Artikel: ‘If we lose them, the balance of power could swing against us’. Het beleid van de regering-Kennedy ten aanzien van de Non-Aligned Movement Auteur: Joppe Schaaper Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 34.1 (Lente 2012) 16-28. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: In this article the author examines the position of the Kennedy administration regarding the Non-Aligned Movement (NAM), a pacifist, antinuclear and neutral organization consisting particularly of Third World countries. This movement was founded in 1961, the year John F. Kennedy became president of the United States, by leaders such as Tito and Nasser. By discussing several memorandums, telegrams and letters from within the administration, the author argues that the Non-Aligned Movement in its initial phase had a far greater influence on the course of the Cold War than is often supposed in the historical debate. For example, by persuading some ‘key neutrals’ like Tito the US tried to influence this whole group of non-aligned nations. When leaders did not act according to the American expectations the US imposed economic and military sanctions, or broke diplomatic relations. Because of the importance attached to the NAM by the two superpowers, it can be said that the Cold War at the start of the sixties created not a bipolar but a tri-polar world system. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
‘If we lose them, the balance of power could swing against us’ Het beleid van de regering-Kennedy ten aanzien van de Non-Aligned Movement Joppe Schaaper In de historiografie van de Koude Oorlog is de afgelopen decennia steeds meer aandacht gekomen voor de invloed van landen buiten de machtsblokken Amerika en de Sovjet Unie op de internationale verhoudingen. Historici zoals Lundestad en Westad hebben daarmee de traditionele bipolaire interpretatie van de Koude Oorlog genuanceerd. In dit artikel richt Joppe Schaaper zich op de invloed van de Non-Aligned Movement. Aan de hand van verscheidene telegrammen, memoranda, brieven en beleidsstukken toont hij aan dat deze beweging aan het begin van de jaren ‘60 een belangrijke rol speelde in het buitenlandse beleid van de regering Kennedy. Wij schrijven 1961. Het begin van een roerig decennium, maar bovenal een veelbewogen en cruciaal jaar voor het verloop van de Koude Oorlog. Niet alleen werd Kennedy in dit jaar president van de VS, mislukte de beruchte Varkensbaaiinvasie op Cuba en werd de Berlijnse Muur opgetrokken. Ook vond in ditzelfde jaar in Belgrado een conferentie plaats die in de geschiedschrijving de nodige aandacht ontbeert: die van de Non-Aligned Movement (NAM), of de Beweging van Ongebonden Landen. Kort gezegd streefde deze alliantie van zogenaamde Derde Wereldlanden naar een vreedzame, antinucleaire wereld waarin elk land een onafhankelijke koers kon varen. In dit artikel tracht ik deze beweging haar verdiende plek in de geschiedenis te geven door aan te tonen dat zij een belangrijkere rol heeft gespeeld dan tot nu toe is aangenomen.1 Dit doe ik door de beginperiode van de NAM te bekijken vanuit de regering-Kennedy, die met zijn New Frontier-politiek de Derde Wereld definitief bij de Koude Oorlog betrok. Een logisch gevolg van deze politiek zou namelijk zijn dat deze nieuw ontstane coalitie van zogenaamde Derde Wereldlanden een belangrijke plaats innam in deze buitenlandse politiek. Maar is dit werkelijk zo geweest? En zo ja, op welke manieren probeerde de Amerikaanse regering de beweging in haar eigen invloedssfeer te brengen? Aan de hand van verscheidene telegrammen, memoranda, brieven en beleidsstukken van de Amerikaanse regering zal ik in dit artikel aantonen dat de NAM een cruciale positie innam in Kennedy’s buitenlandbeleid. Vervolgens zal ik aan de hand van de NAM betogen dat de Koude Oorlog meer werd beïnvloed door ‘derden’ dan gedacht, wat een nuancering van het traditionele debat over de periode betekent. Deze nuance past bovendien goed in het veranderende historiografische debat over de Koude Oorlog van de afgelopen decennia.
16 34.1 indd.indd 16
19.03.2012 17:37:56
Historiografie
Met zijn boek East, West, North, South, stond de Noor Geir Lundestad in 1986 aan het begin van een belangrijke omslag in het historiografische debat over de Koude Oorlog.2 De titel van dit boek, dat ruim drie jaar voor het einde van de Koude Oorlog werd gepubliceerd, dekt volledig de lading: de geschiedschrijving behoort zich niet te beperken tot een Oost-West perspectief. Lundestad betoogt dat het debat zich tot dan toe had toegespitst op de relaties tussen de hoofdrolspelers de SovjetUnie en de Verenigde Staten, met Europa als podium waarop het tweegevecht zich ontspon. Zogenaamd perifere gebieden, vanaf 1952 aangeduid met ‘de Derde Wereld’,3 kwamen in de hoofdstroom van de Koude-Oorlogsliteratuur niet of nauwelijks voor, uitzonderingen als Cuba en Vietnam daargelaten. Lundestad wil hier verandering in brengen, omdat hij van mening is dat Azië, Afrika en Zuid-Amerika wel degelijk een centrale rol hebben gespeeld in het verloop van de gebeurtenissen. De supermachten waren in de jaren zestig definitief verstrengeld geraakt in velerlei lokale conflicten in bijvoorbeeld Korea, Cuba, Vietnam, Indonesië, Egypte en Guatemala, waardoor de Koude Oorlog mondiaal geworden was.4 Een krappe twintig jaar later publiceert opnieuw een Noorse historicus een soortgelijk boek, waarmee hij de perspectiefverschuiving definitief gestalte geeft. Odd Arne Westad stelt in de inleiding van zijn boek The Global Cold War dat zijn doel is om twee grote debatten aan elkaar te verbinden: de literatuur over de interventies van de grootmachten en de literatuur over de revoluties en dekolonisatie in de Derde Wereld. Hij wil met een uitgebreide behandeling van conflicthaarden, revoluties en interventies in de global south een verband leggen tussen de bipolaire strijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en de met de grote dekolonisatiegolf gepaard gaande politieke vacua. Westad ziet het ingrijpen van de grootmachten in regionale conflicten door middel van economische, militaire of politieke steun als een, weliswaar gematigde, voortgang van de koloniale politiek van de oude Europese natiestaten. In die zin is er meer sprake van een continuïteit dan van een breuk met het verleden, aldus Westad.5 Deze twee belangrijke publicaties zijn echter niet de enige die van een Atlantische Oost-West benadering naar een mondiaal Noord-Zuid perspectief bewogen. In een state of the art recensie van 2008 laat Mark Berger zien dat er de afgelopen twintig jaar een brede herijking gaande is geweest, met een grote nadruk op ‘the Cold War as a global struggle in which the overall dynamics were not nearly as centered on the interaction between Moscow and Washington as formerly argued.’6 Het voert te ver om hier een uitgebreide analyse van deze publicaties te geven, maar de kerngedachte – in de Koude Oorlog waren er meer invloedrijke actoren dan alleen de twee grootmachten – is duidelijk. Mijn onderzoek tracht deze kerngedachte te onderstrepen.
De Non-Aligned Movement
Hoewel de aandacht van historici de afgelopen decennia dus steeds meer uit is gegaan naar de Derde Wereld, is er mijns inziens toch opvallend weinig aandacht be-
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 17
17 19.03.2012 17:37:56
steed aan de rol in de internationale politiek van de Beweging van Ongebonden Landen oftewel de Non-Aligned Movement. De kiem van deze beweging werd gelegd in 1955 in het Indonesische Bandung. Tijdens de Bandungconferentie kwamen de leiders bij elkaar van Aziatische en Afrikaanse vrijheidsbewegingen en van landen die in het decennium daarvoor onafhankelijk waren geworden. Het doel was economische en culturele samenwerking tussen de beide continenten en het vormen van een gezamenlijk front tegen de koloniale en neokoloniale machten. De belangrijkste initiatiefnemers waren Indonesië, India en Egypte. Deze landen positioneerden zich tegenover zowel de oude kolonisators zoals Frankrijk en Nederland, als de nieuwe (de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten) en stonden voor een vreedzame, antinucleaire wereld. In Bandung ontstond het idee van een ‘derde blok’, dat neutraal of ongebonden was en zich dus bij geen van beide machtsblokken aan zou sluiten.7 Na de conferentie werd dit idee verder uitgedacht door de leiders van de drie belangrijkste aanwezige landen: Gamal Abdel Nasser van Egypte, Soekarno van Indonesië en Jawaharlal Nehru van India. Een vierde hoofdrol was weggelegd voor Josip Broz Tito, de president van Joegoslavië, die in 1948 openlijk met Stalin had gebroken en voor de zogenaamde ‘Derde Weg’ koos als een alternatief voor het stalinistische Communisme. In 1961 nam hij het initiatief tot een Conferentie van Staatshoofden van Ongebonden Landen, die in september plaatsvond in Belgrado. Vijfentwintig landen waren aanwezig bij deze eerste bijeenkomst, die de eerste was in een traditie van driejaarlijkse conferenties. Elk jaar groeide de beweging: binnen vijfentwintig jaar vertegenwoordigde de NAM 102 landen.8 Des te vreemder is het, naar mijn mening, dat deze substantiële groep non-aligned landen zo onderbelicht is gebleven in de geschiedschrijving. Ook na de geschetste perspectiefverschuiving van de jaren tachtig is hier, tot mijn grote verbazing, niets aan veranderd. Er zijn slechts twee relevante publicaties van omvang die zich bezig hebben gehouden met de NAM. Dat zijn The NAM: origins of a Third World Alliance van Peter Willetts en The Non-Aligned, the UN and the Superpowers van Richard Jackson. Willetts’ monografie is vooral nuttig als gedetailleerd naslagwerk van de ontstaansgeschiedenis van de beweging, de uiteenzetting van de ideologie van non-alignment en de verbinding van binnenlands-politieke ontwikkelingen van de voornaamste lidstaten met de keuze voor een non-aligned buitenlandse politiek. Dit boek betekent een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar de NAM, maar legt helaas de wisselwerking tussen de beweging en de bipolaire internationale politieke constellatie niet bloot.9 Een auteur die dit wel heeft gedaan is Richard Jackson, politiek adviseur van de missie van de Verenigde Staten bij de VN in het begin van de jaren tachtig. Zoals de titel van zijn boek al aangeeft, behandelt hij de relatie tussen de NAM enerzijds en de Verenigde Naties en de grootmachten anderzijds. Hij beschrijft verschillende periodes in de ontwikkeling van de beweging, waarin de politieke situatie van dat moment en het land dat het voorzitterschap in handen had van groot belang waren voor de koers die het voer en de rol die het speelde in de internationale gemeenschap. Ook de manier waarop de Verenigde Naties als platform werden gebruikt voor het uitdragen van de non-aligned hervormingsgezinde standpunten wordt door Jackson uitvoerig besproken.10
18 34.1 indd.indd 18
19.03.2012 17:37:56
Daarnaast onderzoekt Jackson de houding van de NAM tegenover de beide grootmachten. Hij wijst erop dat er een grote inconsistentie zat tussen het nonaligned ideaal van vermindering van de spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en de politieke realiteit van de zoektocht van de meeste lidstaten naar economische, militaire of politieke steun van één of beide landen. Of zoals Jackson het zegt: ‘[they were] divorcing positions on international issues from bilateral relations with either superpower’.11 Deze inconsistentie op zich is niet zo’n nieuwe gedachte: dat er op allerlei manieren steun werd gezocht bij de welwillende, rijke en naar uitbreiding van hun invloedssfeer zoekende grootmachten is algemeen bekend. Maar de auteur ziet een zeker patroon in de voorkeuren van de meeste lidstaten voor een grootmacht. De Verenigde Staten werden in de meeste gevallen veel kritischer bejegend dan de Sovjet-Unie.12 Dit zorgde volgens Jackson voor een ongelijke positie en had als gevolg dat de Amerikanen een grotere activiteit aan de dag legden om deze landen aan hun kant te krijgen.
Kennedy’s New Frontier
In reactie op de relatief onbelangrijke plaats van de Derde Wereld in de buitenlandse politiek van zijn voorganger Dwight D. Eisenhower besloot Kennedy inderdaad een actievere politiek te voeren ten aanzien van ontwikkelingslanden, waarbij de versterking van de positie van Amerika in de koude strijd met de Sovjet-Unie natuurlijk voorop stond. Hij was de eerste die hulp aan ontwikkelingslanden als vast onderdeel van het beleid maakte en niet alleen wanneer de directe belangen van Amerika in het geding kwamen.13 De retoriek van de New Frontier benadrukte het idee dat de Derde Wereld in de jaren zestig het centrum zou zijn waarin de Koude Oorlog beslist zou worden. Kennedy verhoogde als het ware de strijd om de Derde Wereld naar een first-order priority in de Koude Oorlogstrategie. Naast Kennedy’s algemene overtuiging van het belang van de Derde Wereld, speelde een aantal concrete gebeurtenissen van die maanden een belangrijke rol in het tot stand komen van de New Frontier: een confronterende speech van Chroesjtsjov in januari 1961, waarin hij uitsprak de vrijheidsstrijd van de Derde Wereldlanden te zullen steunen; de nauwer wordende banden tussen Cuba en de Sovjet-Unie; Communistische revoluties in Laos en Zuid-Vietnam; en een anti-Westerse opstand in Congo.14 De specifieke uitvoering van Kennedy’s New Frontier-beleid kan grofweg in twee delen beschreven worden: hard power en soft power. Onderdelen van de hard power waren bijvoorbeeld een stijging van de defensieuitgaven met vijftien procent, de harde opstelling van Kennedy in de Cubacrisis en de oprichting van de Green Berets, een speciale legereenheid getraind in anti-guerillatactieken. Een voorbeeld van soft power was de oprichting van het Peace Corps, dat Amerikaanse jeugd over de wereld stuurde om met economische en culturele hulp en voorlichting de harten van de Derde Wereldbevolking te winnen. Een ander onderdeel was USAID, het United States Agency for International Development, dat zich erop toelegde de humanitaire en economische hulp van de Amerikaanse overheid aan de ontwikkelingslanden te coördineren. Al met al bracht Kennedy een grote omslag te-
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 19
19 19.03.2012 17:37:57
Boven: John F. Kennedy ontvangt de Indonesische president Soekarno, 1961 (bron: indische-archipelago.blogspot.com)
Onder: Josip Tito en Kennedy ontmoeten elkaar in Washington, 1963 (bron: commons.wikipedia.org)
34.1 indd.indd 20
19.03.2012 17:37:57
weeg in de omgang van de Amerikaanse regering met de Derde Wereld.15 Maar hoe ging zijn regering precies om met de Non-Aligned Movement? Dat de regering-Kennedy zich bewust was van Amerika’s slechtere imago bij de NAM ten opzichte van de Sovjet-Unie blijkt uit een analyse van de Central Intelligence Agency (CIA) van de Belgrado Conferentie, die te vinden is in het archief van de John F. Kennedy Library. Een paar uitzonderingen daargelaten werden de meeste speeches gedomineerd door antikoloniale, anti-imperialistische en anti-Westerse thema’s. Er was een gematigde groep landen die aangevoerd werd door de Indiase premier Nehru en een radicalere groep met onder andere de Cubaanse president en bondgenoot van de Sovjet-Unie Fidel Castro. Nehru trachtte de algemene teneur van anti-Westerse uitspraken enigszins tegen te gaan door zijn teleurstelling uit te spreken over de hervatting van de nucleaire testen door de Sovjet-Unie en de focus te leggen op onafhankelijkheidsstrijd en niet op het Oost-West conflict. Echter, de algehele conclusie van de CIA-analyse was dat de meeste posities van non-aligned landen dichterbij die van de Sovjet-Unie lagen dan bij die van de Verenigde Staten.16 Wellicht ingegeven door een combinatie van vastberadenheid en teleurstelling achtte de Speciale Assistent Nationale Veiligheid van Kennedy, Walt Rostow, het een maand na de Conferentie een goed moment om een memorandum te schrijven over ‘Neutralism and Foreign Aid’. Dit aangezien er nog geen officiële politiek bestond die hulp aan non-aligned landen beschreef:
The policy issue is this: [..] to what extent should we try to use aid policy to achieve short-range verbal or voting shifts in alignment on world issues? To put the matter sharply, should we let our aid policy be governed by our interest [..] in building a longterm dependence of these nations on the West; or should we permit our aid policy to be sensitively governed by the positions taken on particular international issues by neutrals?17
Het was volgens hem erg belangrijk om de lange termijn politiek af en toe los te laten en sommige acties die niet in lijn waren met het beleid te tolereren, omdat aangetoond was dat economische hulp een significante factor was ‘in determining how neutrals align themselves on the major World issues’.18 Hier wordt duidelijk dat ‘de waan van de dag’ bij neutrale landen een belangrijker rol speelde dan bij vaste bondgenoten.
Key neutrals
Naast gerichte ontwikkelingshulp was het beïnvloeden van de opinieleiders van de NAM een andere manier om het neutrale blok achter het Amerikaanse beleid te krijgen. Er werd in een memorandum van de National Security Council aan Kennedy zelfs letterlijk gezegd: ‘it serves our interests to have good relations with a key neutralist like Nasser, just as with Tito or Nehru.’19 Het was dus puur eigenbelang om de koers van de NAM via sleutelfiguren als bovenstaande te matigen, bovendien paste het goed in het nieuwe beleid ‘of being more sensible toward the neutralists’.20 Deze opinieleiders werden goed in de gaten gehouden via ambassa-
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 21
21 19.03.2012 17:37:57
deurs, om hun standpunten waar nodig te kunnen beïnvloeden ten gunste van de Verenigde Staten. Met economische maatregelen of propagandaoffensieven werd getracht deze key neutrals te bewegen richting het Amerikaanse standpunt. Een goed voorbeeld van dit beleid was de houding ten opzichte van de Egyptische president Nasser. De Amerikanen probeerden bij hem al vóór de Belgrado Conferentie hun standpunten en ideeën over non-alignment en de gevolgen daarvan in de internationale politiek te ventileren. Dit deden zij door bijvoorbeeld in een antwoord op een Egyptische aanvraag van economische hulp, ook het een en ander ‘about our view of neutralism and non-alignment that bear on the forthcoming conference’ te vertellen, om zo de uiteindelijke resolutie indirect in haar voordeel te beïnvloeden.21 Na de conferentie begon er langzaam een positievere houding ten opzichte van Nasser te ontstaan, wat culmineerde in een herziening van de relaties in januari 1962. Minister van Buitenlandse Zaken Dean Rusk ontwierp in samenwerking met de NSC onder leiding van McGeorge Bundy een nieuw beleid waarin grootschalige economische hulp centraal stond. Ondanks de tegenstellingen tussen Egypte aan de ene kant en Israël, Frankrijk en Groot-Brittannië aan de andere kant en de oude banden van Egypte met de Sovjet-Unie, keken de Verenigde Staten naar de lange-termijnvoordelen die dit nieuwe beleid zou opleveren. Er waren concrete aanwijzingen dat Nasser steeds meer een pro-Amerikaanse koers ging varen. Bovendien was het van belang dat hij op de Belgrado Conferentie een gematigde positie innam, in tegenstelling tot de Joegoslavische president Tito.22 Tito’s openingsspeech was namelijk veel minder gematigd dan ambassadeur Kennan had verwacht: hij was diep teleurgesteld in de vele pro-Sovjet-Unie standpunten die Tito innam, onder andere met betrekking tot de Berlijncrisis. Sommige passages waren volgens hem zo gekleurd dat deze van Chroesjtsjovs hand hadden kunnen zijn.23 Tito’s opmerkingen over de Russische hervatting van nucleaire testen op 31 augustus waren ‘zwak en zelfs pro-Russischer dan de opvattingen van Nasser en Kwame Nkrumah’. Nasser van Egypte en Nkrumah van Ghana werden door de Amerikanen namelijk gezien als vaste bondgenoten van de Sovjet-Unie. In een onderonsje met de Indiase premier Nehru, uitte Kennan zijn teleurstelling en woede over Tito’s speech, waarin hij ‘de feiten fantasievol wist om te draaien door Oost-Duitsland als vreedzaam ontwikkeld land onder een vrolijk socialistisch systeem af te schilderen en West-Duitsland als een fascistische en revanchistische staat’.24 Kennan plaatste in zijn reactie op het Joegoslavische optreden ook vraagtekens bij het voortzetten van gedeeltes van economische hulp aan Joegoslavië. In een telegram aan het State Department deed hij een aantal aanbevelingen met betrekking tot deze steunmaatregelen. Enerzijds moest het stopzetten van bepaalde steun een afschrikwekkend effect hebben zodat duidelijk werd dat het geen onvoorwaardelijke steun was, anderzijds moesten de maatregelen niet allesomvattend zijn met als averechts gevolg dat Joegoslavië nog pro-Russischer zou worden of dat de bevolking onevenredig hard zou worden getroffen. Als voorbeeld noemde hij het per direct afschaffen van het zogenaamde technical assistance program. Bovendien, vond Kennan, moest in alle officiële correspondentie met de
22 34.1 indd.indd 22
19.03.2012 17:37:57
Joegoslavische diplomaten gecoördineerd blijk worden gegeven van afkeur over de weg die zij hadden ingeslagen en dat die weg duidelijk niet non-aligned, maar anti-Amerikaans was.25 Daadwerkelijk actie werd in de zomer van 1962 ondernomen: de economische status van Joegoslavië werd veranderd. Er werden beperkingen ingesteld op de zogenaamde Most Favoured Nation-status van het land. Deze status hield in dat Joegoslavië allerlei handelsvoordelen kreeg toebedeeld, zodat de handel tussen beide landen toe zou nemen. Door vermeende toenadering tussen Chroesjtsjov en Tito besloot het Congres restricties op deze status toe te passen. Zo kunnen we een direct verband vaststellen tussen Kennans telegram waarin hij de positie die Tito innam op het eerste NAM-congres afkeurde en de Amerikaanse beleidsmaatregelen ten aanzien van het land. Zoals het optreden van Nasser in Belgrado positieve gevolgen had voor Egypte, werden bij Joegoslavië direct negatieve consequenties verbonden aan Tito’s pro-Russische standpunten en de daarbij behorende slechte invloed op alle andere ongebonden landen. Dit gold ook voor de derde key neutral, Nehru van India, maar hier zal ik verder niet op ingaan.
Neutraliteitspolitiek in Koude Oorlogscrises
Net als in veel ‘hete’ oorlogen, was er in de Koude Oorlog een aantal beslissende sleutelmomenten die bepalend waren voor het verdere verloop. Interessant genoeg vielen twee van deze Koude Oorlogscrises samen met het presidentschap van Kennedy, namelijk de Berlijncrisis in 1961 en de Cubacrisis in 1962. Relevant voor dit onderzoek is hoe er op deze cruciale momenten vorm werd gegeven aan de politiek ten opzichte van de landen van de NAM. In beide crises, zo blijkt uit een analyse van verschillende memoranda, brieven en beleidsstukken uit het Digital National Security Archive, is er sprake geweest van een actieve neutraliteitspolitiek om zoveel mogelijk non-aligned landen aan de Amerikaanse kant te krijgen. Kort gezegd draaide de Berlijncrisis om een apart verdrag dat de Sovjet-Unie wilde sluiten met de DDR, om deze staat definitief in de oostelijke invloedssfeer te brengen en het vluchtelingenprobleem te beteugelen. De Verenigde Staten wilden dit koste wat kost voorkomen. De Cubacrisis kwam tot een hoogtepunt in oktober 1962, toen de Sovjet-Unie kernraketten plaatste op het eiland, iets waar de Amerikanen niet van gediend waren. Er werd onder andere gedreigd met een grootschalige vergeldingsactie, waarop de Russen zich na een week terugtrokken. In het geval van de Berlijncrisis werden, zelfs vóór het officiële begin van de NAM een maand later, de neutrale landen al als een blok benaderd en werd hun positie in het debat van doorslaggevend belang geacht. In een telegram van Rusk aan diverse Amerikaanse ambassades in West-Europa bijvoorbeeld, werd een plan uiteengezet hoe het beste de Afrikaanse en Aziatische neutrale leiders te overtuigen van het Amerikaanse standpunt. In de inleiding uitte Rusk zijn irritatie over de Russische propagandagolf in deze landen, waarin werd beweerd dat een apart vredesverdrag tussen hen en Oost-Duitsland de spanningen tussen Oost en West zou verminderen. Juist daarom, meende hij, moest er veel worden
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 23
23 19.03.2012 17:37:58
gedaan om deze neutralen te overtuigen. Hij stelde voor dat de Berlijnse burgemeester Willy Brandt een aantal ‘African and Asian neutral opinion leaders’ zou uitnodigen om zowel Oost- als West-Berlijn te bezoeken. Tijdens hun bezoek konden ze dan het leven aan beide kanten van de demarcatielijn observeren, waarbij duidelijk gezegd zou worden dat ze absoluut vrij waren om te gaan en te staan waar ze wilden. ‘We recognize that this might involve some risk because slogans and terminology of East Germans might make special impression on some neutrals, but believe on balance advantage would clearly lie with West Berlin.’ Er werd duidelijk de hoop uitgesproken dat deze sleutellanden ook andere neutrale landen positief zouden beïnvloeden, in het voordeel van Amerika uiteraard.26 Ook toen het bouwen van de muur al begonnen was, zetten de Verenigde Staten alle zeilen bij om hun standpunt in een gunstig daglicht te stellen bij neutrale landen. Op 19 augustus stuurde Rusk een circulaire naar een dertigtal ambassades in belangrijke non-aligned landen, waaronder Joegoslavië, India, Egypte en Ghana. De boodschap was duidelijk: coördineer met uw collega’s van de Britse, Franse en Duitse ambassade de acties waarmee een zo groot mogelijk gunstige invloed op de lokale regering wordt uitgeoefend met betrekking tot ons standpunt inzake Berlijn. De Belgrado Conferentie, die twee weken later plaats zou vinden, werd uitdrukkelijk genoemd om aan te geven dat het van belang was om al vóór deze vergadering veel neutrale leiders overtuigd te hebben van de Amerikaanse standpunten.27 Daarnaast werden er op het State Department allerlei tactieken bedacht om neutrale landen aan de kant van de Verenigde Staten te krijgen. In een memorandum van onderminister Chester Bowles aan president Kennedy werden deze tactieken en de stand van zaken van dat moment besproken. Het belangrijkste principe dat in elk gesprek met een non-aligned leider moest worden aangehaald was zelfdeterminatie. Als dit principe telkens als voornaamste beweegreden voor de Amerikanen zou worden aangeduid om de West-Duitse zelfstandigheid te behouden, dan zou er een gevoelige snaar geraakt worden. Immers, zelfbeschikkingsrecht was het recht waar deze landen in de afgelopen decennia zelf zo hard voor gevochten hadden. Bovendien zouden andere Amerikaanse argumenten zoals de wettelijke aanspraak op West-Berlijn weinig interesse en empathie opwekken. ‘When you speak of our obligation to protect 2,5 million Berliners from being subjugated by a regime which they reject, you strike a sympathetic chord. This emphasis on free choice and self-determination is fundamental.’28 Ook vóór, tijdens en na de Cubacrisis, hielden de Amerikanen wereldwijd de reacties nauwlettend in de gaten. En ook hier stonden de non-aligned landen in het middelpunt van de aandacht. Op 24 oktober, twee dagen na Kennedy’s dreigende speech waarin hij het per direct terugtrekken van de Russische kernraketten eiste, deed Adlai Stevenson, ambassadeur van de Verenigde Staten bij de VN, verslag van een spoedzitting van de Non-Aligned Movement. De algemene consensus onder de aanwezigen was dat de drie de betrokken partijen moesten samenwerken om het conflict op te lossen en escalatie te bezweren.
24 34.1 indd.indd 24
19.03.2012 17:37:58
Er werd ook gepleit voor bemiddeling door secretaris-generaal van de VN U Thant. Er was echter uiteindelijk weinig steun voor de felle reactie van de Verenigde Staten, zoals geuit door Kennedy: daar moest volgens Stevenson wat aan gedaan worden.29 Een interessant vervolgtelegram kwam nog aan het eind van dezelfde dag aan bij Rusk. Stevenson had de Maleisische ambassadeur gesproken en terwijl deze in de vroege middag nog had gezegd dat een groot aantal Afrikaanse en Aziatische landen de speech van Kennedy verkeerd vonden, zei hij aan het eind van de dag dat hij een significante omslag zag in het denken van de meeste Afrikaanse landen. Hoogstwaarschijnlijk was dit het resultaat van een briefing van deze landen door de Amerikaanse afgevaardigden in de VN. De Maleisische ambassadeur meldde dat dit zou leiden tot een aanpassing van de resolutie van de NAM die meer begrip zou tonen voor het Amerikaanse standpunt inzake de Cuba-crisis.30 Dit voorbeeld geeft goed weer hoe effectief een direct propaganda-offensief kon zijn als bleek dat de algemene consensus weinig rooskleurig was voor het Amerikaanse standpunt. In het laatste jaar van Kennedy’s regeerperiode zouden dit soort propaganda-offensieven echter steeds minder voorkomen, omdat het belang van de NonAligned Movement sterk afnam. Vanwege oorlog tussen India en China en later ook tussen NAM-leden India en Pakistan brokkelde de geloofwaardigheid van deze ‘pacifistische’ en ‘neutrale’ beweging gestaag af. Onderlinge ruzies en het gebrek aan consensus brachten de NAM al snel in de marge van de wereldpolitiek. Dit vond zijn weerslag in de Amerikaanse houding tegenover de beweging: in allerhande documenten aangaande de betrekkingen met deze landen waren nu niet meer het lidmaatschap van de beweging of de status van non-alignment, maar de individuele standpunten van elk land leidend. Zo kwam er dus al na twee jaar een eind aan de Amerikaanse praktijk van beïnvloeding van een grote groep landen via key non-aligned landen en was ‘neutraliteit’ meer dan ooit verworden tot een wassen neus.
Conclusie
Alle gebruikte bronnen beschouwende, kan er gesteld worden dat de regeringKennedy op actieve wijze de non-aligned landen probeerde te beïnvloeden. De belangrijkste beweegreden om deze landen te willen overtuigen van de Amerikaanse standpunten was natuurlijk de uitbreiding van de Amerikaanse invloedssfeer. Dit werd gedaan door het verstrekken van economische of militaire hulp, maar ook door propaganda- en informatiebombardementen. Uit de door mij onderzochte bronnen blijkt dat er behoefte was bij de Amerikaanse regering aan informatie over de ontwikkelingen binnen de NAM en de standpunten die zij had inzake internationale kwesties als de Cubacrisis. Dit was een belangrijke manier om te inventariseren op welke steun de Verenigde Staten internationaal zou kunnen rekenen en om in te schatten of er al dan niet actie moest worden ondernomen om de balans weer in het eigen voordeel te brengen.
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 25
25 19.03.2012 17:37:58
Naar buiten toe werd de aandacht en verstrekking van economische hulp aan neutrale landen gelegitimeerd door en verhuld in de ideologie van de New Frontier, waarin onbaatzuchtige ontwikkelingshulp en onvoorwaardelijke steun aan Derde Wereldlanden centraal stonden. De eigenlijke reden echter was een allesoverheersend anti-Communisme dat zich in de regeerperiode van Kennedy definitief op de global south richtte. Door een actieve neutraliteitspolitiek trachtte de regering-Kennedy een betere positie te verzilveren in haar tweestrijd met de SovjetUnie. Kennedy verplaatste met zijn politiek van New Frontier de focus van zijn buitenlandse politiek naar de Derde Wereldlanden, mijns inziens in het bijzonder naar de neutrale non-aligned landen, wist hieraan een ideologische en humanitaire boodschap te verbinden, maar deed dit uiteindelijk uit puur, realpolitisch eigenbelang. Ten slotte bevestigt de invloedrijke rol die de Non-Alignd Movement heeft gespeeld in deze hectische periode van de Koude Oorlog de noodzaak van de omslag die Westad en Lundestad in het debat hebben gemaakt. Het beeld van de Koude Oorlog dat dominant was – een overzichtelijke strijd tussen twee actoren in een sterke oost-west dimensie – moest genuanceerd worden door ook andere invloedrijke actoren van met name het zuidelijk wereldhalfrond erbij te betrekken. De zeer opmerkelijke afwezigheid van de NAM in deze herijking heb ik met dit onderzoek getracht te corrigeren. In dit artikel is aangetoond dat deze beweging een cruciale positie innam in de Koude Oorlog van het begin van de jaren zestig, wat eens te meer duidelijk maakt dat de Koude Oorlog veel meer behelst dan een simpele tweestrijd tussen het kapitalisme en het communisme.
26 34.1 indd.indd 26
19.03.2012 17:37:58
Noten Titel afkomstig uit: Digital National Security Archive [hierna DNSA] Cuban Missile Crisis Collection [hierna CMC] http://nsarchive.chadwyck.com/ home.do, Notes on remarks by President Kennedy before the National Security Council; Remarks by President Kennedy before the National Security Council 22 januari 1963 [30-1-2012]. 2 Geir Lundestad, East, West, North, South. Major developments in international politics. 1945-1986 (Oslo 1986). 3 Albert Sauvy, een Franse historicus, gebruikte in 1952 voor het eerst het woord Derde Wereld in een artikel, waarbij de Eerste Wereld het zogenaamde ‘Westen’ betrof en de Tweede Wereld de Sovjet-Unie en haar satellietstaten. Mark T. Berger, ‘The real cold war was hot. The global struggle for the Third World. Review article’, Intelligence and National Security 23 (2008) 112- 126, aldaar 113-114. 4 Lundestad, East, West, North, South, 62-97. 5 Odd Arne Westad, Global Cold War. Third world interventions and the making of our times (Cambridge 2005) 1-7. 6 Mark T. Berger, ‘The real cold war was hot’, 113. 7 Westad, Global Cold War, 99-101. 8 Alexander Usvatov, The NAM: aims, principles, practice (Moskou 1986) (Supplementsnummer bij The New Times) 1. 9 Peter Willetts, The NAM: origins of a Third World alliance (Londen 1978). 10 Richard Jackson, The Non-Aligned, the UN and the superpowers (New 1
York 1983) 98-99. 11 Ibidem, 189-190. 12 Ibidem, 191-210. 13 Walt Rostow, Eisenhower, Kennedy and foreign aid (Austin 1984) 57. 14 Robert McMahon, ‘US national security from Eisenhower to Kennedy’ in: Melvyn Leffler en Odd Arne Westad (red.), Cambridge History of the Cold War. Volume 1, Origins (Cambridge 2010) 288- 311, aldaar 303-304. 15 Frank Costigliola, ‘US foreign policy from Kennedy to Johnson’ in: Melvyn Leffler en Odd Arne Westad (red.), Cambridge History of the Cold War. Volume 2, Crises and Détente (Cambridge 2010) 112-133, aldaar 116. 16 Archief John F. Kennedy Library, http://www.jfklibrary.org/, CIA, Non-Aligned Nations summit meeting, Presidential Papers 5 september 1961 [30-1-2012]. 17 Archief Department of State, Foreign Relations of the United States (hierna FRUS) (http://history. state.gov/historicaldocuments, W.W. Rostow Memorandum 1961- 1963 IX, aldaar: document 118 Foreign Economic Policy 4 oktober 1961 [30-1-2012]. 18 FRUS, Rostow Memorandum 4 oktober 1961. 19 FRUS, Robert Komer Memorandum 1961-1963 XVII, aldaar: document 173 23 januari 1962. 20 FRUS, Komer Memorandum 1961- 1963 XVII, aldaar: document 163 15 januari 1962. 21 FRUS, Rostow Memorandum 1961- 1963 XVII, aldaar: document 63 6 juni 1961.
Skript Historisch Tijdschrift 34.1
34.1 indd.indd 27
27 19.03.2012 17:37:59
FRUS, Dean Rusk Memorandum from Rusk to President Kennedy 1961-1963 XVII, aldaar: document 159 10 januari 1962. 23 FRUS, George Kennan Telegram from the Embassy in Yugoslavia to the Department of State 1961 1963 XVI, aldaar: document 96 3 september 1961. 24 Ibidem. 25 FRUS, Kennan Telegram from the Embassy in Yugoslavia to the Department of State 1961-1963 XVI, aldaar: document 97 15 september 1961. 26 DNSA, Berlin Crisis Collection (hierna BCC), Rusk Proposal to invite African and Asian leaders to boost Western position 12 juli 1961. 27 BCC, Rusk Instructions to coordinate with allies’ efforts to exercise maximum favorable influence on local governments with respect to the Western position on Berlin 19 augustus 1961. 28 BCC, Chester Bowles Commenting on difficulties in obtaining support among the neutral nations for the US position in Berlin 22 augustus 1961. 29 CMC, Adlai Stevenson Reconstruction of meeting of unaligned nations at the United Nations 24 oktober 1962. 30 CMC, Stevenson Shift in attitudes among Afro-Asians at the United Nations reported with consequent revision of UN Resolution by unaligned nations possible 24 oktober 1962. 22
28 34.1 indd.indd 28
19.03.2012 17:37:59