Artikel: Dertig jaar Skript. In gesprek met oud-redacteuren Auteur: Evelien Kleine Schaars en Tim Verlaan Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 30.4, 197-214. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Dertig jaar Skript In gesprek met oud-redacteuren Evelien Kleine Schaars en
Tim Verlaan
Skript Historisch Tijdschrift sluit met deze editie zijn dertigste jaargang af. Al drie decennia biedt Skript veelbelovende studenten en pas afgestudeerden een podium om hun werk te publiceren. In dit artikel zal Skript voor één keer zelf als onderwerp van onderzoek fungeren. Evelien Kleine Schaars en Tim Verlaan hebben de Skriptarchieven doorgespit en vier redacteuren uit drie verschillende decennia geïnterviewd over hun ervaringen met het maken van het blad, respectievelijk medeoprichter Hans Hoogervorst (redacteur van 1979-1981), Jan-Willem Tellegen (1980-1982), Bas Blokker (1989-1991) en Bas Kromhout (1999-2000).
Skript werd in 1979 opgericht door vijf ambitieuze studenten: Michael Bergmeyer, Hans Hoogervorst, Angela van Leeuwen, Jan Schoenmakers en Mai Spijkers. In het redactionele voorwoord van het eerste nummer lichtte de redactie de zin en het doel van het nieuwe tijdschrift toe. Skript zou moeten voorkomen dat scripties waar maanden- en soms jarenlange aandacht aan was besteed simpelweg in de bureaula van student of docent verdwenen. Tegelijkertijd zou er met Skript inzicht verkregen worden in de interesses en bezigheden van studenten geschiedenis. Skript begon met een oplage van 150 stuks. Een abonnement kostte vijf gulden per jaar (voor drie nummers) en fl. 1,75 in de losse verkoop. Dat deze oplage niet voldeed aan de vraag bleek uit de noodzakelijke tweede druk, waarmee het bestand van reeds 300 abonnees wel geheel kon worden voorzien. Hans Hoogervorst (1956), oud-Tweede Kamerlid voor de W D , oud-minister van Volksgezondheid en tegenwoordig voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), kan zich de beginjaren nog goed herinneren. Hoogervorst beaamt dat de oprichting enerzijds geschiedde vanuit het idee dat het zonde was dat goede scripties zomaar in stoffige kasten en laden verdwenen, maar vult aan dat Skript vooral ook een reactie was op de ideologisch geladen jaren zeventig. 'Vooral de sociale wetenschappen waren in die tijd echt nog stalinistische bolwerken. Bij geschiedenis was dit minder het geval, maar ook aan onze faculteit vond je veel marxisten. Het was jammer dat een fijn vak als geschiedenis zo werd verziekt door een aantal ideologische hardliners.' De oprichting van Skript bleek een schot in de roos. 'Dat veel studenten de moeheid van die ideologische strijd met de redactie deelden, bleek uit de eerste oplagecijfers en aangeleverde kopij. We wilden met Skript de energie van jonge mensen omzetten in vakinhoudelijke publicaties, in plaats van klaagzangen op het
Skript Historisch Tijdschrift }0.A
kapitalisme.' Het initiatief vond volgens Hoogervorst veel bijval aan de universiteit. 'Marxist of niet, je kon niet tegen Skript zijn. We zijn als redactie dan ook nauwelijks op scepsis onder studenten of docenten gestuit. De faculteit steunde ons met facilitaire voorzieningen en een aanloopsubsidie.' Zijn weerzin tegen het marxisme betekende voor Hoogervorst overigens niet dat scripties van deze aard door de redactie werden geweigerd. 'Het ging altijd om de kwaliteit van een artikel.'
Moeilijke tijd Met de oprichting van Skript liet Hoogervorst een moeilijke eerste helft van zijn studie achter zich. 'Ik kwam uit een geborgen nest, en ik vond de overgang van het gezapige Haarlem naar het sjofele Amsterdam erg moeilijk. Het onderwijs was onpersoonlijk en ik wist nauwelijks wat ik met mijn tijd buiten de collegeuren aan moest. Achteraf heb ik er spijt van dat ik niet lid ben geworden van een studentenvereniging, maar toen vond ik dat veel te ballerig.' Naast een gemis aan geborgenheid was het zakken voor tentamens ook een geheel nieuw fenomeen voor Hoogervorst. 'Het tentamen middeleeuwse geschiedenis heb ik vijf keer over moeten doen, en dat terwijl ik het een bijzonder interessante periode vond.' Na zijn kandidaatsexamen ging Hoogervorst naast hoor- ook werkcolleges volgen. 'De ellende en weinig stimulerende omgeving van massale hoorcolleges werden ingeruild voor werkgroepen, waar ik Michael Bergmeijer leerde kennen.' Samen met Bergmeijer ging hij op zoek naar enthousiaste medestudenten die zitting wilden nemen in de redactie. Hoogervorst verbaasde zich over het gemak waarmee ze het blad konden oprichten. 'We wisten natuurlijk niet of mensen het ook daadwerkelijk gingen kopen en we hadden ook geen idee hoeveel de drukkosten zouden bedragen. Achteraf bleken die enorm mee te vallen, waardoor we een jaarabonnement op een onbeduidende vijf gulden konden vaststellen.' De oprichting was ook leerzaam, zegt Hoogervorst. 'Je leerde verantwoordelijkheid nemen. Dat was iets waar tijdens de studie maar weinig aandacht aan werd besteed. We moesten zakelijk handelen en er zorg voor dragen dat er iedere drie maanden een nieuwe Skript gereed was. Dat voelde steeds weer als een bevalling, en het gaf een voldaan gevoel wanneer de dozen Skripts klaar stonden voor verzending.' Hoogervorst kan zich nog goed de typemachine herinneren waarop werd gewerkt. 'Een IBM met zo'n balletje, heel revolutionair voor die tijd.' Ook de titel van het blad kan revolutionair worden genoemd. 'Scriptie was natuurlijk met een 'c', maar om ons te onderscheiden kozen we voor een 'k'. Daar zat niet het linkse idee van "actie" als "aksie" achter, ook al was ik PvdA'er in mijn studententijd. Trouwens, de PvdA was voor de meeste studenten toen gewoon hartstikke rechts.' Naast het plezier dat Hoogervorst uit het maken van Skript haalde, was het kameraadschap binnen de redactie voor hem ook een groot goed. 'Het was echt een vriendenclub. Michael was en is nog steeds een boezemvriend. Ik spreek hem regelmatig. Ook met de andere redactieleden onderhoud ik goed contact.' Uiteindelijk zou Hoogervorst zeven jaar over zijn studie doen. Voor zijn tijd was dat nog tamelijk snel, maar naar Hoogervorsts idee te lang. 'Ik heb veel aangelummeld. Gelukkig
J9S
heb ik na mijn studie geschiedenis nog twee jaar aan een Amerikaanse universiteit gestudeerd. Daar bestond een grotere prestatiedwang en was het echt aanpoten. Dat vond ik veel plezieriger werken.' Hoogervorst koos uiteindelijk voor een carrière in de politiek. Mist hij daardoor niet het contact met geschiedenis als vakgebied? 'Ik heb in de politiek altijd veel gehad aan mijn opleiding. Mijn studie heeft me een breed raamwerk meegegeven van waaruit ik kan denken en ik heb in mijn studietijd goed leren analyseren.'
Idealisme Hoewel de oplage na het verschijnen van het eerste nummer direct moest worden verdubbeld, waren er ook veel moeilijkheden de eerste jaren. Jan-Willem Teilegen (1956) zat in de redactie van 1980 tot 1982, en is tegenwoordig partner bij een Amsterdams communicatie- en public affairs-bureau. 'We moesten continu achter kopij aanrennen en studenten en docenten persoonlijk aanspreken of zij nog een goed artikel hadden. Mobiele telefonie en e-mail bestonden nog niet. Toch werd kopij ook spontaan ingestuurd.' In deze jaren had de redactie nog geen eigen kantoor en werd er vooral vanuit huis gewerkt. 'Het heeft een paar jaar geduurd voordat we een eigen kamer kregen in het Historisch Seminarium, toen nog gevestigd aan de Herengracht. Tot die tijd werkten we op onze eigen typemachines aan de opmaak. Het kostte dagen om het blad in elkaar te zetten. Het redactiewerk was toen nog echt een ambacht.' Vanaf de eerste uitgave streefde de redactie naar leesbare artikelen van hoge kwaliteit. Ook moest Skript een bijdrage leveren aan wetenschappelijke discussies en een zo groot mogelijke diversiteit van onderwerpen nastreven. Volgens Tellegen was Skript hiermee een kind van zijn tijd. Hij beaamt Hoogervorsts visie op het universitaire klimaat in die jaren. 'In de jaren zeventig waren veel studenten politiek en maatschappelijk zeer betrokken. Jongeren eisten meer inspraak in het onderwijs en meer democratie op de universiteit, maar deden dat vaak langs de wegen van fel protest en demonstraties. Skript was een van de eerste studenteninitiatieven waarbij niet op de barricades werd geklommen, maar serieus werd nagedacht over een bijdrage aan een verbeterde geschiedschrijving aan de Universiteit van Amsterdam. Weg van de politiek, terug naar de inhoud. Met die no-nonsense instelling wisten we de oplage binnen twee jaar verder op te stuwen van 300 naar 1000 exemplaren.' Waar het team van Hoogervorst in de beginjaren nauwelijks negatieve reacties ontving, kan Teilegen zich zowel weerzin als bewondering herinneren. 'Docenten vonden het een mooi initiatief, maar sommigen waren ook wantrouwig. De meeste weerstand kwam echter van studenten, die ons als gevolg van de samenwerking met docenten bij het verkrijgen van kopij als verraders zagen. We werden verguisd, uitgemaakt voor loopjongens, heulers met de vijand. De studenten die dat zeiden - toen vooral actief binnen studievereniging Kleio - vonden politieke actie gewoon belangrijker dan het maken van een goed blad. Maar onze explosief stijgende oplagecijfers van de eerste jaren bewezen dat we voorzagen in een behoefte, en
skript Historisch Tijdschrift 50.4
J99
persoonlijke documenten brtefwisaellrig BJoch / Btebvre Miahima's seppuku
een bron van verbeelding
interview,' • ; Sü- Alfred A,\T3r <.1 Qerharü Dui-Iac!:
• • GOEBBELS' LAATSTE FILM
'•¥^^^5fy*}ir«?is^^|i;-'
I MUMMIES IN FRIESLAND
Jbels-Houing I
OPTOCHT OER DICTATORS I KONINKLUKE UOELTUtTEN
^ 1' fyarcia
200
Mórquez
uizinga
I INTERVIEW: ALAtN CORBIN JO TOLLEBEEK
Historische voorkanten van Skript. Vanaf linksboven, met de klok mee: Skript 29.4 (2007), 28.3 {2oofï), 19.2 (1997)» i6-3 (1994)» 14-3 {^99^)-> f O - 4 (1988), 7.4 (1985) en 4.2 (1982). In het midden het eerste door de Skriptuitgeverij uitgebrachte boek: M.P. van den Berg e.a. red., "\(/at dunkt u van Spanje^". Nederlanders en de Spaanse burgeroorlog (Amsterdam 1984).
ook de spontaan opgestuurde artikelen lieten zien dat studenten wel degelijk op zoek waren naar een publicatiepodium.' Ondanks de goede voornemens over de diversiteit in onderwerpen verschenen de eerste jaren vooral artikelen van studenten uit de vakgroep nieuwste en theoretische geschiedenis. Dit veranderde naarmate de lezersaantallen stegen en de naamsbekendheid van Skript groter werd. In 1983 werd vastgesteld dat redacteuren twee jaar zouden blijven, niet langer en liever ook niet korter. Zo ontstond er een doorloop van studenten die de dynamiek van het tijdschrift waarborgde. Bas Blokker (1963), tegenwoordig werkzaam als adjunct-hoofdredacteur bij NRC Handelsblad en in de redactie van 1989 tot 1991, vond het tweejarige redacteurschap een gouden stelregel. 'Het voordeel van deze manier van werken was dat er geen vastgeroeste club van medewerkers ontstond.' Redacteuren hoefden geen ervaring te hebben. Skript moest vooral ook een leerschool zijn voor studenten met redactionele of journalistieke ambities. Dat dit soms tot onjuistheden, onvolledige artikelen, verwisselde bladzijdes en andere beginnersfouten leidde, heeft de redactie altijd voor lief genomen. Het hoorde er nou eenmaal bij.
Felle confrontaties Ook Teilegen heeft zijn tijd bij Skript als een leerzame periode ervaren. Hij vond het redigeren van papers - wetenschappelijke studies terugbrengen naar behapbare artikelen - het meest interessante werk. 'Er was veel persoonlijk overleg tussen redacteur en auteur, en het was een hele klus om inhoud en leesbaarheid samen te smeden. Er is me door auteurs heel wat keren gevraagd wie ik wel niet was om hun artikel zo te bekritiseren. Felle confrontaties waar de vonken van af vlogen waren aan de orde van de dag, zowel tussen redactieleden onderling als tussen auteurs en redacteuren.' Maar ook het aan de man brengen van Skript vond Teilegen een interessante taak. 'Het meeste verkoopsucces sorteerden we met de interviews met vooraanstaande professoren. Daar waren we ook echt trots op. In deze jaren stapten we in de auto om naar Bielefeld af te reizen, om Norbert Elias te interviewen. We hebben een gesprek gehad met Michel Foucault in zijn Parij se appartement. Om de verkoop op te stuwen drukten we dan in chocoladeletters de naam van Foucault op het omslag van de nieuwe Skript.' Omdat de redactie naast het verzorgen van de inhoud ook de opmaak en het zetwerk moest doen, ging er veel tijd zitten in het maken van Skript. 'Vlak voor de uitgave van een nieuw nummer was er altijd een enorme piek in de redactiewerkzaamheden, en waren we vaak dag en nacht bezig om letterlijk de punten op de 'i' te zetten.' Teilegen kwam hierdoor echter niet in de problemen met zijn studie. 'Uiteraard kregen studenten eind jaren zeventig veel langer de tijd om te studeren dan nu het geval is. Daardoor werd een buitenuniversitaire bezigheid als het maken van een tijdschrift mogelijk. De universiteit schoot ook te hulp. Zo werd een redactieruimte beschikbaar gesteld en mocht er gratis worden gekopieerd. Van subsidie was echter geen sprake, we hebben altijd onszelf bedropen.'
Skript Historisch Tijdschrift 30.4
201
Stromingen Zonder de formule te veranderen hebben de wisselende redacties altijd hun eigen stempel op Skript weten te drukken. Immers, de redactieleden bepaalden waar kopij werd geworven en welke artikelen uiteindelijk gepubliceerd zouden worden, welke historici konden worden geïnterviewd en welke boeken in aanmerking kwamen voor een bespreking. Niet alleen studenten, ook een nieuwe generatie historici zette zich in de jaren zeventig af tegen hun voorgangers Jan Romein, Johan Huizinga en Pieter Geyl. In het denken over geschiedenis was eensgezindheid vaak ver te zoeken, maar vanaf het begin van de jaren zeventig sloeg de geschiedbeoefening verschillende richtingen in. Binnen de destijds actuele geschiedtheorieën zijn drie richtingen te herkennen: de neopositivistische, de sociaal geëngageerde en de narratieve theorie. De neopositivistische stroming trad in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig het meest op de voorgrond. Er werd gezocht naar een manier om de geschiedbeoefening verder te verwetenschappelijken. De sociale wetenschappen, zoals de (sociale) psychologie en vooral de sociologie die in deze jaren een grote vlucht namen, dienden als voorbeeld. Kwantificerend, generaliserend en comparatief onderzoek moest leiden tot een modelmatige vorm van geschiedschrijving die controleerbare en onomstotelijke feiten aan het licht kon brengen. In de marge ontwikkelde zich een meer geëngageerde vorm van geschiedschrijving die aandacht had voor de minderheden in de samenleving. Deze in eerste instantie marxistisch geïnspireerd stroming richtte zich vooral op kapitaal, productie en sociale ongelijkheid. Deze school groeide uit tot een brede en emanciperende stroming binnen de sociale geschiedenis, waarin politiek geïnspireerde onderwerpen als vrouwen- en homo-emancipatie, etnische minderheden, maar ook bijvoorbeeld regio- en milieugeschiedenis werden bestudeerd. Daarnaast was er een stroming die zich noch in de neo-positivistische, noch in de geëngageerde geschiedtheorie kon vinden. Men vroeg zich af of de traditionele geschiedschrijving van de grote meesters echt zo ouderwets en achterhaald was. De bezwaren tegen die geschiedschrijving werden vanuit een desillusie over het klassieke vraagstuk of er objectieve en waardevrije geschiedschrijving kon bestaan niet weggewuifd, maar een al te hechte versmelting met de sociale wetenschappen, dan wel een sterk maatschappelijk geëngageerde focus, mocht niet ten koste gaan van het geschiedverhaal. Vanuit de hermeneutische visie ontwikkelde zich het narrativisme, dat zich halverwege de jaren tachtig onder invloed van onder andere de taalfilosofie in bepaalde kringen ontvouwde in het radicalere postmodernisme. Het in de jaren zeventig nog sterke geloof in het maatschappelijke nut van geschiedschrijving werd aan het begin van de jaren tachtig steeds vaker afgedaan als een ouderwets vooruitgangsideaal en een naïef geloof in technologische vooruitgang. De werkloosheid onder historici was hoog en de toenemende bezuinigingsdruk deed de geschiedwetenschappen ernstig aan het zelfbeeld twijfelen. Deze onzekere tijden kweekten een gunstig klimaat voor de reflectie op geschiedbeoefening. Net als in andere historische tijdschriften kwam de aandacht voor de theoretische beginselen van het vak geschiedenis duidelijk naar voren in Skript.
2D1
In de geschiedtheoretische artikelen die in de beginjaren het grootste deel van de inhoud van het tijdschrift bepaalden, werd gezocht naar de grenzen van de geschiedschrijving. Enerzijds werd gepoogd een demarcatielijn te vinden tussen de geschiedenis en de literatuurwetenschappen. Anderzijds werden vanuit de verwachting dat de geschiedenis een 'harde' wetenschap zou worden de grenzen tussen de historische en de sociale wetenschappen juist opgezocht en vervaagd. Zowel historici als sociologen leverden kopij en studenten uit beide disciplines waren vertegenwoordigd in de redactie. In juni 1984 verscheen een themanummer onder de titel 'Geschiedenis en sociologie' en in maart 1982 organiseerde Skript een groot tweedaags congres met als thema 'geschiedenis, psychologie en mentaliteit'. Na het congres verscheen de gelijknamige bundel met discussiebijdragen van de sprekers en een verslag van de forumdiscussie. De publicatie geldt nog steeds als een waardevol overzicht van de stand van zaken op dat moment wat betreft enerzijds de invloed van de psychologie en sociologie op de geschiedschrijving, en anderzijds de historisering van de sociale wetenschappen.
Uitgeverij De bundel was vooral belangrijk voor Skript omdat dit de eerste publicatie was die in eigen beheer werd uitgegeven. Teilegen besloot, ondanks de dagtaak die de redactie had aan het maken van een tijdschrift en met het congres in aantocht, een uitgeverij op te richten. 'We hadden de frisse moed om een uitgeverij op te zetten. De redactie wilde met de uitgeverij meer greep krijgen op de wetenschappelijke discussies die op dat moment gevoerd werden en belangrijke thema's in samenhang aan de orde kunnen stellen. Daarvoor bood de diversiteit van de onderwerpen in Skript geen ruimte; we wilden het woord immers uitsluitend aan studenten laten.' Uiteindelijk bleek het beheren van een uitgeverij te hoog gegrepen. Na enkele jaren moest de boel worden opgedoekt. Volgens Teilegen was dat vooral het gevolg van de risico's die waren verbonden aan uitgeven. 'Of je nu ter perse ging of niet, de drukker moest toch betaald worden. Misschien was de ambitie om als studenten greep te krijgen op wetenschappelijke discussies ook iets te ambitieus.' Toch was het opzetten van de uitgeverij een belangrijke opstap voor Tellegens latere carrière. 'Mede dankzij mijn redactie-ervaringen ben ik door mijn eerste "serieuze" werkgever - een lobbybureau in Den Haag - aangenomen.' Met zijn beroep als consultant bewijst Teilegen dat een geschiedenisstudent overal terecht kan, maar het is misschien ook de reden dat hij de oud-redactieleden niet meer spreekt. 'Jammer genoeg zie ik de meesten van hen niet meer. De redactieleden van mijn tijd zijn op uiteenlopende plekken terecht gekomen: in het onderwijs en onderzoek, maar ook in de journalistiek, en de financiële en pohtieke wereld. Na voor lobbybureaus in Den Haag en Brussel te hebben gewerkt, begon Tellegen in 1992 een eigen organisatieadvies- en communicatiebureau. Enigszins beteuterd: 'Ik ben me veel minder met geschiedenis bezig gaan houden dan ik had gehoopt, ik had namelijk de ambitie om het onderzoek in te gaan. Maar in de economische recessie van begin jaren tachtig waren er simpelweg geen banen aan
Skript Historisch Tijdschrift "^0.4
203
de universiteit. Een aantal van de docenten die nu nog aan de UvA werken, zoals Jaap Talsma en Herman Beliën, was toen uiteraard niet van plan hun werkplek op te geven voor een nieuwe lichting, en wie gaf ze eens ongelijk?' Postmodernisme Net na Tellegens vertrek werden halverwege de jaren tachtig de eerste artikelen van mediëvisten en sociaal-economische historici in het blad opgenomen en verscheen ook het eerste themanummer, over Jan Romein. De inhoud van het tijdschrift verbreedde: naast wetenschappehjke artikelen werden nu ook meer journalistiek getinte stukken opgenomen, zoals congresverslagen, interviews en boekrecensies. Met deze inhoudelijke uitbreiding steeg het aantal nummers per jaar van drie naar vier. Naast deze uitbreiding bleef de multidisciplinaire benadering de boventoon voeren. De richting theoretische geschiedenis had sinds 1982 een vaste plek in het universitaire curriculum in Nederland gekregen. Binnen deze richting werden vragen gesteld over bijvoorbeeld de rol van taal in de geschiedschrijving. De opkomst van de postmodernistische visie op wetenschap lokte met name onder historici veel discussie uit. Voor de geschiedwetenschap kon het postmodernisme in haar meest radicale vorm namelijk vergaande consequenties hebben. Het ideale doel van het geven van een objectieve interpretatie werd door historici als Frank Ankersmit, Simon Schama en Hayden White betwijfeld. In het radicale postmodernisme is werkelijke toegang tot het verleden onmogelijk. Wat doen historici namelijk? Ze onderzoeken en geven persoonsgebonden subjectieve interpretaties van teksten en archieven en voegen aan deze onderzochte teksten nieuwe teksten toe; verhalen die allerminst raken aan het verleden dat ze beschrijven. Vanuit deze visie loopt de geschiedschrijving het risico in dezelfde categorie te vallen als fictie. Hoewel de discussies over de positie van de geschiedenis in postmoderne tijden in Skript niet tot een identiteitscrisis leidden, kwamen de wetenschapsfilosofische vragen waar de geschiedwetenschap en kennelijk ook de redactie van Skript mee worstelden in Skript veel aan bod. Deze worsteling openbaarde zich vooral in de interviews. Per nummer drukte Skript jarenlang minstens één en vaak twee interviews af met de meest vooraanstaande historici, sociologen, filosofen, schrijvers en politici. Soms speelde zich tussen geïnterviewden een ware polemiek af, zoals tussen de Britse historicus Simon Schama en zijn collega Leslie Price. Schama en Price zaten met hun respectievelijke onderzoeken in eikaars vaarwater - de Nederlandse Gouden Eeuw - maar methodologisch stonden de historici lijnrecht tegenover elkaar. Schama geloofde niet in de sociaalwetenschappelijke benadering en ging prat op narratieve geschiedschrijving. In 1990 stelde hij in een interview met Skript dat begrip alleen mogelijk was door verhalende beschrijving en dat hij daarom grote waarde hechtte aan de literaire kwaliteiten van een historicus. Zelf was Schama een zeer erudiet spreker en een rasverteller die niet pretendeerde de waarheid te verkondigen, maar zijn interpretatie van de geschiedenis wilde overbrengen aan zijn lezers en toehoorders. Dat het publiek dat wist te waarderen bleek uit de hoge verkoopcijfers die Schama's boeken genoten. Hij suggereerde in het interview dan
21O4
ook dat de kritiek van zijn collega's, met name die van Leslie Price, wellicht te maken had met frustraties over hun eigen matige verkoopsuccessen. In een later nummer reageerde Price verbolgen op deze sneer: 'Het [de geschiedschrijving van Schama, red.] is een soort geschiedschrijving voor mensen die niet echt van geschiedenis houden(...)'.
Doorslaggevend Gedurende deze postmodernistische hausse zat Bas Blokker in de redactie. Hij vond het veelzijdige karakter van de redactiewerkzaamheden het meest interessant, maar ook het contact met andere redacteuren werkte voor hem stimulerend. 'Omdat Skript in die tijd nog een multidisciplinair tijdschrift was, zaten er ook studenten in de redactie die andere studies volgden. Ik heb hierbij vooral veel geleerd van sociologen, die andere vragen dan historici stelden aan dezelfde geschiedenis.' Blokker beschrijft zijn tijd bij Skript als doorslaggevend voor zijn verdere carrière. 'In mijn werk als adjunct-hoofdredacteur van de NRC heb ik nog steeds veel aan wat ik bij Skript heb opgestoken. Ik studeerde middeleeuwse geschiedenis en ik heb me vaak afgevraagd of ik nu wel de goede weg was ingeslagen. Ik heb mezelf nooit als een echte historicus beschouwd en dat zal ik ook nooit helemaal worden, maar in mijn tijd bij Skript verdwenen in ieder geval alle twijfels over het schrijven. Mijn broer (Jan Blokker jr., red.) was toen al leraar geschiedenis aan een middelbare school en dat trok me helemaal niet. Ook was ik geen diehard student die erudiete onderzoeken deed.' Het schrijven kon Blokker niet etaleren binnen zijn studie. Vanuit de mediëvistiek kreeg hij enkel het gereedschap aangereikt om onderzoek te doen, studenten werden nauwelijks aangemoedigd zelf artikelen te schrijven. 'Achteraf heeft de keuze voor middeleeuwse geschiedenis wel mijn sollicitatie bij de redactie van Skript positief beïnvloed, omdat men in de redactie altijd op zoek was naar een balans van redacteuren met verschillende studierichtingen. En er waren nou eenmaal weinig studenten mediëvistiek aan de UvA.' Passie voor schrijven en nieuwsgierigheid naar hoe het werken was binnen een team brachten Blokker ertoe in de redactie plaats te nemen. Skript was echter niet zijn eerste publicatiepodium. 'Film is altijd mijn grote liefde geweest, ik ging in mijn studietijd dan ook meerdere keren per week naar de bioscoop en had meerdere baantjes in de filmwereld. Daarom ben ik in 1988 begonnen met het schrijven van recensies voor de Volkskrant. Een jaar later nam ik plaats in de redactie van Skript.' Zijn redactietijd vormde hiermee een brug tussen De Volkskrant en NRC Handelsblad, waar Blokker in 1991 aan de slag kon als stagiair op de binnenlandredactie. Blokker, eerlijk: 'Dit was niet direct het gevolg van de ervaring die ik bij De Volkskrant en Skript had opgedaan. Mijn vader had namelijk een aanbeveling gedaan bij de adjunct-hoofdredacteur van de NRC en dan helpt het als je achternaam Blokker is. Zelf ambieerde ik een stage bij de NRC niet per se. Ironisch genoeg achtte de voltallige redactie van Skript in die tijd een baan bij de NRC als het hoogst haalbare. Toch zijn maar enkelen uit mijn tijd doorgestroomd naar de journalistiek.'
Skript Historisch Tijdschrift 30.4
205
Zuiver op de graat Redigeren vond Blokker het meest interessant. 'Bij het redigeren van de eerste artikelen durfde ik bijna niets te zeggen tegen de auteurs, behalve interpunctie- en spellingfouten. Maar toen ik de smaak te pakken kreeg, kon ik heel kritisch zijn. Ik heb besprekingssessies van uren gehad met tranen wegslikkende auteurs. Deze intensieve aandacht voor de artikelen en hun auteurs is iets dat Skript echt uniek maakte als historisch tijdschrift. Juist omdat het er zo hard aan toe ging, vond ik het redigeren zo leuk. Dat was soms vervelend voor de auteurs, maar ik ben door de andere redactieleden zelf ook regelmatig door de mangel gehaald. Tijdens de zogenaamde plaatsingsvergaderingen braken er regelmatig ruzies uit tussen redactieleden, zonder overigens persoonlijk te worden. Dit is iets waar ik bijzonder veel van heb geleerd; kritiek leveren zonder aanzien des persoons. Bij de NRC gaat het er op redactievergaderingen naar mijn idee vaak te beleefd aan toe. Toen ik er als stagiair begon, ging ik bij het redigeren van artikelen zeer grondig te werk. Dat werd me door de ervaren journalisten niet altijd in dank afgenomen. Bij Skript was er altijd een prettige onbevangenheid in het bekritiseren van anderen. Dit kwam de inhoud ten goede.' Dat werd Blokker ook duidelijk toen hij net na de val van de Muur naar Berlijn afreisde voor een interview met de samensteller van een tentoonstelling over de Duitse geschiedenis. 'Het artikel dat ik samen met een ander redactielid schreef, zou ook worden afgedrukt in Vrij Nederland. De eindredactie van VN had echter allerlei anti-Duitse passages toegevoegd aan de tekst waar wij ons absoluut niet in konden vinden. Dat zou bij Skript nooit hebben gekund, wij waren heel zuiver op de graat. Overleg met de auteur van een artikel stond voorop.' Van hiërarchie in de redactie was begin jaren negentig nog geen sprake. 'Over elk onderwerp werd bij meerderheid van stemmen beslist. De redactieleden hadden wel taken, maar er was geen hoofdredacteur. Zelf had ik de taak van boekhouden op me genomen, maar ik was een rampzalige penningmeester. Mijn opvolgers werden dan ook opgezadeld met een zeer problematische boekhouding.'
Verbreed cultuurbegrip Ondertussen bestond Skript in 1994 vijftien jaar en in datzelfde jaar werd hard gewerkt aan een driedubbeldikke editie met als thema 'buitenstaanders'. Skript signaleerde een toenemende belangstelling voor zogenaamde binnen- en buitenstaanders en verklaarde dit uit de slijtage van de recentelijk afgebroken status quo van de Koude Oorlog, de strijd in het voormalige Joegoslavië en de opkomst van multiculturele samenlevingen in Europa. Voor het themanummer werden voor het eerst ook bijdragen gevraagd van gevestigde historici, politici en journalisten. Eind jaren tachtig werd de nieuwe richting 'Algemene Cultuurwetenschappen' geïnstitutionaliseerd op universiteiten in heel Nederland. Deze studierichting, maar ook oudere disciplines als sociologie, literatuurwetenschappen en culturele antropologie lieten een sterk historiserende tendens zien. Door de populariteit van de cultuurgeschiedenis werden nieuwe vragen gesteld en bronnen onderzocht. In themanummers
208
van Skript is dit duidelijk terug te zien. In de jaren negentig verschenen nummers met betrekking tot stadsgeschiedenis, geschiedenis in kunst en literatuur, persoonlijke documenten als bron voor de geschiedschrijving en de werking van herinnering en trauma. In 1993 werden de mooiste interviews uit Skript gebundeld in Gesprekken met Tijdsreizigers, onder redactie van Machteld Allan en René Moerland. In deze uitgave van Amsterdam University Press werd ingegaan op het werk van vijftien vooraanstaande historici en sociologen en hun visie op de wetenschap. De rode draad werd gevormd door de actuele theoretische en filosofische discussie omtrent de staat van de geschiedwetenschap. In de gewone nummers bleef de redactie de originele Skriptformule trouw. Met de hereniging van Duitsland kon dit land zich verheugen in een toenemende belangstelling van de in Skript publicerende auteurs. In 1996 vertelde een enthousiaste Geert Mak over zijn nieuwe boek, Een kleine geschiedenis van Amsterdam, en hoe fantastisch het was om als journalist in de geschiedenis van de stad rond te dwalen. Kritiek op zijn methode deed hij in het interview met Skript joviaal van de hand. De wetenschapsfilosofische onzekerheid over de staat van de geschiedschrijving leek voorbij. Geschiedenis was altijd persoonlijk en waardevrije geschiedschrijving bestond niet, aldus het redactioneel in het voorjaarsnummer van 1997.
Nieuwe rubrieken Aan het einde van de jaren negentig werd in Skript steeds vaker de link gelegd met de actualiteit. In de twintigste jaargang werd de rubriek 'De Kansel' geïntroduceerd waarin jonge historici in een essay hun mening konden geven over een onderwerp naar keuze. Zo verscheen er bijvoorbeeld een kritisch stuk van Peter Vermaas over de standpunten van Frits Bolkestein en een pleidooi voor sportgeschiedenis van Jurryt van de Vooren. 'De Rondvraag' was een andere nieuwe rubriek, die werd geïntroduceerd in het lustrumjaar 1998. In deze rubriek werd een stelling geponeerd die meestal gekoppeld was aan het thema van de desbetreffende Skript, waarop door historici korte reacties konden worden gegeven. Tot slot onderging Skript in deze jaargang een uiterlijke verandering en werd het omslagontwerp dat het blad tot halverwege zooj kende geïntroduceerd. De illustratiekeuze voor de nieuwe voorkant deed nog wel eens wat stof opwaaien. Voor het themanummer van 1999, Revolutie 198C1, werd de filmposter van de nazi-propagandafilm De eeuwige Jood op de omslag afgedrukt. Hierop kwamen veel verontwaardigde reacties bij de redactie binnen. In de daaropvolgende Skript verklaarde de redactie dat ze met de keuze voor deze omstreden afbeelding niemand hadden willen kwetsen, maar dat het de taak van de historicus is om het publiek bewust te maken van het verleden; 'al dan niet schokkende confrontaties konden daarbij niet uit de weg worden gegaan. Het verleden is soms schokkend.' Dat het heden ook schokkend kon zijn had zijn weerslag op de inhoud van Skript. In 1999 woedde de oorlog in Kosovo in alle hevigheid en werd in Skript de rondvraag gesteld: 'Heeft de NAVO zijn langste tijd gehad?'. Reacties kwamen onder andere van Ruud Lubbers en Pim Fortuyn, toen nog publicist. Die laatste zag de NAVO als een dam tegen de islam in al zijn facetten.
Skript Historisch Tijdschrift }o.4
209
Eind 200I bleek dat de redactie zich maar niet los kon maken van de actualiteit. In het oktobernummer van dat jaar verschenen twee artikelen over de aanslagen van 11 september. Er verscheen een diepgaand artikel over de snelle en heftige opkomst van de Taliban en de Amerikaanse kant werd belicht in een artikel getiteld 'Amerika's hartaanval. The bill of rights en anti-terrorisme'. Ook in het jaarafsluitende themanummer kon de redactie naar eigen zeggen de blik niet van het heden afwenden. Het resultaat was een dubbelnummer over de verhoudingen tussen media en oorlogsvoering. Bijdragen van professionele historici in themanummers behoorden inmiddels tot het verleden en alle stukken werden weer uitsluitend door studenten en pas afgestudeerden verzorgd. Ook de rubriek 'De Rondvraag' werd afgeschaft. Desalniettemin was het themanummer vooral een journalistieke uitgave met aan de ene kant historische achtergrondartikelen over oorlogsfotografie en verslaggeving, de perceptie van de aanslagen van de IRA in Ierland en de Ierse kwestie in Nederland, en een wetenschapstheoretische verkenning van de grens tussen geschiedschrijving en journalistiek. Aan de andere kant werd in een achtergrondartikel een blik geworpen in de keuken van de krant Trouw in de hectische maanden na ii september en werden er voor dit nummer twee oorlogsverslaggevers geïnterviewd. Hoewel in latere nummers van Skript de thematische focus op actuele gebeurtenissen minder scherp werd, kon de redactie grote gebeurtenissen in de Nederlandse samenleving en de wereld niet negeren. Begin 2002 verscheen naar aanleiding van de publicatie van het NioD-rapport over de rol van Nederlandse blauwhelmen in Srebrenica een artikel over de val van die 'safe area'. In hetzelfde nummer werd de voorzitter van de werkgroep Nederland - Srebrenica, Abel Herzberg, geïnterviewd. Ook de schokkende moord op Pim Fortuyn vormde de aanzet tot een artikel.
Vreemde eend in de bijt Volgens Bas Kromhout (1975) - redacteur in 1999 en 2000, tegenwoordig werkzaam als publicist en redacteur van Historisch Nieuwsblad - was deze periode er een die zich liet kenmerken door financiële problemen. 'Aan het einde van de jaren negentig moesten de eindjes aan elkaar worden geknoopt. Het was iedere keer weer een prestatie als er een nummer lag, omdat we continu in financiële nood verkeerden. Misstappen konden we ons eigenlijk niet permitteren. Zo was er eens een enorme drukfout gemaakt omdat we een reeks illustraties in de verkeerde volgorde hadden aangeleverd, waardoor een hele oplage opnieuw moest worden gedrukt. Dat heeft ons bijna de das omgedaan. Voor mijn tijd gingen redacteuren nog wel eens op reis naar het buitenland om een beroemd historicus te interviewen. De reiskosten werden dan vaak uit de redactiekas betaald. Dat was inmiddels ondenkbaar geworden.' Als uitzondering op de regel was Kromhout geen student meer toen hij bij Skript kwam. 'Ik had maatschappijgeschiedenis gestudeerd in Rotterdam, en wilde heel graag de journalistiek in. Met de kerst van 1998 kreeg ik toen een promotienummer (als eenmalige actie stuurde Skript een nummer naar vrijwel alle geschiedenis-
210
: )' / * I I '
studenten en alumni in Nederland, red.) in de brievenbus, waarna ik besloot een open sollicitatie te doen. Het leek me een leuke plek om ervaring op te doen. Tegelijkertijd kon ik het me ook permitteren om me vrijwillig in te zetten voor een tijdschrift; ik woonde nog op kamers en verdiende mijn huur met een typebaantje.' Na enige redactionele beraadslagingen mocht Kromhout plaatsnemen in de redactie. Hij herinnert zich vooral de goede sfeer. 'Ondanks de geldnood was het altijd gezellig, maar de professionaliteit stond voorop binnen de redactie. Er was een sterk esprit de corps; we waren jong en enthousiast, maar ook een tikkeltje arrogant. De redactie had vaak het gevoel van "wij tegen de rest". Als we onszelf vergeleken met reguliere tijdschriften, vonden we Skript er met kop en schouders boven uit steken. Zo gaven we zelfs af op het Historisch Nieuwsblad, dat begin jaren nul naar onze mening veel te populair ging schrijven.' Toch wilde Skript ook een meer journalistieke dan academische koers gaan varen. 'We zaten altijd tussen een academisch en populair-wetenschappelijk niveau in, met grote interviews en een opinierubriek.' Omdat Kromhout in Rotterdam had gestudeerd en in Den Haag woonde, was het voor hem ook een interessante kennismaking met de UvA. Ondanks deze voorgeschiedenis voelde Kromhout zich in Amsterdam geen moment een vreemde eend in de bijt. 'Ik had nooit college gehad in Amsterdam en kende de universiteit nauwelijks, maar dit is voor de overige redactieleden nooit een obstakel geweest. Bovendien hadden we ook nauwelijks contact met docenten en de universiteit. We deelden het gebouw, maar dat was het dan ook.' Het was vaak hard werken bij Skript, aldus Kromhout. 'Omdat de redactietaken nog niet per redacteur waren verdeeld, was iedereen per artikel verantwoordelijk. Je deed naast het schrijven van een artikel of redigeren van een paper dus ook de opmaak. Die opmaak is in mijn tijd overigens flink omgegooid. Blijkbaar niet naar smaak van onze opvolgers, want zij kozen direct voor weer een andere lay-out.' Een andere belangrijke stap vooruit was het opzetten van een website. 'Dat was begin jaren nul voor een relatief klein tijdschrift als Skript best bijzonder.'
Ontslag voor redactieraad Waar de redactieraad tegenwoordig een belangrijk adviesorgaan is voor Skript, vroegen Kromhout en de andere redactieleden zich begin jaren nul hardop af waarom de professoren en docenten nu eigenlijk in die raad waren gaan zitten. 'Behalve dat die gerenommeerde namen cachet gaven aan het blad, hadden wij het gevoel niets aan die mensen te hebben. Daarom besloten we in 2000 de volledige raad op staande voet te ontslaan. Het was tijd voor nieuwe namen, voor mensen die de redactie met raad en daad zouden bijstaan. We belden de bestaande redactieraadsleden op met de vraag of ze onder die voorwaarde eigenlijk nog wel geïnteresseerd waren om te blijven. Maarten Brands reageerde toen nog het meest ludiek, hij wilde er uit gegooM worden. Een ander redactieraadslid weigerde op te stappen. Die is toen maar gebleven.'
Skript Historisch Tijdschrift "^0.4
211
Inmiddels was de reglementaire periode dat een redactielid bij Skript zat verkort van twee naar één jaar. Kromhout bleef echter twee keer zo lang als de anderen. 'Ik begon me op een gegeven moment wel lichtelijk opgelaten te voelen. Niemand zei er wat van, maar ik zag iedereen komen en gaan en kreeg het gevoel dat ook voor mij de tijd om te vertrekken was gekomen. Toen ik in ZOOT als verslaggever aan de slag kon bij het Haags Straatnieuws, ben ik dan ook gestopt.' Tijdens zijn werkzaamheden voor deze regionale krant, ging Kromhout als freelancer aan de slag voor Historisch Nieuwsblad, waar hij nu in een vast dienstverband werkt. Heeft hij daar nog veel aan zijn ervaringen bij Skript.' 'Ik heb bij Skript het meeste geleerd van het begeleiden van auteurs. Veel schrijvers zijn behoorlijk eigenwijs, en dat ben je als redacteur ook. Dan moet je diplomatiek zijn, maar ook knopen doorhakken.'
Ongewijzigde formule De afgelopen dertig jaar is Skript altijd een afspiegeling geweest van wat er zich in de Nederlandse geschiedschrijving afspeelde. Verschillende generaties en redacties stellen min of meer dezelfde vragen, maar beantwoorden deze vragen vanuit steeds andere visies; iets wat dertig jaar Skript tot een dynamisch historisch document heeft gemaakt. Naast de inhoud is de opmaak misschien wel het meest aan verandering onderhevig geweest (zie afbeelding met omslagen). Typemachines en nietjes worden niet meer gebruikt bij het maken van het tijdschrift. Midden 2007 heeft de lay-out van Skript een metamorfose ondergaan, en ook de website is aan een flinke onderhoudsbeurt onderhevig geweest. Als we kijken naar de huidige inhoud valt op dat de formule van Skript nauwelijks gewijzigd is ten opzichte van de doelstellingen uit de beginperiode. Nog steeds wordt een zo groot mogelijke diversiteit aan artikelen nagestreefd, de redactie doet nog altijd interviews met vooraanstaand historici, en elke Skript wordt afgesloten met een serie recensies van belangrijke historische uitgaven. Net als bijna alle dertig voorgaande jaren wordt ook deze jaargang afgesloten met een dubbelnummer. Tot slot zal net als tien en twintig jaar geleden het dertigste levensjaar afgesloten worden met een groot historisch congres dat in het najaar van 2009 zal plaatsvinden. Hoewel de verleiding groot is om de huidige positie van Skript te duiden, laten we dit graag over aan een toekomstige redactie in een volgend jubileumnummer. Skript zal na dit artikel gewoon weer het unieke tijdschrift zijn dat de oprichters in 1979 in gedachten hadden: een medium waarin getalenteerde studenten de kans krijgen hun werk aan een breed publiek te presenteren. Het zou immers zonde zijn als papers en scripties van aanstormend talent in diepe bureaulades verdwijnen.
212
\ \ ' ',