Artikel: ‘‘Not a ‘better’ feminist than you are.’’ The ideas of the Dutch ethical feminists
Auteur: Laura de Adelhart Toorop Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 35.4, 223-233. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 In the historiography of the Dutch women’s movement it is often said that here were two types of feminists: ethische feministen (ethical feminists) and dogmatische or rationalistische feministen (dogmatic or rationalistic feminists). Although these categorizations aren’t seen as dichotomous anymore, it is never fully explained what was meant with those concepts. This article looks at three Dutch feminists at the beginning of the twentieth century: Willem Werker, Corrie Werker-Beaujon and Clara Wichmann, who all called themselves ethisch feministisch. Two primary sources will be examined, a feminist encyclopaedia and the feminist magazine De vrouw in de XXste eeuw (the woman in the twentieth century), to see how they approached ethisch feminisme.
Abstract:
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Niet ‘feministieser’ dan jij
De ideeën achter het ethisch feminisme Laura de Adelhart Toorop In de historiografie van de eerste feministische golf wordt traditioneel een onderscheid gemaakt tussen twee soorten feministen: ethische feministen en dogmatische of rationalistische feministen. Waar deze concepten precies voor staan blijft echter onduidelijk. In dit artikel onderzoekt Laura de Adelhart Toorop de denkbeelden van drie Nederlandse feministen die zich ethische feministen noemden: Willem Werker, Corrie Werker-Beaujon en Clara Wichmann. Hieruit blijkt dat de stromingen veel gemeen hadden, en dat het ethisch feminisme méér inhield dan de verschillen met het rationalistisch feminisme. In 1983 schreef de feministische band Linda Luxaflex het nummer ‘Feministieser dan jij’. Dit lied laat op satirische wijze zien dat er strijd was binnen de vrouwenbeweging over wie er het meest feministisch was. Deze strijd werd ook gevoerd bij feministische wetenschappers. In de historiografie van de vrouwenbeweging is te zien dat er in verschillende perioden geprobeerd is het feminisme op te delen in twee groepen, waarbij een dichotomie naar voren komt. Ook werd meestal impliciet dan wel expliciet duidelijk dat de wetenschapper in kwestie de ene groep ‘feministieser’ vond dan de andere groep. De tweedeling waar dit artikel zich op zal richten, is de tweedeling tussen ‘ethisch’ en ‘rationalistisch’ feminisme.1 Deze terminologie raakte vanaf het eind van de jaren zeventig populair in de historiografie. De begrippen zelf komen uit de eerste feministische golf, die ongeveer van 1870 tot 1920 duurde. In 1907 zou er een schisma zijn ontstaan in de feministische beweging die leidde tot een groep die zichzelf ‘ethisch feministisch’ noemde. In de historiografie wordt ethisch feminisme beschreven als gematigder feminisme. De ethisch feministen zouden pleiten voor een grotere vrouwelijke invloed op de samenleving. Zij noemden de feministen van wie zij zich distantieerden ‘rationalistische’ of ‘dogmatische’ feministen. Volgens de ethisch feministen zouden deze dogmatische of rationalistische feministen zich vooral bezighouden met het verkrijgen van kiesrecht en de gelijkheid van mannen en vrouwen. Achter deze benamingen zat een ideologische lading. Door de termen ‘dogmatisch’ en ‘rationalistisch’ te gebruiken voor de andere feministen, propageerden de ethisch feministen hun eigen feminisme. Het ethisch-rationalistisch onderscheid was echter problematisch: historica Marijke Mossink stelde namelijk in 1986 dat er wel een groep feministen was die zich ethisch feministisch noemde, maar dat bijna niemand zichzelf rationalistisch feministisch noemde.2 Het ethisch en rationalistisch onderscheid blijft echter een veelbesproken onderwerp in de historiografie. Toch wordt door niemand gespecificeerd wie men bedoelt met ‘de ethisch feministen’ en wat zij nu eigenlijk geloofden. In dit artikel zal Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 223
223 13-12-13 11:28
ik daarom kijken naar het ethisch feminisme zonder het expliciet af te zetten tegen het rationalistisch feminisme om zo te proberen het ethisch feminisme van binnenuit te bestuderen. Dit zal ik doen door drie personen die zichzelf expliciet ethisch feministisch noemden te onderzoeken: Willem Werker, Corrie Werker-Beaujon en Clara Wichmann. Zij redigeerden van 1914 tot 1918 als ethisch feministen De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Het encylopaedisch Handboek op. Hiernaast richtten zij in 1911 het tijdschrift De vrouw in de xxste eeuw op. Aan de hand van deze twee bronnen zal ik kijken welk gedachtegoed Werker, Werker-Beaujon en Wichmann onder het ethisch feminisme schaarden en op deze manier te analyseren hoe het ethisch feminisme van binnenuit getypeerd werd.
Ordening van het vrouwenvraagstuk: het Encyclopaedisch Handboek
Het Handboek werd tussen 1914 en 1918 gepubliceerd. De samenstellers en initiatiefnemers, Werker, Werker-Beaujon en Wichmann, waren allen geïnspireerd door de Duitse feministe en links-liberale politica Gertrud Bäumer.3 Volgens historica Mineke Bosch is het Nederlandse Handboek dan ook geïnspireerd door het Duitse Handbuch der Frauenbewegnung, dat tussen 1901 en 1906 uitkwam onder redactie van Bäumer en mede-feministe en pedagoge Helene Lange.4 Beide handboeken komen volgens historica Marijke Huisman voort uit een drang tot systematische ordening van het vrouwenvraagstuk. Bosch en Huisman zijn de belangrijkste historici die het ethisch feminisme hebben onderzocht. In hun oordeel staan zij tegenover elkaar. In haar proefschrift Het geslacht van de wetenschap gebruikt Bosch de term veelvoudig en lijkt zij er een negatief waardeoordeel aan te verbinden. Huisman heeft zich in haar masterscriptie De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Feminisme en evolutiedenken in Nederland 1913-1918- als enige in haar vakgebied gericht op de ideologieën van het ethisch feminisme.5 Het Handboek is opgedeeld in acht ‘afdeelingen’ die weer zijn onderverdeeld in hoofdstukken. Elk hoofdstuk is in principe door een andere auteur geschreven. Huisman stelt terecht dat het Handboek nu wordt gezien als een eenheid, maar dat tijdgenoten dit waarschijnlijk niet deden. Dit kwam aan de ene kant door de grote variatie in onderwerpen en de verschillende auteurs, en aan de andere kant door het feit dat het boek in verschillende delen uitkwam. Het eerste deel werd in 1914 gebundeld, het tweede in 1918.6 Het boek bespreekt onder andere de vrouw als persoon, de vrouw in het gezin, de maatschappij en de staat, de vrouw en de studie, de vrouwenbeweging in Nederland en de vrouw en de zede.7 Bijdragen werden geleverd door een breed scala aan auteurs, zowel mannen als vrouwen. Het is daarom lastig te zeggen wie van de auteurs zichzelf ethisch feministisch noemden en wie niet. Veel van de auteurs zijn professoren. Het lijkt erop dat de samenstellers van het handboek vooral mensen met kennis van zaken hebben willen laten schrijven, ook als deze auteurs een andere mening over het vrouwenvraagstuk hadden. In de secundaire literatuur is relatief weinig aandacht voor het Handboek. Alleen Huisman heeft hier grondig onderzoek naar verricht. Zij richt zich vooral op
224 35.4-correcties dirk (1).indd 224
13-12-13 11:28
de ideologie van Werker, Werker-Beaujon en Wichmann. Hierbij legt zij sterke nadruk op een organische wereldvisie die bovengenoemde drie zouden propageren. Volgens deze visie zouden het ‘vrouwelijk oerplasma’ en de ‘vrouwelijke essentie’ het begin van alles zijn en daarom centraal staan. Door zich hierop te focussen ziet zij echter andere facetten van het ethisch feminisme over het hoofd. De ideeën van de redacteurs van het Handboek zijn namelijk veelal een stuk concreter dan op basis van Huismans analyse verwacht zou worden. Ze hebben wel een ideologie, maar besteden niet veel ruimte aan het uiteenzetten daarvan. Het belangrijkste punt van hun ideologie is een sterk geloof in evolutie. In de inleiding stellen de auteurs dat, hoewel geen enkele verandering blijvend is, de mens altijd zal streven naar verandering.8 Zij zeggen zich af te zetten tegen het ‘abstracte ideaal’ van wat zij ‘rationalistisch feminisme’ noemen. Dat ideaal zou een onveranderlijk dogma omvatten. De makers van het handboek zeggen niet in zulke onveranderlijke dogma’s te geloven.9 In plaats daarvan geloven zij in de praktische en geestelijke ontwikkeling van een samenleving. Er zou volgens hen een richting gevonden moeten worden die voor ‘de verder-ontwikkeling van de vrouw’ het meest nuttig is.10 De redacteurs besteden vervolgens veel aandacht aan het oordelen over eigenschappen van vrouwen die zij als niet wetenschappelijk zien: ‘omtrent het verschil in vermogen der sexen sprak en schreef men wel veel doch zonder dat hieraan anders dan subjectieve of collectieve, min of meer op phantasie gebaseerde, aprioristische “mening” ten grondslag ligt’.11 Ze willen dus het karakter van de vrouw in kaart brengen, maar wel op een wetenschappelijk verantwoorde manier. Dit streven naar wetenschappelijkheid is wellicht de reden dat voornamelijk professoren hebben bijgedragen aan artikelen in het Handboek. In de andere bijdragen van de auteurs is deze wens wetenschappelijk verantwoord te zijn ook impliciet of expliciet aanwezig. Dit is bijvoorbeeld te zien in het artikel van Wichmann over criminaliteit, waar zij haar beweringen staaft met verschillende tabellen en grafieken.12 Interessant is echter dat deze wil tot wetenschappelijkheid lijkt te botsen met de andere grote claim van de auteurs: namelijk dat er in de huidige maatschappij teveel nadruk ligt op de rede, die zij vooral als mannelijk zien, terwijl intuïtie, die zij met het vrouwelijke associeren, ook erg waardevol kan zijn. Zij willen dus aantonen dat er minder nadruk op de rede moet komen om plaats te maken voor vrouwelijke ontplooiing door middel van intuïtie, maar doen dit paradoxaal genoeg door middel van artikelen waarvan zij willen dat deze wetenschappelijk verantwoord zijn. In zijn artikel ‘Het vrouwenvraagstuk in alle andere vraagstukken’ maakt Werker verder vooral duidelijk dat hij de talenten van mannen en vrouwen toch grotendeels als verschillend ziet, al is er altijd ruimte voor gradaties en uitzonderingen. Hij stelt dat feminisme dat alleen maar streeft naar vrouwenkiesrecht en gelijke rechten zichzelf tekort doet. Hoewel hij stelt dat het streven naar vrouwenkiesrecht iets goeds is, zegt hij dat streven daarnaar alleen niet genoeg is. Volgens hem zal de vrouw die streeft zo te zijn als de man bijna altijd de mindere zijn: ‘In het denken gericht op nieuw-vinding zal, behoudens uitzonderingsgevallen, de man blijven produceeren, en de vrouw zal in den regel, en dan nog alleen daar waar zij verkregen kennis heeft, slechts in staat zijn tot recapitulatie van het man-
Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 225
225 13-12-13 11:28
nelijk denken’.13 In plaats daarvan moet de vrouw echte vrijheid van ontplooiing krijgen door middel van herwaardering van de zogenaamde vrouwelijke waarden. Men moet zich niet blindstaren op de rede, maar openstaan voor nieuwe vormen van wijsheid zoals intuïtie en ‘onmiddelijkheid’.14 Werker denkt dat dit bijvoorbeeld van nut kan zijn bij het inperken van oorlog. Ook in de wetenschap zou kennis die niet door de rede verkregen is van grote waarde kunnen zijn.15 Zijn kritiek op andere feministen, die hij ultra’s noemt, is aan de ene kant dat hun doel, gelijkheid, niet groot genoeg is en aan de andere kant dat zij te militant zijn. In het derde hoofdstuk ‘De plaats der vrouw door het ethische feminisme bepaald’ gaat Werker hier verder op door.16 Hij stelt dat de conservatieven en de rationalistische feministen eigenlijk in hun opvattingen op elkaar lijken. Beiden geloven niet in de evolutie en blijvende verandering die zo belangrijk zijn bij de auteurs van het Handboek, maar in onveranderlijke dogma’s. Bij de conservatieven is dit het dogma van de onveranderlijke plaats van man en vrouw in een samenleving, bij de rationalistische feministen is dit het dogma van gelijkheid tussen man en vrouw.17 Bovendien wordt de man volgens Werker door de rationalistische feministen teveel als vijand gezien. Werker pleit er dus voor dat de vrouw alleen werkelijk tot volle ontplooiing kan komen als zij wordt gezien als anders dan de man en haar anders-zijn bovendien gewaardeerd wordt. Werker, Werker-Beaujon en Wichmann hebben samen twaalf van de 107 bijdragen geschreven. In veel teksten wordt vooral ingegaan op praktische zaken. Sommige bijdragen van de auteurs lijken zij vooral geschreven te hebben als juristen in plaats van als redacteurs van het Handboek. Voorbeelden hiervan zijn het stuk ‘De vrouw en de sociale verzekering’ van Werker en het artikel ‘De criminaliteit van de vrouw in het bizonder in Nederland’ van Wichmann.18 Ook deze artikelen zijn interessant als het gaat om de denkbeelden van de ethisch feministen. Deze artikelen geven ten eerste een completer beeld van de denkwijze van de redacteurs. Uit deze artikelen blijkt nog duidelijker dan in de artikelen waar ze expliciet de ideeën van het ethisch feminisme uiteenzetten hoe praktisch de redacteurs van het Handboek zijn. Wanneer Werker bijvoorbeeld een artikel schrijft over de sociale verzekering voor de vrouw, dan gebruikt hij zijn juridische kennis om zijn ethisch-feministische ideeën vorm te geven. Dit artikel laat zien hoe Werker als ethisch feminist door het aankaarten van praktische zaken, zoals de hoogte van het weduwenpensioen, probeert de wereld te verbeteren op een heel concreet niveau.19 Samenvattend is te zien dat de artikelen in het Handboek erg breed georiënteerd zijn. Naast artikelen die hun ideologie uiteenzetten, zijn er tevens artikelen over veel praktischere zaken zoals arbeidsbescherming en criminaliteit. In deze artikelen proberen de auteurs die zichzelf veelal ethisch-feministisch noemden de wereld te verbeteren door bijvoorbeeld juridische ongelijkheid bij verzekeringen aan de kaak te stellen. Kortom, in het Handboek stellen de auteurs dat vrouwen niet zouden moeten strijden voor hun rechten, maar vreedzaam samen zouden moeten werken met mannen; hierin menen ze zich te onderscheiden van de meer rabiate groep feministen die zij rationalisten noemden. De auteurs geloven sterk in evolutie en blijvende verandering. Zij geloven dat vrouwen andere kernkwaliteiten
226 35.4-correcties dirk (1).indd 226
13-12-13 11:28
Exemplaar uit de eerste jaargang van De vrouw in de XXste eeuw (Bron: Atria kennisinstituut, ‘De vrouw in de XXste eeuw’ depot t-1206 microfilm 281)
Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 227
227 13-12-13 11:28
hebben dan mannen, en dat beiden om hun eigen kwaliteiten gerespecteerd zouden moeten worden. ‘Niet gelijk, maar wel gelijkwaardig’ is een gezegde waar Werker en Werker-Beaujon en Wichmann het zonder meer mee eens zouden zijn geweest.
Inzicht in de vrouwelijke aard: De vrouw in de xxste eeuw
In 1911 richtten Werker, Werker-Beaujon en Wichmann het tijdschrift De vrouw in de xxste eeuw op. Waar in het Handboek vooral hun idealen en ideeën zichtbaar werden, geeft De vrouw in de xxste eeuw een goed beeld van de ethisch feministische praktijk. In het eerste nummer van De vrouw in de xxste eeuw schrijft hoofdredacteur Pauline Nennstiehl een artikel met de doelstellingen voor het tijdschrift. In dit artikel stelt zij dat een steeds grotere groep vrouwen ontevreden is met haar levenslot en actief op zoek gaat naar nieuwe, meer bevredigende manieren van leven.20 Het einddoel van De vrouw in de xxste eeuw is volgens haar het doordringen van de vrouwelijke geest in de samenleving. Om dit te bereiken stelt zij dat de vrouw eerst zelf inzicht moet krijgen in haar vrouwelijke aard. Er moet worden nagegaan welke rol de vrouw door de geschiedenis heen speelde. Algemeen belang en actualiteit zegt zij het belangrijkst te vinden. Het doel is een centraal blad vormen: ze wil gelegenheid bieden voor ‘beschouwingen van allerlei aard, die voor de vrouw, en daardoor voor de gemeenschap van belang zijn’. Ze stelt hierbij dat het verkrijgen van vrouwenkiesrecht weliswaar belangrijk is, maar dat er nog veel meer belangrijke zaken zijn.21 Ze noemt zes thema’s waar De vrouw in de xxste eeuw zich voornamelijk op zal richten. Dit zijn de vrouw en wettelijke rechten; de vrouw en de arbeid; de vrouw en het verenigingsleven; de vrouw en de letteren, kunst, cultuur en wijsbegeerte; de vrouw en de economie, sociologie en geschiedenis en de vrouw in Amerika. De opzet van De vrouw in de xxste eeuw is zo breed dat deze het best samengevat zou kunnen worden onder het thema ‘de vrouw in de wereld’. Opvallend is dat er zowel veelvoudig wordt verwezen naar activiteiten van de Nederlandse Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (nvk), die meestal louter wordt geassocieerd met de rationalistische feministen, als naar de Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht (nbvk), die wordt gezien als de vereniging van de ethisch feministen. Kennelijk was het beoogde lezerspubliek niet alleen aanhanger van óf de nvk óf de nbvk, maar wilde de redactie de lezeressen bekend maken met activiteiten van beide verenigingen. De scheiding tussen de twee verenigingen is gezien de verslagen in De vrouw in de xxste eeuw dus niet zo absoluut als sommige secundaire literatuur doet vermoeden. In de eerste jaargang van De vrouw in de xxste eeuw vond de meeste discussie plaats over de uitgangspunten van het ethisch feminisme. Deze discussie werd voornamelijk gevoerd door Werker en Wichmann aan de ene kant en directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid Anna Polak aan de andere kant. In een artikel genaamd ‘Ethisch en rationalistisch feminisme’ in het elfde nummer van de eerste jaargang laat Polak zich kritisch uit over het ethisch feminisme. Zij stelt hierin dat de ethisch feministen niet mee willen werken aan de ‘ontvoogding’
228 35.4-correcties dirk (1).indd 228
13-12-13 11:28
van de vrouw omdat de ethisch feministen nooit denk- en gedragsgelijkheid van man en vrouw gepredikt zouden hebben. Zij zouden daardoor niet meedoen aan de seksestrijd. Op dit artikel komt van Wichmann een reactie. Clara Wichmann stelt in haar antwoord dat seksestrijd net als klassenstrijd is: een strijd tegen het verleden om het heden te veranderen. Ze gelooft echter niet in een strijd van alle vrouwen tegen alle mannen, wel zegt ze sterk te geloven in gelijkheid van ontwikkelingsvoorwaarden. Werker heeft het in zijn artikel over het concept van vrijheid. Volgens hem willen ethisch feministen ‘vrijheid voor de vrouw om hare persoonlijkheid uit te leven en wij vorderen daarnevens bescherming voor de vrouw om in economische, juridische en sociale gelijkheid naast den man te bestaan’.22 Hij beticht Polak en de haren van ‘onomschreven vrijheid’.23 Ongebreidelde vrijheid leidt volgens Werker tot anarchisme en verdrukking. Hij stelt dat de wil tot onbeperkte vrijheid komt van de oud liberale vrijheidstheorie die geen rekening houdt met sociaal zwakkeren. Hij stelt, in tegenstelling tot Wichmann, dat er wel degelijk sprake is van ‘vermannelijking’ van sommige feministen. Hij vindt dit zonde. Economische onafhankelijkheid is goed volgens Werker, maar het zou nog beter zijn als vrouwelijke inzichten ook behouden bleven in de toekomst. Ondanks de meningsverschillen met Polak over de aard van het feminisme wil Werker toch graag met Polak en de ‘rationalistische feministen’ samenwerken: ‘Mejuffrouw Polak roept ons toe: “gij kunt gaan”. Intussen zo gemakkelijk komt men niet van ons af’.24 Na de eerste jaargang verschijnen weinig artikelen over het ethisch en dogmatisch of rationalistisch feminisme. In plaats daarvan zijn er meer opbouwende artikelen over hoe het feminisme de wereld in haar geheel beter zou kunnen maken. Een voorbeeld hiervan is het vierdelige artikel ‘Het vrouwenvraagstuk in zijn algemeenheid’ van Werker. Hij analyseert hier nauwgezet de rechtsongelijkheid van vrouwen. Hierbij heeft hij het vooral over ‘oeconomische ongelijkheid’. Werker is voor absolute rechtsgelijkheid tussen beide seksen. Hij stelt dat vrouwen geen volledige mondigheid hebben en dit wel zouden moeten hebben. Ook hamert hij er in zijn betoog op dat vrouwen alle politieke rechten zouden moeten hebben die mannen ook hebben. Redenen die tegenstanders van politieke rechten voor vrouwen volgens hem geven, zijn dat vrouwen geen politieke rechten zouden moeten hebben omdat zij vooral met hun gezin bezig zouden zijn en dat vrouwen ‘te verheven zouden zijn voor de politiek’. Dit vindt Werker geen reden om vrouwen uit te sluiten, aangezien zij zich ‘beter met hun hele ziel en zaligheid in hun gezin in kunnen zetten als zij volledige politieke rechten genieten’.25 Ook heeft hij het als jurist over de privaatrechtelijke achterstelling van de vrouw. Hierover concludeert hij dat ‘(…) de gehuwde en de ongehuwde vrouw [gaan] dus zusterlijk hand in hand in rechtsongelijkheid tegen den man’.26 Hij eindigt met een pleidooi hier verandering in te brengen. Er verschijnen in deze periode ook veel artikelen over scholing voor arbeidsters. Een aantal artikelen gaat over de opleiding tot dienstbode. De anonieme auteur stelt in dit artikel dat dienstbode een echt beroep is, maar dat de meeste dienstboden geen opleiding hebben gehad en daardoor hun baan niet naar behoren kunnen uitvoeren. Er zou zodoende een vakschool voor dienstboden moeten ko-
Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 229
229 13-12-13 11:28
men. De auteur stelt verschillende tarieven aan schoolgeld voor, afhankelijk van de draagkracht van de ouders. Voor de minst draagkrachtigen is de opleiding gratis. De opleiding zou vier jaar moeten duren. Het eerste anderhalf jaar zou er voor elke leerling hetzelfde uit moeten zien en daarna zouden er specialisatiemogelijkheden moeten komen voor onder andere kostuumnaaier en dienstbode. Voorbeelden van vakken die de auteur noemt zijn koken, glansstrijken, wassen, voedingsleer en gezondheidsleer.27 Naast artikelen over verbetering van verschillende omstandigheden in de toenmalige samenleving zijn er ook artikelen die nieuwe ideeën voor een betere samenleving opperen. Eén van die ideeën komt van de voorzitter van de nbvk, Welmoet Wijnaendts Francken Dyserinck. Zij stelt een dienstplicht of gemeenschapsplicht voor vrouwen voor. Zij noemt dit: ‘De plicht om die eigenaardige vrouwelijke hoedanigheden welke de vrouw geschikt en aangewezen doen zijn om maatschappelijke noden op verschillend terrein (in ziekenhuizen, bij de armen en kinderverzorging enz.) te lenigen’. Zij schrijft dat wie de gemeenschapsplicht erkent, de vrouw als gemeenschapswezen ook erkent. Zij suggereert een tweejarige vrouwendienstplicht. In het eerste jaar zouden vrouwen in kazernes moeten wonen, in het tweede jaar dienden ze gedetacheerd te worden.28 De feministe en pacifiste C. Raymondt-Hirschman gaat hier verder op door. Volgens haar voelt de vrouw zich meestal vooral verantwoordelijk voor haar gezin en niet voor de gemeenschap. Zij denkt dat dit veranderd zou kunnen worden door twee jaar gemeenschapsplicht voor vrouwen. Vrouwen van alle sociale klassen zouden hier wat aan hebben. Als bezigheden noemt zij verbandleer, gezondheidsleer, kinderverpleging, koken, huishoudleer en meer ‘want er is veel te doen, oneindig veel te doen voordat onze staat op een Heilstaat zal gelijken’.29 In de artikelen die er in De vrouw in de xxste eeuw over Esperanto staan is te zien dat het ethisch feminisme zich niet alleen met zaken bezighield die direct met het vrouwenvraagstuk te maken hebben, maar zich breder oriënteerde. Esperanto is een kunstmatige taal die in 1887 is bedacht door de Poolse filoloog Lejzer Zamenhof. Esperanto was bedoeld als een politiek neutrale taal met als doel dat iedereen op de wereld elkaar zou begrijpen. Vanaf 1905 waren er regelmatig Esperanto-congressen. De redacteurs van De vrouw in de xxste eeuw dachten dat er een betere wereld komt met Esperanto. Dat blijkt uit twee artikelen. In het eerste worden de verhoogde kansen voor blinden met Esperanto beschreven. De anonieme auteur stelt dat er een heel nieuwe wereld voor blinden zou opengaan als er braille in Esperanto zou komen. Het tweede artikel is meer gericht op Esperanto en de internationale vrouwenraad, waarin wordt gezegd hoe waardevol het zou zijn als alle taalgebieden elkaar zouden kunnen verstaan op bijeenkomsten. Op 1 oktober 1914 begint De vrouw in de xxste eeuw met een kort bericht over de oorlog. De redactie geeft aan het tijdschrift voorlopig één keer per maand te laten verschijnen, in verband met de oorlog. De redactie schrijft zich te onthouden van bijdragen over ‘den vreeselijken oorlog’.30 Toch gaat vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog het merendeel van de artikelen over oorlog, de plaats van de vrouw in de oorlog en over vredesinitiatieven. Deze oorlogsartikelen zijn in verschillende categorieën in te delen. Sommige artikelen gaan over het leven van
230 35.4-correcties dirk (1).indd 230
13-12-13 11:28
vrouwen in oorlogslanden. Andere artikelen zijn filosofisch. De Zweedse feministe Ellen Key schreef over manieren om oorlog te voorkomen. Zij stelt dat oorlog ‘uit het instinct van de mens moet’.31 De kracht van de geest moet volgens haar overwinnen. Ze stelt dat er een zware straf zou moeten komen op het verspreiden van haat.32 Een laatste interessante rubriek is het feuilleton dat vanaf de tweede jaargang in elke uitgave verscheen. In tegenstelling tot de meeste andere stukken in De vrouw in de xxste eeuw staat deze rubriek los van de actualiteit. Opvallend is dat deze rubriek tijdens de Eerste Wereldoorlog groter werd. Terwijl de rest van het tijdschrift gevuld was met pacifistische artikelen, besloeg het feuilleton vier van de twaalf bladzijden. Er zijn in totaal drie verschillende feuilletons geweest. Het eerste feuilleton die in 1912-1913 verscheen, bestond uit fragmenten uit het boek De wereld als schepping van den man of onze androcentrische cultuur van de Amerikaanse feministe en schrijfster Charlotte Perkins Gilman. In de eerste jaargang had Wichmann al een lange analyse gegeven over dit boek.33 Perkins Gilman beschrijft in welke delen van de samenleving te zien is dat deze ‘androcentrisch’ oftewel door mannelijke normen bepaald is. Ze stelt dat de geschiedenis androcentrisch is en moet worden veranderd in een wat zij noemt ‘gynaecologisch’, door vrouwelijke normen bepaald, heden.34 In elke editie van het feuilleton behandelt Perkins Gilman facetten van de samenleving die volgens haar androcentrisch zijn. Voorbeelden zijn feuilletons over opvoeding, wetgeving en bestuur en oorlog. In de derde jaargang wordt het feuilleton geschreven door de Duitse schrijfster Gabrielle Reuter. In haar feuilleton zijn geen feministische beschouwingen te vinden, maar fictieve brieven aan een vrouw die recent weduwe geworden is. De schrijfster geeft de weduwe tips over financiële en opvoedkundige moeilijkheden. Zo waarschuwt de schrijfster de weduwe:
Bedenkt dat je je lot met vele anderen deelt: maak geen martelares van jezelf. (…) Verwacht geen hulp van buitenaf, maar tracht de vraag op te lossen “hoe help ik mij zelf het beste?” Hoevele weduwen zouden niet geholpen kunnen zijn als ze op zoek naar werk gingen vóórdat de laatste spaarpenning verteerd was.35
Over de opvoeding zegt zij bijvoorbeeld: ‘Eisch nadrukkelijk van je kinderen dat ze leeren zich in eenvoudige omstandigheden te schikken, maar leer hen tevens dat vroolijkheid niet van luxe afhankelijk is’.36 In het feuilleton is de brede ethisch feministische agenda te zien: er wordt op zowel theoretisch als praktisch niveau geanalyseerd hoe de samenleving voor vrouwen in elkaar zit en hoe de positie van vrouwen hierin verbeterd kan worden. Na de eerste jaargang van De vrouw in de xxste eeuw blijkt er geen discussie meer te worden gevoerd over de verschillen omtrent ethisch en rationalistisch feminisme, noch over welk soort feminisme ‘beter’ zou zijn. Ethisch feminisme wordt hier gepropageerd in de breedste zin van het woord. Vanaf de tweede jaargang wordt er veel meer aandacht besteed aan het creëren van een betere wereld. Niet alle artikelen hebben direct met het vrouwenvraagstuk te maken. De artikelen over de armenzorg of de potentie van Esperanto zijn veel breder georiënteerd. Van-
Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 231
231 13-12-13 11:28
af het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hebben de meeste artikelen bovendien een pacifistische lading. Bij het ethisch feminisme uit De vrouw in de xxste eeuw horen ook analyses over rechtsongelijkheid. Deze rechtsgelijkheid beslaat zowel rechtsgelijkheid tussen mannen en vrouwen als een betere rechtspositie voor de minder gefortuneerden in de samenleving. Dit zijn standpunten waar feministen die zichzelf niet ethisch feministisch noemden zich ook in kunnen vinden: gelijkheid tussen de seksen is het belangrijkste doel van veel feministen, en rechtsgelijkheid is daarom een essentieel onderdeel.
Conclusie
Het Encyclopaedisch handboek en De vrouw in de xxste eeuw geven beide op hun eigen wijze een beeld van de denkbeelden van de ethisch feministen. Wat het meest opvalt zijn de overeenkomsten die er zijn tussen de ethische en de rationalistische feministen. De ethisch feministen geloven dat vrouwen andere kernkwaliteiten hebben dan mannen. In het Handboek komt bijvoorbeeld meerdere malen naar voren dat intuïtie een typisch vrouwelijke eigenschap is. Ook in De vrouw in de xxste eeuw en Psychologie der vrouwen komt de vrouw als emotioneler dan de man naar voren. De bestaande secundaire literatuur richt zich vooral op de verschillen die er zijn. Zo wordt er bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan de polemiek tussen Werker en Wichmann aan de ene kant en Polak aan de andere kant over de grondbeginselen van het feminisme in de eerste jaargang van De vrouw in de xxste eeuw. Er zijn echter zeer belangrijke gebieden waarover de ethisch en rationalistische feministen het wel eens zijn. Het belangrijkste gebied is rechtsgelijkheid. In de artikelenreeks van Willem Werker in De vrouw in de xxste eeuw heeft hij het ook voornamelijk over rechtsgelijkheid: hij is tegen verplicht ontslag na het huwelijk, voor gelijke betaling van mannen en vrouwen en voor andere vormen van rechtsgelijkheid. Ook in het Handboek komt dit gelijkheidsbeginsel sterk naar voren: Werker, Werker-Beaujon en Wichmann, evenals Nennstiehl, zijn allemaal juristen; zij vinden rechtsgelijkheid ontzettend belangrijk. Ik tracht met dit artikel uit de ban van deze strijd te komen die de historiografie heeft beïnvloed door aan te tonen dat het ethisch feminisme méér is dan het verschil met het rationalistisch feminisme. Het was een feministische stroming die zich bezighield met zogenaamde kerneigenschappen van mannen en vrouwen maar net zo goed met het streven naar een betere wereld voor mannen én vrouwen, rijken en armen.
232 35.4-correcties dirk (1).indd 232
13-12-13 11:28
Noten Dit artikel is oorspronkelijk geschreven als bachelorscriptie aan de Universiteit van Amsterdam onder de uitstekende begeleiding van prof. dr. W.D.E. Aerts. Ik wil haar hier nogmaals hartelijk voor bedanken. 2 M. Mossink, ‘Tweeërlei strooming? “Ethisch” en “rationalistisch” feminisme in de eerste golf in Nederland Socialisties-feministiese teksten 9 (1986) 104-120. 3 Huisman, De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk, 23. 4 M. Bosch, Het geslacht van de wetenschap, vrouwen en hoger onderwijs 1878-1948 293-294. 5 M. Huisman, De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Feminisme en Evolutiedenken in Nederland 1913-1918 (Utrecht 1996). 6 Huisman, De vrouw, 24. 7 W.H.M. Werker, C.M. Werker-Beaujon en C.G. Wichmann, ‘Inhoud van het eerste deel’ in: W.H.M. Werker, C.M. Werker-Beaujon en C.G. Wichmann, De Vrouw, de vrouwenbeweging, het vrouwenvraagstuk: Encyclopedisch Handboek v-viii en W.H.M. Werker, C.M. Werker-Beaujon en C.G. Wichmann, ‘Inhoud van het tweede deel’ in: W.H.M. Werker, C.M. Werker-Beaujon en C.G. Wichmann, De Vrouw, de vrouwenbeweging, het vrouwenvraagstuk: Encyclopedisch Handboek ii, v-vii. 8 W.H.M. Werker, C.M. Werker-Beaujon, C.G. Wichmann, ‘Voorwoord’ in: Werker, Werker-Beaujon en Wichmann ed., Handboek i-v, aldaar i. 9 Ibidem, ii. 10 Ibidem. 11 Ibidem, ii. 12 C.G. Wichmann, ‘De criminaliteit der vrouw in het bizonder in Nederland’ Werker, Werker-Beaujon en Wichmann ed., Handboek ii, 662-692. 13 Ibidem, 28. 1
Ibidem, 31. Ibidem, 32-33 16 W.H.M. Werker, ‘de plaats der vrouw door het ethisch feminisme bepaald’ in: Werker, Werker-Beaujon en Wichmann ed., Handboek i, 307-328. 17 Ibidem, 318. 18 W.H.M. Werker ‘De vrouw en de sociale verzekering’, Werker, Werker-Beaujon, Wichmann ed., Handboek i 429-446 en Wichmann, Wichmann, ‘de criminaliteit der vrouw’. 19 Ibidem. 20 P. Nennstiehl, ‘Ter inleiding’, De vrouw in de xxste eeuw 1 (1911) 1. 21 Ibidem. 22 W. Werker, ‘Verzet’, De vrouw in de xxste eeuw 14 (1911) 53-54. 23 Ibidem. 24 Ibidem, 54. 25 W. Werker, ‘Het vrouwenvraagstuk in zijn algemeenheid I’, De vrouw in de xxste eeuw 4 (1911). 26 W. Werker, ‘Het vrouwenvraagstuk in zijn algemeenheid II’, De vrouw in de xxste eeuw 5 (1911). 27 Z.a., Opleiding tot dienstbode, De vrouw in de xxste eeuw 22 (1913) 147149. 28 Wijnaendts Francken Dyserinck, ‘Gemeenschapsplicht der vrouw’, De vrouw in de xxste eeuw 6 (1912) 42. 29 C. Ramondt-Hirschman, ‘De gemeenschapsplicht voor de vrouw’, De vrouw in de xxste eeuw 33 (1912) 243. 30 Z.a., ‘Bericht’, De vrouw in de xxste eeuw 20 (1914) 201. 31 E. Key, ‘Manieren om oorlog te voorkomen’, De vrouw in de xxste eeuw 1 (1915) 40-49. 32 Ibidem. 33 Wichmann, ‘Boekbespreking De wereld als schepping van de man of onze androcentrische cultuur’, De vrouw in de xxste eeuw 21 (1912) 81-83. 34 Ibidem. 35 G. Reuter, ‘Brief aan een weduwe’, De vrouw in de xxste eeuw 22 (1912) 36 Ibidem. 14 15
Skript Historisch Tijdschrift 35.4
35.4-correcties dirk (1).indd 233
233 13-12-13 11:28