Artikel: Samen bouwen aan de bom. Het Frans-Duitse atoomproject in de late jaren ‘50 Auteur: Jaap-Jan Schavemaker Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 25.4, 83-96. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Jaap-Jan Schavemaker
Samen bouwen aan de bom Het Frans-Duitse atoomproject in de late jaren '50
De relatie tussen Frankrijk en Duitsland is altijd tumultueus geweest; beide landen hebben meerdere oorlogen met elkaar uitgevochten en ook in tijden van (relatieve) vrede was er regelmatig sprake van spanningen. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dit geleidelijk, toen beide landen in hetzelfde ideologische en politieke kamp terecht kwamen en gedwongen werden om samen te werken in de strijd tegen het communisme.Dit artikel behandelt een opvallende episode uit de verhouding tussen Frankrijk en Duitsland, namelijk het Franse voorstel uit 1957 om gezamenlijk een kernwapen te ontwikkelen: amper tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog bood de Franse regering haar Duitse collega's een verdrag over het gezamenlijk ontwikkelen van een atoomwapen.In dit artikel wordt eerst de situatie waarin het westerse bondgenootschap in de jaren vijftig verkeerde beschreven, zodat de achtergrond van het Franse voorstel verduidelijkt wordt, en vervolgens het project zelf.
President Truman had de Verenigde Staten aan het einde van de jaren '40 verplicht tot een 'voorwaartse verdediging' in West-Europa. Zijn opvolger. President Eisenhower, respecteerde deze verplichting ten opzichte van de West-Europeanen. Vele raadgevers van Eisenhower waren echter voorstander van een conservatief financieel beleid. Bovendien streefde de voorzitter van de Joint Chiefs of Staf ', Admiraal Radford, naar een troepenvermindering in Europa.^ In 1952 was afgesproken dat er zesennegentig conventioneel uitgeruste NAVO-divisies zouden worden gestationeerd in centraal Europa. Al op de NAVO-bijeenkomst van december 1954 werd dit doel teruggebracht naar dertig divisies. Nucleaire wapens zouden het zwaard van de NAVO moeten gaan vormen, de conventionele wapens het schild. Voor veel WestEuropese regeringen was deze strategieverandering op dat moment aantrekkelijk: een eventuele aanval op de conventionele troepen in WestEuropa zou immers een nucleaire reactie van de Verenigde Staten tot gevolg hebben. De op dat moment geldende doctrine van massale en onmiddellijke vergelding rechtvaardigde deze gedachte. Zodoende was er voor de regeringen geen noodzaak om impopulaire economische en politieke maatregelen te nemen die noodzakelijk waren geweest om het budget rond te krijgen dat nodig zou zijn voor een grootschalige conventionele herbewapening.^
m
Zoals eerder vermeld was voor President Eisenhower een afdoende verdediging van het Europese continent van groot belang. Wel was hij van mening dat de West-Europeanen zelf voor het grootste deel van de benodigde troepenmacht op zouden moeten draaien. Eisenhower zag de Amerikaanse troepen als de achterhoede van de Europese troepenmacht in Europa. Het grootste deel van de Amerikaanse troepen zou in de Verenigde Staten achterblijven als een soort mobiele reserve. De Amerikaanse atoombommen zouden als beschermend schild dienen. Dit was het belangrijkste element achter zijn New Look strategie en het bleef een belangrijk element in de strategie van de Verenigde Staten in de jaren 'SO."* In 1957 verduidelijkte de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Joh Koster Jules de theorie "we would do the big stuff [de grootschalige vergeldingsaanval]. Our allies were expected to handle local hostilities".^ Het doel van Eisenhower op de lange termijn was simpel: hij wilde ervoor zorgen dat West-Europa op den duur ook militair op eigen benen kon staan. Als dit doel verwezenlijkt zou kunnen worden, hoefden de Verenigde Staten niet langer de enorm hoge kosten op te brengen die noodzakelijk waren voor de defensie van Europa. Amerika kon dan "sit back and relax somewhat".^De terugtrekking van het grootste deel van de Amerikaanse troepen uit West-Europa was iets waar de West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer fel tegen was. Hij meende dat de betekenis van de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in West-Europa veel meer was dan enkel een militaire. Volgens Adenauer vormde de Amerikaanse aanwezigheid in Europa de verzekering dat de Verenigde Staten haar plichten ten aanzien van de NAVO na zouden komen. Immers, wanneer Amerikaanse troepen onmiddellijk bij een oorlog betrokken zouden worden, zou het Amerikaanse Congres de aanvallende partij ook onmiddellijk de oorlog verklaren. Maar zou het Congres dat ook doen wanneer er geen Amerikaanse militairen bij het conflict betrokken waren? Afgezien daarvan zou de terugtrekking van de Amerikaanse divisies uit Duitsland het gehele verdedigingssysteem van de NAVO negatief beïnvloeden ^ en op die manier de Politik der Starke van Adenauer ondermijnen. Groot-Brittannië besloot in het voorjaar van 1957 radicaal te bezuinigen op de conventionele strijdkrachten. Hierdoor zou ook het Britse leger dat was gestationeerd in het Rijnland getroffen worden. De oorzaak voor dit Britse besluit werd al snel duidelijk: op 15 mei hadden de Britten succesvol hun eerste waterstofbom laten ontploffen. Zo werd GrootBrittannië de derde atoommacht. Adenauer zag het toetreden van GrootBrittannië tot de groep van atoommachten als iets volstrekt onwenselijks. Hij meende een zelfde tendens te zien als bij het Amerikaanse Radfordplan: om de kosten voor het kernwapenprogramma op te kunnen brengen, moest er bezuinigd worden op de conventionele troepen.*^ Volgens Adenauer waren deze bezuinigingen zeer onwenselijk omdat het aantal conventionele troepen in Europa toch al uitgedund was: de Fransen hadden hun troepen nodig in Algerije en België had de dienstplichtige periode ingekort. Adenauer redeneerde dat de conventionele capaciteit
van de NAVO in West-Europa zo dusdanig werd verzwakt dat de enige mogelijke reactie van de NAVO op een aanval van de Sovjetunie een reactie met nucleaire wapens was.^
Twijfel aan nucleaire vergelding Adenauer en zijn minister van defensie Strauss streefden ernaar om de Bundeswehr met de modernste wapens uit te rusten. Bovendien wilden ze dat de Bundeswehr gelijkwaardig behandeld zou worden, dat wil zeggen; niet opvallend anders dan de legers van de andere NAVO-lidstaten. Dit standpunt impliceerde uiteindelijk dat de Duitse troepen de beschikking over kernwapens zouden moeten krijgen. Voor Adenauer en Strauss was het onacceptabel dat de Duitse troepen over een zwakkere bewapening zouden beschikken dan de andere NAVO-strijdkrachten. Hier hadden zij een sterk argument: het zou nauwelijks mogelijk zijn om tot een capabele verdediging van Midden-Europa te komen als alleen de Amerikanen over tactische atoomwapens zouden beschikken, en de Bundeswehr niet. En de Bundeswehr leverde nog wel de meeste troepen, i'^ Bonn maakte zich grote zorgen over de kloof die er bestond tussen de Duitse verantwoordelijkheid ten opzichte van de NAVO (het leveren van conventionele troepen) en de verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten (zorgen voor de nucleaire bescherming); des te minder de conventionele troepen van de NAVO betrokken zouden zijn bij de eerste fase van een aanval van de Sovjetunie, des te minder snel zouden de Amerikanen bereid zijn tot een nucleaire vergelding. De Duitsers zouden meer zeggenschap moeten krijgen over de inzet van nucleaire wapens aan de Duitse grenzen. Bovendien vreesde de Duitse regering buitenspel te worden gezet door de zich uitbreidende groep van landen die de beschikking hadden over kernwapens, of daar in de nabije toekomst de beschikking over zouden krijgen." De Duitse gedachten over de defensiepolitiek werden door de meeste andere NAVO-leden niet bepaald enthousiast ontvangen. In december 1956 hadden de Britten de Duitsers nog een politieke afgang bespaard door tijdens een NAVO-vergadering een voorstel te doen waarin de Verenigde Staten de Europese troepen van de NAVO zouden moeten uitrusten met tactische kernkoppen, i^ De Amerikaanse regering stond hier niet negatief tegenover. Eisenhower was zoals gezegd van mening dat de Europeanen steeds meer voor hun eigen verdediging moesten gaan opdraaien en hij was tot de conclusie gekomen dat de Europese bondgenoten met atoomwapens uitgerust zouden moeten worden. Hoe konden de Verenigde Staten haar bondgenoten een wapen ontzeggen dat de Sovjets al tot hun beschikking hadden en dat zij ook tegen de Europeanen zouden kunnen gebruiken? Dit zou op zijn zachtst gezegd geen teken zijn van groot vertrouwen.'^ Bovendien zouden de Europeanen zonder nucleaire wapens geen rol van betekenis kunnen spelen bij een eventuele oorlog in Europa. Een dergelijke oorlog zou volgens Eisenhower immers vrijwel zeker een nucleaire oorlog worden. De legers
^9
van de Europese bondgenoten zouden dus uitgerust moeten worden met nucleaire wapens.'^ In april 1957 deed de Amerikaanse regering de toezegging dat de Verenigde Staten tactische kernwapensystemen zou leveren. De kernkoppen bleven wel onder Amerikaanse controle.i' En dat was nu precies het punt waar Adenauer en Strauss zich ernstige zorgen over maakten. De belofte van de Verenigde Staten om de bondgenoten met atoomwapens uit te rusten was weliswaar een flinke stap vooruit, maar de kernkoppen bleven wel nog steeds onder Amerikaanse controle. Gebruik van deze wapens kon dus alleen plaatsvinden met toestemming van de Amerikaanse president, of, in geval van onmiddellijk gevaar, van de opperbevelhebber van de NAVO in Europa (SACEUR), een opperbevelhebber die per definitie een Amerikaan was.'^ De nieuwe defensiestrategie, die vooral gebaseerd was op een bescherming door Amerikaanse kernwapens, betekende dat West-Duitsland en andere NAVO-bondgenoten in toenemende mate afhankelijk werden van de Amerikaanse wil om kernwapens in te zetten. West-Europa was afhankelijk van wapens waarover West-Europa geen controle had. Bovendien leken de ontwikkelingen op het gebied van langeafstandsraketten in de Sovjetunie de waarde van de Amerikaanse belofte nog eens aanzienlijk te verminderen.
Spoetnik Op 4 oktober 1957 slaagde de Sovjetunie er in de eerste satelliet (de Spoetnik) in een baan om de aarde te brengen. Dit vormde voor de westerse wereld het bewijs dat de Sovjetunie over een rakettechniek beschikte die spoedig raketten met een nucleaire lading over de oceanen naar hun doel zou kunnen brengen.'^ De eerste intercontinentale ballistische raket (ICBM) zou wel eens spoedig een feit kunnen zijn. De 'Spoetnikshock' trof het westen tijdens een crisis binnen het bondgenootschap. Er waren sterke aanwijzingen voor een afwending van de Amerikaanse politiek van Europa, er waren spanningen tussen de in Algerije in het gedrang gekomen Fransen en de Britten en Amerikanen ^^, en de buren van West-Duitsland maakten zich zorgen over de snelle wederopstanding van dat land. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië leken te streven naar een nucleair partnerschap dat de NAVO tot een tweeklassenorganisatie zou maken, met de Angelsaksen en hun kernwapens aan de ene kant en de continentaal Europese landen zonder kernwapens aan de andere kant.''^ Verder was de Suez-crisis van een jaar eerder niet bevorderlijk geweest voor het vertrouwen van de Britten en vooral de Fransen in de Verenigde Staten en leken zowel de door de Sovjetunie keihard neergeslagen opstand in Hongarije alsook de lancering van de Spoetnik de zich wijzigende machtsverhoudingen te demonstreren.^"
De militaire strategie van het bondgenootschap dreigde ernstig ondermijnd te worden door het vooruitzicht dat de Sovjetunie op het punt stond ICBM's te produceren. De doctrine van de massale vergelding, die berustte op het dreigement dat elke aanval uit het oosten zou worden beantwoord met een door Amerikaanse kernwapens ondersteunde aanval op de Sovjetunie, was alleen overtuigend zolang de Verenigde Staten een nucleair overwicht behielden. De kwetsbaarheid van het Amerikaanse grondgebied deed afbreuk aan de overtuigingskracht van de defensiegaranties die de Verenigde Staten West-Europa gaven.-' Welke garantie was er dat de Amerikanen een nucleaire aanval op Chicago zouden riskeren om Bonn te verdedigen?^^ Aan de Amerikaanse bereidheid om daadwerkelijk kernwapens te gebruiken werd door Adenauer steeds sterker getwijfeld, zeker nu het hart van de Verenigde Staten in het geval van een oorlog getroffen zou kunnen worden door raketten met een nucleaire lading, gelanceerd door de Sovjetunie.^^ In het voorjaar van 1957 had Adenauer gesprekken met de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Dulles over de kwestie van de atoombewapening. Het enige wat Dulles aan Adenauer kon beloven was dat de Verenigde Staten in geval van een noodsituatie kernkoppen aan de bondgenoten zou leveren. Deze zouden echter altijd in Amerikaanse handen blijven en het bevel tot de inzet van deze wapens kon alleen door de Amerikaanse President gegeven worden. De Bondskanselier kon zich niet met het idee verenigen dat het lot van West-Europa af zou hangen van de willekeur van een Amerikaanse President waar hij toch al geen erg hoge pet van op had.^'' Adenauer en Strauss waren niet de enigen die weinig vertrouwen hadden in de bescherming die de Amerikaanse nucleaire paraplu bood. Ook in andere Europese NAVO-landen ontstond er in de tweede helft van de jaren '50 een toenemende ontevredenheid over de regelingen betreffende de inzet van de Amerikaanse atoomwapens. Vooral Frankrijk was geïnteresseerd in het ontwikkelen van een eigen kernmacht zodat het land een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van het BritsAmerikaanse atoompartnerschap kon behouden. West-Duitsland zou gedurende een korte periode bij deze plannen betrokken worden. Al sinds de eerste Franse plannen om tot een kernbewapening te komen waren er voorstellen geweest voor een bilaterale samenwerking op dat gebied. In 1950 was men in Frankrijk begonnen met een onderzoek naar een Franse atoombom en nog in dat zelfde jaar had Parijs de regering van de Bondsrepubliek het aanbod gedaan om deel te nemen aan een Europees onderzoekscentrum voor kernenergie. In maart 1951 lichtte het Commissariat General du Plan (het Franse planbureau) van Jean Monnet de West-Duitse regering in over een voorstel om een bilateraal onderzoekscentrum ter bevordering van de integratie van de Europese defensie-industrie op te richten.^^ Vooralsnog hield Duitsland de boot af. Duitse diplomaten wilden voorkomen dat de Bondsrepubliek betrokken zou worden bij een onderzoek naar kernwapens. Bonn was wel
m
geïnteresseerd in een wetenschappelijke samenwerking, maar wilde enkel deelnemen aan een gemeenschappelijk onderzoek naar vreedzaam gebruik van kernenergie, en had grote bedenkingen bij deelname, op wat voor wijze dan ook, aan de ontwikkeling van kernwapens.^f" Frankrijk ging vanaf dat moment haar eigen weg. Voorlopig zou de Duits-Franse samenwerking beperkt blijven tot de vliegtuigbouw.^^ Maar onder druk van de gebeurtenissen die zich voltrokken aan het begin van 1954, de crisis met betrekking tot de Europese defensiemacht en de catastrofe in Dien Biên Phu, waar het Franse leger een zware nederlaag leed tegen Vietnamese communisten, besloot het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken om plannen uit te werken voor een entente met de Bondsrepubliek op het gebied van atoom- en raketbewapening. Het motief van de Fransen lag voor de hand: men hield controle over de Duitse wapenuitrusting en verkreeg toegang tot de Duitse technische kennis en financiële middelen. De Franse plannen op het gebied van kernbewapening waren inmiddels zo ver gevorderd dat de bouw van een eigen atoombom op termijn haalbaar leek. De militaire leiding besloot zich dan ook vooral op de atoombewapening te richten. Dit kwam overeen met het nieuwe verdedigingsconcept van de Verenigde Staten, de eerder besproken New Look: een sterke concentratie op nucleaire wapens en het afbouwen van de conventionele troepenmacht in Europa. De catastrofe van Dien Biên Phu in mei liet de roep om nucleaire wapens alleen nog maar harder klinken.2*^ Op de NAVO-bijeenkomst van december 1955 was weliswaar besloten om de troepen van de NAVO met de modernste wapens uit te rusten, een besluit dat door de Franse regering werd begroet, maar men nam met toenemende bezorgdheid kennis van het feit dat de Amerikanen niet de neiging hadden om de landen zonder eigen kernwapen in de exclusieve kring van kernmachten toe te laten.^'^ Wat betreft de Frans-Duitse samenwerking op nucleair gebied was de Duitse regering gedurende 1955 nog uitermate voorzichtig. Er werd weliswaar afgesproken om de samenwerking op het gebied van de wapenuitrusting te verdiepen, maar de nucleaire samenwerking ging nog steeds niet verder dan samenwerking met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie (onder andere in EURATOM, een Europees samenwerkingsverband op het gebied van kernenergie).^" Bovendien had de Bondsrepubliek in 1955 in de verdragen van Parijs (die de basis vormden voor het West-Duitse lidmaatschap van zowel de West-Europese Unie als de NAVO) beloofd om geen atoom-, biologische-, en chemische wapens (de zogenaamde ABC-wapens) te fabriceren op Duits grondgebied.^1 De Bondsrepubliek mocht dus geen kernwapens op het eigen territorium produceren. Deze omschrijving liet ruimte open voor een opmerkelijke project. Er vonden gedurende de tweede helft van de jaren vijftig regelmatig gesprekken plaats tussen Franse en Amerikaanse regeringsvertegenwoordigers over eventuele Amerikaanse steun voor de Franse nucleaire programma's. Tijdens deze gesprekken praatte men niet alleen over de levering van verrijkt uranium maar ook over Amerikaanse steun voor het Franse kernwapenprogramma. Binnen de Amerikaanse
regering was er een debat gestart over deze kwestie en sommige personen binnen de regering stonden positief tegenover de levering van Amerikaanse kennis aan de Fransen. De onderhandelingen hebben echter nooit tot concrete oplossingen geleid.^- Het verkrijgen van nucleaire kennis en verrijkt uranium van de Verenigde Staten was voor Frankrijk de makkelijkste, snelste en goedkoopste manier om een eigen kernwapen te ontwikkelen. Parijs had echter meer ijzers in het vuur.
Het Europese plan Op 16 november 1957 bezocht de Franse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Maurice Faure de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken Heinrich von Brentano voor een gesprek. Wat Maurice Faure te vertellen had, was meer dan verbazingwekkend: de belangrijkste leden van de Franse regering hadden besloten om de Bondsrepubliek Duitsland en Italië een voorstel tot samenwerking bij de ontwikkeling van atoombommen en de bijbehorende draagraketten te doen. Door de Spoetnikshock waren onder andere Minister-president Gaillard, Minister van Buitenlandse Zaken Pineau, Defensieminister Chaban-Delmas en Maurice Faure tot de conclusie gekomen dat een gemeenschappelijke bouw van atoomwapens door Frankrijk, de Bondsrepubliek en Italië noodzakelijk was.^^ De Franse analyse van de nucleair-strategische situatie waarin de wereld zich bevond kwam aardig overeen met de visie van Adenauer: voorlopig zouden de Amerikanen hun Europese bases nog enkele jaren gebruiken, maar hoe sneller dat land intercontinentale raketten zou ontwikkelen en hoe kwetsbaarder het werd voor een aanval vanuit de Sovjetunie, des te eerder was een militaire terugtrekking van de VS uit Europa te verwachten.^^^ Faure presenteerde de plannen als voorstel om in een NAVO-kader verder te ontwikkelen, en als eerste stap te presenteren op de NAVO-conferentie in december. Toch is de gedachte achter het plan wel duidelijk: Parijs wilde naast de Verenigde Staten en Groot-Brittannië een continentaalEuropees kernwapenarsenaal opbouwen, waarvoor men zelf eigen kernkoppen en draagraketten zou ontwikkelen.^5 Het Franse voorstel kwam voor de Duitse regering niet als een volledige verrassing. Minister van Buitenlandse Zaken Heinrich von Brentano had het thema van het Franse voorstel al eerder met Adenauer besproken en vastgesteld dat een Amerikaans-Brits nucleair monopolie binnen de NAVO bestreden moest worden. De reactie van Von Brentano op het voorstel om daadwerkelijk atoomwapens te gaan bouwen was omzichtiger. Hij had meermalen verklaard dat dit niet zonder medeweten van de Verenigde Staten kon gebeuren. Ook verklaarde hij dat een revisie van de verklaring van 1954 "unter den heutigen Umstanden" niet nagestreefd werd. Voorlopig zou Bonn alleen samenwerken bij de bouw van raketten. De vraag of deze samenwerking uitgebreid moest worden naar de bouw van kernkoppen, zou voorlopig open blijven. Von Brentano wilde zich duidelijk nog niet vastleggen op een samenwerking bij de productie van
nucleaire wapens, iets waarvan de gevolgen op buitenlands politiek gebied onafzienbaar waren. Definitief afwijzen deed hij het ook niet.^^ Na het gesprek met Von Brentano heeft Faure nog een gesprek met Adenauer. In tegenstelling tot Von Brentano meende Adenauer dat men wel tot de gezamenlijke productie van kernkoppen moest overgaan: "wir mussen sie produzieren". Adenauer was van mening dat er omzichtig gehandeld moest worden om problemen met het Witte Huis te voorkomen.^'' Vervolgens legde Faure uit dat de Franse regering vooral dacht aan de grootschalige productie van straalvliegtuigen en raketten. Het ontbrak Frankrijk eenvoudig aan de middelen om deze projecten zelfstandig te bekostigen zolang de oorlog in Algerije enorme hoeveelheden geld kostte. Vervolgens vroeg Faure of Duitsland de productie van kernwapens bij de samenwerking wilde betrekken (vanzelfsprekend pas na overleg met de Italianen), Adenauer antwoordde dat dat het geval was. Von Brentano merkte daarop nogmaals op dat Bonn er niet naar streefde om de in de verdragen van Parijs vastgelegde afspraken te veranderen.^'^ Op 20 november vond er een gesprek plaats tussen de Duitse Minister van Defensie Strauss en zijn Franse collega Chaban-Delmas (die inmiddels met de Italiaanse Minister van Defensie Taviani gesproken had). Men besloot eerdere afspraken tot samenwerking door te zetten en Strauss verklaarde dat de Duitse regering bereid was om een concrete samenwerking te beginnen op het gebied van de ontwikkeling van raketten en dat men in principe rekening hield met een samenwerking op het gebied van kernkoppen; het lijkt er dus op dat de Duitse regering zich bereid verklaard had om samen te werken bij de bouw van kernkoppen. Een formele verandering van de in verdragen vastgelegde verplichtingen van de Bondsrepubliek wilde Bonn uit binnen- en buitenlands politieke overwegingen voorkomen. Chaban-Delmas verzekerde Strauss dat een Duitse deelname aan de productie van nucleaire wapens op vreemde bodem niet in tegenspraak met de verdragen van Parijs was.^"^ De in de verdragen van Parijs aan Bonn opgelegde beperkingen konden omzeild worden door de productie enkel op Franse en Italiaanse bodem plaats te laten vinden.'•o De nucleaire tak van de samenwerking moest tegenover de Amerikanen strikt geheim blijven. Om deze volledige geheimhouding te kunnen waarborgen werd er besloten om de benodigde financiële middelen in de begroting op te nemen als bijdrage voor een europaisches Forschungsinstitut für Flugkörper.'*! Op 25 november 1957 tekenden Strauss, Chaban-Delmas en hun Italiaanse collega Taviani een protocol om te komen tot een samenwerking op het gebied van wapenuitrusting. Hierin werd uitdrukkelijk vermeld dat deze samenwerking betrekking had op de ontwikkeling van raketten, vliegtuigen en kernwapens. De NAVO en de West-Europese Unie zouden ook over de samenwerking geïnformeerd worden. Tevens zou de samenwerking open staan voor toetreding van derden, maar wat betreft uitlatingen over de nucleaire component van het programma zou er uitermate omzichtig gehandeld worden."*^
De Verenigde Staten op de hoogte gesteld Twee dagen voor het begin van een vergadering van de vijftien regeringsleiders van de NAVO-bondgenoten die werd gehouden van 16 tot en met 19 december, had Adenauer een opmerkelijk gesprek met Dulles. Hierin lichtte Adenauer Dulles in over het voorstel van de Franse regering. Adenauer noemde ook specifiek de plannen met betrekking tot samenwerking op het gebied van kernwapens. In zijn memoires beschrijft Adenauer dat Dulles dit plan begroette, maar dat hij meende dat Duitsland, Frankrijk en Italië ook zouden moeten samenwerken met landen die ervaring hebben op dit gebied, de Amerikanen. Volgens Adenauer verklaarde Dulles zich bereid om, voor zover dit mogelijke was, Amerikaanse kennis ter beschikking te stellen."•^ Het bovengenoemde is de visie van Adenauer, maar het is meer dan twijfelachtig of Dulles werkelijk bereid was om deel te nemen aan het project. Het ondermijnde namelijk strategische belangen van de VS en, misschien nog wel belangrijker, de betrekkingen met de Sovjetunie.•*+ Tijdens de NAVO-bijeenkomst kwam Dulles met de toezegging dat de Verenigde Staten de NAVO zouden uitrusten met middellangeafstandsraketten. Deze konden in geval van nood met kernkoppen uitgerust worden, maar deze wapens zouden onder Amerikaanse controle blijven en alleen in het geval van vijandelijkheden ter beschikking van de betreffende NAVO-commandanten gesteld worden. Hoewel Adenauer in zijn memoires schrijft dat de voorgestelde maatregelen de NAVO aanzienlijk zouden versterken ging het gezamenlijke Frans-Duits-Italiaanse project door.45 Hoewel er onder andere op 21 januari 1958 in Bonn verder werd vergaderd over een gedetailleerde afspraak verliep niet alles voorspoedig. Zo was er in Frankrijk onenigheid ontstaan tussen het Ministerie van Defensie en dat van Buitenlandse Zaken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wilde de samenwerking beperken tot de gemeenschappelijke productie van conventionele wapens. Men had de hoop op Amerikaanse steun voor een nationale Franse kernmacht daar nog niet opgegeven.+6 Ook in Duitsland waren er negatieve geluiden te horen. De Duitse afgevaardigde bij de NAVO, Blankenhorn, waarschuwde er begin februari voor om de Angelsaksen niet voor het hoofd te stoten en hij verdacht Frankrijk ervan de eigen nucleaire grootmachtambities door Duitsland te laten financieren.'*'' Daarnaast was ook de Duitse oppositie (SPD) fel tegen de plannen van Adenauer. De SPD eiste ontwapeningsafspraken en kwam met een wetsvoorstel waarbij in een referendum de mening van het volk zou worden gepeild. Uiteindelijk stemde een meerderheid van de Bondsdag voor een streven naar algemene ontwapening, maar tevens voor de uitrusting van de Duitse strijdkrachten met nucleaire wapens.'^'^ Op paasmaandag 8 april 1938 tekenden Strauss en Caban-Delmas een verdrag betreffende het gemeenschappelijk beheer van het militaire onderzoekscentrum in Saint-Louis. Bovendien bereikten zij, samen met
hun Italiaanse collega, mondeling overeenstemming over de gemeenschappelijke financiering van de reeds in aanbouw zijnde isotopensplitsingsfabriek in Pierrelatte. Ook werden er afspraken gemaakt over de bouw van tanks, vliegtuigen, helikopters, raketten en de aankoop van Franse straaljagers door de Bondsrepubliek. Er werden geen afspraken gemaakt over de productie van kernkoppen (in tegenstelling tot de afspraken van november 1957).^"^ De afspraken van paasmaandag waren het laatste hoogtepunt van het Frans-Duits-Italiaanse project. Een week later viel het doek voor de regering Gaillard en uiteindelijk ook voor het trilaterale nucleaire project. De afspraken van paasmaandag waren vrijwel meteen waardeloos. Al enkele weken eerder was de wind in Parijs uit een andere richting gaan waaien: een samenwerking met de Amerikanen bij de bouw van een eigen Frans kernwapen was bet doel dat steeds meer aanhangers kreeg. Na het ineenstorten van de Vierde Republiek zou deze koerswijziging zich alleen maar versterken; de opvolger van Gaillard, Charles de Gaulle, besloot het trilaterale samenwerkingsproject stop te zetten. Hoewel de samenwerking met de Bondsrepubliek op het gebied van de ontwikkeling en bouw van conventionele wapens voort zou worden gezet, werd de samenwerking bij de nucleaire wapenuitrusting voorlopig stopgezet.5° Volgens een hoge regeringsfunctionaris besloot De GauUe vrijwel meteen nadat hij hoorde van de afspraken gemaakt tussen Frankrijk, Duitsland en Italië het project stop te zetten. Hij wees het idee dat de Bondsrepubliek betrokken zou worden in het Franse nucleaire programma onmiddellijk van de hand. Wilde De Gaulle mogelijk het Franse programma exclusief 'nationaal' houden, dit om de 'grandeur' van Frankrijk zo groot mogelijk te houden? Ook zou Duitsland niet betrokken mogen worden bij de ontwikkeling van nucleaire technologie. Verder zou een samenwerking met Duitsland de kans op technologische steun van de Verenigde Staten kunnen dwarsbomen.5i Natuurlijk zullen De Gaulle's ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog ook geen onbelangrijke rol hebben gespeeld in zijn besluitvorming.
Conclusie Zo kwam er een abrupt einde aan een opmerkelijk samenwerkingsproject, een project dat voortkwam uit een wederzijds wantrouwen jegens de Verenigde Staten: de regeringen van beide landen waren er niet van overtuigd dat de Amerikanen in zouden grijpen bij een (nucleaire) aanval van de Sovjetunie op West-Europa. Dit wantrouwen werd midden jaren vijftig sterk verscherpt door zaken als de Suez-crisis en de Spoetnikshock: zouden de Verenigde Staten bereid zijn om Bonn te verdedigen als het gevolg kon zijn dat Chicago getroffen zou worden door een atoombom?
Beide landen eisten dan ook van de Verenigde Staten meer zeggenschap over de inzet van de kernwapens en hoewel de Verenigde Staten verscheidene concessies op dit gebied deed gingen deze de Franse en Duitse regering niet ver genoeg. Om de druk op de Verenigde Staten op te voeren besloot de Franse regering (die al enkele jaren werkte aan een Frans atoomwapen) de Duitsers en Italianen een voorstel tot samenwerking te doen. Dit voorstel behelsde vooral samenwerking op het gebied van conventionele wapens maar ook een samenwerking op het gebied van de ontwikkelingen en productie van nucleaire wapens. Vermoedelijk wilde de Franse regering de Amerikanen verleiden om geheime nucleaire kennis prijs te geven. Bovendien kon men gebruik maken van de Duitse technologische kennis, Franse conventionele wapens afzetten op de lucratieve Duitse markt en Duits geld gebruiken bij de financiering van de ontwikkeling van nucleaire technologie in Frankrijk. Italië deed slechts mee om het geheel een Europees tintje te geven. Voor Strauss en Adenauer was het project vooral van strategisch belang. Door middel van een eigen atoomwapen zou de Bondsrepubliek minder afhankelijk zijn van de Amerikaanse bereidheid om kernwapens in te zetten. Bovendien zou Bonn een grotere vuist kunnen maken tegen de Sovjets en de kracht van het westen tegenover de Sovjetunie kunnen versterken. De Bondsrepubliek moest over eigen kernwapens beschikken om het gat dat de vermindering van het aantal conventionele troepen van de NAVO in de Europese verdediging sloeg te kunnen dichten. Aan het einde van 1957 en het begin van 1958 nam het project behoorlijk serieuze vormen aan. In Frankrijk begon het tij echter geleidelijk te keren en na de val van de regering Gaillard en de machtsovername van Charles de GauUe was het snel gedaan met het project. De Gaulle wilde een nationaal Frans kernwapen en zeker geen Duitse vinger aan de nucleaire trekker. Zo bezien lijkt het er op dat de Fransen het project enkel gebruikten als drukmiddel om hulp van de Verenigde Staten los te krijgen en als lokkertje om Duitse technische en financiële hulp voor de bouw van het eigen kernwapen te verkrijgen. Het is opvallend dat in de literatuur totaal niet naar voren komt hoe het beheer van de kernkoppen uiteindelijk georganiseerd zou worden. Zou Duitsland werkelijk zelfstandig over de inzet van het kernwapen kunnen beslissen of zou dit in overleg met de Fransen en Italianen moeten gebeuren? Waarschijnlijk kwam het project ten einde voordat hier concrete afspraken over gemaakt konden worden.
^9
Noten 1 Joint Chiefs of Staff: Amerikaanse Generale staf 2 Mark Cfiioc, 'Abschreckung und Verteidigung. Die Kontroverse Ciber die Atombewaffnung in der Ara Adenauer 1949-1963', in: Herbst, Ludolf ed., Vom Marshallplan zur EWG. Die Eingliederung der Bunndesrepublik Deutschland in die westliche Welt (MCinchen 1990), 504. 3 Wolfram F Hanrieder, Germany, America, Europe: forty years of German foreign policy (Yale 1989), 41. 4 Ibidem, 151. 5 Ibidem, 152. 6 Marc Trachtenberg, A Constructed peace, 147. 7 Konrad Adenauer, Erinnerungen 1955-1959 (Stuttgart 1967), 199. 8 Henning Kohier, Adenauer Eine politische Biographie (Frankfurt am Main, Berlijn 1994) 979. 9 Wolfram F. Hanrieder, Germany, America, Europe: forty years of German foreign policy, 43. 10 Henning Kohier, Adenauer Eine politische Biographie, 977. 11 Wolfram F. Hanrieder, Germany, America, Europe: forty years of German foreign policy, 43. 12 Ibidem. 13 Ibidem. 14 Ibidem. 15 Ibidem. 16 Daniel Kosthorst, Brentano und die deutsche Einheit: die Deutsland- und Ostpolitik des Aussenministers im Kabinett Adenauer 1955-1961 (DCisseldorf 1993), 140. 17 Ibidem, 137. 18 De Britten en Amerikanen hadden wapens geleverd aan Tunesië. Volgens de Franse regering steunde Tunesië de Algerijnse rebellen (al dan niet vrijwillig) door middel van kampen langs de Tunesisch-Algerijnse grens, van waaruit de Algerijnse rebellen opereerden. Zonder deze belangrijke ondersteuning van de rebellen zouden de Franse troepen er, volgens de Franse regering, binnen enkele maanden al in geslaagd zijn om de rust te herstellen. Frankrijk kon dan ook niet begrijpen dat de Britten en Amerikanen onder deze omstandigheden wapen aan Tunesië hadden geleverd (Konrad Adenauer, Erinnerungen 1955-1959 (Stuttgart 1967), 339, 340.) 19 Daniel Kosthorst, Brentano und die deutsche Einheit, 137. 20 Wolfram F. Hanrieder, Germany, America, Europe: forty years of German foreign policy (Yale 1989), 44. 21 Ronald Havenaar, Van Koude Oorlog naar nieuwe chaos, 1939-1993 (Eerste druk, 's Gravenhage 1993), 145. 22 Mark Chioc, 'Abschreckung und Verteidigung', 503. 23 Hans-Peter Schwarz, Adenauer, der Staatsmann: 1952-1967 (Stuttgart 1991), 394. 24 Henning Kohier, Adenauer Eine politische Biographie, 981. 25 Ulrich Lappenküper, Die deutsch-französischen Beziehungen 1949-1963; Von der Erbfeindschaft zur „Entente élémentaire", Quellen und Darstellungen zur Zeitgeschichte Herausgegeben vom institut für Zeitgeschichte. Band 49 (München 2001), 1139. 26 Ulrich Lappenküper, Die deutsch-französischen Beziehungen 1949-1963, 1140. 27 Ibidem, 1141. 28 Ibidem, 1143. 29 Ibidem, 1161. 30 Ibidem, 1162. 31 Wolfram F. Hanrieder, Germany, America, Europe: forty years of German foreign policy, 40.
32 Ibidem, 53. 33 Hans-Peter Schwarz, Adenauer, der Staatsntann, 394, 395. 34 Ibidem, 395. 35 Ibidem, 396. 36 Daniel Kosthorst, Brentano und die deutsche Einheit, 138. 37 Hans-Peter Schwarz, Adenauer, die Staatsmann, 396. 38 Ibidem. 39 Daniel Kosthorst, Brentano und die deutsche Einheit, 139. 40 Ulrich Lappenküper, Die deutsch-französischen Beziehungen 1949-1963, 1183. 41 Ibidem, 1184. 42 Ibidem. 43 Konrad Adenauer, Erinnerungen 1955-1959, 339. 44 Henning Kohier, Adenauer Eine politische Biographie, 983. 45 Konrad Adenauer, Erinnerungen 1955-1959, 342. 46 Ulrich Lappenküper, Die deutsch-französischen Beziehungen 1949-1963, 1186. 47 Ibidem, 1192. 48 Ibidem, 1193. 49 Ibidem, 1195. 50 Ibidem. 51 Wilfrid L. Kohl, French nuclear diplomacy, 63, 64.
^9