Artikel: Wat nekte de onderzeeboot? Auteur: Gilmar Tjabringa Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 35.1, 42-49. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: In Navalisme nekt onderzeeboot Jaap Anten argues that Dutch advanced tactics in submarine warfare might have contributed to a different outcome in the Battle of the Java Sea in 1942. This extensive book provides military historians with a comprehensive reference work on maritime strategy in the interwar period. However, in this critical review Gilmar Tjabringa contests the validity of the argument Anten makes against two of the leading Dutch maritime strategists of the period. Tjabringa contends that passing judgement on individual actors is a delicate matter. The military historian should heed himself from doing so without an extensive understanding of the difficulties concerning wartime decision-making. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Wat nekte de onderzeeboot? Recensieartikel
Jaap Anten, Navalisme nekt onderzeeboot. De invloed van buitenlandse zeestrategieën op de Nederlandse zeestrategie voor de defensie van NederlandsIndië, 1912-1942; Amsterdam University Press, Amsterdam, 2011; isbn 9789052603780; hardcover; 817 pagina’s; 55,00 euro.
Gilmar Tjabringa Voor het keuzevak ‘de defensie van Nederlands-Indië, 1900-1942’ aan de uva werd een publicatie in Skript uitgeloofd voor het beste recensieartikel van het handboek van Jaap Anten, Navalisme nekt onderzeeboot. Gilmar Tjabringa kwam als beste uit de bus. Tjabringa neemt de aanloop naar de Slag in de Javazee zoals beschreven door Anten onder de loep en komt tot de conclusie dat de auteur teveel gewicht legt bij de naderhand foutief gebleken keuzes en strategieën van historische actoren, een hardnekkige ziekte binnen de (militaire) geschiedschrijving. In februari 1942 was de Japanse invasie van Nederlands-Indië in volle gang, na Borneo en Sumatra werd het offensief op Java geopend. Een geallieerde slagvloot onder leiding van Karel Doorman had tot opdracht de Japanse invasievloot, die koers had gezet naar het hoofdeiland van de Indische archipel, af te weren. Op 27 februari bezorgde de Japanse marine in de Slag in de Javazee deze slagvloot een verpletterende nederlaag. Een dag later landden de eerste Japanse troepen op Java. Hoewel de slag reeds breed uitgemeten is in de militaire historische literatuur, toont Jaap Anten in Navalisme nekt onderzeeboot dat het laatste woord over de zeeslag nog niet geschreven is. Dit omvangrijke boek beslaat niet alleen de Slag in de Javazee zelf, maar ook de verschillende Nederlandse zeestrategieën die in de dertig jaar aan deze slag vooraf zijn gegaan. Met dit werk schaart Anten zich in een lange lijn van critici en historici die de Slag in de Javazee niet willen zien als een slag die op voorhand al verloren was.1 De auteur verbindt de slag aan een lange aanloop van foutief marinebeleid en tekortkomingen in de structuur van de Nederlandse krijgsmacht. Anten sluit zijn betoog af met een onheilspellend omen: er is geen garantie dat marineofficieren van deze en volgende generaties niet in dezelfde valkuilen stappen als hun voorgangers. Slechts het trekken van de juiste lessen uit het verleden kan ons daarvoor hoeden. Alleen al om die reden verdient deze monografie een grondige bestudering. In deze kritische analyse zal ik eerst de hoofdgedachte van Navalisme nekt onderzeeboot behandelen. Anten betoogt in zijn boek een causale relatie tussen de Nederlandse marinestrategie en het lot van de onderzeeboot. Ik zal mij wenden tot zijn omvangrijke bespreking van buitenlandse zeestrategieën, die volgens hem van invloed zijn geweest op de Nederlandse maritieme strategie. Anten
42 35.1.indd 42
19-3-2013 11:44:02
blijkt daarnaast niet zozeer het navalisme, maar de strategen verantwoordelijk te houden voor de teloorgang van de onderzeeboot. Om deze reden zal ik tevens aandacht schenken aan twee prominente marinestrategen uit het interbellum, genaamd Johannes Furstner en Conrad Helfrich. Tot slot zal ik stilstaan bij de vraag of Antens keuze om het boek een betogend karakter te geven verantwoord is.
Het Nederlandse navalisme
De titel van het werk omvat de hoofdgedachte van het boek: het navalisme heeft de onderzeeboot de nek omgedraaid. De onderzeeboot refereert hier niet alleen naar het type schip, maar ook naar de vooruitgang die gemaakt was op het gebied van tactische manoeuvres. Het navalisme is een begrip dat verklaring behoeft en het zwaartepunt van Antens betoog ligt dan ook in de plaatsing van dit begrip in de maritieme strategie van de Koninklijke Marine. Het navalisme laat zich volgens de auteur omschrijven als ‘een (politieke) ideologie die maritieme expansie als noodzakelijk ziet voor het voortbestaan van een mogendheid.’2 De toewijding waarmee Anten zich op het onderwerp heeft gestort verklaart de omvang van het werk, maar deze wordt daardoor niet gerechtvaardigd. In de 817 pagina’s die Anten nodig heeft voor zijn betoog, snijdt hij een zeer breed spectrum aan militaire en technische onderwerpen aan. Het boek leent zich als een heus naslagwerk voor historici die zich bezigen met zeestrategieën. Desalniettemin is het werk niet erg toegankelijk. Enerzijds zal het voor een lezer die niet beschikt over maritieme kennis vaak onduidelijk zijn hoe de uitgebreide toelichtingen over de verschillende scheepstypen bijdragen aan het betoog van de auteur. Anderzijds zal de geïnformeerde lezer door het ontbreken van een duidelijke structuur in het betoog menig moment de draad kwijt raken. Het boek is hierdoor in een spagaat verzeild geraakt: voor de leek is het te specialistisch en voor de specialist te langdradig. ������������������������������������������������������������������������������ In de eerste drie hoofdstukken bespreekt Anten verschillende buitenlandse zeestrategieën die vanaf het midden van de negentiende eeuw de ontwikkeling van de Nederlandse strategie beïnvloedden. Hij behandelt deze strategieën uitgebreid om de specifieke variant van het navalisme in Nederland te verklaren en koppelt het navalisme in Nederland aan wat de Duitse-Amerikaanse strateeg Herbert Rosinski ‘de anarchie op zee’ heeft genoemd: het voorkomen dat één mogendheid zou overheersen op de wereldzeeën.3 Om dit streven te bewerkstelligen werd het zogenaamde z-plan van de Duitse admiraal Raeder gevolgd, waarmee een vloot in twee kernen werd opgedeeld. De ene kern bestond uit snelle kleinere kruisers die vijandelijke konvooien konden aanvallen en zich snel konden terugtrekken: de kruiservloot. De andere kern was de ‘slagvloot’, die bestond uit zwaarbewapende slagschepen. Het idee was dat de kruiservloot door zijn snelle verplaatsing een continue dreiging vormde voor de vijandelijke handelskonvooien en hiermee de verbindingsroutes kon lamleggen. Handelsschepen van vijandige naties dienden nu te worden beschermd, wat ten koste moest gaan van de slagkracht van de vijand. Het beoogde resultaat was een ongestructureerde zeestrijd waarin de grotere vloot geen voordeel meer had ten opzichte van de kleinere.
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 43
43 19-3-2013 11:44:02
In 1939 werd in Nederland, geïnspireerd door dit idee, het Slagkruiserplan geïntroduceerd. De gedachte dat een twee- of drietal Nederlandse slagkruisers de Japanse militaire zeeroutes lam zou kunnen leggen op dezelfde wijze als het Duitse z-plan vormde de kern van dit plan. Dit idee is door Anten bestempeld als het ‘anarchistisch navalisme’.4 Deze wijze van oorlogvoering degradeerde de onderzeeboot tot een gelegenheidswapen dat slechts zou worden ingezet bij een aanval tegen kruisers.5 De waarde van het Slagkruiserplan schat Anten in aan de hand van de inzichten van Rosinski. Die wees erop dat het Duitse z-plan niet het gewenste effect had op de vijand en daarom ernstig tekortschoot. In tegenstelling tot wat verwacht werd schikte de grotere vloot zich niet in de anarchie.6 Ondanks de getoonde tekortkomingen in het Slagkruiserplan blijven twee kwesties in het boek onbeantwoord. Ten eerste is het onduidelijk in hoeverre het navalisme verantwoordelijk is geweest voor de degradatie van de onderzeeboot. Het Duitse z-plan werd door Rosinski namelijk niet met het navalisme verbonden. Anten stelt dat Rosinski het begrip navalisme niet gebruikt, ‘aangezien dit zelden werd gebruikt.’7 Deze redenering wordt door de auteur verder niet toegelicht. Ten tweede is het niet mogelijk om aan de degradatie van de onderzeeboot een normatief oordeel te verbinden. Anten vermeldt namelijk dat Rosinski voor de Tweede Wereldoorlog niet in contact is geweest met Nederlandse marineofficieren. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat men in Nederland op de hoogte was van Rosinski’s analyse.8 In 1939, zonder de inzichten die (deels achteraf) verkregen zijn, was de keuze voor een kruiser dus net zo aannemelijk als die voor de onderzeeboot.
De maritieme strategen
Centraal binnen het betoog van Anten is het idee dat politieke en militaire ideologieën hun gelding kunnen vinden op elk niveau van het militaire handelen. Vanaf het vierde hoofdstuk nemen individuele actoren de hoofdrol in het boek over en worden zij door Anten op posities gezet waarin zij de geschiedenis hadden kunnen sturen. Het is dan ook niet zozeer het navalisme dat de onderzeeboot voor Anten nekt, maar eerder de maritieme strategen die het navalisme toepassen. Twee mannen moeten het bij de auteur het meest ontgelden: Johannes Theodorus Furstner en Conrad Emile Lambert Helfrich. De toepassing van de great man theory, die ons een alternatieve loop met een alternatieve uitkomst wil presenteren, is een terugkerend fenomeen binnen de geschiedschrijving.9 Terugkijkend op de Slag in de Javazee blijft de vraag namelijk liggen of een andere strateeg in dezelfde situatie anders zou hebben gehandeld. Wellicht had de slag gewonnen kunnen worden als de onderzeeboot wel een centrale positie binnen het plan had gekregen. De focus op het handelen van individuele actoren is weliswaar een legitieme keuze, maar vergt een multidisciplinaire toepassing van theorie. De focus van Anten op de invloed van historische actoren op het marinebeleid vraagt daarom om een nadere bestudering.
44 35.1.indd 44
19-3-2013 11:44:02
Johannes Theodorus Furstner
Anten zet Furstners werkzaamheden ten behoeve van de commissie-Gooszen waarin hij de onderzeeboot verdedigde af tegen zijn latere directeurschap van de Hoogere Marine Krijgsschool, waar hij het opnam voor de kruiser. Met enig cynisme merkt hij een kentering op in Furstners standpunt ten opzichte van de onderzeeboot. Een verklaring voor het contrast tussen de kracht van zijn verdediging ervan als leerling van luitenant-ter-zee der 1e klasse A. van Hengel enerzijds en zijn betoog voor de kruiser een decennium later als directeur anderzijds, zoekt Anten in de politieke en militaire ambities van Furstner.10 Het ontbreekt dit oordeel aan nuance. Als maritiem strateeg stond Furstner een loopbaan te wachten die zich liet kenmerken door een hoog theoretisch gehalte. Als leraar aan de Hoogere Marine Krijgsschool raakte hij betrokken bij de werkzaamheden van de eerdergenoemde commissie-Gooszen die de opdracht had een ‘minimumvloot’ te ontwerpen. In het kader van grote bezuinigingen op het militaire budget moest een zo goedkoop mogelijke vloot worden gerealiseerd, die nog wel de Indische archipel kon verdedigen. Onder leiding van Van Hengel hielp Furstner in 1921 bij de uitwerking van de marinestrategie met betrekking tot de verdediging van Nederlands-Indië tegen het grootste potentiële gevaar: een Japanse invasievloot die bestemd was voor Java.11 Zijn verdediging van de onderzeeboot als kern van de vloot was sterk onderbouwd en vond publicatie in het Marineblad. 12 Anten concludeert onterecht uit het bovengenoemde dat Furstner een betoog voor de onderzeeboot afstak uit opportunisme. De auteur houdt te weinig rekening met de verscheidenheid van factoren die meegewogen hebben in het handelen van de strateeg. Enerzijds ondersteunde de militaire structuur niet dat Furstner een afwijkend standpunt van het gekozen beleid hanteerde. Dit zou in strijd zijn met de unity of effort, wat inhoudt dat militair personeel zich unaniem achter het gekozen beleid dient te scharen die binnen de bevelsstructuur van de krijgsmacht centraal staat.13 Hoewel dit begrip voornamelijk binnen operationele krijgsmachtsonderdelen wordt toegepast, is het denkbaar dat dit ook binnen een door staf ondersteund onderdeel weerklank vond. Anderzijds is het mogelijk dat Furstners analyse van de onderzeebootoorlog onderhevig is aan groupthink. Dit in 1972 door Irving Janis gelanceerde begrip tracht de kenmerken van besluitvorming in een groep in een theoretisch kader te vatten. Een karakteristieke eigenschap van groupthink is dat, ongeacht de bekwaamheid van de leden van de groep, de kwaliteit van de besluitvorming afneemt. Dit heeft onder andere te maken met de natuurlijke neiging om harmonie en cohesie de prioriteit te geven boven een kritisch analytische houding. Daarnaast kan een dominant figuur binnen de groep, zoals een meerdere, zelfcensuur bij anderen tot gevolg hebben.14 Als directeur van de Hoogere Marine Krijgsschool voerde Furstner, aldus Anten, een strak regime. Tegenspraak werd niet geduld en het hele instituut kwam in het teken te staan van de verdediging van de kruiser. Furstner wist zijn stempel zo krachtig op het geheel te drukken, dat de school als de School van Furstner bekend is komen te staan. Zo stelt Anten dat deze ‘indoctrinatie’15 zelfs het be-
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 45
45 19-3-2013 11:44:02
oordelingsvermogen van onderzeebootcommandanten zoals Bussemaker en Van Waning heeft beïnvloed.16 Ook zou Furstner de school gebruikt hebben om een persoonlijke staf te creëren door zich te distantiëren van de operationele expertise uit Indië en die als het ware ‘weg te drukken’.17 Wederom ontbreekt het de auteur aan de nodige nuance. Hoewel Furstner als een autoritaire man beschouwd werd die ‘ondanks een grote intelligentie, gebrek aan inlevingsvermogen in gedachten en gevoelens van anderen’18 toonde, stelt de maritiem historicus Bosscher dat de School van Furstner deze naam droeg vanwege de volgelingen en medestanders die Furstner verwierf, niet vanwege het stramien of schrikbewind dat de directeur voerde. Wat Anten bovendien onvoldoende onderkent is dat onder de invloed van de technologische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen die plaatsvonden in het interbellum het goed denkbaar is dat op basis van dezelfde analyse andere conclusies getrokken zouden worden. Anten plaatst de ontwikkelingen binnen de Nederlandse zeestrategie in een licht van de onvermijdelijkheid van de Tweede Wereldoorlog. Met betrekking tot de historische context moet bedacht worden dat het klimaat van de jaren twintig, in ieder geval wat het Nederlands maritiem beleid betreft, niet in het teken stond van een mogelijke vervolgoorlog.19 De ontwikkeling van de minimumvloot en de promotie van de onderzeeboot als kern van de vloot kwamen op in een tijd van verzoeningspolitiek. De internationale situatie verslechterde pas ernstig in de loop van de jaren dertig. Nederland was er lange tijd vanuit gegaan dat het zich slechts in één oorlog zou bevinden: met Duitsland of met Japan. Pas met de toenemende agressie van beide landen werd een gelijktijdige oorlog een denkbare situatie.20 Onder deze omstandigheden lijkt het mij goed denkbaar dat in het tijdsbestek van achttien jaar een militair strateeg van standpunt verandert.
Conrad Helfrich
Voor de uitvoering van het ‘anarchistisch navalisme’ in het krijgstheater was commandant der Zeemacht Conrad Helfrich verantwoordelijk. Hij werd in september van 1939 door Furstner naar Indië gestuurd om het ambt als het hoofd van het Departement der Marine te aanvaarden. Helfrich beschikte reeds over operationele ervaring in Indië.21 Dit laatste zorgt ervoor dat het onduidelijk blijft wat Anten bedoelt met de constatering dat Furstner de operationele maritieme expertise uit Indië probeerde ‘weg te drukken’.22 Wat wel gezegd kan worden is dat Helfrich in de traditie stond van Alfred Thayer Mahan – een van de wegbereiders van het navalisme – betreffende de waarde van de beslissende zeeslag, waarbij de voorkeur uitging naar het gebruik van oppervlakteschepen.23 Heeft Helfrich hiermee de onderzeeboot genekt? In de aanloop naar de Slag in de Javazee hadden de onderzeeboten onder Helfrichs gezag noemenswaardige successen, de Amerikaanse pers gaf hem zelfs de bijnaam ‘ship-a-day Helfrich’.24 Zijn strategie zou pas in een later stadium tekort schieten. Na het verlies van vier onderzeeërs in de laatste maand van 1941 werd de nieuwe Divisie 5 gevormd, maar
46 35.1.indd 46
19-3-2013 11:44:02
deze had weinig contact met de vijand.25 Helfrich verloor vervolgens nagenoeg zijn gehele geallieerde vloot in de Slag in de Javazee. Schout-bij-nacht Karel Doorman, de eskadercommandant, stelde een strategische terugtrekking voor. Zowel de aanpak van Helfrich, als het voorstel van Doorman, hadden direct verlies van Java opgeleverd. ���������������������������������������������������������������������������� Het militaire handelen van Furstner en Helfrich nam in deze fase van de oorlog een steeds hoger risicogehalte aan. Anten bestempelt dit handelen meerdere malen als ‘gokken’.26 Hier moet wel worden beseft dat de Slag in de Javazee plaatsvond terwijl Nederland bezet was door Duitsland. Het was voor het Koninkrijk de strijd om het laatste stukje soeverein territorium. De optie ‘terugtrekken’ moet bezien worden binnen deze context.
De militaire geschiedschrijving
Niels Woudstra, momenteel kapitein-ter-zee van de Koninklijke Marine, heeft vorig jaar ter gelegenheid van de zeventigjarige herdenking van de slag een artikel geschreven dat de nederlaag vanuit een operationeel oogpunt bekijkt. Als beslissende factor voor de teloorgang van de slagvloot wijst Woudstra op de disharmonie tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen. Het ontbrak de geallieerde slagvloot het meest aan enerzijds gedegen onderlinge communicatie tussen de vier verschillende nationaliteiten (zo beschikte men niet over een gemeenschappelijk seinboek) en anderzijds waren de verschillende krijgsmachtonderdelen niet verenigd in hun zaak. Dit had verholpen kunnen worden door de aanwijzing van een (combined) joint force commander, die het bevel had kunnen voeren over de commandanten van de respectievelijk betrokken onderdelen. Als opperbevelhebber had de Gouverneur-Generaal Tjarda van Starkenborgh die moeten aanwijzen. Deze diplomaat ontbrak het echter aan een militaire loopbaan en het was dan ook zeer onwaarschijnlijk dat hij dit gedaan had.27 Woudstra schrijft met de kennis van de slag die achteraf pas verkregen is. Zijn beschouwing van het reilen en zeilen van de marine is dan ook niet meer dan dat: een beschouwing. Daarentegen is het betoog van Anten, op basis van dezelfde naderhand verkregen kennis, een kritiek op de gemaakte keuzes van historische actoren. Zo wordt gebruikte informatie waarvan achteraf bleek dat die foutief was door Anten erg gemarginaliseerd, terwijl genegeerde rapporten en informatiebronnen sterk benadrukt worden. De hindsight bias waar Anten aan ten prooi lijkt te zijn gevallen is een struikelblok in de geschiedschrijving. De historicus kan nooit volledig terugkeren naar de staat van kennis die hij zou hebben gehad voordat bepaalde gebeurtenissen zich hebben voltrokken. Dit komt door de cognitieve basis waaronder men besluiten neemt: het bewustzijn houdt geen duidelijke optekening bij van wat wanneer gedacht werd.28 De militaire geschiedenis focust zich vaak op de beslissende slagen en de uitkomst ervan: er is een verliezer en er is een winnaar. De kritiek op besluiten in het krijgstheater leggen vaak de vinger op de zere plek. Achteraf beschouwd, kan de meest onervaren militair tacticus de juiste koers uitstippelen op de kaart,
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 47
47 19-3-2013 11:44:03
of het juiste besluit in het veld nemen. Het zijn de omstandigheden waaronder de besluiten genomen moeten worden die de keuze lastig maken. Hoewel de militaire geschiedschrijving zich gemakkelijk leent voor kritiek, moet de veiligheid van waaruit wij terugblikken niet verward worden met de druk die op de besluitvormers gestaan heeft.29
Conclusie
Het werk van Jaap Anten dwingt vanwege zijn omvang en gedetailleerdheid ontzag af. Navalisme nekt onderzeeboot leent zich zeer goed als een naslagwerk over de internationale zeestrategieën. Het is als betoog echter een lastig te doorgronden werk. Het uitgangspunt dat het ‘anarchistische navalisme’ de onderzeeboot genekt heeft, hangt Anten op aan twee prominente zeestrategen van de Koninklijke Marine: Furstner en Helfrich. In zijn kritiek lijkt Anten zich echter niet geheel los te hebben gemaakt van de kennis die achteraf verkregen is. Dat kon Woudstra in zijn beschouwing ook niet, maar zijn kritiek heeft niet het doel de marinestrategie van 1942 te herleiden tot het handelen van individuele actoren. Dat Anten dit wel doet ondermijnt de context waarbinnen de handelingen van verschillende personen heeft plaatsgevonden. Militaire besluitvorming is immers een proces dat zich niet altijd onder optimale omstandigheden voltrekt. Of de aanwezigheid van de onderzeeboot in de Slag in de Javazee een wezenlijk verschil gemaakt had is een vraag die onbeantwoord blijft. Voor de marinestrategen van het interbellum net zozeer als voor de analist van vandaag.
48 35.1.indd 48
19-3-2013 11:44:03
Noten
F.A. Woudstra, ‘De strijd om Java. Een
1
alternatieve strategie?’, Marineblad 122 (Februari 2012) 26-29, aldaar 26. 2 Jaap Anten, Navalisme nekt onderzeeboot. De invloed van buitenlandse zeestrategieën op de Nederlandse zeestrategie voor de defensie van Nederlands-Indië, 1912-1942 (Amsterdam 2011) 56. 3 Ibidem, 429. 4 Ibidem, 430. 5 Ibidem, 399. 6 Holger H. Herwig, ‘The failure of German sea power 1914-1945. Mahan, Tirpitz, and Raeder reconsidered’, The International History Review 10 (1988) 68-105, aldaar 96-97. 7 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 430. 8 Ibidem, 426. 9 Matthew Schneider-Mayerson, ‘What almost was. The politics of the contemporary alternate history novel’, American Studies 50 Afl. 3 (2009) 63-83, aldaar 72-73. 10 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 666. 11 Ph.M. Bosscher, ‘Bezuinigingen en oorlog’, in: G.J.A. Raven (red.), De kroon op het anker. 175 jaar Koninklijke Marine (Amsterdam 1988) 87-116, aldaar 87. 12 J. Th. Furstner, ‘Het nut en de toekomst van onderzeebooten voor onze OostIndische Koloniën’, Marineblad 36 (1921) 371-416. 13 Frank Snyder, Command and control. The literature and commentaries (Washington 1993) 42-48. 14 Paul R. Kleindorfer, Howard C. Kunreuther en Paul J.H. Schoemaker, Decision sciences. An integrative perspective (Cambridge 1993) 216-221. 15 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 353. 16 Ibidem, 404. 17 Ibidem, 500. 18 Ph.M. Bosscher, ‘Furstner, Johannes
Theodorus 1887-1970’ in: Biografisch woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 2001) 172-174. 19 A.C. Tjepkema, ‘Strategic dilemmas of a small power with a colonial empire. The Netherlands East Indies. 1936-1941’, in: Herman Amersfoort en Wim Klinkert (red.), Small powers in the age of total war. 1900-1940 (Leiden 2011) 321-349, aldaar 321. 20 Ph.M. Bosscher, ‘Jaren van loutering. Het tijdperk tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog als periode in de geschiedenis van de Koninklijke Marine, proeve van plaatsbepaling’, in: Leo Akveld et. al. (red.), In het kielzog. Maritiemhistorische studies aangeboden aan Jaap R. Bruijn bij zijn vertrek als hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit Leiden (Amsterdam 2003) 30-39, aldaar 38. 21 Ph.M. Bosscher, ‘Helfrich, Conrad Emile Lambert 1886-1962’ in: Biografisch woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 2001) 218-220. 22 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 500. 23 Woudstra, ‘De strijd om Java’, 26. 24 Ph.M. Bosscher, ‘Helfrich, Conrad Emile Lambert 1886-1962’, 218-220. 25 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 610. 26 Ibidem, 650. 27 S.L. van der Wal, ‘Tjarda Van Starkenborgh Stachouwer, jhr. Alidius Warmoldus Lambertus 1888-1978’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 2001) 584-586. 28 Kleindorfer, Kunreuther en Schoemaker, Decision sciences, 113-114. 29 Peter Paret, ‘Hans Delbruck on military critics and military historians’, Military Affairs 30 (1966) 148-152, aldaar 150.
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 49
49 19-3-2013 11:44:03