Artikel: Emanuel Lasker (1868-1941). Een biografische schets van meer dan een schaker Auteur: Paul van Diermen Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 24.3, 47-58. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Paul van Diermen
Emanuel Lasker (1868-1941) Een biografische schets van meer dan een schatter
De schaakgeschiedenis ontwikkelt zich steeds meer van privé-llefhebberij in de richting van professioneel onderzoek. Hoewel een ernstig manco nog steeds de gebrekkige inbedding in de cultuurhistorische context is.^ Het is dan ook niet vreemd dat er over Emanuel Lasker, één van de meest aansprekende figuren in de moderne schaakgeschiedenis, nog geen wetenschappelijke studie is verschenen. En dit terwijl hij als langdurig wereldkampioen - met 27 jaar de officiële recordhouder - als wiskundige, filosoof, spel-theoreticus, Duitse jood, publicist van politieke werken en toneelschrijver midden in de wetenschappelijke en politieke wereld van de eerste helft van de twintigste eeuw stond.
Hoewel Lasker natuurlijk vooral wereldwijde bekendheid heeft verkregen als schaakspeler, wilde hij zelf méér zijn dan alleen maar schaker. Zijn uitzonderingspositie, als autodidactische amateur-wetenschapper, bemoeilijkte echter de verspreiding van zijn wetenschappelijke studies. Toch hebben zijn bijdragen aan de wetenschap, vooral op mathematisch en politiek-filosofisch terrein, volgens geleerden een dimensie die men alleen bij uitzonderlijke originele denkers ziet.
Schaaksuccessen Emanuel Laskers leven was doordrenkt van het schaakspel. In 1889 won de twintigjarige in Breslau het 'Hauptturnier* van het zesde Congres van de Duitse Schaakbond. Hierbij werd hem de meestertitel verleend. In het 'Meisterturnier', een categorie boven die waarin Lasker speelde, werd de Nürnbergse arts dr. Siegbert Tarrasch de eerste Duitser, sinds Adolf Anderssen in 1851, die een internationaal toernooi won. Lasker daagde hem meteen uit voor een match en was zeer teleurgesteld toen Tarrasch de uitnodiging simpelweg afwees met de zinsnede dat Lasker zich maar eerst eens goed moest bewijzen op toernooien. Daarop vertbleef Lasker jarenlang in de Verenigde Staten en Engeland, waar hij toernooien en matches van middelmatige categorie op zijn naam schreef Pas in 1894 volgde de sensatie: Lasker bedwong de ouder wordende wereldkampioen Wilhelm Steinitz en werd de tweede officiële wereldkampioen. Een titel die hij pas 27 jaar later aan de Cubaan José Raul Capablanca moest overdragen. Een opsomming van de toernooi-resultaten laat zien dat Lasker als één der succesvolste schakers ooit gezien kan worden. Toernooi-overwinningen in St. Petersburg (1895-96), Nürnberg (1896), Londen (1899), Parijs (1900), St. Petersburg (1909) en nogmaals St. Petersburg (1914). Aangezien er destijds veel minder hooggeklasseerde toernooien gehouden werden dan tegenwoordig, betekende dit een doorlopend schaaksucces. In de twintig jaar tussen Laskers titelwinst en het
uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren zijn slechtste resultaten een derde plaats in Hastings (1895) en Cambridge Springs (1904). Ook werden zijn resultaten na het verlies van de wereldtitel aan Capablanca niet noemenswaardig slechter. Eerste plaatsen in Mahrisch-Ostrau (1923) en New York (1924) demonstreerden nog steeds de ongebroken schaakkracht van Lasker. Met een tweede plaats in Moskou (1925) wilde Lasker - inmiddels 56 jaar - afscheid nemen van de internationale toernooiarena. Maar het aan de macht komen van de nazi's in Duitsland besliste anders. Totaal berooid en in exil gedreven moest Lasker weer gaan schaken om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Na een schaakpauze van maar liefst negen jaar volgden een vijfde plaats in Zurich (1934), derde in Moskou (1935), zesde Moskou (1936) en tenslotte een gedeelde zevende plaats in zijn laatste toernooi Nottingham (1936). De sportieve successen waren slechts één reden waarom Lasker zo van schaken hield. Schaken was méér dan een spel voor Lasker. Hij was er van overtuigd dat de mens door te schaken intellectuele vaardigheden traint die ook van nut zijn in het dagelijkse leven, zoals strategisch plannen, het kunnen incasseren van tegenslagen en het (durven) nemen van beslissingen onder zware omstandigheden. Al in 1893 schreef Lasker als antwoord op de vraag wat een groot schaakspeler in huis moest hebben: "A chessplayer undoubtedly must possess powers of mind enabling him to take high positions in many other intellectual pursuits."-^ Ook was Lasker zeer begaan met de organisatorische kant van het schaken. De achtergrond hiervan lag erin dat Lasker bijzondere aandacht had voor de sociale en financiële noden van de schaker. Wilhelm Steinitz stond hem als afschrikwekkend voorbeeld voor ogen. Na vele jaren de wereldtop te hebben aangevoerd moest Steinitz zijn laatste jaren in ernstige financiële nood doorbrengen. Lasker was vastbesloten dat hij dit lot niet wilde ondergaan. Zijn zeer hoge gages zijn hier grotendeels mee te verklaren. Toch stak er meer achter dan alleen de zorgen om de eigen portemonnee. De professionalisering van het schaakspel en de daaruit voortvloeiende opkomst van beroepsschakers zag Lasker als een symptoom van de differentiatie en de arbeidsverdeling in de moderne wereld. Hij zag schaakspelers als creatieve kunstenaars op hetzelfde niveau als musici of auteurs. Ook de schaakspeler heeft een publiek dat zijn partijen met interesse en genot volgt. Hij zou dus ook een honorarium dienen te ontvangen. Lasker bepleitte een auteursrecht (Urheberrecht) op schaakpartijen. Hoewel Lasker het auteursrecht op partijen steeds weer naar voren haalde, kwam hier slechts weinig van terecht. Zoveel er over Lasker als schaker is geschreven, zo weinig is dat op het gebied van Lasker als filosoof of wetenschapper het geval. Eigenlijk is dat erg vreemd wanneer men beziet hoe breed zijn wetenschappelijke interesse was. Al kort na het behalen van zijn wereldtitel in 1894 verdween Lasker voor enkele jaren uit de schaakwereld om zijn wiskundestudie weer op te nemen, die hij door geldgebrek voortijdig had moeten beëindigen. Hij sloot zijn studie af als doctor in de wiskunde. Hierna werden de perioden, waarin Lasker zich weer eens uit de schaakwereld terugtrok om zich aan de filosofie en (in mindere mate) aan de wiskunde te wijden, steeds langer. Hij was ervan overtuigd "daS meine 'Philosophic des Unvollendbar', ja, auch meine Theorie der Moduln und Ideale, meinen Schachruhm lange überleben wird."^
Lasker als filosoof In veel opzichten was de filosofie het middelpunt van Laskers leven. Toen hij in 1894 wereldkampioen werd, gebruikte hij het gewonnen geld om zich langere tijd terug te trekken om de filosofie te bestuderen. Het resultaat was onder andere de brochure Kampf -*, waarin voor het eerst zijn filosofische denkbeelden naar voren kwamen. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog werd Lasker, op aanraden van de Marburgse professor Paul Natorp, lid van het Berlijnse Kantgezelschap, in die tijd het grootste filosofische gezelschap van de wereld. Ook zijn titelverlies aan de Cubaan Capablanca werkte minder door dan verwacht, omdat vlak daarvoor zijn filosofische magnum opus die Philosophic des Unvollendbar was verschenen." Toch waren Laskers filosofische bemoeienissen geen groot succes beschoren. Zijn boeken bleven bij de vakwereld grotendeels onbekend en bereikten ook het grote publiek niet. Ook postuum veranderde er weinig aan deze toestand. Kenmerkend is het voorwoord dat Albert Einstein schreef in de Laskerbiografie van dr. J. Hannak.' Einstein wantrouwde de competitieve grondtoon van Laskers filosofie en vond dat Lasker zijn oorsprong als beroepsschaker niet verbergen kon. Het kan ook moeilijk bestreden worden dat Lasker als filosoof geen 'school' maakte. In de meeste filosofische lexica is zijn naam niet te vinden.*" De enige poging om Laskers betekenis voor de moderne filosofie te onderzoeken stamt van Bernd Grafrath.. "' De wetenschapstheoreticus uit Essen zag in Lasker een originele denker, die als dilettant ten onrechte uit de disciplinegeschiedenis is verdwenen. Geloof in de menselijke vooruitgang. Emanuel Lasker was een man van duidelijke taal. Trouw aan zijn principe dat eenvoud een teken van waarheid was, sprak hij zijn gedachten altijd direct uit en vermeed waar mogelijk dubbelzinnige formuleringen of onbeduidende compromissen. Lasker geloofde dat de democratie van alle staatsvormen het beste was toegerust om de mensheid in vrede te laten samenleven en de ontwikkeling van het individu te bevorderen. Daarom stond hij zeer gereserveerd tegenover de 'Wilhelmische' samenleving. Het schaakspel had volgens zijn filosofische inzichten een opvoedkundige betekenis. Het leerde de spelers verantwoordelijkheid te nemen voor hun handelen. Zoals Lasker het aangaf; net als voor een soldaat in het heetst van de strijd bestaat er voor de schaker een directe dwang tot het nemen van beslissingen. Wilskracht en het vermogen tot helder oordelen maken de beslissing eenvoudiger en preciezer. Dit oordeel legde Lasker later naadloos op het politieke proces. Hij stond een regeringsvorm voor waarbij 'deskundigen' uiteindelijk een besluit konden nemen. Omgekeerd had hij de overtuiging 'dafi für die Herrschaft der Mittelmafiigen [... ] die Dummheit der Masse kostitutiv sei. 'V Hoewel hij geen uitgesproken tegenstander was van het parlementaire systeem, kon hij zich nooit vinden in het belang dat gehecht werd aan de 'participatie' van de burger voor de democratie. Net als veel tijdgenoten nam Lasker aan dat de mensheid zich op een 'rechte' weg naar een betere toekomst bevond. De motor van deze vooruitgang was voor hem de ontwikkeling van de wetenschap. Net als het schaken stoelde de wetenschap op ascese, discipline en plichtsbesef.
Het Amerikaanse pragmatisme Emanuel Lasker vormde zich bij wetenschappelijke problemen, die hij als filosofisch relevant beoordeelde, steeds een eigen mening. Paradoxaal genoeg zorgde dit 'Selbstdenken' ervoor dat Lasker kentheoretische bespiegelingen als vruchteloos verwierp. Zijn filosofieën moesten een praktisch doel kunnen dienen. Net als de meer bekende links-liberale filosoof Friedrich Albert Lange geloofde Lasker dat verklaringen voor wetenschappelijke en filosofische problemen volgens darwinistische principes werden opgelost. ^^ Alleen opvattingen die de realiteit het dichtst benaderden hadden volgens Lasker een 'Überlebenschance'. Het criterium dat hij hanteerde om te bekijken of een theoretische aanname de werkelijkheid benaderde, was het Amerikaanse pragmatisme, mede omdat hij met de 'Nieuwe Wereld' zeer vertrouwd was. Een 'leermeester' die Lasker veel bestudeerde was de Amerikaanse filosoof Charles Sanders Peirce, nu beschouwd als één der erondleggers van het vroege pragmatisme binnen de filosofie. 12 Toen de Verenigde Staten eind achttiende eeuw ontstonden, gaf dat een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van een specifiek Amerikaanse cultuur en benadering van ideeën. Het zou echter nog zo'n honderd jaar duren voor de Amerikaanse wijsbegeerte internationaal de aandacht trok. Eind negentiende en begin twintigste eeuw vonden velen de faculteit wijsbegeerte in Harvard de beste ter wereld. Drie voortreffelijke Amerikaanse filosofen uit die tijd verwierven klassieke status als 'de Amerikaanse pragmatisten'. Hun meest oorspronkelijke vertegenwoordiger was Charles Peirce, hun beste stilist was William James; en John Dewey was het meest invloedrijk.^-' Peirce's vader was hoogleraar wiskunde in Harvard en de belangrijkste Amerikaanse wiskundige van zijn tijd. CS. Peirce studeerde zelf ook af in de wiskunde en de natuurwetenschappen en verdiende lange tijd zijn brood als wetenschapper; filosoof was hij - net als Lasker - in zijn vrije tijd. Maar na zijn achtenveertigste wijdde hij zich helemaal aan de filosofie. Boeken schreef hij echter niet, pas na zijn dood werden zijn Collected Papers (1931) in acht delen gepubliceerd. Peirce's centrale gedachte is dat kennen een activiteit is. Door behoefte, gebrek of twijfel worden we tot onderzoek aangezet. We beoordelen onze probleemsituatie, om te kijken wat er mis is, en hoe we daar iets aan kunnen doen. Datzelfde doen we ook bij een volstrekt theoretisch probleem, dus zowel in ons dagelijks leven als in de wetenschappen. Intelligentie wordt bovenal evaluatief toegepast en richt zich op het bereiken van begrip. Kennen is: geldige verklaringen geven.^^ Peirce zag het 'pragmatisme' als een kennistheorie, dus als een methode om de betekenis van termen vast te stellen. Peirce had het carthesiaanse dualisme verworpen en het wetenschappelijke experiment als maatstaf van menselijke kennis genomen. In zijn ogen moest 'die Philosophic einen experimentellen Charakter annehmen'.^-' Met deze visie was Lasker het roerend eens. " Lasker deelde eveneens de continentaal-Europese opvatting dat filosofie zich niet alleen moest bezighouden met het oplossen van kennistheoretische problemen, maar ook menselijke zingevingsvragen diende te beantwoorden. Een bekend voorbeeld van deze filosofische stroming was de Monistenbund van Ernst Haeckel. Zij verbonden natuurwetenschappelijke vragen met pogingen het -r
IJ-
1 1
-
1
1
1
1 •
•
1
'wereldraadsel' op te lossen.^ ' Zelf voelde Lasker zich behoren tot de 'realistische
Schule des Neukantianismus', wier belangrijkste vertegenwoordigers in die tijd Friedrich Paulsen en Aloys Riehl waren. Het is daarom ook niet opvallend dat slechts de Riehl-leerling, Friedrich Kuntze, als enige een omvangrijke bespreking aan Laskers Das Begreifen der Welt heeft gewijd. Zijn oordeel viel uitgesproken positief uit; hij loofde Laskers heldere manier van formuleren en wenste een zeer verdiend vervolg van dit werk. ^° Maar Lasker zou Lasker niet zijn geweest wanneer hij niet regelmatig Friedrich Paulsens bijdragen afdeed als 'phantastische Dichtung'.^"
"Philosophie des Kampfes" Lasker illustreerde zijn ideeën steeds weer in vergelijk met het schaakspel. Al zijn eerste filosofische brochure, Kampf, trachtte hij het karakter van dit bordspel te verklaren en gaf een principieel antwoord: Schaken is een 'Gleichgewichtsspier. Dat betekende niet alleen dat een succesvolle aanval pas kon doorslaan als het evenwicht al verbroken was, maar impliceerde eveneens dat de verdedigende kant een veelvoud had van 'reddende' zetten. Daarom verwierp Lasker als één van de eerste sterke grootmeesters het adagium van de 'beste' zet. De klassieke schaakschool ging er van uit dat er in iedere stelling een beste zet mogelijk was. "Anknüpfend an Voltaires Diktum, daS das Bessere der Feind des Guten sei, vertrat er die Auffassung, dafi jeder Dogmatismus die Zahl potentiell analysewürdiger Züge unzulassig begrenzte."^*^ Hij raadde de pragmaticus aan om een plan te maken en zich daar aan vast te houden in plaats van zich te verliezen in de reeksen van mogelijkheden wier uitkomst toch boven zijn horizon zou liggen. Lasker noemde deze pragmatische en filosofische instelling; 'Prinzip der Ökonomie' of 'Prinzip der Sparsamkeit'."^^ Juist de ideale 'vechter' ging oneindig spaarzaam met zijn krachten om. Lasker is de rest van zijn leven bezig geweest om het principe van 'spaarzaamheid' ook op andere terreinen te onderzoeken
Academische buitenstaander en joods intellectueel. Emanuel Lasker viel tijdens zijn leven weinig universitaire erkenning ten deel. Zelfs zijn wetenschappelijke hoofdwerk Die Philosophie des UnvoUendbar bleef zonder succes. Alleen de wiskundige Paul Bernays, werkzaam aan de universiteit van Göttingen, wijdde er een respectvolle en vriendelijke recensie aan.^"^ Ongeveer tien jaar na het verschijnen van dit werk verzuchtte Lasker: "Ich habe zwar einen Leserkreis gefunden und Anhanger geworben, aber das Buch ist auch auf Gegner gestoSen, die nicht streiten, sondern schweigen wolken.' '-^ Ook binnen het Duitse jodendom bleef Lasker een intellectueel randfiguur. Hij genoot natuurlijk respect als langdurig wereldkampioen, maar zijn geschriften vonden bitter weinig lezers. Dit weerhield de Berlijnse Hochschule für die Wissenschaft des Judentums er niet van om hem in 1928 als redenaar uit te nodigen. Lasker vertelde in die lezing kort over zijn 'Kampfphilosophie' en legde de nadruk op de ethische neerslag hiervan. Ook loofde hij het jodendom als bron van een zedige en ingetogen wereldvisie, maar werkte dit verder niet uit.^^ Een vriend van de beroemde schrijver Kafka, Felix Weltsch, noemde Laskers opvattingen over het jodendom een 'Ehe zwischen Darwinismus und jüdischem Optimismus' en vond
ze radicaal en verregaand belachelijk.'^-' Emanuel Lasker was een overtuigd tegenstander van het atheïsme. Net als Kant vond hij het atheïsme een vorm van schromelijke menselijke zelfoverschatting. Volgens Lasker "erreicht der Mensch in seinen wissenschaftlichen Bemühungen stets nur einen Abglanz der Wahrheit, wahrend seine eigentliche Würde darin bestehe, das sterbliche "GefaS" Gottes zu sein." 26 Hoewel Lasker een hekel had aan het orthodoxe jodendom, had hij grote bewondering voor de Berlijnse rabbijn en universiteitsdocent Ludwig Stein. Samen met de bekendere Martin Buber, Fritz Mauthner en Walther Rathenau vond hij Stein "gehören zu den feinsten philosophischen Köpfen." Maar ook Ludwig Stein, die als uitgever van het Archiv für systematische Philosophic en het cultuurtijdschrift Nord und Süd een behoorlijke invloed kon laten gelden, behandelde Lasker slechts en passant. Zo rekende Stein Emanuel Lasker tot de groep 'philosophierende Juden' die voor de herontdekking en ontwikkeling van joodse waarden geen bijzondere betekenis zou hebben gehad.'^^ Ook van de jongere generatie joodse intellectuelen, in Duitsland 'Renaissance des Judentums' genoemd, nam Lasker nauwelijks kennis. Zo klaagde de jonge Gershom Scholem bij zijn vriend Waker Benjamin over de 'völlige Inhaltslosigkeit' na het bijwonen van één van Laskers lezingen. Het puntige antwoord van Benjamin luidde: "Was wollen Sie von ihm? Wenn er was gesagt hatte, ware er nicht mehr Schachweltmeister. ".28 Een nog belangrijker reden voor de relatief kleine waardering van Laskers filosofieën was de existentialistische wending die de filosofie in de jaren twintig nam. Lasker hield het existentialisme voor klinkklare onzin. Terwijl leidende filosofen als Martin Heidegger en Max Scheler elkaar om de oren sloegen over het projekt van een nieuwe 'Verzauberung der Welt', bleef Lasker trouw aan de positivistische filosofie."^^ Zoals al gemeld hoorde Lasker tot de aanhangers van het pragmatisme. Daarmee deelde hij het lot van veel Duitse intellectuelen die zich met het ideeëngoed van Peirce bezighielden; namelijk totale afwijzing. "Zu tief verwurzelt war die Ablehnung des 'Amerikanismus' im Land der universitaren Mandarine, als daÊ 'Handeln' zu einem Kriterium wissenschaftlicher Objektivitat batte werden können."-^ Tenslotte was een positie als buitenstaander in de filosofie mede een gevolg van Laskers taalgebruik. Lasker had een hoogst individuele woordkeus, die zelden of nooit overeenkwam met de gebruikelijke filosofische zinswendingen. Ook kwam het merendeel van zijn voorbeelden uit de wereld van het schaken. Maar wie zich daar niet door liet afschrikken, leerde in zijn filosofische verhandelingen een onafhankelijke geleerde kennen die op veel terreinen een geheel eigen inzicht bezat. Zo bestaat de hoofdmoot van Die Philosophic des Unvollendbar uit het consequent doorvoeren van de reikwijdte van zijn strategische ideeën. Lasker bestudeerde de overeenkomsten tussen successtrategieën en vond deze in de statistisch vastomlijnde regels van het 'Gesetz der Ökonomie'. Deze economische wetmatigheden probeerde Lasker vervolgens te optimaliseren om succesvol handelen te kunnen bevorderen. Daarnaast beschreef hij in dit boek de problemen die voorkomen bij het nemen van beslissingen en hoe deze obstakels konden worden vermeden. Vermoedelijk konden schaakspelers als eersten profiteren van Laskers filosofi-
sche betogingen. Veel passages in zijn oeuvre die voor niet-schakers lastig te doorgronden zijn, worden meteen glashelder wanneer ze in een 'schaakbezetting' worden uitgelegd. Zo werd Lasker de filosoof onder de schaakspelers. Wanneer de filosofie ertoe zou besluiten de schaakterminologie vaker te gebruiken - iets wat vaak heel illustratief zou werken - dan zou men om Laskers werken niet meer heen kunnen.
Lasker en de politiek Laskers overwegingen om zich met één van de meest nijpende politieke problemen van zijn tijd bezig te houden zijn onder te verdelen in drie terreinen. Ten eerste, mochten of konden de joden überhaupt in Europa blijven? Ten tweede onderzocht hij de oorsprong en omstandigheden van de jodenvervolging en het maatschappelijke antisemitisme. Tenslotte probeerde hij de vraag te beantwoorden waar de Europese joden anders naartoe zouden moeten. Het antwoord op de eerste vraag was voor Lasker zonneklaar. Het was duidelijk dat de joden niet langer in Europa leven konden. Zelf had hij in 1933 al besloten om te emigreren en de maatregelen tegen de joden in Europa na deze tijd deden hem niet aan deze beslissing twijfelen. Al ver voor het daadwerkelijk uitbreken van de oorlog was het hem door de toenemende boycotten van joodse zaken, discriminatie en anti-joods geweld duidelijk dat de joden in Laskers ogen moesten emigreren.-'^ Lastiger was de vraag over hoe het zover had kunnen komen. Hiervoor had de reguliere geschiedenis ook nooit een afdoende antwoord kunnen geven, en het moet gezegd worden, ook Lasker voegde er weinig aan toe. Hij zag in de tweeduizend jaar durende geschiedenis van jodenvervolgingen slechts een continu voorspel voor wat er in zijn tijd zou gaan gebeuren en wat hij het moderne antisemitisme noemde. Van gedeelde joodse - en in die tijd dus negatief geachte karaktereigenschappen wilde Lasker als humanist en individualist niets weten.^^ Lasker dacht dat de jodenvervolgingen divers van aard waren. Religieus werden de joden gezien als 'christenmoordenaars', economisch als parasieten en woekeraars en nationalistisch als onzekere schijnpatriotten en internationalisten.^^ Dat joden, veelal min of meer door de samenleving gedwongen om in de financiële sector te werken, veelal zakelijke banden hadden met de grootgrondbezitters en absolutistische vorsten deed hun reputatie verder weinig goeds. Het was daarom eenvoudig om ze tot zondebok voor financiële uitbuiting te maken. Met de toenemende invloed van de burgerij in de moderne staat was evenredig het antisemitisme toegenomen aldus Lasker..-'^ Net als Hannah Arendt in haar boek The origins of totalitarianism maakte Lasker een nauwe verbinding tussen het 'Junkertum', de neergang van het duitse absolutisme, de modernisering van de staat en het opkomende antisemitisme.-^-' Ook was Lasker zeer goed op de hoogte was van de mogelijkheden om met moderne massacommunicatiemiddelen een nieuwe eigenschap toe te voegen aan het 'oude' antisemitisme. Kort samengevat kwam zijn conclusie op het volgende neer: 'Het antisemitisme werd gevoed door de maatschappelijke groepen die door de moderne samenleving hun ijzeren greep onherroepelijk zouden verliezen, namelijk de Junkers en de industriëlen. Met name de Duitse en Russische jonkers zouden de joden gebruiken als zondebok om hun economische en politieke val af te wenden'. Volgens Lasker zouden deze
pogingen vruchteloos blijken. Maar deze zondebokfunctie sloeg bij de laagopgeleide arbeiders uiteindelijk om in regelrechte jodenhaat. De jonkers zouden in Duitsland hun macht verliezen aan de NSDAP, de nazi's. In Rusland zouden de communisten het machtsvacuüm opvullen.-'" Ook bekeek Lasker of het antisemitisme door de eeuwen heen afdoende was tegengegaan door de joodse politieke leiders. Zijn antwoord hierop was dat dit niet het geval was geweest. "The social leaders of the jew are great in charity, in making orations extolling culture and in appealing to the noble or tender sentiments, but all this is by no means the token of good leadership. A leader must have the eye for reality and the intuition of the trend of social forces around him. While twenty thousand Boers founded homesteads for themselves in Africa; six million Jews in Central Europe continued to pore over their books, asked for justice and got hard knocks, charity and orations for answers.". De desinteresse van de orthodoxe joden voor de huidige economische en politieke problemen was Lasker een doorn in het oog; hij zag het als verspilling van intellectueel talent. Hij vergeleek de situatie met die van de Hugenoten, die in het verleden in een gelijksoortige positie hadden gezeten: 'Uit de leidende Hugenoten-families werden politieke leiders geboren, uit die van leidende joodse families slechts geleerde rabbi's.' A" Lasker was er van overtuigd dat de joden centraal-Europa zouden moeten verlaten. Maar waar zouden de joden naartoe kunnen emigreren? De zionistische organisaties hadden tot dan toe altijd vastgehouden aan Palestina, maar hadden daarvoor weinig steun gekregen. Het Britse mandaat in Palestina stond afwijzend tegenover een geforceerde joodse immigratie. Ook zagen de geassimileerde Duitse en westeuropese joden niets in een gedwongen verhuizing van de Europese metropolen naar de woesternij van Palestina. Op hun beurt werkten zij de zionistische organisaties weer tegen en maakten hun Palestina-plannen belachelijk.
Laskers oplossing voor het 'joodse' vraagstuk. Toch stond Lasker wel volledig achter de plannen dat de joden hun eigen staat zouden stichten.-'" Alleen zou deze staat niet in Palestina moeten liggen. Alleen al niet omdat experimenten in het verleden al op niets waren uitgelopen. Steeds weer waren de nederzettingen afhankelijk van joodse fondsen in de rest van de wereld, maar "no amount of money can be a substitute for businesslike statesmanship. Charity cannot go on forever.".^^ Daarnaast zag Lasker als grote zorg dat het de joden in Palestina na twintig jaar nog niet was gelukt om vriendschappelijke betrekkingen aan te knopen met hun Arabische buurlanden.^^ Om desnoods Palestina met geweld te veroveren, daarin zag Lasker niets. Net als Aldous Huxley in Ends and means geloofde Lasker dat er van autoritair of gewelddadig optreden niets positiefs kon komen. "To insist on Palestine as the homeland is a concession to some points of anti-semitic theory. The anti-semitic is primitive and obsolete in asserting the right of the conqueror to own the soil, and with it the right to govern. This concept of power belongs to the feudal period. Our period believes in the rights of men, one of which is to enjoy freedom. It has the aspiration to serve human progress by creative work which profits and earns the good will of all. To claim the right to Palestine, therefore, is a
concession to the idea of conquest by arms, of governing by force, and of holding fast to tradition. It is anti-modern and anti-semitic."^'^ Dit zijn ongewoon harde woorden, zelfs voor een liberale jood die sceptisch stond tegenover de Palestinagedachte. Misschien was het omdat Lasker zélf een alternatief plan voorhanden had. Het was een combinatie van het joodse Palestina-plan gecombineerd met de Amerikaanse Frontier-gedachte; het openen en ontginnen van nieuwe gebieden: "There is a splendid opportunity open to him now in Alaska. This country bids fair to become, within twenty to thirty years, an important trade route, as a look at the map shows. It needs immigration, and it wants it. But it needs enterprising men courageous to conquer natural difficulties and willing to apply the tremendous resources of modern sciences to the task. The task is to acclimatize plants to the conditions prevailing there and to develop the natural resources handy on the spot. It can be done and it will be done. The American Jew should take part in this honorable work. He has displayed an unhealthy tendency to congregate in the big cities, before all in New York, a reminder of his life in the ghetto. The impending colonization of Alaska gives him the opportunity of demonstrating his capacity as a pioneer in the mass."'^^ Alaska dus in plaats van Palestina. Voordat Lasker deze gedachte op schrift had gesteld had hij er al een radio-interview over gegeven. Dit was opgenomen tijdens een bijeenkomst van de Deutsch-Jüdische Club in New York op 17 december 1938.^"^ De voordelen van Alaska boven Palestina waren duidelijk. Alaska was nauwelijks bewoond, dus was tegenstand van de plaatselijke bevolking niet te verwachten. Ten tweede stond het gebied onder de bescherming van de Verenigde Staten, maar had het nog geen gevestigd staatskarakter. Traditioneel was gedurende het laatste decennium van de negentiende eeuw ook de Franse kolonie Madagascar als emigratieland genoemd.^-' De auteur Magnus Brechtken wees op een brief van leidende joodse organisaties aan het Vaticaan waarin werd bericht over het Madagascar-plan. Het kwam uit hetzelfde jaar als Laskers uitingen. "Die Führer der 'Reichsvereinigung' vertraten die Meinung, dass die von der deutschen Regierung geplante Lösung die deportierten Juden in eine unertragliche Lage bringe, da die klimatischen Verhaltnisse in den genannten Koloniën [=Madagascar] eine gröfiere Umsiedlung von Europaern gar nicht zuliessen. Darum müsse man für die Friedenskonferenz ein anderes und besseres Projekt vorbereiten und es von den interessierten Staaten vertreten lassen. Nach Meinung der Leiter der 'Reichsvereinigung' kame als geeignetes Land das südliche Alaska in Frage."^" Ondanks dat het Alaska-plan dus ook door andere organisaties werd gepropageerd, had het geen enkele kans. De verhoudingen in het door Hitler bezette Europa verslechterden zo snel, dat al spoedig geen sprake meer kon zijn van een grootschalige joodse emigratie. Lasker stierf kort na de verschijning van Community of the future, op 11 januari 194L Hij maakte de Duitse inval op de Sovjetunie dus niet meer mee, evenmin als de Japanse aanval op Pearl Harbour, die zijn laatste thuisland - de Verenigde Staten - onherroepelijk bij de Tweede Wereldoorlog betrok. Ook hoefde hij de massamoord op het Europese jodendom niet meer mee te maken. Volgens zijn vrouw Martha Lasker waren zijn laatste woorden: "Der König schach!" '^'
1. Professioneel onderzoek richt zich voorlopig vooral op de herkomst van het schaakspel en de ouderdom ervan. Komt dit spel oorspronkelijk uit Azië, Egypte of India? Ook varieert de oorsprong van het spel van ongeveer 3000 v. Chr (Gilgamesj-epos) tot 800 n. Chr al naar gelang welke wetenschapper geraadpleegd wordt. Enkele standaardwerken zijn: H.J. Murray, A history of chess (Northampton 1985), Richard Bales, The history of a game (New York 1985) Harry Golombek, The encyclopedia of chess (Londen 1977) en W.S. van Egmond en M. Mostert (red.). Spelen in de middeleeuwen (Hilversum 2001). 2. Raj Tischbierek, Emanuel Laskerzum 60. Todestag', in: Schach. Die Zeitschrift mit Tradition und Anspruch (55. Jahrgang 1/2001) 45. 3. Emanuel Lasker, "Chess and intellectual force" in: "The London Chess Fortnightly 1 (Feb. 28, 1893) 13/14 109-110, hier 110. 4. Lasker, Mein Wettkampf mit Capablanca (Berlijn en Leipzig 1922) 6 5. Emanuel Lasker, Kampf (New York 1907), ook verschenen in het Engels als Struggle (New York 1907). 6. Emanuel Lasker, Die Philosophie des unvollendbar (Lepzig 1919)] 7. J. Hannak, Emanuel Lasker The life of a chess master (New York 1991) 7-8 Foreword by Albert Einstein'gedateerd: Princeton, October, 1952 8. Een aangename uitzondering is: Gottfried Gabriel, Lasker, Emanuel', in: Jürgen MittelstraB (Hg.), Enzyklopadie Philosophie und Wissenschaftstheorie Band 2 (Mannheim, Wenen en Zurich 1984) 543. 9. B. Grafrath, Ketzer, Dilettanten und Genies. Grenzganger der Philosophie (Hamburg 1993) 303-312. 10. Emanuel Lasker, Lehrbuch des Schachspiels. Mit 312 Diagrammen und einem Bildnis des Autors 4. Aufl., (Berlijn 1927) 283. 11. Zie over de filosoof Friedrich Albert Lange: Klaus Christian Köhnke, Entstehung und Aufstieg des Neukantianismus. Die deutsche Universitatsphilosophie zwischen Idealismus und Positivismus (Frankfurt am Main 1986) 233-257 en 488-493. 12. Niels Christian Stefansen en Charles Sanders Peirce, de grondleggers van het pragmatisme, worden behandeld in: Anton Hügli en Poul LObke (Hg.), Philosophie im 20. Jahrhundert, Bd. 2: Wissenschaftstheorie und Analytische Philosophie 2. Aufl. (Reinbek bei Hamburg 1996) 27-57. 13. Bryan Magee, 'De Amerikaanse pragmatisten. Kennis als vorm van praktisch engagement', uit: Bryan Magee, Het verhaal van de filosofie (Amsterdam 1999) 186-191. 14. Ibidem, 186. 15. Charles S. Peirce, Ober die Klarheit unserer Gedanken. How to make our ideas clear 3. Aufl. (Frankfurt am Main 1985) 11-34, hier 17. 16. Zie ook B. Grafrath, Ketzer, Dilettanten und Genies. Grenzganger der Philosophie (Hamburg 1993) 147 f waar Lasker zich met de denkbeelden van Peirce vereenzelvigd. 17. Over de omvangrijke literatuur over de monisten zie bijvoorbeeld: Alfred Kelly, The descent ofDanA/in. The popularization of danvinism in Germany 1860-1914 (Chapel Hill 1981) 100-122 Ook Hermann LCibbe, Politische Philosophie in Deutschland (MCinchen 1974) 140ff.. 18. Friedrich Kuntze, 'Besprechung von Emanuel Lasker, Das Begreifen der Welt', Tagliche Rundschau Nr 248 (23.10.1913). 19. Emanuel Lasker, Das begreifen der welt (Berlijn 1913) 13. 20. Isaak Under, Wladimir Under, Das Schachgenie Laskers (Berlijn 1991) 58. 21. Emanuel Lasker, Kampf, (New York 1907), 38. 22. Paul Bernays, 'Besprechung von Emanuel Lasker, Die Philosophie des Unvollendbar', in: Jahrbuch über die Fortschritte der Mathematik 47. (1919-20), 39-40, hier 39.
23. Emanuel Lasker, ' Philosophie des Unvollendbar' in: Geisteskultur. Monatshefte der Comeniusgesellschaft fur Geisteskultur und Volksbilding, 37 (1928) 273-277, hier 273. 24. Emanuel Lasker, Die Kultur in Gefahr - Relativitat und Kausalitat - Weltbejahung - Aesthetik der Mathematik (Berlijn 1928) 45f. 25. Felix Weltsch, Die Kriegslehre eines jCidischen Philosophen. Zum Tode Emanuel Laskers uit: Jewish National und University Library Jerusalem Ms Var 418 (= Felix Weltsch Archiv), Karton 22, Nr 76, 3. 26. Emanuel Lasker, 'Weltbejahung als philosophisches und religiöses Problem', in: Vortrag gehalten am 9. Januar 1928 in der Hochschule der Wissenschaft des Judentums. Ook in Emanuel Lasker, Die Kultur in Gefahr (Berlijn 1928) 34-56. 27. Emanuel Lasker, 'Weltbejahung als philosophisches und religiöses Problem', in: Vortrag gehalten am 9. Januar 1928 in der Hochschule der Wissenschaft des Judentums. Ook in Emanuel Lasker, Die Kultur in Gefahr (Berlijn 1928) 34-56. 28. Gershom Scholem, Walter Benjamin - Die Geschichte einer Freundschaft (Frankfurt am Main 1975) 107. 29. Gershom Scholem, Walter Benjamin - Die Geschichte einer Freundschaft (Frankfurt am Main 1975) 107. 30. Ibidem, 64. 31. Community of the future, 204. 32. Gershom Scholem, Walter Benjamin - Die Geschichte einer Freundschaft (Frankfurt am Main 1975) 107. 33. Ibidem, 220. 34. Ibidem, 243 Over de associatie van de joden met de absolutistische vorsten: "The Jew became the visible agent of social maladministration, whereas the power which backed it and derived profit from it remained shielded and hidden.". 35. Hannah Arendt, Elemente und UrsprCinge totaler Herrschaft (Frankfurt am Main 1955) 3-202 1e druk The origins of totalitarianism (New York 1951). 36. Ibidem, 246ff. 37. Ibidem, 227ff. 38. Ibidem, 215, 224f en 231. De joodse politieke leiders hadden in de ogen van Lasker gefaald. Praten over liberalisme en cultuur en hopen op Jeruzalem waren volgens hem onverenigbaar: "A clear cut program of action is needed to supplement the abstract argument." 252 39. Ibidem, 40. Ibidem, 41. Ibidem, friends with of research.
253. 255. 254 "The Jewish management in Palestine, these twenty years, has failed to make the Arab, to solve the land question, and to cause the university to be productive These omissions appear to be terrible mistakes.".
42. Ibidem, 253 Huxley trekt een verbinding tussen de onmogelijkheid van het gewelddadige optreden tijdens het stalinisme om een positief einddoel (een klasseloze maatschappij) te bereiken. 43. Ibidem, 260. 44. De tekst van het interview verscheen als "Jude, wohin?", in: Aufbau. Nachrichtenblatt des German-Jewish Club New York 5. Jg., Nr 1 (1.1. 1939). 45. Magnus Brechtken, "Madagaskar für die Juden": antisemitische Idee undpolitische Praxis 1885-1945 (München 1997). 46. Ibidem, 237. Schrijven van de generaal-secretaris van de Raphaelsvereniging, Menningen aan Paus Plus XII, van 7. Juli 1940. 47. J. Hannak, Emanuel Lasker The life of a chess master (New York 1991) 315.