Artikel: Staatsleugens. Propaganda in het Balkan-conflict Auteur: Friso Wiersum Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 23.4, 59-72. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Fnso Wiersum
Staatsleugens Propaganda in het Balkan-conflict
In de meeste artikelen in deze Skript wordt onderzocht hoe de relaties tussen militairen en media zijn, als beiden een eigen belang hebben; dat van beslotenheid en dat van openheid. In sommige gevallen echter vallen de doelen van de media en de militairen samen; meestal gaat het dan om propaganda. In de recente Balkanoorlog hebben we daar weer sterke staaltjes van kunnen zien. Toen de republieken Kroatië en Slovenië op 25 juni 1991 hun onafhankelijkheid uitriepen, zeer tegen de wil van het communistische Joegoslavische presidium en de Europese gemeenschap in, begon een van de bloedigste hoofdstukken in de toch al niet echt vrolijkstemmende geschiedenis van Servisch-Kroatische relaties. Alhoewel de spanningen tussen beide bevolkingsgroepen al langer bekend waren, was de explosie van geweld die volgde op de Kroatische onafhankelijkheidsverklaring niet voorzien. Binnen een jaar hadden Servische milities, gesteund door het Joegoslavische Volksleger QNA), een vierde deel van het Kroatische grondgebied in handen, waar zij de "Servische Republiek Krajina" stichtten. Wie weet dat de naam 'Krajina' terugslaat op een periode in het Habsburgse Rijk, waar Kroatië deel van uitmaakte, en niets meer of minder betekent dan 'militaire grens', beseft dat symbolen in deze oorlog van groot
belang waren. Othodoxe Serviërs, die het Osmaanse Rijk wilden ontvluchten, werden door de Habsburgers in hun rijk uitgenodigd. Ze moesten in de grensstreken blijven wonen en daar de zaken in de gaten houden. Zo zien we hoe de geschiedenis elementen aandraagt, die in latere tijdvakken naar willekeur kunnen worden gebruikt door wie maar wil. De regeringen van beide landen hebben dat dan ook naar hartelust gedaan.
Propaganda Propaganda. Een woord met een slechtere pers valt moeilijk te verzinnen. Alles waar de pers voor staat; een onafhankelijk doorgeefluik van informatie, een kritische omgang met bronnen, een onontbeerbare informatiebron in een pluriforme samenleving, wordt afgebroken door het woord propaganda. Propaganda doet ons denken aan Saddam Hussein met zijn hand op het hoofd van een Westers kindje, doet ons denken aan de films van Leni Riefenstahl, doet ons denken aan alles wat wij, in het Westen, not done vinden. Propaganda is altijd iets wat de anderen bedrijven. En dat is nu juist de betekenis van propaganda; zij wordt als instrument gebruikt om verschillende groepen tegen elkaar op te zetten. De eigen groep wordt verheerlijkt en de ander wordt afgeschilderd als alles wat wij niet zijn. Volgens Groebel bestaat er een model voor het opzetten van de ene groep tegen de ander. ^ Volgens hem kan het hele proces als volgt worden gesteld: "Om acceptatie of rechtvaardiging van een aanval te verkrijgen (intentie) wordt er een stereotype, gesimplificeerd en negatief imago (boodschap) van de karaktereigenschappen, motieven, intenties en het gedrag van de ander (doel) gecreëerd, waarin emotionele en pseudo-informatieve elementen in de media (middel) zoals selectie, overdrijving en schijn worden gebruikt
1^J. Groebel, TTierólë of the mass media in modern wars, in: Studium Generale (ed.). Oorlog en de media, Utrecht, 1998, 11-21, aldaar 14
(proces) zodat er een grotere afstand tussen beide groepen ontstaat (effect)." Uit het voorafgaande mag blijken dat er nogal wat nodig is voor een effectieve propagandacampagne. De mensen voor wie de bodschap bedoeld is, het publiek, mag de ander, de vijand, wel kennen, maar niet te goed, want dan kan de propaganda tegen de zender gaan werken. Bovendien moet er een monopolie op de informatie-voorziening bestaan. Het is niet voor niets dat Arendt en met haar vele anderen propaganda hebben gekwalificeerd als een van de bepalende kenmerken van een totalitair regime. Kershaw gaat hier dieper op in, in een deelstudie naar propagandagebruik door de nazi's.-^ Hij onderscheidt vier verschillende gebieden waar propaganda haar werk moet doen. Een, waar propaganda kan leunen op al bestaande vooroordelen en dominante opinies. Twee, waar de propaganda niet in een gespreid bedje valt en dus moet zorgen voor consensus. Drie, waar er geen enkele kennis van het onderwerp bestaat en de propaganda dus in een vacuüm opereert, terwijl vier dan vanzelfsprekend het gebied is waar de propaganda tegen sterk contrasterende opinies moet opboksen. Vervolgens ziet Kershaw nog een groot verschil in een offensieve propagandapolitiek (bvb. die van de nazi's) en een defensieve (bvb. die van Churchill en de zijnen). Een defensieve is volgens hem veel makkelijker vol te houden en vergt ook minder 'bloed, zweet en tranen' om door te dringen in de hoofden van mensen. Kortom, in een situatie zoals in voormalig Joegoslavië, waar buren elkaar in de haren en erger vlogen, was propaganda een heikele zaak. De vier deelgebieden die Kershaw onderscheidde, hepen in elkaar over. Een kroatisch boertje, die van zijn vader de ergste verhalen over de misdaden van Serviërs in de Tweede Wereldoorlog had gehoord, maar tegelijkertijd heel goed met zijn Servische buurman kon opschieten, past eigenlijk in drie van de vier categorieën. Het is om deze reden dat propa-
"2 T. Kershaw, Hov'^T effective was nazi-propaganda?, in: Studievereniging Meriijn (eds.), reader 'Propaganda in tiet tijdperl< van de massacuituur', Amsterdam, 1996, 128-141, aidaar 130
ganda in de laatste Balkanoorlog van heel groot belang is geweest. Volgens M. Glenny, een Engelse journalist die fantastische reportages over de oorlog heeft gemaakt, wordt, naarmate de doelgroep en de beoogde vijand meer op elkaar lijken, de symboliek in een conflict belangrijker. Hij noemt dit "het narcisme van het kleine verschil."
Broederschap en eenheid. Dit narcisme van het kleine verschil slaat dan natuurlijk niet zozeer op de geschiedenis van beide volkeren als Servisch of Kroatisch, maar op hun gemeenschappelijke achtergrond als Joegoslaaf. Er is al veel geschreven over de 'verwoesting' of zelfs 'de dood' van Joegoslavië, dus beperk ik me hier tot enkele opmerkingen. Het Joegoslavië dat na de Tweede Wereldoorlog ontstond, had in Tito een zeer aanwezige leider. Zijn pogingen van Slovenen, Serviërs, Kroaten, Macedoniërs, Bosniërs, etc. een natie te maken, te weten Joegoslavië, was best succesvol. De 'weg van broederschap en eenheid' tussen Zagreb en Belgrado droeg zijn naam niet helemaal voor niets. Vele toeristen in zijn Joegoslavië merkten niets van spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Vele voormalig Joegoslaven waren zo trots als een pauw toen Sarajevo de Olympische Spelen van 1984 mocht organiseren, niet alleen de Bosniërs omdat hun hoofdstad was. Bovendien lieten meer en meer inwoners van Joegoslavië zich bij volkstellingen als Joegoslaaf registreren, en niet langer naar hun etnische achtergrond.-^ Samen met N. Tromp-Vrkic kunnen we dan ook concluderen dat het uiteenvallen van Joegoslavië met alle bloedige gevolgen van dien, niet werd veroorzaakt door het 'stammen-karakter' van de verschillende nationaliteiten, maar door een machtstrijd tussen de verschillende elites."'' Zij schrijft over twee paradigmata; een 'tribalist paradigm' wat
3 R.M.Hayden, The use of national stereotypes in tlie wars in Yugoslavia, in: Vampires unstal<ed. National images, stereotypes and myths in east-cen-tral Europe 4 N. Tromp-Vrkic, Stereotypes in the Yugoslav civil war, in: idem, 222-236.
een hulpeloos fatalisme bij de strijdende partijen en de Westerse wereld veroorzaakte, in de trant van 'ah, het is altijd rotzooi op de Balkan, laten we er een hek omheen bouwen en over vijfjaar eens kijken wie er gewonnen heeft'. Daar tegenover stelt zij het 'elitist paradigm', waar dus verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar werden opgezet om de belangen van een elite te dienen. Deze elites maakten gebruik van de wel degelijk bestaande vooroordelen bij, met name, de Servische en Kroatische bevolkingsgroepen. Die vooroordelen bestonden natuurlijk niet voor niets, maar pas door een selectief voorlichtingsprogramma, konden zij uitgroeien tot de aanjagers van een bloedige oorlog. Wat is nu die voorgeschiedenis?
De Tweede Wereldoorlog Nadat de Eerste Wereldoorlog de twee grote rijken in het oosten van Europa in kleine landen had verdeeld, ontstond in 1921 het 'Koninkrijk van Slovenen, Kroaten en Serviërs'. In dit koninkrijk vonden de Kroaten dat de Serviërs te veel de dienst uitmaakten, en in 1939 verwierven zij een 'status aparte' voor de gebieden die vooral door Kroaten werden bevolkt. Niet nadat extreme Kroatische nationalisten in 1934 de (Servische) koning in Marseille hadden vermoord. Deze extremisten, ustasa's, stonden onder leiding van Ante Pavelic, een gewezen advocaat die het idee van een GrootKroatië propageerde. Aan de Servische kant bestonden er eveneens extremisten, zij die in de schepping van een Groot-Servië de enige mogelijkheid zagen om als volk heroïsch te kunnen overleven. Deze twee opvattingen gaan beide terug tot de hoogtijdagen van het nationalisme in het Europa van de negentiende eeuw, waarbij de Serviërs zich op het Franse model van nationalisme beriepen, terwijl de Kroaten meer waren beïnvloed door het Duitse romantische nationalisme. Voor twee naties die onder het juk van respectievelijk het
^9
Hab-sburgse en het Ottomaanse Rijk leefden, was de keuze voor nationalisme een rationele keuze. Zoals onder meer Gellner en Anderson betoogd hebben, was nationalisme een constructie om vooruit te kunnen, mee in de vaart der volkeren.-' De ideeën van een Groot-Servië respectievelijk een Groot-Kroatië worden dan ook wel gekenschetst als een negatief Joegoslavisme. Vooral het Kroatische nationalisme had in de Tweede Wereldoorlog desastreuze gevolgen. Nadat de Duitsers in 1941 Joegoslavië waren binnengevallen, ontstond in het deel van het Koninkrijk waar Kroaten al genoten van hun 'status aparte', een waanidee van een zuivere etnische staat. Onder leiding van Pavelic, en met steun van de fascistische bezetter, werd de OnaOiankelijke Kroatische Staat (NHD) uitgeroepen. In deze staat waren joden, zigeuners en Serviërs niet gewenst. De ustasa's overtroffen in wreedheid zelfs de nazibezetters. Hun politieke programma kwam er in feite op neer dat van de Servische minderheid in de NHD een derde moest worden vermoord, een derde moest worden verdreven, terwijl de resterende minderheid tot het katholicisme moest worden bekeerd. Ook aan Servische kant waren er extremisten, die hun ideologie niet slechts met de mond beleden. De Cetnik's, zoals ze werden genoemd, waren begonnen als royalistische groepering. Zij pretendeerden te vechten voor het herstel van de monarchie, maar waren in feite de stoottroepen van het Servisch nationalisme. Ook door hen begane wreedheden dragen bij aan het bestaan van het tribale paradigma. Maar ook zij kwamen niet als overwinnaars uit de oorlog die binnen de Tweede Wereldoorlog op de Balkan werd uitgevochten. De partizanen, een communistische verzetsgroepering, onder leiding van het latere staatshoofd Tito wonnen de burgeroorlog. Met hem aan de macht werd er na de oorlog een nieuwe poging ondernomen als Joegoslaven samen te leven in de staat Joegoslavië. Het rationele
5 S.BI ag oj e Vi c, H.Demirovic, Bloedverwanten. De Joegoslavische oorlog en de Europese vrede, Amsterdam, 1994, 1319
positieve Joegoslavistische experiment duurde tot 1986.
Desintegratie van een-partij-staat Joegoslavië Het Joegoslavië van Tito was een federatie van zes republieken en twee onafhankelijke provincies. Als ongebonden land behoorde het niet tot het westen en niet tot het oosten. De bevolking genoot van een rustige periode in de geschiedenis en leefde in grotere materiële en immateriële voorspoed dan haar communistische buurlanden. Afgezien van de Kroatische Lente van 1976 tot 1971 kende het land ook geen grote politieke strubbelingen. De Kroatische Lente was de Joegoslavische reactie op de jaren zestig. Men eiste meer vrijheden binnen het communistische staatsbestel en grotere culturele uitingsmogelijkheden. Onder de voornaamste slachtoffers van de repressie die volgde op deze lente vinden we veel kunstenaars, schrijvers en leden van de zogenaamde intelligentsia. Dat de Lente de Kroatische Lente heet, valt te verklaren door het feit dat Kroatië niet alleen economisch meer ontwikkeld was dan vele andere republieken binnen de federatie, maar door haar geografische positie ook meer kennis maakte met gebeurtenissen in het 'Vrije Westen'. Van de 'dissidenten' die toen in het gevang werden gezet, zal een naam ons niet onbekend zijn; Franjo Tudjman werd wegens 'aanzetten tot nationalisme' veroordeeld. Amnesty International heeft nog een speciale campagne georganiseerd om hem en anderen vrij te krijgen. De grotere vrijheden die werden geëist, werden door Tito gegeven. Niet alleen kregen nationale parlementen meer te zeggen, ook werd binnen elke republiek een eigen omroepbestel in het leven geroepen. Vooral dit laatste is voor later van belang. In 1980 overleed Tito. Met hem ook het idee van een positief joegoslavisme. Zijn voorzitterschap van het staatspresidium werd een
^9
roulerend voorzitterschap, elk op hun beurt mochten de acht constituanten van Joegoslavië de scepter zwaaien. In de verschillende republieken ontstaan bewegingen voor meer nationale onafhankelijkheid. Het meest pregnant is de situatie in Kosovo, een van de twee onafhankelijke provincies binnen Servië. De Albanese meerderheid in de provincie eist een eigen republiek, iets wat voor de Serviërs onbespreekbaar is. Voor hen is Kosovo de bakermat van de Servische cultuur; in 1389 verloor een christelijk leger, waarmee de Serviërs zich identificeren, de veldslag op het Merelveld van een islamitisch leger, waarin ook de nodige Serviërs vochten. Het Servisch keizerrijk, wal in de twee eeuwen daarvoor een bloeiend rijk was geweest, verdween van de landkaart en ging op in het Ottomaanse Rijk. Bovendien liggen de wortels van de Servisch Orthodoxe Kerk in Kosovo. De Servische autoriteiten reageren met een repressievere politiek ten opzichte van 'hun' provincie. Dit leidde zelfs tot spanningen tussen Albanië en Joegoslavië.
De aanloop Na Tito's dood staken, zoals eerder geschreven, in verschillende republieken nationalistische bewegingen en partijen de kop op. Terwijl het in 1986 door de 'Servische Academie van Kunsten en Wetenschappen' opgestelde Memorandum door velen wordt aangehaald als beginpunt van de nationalistische gekte die losbarstte, is het Sloveense Nationale Programma ouder. Milosevic kon in de aanvangsperiode na zijn machtsgreep makkelijk inspelen op dit Sloveense nationalisme." De machtsgreep van Milosevic, met een programma gebaseerd op het Servische memorandum met zijn nationalistische retoriek, vond plaats binnen de communistische
6 Hayden, The use ot national stereotypes, 211-212
partij. Hij was dus eigenlijk een dissident binnen het systeem, waar Kucan en Tudjman dat in Slovenië en Kroatië erbuiten waren. Milosevic' eerste punt van aandacht was Kosovo. In de loop van het jaar 1988 ontneemt hij niet alleen beide provincies hun onafhankelijkheid, maar kondigt hij na lokale protesten de uitzonderingstoestand af in Kosovo. In 1989 herdenkt Milosevic op het Merelveld met duizenden Serviërs de nederlaag van zeshonderd jaar geleden, waar hij zijn een jaar eerder gedane uitspraken nog eens overdoet. Milosevic werd in 1988 in een klap 'de leider' toen hij zei: "Niemand heeft het recht het Servische volk te slaan." In 1990 vinden in Slovenië en Kroatië meer-partijen verkiezingen plaats; in beide landen winnen de nationale partijen, respectievelijk Demos en de HDZ, de Democratische Gemeenschap van Kroatië. Er zijn nu in drie republieken van Joegoslavië nationalistische leiders aan de macht, die van mening verschillen over de voortgang van Joegoslavië. Het negatieve idee van Joegoslavië laat zich in verschillende gedaanten zien; Slovenië en Kroatië zien zich als onderdrukte republieken in een door Servië beheerste federatie, waarvoor zij met hun grotere economieën betalen, terwijl de kritiek van Servië erop neerkomt dat zij grote offers leveren voor Joegoslavië, maar daar geen compensatie voor krijgen. Voor Kroatië en Slovenië lijkt de weg naar afscheiding de meest logische. Servisch nationalisme heeft geen uitweg in afscheiding; in alle vijf overige republieken wonen Serviërs, waarvan de meeste in Kroatië en Bosnië-Hercegovina. Het behoud van de federatie vormt dus een dekmantel voor het Servische nationalisme, met haar irredentisme. "Alle Serviërs in één land" is de slogan die bij dit idee van Groot-Servië hoort. Ook Kroatië heeft aanspraken op gebieden buiten de eigen republiek; in Hercegovina wonen vele Kroaten. De twee landkaarten die bij beide Groot-ideeën horen, overlappen dan ook voor een groot deel. Over de Bosniërs die in
Bosnië wonen zijn Serviërs en Kroaten eensluidend in hun mening; "Dat zijn slechts slappe Serviërs respectievelijk Kroaten die zich door de Ottomanen hebben laten bekeren." In de loop van 1990 breken er in Kroatië onlusten uit tussen Serviërs, verenigd in onreguliere troepen en de Kroatische politie. Het Federale Joegoslavische Leger (JNA) houdt zich nog afzijdig, maar zegt bij monde van Markovic, de toenmalige premier, wel te zullen ingrijpen mochten Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk verklaren. Hetgeen prompt gebeurde.' De gevolgen zijn bekend; een Tiendaagse Tocht in Slovenië, waar het federale leger een generale repetitie voor haar ingrijpen in Kroatië, en later Bosnië, afwerkte. Bloedige oorlogen in beide laatste landen, waar minderheden grote delen van het land bezetten. In Kroatië en Bosnië-Hercegovina werden de Serviërs gesteund door het federale leger, terwijl de Bosnische Kroaten in een later stadium steun kregen van het Kroatische leger. "Hoe kon dit gebeuren in Europa ?" zo vroeg menigeen zich af, "Nationalisme en oorlogen waren toch verleden tijd? " Een groot deel van het antwoord hgt in de rol van de media besloten.
De media in voormalig Joegoslavië Voor een communistisch land hadden de inwoners van Joegoslavië niet heel veel te klagen over de media. Er bestond persvrijheid "om het bestaande politieke systeem op de voorgeschreven wijze te ondersteunen", maar met een aanbod van 202 lokale radio-stations en vele nationale kranten (27) was de perssituatie stukken beter dan in veel landen van het Warschaupact." Wel werden journalisten gezien als "socio-politieke werkers die, de ideeën van het marxisme-leninisme uitdragend, participeren in de totstandkoming en ontwikkeling van de socialistische samenleving."." De nationale TVzender ruimde in haar nieuwsbulletins ruimte in voor nieuws uit de
7zie: 'De verwoesting 8 M.Thompson, van Joegoslavië. Forging war The media Geschiedenis, achter- in Serbia, Croatia and gronden, reportages', Bosnia-Hercegovina, uitgegeven door het Avon, 1994, 8 NRC Handelsblad, 9 idem, 14 Amsterdam, 1993. En M.GIenny, De ondergang van Joegoslavië, deze vertaling, Utrecht, 1993
afzonderlijke republieken, die elk hun eigen redactie hadden. In de loop van de jaren tachtig, toen nationalistische leiders hun eigen platform nodig hadden om hun mening te slijten, vonden zij deze in de nationale redacties. "In voormalig Joegoslavië werd de boodschap van het etnische chauvinisme makkelijk verspreid dank zij de balkanisering van de media. De inwoners van de (....) republieken leunden al lang op hun nationale media. (....) Het stopzetten van programmasamenwerking tussen de verschillende republieken in de late jaren tachtig preludeerde op het uiteenvallen van de federatie zelf ^^^ En dit terwijl de journalisten met een lidmaatschappercentage van de communistische partij van 80 % ver boven de gemiddelde Joegoslaaf (10 %) stonden. Er is echter ook wel gesuggereerd dat de media in voormalig Joegoslavië van het ene totalitaire model in het andere waren terechtgekomen, van communisme in nationalisme, en daar als broodschrijvers minder moeite mee hadden dan echte journalisten zouden wensen.^ ^ In Servië was het Memorandum het beginpunt van 'de Servische culturele revolutie' gebleken, de jaren tussen 1986 en 1989 kunnen worden beschreven als een nationaal reveil. Milosevic, die in 1987 een stroman op de redactie van het Politika-concern had gezet, werd door de twee kranten van dit concern bejubeld. In Politika en het lichtere broertje Politika ekspres werd een model geschapen voor de volgende jaren. Serviërs zouden in Kosovo onderwerp zijn van 'fysieke, politieke en wettelijke genocide'. De haat tegen de Albanese Kosovaren werd tot grote hoogten opgestookt. De Servische televisie besteedde veel zendtijd aan de zgn. 'Bijeenkomsten van de Waarheid', waar Milosevic zijn nieuwe publiek massaal toesprak. Redding zou alleen kunnen komen van de leider die de Serviërs in een land zou verenigen. Zoals we al zagen
7 0 ^ . L Carruthers, Tfie media at war. Communication and conflict in tlie twentietli century, London, 2000, 47 11 Tromp-Vrkic, Stereotypes in the Yugoslav civil war, 228
was de nationale golf in Slovenië koren op de molen van de nieuwe machthebber in Servië; zijn xenofobische campagnes op een verongelijkte toon konden al naar gelang van opponent veranderen. Na de oefening tegen Slovenië was het de beurt aan Kroatië om er in de media van langs te krijgen. Terwijl de media over de gehele wereld bericht deden van de gewelddadigheden in Slovenië als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië, wijdde Politka er een artikel aan, in een verder door hatelijkheden tegenover de Kroaten gekenmerkte krant. Titels van enkele artikelen luidden als volgt; "HDZ op het pad van de haal", "Jasenovac mag niet vergeten worden." Jasenovac was in de WO II een berucht concentratiekamp van de ustasa's, waar honderdduizenden mensen zijn vermoord. De herinnering aan de ustasa's bracht Politika er ook toe een hele serie Servische vrijwilligers te portretteren en oproepen tot vrijwilligers voor de fronten in Kroatië en de Krajina te plaatsen. '•^••^ De boodschap for the years to come was gezet. De drie pijlers onder dit bericht, "Wij Serviërs worden bedreigd in hun bestaan. Alle Kroaten zijn ustasa' s met alles wat erbij komt, en daarom moeten Wij klaar staan om ons te verdedigen", zouden de rest van oorlog tot in den treure herhaald worden.
Kroatië Na de verkiezingswinst van de HDZ begon deze partij haar welgevallig personeel bij de media te benoemen, inclusief de directeuren van televisie, radio, het persbureau en Vjesnik, de belangrijkste nationale krant. Hiermee hadden ze een groot deel van het medialandschap onder controle, maar minder invloed dan de regering in Belgrado, door het regionale karakter van de Kroatische nieuwsvoorziening. Wat niet wil zeggen dat de regionale pers minder
12 Thompson, Forging war, 78.
opruiend was in haar opstelling tegenover de Serviërs. Zo was meneer Glavas, de grote man van het HDZ in Osijek en het omliggende Oost-Slavoniè, en lokaal leider van de Kroatische vrijwilligers, tevens de eindredacteur van de krant Slavonije Glas, daar de meest gelezen krant. Over hem gaat het verhaal dat hij na zijn benoeming, samen met zijn lijfwachten, in gevechtstenue de redactielokalen binnenstapte en de aanwezigen ontsloeg. Maar ook subtielere manieren van mediacontrole en -sturing werden toegepast. Zo kreeg de nieuwe Kroatische televisie (van HTV werd het HRT) in augustus 1991 een brief met instructies van de overheid met elf punten van instructie. "Toon geen huilende mensen, toon geen beelden van gewonde of gedode Kroatische soldaten. Meld geen toekomstige operaties van het leger. Noem het JNA niets anders dan Serbo-communistisch bezettingsleger. Vermeld Kroatische slachtoffers alleen met gebruik van de volgende zinswendingen; 'viel voor Kroatië's vrijheid', 'helden van de verdediging van het vaderland'. De brief sloot af met de mededeling dat al het uit te zenden materiaal eerst aan de directeur moest worden vertoond. Tegelijkertijd was de heldin van de oorlogverslaggeving in Kroatië niet te beroerd om een live reportage te presenteren, met op de achtergrond een dode Serviër, gelegen in een plas bloed.
Mechanismen De pers in Kroatië had in die twee jaar tijd kennelijk heel wat opgestoken over propagandatechnieken. Na het staakt-het-vuren van januari 1992 berichtten ze wel nog dagelijks over de Serviërs als de doodsvijanden van Kroatië, maar niet over de 10.000 die door het Kroatische leger uit huis werden gezet. De propaganda strijd van de Kroaten was een defensieve; zij was een reactie op de mediaoorlog in de Servische media. Zoals Kershaw laat zien, is een defensieve
media-actie langer vol te houden dan één waar een niet-aflatende stroom van propaganda de bevolking klaar moet stomen voor een oorlog. ^ ' ^ In de eerste verslagen van de feitelijke gevechtshandelingen verschenen er in de media in zowel Kroatië als Servië berichten over de meest onwaarschijnlijke steun die de strijdende partijen vanuit het buitenland zouden krijgen. Leden van de PLO, de IRA, Tamil Tijgers, Koerden en 'zwarten' (crnci) zouden bij de ander vechten. Kroaten zagen natuurlijk ook Russen aan Servische kant, terwijl aan Kroatische kant, volgens de Servische media, Kosovaren zouden meevechten.^^ Waarschijnlijk was de mogelijkheid van een servo-kroatisch conflict zo ongedacht geweest, dat er eerst nog 'steun' nodig was om de vijand als in-en-in slecht af te beelden. Tijdens het verloop van de strijd traden er drie mechanismen op. Terwijl bij iedereen het besef groeide dat dit weer een oorlog was zonder duidelijke overwinnaar, moest de moraal worden hooggehouden door het verbaal afslachten van de vijand. Daarbij werd ook veelvuldig gebruik gemaakt van een noord-west zuid-oost tegensteling. Het noorden zou dan Europa vertegenwoordigen en het zuiden en oosten zouden staan voor Balkan. Slovenen noemden alle gastarbeiders uit de overige republieken bosniani. Kroaten minachtten de Serviërs en moslims en de Serviërs op hun beurt de moslims en Kosovaren. Dat propaganda af en toe ook een bedoelde glimlach kan opwekken, blijkt uit de volgende anekdote: De Slovenen maakten reclame voor hun land met de slogan 'de zonnige kant van de Alpen'. Het Servische oppositionele weekblad Vreme drukte daar vervolgens een dubbele parodie op af; 'De Afrikaanse kant van de Alpen.'
13 Kershaw, How effective, 129 14 Hay den. The use of stereotypes, 207