Artikel: Het varende kantoor van een schipper. Unieke achttiende-eeuwse scheepspapieren uit het Engelse nationale archief Auteur: Anna Leeflang Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 28.3, 19-32. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Anna Leeflang
Het varende kantoor van een schipper Unieke achtiende eeuwse scheepspapieren uit het Engelse nationale archief.
Het Engels Nationaal archief bevat belangrijke bronnen voor wie geïnteresseerd is in Nederlandse maritieme geschiedenis, bronnen die werden buitgemaakt in de verschillende Engelse Oorlogen. Anna Leeflang laat met onderstaand artikel zien dat door de bestudering van dergelijke bronnen bestaande theorieën kunnen worden gestest en waar nodig aangepast.
Op 27 december 1780 werd het schip De Jonge Stoffels tussen Dover en Calais door Engelse kapers buitgemaakt. Aan boord de Friese schipper Huijte Fookles. Zeven dagen daarvoor was de Vierde Engelse Oorlog begonnen. Net als bij vele andere kapingen van Nederlandse koopvaardijschepen tijdens de vier Engelse oorlogen in de zeventiende en de achttiende eeuw werden alle aan boord aangetroffen vrachtbrieven, ladinglijsten, zeekaarten, scheepsjournaals, brieven van het thuisfront en andere papieren geconfisqueerd.i Tot op de dag van vandaag liggen tientallen dossiers met dergelijke unieke zogenoemde prize papers in de archieven van de Engelse admiraliteit in de National Archives in Londen. De vondst is van groot belang voor de Nederlandse overzeese, maritieme en mentaliteitsgeschiedenis. In dit artikel wordt het zakelijke leven van schipper Fookles geschetst aan de hand van 'zijn' prize papers.^ Mijn bevindingen werpen nieuw licht op bestaande ideeën over de rol en het 'werkniveau' van individuele schippers in dienst van de partenrederij in de achttiende eeuw. In het kader van het door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag opgezette project Sailing Letters heeft historicus en publicist Roelof van Gelder in 2003 een inventarisatie van de aanwezige papieren gemaakt.^ Vooral de brieven van en naar het thuisfront zijn bijzonder: eindelijk kan de stem van de boekhouder, de schipper, de accijnsmeester, de scheepsbouwer en hun vrouwen worden gehoord. Overigens hebben de geadresseerden van de uitgaande brieven deze nooit kunnen lezen, omdat ze nooit bezorgd zijn. De schepen die de brieven vervoerden, vielen in handen van Engelse kapers. Veel brieven zijn door Van Gelder voor het eerst in honderden jaren weer geopend en gelezen.
19
De scheepspapieren bieden materiaal voor verschillende studies over bijvoorbeeld het dagelijkse leven aan boord, in overzeese handelssteden én over economische en commerciële aspecten van de scheepvaart. Van enkele personen zijn genoeg brieven overgeleverd voor een biografische schets. Zo ook van de achttiende-eeuwse schipper Huijte Fookles uit Workum. In het kader van mijn onderzoek heb ik in Londen van zijn 300 prize papers er 68 geselecteerd. Fookles was één van de vele Friese schippers die tijdens de economisch gunstige jaren van 1760-1780 de Europese wateren bevoer. Geboren in 1744 als zoon van een matroos uit Workum, was het voor Fookles vanzelfsprekend dat hij ook de scheepvaart in zou gaan. In zijn dertigste levensjaar werd hij daadwerkelijk schipper van het kofschip De Jonge Stoffels en voer hij heen en weer tussen Sint Petersburg, Memel, Hamburg, Bordeaux, Porto en Barcelona. Als schipper-reder vervoerde hij niet eigen vracht, maar zochten zijn Amsterdamse of plaatselijke scheepsmakelaars geschikte vracht(en) voor het kofschip. Een grote partij vlas uit Memel was nog niet afgeleverd in Porto of Fookles was alweer met een vrachtje suiker en olie op weg naar Hamburg. Door in te spelen op plaatselijk vraag en aanbod kon Fookles maandenlang op zee blijven, terwijl zijn vrouw Pietertje Fekkes thuis in Gaast met twee kinderen geduldig op zijn brieven wachtte.'^ Aangezien elke bevrachting moest worden vastgelegd in een zogeheten cognossement of manifest, rekeningen en bemanningslijsten moesten worden opgemaakt, maar ook scheepsjournaals en logboeken consciëntieus vol werden geschreven, raakte Fookles' scheepskist in de jaren 1776-1780 tot de nok toe gevuld met zakelijke documenten. Ook heeft Fookles zes brieven van Pietertje jaren op zee met zich meegedragen. We mogen hem dankbaar zijn voor het feit dat hij bijna niets heeft weggegooid. Hierdoor is een groot, bijna compleet, persoonlijk dossier overgeleverd. Het is een unieke bron met zeer grote toegevoegde waarde en zeggingskracht.
Een geluk bij een ongeluk In januari 1778 werden Fookles' werkzaamheden op zee ruw verstoord door een schipbreuk: het kofschip liep vast op een rots vlakbij Bordeaux. Het schip werd zwaar beschadigd teruggebracht naar de Republiek. Het enige wat Fookles kon doen, was zorgen dat het schip zo snel mogelijk weer het water op kon. Winsten werden immers misgelopen. Toch lag het schip tot augustus 1779 op de scheepswerf in Grouw. Gedurende deze anderhalfjaar was Fookles dagelijks op de werf te vinden en correspondeerde hij vele malen met de smid, leveranciers van materialen, scheepsbouwers en zijn scheepsmakelaars, de heren Kersjes uit Amsterdam. Dergelijke brieven zijn van groot historisch 28.3
belang, omdat ze een hoop duidelijk maken over de rol van de schipper aan wal. Een geluk bij een ongeluk dus: een zakelijke administratie en correspondentie van jaren verschaft een unieke ingang tot het leven op de scheepswerf en het scheepsdek. Dichterbij het leven van een achttiende-eeuwse schipper kan men niet komen. Primaire bronnen van achttiende-eeuwse schippers van de Nederlandse koopvaardij, anders dan dagboeken en scheepsjournaals, zijn zeer schaars. Als gevolg daarvan is deze beroepsgroep een onbelicht thema in de historiografie. Wat erover is geschreven, is nauwelijks tot stand gekomen aan de hand van particuliere bronnen. Keer op keer wordt de achttiende-eeuwse schipper geschetst als louter gezagsvoerder aan boord. Hij moest zorgen dat de bemanning tevreden was, de vracht goed en wel op plek van bestemming arriveerde en het schip op zee in goede conditie verkeerde. Wel moesten schippers in de 'wilde vaart' - zo ook Fookles - uitkijken naar gunstige vracht en dus beslissen welke haven werd aangedaan. Hier zouden de verantwoordelijkheden volgens de historiografie dan echt ophouden. Aan wal zouden diens werkzaamheden al helemaal minimaal zijn, want de boekhouder zou als directeur van de partenrederij de zorg voor het onderhoud en de reparaties van het schip, de financiën en het verdelen van de parten van het schip op zich nemen. Om het benodigde kapitaal voor het bouwen, onderhouden en bevrachten van een schip bij elkaar te krijgen, was in de riskante achttiende-eeuwse scheepvaart de partenrederij nog steeds de gebruikelijke bedrijfsvorm. Een aantal reders had een eigen aandeel, waarvoor zij alleen aansprakelijk waren. De schipper was weliswaar altijd de voornaamste aandeelhouder van zijn schip (hetgeen voor aandeelhouders een stimulans, al dan niet voorwaarde, voor investeren betekende) maar volgens de historiografie droeg de boekhouder geheel zorg voor het completeren van het benodigde bedrijfskapitaal. Hij zou de partennemers van de rederij grotendeels rekruteren uit personen in zijn directe omgeving, zoals familieleden en vrienden. De boekhouder zou tevens de bouw en emplooi van het schip bepalen en op grond daarvan onderhandelen met de scheepsbouwer. De boekhouder zou dus de vertegenwoordiger van de rederij zijn.5
Blijkt een dergelijke verdeling uit de brieven van de zakelijke contacten van Fookles? Deed Fookles daadwerkelijk zo weinig aan wal? Hoe groot kan zijn verantwoordelijkheid op zee geschat worden aan de hand van de brieven van zijn scheepsmakelaars? Om deze vragen te beantwoorden, is het noodzakelijk de brieven naast de historiografie te leggen en te bepalen hoe Fookles te werk ging en welke rol Fookles speelde binnen de partenrederij. Kortom, de hedendaagse ideeën in de literatuur worden aan de hand van mijn onderzoek op microniveau 'getest', zodat nieuw commentaar te leveren is. 21
De prize papers van Huijte Fookles De strakke taakverdeling, geschetst in negentiende- en twintigsteeeuwse studies, staat in schril contrast met wat uit de prize papers van Fookles naar voren komt. Een goed voorbeeld is een brief van boekhouder Gerben Jans van februari 1779, waaruit blijkt dat Fookles wel een belangrijke stem had in de verdeling van parten. Des te opvallender is dat Fookles langs belangstellenden thuis ging om een part aan te bieden: 'Toen U E [dele] saterdag hier was met dat wij toen het reedersdeel na Sagen en bevonden dat er nog 2 tweeëndertigste Parten aan mankeerde, en dat U E[dele| toen na Roelof Eckeringa toe ging om te vragen of hij 1/32 Part aan U E geliefde te houden.' De hele brief bestaat verder uit een opsomming van personen die wel of niet een part zouden moeten krijgen.'' Zo blijkt dat Fookles samen met de boekhouder het benodigde bedrijfskapitaal bij elkaar zocht. Een ander voorbeeld van het feit dat Fookles op de hoogte werd gehouden van de verdeling van de parten, is de brief van de zwager van Fookles, Fekke Fekkes, uit dezelfde februari in 1779: 'Geagte swaager, sende U E het reedersdeel weeder terug. Ik heb hier een twee en dertigste laaten tekenen van schepper Sierd Yges. Neu is het vol en neu hout de baas Jan Sijmons het sijne. Ik heb hier na mijn s[onleesbaari niet klaar kunnen raaken om een sestiende te laaten tekenen soo dat ons dunkt best te sijn dat de baas er maar in blijft tot nader ocasie.''' De tweede taak van de boekhouder, de zorg voor de bouw en emplooi van het schip, blijkt zelfs in zijn geheel te zijn uitgevoerd door schipper Fookles. Dat wordt duidelijk aan de hand van de correspondentie tussen de schipper en scheepsbouwer Pier Sjollema uit Grouw. In juli 1778 was Fookles op zoek naar een geschikte scheepsbouwer om het schip te laten repareren. Hij vroeg Sjollema voor deze klus, maar deze schreef Fookles dat hij de aangeboden prijs voor de reparatie te laag vond: 'Uwe Letteren van 2 deser [maand] sijn mij wel ter hand gekoomen, en daar uit gesien dat met Uwe Reedens geresolveert zijt om mij het schip te laaten maaken voor seven stuivers, 6 Pen[ningen[. Die prijs is mij te men en ik heb ook niet minder geseit als seven stuiver, 4 Pen[ningen] en een kaplaken [percentage van vrachtpenningen, toekomend aan de schipper[ en dan na een ordentelijk bestek [bouwtekening van het schip], maar niet na dat bestek.'*^ Uit deze brief blijkt dat alle reders in overleg een prijs vaststelden en dat Fookles, en niet boekhouder Gerben Jans, de scheepsbouwer van het voorstel op de hoogte bracht. De veronderstelling dat de schipper een
28.3
vooraanstaande positie in het overleg met de scheepsbouwer innam, wordt versterkt door een andere alinea in dezelfde brief: 'Ik heb vandaag hier nog ook een schipper met twe[el reeders bij mij gehad om een koffe van 96 voeten, maar omdat ik met U E[dele] onder handen was, soo moet ik u eerst te reeden staan der halven so verwagt ik U E [dele] op het spoedigst.'^ Zo wordt duidelijk dat het gebruikelijk was dat de schipper als contactpersoon van de rederij optrad en op de scheepswerf de onderhandelingen voerde. Overigens heeft deze scheepsbouwer De Jonge Stoffels nooit gerepareerd. SjoUema schreef namelijk dezelfde maand juli Fookles een kwade brief: 'T schijnt of gij bij versinninge leeft, dese sonder maant, en schrijft hierin, dat U E[dele] mij de voorige bij versinninge geschreven hebt, en toe[n] gij laast te Grou zijt geweest, had gij U ook versind. (..) U E[dele| kond vrij van schrijven geweest hebbe als gij maar en stappie na mij toe gegaan had, maar ik denk U E[delel sou sond niet gesegt nog geschreven hebben, maar U Eldele] Reeders hebben het gewik.'^'' Waarschijnlijk waren enkele brieven van Fookles niet aangekomen bij de scheepsbouwer, waardoor SjoUema van mening was dat Fookles niet genoeg toenadering had gezocht. Wat ook weer uit déze alinea opgemaakt kan worden is dat Fookles volledig als vertegenwoordiger van de reders naar voren trad. SjoUema nam Fookles zelf dan ook weinig kwalijk. Al met al kan geconcludeerd worden dat de schipper de werkzaamheden van de boekhouder, zoals geschetst in de literatuur, (bijna geheel) uitvoerde. Hij was betrokken bij de verdeling van de parten en is volledig verantwoordelijk voor de correspondentie met de scheepsbouwer. Het schip werd uiteindelijk door scheepsbouwer Jan Symons in Grouw onder handen genomen.
'Dan kan ik het met de Boeckhouder vereffenenen' In deze periode van reparatie werden verschillende brieven geschreven die inzicht geven in de veelzijdigheid, brede deskundigheid en autonome beslissingsbevoegdheid van deze schipper Fookles. Hij correspondeerde namelijk talloze keren met de smid en leverancier van materialen, Meles Walles Oppedijk, over leveringen van spijkers, bouten en masten. Ze o n d e r h a n d e l d e n over soorten materiaal en de bijbehorende prijzen. In 1778 schreef Fookles Oppedijk vanuit zijn woonplaats Gaast: 'Wensende U E [dele] verders lang Contenuwateit en verders de prijs van het Eiser te weten voor 3 en 3 1/8 Stuijver per LL. [ = Libra=Ponden] Ik denk ook voor de Masten, daar gij het een ander voor geeft kuijnt, gij het mij ooc voor geve[n] wat het schip
23
aangaat van wege het maken. Ik denk het [onleesbaar] opgelete worde in het begijn van september of om de streek. Ik denk bij de eerste ockadie bij U E[delej self te koomen om met U E[dele] te spreken so God wijl en wij leve.'i' Klaarblijkelijk bleef het niet bij corresponderen, maar kwamen de schipper en de scheepsbouwer bij elkaar over de vloer om materialen te bekijken en te onderhandelen. Deze materialen waren vervolgens dan ook geadresseerd aan Fookles in Grouw en niet direct aan de scheepsbouwer. Deze schipper zorgde dus niet alleen voor financiers en reparaties, maar was ook de tussenpersoon tussen de scheepsbouwer en de leverancier. Over deze centrale rol van de schipper wordt in de historiografie al helemaal geen woord gerept. Niet alleen de materialen, maar zelfs de rekeningen stuurde Oppedijk naar Fookles, en dus niet naar de boekhouder. Begin augustus 1779 was het schip bijna volledig gerepareerd, maar Oppedijk dacht voor vertrek van de reis Fookles niet meer te kunnen zien. Hier komt de boekhouder eindelijk in beeld. Als Oppendijk Fookles niet meer zou zien, zal de scheepsbouwer de rekening dan maar met de boekhouder vereffenen; 'Zoude dees Gouwen Zaterdag gebragt hebbe[n], maar het was alle slegt weer. Zoo zoude we het selve benevens het in leggend buijten het geen mij nog koomt als het nog te zijn dat wij niet bij en ander koomen voor dat gij op reijs gaat, dan kan ik het met de Boeckhouder vereffenenen. Zal ook aan beijde kanten een weijnigen scheelen. De groote reeckening abuis in het halfve weer schelt wat 5 gulden.'i^ Oppedijk maakte dus nog een opmerking over een rekening, terwijl Fookles zich volgens de literatuur geheel niet zou bemoeien met de financiën van reparaties. Ook een andere leverancier, H. Tomee, stuurde Fookles rechtstreeks materialen: 'Hier nevens het geordenende Goet. (..) Ik sou[de] U E wel een schijf gestuurd h e b b e [ n ] , maar die was bij na 300 LL swaar. Ik dagt die sou [de] te swaar sijn om te tille[n]' Gerben Jacobs, weer een andere leverancier, schreef Fookles ook een klein briefje over een bestelling: 'Workum 1779 Geagte vrendt, Ik send u 2 stucken lood, Weegen 296 LL, Vorders na minsame, groetenis U E[dele] vrendt, Gerben Jacobs.' Touwslager Marten Kingma leverde aan Fookles tevens verschillende producten. Na een lijst met materialen schreef hij: 'De twee breireepe so boven 't geordineerde, hebbe dezelve er bij gedaan om dat U E[dele] na ons gedagten bij Ocasje dienst van zou kunnen m a a k e [ n ] . Voorts denke 't bovenstaande U E[dele[ wel zal aanstaan, [onleesbaar] meerder benodigt zijnde verwagten U E [dele] order.' Ook met deze leverancier had Fookles dus wel vaker contact. Een laatste leverancier die ik citeer is de heer Cammenga die vlak voordat Fookles
28.3
weer vertrok in augustus 1779, het volgende schreef aan Fookles: 'Sturen hier nevens den Zalfdoos, die Bonzen gemaakt heeft, maar niet na het bestek. Ik had hem drie hokken groter belast, maar ik kreeg hem zo te huis. Wat zou ik doen? Was U E [dele] hier geweest dan konde U E[dele] nog anders geordineert hebbe[n].'^3 Niet alleen Oppedijk stuurde Fookles rekeningen van materialen, maar ook scheepsbouwer Jan Symons schreef Fookles over een financiële transactie: 'Verder dient dese tot U E[delel weeten dat ik het geld met 't Reedersdeel ontfangen heb en ook het geld besteld aan Fiete Goetsus en aan de meester Cammenga. Dog Cammenga heeft twe[e] stuivers te men voor de slaapmutsen. Daar moest hij voor hebbe 2 gulden en 11 stuivers, Send U E [dele] hier nevens de Quiteerde Reekeningen te Rug'"*^ Blijkbaar heeft Fookles de geldsom voor de reparatie van het kofschip naar Symons opgestuurd, waarna deze bevestigde dat hij het geld ontvangen had. Het feit dat Fookles aan wal zelfs achter de rekeningboeken zat, is verbazingwekkend. Ook dit aspect komt nergens in de historiografie terug. Toch geven bovenstaande passages mij niet de mogelijkheid precies aan te geven hoe ver Fookles' beslissingsbevoegdheid ging. Hij onderhandelde wel over materialen en prijzen en hij kreeg wel rekeningen toegestuurd, maar in hoeverre moest hij hierover overleg plegen met de boekhouder? Of mocht hij op eigen houtje leveringen toezeggen? Welke rol Fookles precies speelde in de financiële afwikkeling van opdrachten, blijft onduidelijk. Toch wil ik hier één opvallend feit aan toevoegen: Fookles had een register van de rederij met 35 betaalde personen - en de betreffende som - in handen. Het blijft de vraag waarom Fookles een dergelijk document op zee bij zich droeg. Blijkbaar wilde Fookles altijd en overal een blik kunnen werpen in de financiële stukken van de rederij.
De schipper als spil van de partenrederij Uit de brieven kan geconcludeerd worden dat Fookles naast gezagvoerder aan boord een zeer belangrijke plaats innam aan wal. Hij lijkt de spil te zijn geweest in het netwerk van contacten rondom het schip en de vracht. Zijn zakelijke leven was veelzijdig: hij bemoeide zich met reparaties, leveranciers, de vracht en de parten. Waarschijnlijk was voor zo'n grote rol aan wal wel het vertrouwen van de boekhouder nodig, maar alsnog is een dergelijke constatering opvallend omdat het haaks 25
staat op vermeldingen in de literatuur. Uit het feit dat Fookles al zo direct contact had met leveranciers en scheepsbouwers is af te leiden dat boekhouder Gerbenjans najaren goede ervaringen te hebben gehad met Fookles zijn talenten heeft onderkend en hem zijn vertrouwen en vrijheid heeft gegeven. De boekhouder bleef altijd eindverantwoordelijk, maar in dit geval lijkt er sprake te zijn geweest van een ontspannen samenwerking tussen schipper en boekhouder. Het feit dat Fookles blijkbaar een zeer belangrijke tussenpersoon was, had ook voordelen in de praktijk. Het ligt namelijk voor de hand dat hij en niet de boekhouder contact had met de leveranciers en over bevrachtingen. Fookles kende het schip en diens karakter immers volledig en kreeg door ervaring van jaren (op zee) snel inzicht in materialen, prijzen en kon zo weloverwogen beslissingen nemen. Een grote rol voor Fookles lag in praktische zin en in het verlengde van een moderne bedrijfsaanpak meer voor de hand. Hij was de 'professional' op de werkvloer die van alles wel wat af wist. Hij was het meest direct betrokken, dus eigenlijk was zaken doen via een boekhouder wat omslachtig. Overigens blijkt dat Fookles in de loop der jaren dezelfde leveranciers en cargadoors heeft gehad. Zodoende was er continuïteit in zijn werkzaamheden en zijn netwerk. Ik pleit voor een relativering van het scherpe onderscheid tussen de werkzaamheden van de boekhouder en schipper. Zelfs in Maritieme Geschiedenis wordt de schipper totaal niet in verband gebracht met ook maar enkele zakelijke werkzaamheden aan wal. Gesteld wordt dat het rederijbedrij f niet of nauwelijks systematisch onderzocht is en dat voor het hoofdstuk over de partenrederij dan ook uit een aantal studies is geput, die ieder voor zich slechts op één of enkele aspecten van de rederij betrekking hebben. Het blijkt dus in het geval van de werkzaamheden van de schipper noodzakelijk particuliere papieren in een casestudy als deze te bekijken, omdat dan pas gelegitimeerde conclusies getrokken kunnen worden over dergelijke werkverdelingen. Om meer algemenere conclusies te kunnen trekken zouden eigenlijk meerdere persoonlijke dossiers met elkaar vergeleken moeten worden.
'...Ons dunkt zulk een vragt uw wel zoude vleijen..' Het is duidelijk dat Fookles zeer veel contact onderhield met de leveranciers van materialen aan wal en dat zijn rol in het onderhoud, de reparatie en financiering van het schip zeer groot was, maar hoe zat het met zijn beslissingsbevoegdheid op zee? Cargadoors - ook wel scheepsmakelaars genoemd - droegen zorg voor de bevrachting van het schip. Deze heren kenden de stand van vraag en aanbod, de soorten goederen die in omloop waren en de geschiktheid van het schip. Zij 28.3
M^,
i. .•N
f, \
\ '
mÊ
""p^nWWiluBik' ' -'\,
!¥/• 11 ''^!' / ''mm^\
E • i l l ^HB^7
"ès j ^ ^
^r pr
W^ A .
fi^^-^i
=awp^-rr^
H
^^Ij^j^^^^Szj-»-,^
^
^
=4r-.'r--.
^
'Een Kof-Schip'. Gravure van Gerrit Groenewege uit 1789. Bron: F.JA. Broeze, J.R. Bruijn, F.S. Gaastra erd., Maritieme geschiedenis der Nederianden 3. Achttiende eeuw en eerste helft negentiende eeuw, van ca 1680 tot 1850-1870
schatten in welke goederen en gebieden het best op Fookles' schip van toepassing waren en zorgden voor de documenten, verklaringen en afgiften die voor een reis nodig waren. In het buitenland kon Fookles terugvallen op plaatselijke cargadoors, die hem dan hielpen met het verzamelen van vracht voor de nieuwe reis.'5 in hoeverre had Fookles dan nog een stem in het bepalen van de richting van het schip? Eenmaal op zee gingen de brieven van de cargadoors, in dit geval de heren Kersjes, voornamelijk over vracht en welke bestemmingen Fookles in die periode het best aan kon doen. De cargadoors waren dus een niet te missen informatiebron op zee, want zij hadden door hun vele contacten in het buitenland een goed overzicht van de laatste nieuwtjes en beschikbare en gunstige vrachten. Zij wisten waar Fookles op een bepaald moment het beste kon zijn. Zo schreven ze eind augustus 1779 aan Fookles, die inmiddels in Porto verwacht werd: 'U Eldele] schrijvers uit Memel en Elseneur hebben wij wel ontfangen, waar uit met genoegen U E welstand hebben vernoomen. 'T doet ons leed dat U E een gedeelte van de lading hebt moeten laten leggen. Dit is U E[dele] zoo wel als ons 27
ontschoten. (..) T is zeer wel U E[dele] direct na Marin zoude zeilen. Hope U E|dele| voor aankomst deses aldaar gelost en behouden te Porto moogt gearriveert zijn, en aldaar een goed emploij moogl hebben aangetroffen. Dog om tegens de winter nadelve te gaan, dunkt ons dat niet zeer raadsaam is. Ophier is 't al erg genoeg, indien U E[dele] niet om en bij de f 3000 ophier kunt maken, zoo raden wij 't U E|dele] ook niet aan. Met het zout is het hier tegenwoordig heel slap. Te Bajonne zullen de vracht op Vlaandren en Brabant denklijk 35 a f 36 Plat lopen, te Bowlonleesbaar] zijn de vrachten van de wijn f 23 Plat. Mooglijk is er U Eldelel te Marin wel vracht voorgekoomen met Sardin na de Catalaanse kust dat herftdag wel voorvalt. Is 't U E[dele] niet eens voorgekoomen. Zo was er wel eens van Porto na [ar] Vigon om te schrijven. Te Barcelona zullen de vrachten wel boven de f 70 Last lopen, men zegt dat daar f 100 last Brandewijn op Londen besteed is. Indien 't mogte gebeuren dat U E[dele] daar kwam, zo is onze vrind aldaar d'heer Joseph Molins. De vrachten van Vigon na Barcelona zijn ordinair 7 a 8 pesos p[er] gereguleerde Pijp, groter Pijpen of raten na Rato.''^ De scheepsmakelaars gaven schipper Fookles voorbeelden van vrachten die in verschillende steden te vinden waren en raadden hem aan in het zuiden van Europa te blijven. Ze gaven Fookles een naam van een contact in het geval hij in Barcelona terecht kwam. Uit deze brief komt duidelijk naar voren dat Fookles van stad tot stad kon varen op zoek naar goede vracht. Uit de manifesten kwam al naar voren dat Fookles allerlei producten meenam; hij moest immers wel flexibel zijn om aan genoeg vracht te komen. In de koude w i n t e r m a a n d e n bleef Fookles in Zuid-Europa, omdat vele wateren dicht waren gevroren. In mei 1780 bereikte Fookles Hamburg en wilde hij richting Sint Petersburg varen. De heren Kersjes schreven hem: 'Zien U E [dele] op Petersburg aangeslagen hebt en een mooij uitvragtje zoude maken, dat ons lieff is. Bevragten zullen daar denkelijk 35 of 36 zijn. 'T doet ons leed dat wij geen eerder schrijven van U E[delel bekoomen hebben. Wij zouden dan gezien hebben uw lading van Pernauw na[ar] Porto te bekoomen tegens 8 P Schld: dog zulks is nu afgedaan. Indien U E[dele| nog zin had van Petersburg na[ar] Bilbao, zo zoude denkelijk fa 5 a fa 6 Last Rijnhennip bedingen. Meld er ons U gedagten eens over.''^ Uit deze brief blijkt dat Fookles op eigen houtje naar Sint Petersburg is gevaren en daar met de plaatselijke cargadoor naar een gunstige vracht op zoek is gegaan. De heren Kersjes geven Fookles adviezen waar heen 28.3
te varen, maar het hing er maar vanaf of Fookles deze adviezen opvolgde. Het is duidelijk dat Fookles zelf ook richting bepaalde en eigen beslissingen nam. Deze gang van zaken is ook wel logisch, want zolang Fookles geen brieven van de Amsterdamse cargadoors ontving, moest hij zelf beslissingen nemen. De schipper had uiteraard ook zelf wel contact met andere schippers in bezochte steden - die vertelden over hun ervaringen elders - en plaatselijke handelaren en cargadoors, waardoor hij enige kennis over de situatie in de handel vergaarde. Toch waren de cargadoors in Amsterdam een zeer belangrijke hulp voor de schipper. Ze onderhielden contact met verschillende handelaren en konden 20 ladingen voor de schipper verzorgen. Fookles hoefde vaak alleen maar toekomstige transacties te bevestigen. In de literatuur wordt de vaak intensieve correspondentie niet als zodanig benadrukt. Alleen wordt gezegd dat ze voor bevrachtingen en de noodzakelijke papieren zorgden, terwijl uit Fookles' brieven een grote betrokkenheid en activiteit bij de richting van het schip blijkt. Net als in het geval van de rolverdeling tussen schipper en boekhouder is de rol van de cargadoors in het bepalen van de vaarrichting door de schipper alleen echt duidelijk op te maken uit particuliere bronnen. Zo wordt nu ook duidelijk dat de schipper een flinke verantwoordelijkheid had in het bepalen van richting. Kortom, uit de bronnen valt op hoe competent, uitgesproken en ontwikkeld alle zakelijke contacten van Fookles waren. Ook Fookles bleek een capabele schipper die begaan was met het schip en steeds op zoek ging naar winst voor de rederij. Het hele dossier is een prototype van vroeg-modern o n d e r n e m e r s c h a p .
Het einde van De Jonge Stoffels De heren Kersjes spraken in 1780 in hun brieven over de groeiende spanningen tussen de Republiek en Engeland; 'De Hamburgers maken veel geschreeuw van het nadeel onzer vlag. 'T zal zoo erg niet aflopen als 't geroep wel is, In de aanstaande maand zal er convooij in Texel gereed zijn van 25 Hollandse & 15 Russische Oorlogsschepen. Engeland zal wel zorg dragen die aan te tasten. Ook krijgen wij een extra Envoije uil Engeland om de zaak in de minne te vereffenen, de schippers die hier uit Engelang koomen zeggen dat ze in Londen zelvs in de uijterste vrees voor Holland zijn, indien ze hart hebben Holland den oorlog aan te doen, zoo moeten ze 't ook aan al den Noordse mogendheden doen. Waar willen ze dan eenig de minste toevoer van krijgen, en waar willen die honden dan van vreeten?'^^ Op 27 december
1780 werd het schip De Jonge Stoffels buit gemaakt. 29
maar zelfs na twee weken was van deze kaping nog geen melding gemaakt in de Amsterdamsche Courant. Boven de lijsten van de gekaapte schepen werd met emotie geschreven: 'De brieven van Londen (...) brengen ons niets dan betere tijdingen, van het lot onzer Nederlansche Schepen, door de onbepaalde wraakzucht der Britten, die thans onze eigendommen, waar zij ze op zee vinden, als goede prijs in hun havens sleepen. Aan het eind van dit artikel zullen wij wederom de lijst deezer Ongelukkige landgenooten met betraande ogen mededeelen.''^ In 1785, een jaar na het einde van de oorlog, werd Fookles opnieuw schipper. Uit de begrafenisregisters van Gaast blijkt dat Huijte Fookles op 30 juli 1829 als 85-jarige weduwnaar is overleden.^o
Noten 1. Starkey, David J., 'A restless spirit: British Privateering Enterprise, 1739-1815', in: Starkey David J., e.a., Pirates and Privateers (Exeter 1997) 126-140, aldaar 126-127, 132-133. 2. De documenten van Huijte Fookles zijn afkomstig uit doos HCA 32/375. Hierin zitten vier mappen: in de eerste twee zitten alle brieven en zakelijke documenten, in de derde zit een scheepsjournaal (dat ik niet in mijn onderzoek betrek) en in de vierde map zit de Engelse ondervraging. Overigens is de naam Fookles, dus de tweede naam ('achternaam') van de schipper, vernoemd naar de eerste naam van zijn vader (=Fookle Jelles). Pas vanaf 1811 was iedereen verplicht een echte, eigen achternaam op te geven. Voor het gemak noem ik de schipper in het vervolg van dit artikel bij de naam Fookles. 3. Op 10 februari 2006 verscheen het eerste artikel van Roelof van Gelder in het NRC l-landelsblad (voorpagina en Cultureel Supplement) over zijn onderzoek. De database van Sailing Letters komt één van de komende maanden op www.kb.nl/saiiing letters te staan. Alle Nederlandse documenten vallen onder H(igh)C(ourt)A(dmiralty) 30, 32 en 49. 4. Ik heb 34 brieven van zakelijke contacten, zes brieven van zijn vrouw Pietertje, drie brieven van Fookles aan Pietertje, twee brieven van Fookles aan twee zakelijke contacten geselecteerd. Verder heb ik 23 zakelijke documenten als vrachtbrieven, rekeningen etc. en de Engelse ondervragingen geselecteerd. Persoonlijke gegevens van Fookles en zijn gezin zijn afkomstig uit het Rijksarchief Tresoar Leeuwarden. Zijn geboortedag heb ik gevonden in: DTB 868 E: gezinsklapper, dopen op vadersnaam, Workum 1658-1811. Micro-fiche nummer 855. De geboorte van zoon Fekke: Hervormde Gemeente Gaast, dopen, huwelijken en lidmaten 1700-1850, micro-fiche nummer: 802. De geboorte van dochter Trijntje: Hervormde Gemeente Gaast, DTB, micro-fiche nummer 802. 5. Belangrijkste studies m.b.t. (Friese) scheepvaart: Faber, J., Drie eeuwen Friesland: economisclie en sociale geschiedenis van 1500 tot 1800 (Wageningen 1972 - onderdeel van A.A.G. Bijdragen, deel I) / Haagsma, S., Een blik op Frieslands koopvaardij, in het midden der We eeuw (Heerenveen 1907) / Vries, Johannes de. De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw (Amsterdam 1959). Belangrijkste studies m.b.t. de werkzaamheden van de schipper:
28.3
Broeze, F.JA., 'Rederij', in: Asaert, G., e.a. (red.), Maritieme geschiedenis 3 (Bussum 1976-1978) 92-141, aldaar 99-100,
106-107,112-113,
117-118/ Houten, Willem van. De toophancfe/of eene du/de / / y/<e
voorstelling van zaken, die daarop betrekking hebben, of er mede in verband staan (Amsterdam 1838) 280285, / Wegener Sleeswijk, R.S., 'Omvang en financiering van de Friese vrachtvaart in de 18e eeuw' /(Beaken 54 (1992) 42-66, aldaar 43-47. Tot de dag van vandaag is Maritieme Geschiedenis nog steeds het grootste en belangrijkste overzichts- en naslagwerk op gebied van geschiedenis van de scheepvaart. De verschenen studies (van vóór 1979) is in dit boek samengesmolten tot een complete geschiedenis in vier delen. Studies verschenen na 1979 zijn grotendeels gebaseerd op dit boek. 6. Brief 114 uit Map II van 1 februari 1779. 7. Brief 131 uit Map II van 23 februari 1779. 8. Brief 151 uit Map II van 3 juli 1778. 9. Ibidem. 10.Brief 94 uit Map I van 24 juli 1778. 11. Brief 127 uit Map II van 23 juli 1778. 12. Brief 117 uit Map II van 3 augustus 1779. 13. De heer Tomee: Brief 110 uit Map II van 22 februari 1779. Gerben Jacobs: Losse rekening: nummer 60 uit Map I. Marten Kingma: Brief 130 uit Map II van 19 april 1779. De heer Gammenga: Brief 152 uit Map II van 23 juni 1779. 14. Brief 132 uit Map II van 9 augustus 1779. 15. Houten, van. Koophandel, 304-305. 16. Brief 77 uit Map I van 29 augustus 1779. 17. Brief 109 uit Map I van 12 oktober 1779. 18. Brief 75 uit Map II van 27 mei 1780. 19. Dit citaat is afkomstig uit de Amsterdamsche Courant van 9 januari 1781. Gemeentearchief Amsterdam. 20. Sluljs, J. van, Nederlandse Kapiteins ter koopvaardij; 1700-1800 (Amsterdam 1935-1955). Overlijdingsdatum: Rijksarchief: Acten van Overlijden: nummer 175/64.
31