Artikel: Spelen tot je erbij neervalt. Invulling van vrije tijd in het Klassieke Rome Auteur: Tuur Verdonck Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 25.4, 73-82. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Tuur Verdonck
Spelen tot je erbij neervalt Invulling van vrije tijd in het Klassieke Rome
De talrijke verhalen die de hedendaagse mens dikwijls te horen krijgt over het goede leven dat inwoners van het Klassieke Rome in hun vrije tijd konden leiden, laten dikwijls geen ruimte voor de kanttekening dat dat goede leven met al die vrije tijd niet voor iedereen even toegankelijk was. Niet alles was fijn en gezellig: niet iedere Romein kon zijn vrije tijd indelen zoals hij of zij dat wenste. Het enorme inkomensverschil tussen de hoogste sociale klassen en de laagste hield gelijke tred met het verschil in aantal mogelijkheden en manieren om aan de vrije tijd invulling te geven. In dit artikel zal aandacht besteed worden aan hoe in Rome vrije tijd kon worden ingevuld, in het bijzonder door leden van de lagere klassen van de Romeinse samenleving. Met name de periode van de late republiek en vroege keizertijd zal aan bod komen. In deze periode lag het inwonertal van Rome rond het miljoen ' Wat waren de mogelijkheden voor de lagere Romeinse klassen om hun vrije tijd interessant in te vullen?
De Romeinse kalender kende een speciale onderverdeling: enerzijds waren er de 'goede dagen', de dies fasti, anderzijds waren er de 'slechte dagen', de dies nefasti. Op deze dies nefasti was het verboden om zaken van wat voor soort dan ook te doen, opdat niet de toorn van de goden opgewekt werd.^ De oorsprong van deze dies nefasti lag in het boerenbedrijf, waar een grote rol was weggelegd voor het aantrekken van 'het goede' en het afstoten van 'het slechte'. Dat agriculturele aspect had natuurlijk weinig relevantie voor de doorsnee stadsbewoner, maar de dagen bleven in Rome wel als nefasti bekend staan.^ Van deze dagen werden sommigen aangewezen als feestdag: feriae of dies ferati."* Deze lagen vooral in de lente, de zomer en in de nazomer.' Daarnaast was er een aantal dagen speciaal gereserveerd voor spelen (ludi).^ Aan hun ontstaan lagen in eerste instantie militaire overwinningen ten grondslag: als een generaal een klinkende overwinning had behaald, kon hem een triomftocht door de stad worden aangeboden. Deze tocht eindigde in het circus, waar spelen werden gehouden. Deze spelen werden gaandeweg losgekoppeld van de triomf zelf, en - waarschijnlijk - in het jaar 366 v.C. werden ze een officieel jaarlijks meerdaags evenement: de Ludi Romani.' Deze spelen zetten de trend: in de eeuwen erna zouden de officiële spelen als paddestoelen uit de grond schieten. In de eerste plaats kwamen er de spelen ter ere van bepaalde goden: de Ludi Plebei, de Ludi Apollinares, de Ludi Ceriales, de Ludi Megalenses en de Ludi Floriales, bij elkaar goed voor 59 dagen feest, konden al in de tweede eeuw voor Christus worden
genoten.** Daarnaast werden er ook spelen georganiseerd voor nieuwe militaire overwinningen. Met name in de tijd van Sulla, Caesar en Augustus werden er veel nieuwe feestdagen ingevoerd. Met hun ijver kwam het totaal aan feestdagen met spelen op 93. Tevens waren er de meer religieus getinte spelen, waarvan het ontstaan onduidelijk is. Deze feriae publicae werden gevuld met onder meer dans, hardlopen en ezelwedstrijden. Met deze feesten erbij rees het aantal dagen tot 132. Ook waren alle aan Jupiter gewijde Ides op de kalender een feestdag, net als de aan Mars gewijde Kalends. In totaal telt men makkelijk 159 feestdagen, waarvan er sowieso 93 enkel en alleen bedoeld waren voor spelen.** In bijzondere jaren, bijvoorbeeld bij een eeuwwisseling, kon dit aantal overigens nog verder oplopen. Ook de grillen van keizers brachten soms extra festivals in de kalender.'" Vooral hun verjaardagen, hun troonsbestijgingdag, of zelfs de dagen dat zij aan een aanslag ontkwamen, werden geschikt geacht om spelen op te geven.^ Tot slot konden feesten nog overgedaan worden, omdat ze door slechte voortekenen als mislukt moesten worden beschouwd.'^ Na verloop van tijd werden er ook wat festivals van de kalender afgevoerd, aangezien er oppositie rees tegen het idee dat een bijzonder groot deel van de inhoud van de staatskas werd uitgegeven aan de openbare feesten. Keizer Marcus Aurelius (161-180) bracht zelfs een quotum aan: hij zette de limiet op hondervijfendertig feestdagen per jaar.'^ In de latere oudheid gingen ook de Christenen zich met de festiviteiten bemoeien. Hun weerzin tegen de heidense elementen in de spelen leidden tot naamsverandering of afschaffing, en hun weerzin tegen de gruwelen van de gladiatorenspelen leidde tot een officieel verbod ervan door keizer Constantijn in het jaar 325 na Christus.'"*
Werkelijk vrij op feestdagen? Het staat buiten kijf dat een feestdag niet voor iedereen een vrije dag betekende. Vanzelfsprekend waren zij die de spelen verzorgden (acteurs, gladiatoren, de coureurs in het circus) juist op deze dagen hard aan het werk, evenals zij die goede handel roken op de feestdagen: verkopers van eten en drinken, souvenirhandelaars, prostituees.'' De feriae waren voor hen gouden dagen. Waarschijnlijk konden zij het zich ook niet veroorloven om de dag vrij te nemen; elke dag moest er geld op de plank komen. Ook omdat de mate van identificatie met de feestreden voor het plebs niet altijd even groot was, kan er gevoeglijk van uitgegaan worden, dat de meeste winkels gewoon open waren, en dat iedereen die het nodig had, gewoon zijn werk deed."^ Wie zelfstandig was, was zelf verantwoordelijk voor zijn vrije tijd en werkuren, min of meer net zoals in onze tijd. Wel zijn er aanwijzingen, dat werknemers een bepaald aantal dagen per jaar vrij kregen. Dat aantal loopt uiteen van achttien tot zesendertig. Voor het bestaan van officiële vrije dagen is bijvoorbeeld een aanwijzing te vinden in een stuk van de toneelschrijver Lucianus, waarin
naar voren komt, dat iedere handwerksman recht had op een of twee vrije dagen per maand.'^ Het grote aantal feestdagen loopt dus allerminst gelijk met de werkelijke hoeveelheid vrije tijd die een Romein uit de lagere klassen had. Naast de bovengenoemde feestdagen, waarop het een Romein vrij stond om in sommige gevallen de gehele dag niet te werken, waren er per dag ook nog een aantal uren waarop in het algemeen geen arbeid verricht werd. 's Ochtends waren die uren er overigens niet - de werkdag begon met zonsopgang, zoniet kort daarvoor.'** De bakkerijen bakten hun broden, net zoals nu, 's nachts, en zij waren niet de enigen. Veel handwerkslieden begonnen al in de laatste uren van de nacht met hun werkzaamheden en ook rijke Romeinen, zoals uit de dagroutine van bijvoorbeeld Plinius de Oudere blijkt, begonnen hun dag reeds als het nog nacht was.i'' De ochtend was het drukste deel van de werkdag. Rond de middag was het tijd voor de lunch en, in de zomer, ook tijd voor een middagdutje. Het lijkt erop dat de straten in de middag minder druk waren dan in de ochtend. Zij die het zich konden veroorloven, maakten van hun middag, heet als het op dat uur was, een vrije middag. Het ligt in de lijn der verwachting dat er in de winter minder vaak plaats werd gemaakt voor een uitgebreide middagpauze, omdat de koudere temperaturen de noodzaak daartoe wegnamen. Waarschijnlijk was er in de winter dan ook geen sprake van vrije middagen. Zij die het zich niet konden veroorloven om 's middags vrijaf te nemen, moesten doorwerken.-'' Veel winkels sloten tijdens de siësta, maar gingen later in de middag weer open. ^^ Voor wie het zich veroorloven kon^^^ werd de werkdag afgesloten met een bezoek aan het badhuis. De allerarmsten konden zich wassen in de rivier ^', maar onduidelijk is of dit inderdaad ook vaak gebeurde. Na het werk en de eventuele wasbeurt was naar bed gaan de volgende logische stap in de dag van het plebs -••, hoewel ook wel verwacht mag worden dat de nachtelijke uren door sommigen benut werden om nog wat over straat rond te schuimen en wat te gaan drinken, aangezien een niet te veronachtzamen aantal bars de gehele nacht open was. Daarnaast hadden de 'gildenhuizen' van de ambachten voor de leden van dat gilde ook de functie van café.^^ Gezien het feit echter dat de werkdag de volgende ochtend al weer vroeg zou beginnen, is het niet aannemelijk dat de doorsnee Romein iedere avond tot laat in de nacht zijn vertier in de kroegen zocht. Er mag gesteld worden dat de Romeinen die niet bijzonder rijk waren, hun vrije uren vooral in de middag vonden, en dat de avond in ieder geval niet en masse gebruikt werd om zich te ontspannen.
Op het deel van de dag dat zij normaal gesproken het minst druk waren, de middag, konden minder bemiddelde Romeinen een eindje gaan wandelen en een beetje rondhangen. Hiervoor waren de fora en de basilica's bij uitstek geschikt, omdat in de middag de bedrijvigheid daar afgelopen was, en zij op diverse plaatsen schaduw boden. In de keizertijd kwamen daar ook nog de keizerlijke tuinen bij, die (officieus) opengesteld
waren voor het publiek. Soms waren zij zelfs speciaal voor dit doel aangelegd, zoals de tuinen van Caesar. Ook het Campus Martius, met zijn vele portieken en hallen, was een populaire plaats om de middag door te brengen.-'^ Bij lopen alleen bleef het niet, vaak zochten de Romeinen hun toevlucht tot het doen van spelletjes. Vooral bikkelen was erg populair, maar het meeste plezier werd er uit gokken gehaald. Dit was geen bezigheid waaraan alleen de armen zich waagden: ook de keizers beleefden veel plezier aan deze bezigheid. In de loop der tijden zijn er wel diverse pogingen gedaan om het gokken aan banden te leggen, maar geen van die pogingen heeft enig (blijvend) succes gehad.^^
Gratis in bad Een aspect van het Romeinse leven waarvan het betwistbaar is of het wel onder de kop vrije tijd hoort, is het bezoek aan een badhuis. De Romeinen waren tamelijk geobsedeerd door hygiëne en zagen in een bezoek aan een badhuis niet alleen een mogelijkheid tot ontspanning, maar ook een vast onderdeel van een gezond leven. De badhuizen waren een van de weinige gelegenheden waar arm en rijk elkaar konden tegenkomen: de toegangsprijs was bijna altijd laag, een kwart as, en in sommige gevallen was de entree zelfs helemaal vrij.^^ Het enige obstakel voor de armen om een compleet bad te nemen was de kostprijs van de olie, waarmee men zich insmeerde. In sommige gevallen werd echter ook die gratis verstrekt en het probleem verdween zelfs helemaal, toen keizer Septimius Severus (193-211) per decreet de gratis verstrekking van olie vaststelde.-'' De mogelijkheid om te gaan baden werd echter niet altijd door iedereen benut. Het lijdt geen twijfel dat de eventuele toegangsprijs en oliekosten voor sommigen tóch een te grote drempel waren. Anderzijds waren er ook Romeinen die niet wilden baden,omdat ze het goede ervan niet inzagen. Tacitus en Seneca bijvoorbeeld verfoeiden de badhuizen.'" De genotelementen die Tacitus en Seneca zo tegenstonden in het badgebeuren, het rondhangen in een badhuis tot sluitingstijd bijvoorbeeld ^', geeft wel weer dat het bezoek aan een badhuis voor de Romeinen niet per se een puur hygiënische functie had. In feite kon men in een badhuis hetzelfde doen als op straat, maar dan wel in een rustiger sfeer: de Romeinen ontmoetten er vrienden en kennissen, aten en dronken, speelden er spelletjes, gingen wat lezen, of konden gebruik maken van de diensten van een prostituee.^- Sommige badhuizen deden zelfs enkel dienst als dekmantel voor een bordeel." Zij die daar tijd voor hadden, deden voordat zij het bad in doken, eerst nog wat aan lichaamsbeweging. Sport en spel was een populaire bezigheid, en vooral balspelen waren geliefd.'"* In hoeverre dit echter een georganiseerde bezigheid was en of het allemaal kosteloos was, is onduidelijk. Wel kan er gesteld worden dat, wetende dat de meeste Romeinen hard moesten werken om aan hun geld te komen, zij waarschijnlijk weinig tijd uittrokken om voor het bad ook nog te gaan sporten. Dat gezonde leven was er alleen voor hen die er de tijd, en dus ook het geld voor hadden.
Na de avondmaaltijd was de dag voor de doorsnee Romein in principe voorbij, maar zoals eerder al gezegd was er nog een behoorlijk aantal bars de gehele nacht open. Het vertier dat in die gelegenheden voorkwam, was echter niet van het allerhoogste niveau: de zang- dans en gokorgieën die er gehouden werden, ontaardden te vaak in een massaal gevecht.^5 Vanzelfsprekend kwamen in deze gelegenheden niet de Romeinen van enig aanzien. Een andere gelegenheid voor plezier in de avond waren de bordelen. Hoewel niet altijd even duidelijk is wat de openingstijden van deze gelegenheden waren kan er van uitgegaan worden dat zij vooral 's avonds druk bezocht werden, aangezien het een illegale beroepstak betrof die zich niet in het openbaar kon manifesteren. Dekmantels in de vorm van gokhuis, badhuis of normaal café waren talrijk.^^ Het aanbod van prostitutees was erg groot. Tenminste, dat valt af te leiden uit de prijs die voor de diensten van een prostituee betaald diende te worden: ongeveer vier maal de prijs van een maaltijd.^^ Naast de 'gewone' ontspanningsmogelijkheden was er, zoals eerder al verteld, ook nog een bijzonder groot aantal officiële feestdagen, waarop de Romeinse staat gratis vermaak organiseerde^** Het feit dat deze spelen georganiseerd werden om het volk van opstand af te houden ^^'^,zeker in latere tijden '^ o, is relevant voor de machthebbers, maar laat het volk niet meer of minder genieten van de spelen. De spelen bestonden vooral uit opvoeringen van theaterstukken, wagenrennen en gladiatorenspelen met eventueel wilde dieren. De gladiatorengevechten, de munera, zijn pas laat deel gaan uitmaken van de openbare spelencultuur. De gevechten ontstonden als begrafenisrituelen, overgenomen uit de Etruskische of Campanische culturen.^' De wilde dieren kwamen voor het eerst voor in de spelen te Rome in het jaar 186 v.C."*^ Het theater was de hoofdlocatie van de spelen. De stukken die werden opgevoerd in de theaters waren eerst vooral vertaalde Griekse stukken, maar later ook eigen Latijnse werken. De literaire waarde van de stukken werd echter lang niet altijd op waarde geschat door het publiek, dat liever een spektakel zag dan een verfijnd toneelstuk. In de periode die in dit artikel centraal staat was er nog wel voldoende aandacht voor echte toneelstukken, maar vanaf de tweede eeuw van het principaat werden in de theaters nog bijna uitsluitend pantomime- en mimevoorstellingen opgevoerd, waarbij bovendien de grens tussen arena en theater steeds verder vervaagde.'*' De dagen waarop de spelen uit theatervoorstellingen bestonden, de ludi scaenici, vormden de hoofdmoot van de spelen. De spelen werden echter afgesloten met de ludi circenses, de wagenrennen in het circus.•*•* In de tijd van keizer Augustus waren er twaalf races op een dag, maar vanaf de tijd van keizer Caligula (37-41) was vierentwintig races op een dag de normale hoeveelheid. Vanzelfsprekend begon zo'n circusdag al in de ochtend en duurde zij de hele dag."*' De wagenrennen waren het populairste onderdeel van de festiviteiten.''^ Na de openbarisering van de munera werden ook gladiatorenspelen vaste kost tijdens de spelen. Al snel overvleugelden ze de theaters in populariteit.^7 Lange tijd werden de munera in het circus of in tijdelijke stadions
D
gehouden, totdat in het jaar 80 het Amphiteatrum Flavum, of Colosseum gereed kwam.'*" Ook de munera duurden de gehele dag. "5 Een toevoeging aan de gladiatorengevechten was de inzet van wilde beesten, in de keizertijd een vast onderdeel van de munera.'O Het Romeinse publiek was gek op wilde beesten en genoot bijzonder van het doden ervan.'' Waarschijnlijk waren de gevechten met wilde dieren populairder dan de gladiatorengevechten, hoewel de wagenrennen nog steeds het hoogtepunt van de spelen vormden. 52 De drukte bij de festiviteiten was echter niet de hele dag op hetzelfde niveau. Weliswaar was er in het Circus Maximus, de grootste renbaan van Rome, plaats voor 255.000 toeschouwers 53_ konden er in het Colosseum 55.000 mensen naar de spelen kijken en waren er in het theater van Marcellus, het grootste Romeinse theater, dik tienduizend plaatsen54, drie kwart van dat aantal plaatsen bleef tot de middag onbezet. Zij die 's morgens moesten werken, konden pas 's middags naar de spelen komen.5^ Alleen zij die het zich konden veroorloven, zij die geen baan hadden en zij die geen baan nodig hadden, waren 's morgens al in het circus of (amfi)theater. Zij zaten daar overigens niet door elkaar: de beste plaatsen waren gereserveerd voor de senatoren, daarna voor de ridderstand en zo door tot aan de plaatsen voor de armste Romeinen, die nog de vrouwen voor zich moesten dulden.56 Er is vrij duidelijk te zeggen welke hogere klassen recht hadden op goede dan wel minder goede stoelen, maar over hoe het plebs exact werd geplaatst heerst nog enige onduidelijkheid. Het kan zijn dat er voor het plebs alleen plaats was in de allerbovenste ring van een stadion of theater, dus achter de vrouwen 57^ maar dit is niet waarschijnlijk, aangezien het aantal plaatsen dat zich boven de vrouwenrijen bevond, bijzonder klein was. In het Colosseum kwam dat aantal niet boven de 5.000 uit 5», hetgeen niet strookt met de gedachte dat de spelen vooral bedoeld waren om het plebs te vermaken.59 Daarom verdient de gedachte dat het plebs ook de hogere ringen mocht bezetten de voorkeur.6" Dat de capaciteit van de theaters, amfitheaters en circussen nooit genoeg was om alle gegadigden een plaats te bieden, moge duidelijk zijn: slechts een klein deel, op z'n hoogst een kwart van de Romeinen (in het Circus Maximus), kon aanwezig zijn bij de spelen, als zij daar al tijd voor konden vrijmaken. Voor de overgebleven minimaal 750.000 Romeinen waren de spelen niet hun spelen. Tot de meest tastbare gegevens die de Klassieke Oudheid ons heeft nagelaten, behoren zonder twijfel de talloze theaters, renbanen en amfitheaters. Ze getuigen van een samenleving waarin cultuur en vermaak tot de hoofdingrediënten van het leven behoorden. Dat die cultuur niet altijd even fijnzinnig was, weten de meeste toeristen die de ruïnes gaan bekijken wel. Echter, het besef dat het vermaak ook maar voor een beperkt aantal Romeinen was weggelegd, is bij weinigen aanwezig. En dat is nu juist een van de belangrijkste zaken die naar voren zijn gekomen uit dit onderzoek. Voor het armere deel van de Romeinen was vrije tijd een schaars goed. Met een beetje geluk had het plebs een aantal vrije dagen per maand, en anders moesten ze het doen met de middagpauze, of de vrije middagen als het te heet was om door te werken. De mogelijkheden voor
de armere Romein om zijn vrije tijd invulling te geven waren divers maar niet ontelbaar. Graag hingen de Romeinen zomaar wat rond, gingen ze wat wandelen, speelden ze spelletjes, gokten of dronken ze. Daarnaast konden ze vrijwel altijd een bezoek aan een badhuis brengen, waar ze niet per se enkel en alleen kwamen om zich te wassen, 's Avonds kon er eventueel ook nog gedronken, gedanst en gegokt worden in louche cafés, of was er wellicht mogelijkheid om een prostituee te bezoeken. Was de dag een feestdag, dan was er de mogelijkheid om naar een theatervoorstelling te gaan, de munera te gaan zien in het amfitheater, of naar de wagenrennen te gaan in het circus. Bedenken we echter daarbij dat de capaciteit van de stadions en theaters niet oneindig groot was, en de rijkere Romeinen gereserveerde plaatsen hadden en dus al verzekerd waren van een plaats, dan maakt dat duidelijk dat er voor het grootste deel van de Romeinen uit de lagere klassen, minimaal 75%, geen plaats was. Voor velen was het aantal mogelijkheden om vrije tijd prettig en vol afwisseling ingevuld te krijgen zeer beperkt. In de eerste plaats had een groot deel niet bijzonder veel vrije tijd, aangezien zij hard moesten werken om brood op de plank te krijgen, en in de tweede plaats konden zij, buiten bezigheden in de privé-sfeer als wandelen, spelletjes doen of naar een badhuis gaan, weinig interessants doen. Voor een plaats in theater, amfitheater of circus vingen zij dikwijls bot, omdat de vraag daarnaar zo groot was. Het grootste deel van de armere Romeinen kon, als het daar tijd voor had, niets anders doen dan een beetje rondhangen.
Noten 1 John E. Stambaugh, The Ancient Roman City (Baltimore en Londen 1988) 89. 2 Jerome Carcopino, Daily Life in Ancient Rome. The People and the City at the Height of the Empire (Harmondsworth 1956) 205. 3 J.P. V.D. Balsdon, Life and Leisure in Ancient Rome (Londen 1969), 244. 4 Ibidem. 5 Carcopino, Daily Life, 205-207. 6 Ibidem, 205. 7 Balsdon, Life and Leisure, 245. 8 Carcopino, Daily Life, 205-206. Vgl.: Balsdon, Life and Leisure, 246. 9 Ibidem, 206-207. Vgl.: Stambaugh, Roman City, 226. 10 Ibidem, 207-208 11 Balsdon, Life and Leisure, 245. 12 Stambaugh, Roman City, 232. 13 Balsdon, Life and Leisure, 245. 14 Ibidem, 251. Vgl.: Carcopino, Daily Life, 247. 15 Stambaugh, Roman City 227. 16 Balsdon, Life and Leisure, 244. 17 Ibidem, 193. 18 Carcopino, Daily Life, 154-155. 19 Balsdon, Life and Leisure, 19. 20 Stambaugh, Roman City, 200. 21 Balsdon, Life and Leisure, 54. 22 Zie verderop 23 Stambaugh, Roman City 202. 24 Balsdon, Life and Leisure, 55. 25 Ibidem, 153. 26 Carcopino, Daily Life, 249. 27 Ibidem, 250-252. En: Balsdon, Life and Leisure, 154-155. 28 Ibidem, 254. 29 Balsdon, Life and Leisure, 31. 30 Ibidem 31-32. 31 Carcopino, Daily Life, 261. 32 Carcopino, Daily Life, 261-262. 33 Balsdon, Life and Leisure, 28. 34 Ibidem, 163. 35 Ibidem, 153. 36 Carcopino, Daily Life, 252-253. 37 Lionel Casson, Travel in the Ancient W/orld (Londen 1974) 207. 38 Balsdon, Life and Leisure, 258. 39 Carcopino, Daily Life, 212. 40 Ik vermoed dat er in de beginfase van het bestaan van de spelen, dus in de republiek, en zeiker vóór het jaar 366 v.C, amper sprake was een 'hou-ze-zoet'-doel, aangezien de religieuze functie van de spelen toen nog groter was, en vooral omdat er geen keizer was die zijn macht diende te verdedigen door vrijgevig te zijn. 41 Stambough, Roman City 233. 42 Ibidem, 234.
43 Ibidem, 228-229. 44 Ibidem, 231. En: Balsdon, Life and Leisure, 248. 45 Carcopino, Daily Life, 217. 46 Balsdon, Life and Leisure, 311. 47 Carcopino, Daily Life, 232-234 48 Ibidem, 233-234. 49 Ibidem, 238. 50 Balsdon, Life and Leisure, 304. 51 Ibidem, 302. 52 Ibidem, 311. 53 Carcopino, Daily Life, 216. 54 Balsdon, Life and Leisure, 268. 55 Carcopino, Daily Life, 244. 56 Balsdon, Life and Leisure, 259-261. En: Stambaugf), Roman City 236. 57 Ibidem, 259. 58 Ibidem, 268. 59 Carcopino, Daily Life, 212. 60 Stambaugh, Roman City, 236.
m