Artikel: Woningnood in historisch perspectief Auteur: Nieske Stoel Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 27.1, 7-12. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Nieske Stoel
Woningnood in historisch perspectief Hoewel de welvaart de afgelopen decennia is gestegen en we steeds meer geld te besteden hebben, neemt het woningtekort toe. Sinds 2002 wordt er in kranten zelfs gesproken van 'de nieuwe woningnood'. In 2002 be-droeg het woningtekort 166 000 woningen. Ouderen kunnen geen ge-schikte woning vinden, studentenhuisvesting schiet tekort en stellen die willen gaan samenwonen of trouwen moeten lang wachten tot ze een woning vinden. In verschillende onderdelen van de huizenmarkt wordt nagedacht over de oplossingen voor deze woningnood. De overheid is een van de spelers op deze markt en voert een volkshuisvestingsbeleid. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog had de toen-malige minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting In 't Veld ook te maken met woning-nood. Hoewel de woningnood van de afgelopen jaren een ander karakter heeft, zal in dit essay toch een vergelijking gemaakt worden tussen het volkshuisvestingsbeleid betreffende woningnood toen en de oplossingen voor de woningnood nu. In de jaren zestig, zeventig en tachtig vond op grote schaal staatsgeleide productie van woningen plaats. In de jaren negentig stagneerde de woningbouw echter. Er is sindsdien een paradox ontstaan; de welvaart is hoog, maar er zijn nog nooit zo weinig woningen gebouwd.' Het was logischer geweest als de hogere prijzen van woningen geleid hadden tot een groter aanbod, dit is in Nederland echter niet het geval. De oorzaak hiervoor kan gelegd worden bij de privatisering van de woningbouw of, volgens sommigen, de mislukte privatisering van de woningbouw. In de jaren negentig heeft de overheid het laten bouwen van huizen steeds meer uit handen gegeven. Overheidsubsidies en staatsfinancieringen werden weliswaar afgeschaft, maar de strenge regels over de wijze waarop woningen gebouwd moesten worden bleven gehandhaafd. De door de overheid beschikbaar gestelde nieuwbouwlocaties (de zogenaamde Vinex-locaties) werden door projectontwikkelaars gekocht. Zij hadden echter geen haast met het bouwen van nieuwe woningen. Aangezien er van de overheid toch niet op andere plekken gebouwd mag worden, blijft hun bouwgrond kostbaar en kunnen ze zelf bepalen wanneer ze gaan bouwen. Door deze gang van zaken zijn er de afgelopen jaren minder woningen bijgekomen en is er een groot woningtekort ontstaan.
7
Een andere belangrijke oorzaak voor deze problemen is het gebrek aan concurrentie op de woningbouwmarkt. Concurrentie is nodig om een commerciële, geprivatiseerde markt te laten werken. De verschillende spelers op de woningbouwmarkt van de jaren negentig: gemeentes, projectontwikkelaars en bouwbedrijven, waren echter te afhankelijk van elkaar en te gebonden aan de strenge regels van de overheid waardoor geen concurrentie plaats kon vinden. Volgens sommigen is dit de oorzaak van de dalende woningproductie in de jaren negentig en dus van de woningnood.^ De overheid trekt aan de ene kant haar handen af van de woningnood. Aan de andere kant probeert ze via regels toch nog een vinger in de pap te houden.
De plannen van In 't Veld Na de Tweede Wereldoorlog was er ook een woningtekort, al werd er toen anders omgegaan met de woningbouwmarkt. Joris in 't Veld (18951981), minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting van 1948 tot 1952, werd geconfronteerd met een gebrek aan circa driehonderdduizend woningen. In 't Veld, minister voor de PvdA en fanatiek plansocialist, had een meerjarenplan bedacht om dit probleem op te lossen. Elk jaar moesten er ongeveer vijftigduizend woningen gebouwd worden. Dit plan werd door de Eerste en Tweede kamer goedgekeurd en vormde de jaren daarna een leidraad voor de woningbouw.^ Het huidige ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) heeft ook meerjarenontwikkelingsprogamma's. Deze zijn echter uitgebreider dan in de jaren veertig en houden rekening met meer factoren. De plannen tellen bijvoorbeeld niet alleen de gezinnen die geen woning hebben, maar ook mensen die zelfstandig willen wonen mee in het woningtekort. In de tijd van In 't Veld kwam de daadwerkelijke productie van woningen ruim boven de planning. Dit in tegenstelling tot de afgelopen jaren waarin de productie ver achter blijft bij de planning. Het ministerie plant wel en heeft de afgelopen jaren voldoende bouwvergunningen gegeven, maar vervolgens is er geen prikkel voor de bouwbedrijven om ook daadwerkelijk te gaan bouwen. Alleen plannen lost de woningnood niet op. Dat bleek ook al in de jaren na de oorlog. Om de cijfers van het meerjarenplan te verwezenlijken was er geld nodig. De regering legde na de oorlog echter de nadruk op de wederopbouw van de industrialisatie, waardoor er voor de wederopbouw van woningen minder geld over bleef. In 't Veld had een aantal ideeën om met het weinige geld dat nog overbleef toch genoeg woningen te bouwen. Allereerst pleitte hij voor veel kleine woningen. Vooral de KVP was hier tegen omdat grote gezinnen dan geen groot genoeg huis kregen. Daarnaast wilde In 't Veld door middel van systeembouw en de bouw van duplexwoningen zijn meerjarenplannen realiseren. Dit waren 27.1
echter geen grote successen; ze bleken niet efficiënt en niet geldbesparend. Als laatste en misschien wel belangrijkste maatregel, introduceerde In 't Veld nationale en gemeentelijke leningen. Het appel van de minister aan burgerzin hield in dat burgers hun geld konden investeren in deze leningen, zodat er genoeg geld was om huizen te bouwen. De maatregelen van VROM zijn veel minder drastisch dan de maatregelen destijds. Logisch, want de woningnood was toen veel groter dan in de afgelopen jaren. De overheid ging in de jaren veertig tussen de woningmarkt en de woningbouwmarkt in staan, terwijl in de jaren negentig de overheid daar steeds meer afstand van heeft genomen. Het probleem van het woningtekort is echter blijven bestaan en VROM is daar nog steeds medeverantwoordelijk voor.
Hedendaagse oplossingen voor de woningnood De oplossingen die minister Dekker en VROM bedenken om het woningtekort op te lossen komen op sommige punten overeen met die van In 't Veld en verschillen weer op andere. Hoewel de woningbouw geprivatiseerd is, geeft de overheid wel financiële steun, vooral bij onrendabele projecten en proceskosten. Van een zwaar gesubsidieerde woningbouw zoals in de jaren veertig en vijftig is echter geen sprake. In tegenstelling tot na de oorlog heeft de overheid in de afgelopen jaren het aantal regels verminderd, toch bestaan er nog steeds een groot aantal regels die snelle bouw in de weg staan. Aan de andere kant kan een sterker overheidsingrijpen misschien ook wel het woningtekort doen slinken. In de jaren na de oorlog was sterk overheidsingrijpen onvermijdelijk en gebeurde het op grotere schaal. De woningbouwmarkt functioneert nu echter op een heel andere wijze dan destijds, waardoor ook het overheidsingrijpen anders plaats moet vinden. VROM probeert binnen de huidige situatie mee te denken over het oplossen van het woningtekort. Toen bijvoorbeeld duidelijk werd dat projectontwikkelaars teveel last hadden van overheidsregels besloot minister Dekker daar oplossingen voor te zoeken en de regels te verminderen. Ook zijn er aansporingsteams gekomen om de woningbouw te bevorderen. Binnen het beleid van de overheid staat het contact met de regio centraal. Dit is het grootste punt van overeenkomst met het volkshuisvestingsbeleid van na de oorlog. In 't Veld was namelijk een groot voorstander van de gemeentelijke autonomie. De gemeentes moesten zoveel mogelijk de woningbouw regelen en financieren. Hiervoor had de overheid een contingenteringsbeleid; dit hield in dat het bouwvolume werd verdeeld onder het aantal provincies die het verder verdeelden onder de gemeentes. In de komende jaren wil VROM iets vergelijkbaars doen. Zo 9
worden er afspraken gemaakt met provincies, kaderwet-gebieden, stedelijke regio's en gemeentes. Deze afspraken hebben betrekking op de woningbouw en gaan onder andere over de financiële steun om de realisatie van woningen te bespoedigen."* Een verschil met beleid van na de oorlog is dat de toekenning van geld nu prestatiegebonden is. In de jaren veertig was het zo dat de overheid geld in de woningbouw pompte en maar moest afwachten of deze ook daadwerkelijk gerealiseerd werd. Nu is het zo dat een deel van het geld pas gegeven wordt als men een bepaald percentage van de doelstellingen heeft gehaald. Het is moeilijk op dit moment al iets te zeggen over de effectiviteit van het huidige beleid van de overheid. Duidelijk is wel dat de overheid niet stilzit, ook al is haar rol bij het oplossen van het woningtekort kleiner in vergelijking met de naoorlogse jaren. Er is nog een opvallende overeenkomst tussen het volkshuisvestingsbeleid van de jaren veertig en nu. Tijdens en na de oorlog werd er bijna niets gedaan met de bestaande woningvoorraad. Dit kostte namelijk te veel geld. Het was veel belangrijker dat er nieuwe woningen bijkwamen dan dat de bestaande werden opgeknapt. Door de bestaande woningvoorraad goed te houden en bestaande woningen te splitsen had een deel van het woningtekort ook opgelost kunnen worden. Ook nu wordt er bijna alleen aan nieuwbouw gedaan. Veel woningen worden gesloopt zonder dat er gekeken wordt naar eventuele andere opties. De vraag is of het woningtekort niet ook deels gewoon met renovatie opgelost kan worden. Sommigen beweren dat het goedkoper is om te slopen en vervolgens nieuw te bouwen, dan om te renoveren. Bovendien heeft nieuwbouw als voordeel, dat het differentiatie in de wijken brengt. De nieuwbouwhuizen zijn namelijk grotendeels koopwoningen voor goedverdienende mensen. De vraag is of er wel genoeg sociale huurwoningen overblijven voor de minderbedeelden en of differentiatie in woonwijken wel werkelijk bereikt kan worden.5 Ook door te kijken naar de bestaande woningvoorraad kan misschien een deel van de woningnood worden opgelost. De discussie daarover vindt in ieder geval wel plaats. Na de oorlog was dit niet het geval, maar toen was daar ook minder ruimte voor. Het laatste punt van vergelijking betreft het rekening houden met conjuncturele en economische ontwikkelingen. In 't Veld bedreef conjunctuurpolitiek, hij was zo bang dat het bouwbedrijf zou instorten na een te snelle wederopbouw dat hij de woningproductie beperkte. De angst dat het bouwbedrijf in de jaren zestig geen werk meer zou hebben bleek ongegrond, maar vormde desalniettemin een belangrijke factor in het bepalen van het aantal te bouwen woningen. Vandaag de dag kan het verloop van de conjunctuur echter veel beter berekend worden. Volgens VROM loopt de woning-bouw voor op de economische cyclus doordat er vanaf 2002 weer meer bouwvergunningen zijn gegeven. Dit dwingt projectontwikkelaars ook daadwerkelijk te gaan bouwen.
27.1
1
Concluderend kunnen we zeggen dat de huidige overheid door de privatisering van de woningbouw veel minder invloed heeft op het oplossen van het woningtekort dan In 't Veld had. Ondanks dit grote verschil lijkt het huidige beleid voor het oplossen van de woningnood veel op dat van na 1948, met name als het gaat om de cruciale rol van de plaatselijke overheden. Ook wordt zowel toen als nu geprobeerd met financiële regelingen de woningbouw te stimuleren. In 't Veld loste het woningtekort op door een vanuit de overheid strak geplande woningbouw met veel kleine woningen. De huidige overheid kan, ondanks de privatisering, ook invloed uitoefenen op het oplossen van het woningtekort. Door sturing vanuit de overheid kan de concurrentie binnen de woningbouwmarkt bevorderd worden zodat de woningbouw sneller verloopt en er meer woningen komen.
Noten 1 'Privatisering van de Nederlandse woningbouw mislukt, de nieuwe woningnood', NRC Handelsblad 8 junii 2002 2 W. Herstel, De nieuwe woningnood, 19 maart 2004, zie: www.sp.nl/nieuws/200403/woningnood.shtml
3 H.T. Siraa, Een miljoen nieuwe woningen, de roi van de riji<soveifieid bij wederopbouw, voii<siiuisvesting, bouwnijvertieid en ruimteiiji<e ordening (1940 - 1963) (s Gravenhage 1989) 77 4
Woningbouw
2004
-2009,
verkorte
versie
van
de
woningbouwprognose
2004
-2009,
http://www.vrom,nl/pagina.html?id=9940 5 W. Herstel, De nieuwe woningnood, 19 maart 2004, zie: wvvw.sp.nl/nieuws/200403/woningnood.shtml
11