Artikel: Allah’s strijders. De opkomst van het Talibanregime in Afghanistan Auteur: Nele Beyens Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 23.3, 15-28. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Nele Beyens
Allah's strijders de opkomst van het Talibanregime in Afghanistan Dat de Afghaanse Talibanleiders vrouwen verplichten zich te hullen in een allesbedekkende burqa, mannen dwingen hun baard te laten staan, regelmatig stenigingen en executies organiseren in het plaatselijke voetbalstadion en eeuwenoude boeddhabeelden slopen, is de laatste maanden ook in het Westen algemeen bekend geraakt. Wie die bewuste Taliban zijn, waar ze vandaan komen en hoe hun ultrafundamentalistische interpretatie van de islam tot stand is gekomen, is soms minder duidelijk.
Hoewel de TaUbanbeweging, zoals we die vandaag in Afghanistan kennen relatief, recent is, betreft het geen los, alleenstaand fenomeen. De opkomst, organisatie en opmars zijn verankerd in de Afghaanse geschiedenis van de laatste 20 a 25 jaar.' Een geschiedenis die een aanvang nam met de zogenaamde Saurrevolutie van 1978 waarbij president Daoud werd vermoord en een communistisch regime werd ingesteld.'- Al snel ontstond er onenigheid binnen de communistische gelederen. De haviken - de Khalq - wonnen het pleit en begonnen op zeer geweldadige wijze radicale hervormingen door te voeren. De meer gematigde Parcham riepen in 1979 de hulp in van de Sovjet-Unie om dit schrikbewind onder de duim te krijgen maar toch een communistisch regime te kunnen behouden. Als verzet tegen de Sovjet-troepen, organiseerden de islamitisch-fundamentalistische verzetsbewegingen zich onder leiding van de moed-
^ 1 . BarnettKBubin. The search for peace in Afghanistan. From buffer state to failed state. 1995.
heeft gebracht. Vijfjaar nadat hij met behulp van de communisten aan de macht kwam, brachtten diezelfde communisten
2. President Daud werd bijgestaan door gematigde communististen en kreeg massaal steun vanuit de Sovjet-Unie voor de opbouw van het land en de modernisering van het staatsbestuur - waar hij overigens weinig van terecht
- marxistische sympathisanten uit het leger die hun opleiding hadden genoten in de SovjetUnie hem weer ten va bij een bloedige militaire coup,
jaheddin die een Jihad (Heilige oorlog) uitriepen tegen de 'communistische bezetters'. Dit moslimfundamentalisme was voor het eerst opgekomen tijdens het bewind van president Daud, maar werd al snel weer de kop ingedrukt. De leiders - een aantal ontwikkelde studenten waaronder de moedjaheddin Hikmetymar en de onlangs vermoorde Massoed vluchtten naar Pakistan waar ze steun kregen voor hun verzet tegen president Daud. Na de militaire coup en de machtsoverame door radicale communisten verhevigden zij hun verzet en met de invasie van de Sovjet-troepen was het hek helemaal van de dam. Wegens hun felle verzet tegen het communisme en de Sovjet-Unie kregen deze fundamentalistische strijders aanzienlijke steun vanuit het Westen, meer bepaald vanuit de Verenigde Staten.' De toevoer van buitenlandse logistieke middelen maakte van deze strijd een gruwelijke oorlog waarbij honderdduizenden Afghanen zijn omgekomen en bijna een derde van de bevolking op de vlucht sloeg. Het fundamentalisme van de moedjaheddin doorbrak een Afghaanse traditie van grote tolerantie op het gebied van godsdienst. De complexe samenstelling van de bevolking maakt van de Afghaanse maatschappij een etnische, culturele en religieuze mengeling waarin bovendien ook verschillende talen worden gesproken. De traditionele Afghaanse islam liet ruimte voor al deze volkeren en hun eigen cultuur, voor samenwerking met het Westen of met de inheemse neokoloniale elite en voor innovaties van de moderne tijd. Ook voor diverse vormen van religie was er plaats. Naast allerlei moslimsekten speelden ook Joden, Hindoes en Sikhs een belangrijke rol in het dagelijkse leven, in de handel en de cultuur. Hoewel deze religieuze fundamentalistische moedjaheddin een ware 'islamitische maatschappij' voorstonden, kan hun geloof niet zomaar gelijk worden gesteld aan dat van de huidige Taliban. De moedjaheddin
S.Voor de ondersteuning van de moedjaheddin hebben de VS in de periode tussen 1980 en 1992 naar schatting vier tot vijf miljard dollar uitgetrokken. Zie: 'Pakistan was bakermat vanTalibaan' in: NRC Handelsblad. 17/09/2001. 4. In de negentiende eeuw werd Afghanistan na een lange slopende strijd gekoloniseerd
door Groot-Brittannië. In 1919 verkreeg Afghanistan weer formeel zijn onafhankelijkheid.
j
j
wensten een islamitische samenleving, maar wel een die met de uitdagingen van de moderne wereld om kon gaan en waarin ook vrouwen aan het openbare leven deelnamen en onderwijs genoten. Nadat Michael Gorbatsjov in 1985 in de SU aan de macht was gekomen, kondigde hij al snel aan - in het kader van de door hem beoogde binnenlandse hervormingen en internationale détente een einde te willen maken aan de Sovjetinmenging in Afghanistan. Pas in het voorjaar van 1989 verlieten de laatste Sovjettroepen Afghanistan. De door hen in 1986 in het zadel geholpen president Najibullah moest het verder alleen zien te rooien. Voor het anti-communistische verzet onder leiding van de moedjaheddin kwam tegelijkertijd een einde aan de financiële en militaire hulp vanuit de Verenigde Staten. Door de veranderingen in de internationale verhoudingen was Afghanistan niet langer een prioriteit. Toch was het einde van de oorlog nog lang niet in zicht, ook niet nadat de communist Najibullah in 1992 werd afgezet. Integendeel, de onderlinge strijd - met steeds wisselende bondgenootschappen vol verraad die daarna ontstond tussen de strijdtroepen van de verschillende moedjaheddin leidde tot een allesvernietigende burgeroorlog. Tot de belangrijkste partijen in deze strijd behoorden onder meer Gubaddin Hekmatyar, die vooral het zuid-oostelijke deel van het land onder controle had, Burhanuddin Rabbani (die door de internationale gemeenschap wordt erkend als de wettelijke president) en zijn belangrijkste commandant Massoud, die de streek rond de hoofdstad Kabul en het noord-oosten van het land in handen hadden. Verder had Ismael Khan in het westelijke deel, de streek rond Herat, de touwtjes in handen en vormde het noordelijke deel de machtsbasis van de Oezbeekse krijgsheer-generaal Rashid Dostum. In het zuiden en rond Kandahar heerste een enorme chaos doordat de macht was verdeeld over tientallen kleine ex-mudjaheddinkrijgs-
(dë'^voedjaheddin ten tijde van de oorlog met de Sovjet-Unie)
heren en plaatselijke bandieten die eerder uit waren op het plunderen van de bevolking dan op de opbouw van een nieuwe samenleving. Hoewel sommige krijgsheren in het gebied dat onder hun controle viel een degelijk sociaal systeem met onderwijsvoorzieningen en dergelijke trachtten uit te bouwen, kwam van het verwezelijken van een zuivere islamitische staat in de praktijk weinig terecht.' In plaats daarvan heerste onrust en chaos.
Fundamentalisme-nieuwe-stijl De onenigheid die na de val van het communisme in Afghanistan onder de moedjaheddin ontstond en de verschrikkingen die het land tijdens hun onderlinge strijd te verduren kreeg, stimuleerden de opkomst van een nieuwe, zeer fundamentalistische islamitische hervormingsbeweging: de Taliban. Zij zagen het Afghanistan van de door hen ooit bewonderde moedjaheddin als een poel van verderf, een poel die dringend diende te worden gezuiverd. De huidige leiders van de Taliban - allen Pashtun uit het zuiden van Afghanistan - behoren tot de generatie die heeft meegevochten in de strijd tegen de communistische Sovjetlegers in de jaren tachtig en tegen het bewind van de communistische president Najibullah begin jaren negentig. Het grote aantal oorlogsinvaliden binnen de Talibanregering getuigt hiervan." De hoogste leider, mullah Omar, bijvoorbeeld mist een oog, evenals zijn voormalige minister van buitenlandse zaken, mullah Mohammed Ghaus en de minister van Justitie, Nuruddin Turabi. De gouverneur van Kandahar mist dan weer een been, net als de burgemeester van de hoofdstad Kabul die bovendien ook twee vingers heeft verloren. Vele anderen hebben gelijkaardige letsels opgelopen tijdens de wrede oorlog in en rond Kandahar. In tegenstelling tot vele andere Afghanen verlieten de latere Talibanleiders na de val van het Najibullah-regime het slag-
". Ahmed Rashid. Taliban. AmsterdamAntwerpen, 2001, p. 58. 6. Ibidem, p. 37-45.
veld om weer naar hun dorpen terug te keren of hun studie aan de medressen - Koranscholen - in de zuidelijke stad Kandahar of het Pakistaanse Quetta te hervatten en vervolgens als 'mullah' hun eigen dorpsmedressen te stichten. De toestand waarin Afghanistan tijdens de burgeroorlog beginjaren negentig verkeerde, stemde hen bitter. De door hen gestichte beweging had dan ook tol doel 'de vrede te herstellen, de bevolking te ontwapenen, de sharia (islamitische wet) af te dwingen en de integriteit en het islamitische karakter van Afghanistan te verdedigen'.' Omdat de meesten van hen medressenstudenten waren, noemden ze zichzelf 'Taliban' of 'Koranstudenten' (enkelvoud Talib). Deze naam moest hen onderscheiden van de verschillende groepen van de moedjaheddin. In tegenstelling tol deze krijgsheren wilden de Taliban niet zozeer de macht grijpen, maar de maatschappij zuiveren tot een ware moslimgemeenschap. Het is op dit idee dat de Taliban hun opvatting van 'beter zijn' hebben geënt. Waar hun voorgangers zondaars waren, zijn zij de redders van de bevolking en de redders van de ware godsdienst, de enige redders. Dit idee zagen zij bevestigd doordat zij alles interpreteren vanuit de gedachte dat zij als enige de waarheid in pacht hebben. Zo moest het aanvankelijke militaire succes wel een teken zijn dat Allah met hen was, en ook in de regen die volgde op de vernielingen van de boeddhabeelden zag leider Omar de goedkeuring van bovenaf. Hel uitblijven van de internationale erkenning van het Talibanregime bevestigde dan weer het beeld van 'wij tegen de rest van de wereld'. De steun van het Westen aan Massoud (die door de Taliban als een verdorven moslim en oorlogsmisdadiger wordt gezien) versterkte dit, evenals de Amerikaanse bombardementen op Afghanistan van 1998." Het islamfundamentalisme-nieuwe-stijl van de Taliban kent zijn
7. ibidem, p. 44. 8. Massoud werd in april 2001 bijvoorbeeld in Brussel ontvangen door de Belgisctie minister van buitenlandse zaken Louis Michel van wie hij het vertrouwen kreeg, hoewel Massoud in het verleden zelf als islamitisch fundamentalist bekend stond. Het is maar door het ultrafundamentalisme van de
Taliban dat hij zich nu als gematigde en als aanhanger van de democratie kan voordoen. De rampzalige situatie in Kabul tijdens de vier jaren die hij daar de macht in handen had, lijkt in het Westen vergeten (illustratie: Massoud)
wortels buiten Afghanistan en wel bij het 'deobandisme'. Deze moslimbeweging ontstond in het negentiende eeuwse koloniale BritsIndië als een hervormingsbeweging die - vooral via onderwijs - de eenheid binnen de moslimmaatschappij wilde bevorderen en de islamitische waarden wilde doen herleven. Hoewel sommige ideeën uit het deobandisme - zoals het voorstel de rol van vrouwen in de maatschappij te beperken - volgens huidige, Westerse nonnen volstrekt achterhaald zijn, betrof het in wezen geen reactionaire, maar een vooruitstrevende beweging. In de twintigste eeuw kregen de Deobandi ook in Pakistan voet aan de grond. Vooral in de late jaren zeventig en tachtig rezen hun medressen als paddestoelen uit de grond. Jonge Pakistani en vooral jonge Afghaanse vluchtelingen kregen er onderdak, gratis onderwijs en militaire training. Deze medressen - doorgaans geleid door weinig ontwikkelde mullahs die zich in hun interpretatie van de koran eerder lieten leiden door de oude stamcodes dan door de oorspronkelijke hervormingsgezinde Deobandi-leer - moesten een nieuwe generatie Afghanen opleiden voor de periode na de Sovjets. Door de afwezigheid van een gecentraliseerde hiërarchische structuur binnen de Deobandi-beweging ontstonden tal van losse, extremistsche groeperingen met bijhorende medressen en opleidingskampen. Heel wat Talibanleiders - en de meeste aanhangers van de Taliban - hebben in deze centra hun (gebrekkige) opleiding genoten. Van het oorspronkelijke belang van geleerdheid en hervormingen in het Deobandi-gedachtegoed is in de opvattingen van de Taliban niets meer te bespeuren. Volgens de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid moet de reden daarvoor voornamelijk bij de gebrekkige opleiding en isolement van de Taliban worden gezocht. 'De Taliban zijn slecht opgeleid in de geschiedenis van de islam en van Afghanistan, ze weten weinig van de sharia, de koran en de politie-
9. Rashid. Taliban, p. 138.
(koranstudie Medressen)
in
de
ke en theoretische ontwikkelingen in de moslimwereld van de twintigste eeuw'." Nooit hebben zij enige notie verkregen over de boeken en debatten uit de geschiedenis van het fundamentalisme, evenmin hebben zij contact met radicale islamitische discussies waar ook ter wereld. Deze onkunde en isolement hebben geleid tot een zeer extreme vorm van obscurantisme. Niet alleen de westerse ideeën en ontwikkelingen zijn taboe, ook andere moslimopvattingen worden niet getolereerd. Het traditionele idee van verdraagzaamheid in Afghanistan evenmin. Hierbij moet ook in rekening worden gebracht dat de Talibanleiders afkomstig zijn uit het armste, meest conservatieve en minst geletterde deel van Afghanistan, de zuidelijke provincie Kandahar. Zij hebben nooit het leven in de steden als Herat of Kabul gekend waar mensen van verschillende etniciteit en met verschillende geloofsopvattingen samenleefden, waar vrouwen werkten en studeerden, waar een bloeiend cultureel en intellectueel leven was en waar heel wat westerse invloeden aanwezig waren. Het contrast tussen het zuiden en de ontwikkelde, noordelijke steden wordt ook duidelijk door het feit dat de inwoners van Kandahari vaak onderwerp waren van spot. Smalend en neerbuigend werden ze 'pailouch' genoemd, 'mensen zonder schoenen'.'" De onderontwikkeldheid en armoede waren de kenmerken van de Kandhari's. In het dorp van Talibanleider mullah Omar bijvoorbeeld hadden meisjes nooit onderwijs genoten, simpelweg omdat er voor hen geen school was. Ook liepen de vrouwen er - in tegenstelling tot de andere delen van Afghnanistan - altijd al volledig gesluierd bij. Voor de vluchtelingen die in de Pakistaanse medressen terecht kwamen - een mannenwereld waarin geen vrouwen werden toegelaten - waren vrouwen de personificatie van de verleiding. Van de mullahs die hen onderwezen kregen ze te horen dat vrouwen een
10. 'De mensen^'zonder schoenen' hebben de macht', in: NRC Handelsblad. 25/ 09/2001. (illustratie: burqua)
vrouwen
verleiding waren, een verleiding die hen kon afleidden van Allah, een verleiding die moest worden uitgebannen door de vrouwen uit het zicht en uit het openbare leven te weren. Toen de Talibanleiders bij de machtsovername van Kandahar de vrouwen verboden nog langer naar school te gaan, te gaan werken of domweg op straat te komen, zag de meerderheid van de Taliban-aanhang daar weinig of niets aanstootgevend in.
De razendsnelle opmars van de Taliban Omtrent het begin van de Talibanstrijd tegen de krijgsheren van Kandahar circuleren verscheidene mythen." De meest waarschijnlijke betreft het verhaal dat dorpsgenoten Omar kwamen vertellen hoe een plaatselijke commandant twee meisjes had ontvoerd en herhaaldelijk had verkracht. Omar riep vervolgens een dertigtal Taliban bij elkaar en viel het legerkamp aan. Niet alleen bevrijdden ze daarbij de twee meisjes, ook werd de betreffende commandant opgehangen en maakten ze heel wat wapens buit. Een gelijkaardige bevrijding - ditmaal van een jongen die het twistpunt was geworden tussen twee commandanten - deed zich een aantal maanden later voor. Vooral het feit dat Omar hiervoor geen geld vroeg, deed zijn prestige al snel toenemen. Het maakte van hem een soort Afghaanse Robin Hood die zich inzette voor de arme bevolking tegen de onrechtmatige onderdrukking van roofzuchtige krijgsheren. Bovendien kregen de Taliban hoe langer hoe meer steun van Pakistan. Pakistan, dat gebaat was met een bevriend bestuur in buurland Afghanistan, had tot dan al zijn steun op Hikmetyar toegespitst. Toen het in 1994 duidelijk begon te worden dat diens rol grotendeels was uitgespeeld, ging Pakistan op zoek naar andere potentiële Pashtunvertegenwoordigers en vond deze bij de sowieso al sterk met Pakistan verbonden Taliban.
11. Kalim Bahadur. 'The Taliban takeover in Afghanistan' in: V.D. Chopra (ed.) Afghanistan and Asian stability. 1998, p. 63-70.
Eind 1994 verzamelden de Taliban zich aan de PakistaansAfghaanse grens en dit onbekende legertje van een paar honderd soldaten begon aan een verbazingwekkend offensief. In een paar weken tijd hadden zij Kandahar - de op één na grootste stad in Afghanistan - in handen. In hun overweldigend succes zagen zij de hand van God. Hoewel het van dan af iets moeizamer ging, hadden zij twee jaar later alle belangrijke steden in handen, inclusief de hoofdstad Kabul. In de gebieden die ze veroverden, werd de bevolking ontwapend, legden ze strenge islamitische wetten op, dwongen ze orde af en openden ze de wegen voor het verkeer. De orde en rust die ze in eerste instantie brachten, werd door de bevolking verwelkomd. Op die manier vestigden zij hun macht - zeker in het zuiden. Naarmate de Taliban militair steeds verder doordrongen naar het noorden kregen zij steeds meer aanhang, vooral van medressenstudenten uit de grensprovincie van Pakistan. Verscheidene mullahs sloten hun Koranscholen voor een tijdje en stuurden hun studenten naar Afghanistan om de Taliban te helpen bij een nieuw offensief Zo bestaat de grootste groep binnen de Talibanbeweging uit jonge strijders, soms zelfs niet ouder dan een jaar of veertien.'- De meesten van hen zijn opgegroeid in de vluchtelingenkampen in Pakistan en de koranstudie die ze hebben gevolgd in een van de vele medressen aan de grens is de enige vorm van onderwijs die ze hebben genoten. Wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde en dergelijke staan niet op het programma. Velen van deze jonge Taliban kennen - net als hun leiders - niet eens de geschiedenis van hun eigen land, het verhaal van de islam of de achtergrond van de burgeroorlog waarin Afghanistan is verzonken. Meer nog, zij kennen hun eigen land en tradities niet eens. Het gaat om een generatie die nooit vrede heeft gekend en geen eigen herinneringen meer heeft aan het leven in hun dorpen, hun buren, hun stam en alle bijhorende verhalen en legen-
^9 12. Rashid. Taliban, p. 55-67.
des. Daarbij komt ook dat de meesten van deze jonge krijgers geen enkele praktische opleiding hebben genoten, zij kennen geen 'vak'. Hun onkunde op het gebied van de landbouw, veeteelt of traditionele ambachten maken hen ongeschikt voor de tradiononele Afghaanse maatschappij. In dit alles is oorlog het enige waarin ze zich naar eigen gevoelen verdienstelijk kunnen maken, waarin ze een doel kunnen nastreven. Deze generatie - voortgebracht door de oorlog - brengt op haar beurt oorlog voort. Het enige wat ze kennen is een fundamentalistische vorm van geloof en het naïeve beeld van een ideale moslimwereld, een wereldbeeld zoals dat eeuwen geleden door de profeet Mohammed is uitgetekend, een beeld dat geen rekening houdt met de modernisering of de huidige internationale relaties. Het enige wat ze kunnen is vechten voor dat ideaal. De Taliban bood deze ontwortelden niet alleen een ideaal, maar ook een nieuwe levenswijze en de banden van een groep, een gemeenschap. Niet alleen kregen de Taliban naarmate ze meer terrein wonnen meer steun van jonge moslimfundamentalisten uit de vluchtelingenkampen en de medressen. Ze werden in hun beleid — zowel in wetten als in daden - ook steeds extremer. Bij de verovering van Kabul in september 1996 bijvoorbeeld werd oud-president Najibullah, evenals zijn broer, gemarteld en gedood waarna hun beide lichamen in de stad werden opgehangen met sigarettenpeuken in de handen en bankbiljetten in hun zakken gepropt. De boodschap was duidelijk, ze waren corrupt en losbandig en moesten bijgevolg sterven. Binnen vierentwintig uur hadden de Taliban in Kabul tevens het strengste islamitische systeem ter wereld ingevoerd. Hoewel de vrouwen in Kabul tot dan zo'n kwart van de ambtenaren vormden en bijna het hele lagere onderwijs en de gezondheidszorg verzorgden, legden de Taliban een werkverbod voor vrouwen op.
Alle meisjesscholen werden gesloten en vrouwen werden verplicht van top tot teen gesluierd te zijn. Mannen zonder baard werden gearresteerd, overspeligen gesteningd en bij dieven werden handen en voeten afgehakt. Muziek werd absoluut veboden en nog veel meer van dat alles. Ter controle van de naleving van al deze regels regels waarmee zij heel het dagelijkse leven in de stad ontregelden werd voorzien in een 'departement ter Bevordering van de Deugd en Voorkoming van Ondeugd', in de volksmond ook wel 'religieuze politie' genoemd." De strijd tegen de troepen van Massoud in het noorden verliep veel moeizamer dan de opmars in het zuidelijke deel van het land. De Taliban verloren meer manschappen en werden ook in hun tegenreactie gruwelijker dan ooit. De verovering van de noordelijke stad Mazar in 1998 bijvoorbeeld mondde uit in een wrede massamoord. Als wraak voor de nederlaag die de Taliban een jaar eerder in die stad hadden geleden, kwamen ze voor de bevolking volledig onverwacht de stad binnengereden en schoten vanuit hun pick-ups op alles en iedereen wat bewoog. Toen de bevolking in huis een onderkomen had gevonden, drongen de Taliban de huizen binnen om daar hele gezinnen uit te moorden. Het willekeurige moorden hield twee dagen aan en tegen alle islamitische wetten in mocht niemand gedurende zes dagen de lijken begraven.'^ Het is ondertussen duidelijk dat de Taliban niet langer kunnen worden gezien als de 'bevrijders van het volk' of de 'vertegenwoordigers van de zuivere islam'. Hoewel zij zich in eerste instantie profileerden als 'studenten', als 'zij die naar het goede zoeken' hebben zij in de praktijk de burgeroorlog die het land reeds twintig jaar teistert, verder gezet. Sinds de Taliban het grootste deel van Afghanistan in hun macht hebben, zijn er steeds meer religieuze maatregelen gekomen. Het betreft onder meer het bestraffen van het afvallen van het geloof met
13. Ibidem, p. 68-81. U.lbidem.p. 110-113. (illustratie: troepen van de Noordelijke Alliantie)
de doodstraf, de plicht voor niet-moslims om een merkteken op hun kleding aan te brengen, het verbod op internet, het gebod om pasgeboren kinderen een naam te geven die voorkomt op de door de Taliban opgestelde lijst van moslimnamen.'^ In juli 2000 heeft de religieuze politie, tijdens de pauze van een voetbalwedstrijd in Kandahar, zelfs de voetballers van het Pakistaanse elftal opgepakt en kaalgeschoren omdat zij speelden in korte broek. Ook mannen hebben in Afghanistan de plicht hun armen en benen in het openbaar te bedekken."'
Het probleem van de opiumproductie Ondanks het feit dat Taliban vooropstellen niets toe te laten wat tegen de islamwetten is, worden diezelfde wetten door hen in de strijd om de macht - zoals reeds is gesteld - regelmatig geschonden. Hun houding ten aanzien van de georganiseerde misdaad of de productie van drugs bijvoorbeeld is vaak zeer inconsequent. In ruil voor tolheffingen kreeg de transportmaffia vrije doorgang in het gebied dat werd beheerst door de Taliban. Hoewel de Taliban van het begin af aan hadden gesteld dat drugsgebruik in strijd is met de goede zeden van de islam, beseften ze al gauw dat met de productie van opium voor het buitenland (waar er heroïne van wordt gemaakt) heel wat geld kon worden binnengehaald, geld dat noodzakelijk was voor de voortzetting van hun veroveringstocht. De productie van cannabis daarentegen werd streng verboden. De opiumproductie werd niet alleen gedoogd, ze nam zelfs enorm toe en wel in die mate dat Afghanistan in 1999 ongeveer 75 procent van het hele wereldaanbod in handen had." Deze productiestijging ging bovendien gepaard met een enorme uitbreiding van het smokkelwegennet. Waar vroeger voornamelijk via Pakistan werd gesmokkeld, gebeurde dat de laatste jaren via zowat alle omliggende landen, wat de
^15^. zie onder meer: 'Taliban bestraffen bekering met dood' in: De Standaard. 0 9/01/2001, 'Merkteken voor 16.
16. 'Taliban se tieren"^ voetballers kaal wegens korte broek' in: De Standaard. 18/07/2000. 1 7. 'Afghanistan
Afghaanse Hindoes'in: belieerst w/ereldfiandel Knaak. 30/05/2001 en in heroïne' in: De 'Taliban verbieden Standaard, internet' in: NRC 08/01/2000. Handelsblad. 20/08/2001.
internationale drugsbestrijding sterk bemoeilijkte. In juli 2000 echter besloten de leiders van de Taliban plots de hele opiumproductie te verbieden. De naleving van het verbod werd afgedwongen door middel van hoge boetes en arrestaties van dorpshoofden en geestelijke leiders die de papaverteelt tolereerden. Tegen alle Westerse verwachtingen in bevestigde een team van het drugsbestrijdingprogramma van de VN na een controlereis dat de opiumproductie in Afghanistan bijna volledig was uitgebannen. Het verlangen van de Taliban dat ter compensatie de VN-reslolutie die een wapenembargo tegen Afghanistan oplegde, zou worden opgeheven werd echter niet ingewilgd. Voor de Taliban betekende dit een bevestiging van de juistheid van haar antiwesterse houding. 'Wat we ook ondernemen, het Westen vindt het toch niet goed', redeneerden ze. Hoe mooi het verbod op opiumproductie ook lijkt, voor de Afghaanse bevolking is het een regelrechte ramp. Door de aanhoudende droogte worden hele regio's al enkele jaren met de hongersnood bedreigd. Voor velen waren de inkomsten van de opiumproductie de enige manier om het hoofd boven water te houden. Die inkomsten vallen nu weg en de Taliban doen niets om het leed van de bevolking op te vangen. Niet dat ze daarin anders zijn dan hun voorgangers maar bij de Taliban inaakt het idee dat 'Allah wel voor de goede gelovigen zal zorgen' elke vorm van hulp principieel ondenkbaar. Herhaaldelijk hebben ze al verklaard niet verantwoordelijk te zijn voor de bevolking. Ook buitenlandse voedselhulp wordt door hen slechts mondjesmaat toegestaan. De escalatie van geweld, het wreder worden van het regime en de steeds verdergaande onderdrukking van vrouwen en andersgelovigen hebben de internationale kritiek op het Talibanregime doen toenemen. De Clintonregering die aanvankelijk - omwille van de anti-
18. 'Er komt dit jaar geen opium uit Afglianistan' in: De Standaard. 20/02/2001.
Iraanse gezindheid van de Taliban - enige sympathie had gekoesterd voor het regime en had getracht te onderhandelen over de aanleg van een oliepijpleiding door Afhanistan heen (om zo Iran te kunnen omzeilen) herzag haar mening naarmate publiekelijk meer informatie bekend raakte over hun vrouwenpolitiek. Na de aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998 veranderde de houding van de VS al helemaal. Nadat de Taliban weigerden de Saoudische Osama Bin Laden - die ervan werd verdacht de aanslagen te hebben beraamd - uit te leveren, ging de Amerikaanse regering over tot het bombarderen van Bin Ladens opleidingskampen rondom Khost en Jalalabad in Afghanistan. De VS is wat betreft het bombarderen en vinden van Bin laden dus niet aan zijn proefstuk toe. De bombardementen hebben de geïsoleerdheid van het land nog doen toenemen, de argwaan van de Taliban ten aanzien van internationale hulporganisaties en ten opzichte van de VN vergroot. In de loop van 2001 werd er gedreigd de bakkerijen van het World Food Program - die voor de arme bevolking in Kabul van levensbelang zijn - te sluiten. De recente VS-dreiging om Afghanistan te bombarderen heeft de situatie helemaal onmogelijk gemaakt. Alle buitenlandse hulporganisaties werden gedwongen het land verlaten en miljoenen Afghanen zijn op de vlucht geslagen. Met de winter voor de deur dreigt een enorme humanitaire ramp. Het lijkt alsof de Afghanen het meest gruwelijke hoofdstuk uit de reeds meer dan twintig jaar durende strijd nog voor de boeg hebben.