Artikel: ‘De band is minder’. Molukse jongeren in Nederland Auteur: Hylke de Vries Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 24.4, 23-34. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Hylke de Vries
'De band is minder' Molukse jongeren in Nederland
Treinkapingen en ongeregeldheden bij demonstraties; dat zijn de eerste dingen waar mensen aan bij een cultureel antropologisch onderzoek naar de identiteit van Molukse jongeren in Nederland . De nadruk van deze studie ligt echter op de identiteitsbeleving van Molukse jongeren in Nederland en op de symbolen die Molukse jongeren gebruikten om de grenzen van hun gemeenschap af te bakenen. In dit artikel schets ik eerst een beeld van de positie van Molukkers in Nederland, gericht op hun geschiedenis en de relatie met de Nederlandse overheid. Daarna koppel ik de identiteit van Molukkers aan theorieën over etnische groepen, waarbij ik de nadruk leg op de symbolische grenzen met andere groepen en op het gebruik van geschiedenis als machtsmiddel. Tenslotte ga ik in op de positie van 3e generatie Molukkers (in de leeftijd van 20 tot halverwege 30), waarbij ik aangeef dat de Molukse identiteit van die 3e generatie voornamelijk op twee gedachten hinkt. In 1951 werden ruim vierduizend Molukse militairen en hun gezinnen van de Molukken naar Nederland overgebracht. De mannen dienden in het Koninklijk Nederlands Indiê Leger (KNIL) en kwamen na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 in een lastige situatie. De Indonesische regering wilde de soldaten op de Indonesische eilanden demobiliseren, terwijl de soldaten zelf naar Ambon terug wilden om daar de onafhankelijkheidsstrijd van de RMS (Republik Maluku Selatan, de Republiek der Zuid-Molukken) te steunen. Hier ging de Indonesische regering niet mee akkoord en er werd in overleg met de Nederlandse overheid besloten om de militairen tijdelijk naar Nederland over te brengen. Volgens de toenmalige minister van Oorlog 's Jacob was het "de slechtst denkbare oplossing" (geciteerd in Smeets 1992:27). De Nederlandse regering dacht dat na een periode van zes maanden de Molukse militairen voldoende 'afgekoeld' zouden zijn en terug zouden willen naar Indonesië. De Molukkers daarentegen verwachtten dat de RMS-strijd succesvol zou zijn en zij terug konden keren naar een eigen zelfstandige republiek. Bij aankomst in Nederland werden zij verspreid over het land gehuisvest, meestal ver van de Nederlandse samenleving omdat het niet de bedoeling was dat ze zouden integreren. Aangezien er in Nederland in die tijd sprake was van grote woningnood, werden de Molukkers op bijzondere locaties gehuisvest. "Ongeveer de helft [van de Molukkers] werd ondergebracht in twee voormalige Duitse concentratiekampen: kamp Vught, omgedoopt in woonoord Lunetten, en kamp Westerbork, voortaan woonoord Schattenberg" (Museumkrant 3: 1). De anderen werden in leegstaande huizen, kloosters en kazernes geplaatst.
Direct na hun aankomst in Nederland werden de Molukkers ontslagen uit militaire dienst, waarover de Molukkers destijds (en nu nog steeds) verbolgen waren. Later betwijfelde de regering "of het sociaal-psychologisch verantwoord was de door de gebeurtenissen in Indonesië toch al gedesoriënteerde Molukse militairen onmiddellijk na aankomst in de voor hen vreemde omgeving hun status te ontnemen.... De daardoor geschapen leegte heeft zich later gewroken" (uit de Molukkersnota van 1978, in Smeets 1992:31-32). Deze gebeurtenissen zijn een belangrijk onderwerp in mijn onderzoek geweest; in vrijwel elk interview werd gerefereerd aan het onrecht dat de Molukkers toen is aangedaan. Toen na een aantal jaren bleek dat er geen mogelijkheid was om terug te keren, werd het beleid van isolement vervangen door een beleid van gedwongen integratie. Ook het huisvestingsbeleid werd vanaf 1959 herzien: Molukkers moesten in kleine concentraties van maximaal 50 gezinnen tussen de Nederlanders gaan wonen; dit werd een Molukse wijk genoemd. "Zo'n kleine wijk kon een tussenstap zijn tussen het beschermde leven in de woonoorden en een eigen huis tussen Nederlandse gezinnen" (Museumkrant 3:4). Dit bleek echter niet zo makkelijk omdat de Molukkers veelal bij elkaar wilden blijven wonen en omdat "de verhuizing naar woonoorden een nieuwe stap naar een permanent verblijf in Nederland" (idem) was. Dit stond een groot aantal Molukkers nog steeds tegen. Het resultaat was dat de meeste woonwijken werden gebouwd in of dichtbij gemeenten waar Molukkers al woonden en dat die wijken vaak groter werden dan de geplande 50 gezinnen. Na een aantal conflicten tussen protestantse, katholieke en islamitische Molukkers werd besloten de Molukkers langs religieuze scheidslijnen over de in totaal circa 60 wijken te verdelen. Het duurde bijzonder lang voordat alle woonoorden opgeheven en de Molukkers naar de woonwijken overgebracht waren; in 1989 zou het laatste woonoord Lunetten gesloten worden, maar na lange protesten van de bewoners werd besloten het te renoveren en te behouden. Tegenwoordig wonen lang niet alle Molukkers meer in de wijken; 20% woont in de grotere steden, 40% woont in de Molukse wijk en 40% buiten de wijk maar in de Molukkergemeenten (Veenman 1994:15). Die wijken vormen nog relatief hechte gemeenschappen, zowel in sociaal-cultureel als in religieus opzicht. Voor de jongere generaties is het echter niet meer vanzelfsprekend om in de wijken te blijven wonen; te grote sociale controle of grotere maatschappelijke kansen elders zijn de voornaamste redenen om te verhuizen. Wel is er een tendens om terug te keren naar de wijk op het moment dat ze kinderen krijgen; blijkbaar wordt dat nodig geacht voor de opvoeding. Op dit moment wonen er naar schatting 40.000 Molukkers in Nederland.
Jaren '70 tot heden In de eerste 10 tot 20 jaar van hun verblijf in Nederland waren de Molukkers over het algemeen zeer ontevreden met hun situatie. De RMSstrijd was op de Molukken geëindigd met de arrestatie en executie van hun
president Chris Soumokil. Naar aanleiding daarvan werd in Nederland een regering in ballingschap opgericht onder leiding van J. Manusama. Bovendien was de sociaal-economische positie in vergelijking tot autochtone Nederlanders slecht en vonden de Molukkers dat ze slecht behandeld werden door de overheid. De radicalisering onder Molukse jongeren in de jaren 70 was een gevolg van die slechte behandeling. Deze radicalisering uitte zich in een aantal gewelddadige acties in Nederland; tweemaal een treinkaping in Drenthe, waarbij zowel Nederlanders als Molukkers omkwamen, de bezetting van een school in Bovensmilde en een aanval op de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar. Deze acties hebben geleid tot een uiterst negatief beeld over Molukkers, tot op de dag van vandaag worden ze geassocieerd met de treinkapingen. Echter, de acties hebben, hoe pijnlijk ze ook geweest zijn, een aantal onbedoelde positieve resulaten gehad. De Nederlandse overheid realiseerde zich dat er serieus aandacht besteed moest worden aan de positie van Molukkers in Nederland en begon met een gecoördineerd beleid. In 1978 kwam de eerste Molukkersnota uit. Daarnaast besefte de Molukse gemeenschap in toenemende mate dat het verblijf in Nederland permanent zou zijn en richtte zich steeds meer op hun toekomst in Nederland. De rol van de overheid veranderde en de verhoudingen tussen de Molukkers en de Nederlandse overheid hierdoor ook. Om op een goede manier met de problemen uit het verleden om te kunnen gaan, werd besloten tot een aantal maatregelen "dat er op gericht was om de Molukse eerste generatie alsnog enige genoegdoening te geven" (Smeets 1992:53-54). Die maatregelen werden in 1986 onder de naam 'Gezamenlijke Verklaring' ingesteld en bestonden uit een herdenkingspenning en een jaarlijkse uitkering. Ook de oprichting van het Moluks Historisch Museum, bedoeld als 'levend monument', en het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers waren onderdeel van de Gezamenlijke Verklaring, zaken waar de hele Molukse gemeenschap iets aan zou hebben. Tenslotte werd er een ambitieus plan opgezet om de grote werkloosheid van Molukkers tegen te gaan: het 'Duizendbanenplan'. Aan de periode van relatieve rust die volgde na de Gezamenlijke Verklaring kwam in januari 1999 een einde toen er op de Molukken hevige rellen uitbraken, die al aan meer dan 4000 mensen het leven hebben gekost en tot een half miljoen vluchtelingen hebben geleid. Er is veel onduidelijkheid en onenigheid over de oorzaak en de schuldigen: het is deels een religieuze kwestie tussen moslim- en christelijke Molukkers, het is deels een politieke kwestie waarbij de Indonesische overheid een dubieuze rol speelt en het is deels een economische kwestie. Zeker is dat de conflicten tot een verhoogde actiebereidheid hebben geleid bij de Molukkers in Nederland, die werd omgezet in demonstraties en stille tochten, maar ook in pogingen tot aanslagen, en dat mensen meer zijn gaan nadenken over hun cultuur. Tegelijkertijd is de nadruk komen te liggen op hulp aan de Molukken in plaats van de onafhankelijkheidsstrijd van de RMS: "Het streven naar een onafhankelijke Molukse republiek, de Republik Maluku Selatan, is bij de Molukse jongeren in Nederland nu helemaal op de achtergrond gedrongen" . Aangezien het religieuze karakter van de conflicten ook de verhoudingen in Nederland beïnvloedt verdient het enige aandacht. Negentig procent van de Nederlandse Molukkers is protestant, ongeveer vijf procent is katholiek en
slechts een paar procent is islamitisch, terwijl op de Molukken de moslims in de meerderheid zijn. Het grote aantal christelijke Molukkers in Nederland is terug te voeren op het feit dat de Nederlanders in Indonesië het liefst werkten met christelijke Molukse soldaten zodat zij geen rekening hoefden te houden met andere religieuze gebruiken en gewoonten. Deze religieuze verhoudingen in Nederland zijn op dit moment een 'hot issue' in discussies op internet: christelijke en islamitische Molukkers in Nederland willen enerzijds laten zien dat zij in Nederland goed met elkaar kunnen samenleven en hopen dat dat een voorbeeld kan zijn voor de Molukkers op Ambon, anderzijds is er veel wrijving tussen de religieuze stromingen. Naast religie is de politieke oriëntatie van Molukkers ook relevant: het ideaal van de RMS is vaak een onderwerp van heftige discussies. In de loop der jaren is de betekenis van de RMS sterk veranderd: "De eerste generatie Molukkers wilde zo snel mogelijk terug naar een vrije Republiek der Zuid-Molukken. Dat ideaal hebben ze lang in stand gehouden. Nu heeft de vrije RMS voor Molukkers een verschillende betekenis. Voor sommigen betekent het het gevoel te behoren tot één volk. Voor anderen de hoop dat de Molukken ooit nog eens zelfstandig zullen worden, en voor weer anderen een strijd die actief gesteund moet worden. Er zijn ook Molukkers voor wie het RMS-ideaal niets meer betekent" (Museumkrant 4:3). Die verscheidenheid in ideeën wordt nog versterkt door religieuze factoren: het overgrote deel van de RMS-aanhangers is christelijk, terwijl de meeste islamitische Molukkers niet achter de RMS staan. Dit verklaart ook het verschil in aanhang tussen de Molukse gemeenschap in Nederland en die op de Molukken. Religie en politiek zijn tevens sterk met elkaar verbonden; een duidelijk voorbeeld hiervan is de invloedrijke dominee Metiarij, die jarenlang aan het hoofd van de Badan Persuatan heeft gestaan. Die vermenging van religie en politiek heeft onder andere in de periode van de woonoorden tot hevige conflicten geleid. Zo zijn de islamitische Molukkers na verloop van tijd in aparte kampen gehuisvest omdat zij niet overweg konden met christelijke Molukkers.
Symbolen en geschiedenis Om meer te begrijpen van het belang van de geschiedenis bij de afbakening van de Molukse gemeenschap, moeten we eerst meer weten over de manieren waarop een gemeenschap zich probeert te onderscheiden van andere gemeenschappen. Dit kan men doen aan de hand van "The Symbolic Construction of Community" van A.R Cohen (1995[1985]). Cohen betoogt dat mensen betekenis geven aan hun gemeenschap door middel van symbolen. Hoewel er overeenstemming is over de vorm van deze symbolen (bijvoorbeeld de nationale vlag of de vredesduif) bestaan er veel verschillende opvattingen over de betekenis of inhoud van die symbolen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn twee geliefden die tegen elkaar zeggen dat ze van elkaar houden. Alhoewel liefde een uitermate complex
begrip is, hebben ze geen behoefte om met elkaar in discussie te gaan over wat ze bedoelen met 'houden van'. Doen ze dat wel dan is de kans groot dat ze daar heel verschillend over denken en er ruzie over krijgen. 'Symbols are effective because they are imprecise' (Cohen 1995[1985]:21): de betekenis (inhoud) van een symbool is subjectief en voor interpretatie vatbaar, maar de vorm van dat symbool wordt wel door mensen gedeeld. Die vorm van een symbool maakt dat mensen zich met elkaar verbonden voelen; hier worden gemeenschappen door gevormd: "it is the very ambiguity of symbols which makes them so effective as boundary markers of community" (Cohen 1995[I985]: 55). Deze 'boundary markers' zijn, zoals de naam al zegt, symbolen waardoor groepen zich van elkaar onderscheiden. Maar mensen gebruiken die boundary markers ook om zichzelf tot een bepaalde groep te rekenen; bij de Molukkers zijn de taal, politiek (RMS), het wonen in een Molukse wijk en bepaalde onderdelen van de cultuur de belangrijkste criteria. Cohen probeert hiermee een antwoord te geven op de vraag of mensen handelen op basis van individuele of collectieve motieven; anders gezegd, of verbeelding collectief kan zijn of niet. "The 'community', in this regard, is a cluster of symbolic and ideological map references with which the individual is socially oriented" (Cohen 1995 [ 1985] :57). Deze 'oriëntatiemiddelen' zijn ook van toepassing op groepen: "So if the individuals refer to their cognitive maps to orient themselves in interaction, the same is true also of collectivities. The maps are part of their cultural store, accumulated over generations and, thus, heavily scented by the past" (Cohen 1995[1985]:101). Dat die 'maps' veranderen in de loop der tijd heeft te maken met het opvolgen van de generaties, ook bij de Molukkers: "Een belangrijk onderdeel van de interne ontwikkelingen is de opvolging van generaties. Elke nieuwe generatie bouwt, als gevolg van een langer verblijf in Nederland, andere relaties op met de Nederlandse omgeving en met de Molukken. De generatie-opvolging heeft daarom ook implicaties voor de manier waarop de ontwikkelingen in de maatschappelijke positie en de relatie met de Molukken moeten worden bekeken. Het ontstaan van een nieuwe generatie moet hierbij worden gezien als een potentieel breekpunt (een moment waarop de positie of relatie fundamenteel kan veranderen). Een volgende implicatie geldt de overdracht van het gedachtegoed. Mede vanwege de veranderende posities kunnen de interpretaties van ideologische uitgangspunten per generatie sterk verschillen, terwijl de gebruikte symbolen gelijk kunnen blijven" (Steijlen 1996:2930). Een van die breekpunten vond plaats aan het eind van de jaren '70, toen er een heroriëntatie plaatsvond van het RMS-ideaal. De tweede generatie richtte zich toen meer en meer op de positie in Nederland in plaats van terugkeer naar de Molukken. De proclamatie van de RMS en de rol van de Nederlandse overheid bij hun aankomst en de eerste verblijfsperiode in Nederland zijn thema's die vaak terugkwamen in mijn interviews met Molukkers. Die grote nadruk op het verleden is een reden om naast Cohen ook Scott's "Weapons of the Weak" (1985) te introduceren.
m
Het gebruik van verhalen uit het verleden is, naast een middel om de grenzen van een etnische groep af te bakenen, een manier om het ongenoegen over een bepaalde situatie te uiten. Vanuit dit perspectief is het een uiterst toegankelijk machtsmiddel, want iedereen kan een verhaal vertellen en zijn of haar versie van de geschiedenis gebruiken om op die manier 'verzet' te plegen. Dit is wat Scott betoogt: "It is a struggle over facts and their meaning, over what has happened and who is to blame, over how the present situation is to be defined and interpreted.... The point of such histories is not to produce a balanced or neutral assessment of the decade but rather to advance a claim, to levy praise and blame, and to justify or condemn the existing state of affairs" (Scott 1985:178). Het gaat hierbij om zinvol of betekenisvol handelen, en niet zozeer om het effect daarvan. "Having lived through this history, every villager is entitled, indeed required, something of a historian - a historian with an axe to grind" (idem). Bij de Molukse bevolkingsgroep hebben de verhalen uit het verleden een belangrijke rol gespeeld bij het construeren van hun identiteit: het verhaal van de ex-KNIL-militairen is sinds lange tijd een machtsmiddel van de Molukse gemeenschap. Dit is hun roep om rechtvaardigheid en de eis voor erkenning van de Nederlandse regering. Natuurlijk is het gebruik van geschiedenis uiterst selectief; mensen refereren alleen aan de gebeurtenissen die hen het beste uitkomen; "That they do not dwell upon other, less favorable, features of the old order is hardly surprising, for those features do not contribute to the argument they wish to make today" (Scott 1985:179). Voor de Molukkers is dit de periode waarin hen het meeste onrecht is aangedaan: de aankomst in Nederland, hun onvrijwillige ontslag uit het leger direct daarna en de slechte huisvesting. Ten tijde van de onlusten op de Molukken werd continu gewezen op de historische band van Nederland met de Molukken en de hiermee gepaard gaande verplichting van Nederland om iets aan de situatie daar te doen. Er bestaat niet altijd overeenstemming over de verhalen over het verleden. Verschillende groepen Molukkers gebruiken verschillende onderdelen van de geschiedenis. Zo zal de ene groep of persoon meer aandacht schenken aan de RMS om zo tot een uniform verhaal te komen en zal de andere groep de periode voor de migratie naar Nederland centraal stellen. Op die manier ontstaan er andere verhalen en geschiedenissen, die elk ook weer, hetzij expliciet dan wel impliciet, tot andere 'sub'groepen kunnen leiden. Dit toont aan dat het construeren van die verhalen ook op een andere wijze met macht te maken heeft, aangezien het tot in- en uitsluiting kan leiden. De toegankelijkheid van de verhalen over het verleden wordt versterkt doordat de Molukse cultuur relatief weinig geschreven bronnen kent en dus grotendeels mondeling is: iedereen kan in principe zijn of haar versie van de geschiedenis uiteenzetten. Een groot deel van de Molukkers van de derde generatie en sommigen van de tweede zijn niet of nauwelijks bekend met het leven op de Molukken, ze zijn in Nederland geboren en opgegroeid en kunnen dus niet zeggen dat het voor hen vroeger beter was. Sommige Molukkers beseffen ook dat het leven in Nederland hen meer kansen biedt. Toch wordt er
continu aan dat verleden gerefereerd. Dit heeft wellicht te maken met de opvoedkundige rol van de grootouders en het feit dat Molukkers lang bij elkaar in de wijken hebben gewoond. Deze zaken zijn sterk met elkaar verbonden. De sociale controle in de wijken ging voornamelijk uit van de eerste generatie Molukkers, die een grote rol hadden bij de opvoeding van de jongeren. De verhalen over het verleden van de KNIL-militairen werden veelvuldig doorgegeven aan de jongeren; en nu is dat, zowel binnen als buiten de wijken, nog steeds het geval: "Als je kijkt wat de Molukkers voor Nederland hebben gedaan hier. Onze opa's, 350 jaar voor de Nederlanders gediend" (Bas) . Een ander bevestigt dit idee, maar levert tegelijkertijd commentaar: "En dat zie je nu ook bij de jongeren, die eisen nu excuses voor de koloniale periode. Dan leef je toch in het verleden? Los van het feit datje als 3e generatie zijnde, iets van de regering mag eisen, als er al iemand iets mag eisen dan is het de Ie generatie wel. Maar de kleinkinderen daarvan hebben dat recht niet. Want hun zeggen ook van 'wij zijn slecht behandeld', maar hun opa's zijn slecht behandeld" (Gijs). Ook bij dit thema zijn er Molukkers die zich beseffen dat het op deze manier niet werkt: "De toekomst zou niet enkel op het leed van je ouders gebaseerd mogen zijn" (Nicole).
Molukse jongeren Molukkers menen dat zij een hechte gemeenschap vormen, hechter dan Nederlanders en ook hechter dan andere minderheidsgroeperingen in Nederland. Dit komt deels doordat de meeste Molukkers in woonwijken bij elkaar hebben gewoond en deels door pela en de adat-istiadat . Aan die hechtheid wordt vaak gerefereerd, niet alleen in de media, maar ook in interviews. Hierbij is het niet zo interessant of de Molukkers daadwerkelijk een hechte gemeenschap zijn, maar wat de ideeën daarover zijn en hoe die ideeën veranderd zijn in de afgelopen jaren. Uit mijn onderzoek bleek dat de waardering voor de Molukse gemeenschap sterk gedaald is in de afgelopen periode. De meeste Molukkers waren vrij pessimistisch: Er zijn veel verhalen over hoe mooi de Molukse gemeenschap is, en hoe hecht de Molukse gemeenschap in Nederland is. Tuurlijk is het logisch dat heel veel mensen dat naar buiten willen brengen. Maar volgens mij is dat puur een gewoonte omdat de Nederlanders vroeger dachten dat donkere, zwarte mensen altijd meer eensgezindheid onderling hebben, niet alleen Molukkers. Dat hebben we aangenomen. Als je de inhoud bekijkt, klopt er heel weinig van. Daar moet ik eerlijk in zijn, en daar ben ik ook teleurgesteld in. Maar als ik dat naar voren breng is er gelijk bonje, en dat heeft weer te maken met trots: zulke dingen kunnen niet gebeuren in onze gemeenschap" (Gerrit). En de Nederlandse echtgenoot van een Molukse: "De Molukkers hebben zelf altijd graag naar buiten gebracht dat het een homogene groep is, dus de algemene gedachte bij de Nederlanders is dat ze homogeen zijn. En nou weetje het zelf een beetje, het is helemaal geen homogene groep. Het stikt de moord van de groepjes binnen de hele groep. Alleen naar buiten toe blij-
ven ze volhouden dat ze een homogene groep zijn" (Gijs). Deze uitspraken zijn interessant omdat hier duidelijk wordt dat betrokkenen in de Molukse gemeenschap zien dat een gemeenschap meerdere 'gezichten' heeft, zowel naar buiten toe als naar binnen. En het belang van een heldere grens wordt hier ook duidelijk: "the boundary ... is the community's public face" (Cohen 1985:74). Overigens was de echtgenote (Simone) van Gijs niet blij met zijn uitspraken, ze vond dat hij de gemeenschap zwart maakte; Gijs: "Als je een wijk hebt met 2000 mensen dan loop je dagelijks bij elkaar naar binnen, maar woon je 15 kilometer verderop, dan kom je misschien 1 keer in de week, of minder. Alleen naar buiten toe zelf blijven ze fel, als een Nederlander zou vragen of Molukkers een hechte gemeenschap zijn, zouden ze allemaal positief antwoorden. Terwijl ze dondersgoed weten dat het niet zo is, ... Simone: nou hoefje niet de vuile was buiten te hangen. Gijs: nee, ik hoef geen vuile was buiten te hangen. Maar het gaat erom dat er bepaalde misverstanden zijn over de Molukse gemeenschap, en Molukkers houden dat graag in stand. Bepaalde vaste antwoorden, die blijf je krijgen, ook van de 3e generatie, en nu zelfs al van de 4e generatie". Ook op het forum van DLM waren soortgelijke meningen te lezen: "Hoe belangrijk is een gemeenschap? Waarom wordt binnen de gemeenschap de sfeer steeds minder? Onderlinge respect is ver te zoeken, zowel onder de ouderen als onder de jongeren".... "Omgaan met geschillen zijn wij geloof ik niet zo sterk in. Als er iets aan de hand is lijkt het wel of er een eeuwige vete ontstaat" (anoniem). Die 'eeuwige vete' heeft ook z'n weerslag op de opvoeding. Gijs zegt dat de ruzies ook worden overgedragen van de ouders op de kinderen: "Binnen de Molukse gemeenschap, door de veelheid aan partijtjes, is een partner nooit goed. Want die z'n vader heeft nog met mijn opa ruzie gehad, en dan heb je nog de pela. Zo zijn je huwelijkspartners snel op, en dan trouwen ze maar met een Nederlander. Voor een hoop is het ook wat makkelijker, door de enorme verwevenheid die er was, die is nu wat minder maar dat is nog altijd meer dan bij de Nederlanders. Als je met iemand trouwde kreeg je de ruzies erbij. En dat is nog steeds zo". Deze mate van conflicten hangt ook af van de huisvesting: mensen die de sociale controle van de wijken niet meer aankunnen, verhuizen naar elders en ontwijken daarmee de conflicten. De opvattingen over de hechtheid van de gemeenschap worden mede bepaald door de omgeving waar mensen zich in bevinden. Gerrit bijvoorbeeld heeft contact met zowel islamitische als met christelijke Molukkers en merkt daarbij de verschillen en mogelijke spanningen: "Ik heb het met mijn christelijke vrienden nog nooit over mijn idealen [politiek] gehad". Een andere Molukse had alleen contact met christelijke Molukkers, wat haar visie op de politiek bepaalde: "de RMS is vooral van en voor christenen, maar het is er ook voor islamieten. Omdat ikzelf christelijk ben weet ik niet wat er bij de islamieten leeft, ik weet ook niet of het daar even sterk
speelt"(Yvonne). Mijn vermoeden is dat Molukkers die zich bewust zijn van de variaties minder positief over de Molukse gemeenschap zijn. Deze mensen zien in dat de variaties vaak tot conflicten kunnen leiden. In het verleden zijn die conflicten er ook geweest, bijvoorbeeld over religie of het naleven van de adat en pela. Soms waren er ook ruzies tussen Molukse wijken waarbij politieke verschillen de oorzaak van ruzies waren. John Wattilete zegt over de Molukse gemeenschap: "Molukkers maken ontzettend veel ruzie, maar op momenten dat het echt moet, is die solidariteit groot. We hebben heel veel kerken, maar ze zitten toch allemaal bij elkaar. De schisma's zijn niet ideologisch of dogmatisch. Het gaat om Jantje die ruzie heeft met Pietje" (Parool, 21 oktober 2000). De Nederlandse samenleving en de huidige tijdsgeest worden vaak aangegeven als oorzaken van de veranderingen van de Molukse gemeenschap in de afgelopen twintig jaar. "Adat en pela verwatert ook omdat je een aantal aspecten daarvan hier niet naar voren kan brengen, de omstandigheden zijn anders, dat schept andere situaties, en eigenlijk zou je daar op in moeten spelen, maar niet iedereen kan dat" (Francis). "Vandaag de dag is de band minder, en dat heeft veel te maken met de tijd waarin we nu leven" (Bert). "Een deel van de derde generatie spreekt al geen Moluks-Maleis meer, of alleen mondjesmaat" (Simone). Het opmerkelijke hierbij is dat diezelfde mensen ervoor kiezen om in de Nederlandse samenleving te integreren: "Het is zo anders in Nederland, zeker als jongere, je bent hier opgegroeid. Economisch is het ook anders, dat gebied loopt echt achter. Ik denk dat het heel moeilijk zou zijn voor mij om daar te wonen, om daar m'n draai te vinden. Hier heb je gewoon meer kansen" (Yvonne). Dit wijst erop dat jongeren hun sociaal-economische ontwikkeling in Nederland belangrijker vinden dan het eventuele gemis aan culturele 'bagage'. Diverse informanten wezen op het belang van de goede reputatie van de Molukse gemeenschap in Nederland: christelijke en islamitische Molukkers in Nederland gaan over het algemeen goed met elkaar om en men wil de mensen op de Molukken laten zien dat de Molukse cultuur voldoende is om de mensen bij elkaar te houden. Dit leidt er soms toe dat het beeld over de Molukse gemeenschap enigszins gemanipuleerd wordt. Elke gemeenschap of etnische groep is onderverdeeld in kleinere groepen, ook de Molukse. Hoe komt het dat de Molukkers die onderlinge verschillen lijken te willen ontkennen en zich naar buiten toe zo 'krampachtig' presenteren als een hechte gemeenschap? Naar mijn mening zijn daar twee redenen voor. Ten eerste omdat ze een minderheid zijn en de behoefte hebben om zich te onderscheiden van andere minderheidsgroeperingen. Ze behoren niet tot de grote minderheidsgroeperingen maar menen wel een speciale relatie te hebben met de Nederlandse overheid. Hun speciale status willen ze behouden en ze zoeken naar, al dan niet symbolische, middelen om deze te ondersteunen. Daarbij refereren ze aan het verleden en de plicht van de Nederlanders om hen te steunen. Hierbij wordt vaak een beperkt en a-historisch beeld van de gemeenschap geschetst, waarbij geen of nauwelijks aandacht besteed wordt aan veranderingen die de gemeenschap ondergaan heeft. Een ander instrument om de speciale status te behouden is de adat: die wordt gebruikt om de hechtheid van de gemeenschap te benadrukken en daarmee de (symbolische) afstand tot andere gemeenschappen te vergroten. De adat en de geschiedenis worden hierin gezien als duidelijke, aan-
wijsbare erfstukken van hun cultuur. Ten tweede willen Molukkers hun onderlinge diversiteit tijdelijk naar de achtergrond verwijzen omdat ze op dit moment vinden dat ze gezamenlijk de onlusten op de Molukken moeten oplossen. De onlusten hebben een aantal Molukkers echter doen beseffen dat het leven daar heel anders is en dat de gemeenschap in Nederland zich in de afgelopen 50 jaar anders ontwikkeld heeft. Hoewel ik in dit artikel niet alle aspecten van de Molukse gemeenschap heb kunnen belichten, is het hopelijk duidelijk geworden hoe de Molukse gemeenschap haar grenzen bepaalt en wat de rol van geschiedenis daarbij kan zijn. De identiteit van de derde generatie Molukkers leunt in feite op twee delen: ze belijden hun Molukse identiteit op een vrij symbolische manier, terwijl zij in hun gedrag meer Nederlands zijn dan ze waarschijnlijk durven te erkennen en dat veel van hen hun toekomst in Nederland zien. Dit is geen pleidooi voor het terug gaan naar de Molukse 'roots', in zoverre dat al mogelijk is, maar het geeft aan dat de verschillende aspecten van de Molukse identiteit in de loop der tijd veranderd zijn.
Noten 1 Dit artikel is gebaseerd op onderzoek dat ik tussen april 1999 en oktober 2000 heb verhcht voor mijn doctoraalscriptie Culturele Antropologie. Voor het onderzoek heb ik in totaal 20 personen gesproken, waarbij ik hen voornamelijk heb gevraagd naar de beleving van hun Molukse identiteit 2 Aldus de woordvoerders van de jongerenorganisatie van de RMS, geciteerd in het Brabants Dagblad van 10 januari 2001 3 De eenheidsorganisatie van het Zuid-molukse Volk. 4 Met de 350 jaar wordt de periode vanaf de VOC tot aan het heden bedoeld. 5 "De adat-istiadat kan beschouwd worden als het geheel van de Molukse zeden, gewoonten, rechten en plichten dat van generatie op generatie mondeling overgedragen is. Het pela en bongsosysteem zijn onderdelen van de adat-istiadat" (Rinsampessy 1992:279). Pela is volgens dezelfde auteur (1992:282) "een systeem van verwantschapsrelaties in de Centrale Molukken gebaseerd op vriendschapsbanden, stamverwantschappen of een eed van bloedbroederschap". Bartels (1990:24) beschrijft de adat-istiadat ongeveer hetzelfde: "zowel de ongeschreven wetten die de traditionele sociale betrekkingen beheersen, als het totaal van alle zeden, gewoonten, tradities en overleveringen." Swvnv.dlm.org is een website voor Molukkers, DLM staat voor 'Djangan Lupa Maluku', Vergeet de Molukken niet.
Literatuur Bartels, Dieter Ambon is op Schiphol, deel 1 en 2. Leiden, COMTen Inspraakorgaan Welzijn Molukkers, 1990 Cohen, A.P. The Symbolic Construction of Community. London, Routledge, 1995, [1985] Rinsampessy, Ellas Saudara bersaudara: Molukse identiteit in processen van cultuurverandering. Assen, Van Gorcum, 1992. Scott, James C. Weapons of the Weak: Everyday Forms of Peasant Resistance. New Haven and London, Yale University Press, 1985. Smeets.lHenk Molukkers in Nederland. Utrecht, Moluks Historisch Museum, 1992. Smeets, Henk & Justus Veenman Steeds meer 'thuis' in Nederland. Tien jaar ontwikkelingen in de Molukse gemeenschap. In Vermeulen, Hans & Justus Veenman: Het democratisch ongeduld: de emancipatie en integratie van zes doelgroepen van het minderhedenbeleid. Amsterdam, Het Spinhuis, 1994. Steijlen, Fridus RMS: Van Ideaal tot Symbool. Moluks Nationalisme in Nederland, 1951-1994. Amsterdam, Het Spinhuis, 1996. Veenman, Justus (red.) De sociale integratie van Molukkers in Nederland. Rotterdam, Koninklijke Vermande, 1994. Enkele edities van de Museumkrant van het Moluks Historisch Museum, jaartal onbekend.
^9