Artikel: Bismarck in brons en steen Auteur: Maartje Brattinga Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 28.4, 5-24. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Maartje Brattinga
Bismarck in brons en steen Dat Otto von Bismarck een grote politieke invloed heeft gehad staat vast. Maar hoe is er precies gestalte gegeven aan de nagedachtenis van Bismarck? Maartje Brattinga beschrijft in dit artikel de uiteenlopende manieren van de verbeelding van Bismarck in monumenten rond de eeuwwisseling. In de late negentiende en de vroege twintigste eeuw was de politicus Otto von Bismarck een bekend en geliefd man. Rond de stichter van het nieuwe Duitse Keizerrijk ontstond in deze periode zelfs een ware cultus. Studenten trokken er op bepaalde dagen van het jaar 's nachts op uit om met veel ceremonie een vuur te ontsteken op de speciaal daarvoor ontworpen Bismarck-Sdu/e. Overal in de Heimat werden op bepaalde dagen dergelijke vuren ontstoken, zodat de Duitse heuvels oplichtten in het donker ter verering van de Duitse Reichsgründer, een ode aan de personificatie van de Duitse staat. Later zou de Bismarck-verering door de nazi's geïncorporeerd worden. Hitler begreep de kracht die de mythe had en wist het te gebruiken. De Führer-mythe nam veel facetten van de Bismarck-cultus over. Zowel Bismarck als Hitler werden als een heiland gezien, de twee mannen werden dan ook vaak met elkaar vergeleken. Hitler zou afmaken wat Bismarck met zijn Reichsgründung begonnen was. Langzaam maar onontkoombaar werd Hitler het centrum van de cultus en werd Bismarck naar de achtergrond gedrukt.' Sinds deze periode hebben ook de Bismarck-monumenten een nare bijsmaak gekregen. Een voorbeeld hiervan is de Bismarck-zuil in Dresden. Op 10 mei 1933 vond hier de boekverbranding van Dresden plaats. Nu de toren wordt gerenoveerd heeft men afgezien van de mogelijkheid vuur te maken. Dit roept teveel pijnlijke herinneringen op. In sommige andere Duitse steden worden echter nog steeds vuren ontstoken op de Bismarck-zuilen. Voor Bismarck werden aanvankelijk redelijk traditionele classicistische beeldhouwwerken opgericht. Later, na de dood van Bismarck, werden er vooral zogenaamde Bismarck-Saü/e en andere architectonische, monumentale monumenten gebouwd. Waarom veranderde de stijl van deze monumenten? Is dit alleen te wijten aan de opkomst van een nieuwe stijl in de architectuur, of is er meer aan de hand? Heeft het misschien te maken met de zoektocht naar specifiek Duitse kunst in deze periode? Volker Gebhardt onderscheidt in Das Deutsche in der deutschen Kunst verschillende fasen in de zoektocht naar de nationale 5
identiteit in de kunst. Hij beschrijft dat met de Reichsgriindung in 1871 de interesse in het Duitse in de kunst groter werd. Men zette zich af tegen Frankrijk en wilde het nationale in de eigen kunst definiëren. Er werd begonnen een canon van de Duitse kunst aan te leggen. Hierin werd ook het grote Bismarck-Dcnfemal in Hamburg opgenomen.^ In dit artikel staat de stijlverandering van de Bismarck-monumenten centraal. De meer traditionele standbeelden worden aan de hand van twee voorbeelden besproken, namelijk het standbeeld in Berlijn en dat in Bremen. Ook is er aandacht voor een ander traditioneel monument, dat van de uitkijktoren. Vervolgens worden de nieuwe meer monumentale typen onderzocht met als voorbeelden de Bismarck-zuil, het standbeeld in Hamburg en het ontwerp voor Bingerbrück. Eerst zal echter beschreven worden hoe Bismarck van een belangrijk politicus uitgroeide tot een bovennatuurlijk, haast heilig figuur en is er aandacht voor de praktische invulling van deze mythologie, wie waren de aanhangers en hoe uitten zij zich?
De historische Bismarck Otto von Bismarck was een van de belangrijkste spelers in de politieke arena van de negentiende eeuw. Deze telg uit een adellijke familie vervulde een prominente rol in de realisatie van het tweede Duitse keizerrijk. Door zijn prestaties als Reichsgründer werd hij een populaire man en vormde zich zelfs een mythe rond hem. In deze mythologie werd de echte, historische figuur van Bismarck echter naar de achtergrond gedrongen. De in 1815 geboren Otto von Bismarck ging in 1847 als conservatieve Junker de Pruisische politiek in, maakte snel carrière en ontwikkelde zijn diplomatieke vaardigheden. Hij betreurde de revolutie van 1848 zeer en was van mening dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. In 1862 werd hij tot minister-president van Pruisen benoemd. Zijn glansrijke politieke carrière zou in 1871 haar hoogtepunt bereiken. Hij was ervan overtuigd dat de Duitse nationale kwestie door oorlog opgelost kon worden. Pruisen zou de hegemonie over de Duitse staten moeten voeren, de invloed van Oostenrijk moest teruggedrongen worden.' Uiteindelijk zouden er drie oorlogen gevoerd worden voor de totstandkoming van het Duitse rijk onder leiding van Pruisen een feit was: tegen Denemarken (1864), tegen Oostenrijk (1866) en tegen Frankrijk (1870-1871). Na de oorlog met Oostenrijk lag de weg naar een Duitse eenwording zonder Oostenrijk open. Pruisen wist verdragen met andere staten te sluiten en annexeerde gebieden in het noorden van Duitsland. De twee gewonnen oorlogen maakten de bevolking erg enthousiast over Bismarck. Over de Spaanse troonopvolgingskwestie 26.1
raakte Pruisen in oorlog met Frankrijk. Ook deze oorlog werd gewonnen en op 18 januari 1871 werd in het paleis van Versailles het Duitse keizerrijk opgericht. Koning Wilhelm I werd keizer Wilhelm I en Bismarck werd Reichskanzler^ Bismarck kreeg veel vrijheid van de keizer. Weliswaar was hij door de keizer tot kanselier benoemd, maar in de praktijk kon hij toch zijn eigen politiek bepalen. Een goede band met de keizer was echter wel noodzakelijk want aan hem, en niet aan de machteloze Rijksdag, moest hij zijn beslissingen verantwoorden. Als kanselier regeerde Bismarck met strenge hand en kreeg dan ook de bijnaam 'IJzeren Kanselier'. Ook tegen bepaalde burgers van het nieuwe Duitse rijk stelde Bismarck zich hard op. Hij bestreed rigoureus de zogenaamde 'innere Reichsfeinde', waaronder de katholieken en de socialisten.^ Was de relatie met Wilhelm I nog zeer goed, tussen Bismarck en Wilhelm II boterde het minder. In 1890 werd de kanselier door de keizer aan de kant gezet en Bismarck verliet de politiek. Op dat moment was er weinig meer over van het charisma dat Bismarck eens had doen stralen en zijn aftreden werd door niemand betreurd. De starre Bismarck paste niet in de nieuwe imperialistische politiek en ook niet in het nieuwe tijdperk van de massademocratie. Vanuit zijn buitenhuis in Friedrichsruh bleef Bismarck wel de politiek volgeir en raakte zeer verbitterd. Hij ontving veel journalisten en via hen bekritiseerde hij de politiek van de keizer. Bismarck stierf acht jaar later op 30 juni 1898 in Friedrichsruh.^
De mythologische Bismarck Er is geen andere Duitse politicus uit de negentiende eeuw te noemen om wie al tijdens zijn leven zo'n spektakel gemaakt werd als om Bismarck.^ De bewondering die men voor hem had was vooral gebaseerd op zijn rol als stichter van het keizerrijk, maar ook bewonderde men zijn persoonlijkheid. Bismarck bezat volgens zijn aanhangers geniale eigenschappen en gaven." Dat hij vanwege zijn rol als Reichsgründer werd vereerd betekende tegelijkertijd dat de rol van Wilhelm I naar de achtergrond verschoof. Bismarck had tijdens zijn leven een goede relatie met de keizer gehad. Op zijn grafschrift lezen we zelfs 'ein treuer Diener Kaiser Wilhelms I'. Toch werd Bismarck en niet de keizer de belichaming van de Reichsgründung. Hieruit spreekt het onbehagen dat veel Duitsers voelden voor de wisselvallige, theatrale Wilhelm II.^ In de jaren negentig ontwikkelde de Bismarck-mythe zich. Bismarck werd de belichaming van de natie en zou over het Duitse rijk waken. Hij werd al snel beschouwd als de rijkssmid, de Siegfried van het keizerrijk. 7
Deze mythevorming nam vooral na het overlijden van Bismarck spectaculair toe."' Toen Bismarck op 30 juli 1898 stierf vonden op bijna alle universiteiten bijeenkomsten plaats om de gestorven kanselier te herdenken en zijn dood te betreuren.'^ Zijn lichaam werd in een mausoleum in Friedrichsruh in SchleeswijkHolstein bijgezet en trok massa's 'pelgrims'. Friedrichsruh werd als het ware een nationale cultus en een herdenkingsplaats. Nu, na zijn dood, werd het begrip Bismarck losgekoppeld van de historische persoon en veranderde in een gedaante waarop de Duisters hun hoop en wensen konden projecteren. Rond de eeuwwisseling was Bismarck een cultfiguur geworden, hij was de oer-duitser met ijzeren wil en daadkracht, een held en een icoon van het moderne Duitse geloof. Volgens de mythe zou het Duitse rijk door toedoen van heilige of bovennatuurlijke figuren een machtig rijk geworden zijn. Bismarck zou een van die figuren zijn.'Vanaf 1908, tien jaar na het overlijden van de kanselier, kwam de Bismarck-verering steeds meer in het teken van demonstratieve Duitse krijgszucht te staan. Nu werd Bismarck steeds meer gebruikt om de Duitse mannen moed te geven, om ze op te hitsen. De haast goddelijke verering kreeg in deze periode gevaarlijke elementen en groeide uit tot een Führer-cultus. Men geloofde zelfs in een wederopstanding van Bismarck in het geval van nationale nood of gevaar.'^ Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werkte de mythe van Bismarck als een katalysator voor de 'geest van 1914'. Bismarck had zich getransformeerd van het goede geweten van Duitsland tot een angstaanjagende leider tegen de verderfelijke Slaven, Franken en Britten. De mythe droeg zeer bij om het volk krie^sbegeistert te maken.''* Maanden voor het uitbreken van de oorlog was er sprake van een nationale mobilisatie in de geest van Bismarck. Een voorbeeld hiervan was de doop, door de keizer, van het grootste passagierschip dat de naam Bismarck zou dragen. Hoewel Wilhelm II geen aanhanger van Bismarck was, kon zelfs hij niet om de cultus heen. Juist door te refereren aan deze volksheld kon hij zijn eigen populariteit bewaren. Ook vonden er al voor de mobilisatie van Duitsland spontane patriottische betogingen plaats waar Bismarck vaak werd aangehaald.i** Aanvankelijk, aan het eind van de negentiende eeuw, was de verering gericht op de lovenswaardige prestaties die de kanselier tijdens zijn leven geleverd had. Na zijn dood groeide die verering uiteindelijk uit tot een mythologische, op bloed beluste Bismarck in de dagen voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Maar wal hield deze verering in de praktijk in?
26.1
De praktijk In de praktijk uitte de mythe zich vooral in de talrijke monumenten die voor Bismarck werden opgericht. Het waren vooral de stedelingen in het westen van Duitsland die warmliepen voor dergelijke monumenten. Wat sociale klasse betreft waren het vooral het Wirtschaftsbürgertum (bankiers, industriëlen) en het Bildungsbürgertum (artsen, leraren, professoren) die de monumenten financieel ondersteunden. Politiek gezien vond men onder de Bismarck-aanhangers nationaal-liberalen en conservatieven. De meeste aanhangers van Bismarck hadden een kritische houding ten opzichte van de regering en de keizer, i*' Vanaf 1890 tot de dood van Bismarck in 1898 was er een deels openlijke, deels verborgen vijandschap ontstaan tussen de keizer en de voormalige rijkskanselier. De tegenstanders van de keizer maakten Bismarck tot hun idool.17 Bovendien hoorde de Bismarck-cultus bij het Duitse nationalisme. Al voor de eeuwwisseling was de Bismarck-verering in het nationalisme geïncorporeerd. Onder de Bismarck-vereerders vond men leden van het AUdeutsche Verband, Flottenverband en Ostmarkverein. Ook de jeugdbewegingen die als sociaal-culturele dragers van het nationalisme in Duitsland gezien kunnen worden, deden er actief aan mee. Zij vonden in Bismarck een esthetisch, moreel en politiek ideaal. Aan het begin van de twintigste eeuw waren het bovendien vooral de studenten die zich intensief profileerden als Bismarck-vereerders. Zij hingen een expliciet volks ingekleurde nationaal-mythe aan.^*^ Het Germaans-zijn speelde hierin een belangrijke rol. In lang vervlogen tijden waren de Duitsers nog vrij geweest van de invloed van de Westerse beschaving. Een invloed die later tot decadentie had geleid en waarvan men zich trachtte te bevrijden om de kracht en de kern van het echte Duitse volk terug te vinden.1*^ Al deze aanhangers vereerden de rijkskanselier op jaar. Elke groep had zijn eigen dagen. De burgerij 1 april en 30 juli, de geboorte- en sterfdag van de (2 september) memoreerden de Kriegervereine zonnewende op 21 juni de studenten.2°
bepaalde dagen in het vereerde Bismarck op kanselier. Op Sedantag hem en tijdens de
Ook op andere manieren uitten de Duitsers hun dankbaarheid en bewondering voor Bismarck. Er werden straatnamen, pleinen, scholen etcetera naar hem vernoemd. Meerdere malen werd hem het ereburgerschap van een stad verleend. Bismarck is vaak geschilderd en uitgehakt in bustes, standbeelden, reliëfs, medailles en plaketten. Ook werd via brochures, boeken, artikelen, jaarboeken en gedichten de waardering voor Bismarck uitgesproken. Zo is er het vaak aangehaalde gedicht Unser Bismarck van Ernst von Wildenbruch waarin Bismarck 9
vereenzelvigd wordt met het Duitse volk. Er werden allerlei souvenirs ontwikkeld en men lanceerde zelfs Bismarck-haring.^i Kunst was het ideale middel voor de mythevorming. De historische Bismarck kon via de kunst omgevormd worden tot een gestileerde heldenfiguur. In de schilderkunst was het vooral Franz Lenbach die Bismarck portretteerde. Hij beeldde Bismarck onder andere af als kanselier, soldaat en landheer. Tijdens zijn leven had Bismarck al goed in de gaten dat dergelijke afbeeldingen zeer in zijn voordeel zouden werken en hij was Lenbach hier erkentelijk voor. Veel van Lenbachs portretten werden gereproduceerd en bereikten zo een groot publiek. De kleurrijke steendrukken die Franz Stuck voor het populaire tijdschrift Die Jugend^^ in 1898 maakte zorgden ook voor een grote verspreiding en werden tevens voor commerciële doeleinden gebruikt.-^
Klassieke
beeldhouwkunst
Misschien blijkt de verering van Bismarck wel het duidelijkst uit de vele monumenten die voor hem opgericht zijn. In de negentiende eeuw is geen Duitse politicus zo vaak met een monument vereerd als Otto von Bismarck. Tot de Eerste Wereldoorlog waren er in Duitsland al vijfhonderd initiatieven voor een monument genomen. Minstens de helft ervan werd ook gerealiseerd.^'^ In de negentiende eeuw hadden monumenten vaak de vorm van een bronzen standbeeld op een sokkel. Dat standbeeld bevond zich op een openbare plaats, zoals een plein in de stad. In deze politieke ruimte kon het monument op de onderdanen en de burgers inwerken. Dergelijke standbeelden gaven de hoofdfiguren realistisch weer. Vaak werd de hoofdfiguur omringd door allegorische figuren.^5 Aan het eind van de negentiende eeuw domineerden vooral twee typen monumenlenidie voor Wilhelm I (vaak als ruiter) en die voor Bismarck. Beide typen hadden een politieke agenda, ze moesten de legitimiteit van de jonge natie benadrukken.^^ De standbeelden van Wilhelm I kwamen meestal onder het waakzame oog van Wilhelm II tot stand. Eigenlijk verheerlijkte Wilhelm II indirect zichzelf met dergelijke monumenten.^^ De eerste monumenten voor Bismarck kwamen al tijdens zijn leven tot stand. In Bad-Harzburg werd als allereerste Denkmal een Bismarckmedaillon onthuld, terwijl in Keulen in 1879 het eerste standbeeld voor Bismarck werd opgericht.^** De eerste Bismarck-monumenten werden ook op initiatief van Wilhelm II gebouwd. Bismarck was volgens hem de belichaming van de eenheid van de natie en toonde de nationale identiteit. Later zou de verering door particulieren overgenomen worden en werd het een ware volksbeweging.2*^ 26.1
Er zijn verschillende typen Bismarck-monumenten te onderscheiden. Zo werd Bismarck vaak met de oorkonde van de rijksgrondwet afgebeeld of bij het voorlezen van de proclamatie van de keizer. Ook werd hij wel als burger, blootshoofds, of met helm, laarzen, orden en sabel uitgebeeld. Soms ook als Der Alte iin Sachsenwalde, de kluizenaar van Friedrichsruh, met of zonder slappe hoed en hond. Ook werd hij als smid of middeleeuwse Roland afgebeeld. Meer dan 160 monumenten met meer dan levensgrote standbeelden zijn in deze verschillende typen in te delen.30
Berlijn In 1901 werd in Berlijn voor de Rijksdag een standbeeld voor Bismarck opgericht.51 Het ontwerp voor dit barokke allegorische monument was afkomstig van de schilder en beeldhouwer Reinhold Begas.^^ Het werk past bij het monumentenconcept van de negentiende eeuw. Het is een natuurgetrouw beeld, omgeven met allegorieën.^^ Bismarck staat in zijn kurassiersuniform op een sokkel. In zijn linkerhand houdt hij zijn ruitersabel, in de rechter de oorkonde van de Reichsgründung. Onder aan de sokkel knielt Atlas, die een wereldbol op zijn schouders draagt. Hij symboliseert de titanenkracht van Bismarck. Ook is de jeugdige figuur van Siegfried afgebeeld, die een zwaard smeedt. Met dat zwaard zou Bismarck de vijanden van het rijk bedwongen hebben. De complexe eigenschappen van Bismarck werden dus niet in de verbeelding van zijn persoon, maar in aparte nevenfiguren duidelijk gemaakt.^'^ Reinhold Begas was een leerling van Christian Daniel Rauch, een belangrijk figuur in de beeldhouwkunst die onder andere de Berlijnse monumenten van Von Scharnhorst en Bülow, aan weerszijden van de Neue Wache, had ontworpen. Begas' Bismarck-monument in Berlijn was erg invloedrijk. Een hele reeks van dergelijke monumenten werd in het Duitse rijk tot stand gebracht. Vaak waren ze niet van bovenaf verordonneerd, maar dankten hun oprichting aan verschillende opdrachtgevers.3 5
Bremen Op 9 juli 1910 werd in Bremen een ruiterstandbeeld voor Bismarck onthuld. Het is opvallend dat nog zo laat een standbeeld van de kanselier werd gemaakt. Na de dood van Bismarck had immers de monumentale architectuur de overhand in de monumenten. Nog opvallender is echter dat het hier een ruiterstandbeeld betreft, een manier van afbeelden die alleen aan vorsten voorbehouden was. Buiten Bremen is Bismarck nog tweemaal op een paard afgebeeld, in Leipzig^^ 11
en in Neurenberg.3'' Na de dood van Bismarck ontstond in Bremen het idee de kanselier te eren met een monument en werd voor dit doel een comité in het leven geroepen. Kunstenaar Adolf Hildebrand opperde het idee een ruiterstandbeeld op de noordwestelijke hoek van de Dom te plaatsen en hij kreeg de opdracht.^** Hildebrand verzette zich tegen de neobarok van Reinhold Begas, de lievelingskunstenaar van Wilhelm II. Hildebrand gebruikte liever het neoclassicisme als stijlvorm.^^ Het bronzen ruiterstandbeeld van Bismarck staat op een hoog voetstuk van zes meter. Bismarck is gehuld in een stilistisch vereenvoudigd kurassiersuniform en draagt een helm. Hildebrand werkte vooral met grote vlakken, aangezien men het beeld toch niet van dichtbij kon bewonderen. Details als sporen, stijgbeugel etcetera zijn dan ook weggelaten. In zijn rechterhand houdt de kanselier een perkamentrol, symbool voor de Reichsverjassung. Zijn linkerhand omvat de ruitersabel en de teugels '*" Hoewel dit standbeeld op het eerste gezicht qua stijl erg lijkt op de eerder besproken naturalistische monumenten, onderscheidt dit werk zich toch. Hildebrand heeft Bismarck weergegeven zoals hij hem zag en door de lichte draf van het paard op een bijzonder levendige manier. Op deze manier werd de kanselier een onsterfelijk, zelfs bovenmenselijk figuur. Ook onderscheidt het werk zich van de monumentale architectuur die later besproken zal worden. Die monumenten waren sterk politiek georiënteerd en Bismarck werd voor dit doel erg geabstraheerd. Dit was in Bremen niet het geval. Het was niet de bedoeling dat het monument een politieke lading had. Hildebrand bevrijdde de Bismarck-verering van haar vaste stilistische patronen en gaf met zijn ontwerp voor het Bismarck monument te Bremen de verering een nieuw gezicht. Zowel de Duitsnationalistische Bismarckvereerders als de aanhangers uit burgerlijke kringen konden zich met dit type identificeren.'*! Dat in Bremen een niet-vorst een ruiterstandbeeld kreeg baarde maar weinig opzien. Het werd als een zelfstandig kunstwerk van de eerste orde beoordeeld en de pers was erg enthousiast.+^ Over het algemeen was er echter veel kritiek op de omvang en de vorm van dergelijke naturalistische monuinenten. Monumenten met levensechte figuren vond men de plank inisslaan. Veel critici tneenden dat de stijl een stuk monumentaler moest. De oude stijl werd aangeduid met 'gedankloser Prunk' en 'plastischer Patriotismus'.'*^ Er kwam dan ook een tegenreactie op deze ouderwetse stijl, waarover later meer.
26.1
Uitkijktorens Naast deze klassieke beeldhouwkunst was er in de negentiende eeuw nog een andere vorm van Bismarck-monumenten te vinden, die van de uitkijktoren. Tot zijn dood in 1898 waren er veertien uitkijktorens in het Duitse rijk naar Bismarck vernoemd. De eerste was zelfs al in 1869 opgericht, dus nog voor de eenwording van het Duitse rijk. Vanaf 1890 werden er vaker torens voor de kanselier gebouwd, aanleiding hiervoor was de 75e verjaardag van Bismarck.'*'* Terwijl de beeldhouwwerken in de steden werden vervaardigd, verrezen op de Duitse bergen en heuvels talloze van dergelijke uitkijktorens. Sommigen waren simpel en van hout of ijzer gemaakt, anderen waren van steen en een stuk massiever. Ze werden opgericht door verfraaiings- of wandelverenigingen in samenwerking met geëngageerde burgers. Een wandeltocht door de heuvels werd opgesierd met panoramaplekken en het hoogtepunt van de wandeling vormde de uitkijktoren."*5 De typische architectuur van deze uitkijktorens is niet inet de standbeelden te vergelijken. Zij is afgeleid van de middeleeuwse verdedigings- en burchttorens. Vaak hadden de torens dan ook kantelen. Met deze vorm probeerden de architecten een aanknopingspunt met het oude Duitse rijk te maken, dat Bismarck als het ware een nieuw leven had gegeven. Bovendien werden sommige torens ook op plaatsen waar vroeger burchten hadden gestaan gesitueerd, of zelfs op de fundamenten ervan gebouwd. Soms vormden ze zelfs een nieuwe aanbouw van een bestaande ruïne.'** Niet alleen het uiterlijk van de toren was belangrijk, ook de plek in hel landschap was van veel betekenis voor de burgers. Het was immers niet alleen van belang de mooiste uitkijkpost te vinden, voor de toeschouwers vanuit de nabijgelegen stad of het dorp moest de toren de kroon op de berg zijn. Om de juiste plek te bepalen werd dan ook vaak heftig gediscussieerd en werd het uitgebreid in de lokale pers behandeld."*^ Uitkijktorens maakten dus een belangrijk deel uit van het landschap. De nieuwe architectonische monumenten zouden dat ook doen.
Monumentale architectuur Vanaf 1898 verschenen er steeds meer monumenten van het nieuwe, architectonische, type. Zoals eerder beschreven brak vooral na de dood van Bismarck de Bismarck-verering in alle hevigheid los en werd Bismarck losgekoppeld van de historische persoon.'*8 De naturalistische monumenten moesten nu meer en meer plaatsmaken voor een architectonische stijl. Deze nieuwe stijl kenmerkte zich door huiver 13
voor het gebruik van o r n a m e n t e n , Einfachkeit was het devies.^^' De nieuwe m o n u m e n t a l e stijl bevatte vooral eenvoudige geometrische vormen en gebruikte met name rechthoekige natuursteen. Vaak zijn er overeenkomsten aan te wijzen met heilige gebouwen uit oude culturen, zoals M i d d e n - A m e r i k a a n s e en o u d - M e s o p o t a m i s c h e piramides of tempels uit Iran. Het ging er niet zozeer om deze gebouwen als concreet voorbeeld te nemen, maar om de navolging van de gevoelswerking van de gesloten steenmassa's die al deze kunstwerken met elkaar gemeen hadden. 50 De overgang van de eerder besproken naturalistische monumenten naar de meer architectonische B i s m a r c k - m o n u m e n t e n laat de opkomst van een volks nationalisme zien. De allegorieën verdwijnen en maken r u i m t e voor grotere symbolen. Men wilde zich meer k u n n e n identificeren met het m o n u m e n t . De geleerde beeldprogramma's van de neobarokke stijl waren hier niet geschikt voor. De tot archaïsche grondvormen gereduceerde stijlelementen, die duidden op een nationale, volkse, noord-Germaanse architectuur pasten beter bij deze ideologie.51
Bismarck-zuilen Na de dood van Bismarck wilden de studenten van Bonn een algemene dag om Bismarck te herdenken. Ook werd het idee geboren dat er vele m o n u m e n t e n met eenzelfde vorm gebouwd moesten worden, waarop men op bepaalde herdenkingsdagen een vuur kon ontsteken.^^ Op 3 december 1889 riepen de studenten op tot de oprichting van Bismarckzuilen in het hele land: 'Wie vor Zeiten die alten Sachsen und Normannen über den Leibern ihrer gefallenen Recken schmuklose Felsensaule auftürmten, deren Spitzen Feuerfanale trugen, so wollen wir unserem Bismarck zu Ehren auf allen Höhen unserer Heimat, von WO der Bliek über die herrlichen deutschen Lande schweift, gewaltige granilenc Feuertrager errichlen. Überall soil ein Sinnbild der Einheit Deutschlands, das gleiche Zeichen erstehen, in ragender GröSe, aber einfach und prunklos, auf massivem Unterbau eine schlichie Saule, nur mit dem Wappen oder Wahlspruch des Eisernen Kanzlers geschmückl, keinen Namen soil der gewaltige Stein Iragen, aber jedes Kind wird ihn dem Fremden deuten können: eine Bismarck-Saule.'S^
26.1
Na deze oproep volgde een ontwerpprijsvraag. Er werden 320 ontwerpen ingestuurd. Een goed ontwerp was eenvoudig, maar karakteristiek en had niet teveel details of een te individuele vorm.5+ Het winnende ontwerp zou op zoveel mogelijk plekken uitgevoerd worden. Drie ontwerpen van architect Wilhelm Kreis hoorden bij de beste dertig: Götterdammerung, Eroica en Wuotan.'^'^ Kreis was een bekende architect. Voor zijn vroegste ontwerpen liet hij zich inspireren door de geschiedenis en de literatuur. Wagner, Nietzsche, Walhalla, Tod und Heldentum waren kernwoorden. Hij was beïnvloed door de architectuur van Egypte en Mycene, door grafheuvels, Germaanse forten, Thingstatten'^^ en de Wotancultus. Hij was vooral bij de nationalistische beweging erg geliefd. Zijn architectuur van hallen en torens zorgde voor associaties met tempels en weiplaatsen, verheven vieringen en eeuwigheid. Deze nieuwe monumentale kunst vond men tempelkunst, de hoogste culturele uitdrukking van deze tijd.57 Götterdammerung kreeg de eerste prijs en werd geschikt bevonden om in heel Duitsland uitgevoerd te worden.5S Men koos voor dit ontwerp omdat het de persoon van Bismarck recht deed, het was origineel en bovendien kon men het in verschillende grootte en materiaal uitvoeren. Het idee overal dezelfde vorm voor de verering te maken was nu praktisch uitvoerbaar geworden.59 De zuil was gestileerd in een vermeende oorspronkelijke Duitse stijl en paste bij hoe de Duitse studenten zichzelf zagen: volks en Germaans.^o Aan de buitenkant van de Bismarck-zuil was alleen de rijksadelaar of het devies van Bismarck te zien. Niet overal volgde men dit aspect van het ontwerp zo precies. Soms bracht men een Bismarck-reliëf, familiewapen, initialen of andere opschriften aan.^i Van de 175 plaatsen en personen die na de studentenoproep een eigen Bismarck-zuil hadden willen oprichten waren er maar 47 plaatsen waar daadwerkelijk een Götterdammerung-zuil tot stand kwam. Vaak bleek een zuil te duur en werd er een standbeeld, reliëf of slechts een zwerfkei of boom als Bismarck-teken geplaatst. Soms wilde men juist een groter, ander monument voor de oude kanselier. Er ontstonden ook Bismarck-zuilen die niet van het type Götterdammerung waren, maar waar men wel vuur op kon maken. Soms wenste men dat de toren ook voor bezoekers toegankelijk was en werd daarom voor een ander ontwerp gekozen of werd het ontwerp van Kreis aangepast en was er dus sprake van continuïteit van de uitkijktorens. Van de gedachte om eendrachtig overal hetzelfde monument op te richten kwam dus maar weinig terecht.^2 De oproep van de studenten had niet voor zoveel eenvormigheid gezorgd als de bedoeling was geweest, maar er werden wel veel 15
vuurzuilen, hoewel soms met een verschillend uiterlijk, opgericht. Bovendien ontstonden er meer architectonische monumenten. Vooral de nieuwe monumentale stijl was door de oproep een stuk algemener geworden.^3
Roland Hoewel het ontwerp Gótterdammerung erg populair was werden er ook andere monumenten voor Bismarck gemaakt. Een zeer bekend Bismarckmonument waar hij als middeleeuwse ridder Roland wordt afgebeeld, is dat in Hamburg van architect Emil Schaudt en beeldhouwer Hugo Lederer. Dat monument was het duurste, uit donaties bekostigde, monument voor Bismarck in het Duitse rijk. Het werd op 2 juni 1906 onder massale belangstelling onthuld. De keizer evenwel was niet aanwezig en had geen vertegenwoordiger gestuurd. Maar de kunstwereld was erg enthousiast over het resultaat. Voor tijdgenoten werd het een symbool van de stad Hamburg, zoals het vrijheidsbeeld dat is voor New York.65 De grote Roland-Bismarck staat op een sokkel. Hij heeft beide vuisten op de knop van zijn grote, tussen zijn voeten geplaatste zwaard. Twee adelaars zitten naast hem. Onder de grote Bismarck, op de onderbouw, bevinden zich nog acht mannelijke figuren. Zij personifiëren de acht Duitse volksstammen: Nedersaksen, Westfalen, Hessen, Thüringen, Saksen, Franken, Schwaben en Beieren.6*' In dit monument versmelten architectuur en beeldhouwkunst tot een Grofiplastik. De vijftien meter hoge Bismarck lijkt uit een architectonisch voetstuk te groeien en is duidelijk geen natuurgetrouwe weergave van de rijkskanselier. Toch wilde dit monument de echte Bismarck weergeven. De grootte en het massieve karakter ervan staan voor de verdiensten van Bismarck. Bismarck was hard en standvastig en dat wordt ook uitgebeeld, het monument is eigenlijk een verbeelding van het motto van Bismarck: 'Wir Deutschen fürchten Gott, aber sonst nichts in der Welt'.6'' In dit werk kreeg de historische persoon van Bismarck in vergelijking met de naturalistische typen minder aandacht. Het beeld van Bismarck werd buitengewoon groot maar de concrete historische herinneringen aan de persoon zelf raakten op de achtergrond. Zaken die wel naar een geschiedenis verwijzen, zoals de Rolandfiguur met de feodaalridderlijke drapering, blijven onscherp. Bovendien verwijzen zij niet naar een echte, tastbare, geschiedenis, maar eerder naar mythen en sagen uit de oude Germaanse historie.6**
26.1
Bingerbrück In Bingerbrück, een plaatsje aan de Rijn, was men eigenlijk voornamelijk uit economische motieven geïnteresseerd in een monument. Aan de overzijde van de rivier stond al het Niederwalddenkmal, dat veel bezoekers trok.. Vanaf 1906 begon men plannen te maken voor een Bismarck-monument. Aanvankelijk werkte de regering samen met de initiators van het monument, maar de 'DailyTelegraph-affaire' zorgde al spoedig voor een kink in de kabel. In 1908 had de keizer zich in deze Engelse krant laten ontvallen dat hij tijdens de Boerenoorlog aan de kant van de Engelsen had gestaan terwijl de meeste Duitsers sympathie koesterden voor de Boeren. De uitspraken van de keizer veroorzaakten veel commotie en de keizer zou zich voortaan terughoudender opstellen. Vanaf dit moment werd het idee van een monument voor Bismarck door sommige initiators verbonden met kritiek op de Duitse keizer^"^ Het monument zou op de honderdste geboortedag van Bismarck in 1915 onthuld moeten worden, maar het mondde uit in een van de grootste en heftigste debatten over monumenten in Duitsland, zonder uiteindelijk tastbaar resultaat.'"' Het Niederwalddenkmal was vooral verbonden met de persoon van Wilhelm I. Door Bismarck aan de andere kant van de rivier te plaatsen zou hij, de smid van de Duitse natie, uit de schaduw van de voormalige keizer treden. Bovendien vonden de initiators de stijl van het Niederwalddenkmal achterhaald en een voorbeeld van mislukte monumentenkunst. Ook de Berlijnse Bismarck vond men mislukt en zou onder invloed van Wilhelm II tot stand gekomen zijn. Bingerbrück zou het antwoord hierop vormen. Het is moeilijk te zeggen of men nu tegen een naturalistische stijl was omdat die door de keizer vertegenwoordigd werd of puur om kunstzinnige redenen.'^' In elk geval wilde men een typisch Duitse, Germaanse stijl. Germaans betekende dat het affiniteit moest hebben met overgeleverde gebouwde monumenten van 'Germaanse volken'.''^ Alle belangrijke architecten van het rijk zonden ontwerpen in voor dit project.''3 Er werden 379 ontwerpen gemaakt, grotendeels monumentale architectuur.^'* Kernwoorden waren: Duits, hard en eeuwig. Twee ontwerpen kwamen in aanmerking om werkelijk uitgevoerd te worden. De eerste was een schets van beeldhouwer Hermann Hahn en architect German Bestelmeyer getiteld Siegfried-Dolmen. De architectuur zou aan een oud-Germaanse steenkring doen denken. Opvallend aan dit ontwerp is dat niet Bismarck, maar een tien meter hoge Siegfried-figuur te zien is. De jonge Siegfried met zwaard bevindt zich in het centrum van een ronde constructie van pilaren met een diameter van ongeveer vijftig meter. Van Bismarck is wel een reliëf aangebracht. De Nihelungen-sa.ge was in Duitsland een nationaal epos. Bismarck werd vaak met Siegfried 17
vergeleken, hij was immers de smid van het Duitse rijk.^^ Het tweede ontwerp waarover gesproken werd was afkomstig van Wilhelm Kreis. Het droeg de naam Faust - Es kann die Spur von meinen Erdentagen nicht in Aeonen untergehen. Dit ontwerp bevatte een toren met koepel van zestig meter hoog, gebaseerd op het grafmonument van Theodorik de Grote in Ravenna, waarin zich een zittende Bismarck van twaalf meter hoog bevond. [ ] Dat grafmonument was rond 520 in Ravenna opgericht. De ronde vorm was in hel hele MiddellandseZeegebied gebruikelijk voor graftorens. Maar in de decoratie werden veel elementen van oudere gebouwen in Ravenna overgenomen. Velen herkenden er typisch Germaanse invloeden in.^'' Er werd veel gediscussieerd over welk monument nu echt typisch Duits was, maar uiteindelijk koos men voor het ontwerp van Wilhelm Kreis. Keizer Wilhelm II was echter helemaal niet te spreken over de architectonische ontwerpen. Hij was van mening dat Bismarck in zijn kurassiersuniform afgebeeld moest worden. Zijn mening werd breed uitgemeten in de pers maar had weinig effect. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de onthulling in 1915 niet gehaald. Verschillende malen werden de plannen voor het monument weer opgepikt, maar het zou er niet van komen en in 1936 werd de vereniging die verantwoordelijk was voor het monument opgeheven."'s
Rituelen Voor al deze monumentale Denkmaler geldt niet alleen een stijlverandering ten opzichte van de oudere beeldhouwwerken. Een ander belangrijk verschil is dat deze monumenten bij uitstek landschapsmonumenten zijn. Zij stonden niet meer op het grote plein in de stad, maar bevonden zich op de toppen van de heuvels die de stad omringden. Men zag het monument al uit de verte. De optische werking van het monument was dus groter. Bovendien ging het publiek nu anders met monumenten om, het werden een soort bedevaartsoorden. Het was niet meer zo dat men op straat toevallig een monument passeerde, men reisde er nu speciaal heen, de tocht nam een dag, soms wel meer, in beslag en werd daardoor een soort pelgrimstocht. Het 'Denkmaltourisme' was geboren.^'^ Deze monumenten maakten onderdeel uit van de nachtelijke feesten die rond Bismarck gehouden werden, ze werden cult-oorden.'^o Op de Bismarck-zuilen werden vuren ontstoken op de geboortedag en de sterfdag van Bismarck (1 april en 30 juli), op Sedantag (2 september) en op de zonnewende (21 juni).*" Al die vuren op de heuvels van Duitsland zouden eraan herinneren dat Bismarck dit rijk gesticht had en dat men 26.1
deze grond moest behouden. Het vuur zou bovendien doen denken aan de geschiedenis van de Germaanse volken.82 Niet alleen qua stijl, maar ook qua gebruik verwezen de Bismarck-monumenten dus naar de oude en o zo dierbare Germaanse cultuur.
Conclusie Aanvankelijk waren de monumenten voor Bismarck een natuurgetrouwe weergave van zijn persoon, eventueel gepaard met allegorische figuren, zoals het Bismarck-standbeeld in Berlijn. Bismarck heeft de grondwet van het door hem tot stand gebrachte Duitse rijk in zijn hand waardoor de toeschouwer herinnerd werd aan zijn belangrijke historische daden. Later, vooral na de dood van Bismarck, werden de monumenten moderner en abstracter. Dit is duidelijk te zien als we de Bismarck uit Berlijn naast die uit Hamburg zetten. De Bismarck die nu werd verbeeld was niet meer de historische Bismarck met de Reichsverfassung in de hand, maar eerder de grootse mythische Bismarck, de belichaming van alles wat Duits was. De stijlverandering is dus vooral te verklaren uit de manier waarop men de voormalige kanselier zag. Beschouwde men Bismarck aanvankelijk als een krachtige politicus die belangrijke daden voor het Duitse rijk had verricht, later was Bismarck uitgegroeid tot iets veel groters, hij was een soort heilige geworden. De cultus rond Bismarck ontwikkelde zich vooral na zijn dood, vandaar ook dat de monumentale stijl vooral in deze periode te herkennen is. Deze cultus had vooral te maken met het volkse nationalisme dat veel Bismarck-aanhangers zich eigen hadden gemaakt. Zij zagen Bismarck als de oer-Duitser en redder van de natie en poogden in hun monumenten dat gevoel te vatten. De nationalisten interesseerden zich bovendien erg voor de cultuur en de mythologie van de oude Germanen. In de monumenten werden dan ook veel verwijzingen naar dergelijke werkelijk Duitse zaken gemaakt. Ook in de oproep van de Duitse studenten werd expliciet gerefereerd aan de oude Germaanse cultuur. Zij verwezen naar de traditie van de oude Saksen en Noormannen om vuurzuilen voor hun gevallen kameraden op te richten. Niet alleen qua stijl probeerde men dus typisch Germaans te zijn, ook wat de gebruiken betreft liet men zich door oude Germaanse motieven inspireren. De nieuwe stijl keerde zich ook expliciet tegen keizer Wilhelm II. Hij was er een fervent voorstander van om Bismarck als historische persoon in zijn kurassiersuniform af te beelden. Nog liever zag hij echter monumenten voor zijn grootvader Wilhelm I opgericht worden. Maar de aanhangers van Bismarck trokken zich weinig van de keizer aan. De relatie tussen Bismarck en de keizer was altijd moeilijk geweest en het 19
was in 1890 dan ook tot een onoverkomelijke breuk gekomen. Veel aanhangers van Bismarck hadden dan ook een afkeer van de vorst en verwierpen om deze reden de traditionele stijl. De uitkijktorens nemen een aparte positie binnen de Bismarckmonumenten in. Zij refereerden met hun kantelen aan het middeleeuwse Duitse rijk. Dat rijk was door de daden van Bismarck nieuw leven in geblazen. Dergelijke torens verwezen dus alleen indirect naar de daden van de rijkskanselier. Wat deze monumenten gemeen hebben met de monumentale architectonische monumenten is het feit dat beide deel uitmaken van het landschap. Zij vormden een gewichtig onderdeel van een wandeltocht in de Duitse natuur en rond de nieuwe monumenten ontstond zelfs een echt monumententoerisme. Concluderend is het terecht om te zeggen dat de nieuwe monumentale stijl van de Bismarck-Denfemdler veel te maken had met de zoektocht naar het typisch Duitse. De verandering van stijl had alles te maken met het Duits nationalisme en kwam dus niet slechts vanwege esthetische motieven tot stand. Het enige typisch Duitse aan de oude monumenten was het type uniform van Bismarck en de Duitse grondwet die hij vaak in zijn hand had. De nieuwe stijl ademde echter in zijn geheel een heimwee naar het authentiek Duitse.
Noten 1 Lothar Machtan, 'Einfutirung', in: Idem ed., Bismarck un der deutsclie Nationai-Mythos (Bremen 1994) 613, aldaar 9; Lottiar Machtan, ' Bismarcl<-Kult und deutscher Nationai-Mythos 1890 bis 1940', in: Idem ed., Bismarck, 14-67, aldaar 48-56. 2. Volker Gebhardt, Das Deutsche in der deutschen Kunst (Keulen 2004) 28-30. 3. Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-1990 (Amsterdam 1996) 83, 107, 111; Edgar Feuchtwanger, Bismarck (Londen 2002) 2-4. 4. Bo\erman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 112-122. 5. Ibidem, 127-130. 6. Ibidem, 160; Feuchtwanger, Bismarck, 248-252. 7. Lothar Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher Nationai-Mythos', 15. 8. Lothar Machtan, 'Einführung', 9. 9. Ulrich Schlie, Die Nation erinnert sich Die Denkmaler der Deutschen (München 2002) 59. 10. Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher national-Mythos', 15. 11. Reinhard Alings, Monument und Nation Das Bild vom Nationalstaat im Medium Denkmal - zum Verhaltnis von Nation und Staat im deutschen Kaiserreich 1871-1918 (Berlijn 1996) 237. 12. Machtan, 'Einführung', 8; Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher National-Mythos', 16, 18; Lothar Machtan, 'Bismarck' in Etienne Frangois en Hagen Schuize eds., Deutsche Erinnerungsorte II (München 2001) 86-104, aldaar 88. 13. Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher National-Mythos, 26-28. 14. Ibidem, 30. 15. Machtan, 'Bismarck', 88-90.
26.1
16. Michael Dorrmann, 'Das BIsmarck-Natlonaldenkmal am Rhein EIn Beltrag zur Geschichtskultur des Deutschen Relches', Zeitschrift für Geschichtswissenschaft 44 (1996) 1061 -1087, aldaar 1070, 1071. 17. Frank Becker, 'Kaiser-Wilhelm-Denkmal und Bismarck-Saule. Denkmalkonkurrenz an der Porta Westfalica', Westfalische Zeitschrift: ZeitschriftWr vaterlandische Gesciiiciite und Aitertumsl
21
50. Krauskopf, Bismarckdenkmaler, 141. 51. Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher National-Mythos', 24, 25. 52. Alings, Monument und Nation, 237. 53. Schlie, Die Nation ehnnett sicti, 60, 6 1 . 54. Alings, Monument und Nation, 236: Krauskopf, Bismarcl<deni<maier, 124. 55. Kloss en Seele, Bismarcl<-Tünne und Bismarcl<-Sauien, 24. 56. Een plek waar in de oud-Germaanse tijd recht gesproken werd. Vaak waren dergelijke plekken op een heuvel gelegen. 57. Mai, 'die Denkmaler im Kaiserreich', 3 1 , 32. 58. Kloss en Seele, Bismarcl<-Türme und Bismarcl<-Sauien. 24. 59. Alings, Monument und Nation, 239. 60. Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher Nalional-Mythos', 26, 27. 6 1 . Kloss en Seele, Bismarcl<-Tünne und Bismarcl<-Sauien, 25; Alings, Monument und Nation, 237. 62. Krauskopf, Bismarcl<denl<maier, 132-134; Kloss en Seele, Bismarcl<-Türme und Bismarcl<-Sauien, 25. 63. Krauskopf, Bismarckdenkmaler, 140, 141. 64. Scharf, Kieine Kunstgesciiiciite des deutsciien Denl<mais, 235. 65. Alings, Monument und Nation, 246, 250, 254. 66. Ibidem, 248. 67. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1064, 1065. 68. Ibidem, 1065, 1066. 69. Ibidem, 1066, 1067. 70. Mai, 'Die Denkmaler im Kaiserreich', 38. 71. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1068, 1069: Mai, 'Die Denkmaler im Kaiserreich', 38. 72. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1074. 73. Scharf, Kieine Kunstgesciiiciite des deutsciien Denl<mais. 235. 74. Mai, 'Die Denkmaler im Kaiserreich', 38. 75. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1071-1073; Mai, 'Die Denkmaler im Kaiserreich', 39, 42. 76. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1071-1073; Mai, 'Die Denkmaler im Kaiserreich', 39, 42. 77. Kloss en Seele, Bismarck-Türme und Bismarck-Sauien, 27. 78. Dorrmann, 'Das Bismarck-Nationaldenkmal am Rhein', 1075-1085. 79. Becker, 'Kaiser-Wilhelm-Denkmal und Bismarck-Saule', 434. 80. Machtan, 'Bismarck-Kult und deutscher National-Mythos', 25. 8 1 . Kloss en Seele, Bismarck-Türme und Bismarck-Sauie, 32. 82. Becker, 'Kaiser-Wilhelm-Denkmal und Bismarck-Sauke', 435.
26.1