Artikel: Musealisering in de bouw. Een verkenning aan de hand van recente voorbeelden Auteur: Bas Leijssenaar Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 29.2, 25-34. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Bas Leijssenaar
Musealisering in de bouw Een verkenning aan de hand van recente voorbeelden Nog nooit hebben wij westerlingen qua leefstijl zo ver van het ons nabije verleden gestaan als tegenwoordig, maar tegelijkertijd bestaat er een onmiskenbare drang naar omgang met en kennis van het verleden. Historici verheugen zich enerzijds in deze aantrekkende belangstelling voor wat velen vaak als een stoffig vakgebied zagen, anderzijds kennen zij de angst voor simplificatie en aantasting van hun vakgebied. Het verleden is een kwetsbare entiteit, een te grote mate van uitbuiting, aantasting en onwetendheid verdraagt zij niet. Hiervoor hoeven we maar te denken aan het beeld van de middeleeuwen dat de amusementsindustrie ons voorschotelt, waarin met behulp van fragmentarisch historische onderbouwing een vertekende, debiliserende weergave van de werkelijkheid ontstaat.1 Deze musealisering van het erfgoed is het gevolg van de natievorming en modernisering van de samenleving vanaf de negentiende eeuw.2 De laatste decennia is de erfgoedmusealisering een nieuwe weg ingeslagen.Niet alleen kunstwerken en waardevolle geschriften worden tegenwoordig tot ons historisch erfgoed gerekend,maar ook alledaagse gebruiksvoorwerpen, beeld en geluidsfragmenten, oude gebouwen en stadsaanzichten.3 In dit essay zal worden belicht hoe deze nieuwe vorm van historische interesse een rol speelt in de bouwwereld en de monumentenzorg.Daartoe zal eerst de oorsprong van de musealisering van het nationale erfgoed worden besproken, om vervolgens te bekijken hoe gebruik wordt gemaakt van het verleden bij de totstandkoming van een aantal nieuwbouwwijken en bij de herbouw van een monument, de donjon in Nijmegen.Ook zal duidelijk worden gemaakt dat er grote verschillen bestaan tussen nostalgische woningbouw en de herbouw van monumenten.
Identiteit en het verleden: de donjon van Nijmegen Bij de vorming van onze identiteit zijn we schatplichtig aan het verleden.Wie zijn verleden niet kent, kent zichzelf niet. We koesteren onze foto’s, brieven, ansichtkaarten, video-opnamen en andere tastbare herinneringen. Deze objecten zorgen voor een zekere vorm van continuïteit in ons leven.Vooral met de dierbare herinneringen willen we ons omringen.4 Niet vreemd dus, dat monumenten uit glorie-rijke verledens onverdeeld populair zijn als toeristische trekpleisters, funderingen van nationaliteitsgevoelens en inspiratiebronnen voor hedendaagse architectuur. Deze trend tot het creëren van een eigen nationaal verleden kwam sterk op in de negentiende eeuw. Zo werd toen pas in Nederland onze zeventiende eeuw tot de 27
Gouden Eeuw gedoopt. Het was echter niet alleen vanuit nationalistisch oogpunt dat er een hang naar het verleden ontstond, maar ook vanwege de snel veranderende samenlevingen door de Industriële Revolutie. Bevolkingsgroei, massaproductie en een toenemende culturele uniformiteit leidden ertoe dat men uit angst voor het verdwijnen van traditionele leefpatronen overging tot het bewaren van allerlei elementen uit de volkscultuur en dan vooral de plattelandscultuur. Het behoud van deze zaken werd al gauw gezien als een zaak van nationaal belang, en er ontstond een geïdealiseerd beeld van het plattelandsleven waar traditionele waarden nog in ere werden gehouden.5 In Nijmegen speelt sinds enige jaren de discussie over de herbouw van de zogeheten donjon, een toren die ooit deel uitmaakte van de voormalige Valkhofburcht, gebouwd door Keizer Frederik Barbarossa in de periode rond 1155 en in de middeleeuwen nog verder uitgebreid. De donjon was de centrale toren en daarmee het meest in het oog springende onderdeel van de burcht. Door de eeuwen heen is het in de Valkhofburcht een komen en gaan van vorsten geweest. Hieraan kwam een einde ten tijde van de Bataafse omwenteling.Willem v was in de winter van 1787-1788 de laatste vorst die in de burcht verbleef. Kort na de inval van de Franse legers in de jaren 1794-95 besloot de provincie Gelre om de burcht te slopen, met als officiële reden de te hoge onderhoudskosten.6 Over de ware reden van de sloop is niet veel zekerheid te geven, maar het is niet ondenkbaar dat jaloezie van andere gemeenten of een op de revolutie-idealen gebaseerde haat tegen het symbool van feodale overheersing hierin een rol heeft gespeeld. Tot 1 oktober 2006 heeft op het terrein van de voormaligeValkhofburcht een nepversie van de donjon gestaan die door toeristen en geïnteresseerden te bezoeken was. In 2006 is echter via een referendum onder de inwoners van Nijmegen besloten de donjon te herbouwen: zestig procent van de stemmers stemde voor de herbouw.Voorafgaand aan dit referendum woedde er een hevige discussie tussen zowel professionals als leken over de wenselijkheid van de herbouw. Daaruit bleek eens te meer dat het verleden een individuele aangelegenheid is. Hier volgt een korte analyse van het debat tussen de historici Joost Rozendaal en Peter Rietbergen die gezien kunnen worden als exponenten van de twee stromingen die in de discussie tegenover elkaar stonden. Rozendaal sluit zich aan bij de meerderheid van de experts en de adviseurs van de rijksoverheid die vooral bezwaar hebben tegen de herbouw vanwege beschadiging van belangrijk archeologisch materiaal en de onmogelijkheid om het verleden recht te doen bij een herbouw. Rietbergen sluit zich aan bij de populaire mening die voor de herbouw pleit, op grond van esthetische en economische argumenten. De meeste historici waren gekant tegen de herbouw van de donjon.Volgens hen heeft de donjon deel uitgemaakt van het verleden, en hoort ook de afbraak ervan tot dat verleden. Herbouw ervan insinueert dat we aan dat aspect van het verleden minder waarde toekennen dan aan andere perioden. Zo creëren we achteraf op basis van onze huidige opvattingen en behoeften een vervormd verleden, terwijl deze historici juist streven naar een zo objectief mogelijke be29.2
handeling van het verleden. Ook is het volgens hen onmogelijk om van een exacte herbouw te spreken. De locatie en de gebruikte materialen kunnen nooit honderd procent hetzelfde zijn, en de inrichting al helemaal niet, daarmee is de authenticiteit van de donjon in het geding. Toch waren er ook onder historici voorstanders voor de herbouw te vinden, zoals de Nijmeegse historicus Peter Rietbergen die zich in debat met collega-historicus en tegenstander van de herbouw Joost Rozendaal uitsprak vóór de herbouw van de donjon. Rietbergen laat zich leiden door esthetische overwegingen, hij vindt dat de donjon het aanzicht van Nijmegen weer completeert. Hij stelt, op grond van het uit 1964 stammende Verdrag van Venetië, dat historische plekken vooral geconserveerd moeten worden. Rietbergen stelt daarbij wel dat niet de historici en beleidsmakers hierover dienen te beslissen maar de bevolking. Ook is hij van mening dat de donjon historisch genoeg kan worden herbouwd, aan de hand van oude afbeeldingen en tekeningen. Het Verdrag van Malta uit 1993, waarin is vastgelegd dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met archeologisch bodemmateriaal, hoeft volgens Rietbergen geen problemen op te leveren. Tenslotte benadrukt hij het economische belang van de herbouw voor Nijmegen als toeristenstad. De financiering van de herbouw zal volgens hem door particulieren opgebracht kunnen worden, terwijl het de stad veel zal opleveren. Zijn tegenstander in deze discussie, Joost Rozendaal, hanteert veel van deze argumenten voor het tegenovergestelde doel. Hij begint zijn betoog met het Verdrag van Malta. Dat gaat volgens hem juist wel problemen opleveren omdat er bij herbouw waardevol archeologisch materiaal zal worden geschonden. Dit vindt hij onaanvaardbaar. Toekomstige generaties moeten volgens Rozendaal met nieuwe technieken in staat zijn dat materiaal te kunnen bestuderen. Ook plaatst hij grote vraagtekens bij de definitieve uitvoering van het project: hoe moet de donjon eruit komen te zien? Er zijn immers geen bouwtekeningen bewaard gebleven. De reconstructie zal dus een interpretatie in het licht van het heden zijn wat betreft het uiterlijk van de toren, en geen waarheidsgetrouwe reconstructie van de donjon uit het verleden.Verder benadrukt Rozendaal dat juist het feit dat de donjon er niet meer staat het Valkhofpark tot een monument maakt en dat het park op zich al meer dan genoeg te bieden heeft dat wél historisch verantwoord is. Tenslotte stelt hij dat Nijmegen een arme stad is die geen geld moet uitgeven aan een prestigieus project als de herbouw van de donjon. Bovendien betekent de herbouw volgens hem een ontkenning van een deel van het verleden: de donjon is tijdens de Bataafse revolutie afgebroken omdat hij symbool stond voor de feodale overheersing. In Frankrijk gaan ze toch ook niet de Parijse Bastille herbouwen?7
Enkele voorbeelden van musealisering in de bouw In tegenstelling tot bij de herbouw van monumenten, waarbij het exact nabootsen van het verleden nagestreefd wordt, is het gebruik van geschiedenis in de woningbouw gebaseerd op het verleden als inspiratiebron.Vaak zien we in de bouwkunst, 29
vooral in perioden van economische bloei, dat ingespeeld wordt op de architectuur uit glorierijke perioden uit het verleden.Tot de zeventiende eeuw was de bouwkunst veelal geïnspireerd op die uit de Klassieke Oudheid. Maar in de zeventiende eeuw, een bloeiperiode voor Nederland, en de daaropvolgende achttiende eeuw, zien we de bouwkunst in Nederland een flinke ontwikkeling doormaken. Hieraan danken wij de grootste hedendaagse openluchtmusea van ons land, de oude binnensteden. Deze lijken tegenwoordig vooral te dienen als toeristische attractie en worden dan ook krampachtig in stand gehouden.8 Momenteel worden er vooral voor de particuliere markt weer regelmatig bouwwerken neergezet die geïnspireerd zijn op deze bouwstijl zoals in de hieronder besproken Amersfoortse woonwijk de Laak. Ook woningen zoals die in de jaren dertig van de twintigste eeuw werden neergezet dienen momenteel ter inspiratie voor projectontwikkelaars die in willen spelen op de behoefte aan nostalgie bij de consument. Men zou kunnen zeggen dat in de postmoderne samenleving het verleden de rol van de grote ideologieën heeft overgenomen.9 Mensen hebben nu eenmaal de behoefte zich ergens mee te identificeren. Hernieuwde interesse in het verleden lijkt in die behoefte te voorzien: een behoefte aan identiteitsontlening en gezamenlijke binding met iets groters. Nostalgie heeft volgens verschillende onderzoekers sinds de totstandkoming van de moderne, op de toekomst gerichte maatschappij na de Industriële Revolutie, bijgedragen aan de continuïteitsbeleving van het individu.10 Volgens de Amerikaanse onderzoeker Fred Davis treedt nostalgie zowel collectief als individueel vooral op in tijden van grote veranderingen ten opzichte van het verleden.11 Op deze momenten is nostalgie nodig om de breuk met het verleden niet te groot te doen lijken. Nostalgie brengt het verleden dichter bij het heden. De collectieve variant van nostalgie krijgt gestalte te krijgen rondom symbolen met een publiek karakter: monumenten, landschappen en stedelijke aangezichten. In deze tijden van individualisering en globalisering is een duidelijke breuk te zien met het verleden waarin het gezin en het collectief een belangrijke rol speelden. Hierdoor is het niet vreemd dat er een nostalgische hang ontstaat om enige continuïteit met dat bestaan te kunnen ervaren. Ook een erkend historicus als David Löwenthal ziet in nostalgie vooral een vlucht uit het hectische heden naar een overzichtelijk verleden.12 Vanuit deze denkwijze valt het te verklaren dat burgers behoefte hebben aan woningen die appelleren aan dat verleden waarin de verlangde waarden nog wel een rol speelden. De bouw van woningen met een historisch tintje geeft een tastbare blik van dat verleden. Het maakt ook duidelijk dat het verleden zich niet alleen buiten het individu afspeelt, maar zowel op het supraindividuele niveau als op het microniveau van de individuele gewaarwording. Hieronder zal ik vier nieuwbouwwijken beschrijven waarin door de architecten appèl is gedaan op een nostalgisch verleden. In deze context moeten de begrippen ‘burger’ en ‘consument’ echter goed uit elkaar worden gehouden. Een burger 29.2
is een inwoner van een natiestaat, en als zodanig is de nostalgische behoefte van burgers vaak natiegebonden. Burgers delen immers het verleden van het land, maar hebben niet allen in dezelfde mate een nostalgische behoefte. Ook kan de nationalistische nostalgische behoefte zich vermengen met een ander aspect van de nostalgie: het individuele.‘Consument’ is juist een universeel begrip. Een consument is iemand die geld te besteden heeft, waar dan ook ter wereld. Wel worden consumenten vaak benaderd op een wijze die gebaseerd is op onder meer het gedeelde verleden van de groep waartoe zij behoren, bijvoorbeeld de groep burgers van een natiestaat. In Alphen aan de Rijn is een nieuw stadshart ontwikkeld, genaamd het Rijnplein.13 Op de plaats van de nieuwbouw bevond zich vroeger een Romeinse nederzetting. Bij de ontwikkeling van het nieuwe stadshart is nadrukkelijk rekening gehouden met de Romeinse geschiedenis die Alphen aan de Rijn dankzij haar ligging aan de Romeinse limes heeft. In het stadshart zijn een aantal gebouwen verrezen met de namen Castellum, Palazzo, Aventijn en Palatijn, die zijn opgetrokken in een op de Romeinse architectuur geïnspireerde bouwstijl. Locatie, verleden, naamgeving en bouwstijl geven zo samen een historisch cachet aan het Rijnplein. In de Laak, onderdeel van de vinex-wijk Vathorst in Amersfoort, is een nieuwe ‘grachtenstad’ verrezen. In deze wijk is getracht de sfeer van de oude Hollandse watersteden na te bootsen. Ook hier wordt dus ingespeeld op nostalgische gevoelens over het rijke Hollandse leven van weleer.14 Zelfs de benaming van de woningen is hierop geïnspireerd. Zo staan er koopmanshuizen, koetshuizen, patriciërswoningen en pakhuizen. Een project dat een heel andere periode nostalgisch belicht is te vinden in de wijk ’s Gravenhout in Nootdorp.15 Hier is natuur en wonen volledig geïntegreerd, vooral het landelijke aspect van wonen wordt sterk benadrukt. De woningen en manier waarop deze zijn neergezet,moet doen denken aan het plattelandsleven.Het project lijkt voort te borduren op de nationalisering van het landschap die in de vroege negentiende eeuw plaatsvond. Nationalisering wil hier zeggen dat iets tot het nationale erfgoed gaat behoren. In de negentiende eeuw ontstond in veel Europese landen de gedachte dat het platteland de ultieme weergave van de puurheid en kracht van de staat was.16 In de wijk Oosterheem in Zoetermeer, en dan vooral in de deelwijk Tuindorp, zijn tal van nieuwe woningen opgetrokken in een jaren dertig bouwstijl.17 Deze bouwstijl doet veel mensen denken aan een tijd waarin volgens hen zaken als sociale cohesie en het gezin als hoeksteen van de samenleving nog belangrijke waarden waren. De woningen doen denken aan de vroegere arbeiderswoningen, en de projectontwikkelaars hebben er ook alles aan gedaan die zo authentiek mogelijk te laten lijken. Over de vraag of dit ook daadwerkelijk authentiek is laten zij de consument oordelen.
We zien dat bij de bouw van deze wijken buiten de esthetische overwegingen ook gebruik is gemaakt van historische achtergronden waaraan de eventuele bewoners waarde hechten. Zo wordt de Romeinse tijd, als onderdeel van de Klassieke Oudheid, door velen gezien als de bakermat van onze moderne maatschappij. De arbeiderswoningen appelleren aan een tijd waarin het gezin en fatsoen nog centraal stonden, zo wordt gedacht, terwijl de woningen in de Laak juist weer doen denken aan een periode van politiek, economisch en cultureel hoogtij, de Gouden Eeuw. Het plattelandsleven als sterkhouder van alles wat goed is aan de natie, zien we terug in ’s Gravenhout. Allemaal positieve associaties met het verle-den, die sterk leven onder veel burgers.
Conclusie Zoals we hebben kunnen zien, speelt nostalgie een grote rol in de omgang met het verleden in de bouwwereld. Deze heeft zijn functie in onze individuele beleving waarin zij bijdraagt aan een continuïteitservaring in het leven. Ze zorgt voor prettige mijmeringen over hoe het vroeger toch allemaal beter was.Voor het individu lijkt een gezonde dosis nostalgie geen probleem te zijn. Hoe anders is dit voor de professionele historicus, voor wie nostalgie behoorlijk in de weg kan zitten bij de uitoefening van zijn vak. Zoals David Lowenthal het verwoordde: ‘nostalgia tells it like it wasn’t’.18 Nostalgie leidt ertoe dat we het verleden idealiseren en daardoor vertekenen. Momenteel ontstaan er vanwege de ongekend snelle vooruitgang van de samenleving sneller dan ooit nieuwe museabele voorwerpen.Tegelijkertijd heerst er vanwege de individualisering van de maatschappij en het afzweren van de grote ideologieën, een gevoel van ontbinding. Men ziet het verleden als iets waaraan men een identiteit kan ontlenen. Dit in ogenschouw nemend is het niet verwonderlijk dat er in de bouw een grote behoefte aan allerlei quasi-nostalgische zaken is ontstaan. Waar kun je beter de drukte en hectiek van de moderne maatschappij ontvluchten dan in een knusse, landelijk gelegen woning die ook nog eens het uiterlijk van vroegere tijden heeft meegekregen zoals dat in de wijk ’s Gravenhout te Nootdorp mogelijk is? Of waar kun je beter je identiteit afstemmen op je nationale trots dan in de op de Gouden Eeuw geïnspireerde nieuwe grachtenstad in de Leek, Amersfoort? Toch blijft nostalgie omgeven met lastige vraagstukken. Dit wordt vooral duidelijk als we naar de herbouw van de donjon in Nijmegen kijken. In de hevige discussies die hierover gevoerd zijn komen alle voors en tegens van zowel leken als vakhistorici naar voren. We zien een duidelijke scheiding tussen enerzijds esthetische en economische motieven die men gebruikt om vóór de herbouw te pleiten, en anderzijds morele en vakhistorische argumenten om juist tégen de herbouw te zijn. Bij de laatste groep komt het argument van de geschiedvervalsing om de hoek kijken. Historici zijn het er min of meer over eens dat het onmogelijk is om de geschiedenis in tekst naar waarheid te vangen.19 Als dit in tekst al 29.2
problematisch is, dan is dat zeker het geval in fysieke zin zoals in de woningbouw of monumentenzorg. Er is altijd sprake van een mate van consensus, en er wordt altijd geschreven en gebouwd vanuit een bepaald tijdsbeeld. Daarom hechten historici zo veel waarde aan goede wetenschapscriteria en een voorzichtige omgang met de kwetsbare historische materie. In het geval van de woningbouw wordt niet gepretendeerd het verleden te herscheppen. Wel grijpen projectontwikkelaars terug op het verleden, om hun product te verkopen. Kennelijk bestaat er behoefte bij de burger en/of consument om zich op nostalgische gevoelens te baseren in zijn of haar keuze van een nieuwe woning. Mensen hebben behoefte aan een sterke identiteit, een gevoel van continuïteit in hun leven en in de moderne maatschappij is het al moeilijk genoeg om dat te bereiken. Wat betreft het gebruik van het verleden in de woningbouw ligt er voor de historicus vooral de taak kritisch te zijn wanneer esthetisering de overhand krijgt. Iets anders wordt het wanneer het gaat om monumenten. Monumenten zijn tastbare resten uit het verleden; hun bestaan, of niet bestaan zoals in het geval van de donjon, is ons meegegeven door onze geschiedenis. Hiermee moet voorzichtiger worden omgesprongen. Monumenten zijn geen speelgoed waarmee wij naar believen kunnen doen en laten wat wij willen. Een herbouwde donjon zal nooit een monument zijn, aangezien zij niet voldoet aan de in de Monumentenwet beschreven voorwaarde: een monument is een door mensen vervaardigde onroerende zaak, die ouder is dan vijftig jaar en die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, wetenschappelijke of culturele waarde.20 Een herbouwde donjon, die toch al niet historisch verantwoord na te bouwen is, en die nooit datgene mee zal maken wat zijn voorganger mee heeft gemaakt, zal dus geen monument zijn. En als de donjon na vijftig jaar wel een monument zou worden, dan alleen op basis van haar schoonheid, maar niet vanwege enige culturele of wetenschappelijke waarde. Herbouw van historische bouwwerken is niet acceptabel omdat dit afbreuk doet aan de historische waarde van het bouwwerk. In het geval van de donjon in Nijmegen zou een herbouw afbreuk doen aan het Valkhofpark. Dit park zou zijn historische achtergrond beschadigd zien, er zou iets komen te staan dat in de loop van de geschiedenis met een bepaalde reden juist is weggehaald. Die reden wordt bij herbouw afgedaan, die loop van de geschiedenis wordt niet geaccepteerd. De tijdelijke donjon was een mooie oplossing om te zien hoe het ooit min of meer is geweest, maar daar zou het bij moeten blijven. Afsluitend wil ik, wanneer het gaat om het gebruik van de geschiedenis in de bouwwereld, pleiten voor een duidelijke scheiding tussen nieuwbouw en herbouw. Nieuwbouw, geïnspireerd op al dan niet nostalgische gevoelens is acceptabel, zolang het maar duidelijk is dat het hier gaat om een eigentijdse variant en niet om een terugkeer naar het verleden. Herbouw, zoals in het geval van de donjon, is niet acceptabel. Hiermee stellen we ons boven het verleden.
33
Noten 1. Peter Raedts, Toerisme in de tijd? Over het nut van Middeleeuwse geschiedenis (Nijmegen 1995). 2. A. de Jong, De dirigenten van de herinnering: Musealisering en nationalisering van de volkscultuur 1815-1940 (Nijmegen 2001) 13. 3. K. Ribbens, Een eigentijds verleden: alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000 (Hilversum 2002)79-83. 4. R. van der Laarse, Bezeten van vroeger: erfgoed, identiteit en musealisering (Amsterdam 2005) 6. 5. Ibidem, 13-19. 6. http://www.valkhof.nl/Geschiedenis.htm (24-04-2007). 7. Voor een digitale versie van de discussie tussen P. Rietbergen en J. Rozendaal: http://www.ans-online.nl/blog/welles-nietes-donjon-affaire-discussie (22-04-2007). 8. De Jong, De dirigenten van de herinnering, 165-166. 9 K.Walsh, The representation of the past: Museums and heritage in the post-modern world (London 1992). 10. Ribbens, Een eigentijds verleden, 21-24. 11. Ibidem. 12. Ibidem. 13. Voor meer informatie over het Rijnplein zie: http://www.smitsbouwbedrijf.nl/referenties/showref.php?id=81&cat=1 (20-04-2007). 14. Voor meer informatie over de Laak: http://www.grachtenrijk.nl/Woningen/woningen.html\(27-04-2007). 15. Voor meer informatie over ’s Gravenhout http://www.s-gravenhout.nl/ (01-05-2007). 16. De Jong, De dirigenten van de herinnering. 17. Voor meer informatie over de wijk Oosterheem: http://www.ivds.nl/oosterheemdw/deelplan2.html (24-04-2007). 18. D. Lowenthal, ‘Nostalgia tells it like it wasn’t’, in: C. Shaw en M. Chase (red.), The imagined Past. History and Nostalgia (Manchester 1989) 18-32. 19. Chris Lorenz, De constructie van het verleden: een inleiding in de theorie van de geschiedenis (Amsterdam 2002). Hierin wordt deze problematiek verhelderend uiteengezet. 20. Monumentenwet 1988, vgl. http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/co tinuation=27004-002/session=010020268686585/action=javascript-result/javascript=yes (03-05-2007).
29.2