming kan berekenen, namelijk fabricage kostprijs (Cs/Np + Vs/Bp) + verkoopkosten per product. Je kon herkennen dat het hier om een industriële onderneming gaat aan het feit dat dit bedrijf een machine heeft. Door goed te markeren kon je alle constante kosten vinden. Ook kon je de afschrijvingskosten vinden en kon je dus aan de slag met de aantekeningen van het blok 'Afschrijving'. Bij de variabele kosten moest je ook de kosten per product bepalen, wat vergelijkbaar is met opgave 25, die tijdens de cursus geoefend is. Ten slotte moest je alleen de winst nog toevoegen, wat we behandeld hebben bij het bepalen van de verkoopprijs van de handelsonderneming.
19
2
20
2
IV Niet voorgekomen op de cursus: Tijdens de cursus is niet behandeld hoe je het gerealiseerd verkoopresultaat moet berekenen, omdat dit behoort tot de grote bakstof. Wel hebben we behandeld hoe je het verwachte verkoopresultaat kan bepalen. De formule hiervan kon je houvast geven voor het vinden van het juiste antwoord. II Welke stof kon je gebruiken? Aangezien je vanuit een bedrijfseconomisch uitgangspunt een reden moest geven, kon je hierin een bedrijfseconomische redeneervraag herkennen. Door te denken alsof je zelf de baas van HABU bent, kon je de juiste reden vinden.
21
2
II Welke stof kon je gebruiken? Op deze vraag was het stappenplan 'Rekenen op basis van bronnen' toe te passen. Met name de examentip om altijd het woordje 'per' te markeren in de vraag was nuttig om te voorkomen dat je het verwachte aantal broodjes voor de drie wedstrijden samen berekende.
22
2
II Welke stof kon je gebruiken? Wat het verschil is tussen constante en variabele kosten ,hebben we klassikaal besproken tijdens de uitleg over het berekenen van de verkoopprijs voor een industriële onderneming. Door deze kennis toe te passen op de situatie uit de vraag kon je alle punten pakken.
23
3
III Welke stappen moest je zetten? Dit was een opgave die veel verschillende blokken met elkaar combineerde en waarvoor je meerdere stappen moest zetten. In het blok 'Break-even' hebben we gezien dat de dekkingsbijdrage kan worden berekend door de verkoopprijs te verminderen met de variabele kosten. In deze vraag vroeg het cito je net iets anders te berekenen dan normaal, namelijk de dekkingsbijdrage in procenten van de omzet. Door de examentip bij het blok 'Procenten' kon je bedenken dat de omzet dus 100% moet zijn en dat je nu dus op zoek moest naar de variabele kosten in procenten van de omzet. In het blok 'Prijs' is behandeld dat de inkoopprijs een voorbeeld is van variabele kosten en dat de inkoopprijs + de brutowintopslag de verkoopprijs is. Alle verkoopprijzen bij elkaar zijn echter de 'omzet' en alle inkoopprijzen samen de 'inkoopwaarde van de omzet' (zoals behandel in het blok 'Voorraad').
24
3
II Welke stof kon je gebruiken? Dit is opnieuw een concluderende vraag op het einde van een lange opgave. In het stappenplan 'Concluderen op basis van bronnen' hebben we bij stap 2 gezien dat we op zoek moesten gaan naar het criterium. Dit criterium gaf je vervolgens precies aan wat je moest gaan berekenen. Ten slotte was stap 4 van het stappenplan nog erg belangrijk, namelijk het geven van een goede conclusie.
25
1
II Welke stof kon je gebruiken? In de vraag wordt onder andere gesproken over 'dividend' en 'vennootschapsbelasting', bij deze vraag kon je dus aan de slag met het blok dat is behandeld bij 'Winstverdeling'. Daar staat bij het allereerste punt hoe je de winst na belasting moet bepalen.
26
2
II Welke stof kon je gebruiken? Opnieuw kon je je aantekeningen van winstverdeling toepassen om te berekenen hoeveel dividend er in totaal uitgekeerd moet worden. Door je antwoord uit a te gebruiken, kon je vinden hoeveel geld er uit de dividendreserve moet worden gehaald.
27
3
II Welke stof kon je gebruiken? Het einddoel uit deze vraag zijn we tijdens de cursus ook letterlijk tegengekomen in het blok 'Winstverdeling', namelijk in eigen woorden: 'het cashdividend na belasting per aandeel'. Om het cashdividend na belasting te berekenen, kon je het winstverdelingblok gebruiken. Om vervolgens het bedrag per aandeel te berekenen, kon je de formule gebruiken uit het blok 'Aandelen' om 'iets per aandeel' te bepalen.
63
3 van 5
I II III IV
percentage
aantal punten
categorie
verdeling per categorie:
1 2% 39 62% 20 32% 3 5% 63 100%
In hoeverre was het examen te maken met behulp van de op de cursus opgedane kennis & vaardigheden? Dit gold voor: 95% van de vragen (namelijk categorie I, II en III).
4 van 5
Bijlage 1: Toelichting categorieën Categorie I: Algemene (niet vakgerelateerde) kennis & vaardigheden Dit betreft de volgende vragen: vragen waarbij een beroep wordt gedaan op algemene kennis & vaardigheden. Dit zijn kennis & vaardigheden die niet zijn opgenomen in de eindtermen in de syllabus en niet in Samengevat staan (zo ja: dan behoren de vragen tot één van de drie andere categorieën). Categorie II: alleen-kennis/aanpak-uit-de-cursus-vraag Dit betreft de volgende vragen: • Vragen die letterlijk voorkomen in de uitleg (in de uitleg of in een klassikaal voorbeeld); • Vragen die letterlijk met een stappenplan op te lossen zijn; • Vragen die vergelijkbaar zijn met opgaven uit de opgavenbundel die vrijwel altijd worden opgegeven door de hoofddocent; • Theorievragen die niet worden behandeld op de cursus, maar die we je van tevoren via de vakkenpagina geadviseerd hebben te leren (uit bijv. Samengevat); • Vragen die vergelijkbaar zijn met vragen uit de voorbereidende opgaven. Categorie III: een-stapje-extra-vraag Dit betreffen vragen waarbij je, de naam zegt het al, een stapje extra moet zetten. Oftewel: je moest je kennis en vaardigheden behandeld tijdens de cursus combineren met een stukje ‘inzicht’. Bijvoorbeeld: • Je moet net even buiten het stappenplan om denken; • Je moet informatie uit de tekst halen om een bepaalde variabele voor een formule of berekening uit te rekenen. Categorie IV: niet voorgekomen op de cursus Dit betreft de volgende vragen: • Vragen over begrippen die niet voorkomen in de uitleg, de standaard opgegeven opgaven door de hoofddocent, en waarbij het woordenboek ook geen soelaas biedt; • Vragen over grote-bak-stof die niet voorkomen in standaard opgegeven opgaven door de hoofddocent, de voorbereidende opgaven of opgegeven stof op de vakkenpagina. • Vragen waarvan je redelijkerwijs niet kon vaststellen dat het om een (op de cursus behandeld) concept in een andere context gaat.
5 van 5